Iran, bakermat van de beschaving. Tentoonstelling Drents Museum Assen, tot en met 18 november 2018.

 

Poster Drents Museum

De rijke literaire en archeologische geschiedenis van het voor ons relatief onbekende Iran wordt in Assen aanschouwelijk gemaakt met cultuurschatten uit steden met exotische namen. Shiraz, Persepolis, Susa, Bisotun, Babaja en Isfahaan. Bij deze laatste herinner ik mij een gedicht van de middelbare school:

De Tuinman en de Dood.
(…) Vanmorgen ijlt mijn tuinman, wit van schrik,
Mijn woning in: ‘Heer, een ogenblik!

 Ginds in de rooshof, snoeide ik loot na loot,
Toen keek ik achter mij. Daar stond de Dood….
Meester uw paard, en laat mij spoorslags gaan,

Voor de avond nog bereik ik Ispahaan!

Wanneer de edelman de dood vraagt waarom hij zijn tuinman aan het schrikken maakte antwoordt deze, dat hij verrast was door de aanblik van de nog rustig werkende tuinman, die hij ’s avonds moest halen in Isfahaan…

De dichter Pieter Nicolaas van Eyck (1887-1954) vond zijn inspiratie in oude Joodse en Perzische literaire bronnen. Het thema van een voor de dood vluchtend slachtoffer wordt door verschillende islamitische soefi’s beschreven.    Poëzie heeft altijd een belangrijke rol gespeeld in Perzië. De dichter Hafez wordt bijvoorbeeld ruim 600 jaar na dato vereerd als dè dichter des vaderlands. Naar verluidt kan elke Iraniër wel een strofe uit zijn gedichten reciteren. Zelf kon Hafez, die voluit Kwajeh Shams Al-din Muhannad Hafez-e Shiraz heette, reciteren als de beste. Vandaar zijn bijnaam: Hafez betekent letterlijk: hij die de Koran van buiten kent. Maar nu loop ik op de zaken vooruit, want voor de komst van de islam is nog veel te vertellen.

Koran
Verluchte bladzijden uit zestiende eeuwse Koran uit Ardabil in Noord Iran.

De tentoonstelling leert dat Iraniërs -terecht- trots kunnen zijn op hun rijke literaire en culturele verleden. Blow-ups van foto’s van de oude koningsstad Persepolis en de rotswand in Bitoun met replica van het reliëf van koning Darius vormen een indrukwekkend decor. Met boogvensters in kleurrijk glas-in-lood en zitkubussen bekleed met Perzisch tapijt, wordt een sprookjesachtige sfeer van duizend-en-één-nacht gecreëerd. In video’s vertellen in Nederland woonachtige Iraniërs over hun leven en werk.

De tentoonstelling Iran, bakermat van de beschaving begint zo’n 6000 jaar v.Chr. met voorwerpen uit het neolithicum: vuistbijlen, primitieve werktuigen, gebruiksvoorwerpen, ceramische objecten met gestileerde mens- en dierfiguren en zelfs een uit een bot gesneden fluit. Wanneer deze bespeeld werd gingen de voetjes van de vloer, zoals te zien in een kom van ca 4800 v. Chr.

Aardewerken kom
Aardewerken kom uit Chogha Sabz 4800 v.Chr. Nationaal Museum Iran
Aardewerken kom
Aardewerken kom uit Toll-e Gap 4800 – 4600 v.Chr. Nationaal Museum Iran

De evolutie van het menselijk kunnen wordt geïllustreerd met koperen, bronzen, ijzeren, zilveren en gouden objecten.

In een interview zwakt een conservator van het Nationaal Museum van Teheran de prestigieuze subtitel van de Drentse expositie met een lachje wat af… Die bakermat lag in zijn ogen toch iets verderop in het buurland, tussen de Eufraat en de Tigris, maar dat gebied behoorde oudtijds natuurlijk wel tot het Perzische Rijk.

Bronzen schaal Shahdad
Bronzen schaal uit grafveld in Shahdad, 2600 – 2400 v.Chr. Nationaal Museum Iran

Rond 5000 v. Chr. beginnen de vroege bewoners van het huidige Iran zich toe te leggen op landbouw en veeteelt. Het houden van geiten en schapen leidt tot een belangrijke bron van bestaan: de textielnijverheid. Op enkele ceramische kommen verwijzen de kammen naar het kaarden van de wol. Tezelfdertijd worden de mogelijkheden van koper en de legering daarvan met tin, brons en arseen ontdekt. Het laatste procédé resulteert in een mooi groen patina, zoals te zien aan de schaal met kunstig opgerolde slang. Vanaf ca. 1000 v. Chr. werd ook ijzer gewonnen.

Tussen 4000 en 3000 v. Chr. ontstaan in het zuid-westen van Iran de eerste steden, zoals Susa, in Elam, één van de toenmalige grootmachten in het Nabije Oosten. Inscripties op kleitabletten verschaffen informatie over handel in vee, graan, bronzen wapens en werktuigen met Mesopotamië, India en zelfs met China. Op vroege exemplaren worden producten en aantallen met symbolen aangeduid, waar later het zogenoemde spijkerschrift uit voortkomt.

Kleitablet
Kleitablet Tappeh Yahya, 3100-2900 v.Chr, Nationaal Museum Iran
Elamitisch spijkerschrift
Oudste document uit de geschiedenis van Iran Verdrag in oud Elamitisch spijkerschrift 2700 – 2100 v.Chr.

De naam Elam doet ver weg een belletje rinkelen. Helemaal helder heb ik het niet, maar mijn herinnering voert mij terug naar bijbelverhalen op de lagere school. Wanneer ik Elam google lees ik dat Elam de oudste zoon is van Sem, de zoon van Noach (Genesis 10: 22, Ezra 4:9). Zijn afstammelingen, de Elamieten, stichtten de stad Susa. Behalve kleitabletten wordt een reliëf met in kleermakerszit spinnende dame getoond. Een dienaar wuift haar koelte toe en de lunch staat al klaar. Haar nijvere polsen met armbanden als in de vitrines, gesierd.

Dame aan het spinnen
Reliëf, dame aan het spinnen, 700 v.Chr.
Armband van Arajan
Armband van Arjan (Elamitische beschaving), 650 v.Chr. Nationaal Museum Iran

Uit Jiroft in het oostelijk deel van Iran zijn objecten van zeepsteen te zien, zoals een fraai symmetrisch met eenhoorns versierd voorwerp dat oogt als een modieus  damestasje, maar een gewicht blijkt te zijn.

Zeepstenen gewicht
Zeepstenen object met eenhoorns, gebruikt als gewicht, 2600 – 2400 v.Chr. Nationaal Museum Iran

Veel van de getoonde voorwerpen zijn als grafgift meegegeven. De doden in deze streek vonden aanvankelijk een laatste rustplaats onder de vloer van hun huis, maar rond 1000 v.Chr. werden zij buiten het dorp begraven, vergezeld van gebruiksvoorwerpen als de aardewerk schenkkan in de vorm van een dier met gouden oorbel, en een gouden beker versierd met fabelachtige paardjes,   intrigerende modelhoofden en maskers van mannen met baarden en gouden sieraden.

 

 

Schenkkan Marlik
Aardewerken schenkkan, Marlik, 1150 – 850 v.Chr. Nationaal Museum Iran
Gouden beker Marlik
Gouden beker gevonden in Marlik, 1150 – 850 v.Chr. Nationaal Museum Iran

 

 De tentoonstelling informeert de bezoeker over de wisselende machtsverhoudingen in dit gebied. Met het aantreden van koning Cyrus de Grote (559-539 v. Chr.) komt hier een einde aan. Deze vorst, de eerste van de dynastie der Achaemeniden, geldt als de stichter van het grote Perzische Rijk. Cyrus onderwerpt Medië, Parthië, Lydië,  Babylonië, Armenië, Assyrië, Mesopotamië en Bactrië. Met respect voor de grote culturele en religieuze verschillen van zijn onderdanen, weet hij dit immense rijk te consolideren. Niet alleen in Babylonische en Griekse teksten, maar ook in het Oude Testament van de Bijbel wordt zijn lankmoedigheid geprezen. Het bijbelboek Ezra: 1: 7 noemt hem als de door God gezonden redder van het Joodse volk uit Babylonische ballingschap.

In dit uitgebreide rijk werd volop handel gedreven. Met de handelskaravanen reisden behalve materiële zaken ook filosofische en religieuze ideeën mee. Zo kwam koning Cyrus de Grote in aanraking met het Zoroastrisme, de eerste monotheïstische godsdienst. Deze leer werd tussen 1000-600 v. Chr. door de oppergod Ahuramazda geopenbaard aan de herder Zarathustra. Eeuwen later wist Zarathustra Friedrich Nietsche (1885), Richard Strauss (1896) en Deodato (1973) nog te inspireren. Evenals in latere wereldgodsdiensten speelt de strijd tussen goed en kwaad een voorname rol in het Zoroastrisme. De mens kan op het juiste pad blijven door vast te houden aan 3 principes: goede gedachten, goede woorden en goede daden. Leefregels die ook het boeddhisme en een christelijke levenswandel zouden gaan bepalen.

Koning Cyrus adopteert het Zoroastrisme als staatsgodsdienst. Ook onder zijn opvolgers bleef Zarathustra’s leer gehandhaafd tot de islamisering rond het midden van de 7e eeuw alle andere levensovertuigingen wegvaagde. Vandaag de dag zijn alleen in India nog afstammelingen te vinden van destijds gevluchte aanhangers van dit geloof, de naar hun land van herkomst genoemde Parsi’s.

Kaartje Iran
Kaartje Iran e.o., heden

Onder Darius de Grote (522-486 v. Chr.) bereikt het rijk zijn grootste omvang. In die periode beleeft Perzië haar Gouden Eeuw. Behalve de drie hoofdsteden Ecbatana, Susa en Persepolis zijn ook Pasargadae, Sardis en Babylon van belang. Zoals de Romeinen en later de Duitsers, verbond Darius de steden onderling door verharde wegen, waarvan de koninklijke weg tussen Ecbatana en Sardis in Klein Azië een druk bereisd traject op de Zijderoute werd.

Overwinningsreliëf Darius I
Overwinningsreliëf van koning Darius I, ca. 520 v. Chr., Bisotun. Foto: Hans Avontuur

Nabij Bitoun op 70 meter hoogte goed zichtbaar voor iedere passant liet Darius de Grote een indrukwekkend propaganda reliëf aanbrengen, waarvan in de expositie een reproductie te zien is. Bekroond met het wingvormige logo van het Zoroastrisme vertrapt Darius de Grote zijn vijand Gautama. Een reeks geketende vijanden kijkt machteloos toe. Helemaal rechts staat als kabouter puntmuts de koning der Scythen uit Centraal-Azië. Dit reliëf is dè Perzische steen van Rosetta. De inscripties in drie talen zijn van onschatbaar belang voor de ontcijfering van het oud-Perzische- en Babylonische spijkerschrift.                                                          Van de Parthische en latere Sassanidische periode dateren eveneens rotsreliëfs met scènes waarin koningen een rol spelen. In een reliëf in Naqsh-e Rustam, niet ver van Persepolis, overhandigt Ahuramazda de zogenoemde ring der macht aan de eerste vorst der Sassaniden, koning Ardashir I. Onder de hoeven van zijn paard wordt, naar goed oud-Perzisch gebruik, de verslagen laatste koning der Parthen vertrapt.

Gesigten van Persepolis IV
Cornelis de Bruijn, Gesigten van Persepolis IV, 1704-1705

De ruïnes van Darius enorme ontvangsthal in Persepolis vormen de stille getuigen van zijn grandeur. In 1971 liftte de toenmalige Sjah van Perzië middels een kostbaar feest op deze historische locatie, nog even mee op Darius roem. In de volkskrant van 14 juni 2018  leest u hoe de groten der aarde, onder wie de prinsen Philip en Bernhard zich zich hier lieten fêteren. De prins gemaal van koningin Juliana was niet de eerste Nederlander die deze archeologische site bezocht. In 1704 was Cornelis de Bruin hem voorgegaan. In zijn Gesigten van Persepolis legde hij het ook toen al –door Alexander de Grote- geschonden aangezicht van de oude koningsstad vast.

Lydiërs Persepolis
Lydiërs uit West Turkije bieden geschenken aan, reliëf langs de oostelijke trap naar de audiëntiezaal van Persepolis (foto Hans Avontuur)
Rhyton Hamedan
Gouden drinkbeker (rhyton), 559 – 331 v.Chr., Hamedan, Nationaal Museum Iran
Oxus gouden armband
Gouden armband gevonden bij de rivier de Oxus in Tadzjikistan. Gelijkenis met armband op reliëf Persepolis. Nationaal Museum van Iran (Zie hier boven)

Van het tijdvak van de Achaemeniden dateren topstukken van goudsmeedkunst; fraai bewerkte  zilveren en gouden Rhytons en verfijnde gouden sieraden. Tussen de geschenken van de Lydiërs, afgebeeld langs de oostelijke trap van Darius audiëntiezaal worden soortgelijke kommen, kannen en armbanden aangedragen, als welke de bezoeker in de vitrines herkent.

Aan Alexander de Grote, die met de slag bij Gaugamela in 331 v. Chr. een einde maakte aan het imperium der Achaemeniden, worden de Iraanse conservatoren kennelijk niet graag herinnerd. Hij is, op twee korte vermeldingen na, de grote afwezige in de tentoonstelling. En dat terwijl Alexander de Grote nota bene door zijn huwelijk met Stateira (soms abusievelijk Barsine genoemd) de schoonzoon werd van de verslagen koning Darius III, wat historisch gezien toch wel vermeldenswaard is! Een soortgelijke omissie ervoer ik ooit in het Maritime Museum in Portsmouth, waar Michiel de Ruyter, bekend van diens spectaculaire tocht naar Chatham, eveneens schitterde door afwezigheid.

Een van de zaalteksten meldt slechts: ‘Na de dood van Alexander van Macedonië valt zijn grote rijk [dat Perzië had opgeslokt] uiteen’

Uit zijn gelederen komen de Seleuciden voort, die vanuit Seleucis aan de Tigris in Mesopotamië (thans Irak) de scepter zwaaiden. In enkele voorwerpen is de Hellenistische invloed, meegebracht door Alexanders legers nog herkenbaar. Zoals in de vormgeving van een bronzen beeldje van Demeter, de Griekse godin van landbouw en vruchtbaarheid.

Demeter Navahand
Godin Demeter uit Nahavand bij Hamedan 331-250 v.Chr. Nationaal Museum van Iran
Olielampje Masjed-e Solaiman
Bronzen olielampje Masjed-e Solaiman 250 v.Chr. – 224 n.Chr. Nationaal Museum van Iran

 

 

 

 

 

 

 

 

Edelman Shemi
De edelman van Shemi, Partische tijd 227 v.Chr .- 224 n.Chr. Nationaal Museum van Iran

In de kaart gespeeld door een interne strijd bij de Seleuciden komen in 141 v. Chr. de Parthen onder Mithradates in een deel van het Perzische rijk aan de macht. Van deze periode dateren munten, zilveren voorwerpen en een kostelijk olielampje in de vorm van een menselijk gezicht, met een muis als neus. Indrukwekkend is de enorme edelman van Shemi, waarvan in de expositie een replica wordt getoond.

In 224 n. Chr. nemen de Sassaniden de scepter over. Hun 400-jarige regeringsperiode is de geschiedenis in gegaan als de Perzische Renaissance (224-651). De Sassaniden heersten over een rijk dat zich uitstrekte van Transkaukasië en Centraal Azië in het noorden tot de Indus in het Oosten en de Arabische kant van de Perzische golf. In deze periode beleefde Perzië wederom een bloeiperiode. Letterlijk en figuurlijk. Land- en tuinbouw floreerden door een ingenieus ondergronds irrigatiesysteem, de zogenoemde qanats, waarvan de bezoeker in de introductiefilm beelden ziet. In deze tijd nemen handelscontacten via ‘de’ Zijderoute tussen het Middellandse Zeegebied en China toe. Met deze term wordt anders dan vaak wordt gedacht niet één weg, maar een wijdvertakt stelsel van handelswegen aangeduid, zoals te zien was in de tentoonstelling Expeditie Zijderoute in de Amsterdamse Hermitage.

Ook van de Sassanidische periode worden in Assen fraaie gebruiksvoorwerpen getoond, soms met Hellenistische naklank. Gouden sieraden en verguld zilverwerk versierd met druiventrossen en musicerende figuren verwijzend naar de geneugten des levens.

Sassanidisch zilverwerk
Zilveren schaal, Sassanidisch zilverwerk, 224 – 651 n.Chr. Nationaal Museum van Iran

Met de binnenvallende Arabieren komt in 633 aan het Sassanidische rijk eveneens een einde. Gaandeweg ontstaat een artistieke mengstijl met oosterse en westerse motieven. Een kleine 600 jaar later, in 1220 vallen de Mongolen Perzië binnen.  Onder Il-Khan, de kleinzoon van de geweldenaar Djengis Khan, wordt de met turquoise geglazuurde tegels versierde architectuur geïntroduceerd. Behalve kruis- en stervormige motieven, verschijnen in textilia, ceramiek en metaalwerk ook Chinese motieven als draken, lotusbloemen en wolkenbanden. Kannen en schalen van blauwwit porselein, turquoise en kobaltblauwe tegeltableaus en borden van zogenoemd lusterware vormen het kleurrijke sluitstuk van deze boeiende expositie. Elke periode heeft een steentje bijgedragen aan de rijke culturele erfenis van het huidige Iran. Het land waarover Thomas Erdbrink, ‘onze man in Teheran’, op dinsdag 18 september persoonlijk komt vertellen in het Drents Museum.

Link: Drents Museum Assen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Classic Beauties, Hermitage Amsterdam tot en met 13 januari 2019.

Een verwoestende uitbarsting van de Vesuvius in de zomer van het jaar 79 maakte  een einde aan al het leven onder de vulkaan. Pierre Jacques Volaire legde overeenkomend natuurgeweld later -in 1774- op indrukwekkende wijze vast. Wie oog heeft voor detail (niet zichtbaar in de catalogus) ziet de schilder helemaal links aan het werk met achter hem zelfs nog een assistent!

Detail  links onder uit Pierre Jacques Volaire, Uitbarsting van de Vesuvius, ca. 1774 © State Hermitage Museum, St Petersburg
Volaire_Vesuvius
Pierre Jacques Volaire, Uitbarsting van de Vesuvius, ca. 1774 © State Hermitage Museum, St Petersburg

Aanvankelijk probeerden schatgravers en plunderaars nog kostbaarheden uit de bedolven steden op te diepen, maar in de loop der tijd raakten Pompeii en Herculaneum in de vergetelheid. Bij het slaan van een waterput stuitte een boer in 1710 op fragmenten van gekleurd marmer. Het bleken resten van het antieke Herculaneum. Door de speciale consistentie van een zogenoemde pyroclastische asregen die na de eruptie op de stad was neergedaald zijn woningen, huisraad en beelden goed geconserveerd. Gehoor gevend aan een denkbeeldig commando freeze bleven de met hun kostbaarheden wegvluchtende slachtoffers liggen. Ingehaald door de dood; bedolven onder 25 meter gestolde lava. In de vroege 18e eeuw werd Herculaneum met veel moeite gedeeltelijk opgegraven. Evenals in Pompeï, dat toegankelijker was, werden spectaculaire vondsten gedaan. Complete bronzen en marmeren beelden, muurschilderingen, houten meubels, juwelen, keukengerei en prachtige vazen. Zelfs etenswaren waarvan de uiterste houdbaarheidsdatum allang verstreken was, bleken toch goed geconserveerd!  De oudheden, destijds ondergebracht in het Paleis van Koning Karel III in Napels, vormen nu de topstukken van het Nationaal Archeologisch Museum in Napels.

Rond 1800 kreeg ook Napoleon belangstelling voor antieke beschavingen; niet alleen van Egyptenaren, maar ook van Etrusken en Romeinen. Een detail in het schilderij van Hubert Robert toont hoe archeologische roofkunst op een kar wordt geladen met bestemming Parijs.

Hubert Robert_Paleis Bordes Kariatiden
Hubert Robert, Bordes van een paleis met een portiek en kariatiden, 1800 © State Hermitage Museum, St Petersburg

Oudheidkundige vondsten hadden in de 15e en 16e eeuw al eerder voor een antieke rage gezorgd. Beelden van de stervende priester Laocoön, de Apollo van Belvedere en restanten van keizer Nero’s Domus Aurea veroorzaakten een wedergeboorte van de kunst van de oudheid: de renaissance. Dit inspireerde kunstenaars als Rafaël, Michelangelo en dichter bij huis Jan van Scorel en Maarten van Heemskerck. Hun figuren zijn naar ideale klassieke maat vormgegeven in een deels authentieke, deels gefantaseerde antieke setting. Zoals in de vaste collectie van het Frans Hals Museum te zien is en deze zomer ook in de Grote Kerk in Alkmaar.

Heemskerk_Altaarstuk_Alkmaar
Maarten van Heemskerk, Altaarstuk in de grote kerk in Alkmaar, Bruikleen Domkerk Linköping Zweden

Twee eeuwen later gaven de rond 1750 herontdekte steden bij de Vesuvius wederom een impuls aan de belangstelling voor kunst en architectuur van de oudheid. Artistieke voortbrengselen uit deze periode worden als neo-classicistisch bestempeld.

De dichter Johannn Wolfgang von Goethe (1749-1832) bezag de allesverwoestende uitbarsting van de Vesuvius van een positieve kant:

Es ist viel Unheil in der Welt geschehen, aber wenig, das den Nachkommen sò viel Freude gemacht hat’…

 Ik kan niets bedenken dat interessanter is, aldus de dichter tijdens zijn bezoek aan Herculaneum in 1787. De tentoonstelling Classic Beauties laat zien dat Goethe niet de enige was die er zo over dacht.

Tischbein, Goethe in de Romeinse Campagnia,1786-1787, Stadtische Galerie, Frankfurt am Main

Aangestoken door deze antieke rage reisden welgestelde toeristen naar Italië. Kunstenaars lieten zich door de antieke architectuur en beelden inspireren. De resultaten zijn tot en met 13 januari in een betoverende expositie te zien. Als een 18e eeuwse toerist maakt de museumbezoeker een comfortabele Grand Tour langs schilderijen, prenten en op antieke beelden geïnspireerde neo-classicistische sculpturen van Antonio Canova en geestverwanten. Canova zelf is met maar liefst acht sculpturen, waaronder de Drie Gratiën vertegenwoordigd. Een trio dat ook bekend is van een muurschildering in Pompeï en in de oudheid in marmer vereeuwigd werd door de beeldhouwer Praxiteles. Het beeld van Canova’s Drie Gratiën is in verschillende uitvoeringen bekend, maar dit is de enige echte verzekert Cathelijne Broers, directeur van de Hermitage, haar gehoor. Gemaakt voor de Franse keizerin Joséphine. Anders dan antieke afbeeldingen van dit trio, zijn de hoofden van Canova’s gratiën naar elkaar toegewend. De mythologische zusters, Aglaia, Euphrosyne en Thalia stonden voor schoonheid, vreugde en geluk.

Canova is de alpha en omega van de tentoonstelling. De museale reis vangt aan met een special over de beeldhouwer en bereikt met diens monumentale sculpturen in de laatste zaal een apotheose. Een kleine ronddraaiende Amor vormt tegelijkertijd de prelude en het slotakkoord van de expositie.

Herculaneum, vandaag

In de kabinetten wordt de bezoeker aan de hand van schilderijen en prenten geïnformeerd over de uitbarsting van de Vesuvius en de herontdekking van Pompeï en Herculaneum en het ontstaan van het neo-classisisme. Het slechts gedeeltelijk opgegraven antieke Herculaneum spreekt nog altijd tot de verbeelding. Het archeologisch bodemarchief is niet alleen toegedekt met een dikke laag lava. Ook het daarop gebouwde moderne Ercolano (voorheen Resina) ligt in de weg. Een bezoek aan het kleinschalige Herculaneum is een belevenis. Vooral in het voorjaar, wanneer bloesembomen en oleanders de ruïnes van een schilderachtig decor voorzien.

De tour voert langs doeken met Italiaanse impressies, die in de tentoonstelling Romantiek in het Noorden niet zouden hebben misstaan. Voor alle duidelijkheid: de later als neo-classisisme en romantiek bestempelde stromingen bestonden gedeeltelijk naast elkaar. In Claude Joseph Vernet’s Ochtend in Castellamare di Stabia (1747) zijn vissers in de weer. Deze fraaie morgenstemming bevat ook humor. In een leuk detail probeert een visser en meisje te verleiden met een verse vis. Voor amoureuze veroveringen moet je tegenwoordig wel wat anders verzinnen!

Vernet Castellamare
Claud Joseph Vernet, ochtend in Castellammare, 1747, © Hermitage St Petersburg

Met uiterste precisie, waargenomen vanaf een hoog standpunt schilderde Caspar Adriaensz van Wittel in 1686 een Romeins stadslandschap met de Tiber en het Castel Sant’Angelo. De bebrilde uit Amersfoort afkomstige schilder veritalianiseerde zijn naam in Caspare Vanvitelli, waaraan zijn kunstbroeders het adjectief ‘degli Occhiali’ toevoegden. De eeuwige stad inspireerde ook Giovanni Paolo Panini. Zijn kerkinterieurs van de Sint Pieter en de Santa Maria Maggiore zijn perspectivisch zo goed weergegeven, dat je de voorstelling zo zou willen binnenstappen. Let hier en elders op de leuke opmerkingen die kinderen tijdens de speciale rondleiding ‘de open blik’ noteerden.

Panini Santa Maria Maggiore Rome
Giovanni Paolo Panini, Interieur van de Santa Maria Maggiore in Rome, 1754-1755,© Hermitage St. Petersburg

Niet alleen geschilderde documenten, maar ook literaire werken beschrijven de impact van de hervonden kunst van de oudheid. In de vitrines wordt met Johann Wolfgang von Goethe’s, Italienische Reise en werk van zijn vriend Johann Joachim Winckelmann (1717-1768), promotors van het neo-classicisme, letterlijk en figuurlijk een boekje open gedaan. De laatste, auteur van o.a. Geschichte der Kunst des Altherthums (1754) was in Rome werkzaam als zogenoemde cicerone, een welbespraakte gids, genoemd naar de beroemde redenaar Cicero. Winckelmann schreef het nieuwe artistieke ideaal voor: ‘edele eenvoud en stille grootsheid’. De in Rome vanuit alle windstreken neergestreken kunstenaars vervaardigden behalve kunst met een grote ‘K’, ook werkjes die de reizigers als souvenir mee naar huis konden nemen. Afgietsels van beroemde antieke beelden waren eveneens geliefd. De aankoop daarvan is leuk verbeeld in Thomas Rowlandsons, The Sculptor’s workshop, Buying casts, 1802. Als antwoord op ’s mans vraag …’zullen we deze dan maar nemen, lieve’…zegt de gelukzalige gelaatsuitdrukking van zijn echtgenote genoeg.

Rowlandson_Sculptor's workplace
Thomas Rowlandson, The Sculptor’s Workspace, Buying Casts, 1902, Privé collectie

Tot mijn verrassing lees ik dat antieke beelden het land ook toen al niet zomaar mochten verlaten. Het verkrijgen van een exportvergunning was  lastig in Italië, maar een vinding van de architect Paolo Posi bood uitkomst: het kopiëren van beroemde beelden middels gipsafgietsels. Een methode die ook succesvol gebruikt werd voor het kopiëren van de versteende slachtoffers van de vulkaanuitbarsting.

In Londen, Kopenhagen, St. Petersburg en Venetië werden hele galerijen met kopieën van antieke beelden ingericht. In 1755 opende Filippo Farsetti een galerij met afgietsels in zijn palazzo aan het Canal Grande, waar de jonge Antonio Canova de kneepjes van het vak leerde. Overigens -en Rodin later evenmin- nam Canova hamer en beitel zelden ter hand. Na voltooiing van zijn bozzetti en modellini, liet de meester het hakken van het beeld over aan assistenten.

Antieke beeldengallerij St. Petersburg
Grigori Michajlov, De antieke beeldengallerij van de Kunstakademie in St.Petersburg, 1836, Russisch museum, St. Petersburg
Kauffmann_Zelfportret
Angelika Kauffmann, Zelfportret, 1780-1785, Hermitage St.Petersburg

Een apart kabinet is ingericht met werk van de ‘goddelijke’ Angelika Kaufmann (1741-1807). Na een verblijf in Engeland reisde zij naar Rome om oudheidkundige en mythologische verhalen te schilderen. Bij haar kon de toerist terecht voor een portret in een antieke mise-en-scène. Aan de cool vormgegeven figuren in haar historiestukken voegde zij een (over)dosis emotie toe, zoals in Vergilius leest de Aeneis voor aan Augustus en Octavia (1788), die daarbij kennelijk in zwijm valt. Alle figuren zijn in pseudoklassieke outfit en passende gemoedstoestand weergegeven. Haar werken werden door velen, maar niet door iedereen gewaardeerd. Een bezoeker merkte op: …’als je er één gezien hebt, heb je ze allemaal gezien’…!

Kauffmann_Vergilius_Aeneïs
Angelika Kauffmann, Vergilius leest de Aeneïs voor aan Augustus en Octavia, 1788, Hermitage St.Petersburg

De corridor naar de grote zaal geeft met portretten van de latere tsaar Paul I en Maria Fjodorova en-passant een impressie van Russische Italiëgangers, geïllustreerd met Hackerts, Villa van Maecenas en de Watervallen van Tivoli, uit 1783. Ook Louis Royers buste van Anna Pavlovna, de echtgenote van Koning Willem II, staat hier. Omdat Willem beweerde dat hij wegens staatszaken niet mee kon, ging zij met haar kinderen Alexander en Sophie, plus een leger personeel op Grand Tour. In de interessante catalogus bijdrage van Thera Coppens lees je tussen de regels door de werkelijke reden van zijn weigering. In een teruggevonden dagboek maakt Sophie regelmatig melding van de aan waanzin grenzende woede uitbarstingen van haar moeder.

Batoni_Hercules op een tweesprong
Pompeo Batoni, Hercules op een tweesprong tussen de Deugd en de Ondeugd,1765, © State Hermitage Museum, St Petersburg

Onder de noemer ‘Kunst in Huis’ ziet de bezoeker monumentale doeken van de destijds geliefde schilders Pompeo Batoni en Anton Rafaël Mengs, die beide een grote schilderswerkplaats in Rome hadden. Van Pompeio Batoni ziet de bezoeker enkele pompeuze historiestukken met mythologische thema’s, zoals Hercules op de tweesprong, 1765. Een moraliserend werk, waarop de moeilijke keuze tussen een deugzaam en een ondeugende levenswijze wordt verbeeld.

Mengs_Winckelmann
Anton Raphael Mengs, Portret van Johann Joachim Winckelmann, ca.1777, Metropolitan Museum of Art, New York

Ook Anton Raphaël Mengs was bevriend met Winkelmann. Deze raadde kunstenaars aan om ‘hun kwast in verstand te dopen’, maar er tegelijkertijd voor te zorgen dat het werk levendig en bezield werd. Mengs deed meer dan dat; hij voegde een vleugje emotie -om niet te zeggen sentiment- toe. Zoals te zien in zijn Parnassus, (na 1761); een symmetrische compositie, met de god Apollo als in een klassiek reliëf geflankeerd door muzen. De figuren zijn naar klassiek Grieks ideaal gemodelleerd. Hun houdingen en gebaren ontleend aan bekende antieke beelden als de Apollo Belvedere en de Augustus van Primaporta. De prachtig belijnde klassieke neuzen vormen de finishing touch.

 

Mengs_Parnassus
Anton Raphael Mengs, Parnassus, na 1761, Hermitage St. Petersburg

Met dit sleutelstuk begint Mengs neo-classicistische fase. Het neo-classicisme werd hem met de paplepel ingegoten. Vader Ismaël Mengs nam zijn zoon mee naar Italië, waar hij zich in de schilderkunst bekwaamde door werk van Rafaël en Titiaan te kopiëren. Dat deed hij zo succesvol dat ze hem daar de Raphaele Tedesco noemden. Voor de Spaanse Koning Karel II schilderde hij rond 1767 een barokke Annunciatie; qua onderwerp en uitvoering heel anders dan de profane verstilde sfeer van zijn op de oudheid georiënteerde werken.

Mengs_Zelfportret
Anton Raphael Mengs, Zelfportret ca.1775, © Hermitage St.Petersburg

Mengs was niet zomaar iemand; hij schreef ook geleerde tractaten. Zijn Zelfportret (1775) toont hem in die hoedanigheid als pictor philosophus.

Winkelmanns devies van edele eenvoud en stille grootsheid is eveneens vertaald in het zoetgevooisde Oordeel van Paris uit 1750-1760,waarin hij de naakte godinnen met een zijdezacht incarnaat heeft bekleed. Paris wordt voor de keuze gesteld om -met gevaar voor repercussies- uit Hera, Athene en Afrodite de mooiste aan te wijzen.

Een onmogelijke taak, zoals uit het verloop van het verhaal dan ook zal blijken. Alledrie proberen ze Paris met een beloning te verleiden. Lang stond hij besluiteloos, maar Aphrodite wint. Zij belooft hem de liefde van de allermooiste vrouw op aarde: Helena. Een heerlijke beloning, maar er is een complicatie: Helena was getrouwd met koning Menelaos van Troje…. De rest is geschiedenis.

Mengs_Paris
Anton Raphael Mengs, Het oordeel van Paris, 1750-1760, © Hermitage St.Petersburg

Op meerdere plekken is via de audiotour muziek te beluisteren, zoals Monteverdi’s smachtende  Lamento della ninfa in de ruimte met Batoni en Mengs of in de grote beeldenzaal: Un été 42 van Mashup met de harp door Stefan Schmidt/Von Rosenthal verklankt. Hier wacht de bezoeker een neo-classicistische climax. Op de wanden van de grote zaal zijn enorme blow-ups van Giovanni-Battista Piranesi’s vedute aangebracht. In deze als souvenirs voor toeristen gemaakte stadsgezichten sjoemelde Piranesi wat met de onderlinge afstanden, zodat hij zoveel mogelijk Romeinse oudheden in één prent kwijt kon. Deze wandbekleding vormt de perfecte setting voor de acht eigenhandige sculpturen van Antonio Canova en werk van zijn gelijkgestemde collega’s. Conform Winckelmanns devies voegt Canova aan de koele, wat gelikt vormgegegeven figuren een mespuntje emotie toe. Door de subtiele belichting maken deze beelden een adembenemende indruk op de bezoeker.

Canova Paris Helena
Antonio Canova (en atelier), Paris, ca. 1819, De schone Helena, ca. 1819, © Hermitage St.Petersburg

Twee bustebeelden van Paris en Helena uit 1819, de geliefden die door het schenken van de gouden (twist)appel aan Aphrodite bij elkaar werden gebracht. Hij met een zogenoemde Phrygische muts, waar krullen als tortelloni onderuit piepen; zij van een van een welhaast onaardse schoonheid.

Canova Danseres
Antonio Canova, Danseres, 1805–12 © State Hermitage Museum, St Petersburg

Prachtig is Canova’s Danseres met de suggestie van haar naakte lichaam onder een ragdun gebeeldhouwd gewaad. Datzelfde geldt voor Hebe, de Griekse godin van de jeugd, bij wie het gewaad tot haar middel is afgezakt. De rest wappert rond haar benen, waardoor de beweging wordt gesuggereerd, waarmee zij met haar schenkkan langs de hemelbewoners snelt om nectar bij te vullen.

Canova Hebe
Antonio Canova, Hebe, 1800–05 © State Hermitage Museum, St Petersburg
Canova Maria Magdalena
Antonio Canova, De boetvaardige Maria Magdalena, 1808-1809,© Hermitage St.Petersburg

Onder Canova’s talrijke profane werken ontdek ik één religieus onderwerp; een boetvaardige Maria Magdalena. Haar handen in een klassieke gebedshouding, geflankeerd door een schedel als vanitassymbool. Ingetogen, maar net boven haar quasi onschuldig afgezakte gewaad een pikant detail.

Het toppunt van Canova’s sculpturale acrobatiek vormt het dubbelbeeld van Amor en psyche (1800-1803), waarmee Canova het prachtige verhaal uit de metamorfosen van Lucius Apuleius Madaurensis (2e eeuw) in beeld brengt. Aphrodite, godin van de liefde vervloekt de mooie Psyche en zendt haar zoon de liefdesgod Amor, met een speciale pijl op haar af. Hij moet haar verliefd laten worden op een monster. Op weg struikelt Amor, valt in de pijl en wordt zelf verliefd op Psyche. Omdat de tegenwerking van Amors moeder haar teveel wordt springt Psyche van een rots. Hiermee komt een einde aan haar aardse bestaan. In de hemel ziet zij Amor terug, waarmee het verhaal een happy end krijgt!
Moraal van het verhaal: schoonheid is een vloek, maar een zegen voor de museumbezoeker!

Hiermee is de cirkel van deze virtuele rondleiding rond. Aan het eind  staat de bezoeker weer oog in oog met Canova’s Amor die hem bij aanvang van de expositie begroette.

Link: Museum Hermitage, Classic Beauties

Link : Muziek bij de tentoonstelling

 

 

 

 

 

 

 

 

Aan Zee, Alles over de kunstenaars van Domburg, waar het altijd zomer is! Tot en met 18 november in het Gemeentemuseum Den Haag.

 

Mondriaan Duin in Zeeland
Piet Mondriaan, Zomer, duin in Zeeland, 1910, Guggenheim museum New York, bruikleen Gemeentemuseum Den Haag

In de zomertentoonstelling Aan Zee zie ik veel oude bekenden, zoals Mondriaans’ in groen en paarstinten geschilderde Duinlandschap uit 1911. Zijn Zeeuwse repertoire is in deze expositie aangevuld met een doek uit 1910: Zomer, duin in Zeeland dat het Gemeentemuseum in langdurige bruikleen van het New Yorkse Guggenheim Museum heeft ontvangen.

Toorop Zoutelande
Jan Toorop, Zee en duin bij Zoutelande, 1907, Gemeentemuseum Den Haag

Ook Jan Toorops’ Zee en duin bij Zoutelande van 1907 is terug. In 2016  begon ik mijn  review van de tentoonstelling, Jan Toorop, Zang der tijden, met volgende woorden: Een betoverende impressie in de kleur van vruchtenhagel: lucht, zee, strand, duinen en twee kleine meisjes in Zeeuwse klederdracht …
Wat doen zij daar; zijn ze bezig met een opzegger ‘Iene miene mutten’ of gooien ze bikkels in het duinzand en wie zijn ze?  Het zou zomaar kunnen dat Jan Toorop mijn grootmoeder, geboren in 1901, als model voor dit doek gebruikte. Ze werd bijna 100 jaar, maar Toorop schonk haar de eeuwige jeugd… 

Behalve dit in ‘technicolor’ gestippelde doek is soortgelijk werk van Ferdinand Hart Nibbrig te zien. Alsook impressies van het Walcherse landschap door Jacoba van Heemskerck, die evenals haar collega’s aanvankelijk luministische werken maakte, maar gaandeweg een eigen expressionistische stijl ontwikkelde. In de expositie ziet de bezoeker hardwerkende boeren, lieflijke boerinnetjes, betoverende landschappen en zeegezichten gevangen in het het Zeeuwse licht, dat wel degelijk bestaat, ook al denkt Carel Blotkamp daar anders over.

Hart Nibbrig Zoutelande
Ferdinand Hart Nibbrig, Zoutelande ca. 1910-1915, Singer Laren, legaat P.J. Hart Nibbrig 1985

Het begon allemaal in Domburg. Sinds 1898 was Jan Toorop (1858-1928) hier ’s zomers met zijn vrouw en dochtertje Charly te vinden, van wie een jeugdwerkje getoond wordt. Later kwam kwam zij hier nog vaak terug om te schilderen, maar in een heel andere stijl dan haar vader. Vanaf 1924 ontstonden haar  (magisch) realistische doeken met knoestige boeren en struise Zeeuwse boerinnen. De belangstelling die Toorop en zijn schilderende vrienden koesterden voor het zuivere onbedorven leven op het platteland was een wijd verbreide reactie op de industrialisering en verstedelijking van de late 19e eeuw. Zijn geïdealiseerde impressies van dat landleven geeft Toorop aanvankelijk -in de ban van de Seurat en Signac- in een kleurrijke, fijn gestippelde pointillistische stijl weer. Iets later evolueert deze in een minder goed leesbare bredere, zogenoemde divisionistische toets.

Toorop Domburg
Jan Toorop, Zee en duinen te Domburg, 1908, Gemeentemuseun den Haag

In zijn Zee en duinen te Domburg uit 1908, is het even zoeken naar de Zeeuwse boerinnetjes op weg naar het dorp. Zijn zoektocht naar ‘het diepere wezen der werkelijkheid’ brengt Toorop bij het katholieke geloof. Zijn fascinatie voor de standvastige boerenbevolking èn het (op Walcheren spaarzaam overgebleven) katholicisme komen samen in het portret van een Zeeuwse boer, dat hij de titel Godsvertrouwen meegaf uit 1907. Achter het venster staat de uit 1470 daterende gotische kerktoren van Westkapelle. Van deze tevens als vuurtoren functionerende toren zijn talrijke impressies aanwezig in de tentoonstelling. De naam van de man met zijn door de zilte zeelucht gelooide huid is Pier Jilles. Hij werd door Toorop in zijn zondagse goed geportretteerd, compleet met bij de Zeeuwse mannendracht behorende gouden knopen. Leuk ook is het destijds modieuze polka kapsel, dat met papillotten in krul werd gebracht. In het streng religieuze milieu werd voor de bijbelse vermaningen tegen ijdelheden kennelijk een oogje toegeknepen. Dezelfde man herkennen we in Toorops’ Zeeuwse man voor een gotische achtergrond. Nu in een modieus, frivool paars jasje, waarvan ik het realiteitsgehalte betwijfel. De beelden in de sinds de reformatie lege nissen van de toren zijn door Toorop fantasierijk ingevuld. Museum Catharijneconvent bezit verschillende religieuze werken van Toorops hand. Een schets van zijn veelzijdige carrière leest u elders op dit blog.

Aangetrokken door Toorop’s enthousiasme, kwamen ook Mondriaan, Hart Nibbrig en Jacoba van Heemskerck naar Zeeland. Hier vonden zij tussen 1908 en 1915 niet alleen zon, zee en frisse lucht, maar vooral inspiratiebronnen. In ca. zestig werken is te zien hoe zij deze vooral in licht en kleur vertaalden in een stijl die als luminisme wordt aangeduid. Behalve Hart Nibbrig ontwikkelden zij later elk een eigen stijl. Mondriaan vond hier zijn weg naar de abstracte kunst; Van Heemskerk de hare naar een donker getint expressionisme.

Hart Nibbrig Gezicht Zoutelande
Ferdinand Hart Nibbrig, Gezicht op Zoutelande ca. 1910-1912, Rijksmuseum Amsterdam

Ferdinand Hart Nibbrig (1866-1915) verkoos Zeeland boven het schilderachtige Laren, waar hij met zijn kleurrijke luministische stijl tussen de schilders van de Larense  School al een buitenbeentje was. Hij kwam in 1911 voor het eerst in Zeeland en werd meteen verliefd op Walcheren. Zijn in de openlucht gemaakte schetsen werkte hij in zijn atelier uit tot kleurrijke doeken. Op een duin in Zoutelande liet hij een zomerhuis bouwen, Huize Sandvlught, dat sinds zijn vroege dood in 1915 nog altijd te huur is. Vanaf deze hooggelegen locatie maakte hij verschillende impressies van het kustlandschap. Zoals het Gezicht op Zoutelande (1910-15). Ook de bevolking sprak hem aan. In 1914 schilderde hij Zeeuwse meisje (Neeltje) en een portret van een Zeeuwse Boer.

Hart Nibbrig Zeeuws meisje
Ferdinand Hart Nibbrig, Zeeuws meisje, 1914, Gemeentemuseum Den Haag

Al eerder, in 1908, trok Piet Mondriaan (1872-1944) naar Domburg. Hij logeerde bij kunstverzamelaar Marie Tak van Poortvliet en Jacoba van Heemskerck op Loverendale. De villa viel in 1992 ten prooi aan de slopershamer. De toonzaal waar de Domburgse kunstenaars van 1911 tot 1921 hun werk exposeerden was door een storm in 1921 al tegen de vlakte gegaan, maar sinds 1994 zijn de werken van de kunstenaars in Domburg weer te zien. Ondergebracht in het Marie Tak van Poortvliet museum, een charmante replica van dat oude gebouwtje, omgeven door een heerlijke tuin aan de Ooststraat.

Mondriaans ontwikkeling van figuratie naar abstractie wordt in de Haagse tenttoonstelling kernachtig geïllustreerd aan de hand van de appelboom die hij in de tuin van Villa Loverendale schetste. In verschillende stadia ziet de bezoeker de metamorfose van deze ‘gewone’ boom naar een werk waarin de boom in sterk gereduceerde vormen nog slechts gesuggereerd wordt. De Rode boom, weergegeven tegen een blauwe achtergrond; vormt in die reeks een absoluut artistiek hoogtepunt. Vastgelegd toen de avond viel. Eén schakel ontbreekt, licht conservator Laura Stamps toe. Over deze missing link in Mondriaans ontwikkeling leest u meer op mijn blog over de Mondriaantentoonstelling in 2017.

Mondriaan rode boom
Piet Mondriaan, Avond, De rode boom,1908-1910, Gemeentemuseum Den Haag
Mondriaan bloeiende appelboom
Piet Mondriaan, Bloeiende appelboom, 1912, Gemeentemuseum den Haag

 

 

 

 

 

 

In een aan hem gewijde zaal laat Piet Mondriaan -meestal gefotografeerd als een keurig in het pak gestoken strenge heer- zich van een andere kant kennen. Boven de zaaltekst blikt hij als een Indiase goeroe de zaal in. De foto dateert uit de tijd dat hij helemaal in theosofische sferen was. Charly Toorop memoreert ….. hoe ‘die malle Mondriaan in zijn buddhahouding pal midden op het strand zat’  te mediteren.

Mondriaan portret 1908
Piet Mondriaan ca. 1908

Aanvankelijk zijn Mondriaans onderwerpen nog herkenbaar. Gevoed door de Theosofie en Goethe’s ideeën over het zichtbaar maken van de ‘innerlijke’ wereld door middel van kleur en vorm, mondt Mondriaans spirituele zoektocht naar innerlijke beleving uit in een geabstraheerde verbeelding van de werkelijkheid. Die ontwikkeling wordt mooi verbeeld in een drietal impressies van de kerk in Domburg. De eerste een kleurrijke vingeroefening in divisionistische toets; de tweede een impressie in zwart wit; de derde een compositie met verre naklank van de twee eerdere werken.

Mondriaan, Kerk Domburg
Mondriaan, kerk te Domburg 1909, Gemeentemuseum, Den Haag
Mondriaan, Kerkgevel 1
Mondriaan, Kerkgevel 1, Kerk te Domburg 1914, Gemeentemuseum Den Haag
Compositie 1916
Mondriaan, Compositie 1916, Guggenheim museum, New York

 

 

 

 

 

 

 

Aan de tentoongestelde werken van Jacoba Van Heemskerk (1867-1923) zie je niet dat zij in Parijs studeerde bij de historieschilder Eugène Carrière. Van haar leertijd bij Ferdinand Hart Nibbrig evenmin een spoor. Op Walcheren putte zij vooral inspiratie uit de Zeeuwse natuur en de indrukwekkende bomen waarmee Walcheren voor de inundatie bezaaid was. Deze door de zeewind, als variant op de Caribische divi-divi,  kromgegroeide bomen komen in haar werk steeds terug. In het voetspoor van Toorop ging zij in Domburg aanvankelijk de luministische kant op, zoals te zien in Twee Bomen uit 1910. Maar onder invloed van het kubisme worden de vormen steeds  hoekiger en de kleuren gedempter.

 

Jacoba van Heemskerck, kromgegroeide bomen bij kasteel Westhove, 1913, Domburg

Uiteindelijk geeft zij de haar omringende werkelijkheid op expressionistische wijze in een donker palet weer. Haar landschappen dragen geen herkenbare titels. Zij noemt ze Bild en worden aangeduid met een nummer. De inspiratiebron is niet in één oog opslag duidelijk, maar bij nadere beschouwing herken je  de door hoge bomen omgeven contouren van Kasteel Westhove. In deze zomerresidentie van Middeleeuwse abten uit Middelburg zijn tegenwoordig een klein natuurmuseum en jeugdherberg ondergebracht. In 1913 exposeert Van Heemskerck haar werk in de grote Berlijnse Erste Deutsche Herbstsalon, samen met avant-garde kunstenaars als Kandinsky, Marc, Leger, Chagall en vele anderen, waarmee haar keuze voor Duitstalige aanduiding van haar werk verklaard is. Dat Jacoba in Berlijn goed gekeken heeft naar het werk van Wassily Kandinsky wordt niet alleen duidelijk bij het zien van de vormen en kleuren in haar Bild no. 33, Zee met Schepen uit 1915. Onder invloed van Mondriaan had zij ook belangstelling gekregen voor de theosofie. Middels de zeilbootjes verwerkte zij in dit doek een symbolische verwijzing naar de spirituele ontwikkeling van de mens. Ook in de benaming van haar werk is Kandinsky niet ver weg. Een houtsnede uit 1916 duidt zij aan als Compositie XIII. Een expressionistische impressie van de grillig gevormde eikenbomen van de Domburgse Manteling en het schelpenpad achter Villa Loverendale. Ligt daar nu een kind in de voorgrond, vraagt Jacqueline van Paaschen, een van de auteurs van het speciale Aan Zee Magazine zich af? In deze rood-zwarte op de buik liggende dubbelfiguur meen ik  een droombeeld van de vriendinnen Marie en Jacoba te zien.
Prachtig is ook haar Bild no. 25, met een impressie van een Zeeuws duinlandschap. In de witte vormen in de voorgrond, herkent de opmerkzame waarnemer de kappen van Zeeuwse meisjesmutsen.

Heemskerck, Bild. no 25
Jacob van Heemskerck, Bild no. 25, Gemeentemuseum Den Haag

Dat kunstenaars niet alleen in Zeeland door zon, zee en licht werden aangetrokken is te zien in de gelijktijdige expositie De Haagse School op Scheveningen (te zien tot 16 september). Jan Hendrik Weissenbruch, Anton Mauve en de gebroeders Maris lieten zich inspireren door het eenvoudige vissersleven en de opkomende badcultuur. Weergegeven in een boeiende samenspel van lucht, water en licht dat zich ook ‘op’ Scheveningen manifesteert!

In een speciaal zomers Magazine worden beide exposities uitvoerig besproken. Hierin ook aandacht voor de Zeeuwse foto-reportage, die Stefan Vanfleteren op uitnodiging van het Gemeentemuseum maakte. Wonderlijke detailopnames van een gerimpeld water oppervlak, wuivend riet en de bomen van Jacoba van Heemskerck met een lange sluitertijd vastgelegd in diffuus licht.

Gemeentemuseum Den Haag; Aan Zee

http://uitdekunstmarina.nl/de-ontdekking-van-mondriaan

 

 

Shelter; a contemporary intervention. Zomertentoonstelling Museum Catharijneconvent t/m 9 September

Zaalimpressie kloostergang met werk van Danh Vo en Kerry James                                                             
                                                                                                                                               Wie als regelmatige bezoeker de doorgaans verstilde expositiezalen van het Catharijneconvent betreedt kan deze zomer zijn ogen waarschijnlijk niet geloven! In de Catharinazaal en Schatkamer vallen de zogenoemde ‘interventies’ met eigentijdse kunst uit de tentoonstelling
Shelter, a contemporary intervention nog niet direct op. Dat wordt anders in de bovenzalen.
Hanson in het Catharijneconvent
De Refter van Museum Catharijneconvent met op de vloer Derelict Woman (1971) van Duane Hanson (coll. Centraal Museum Utrecht)

In de Refter ontmoet ik een oude bekende. Duane Hansons Derelict woman uit 1973. Wist ze mij in de Drentse expositie the American Dream, ter illustratie van de keerzijde daarvan al te raken, hier in het voormalige gasthuis van de Johannieters, is de confrontatie nog groter. Liggend onder een 16e eeuws beeld van de gekruisigde Christus, die volgens de leer voor de zonden der mensheid is gestorven, vraag je je af of deze zwerfster de liefde van God nog gaat meemaken.

Serie Anti Drone Tenten (2013) van Sarah van Sonsbeek

De zomerexpositie in Museum Catharijneconvent is genoemd naar goudkleurige shelters van Sarah van Sonsbeeck, gemaakt van folie dekens die bootvluchtelingen tegen onderkoeling krijgen aangereikt. Haar Anti Drone Tent beschermt de vluchtende mens eveneens tegen herkenning met infra rood vanuit drones. Door de vorm en het materiaal verwijst de tent tegelijkertijd naar geborgenheid en opvang in hedendaagse vluchtsituaties en de oorspronkelijke functie van het Catharijneconvent. Het 16e eeuwse klooster herbergde een gasthuis voor zieken, armen en daklozen.

De hedendaagse kunstwerken van o.a. Daan van Golden, Danh Vo, Marlene Dumas, Frank Ammerlaan en Damien Hirst onderbreken de verstilde sfeer van het Catharijneconvent, waar de geschiedenis van het christendom in Nederland wordt verteld. Ze vormen een schakel tussen verleden en heden.

Voor deze bijzondere expositie hebben het Centraal Museum en het Catharijneconvent de handen ineen geslagen. Aanleiding vormt het 550 jarig bestaan van het oude kloostergebouw. Met haar geschiedenis alleen al kan een boek worden gevuld. Karmelieten moesten hun in aanbouw zijnde klooster in 1528 op last van keizer Karel de V afstaan aan Johannieters. Leden van deze orde moesten hun  klooster annex gasthuis op het Catharijneveld verlaten om plaats te maken voor de bouw van kasteel Vreedenburgh. In het nieuwe Catharijneconvent richtten de Johannieters wederom een gasthuis in. Na de oprichting van de Utrechtse medische faculteit in 1636, kwam de eerste hoogleraar Willem Stratenus hier al met zijn studenten voor ‘bedside-teaching’, waarmee het fundament werd gelegd voor het Utrechtse Academische ziekenhuis. In later tijd fungeerde het Catharijneconvent o.a. als passantenhuis voor soldaten en vonden Belgische refugiés hier tijdens WO I onderdak. Sinds 1979 tenslotte vinden door ontkerkelijking overbodig geworden christelijke objecten hier een veilig onderkomen. Het Catharijneconvent was en is a real shelter.

De tentoonstelling  is samengesteld door Bart Rutten, directeur van het Centraal Museum. In 1997 zag hij in Chicago een expositie waarin kunst uit verschillende culturen in dialoog was opgesteld. Leidraad vormde de behoefte van de mens ‘om een staat van religieuze extase te bereiken’. De huidige expositie is hierop geïnspireerd en ingericht rond de vraag hoe kunstvoorwerpen functioneren en hoe deze ons bewustzijn aanspreken.

Wat doet kunst met je?

Aan kunst kun je plezier beleven, kunst kan je verrijken en aanzetten tot nadenken. Kunst kan je ontroeren en zelfs in vervoering brengen, maar kunst kan ook irritatie of woede opwekken. In een recente publicatie, Kunst is om te huilen beschrijft Anton Erftemeier deze effecten. In deze expositie kom je alle in dit boek beschreven gemoedstoestanden tegen.

Soms worden we door kunst geraakt zonder precies te begrijpen waarom… Niet het verstand maar het gevoel neemt de leiding. Zelf had ik dat bij een van de 20e eeuwse objecten: een lege doos met titel: The book of 100 Questions van James Lee Byars uit 1969. Bij de uitleg waarvan ik mij enigszins bij de neus genomen voelde. Too many questions, denk ik; dit is in een jaren ’70 populaire term zo would be !

Intuïtie vormde ook voor Rutten de leidraad bij zijn object keuze; resulterend in een expositie die uit twee delen is opgebouwd. Rutten combineerde werken uit de vaste collectie van het Catharijneconvent met modern en eigentijds werk van zijn eigen museum en bruikleengevers.

The Altar, Damien Hirst, Centraal Museum
The Altar (2005), Damien Hirst, Coll. Centraal Museum Utrecht, foto: Mike Bink

Bij verschillende werken bestaat een link tussen kunst en religie. Nu eens is religie ver weg, dan weer ervaart de bezoeker een associatie met het geloof, soms ook is religie duidelijk aanwezig. De bedoeling van het plaatsen van moderne kunstwerken in deze historische omgeving is de aandacht van de beschouwer tot nauwkeuriger kijken te prikkelen.

Damien Hirst’s altaar met een kruis en met pinnen doorstoken (heilig) hart uit 2005, opgesteld nabij twee 17e eeuwse altaarstukken van Abraham Bloemaart, past naadloos in de historische kloosteromgeving.

Hier verbaast de bezoeker zich wellicht over de  combinatie van gebruikelijke en ongebruikelijke objecten. Een kruis, ingelegd met gekleurde stenen, die bij nadere beschouwing pillen blijken te zijn. Een schedel als memento mori en een uitvergrote pijnstiller….Intrigerend, maar wat wil de kunstenaar hiermee zeggen? Verwijst die pil naar Karl Marx overtuiging: …Religion ist das Opium des Volkes? De bezoeker mag het zelf invullen.

Pieter d’Hont, Het Gesprek 1960

In de Utrechtzaal sluit een beeldengroepje toepasselijk aan bij de subtitel van de tentoonstelling: een dialoog tussen twee roomskatholieke geestelijken, vervaardigd door ‘stadsbeeldhouwer’ van de vorige eeuw Pieter d’Hont (1917-1997). Als student gingen wij in de jaren ’80 op excursie naar zijn atelier in bolwerk Manenburg. De groep is een hommage aan de door de beeldhouwer bewonderde paus Johannes XXIII, hier nog weergegeven in zijn hoedanigheid van kardinaal Angelo Roncalli, in gesprek met de toenmalige aartsbisschop van Florence, Elia Dellacosta

Aan het begin van de opstelling biedt Daan van Goldens Kompositie uit 1971 in de Catharinazaal een mogelijkheid tot  associatie met de ruim 400 jaar oude florale motieven in het gebedenboek van Beatrijs van Assendelft, links daarvan opgesteld. En, je zou er zo aan voorbij lopen, even naar rechts hangt nog een werk van Van Golden: Sleeping Buddha. Een collage uit 1975, opgewerkt met pareltjes en bloedkoraal. Qua techniek en onderwerp geheel passend in de ontstaanstijd. In de jaren ’70 keerden velen de traditionele westerse kerken de rug toe. In de zoektocht naar gemoedsrust en antwoorden op levensvragen richtte menige westerling zich op Oosterse religies en meditatietechnieken. Nu zie je overal boeddha beeldjes maar Daan van Golden was een van de eersten die zich, na zijn verblijf in het Verre Oosten, door het boeddhisme liet inspireren. Ook de geschilderde bloemmotieven vinden daar hun oorsprong. Voor zijn Kompositie vormde Japans pakpapier de inspiratiebron. Al associërend kwamen mijn gedachten uit bij de kleurrijke florale motieven in de marmeren Moghul paleizen, zoals de Taj Mahal.

Kompositie, 1971, Daan van Golden, collectie Centaal Museum Utrecht
Taj Mahal, Agra, India bloemmotief

Achterin in de volgende ruimte, de Schatkamer, staat eenzaam tussen de sacrale gewaden, een profaan mini jurkje van sleetse geborduurde Chinese zijde met aan de bovenzijde een modern rafelrandje. Een creatie van couturier Jan Taminiau, wiens werk t/m  28 augustus in het Centraal Museum te zien is. Hij knipte het model, dat hij Passe Partout noemde, in 2008 uit een oud kazuifel van een processiebeeld.

Zuster Majella Hoppenbrouwers met ingelegde schedel op schoot uit The New Dress van Roy Villevoye en Jan Dietvorst

Al eerder was in het Catharijneconvent videokunst te zien, zoals Bill Viola’s The Greeting tijdens de Maria tentoonstelling vorig jaar. Nu wordt The New Dress (2016) getoond, een ontroerende film van Roy Villevoye en Jan Dietvorst over het leven van zuster Majella Hoppenbrouwers, die als jonge vrouw naar Papoea-Nieuw-Guinea vertrok. Op een foto zien we de nu 90 jarige missiezuster, geportretteerd in een remake van de nieuwe luchtige jurk, die zij zich voor haar werk in de tropen liet aanmeten. Op haar schoot omklemt ze een met kraaltjes versierde kop gesneld door mannen onder wie zij in de vijftiger en zestiger jaren het woord van God verkondigde. De film zoomt in op de trofeeën van de trotse koppensnellers. Damien Hirst’s met diamanten bezette (afgietsel van een) schedel For the love of God, uit 2008, zou in deze sectie van de tentoonstelling niet misstaan.

Tegelijk met Shelter wordt de nieuwe opstelling van Rembrandt en de Gouden Eeuw gepresenteerd. Bijbelschilderkunst uit de vaste collectie in samenspraak met eigentijdse deels op de bijbel geïnspireerde kunst. Op de begane grond van de westelijke kloostergang krijgt de bezoeker hiervan vast een voorproefje. Een interessante juxtapositie van het vroeg 17e eeuwse portret van dominee Willem Thielen, wiens molensteenkraag zich spannend verhoudt met Ad Dekkers Op-Art Variatie op cirkels no. III uit de jaren zestig.

Ad Dekkers, Variatie op Cirkels no III, in samenspraak met Molensteenkraag van dominee Willem Thielen.

Ook de combinatie Jewish Girl uit 1986 van Marlene Dumas naast Salomon de Brays Jaël, Debora en Barak uit 1635 in de kloostergang boven nodigt uit tot aandachtig kijken. De oudtestamentische heldin Jaël, eveneens een Joods meisje, kijkt de beschouwer over de eeuwen heen indringend aan. Een op het eerste gezicht wellicht wat raadselachtige voorstelling, maar als je goed kijkt zie je een tentpin met, nauwelijks waarneembaar, enkele druppels bloed. Het corpus delicti, waarmee Jaël de vijandige legeraanvoerder Sisera heeft gedood. Mooi voorbeeld van een zogenoemd historiestuk, het genre dat in de 17e eeuw door kunstcritici het meest gewaardeerd werd. Waarom?

Om de voorstelling te begrijpen is kennis nodig. Historieschilders kozen een dramatisch moment uit een mythologisch, historisch of bijbels verhaal, waarvan de betekenis alleen begrepen kan worden door iemand die het verhaal kent. In dit geval het bijbelboek Richteren, hoofdstuk 4. Voorafgaand aan de confrontatie tussen Israeliëten en Kanaänieten voorspelt de profetes Debora dat de vijandige legeraanvoerder niet zal worden gedood door die van de Israëlieten, Barak, rechts in beeld, maar door een vrouw. De voorstelling bewijst haar gelijk en verraadt tevens invloed van de Italiaanse meester Caravaggio, aan wie het Centraal Museum dit najaar een grote tentoonstelling wijdt. Kenmerkend voor diens navolgers is het inzoomen op halffiguren, waarin vaak het contrast tussen jong en oud wordt benadrukt, belicht in een dramatisch chiaro-scuro. De zogenoemde Utrechtse Caravaggisten zijn eveneens bedreven in het treffend weergeven van stofuitdrukking: het zachte incarnaat van Jaëls borsten, de soepele stof van haar openhangende keursje (waarmee ze haar slachtoffer eerder wist te verleiden) naast de harde structuur van Baraks wapenrusting.

Marlene Dumas, The Jewish Girl, 1986, Collectie Centraal Museum Utrecht
Samuel de Bray, Jael, Deborah en Barak, 1635

Dwalend door de museumzalen zie ik behalve schilderijen ook ‘sculpturen’, zoals 3 zuurstofflessen van Sarah van Sonsbeeck.  Alleen het verhaal achter dit materiaal kan boeien. Eilandbewoners van Tristan da Cunha, die dergelijke flessen als gong gebruikten brachten Van Sonsbeeck op het idee voor deze installatie. De kunstenares nam er een mee en liet er een paar in brons namaken. Door ze vervolgens te laten stemmen, kregen de saaie flessen een bijzondere meerwaarde. Wanneer deze met een hamer worden aangetikt klinkt het volgende akkoord: Es, D, G, waarmee het kunstwerk ineens helemaal binnen de kloostermuren past: de beginklanken van Bachs’ Soli Deo Gloria!

Mooi gemaakt, maar eveneens raadselachtig is het roodkoperen beeld van de Vietnamese kunstenaar Danh Vo, die als bootvluchteling naar Nederland kwam. Waar dit werk mij aan doet denken?

Vo_we the people
Danh Vo, We the People (detail), 2011-2014. The Ekard Collection

Aan de manier waarop de onderdelen van vliegtuigvleugels met klinknagels zijn vastgezet, zoals ik met een zitplaats boven de wing vaak heb gezien. En waar zou je dan naar toe vliegen, vraagt de rondleidster met wie ik meeloop. Nou, bijvoorbeeld New York. Helemaal goed, want hier staat het beeld waarvan deze sculptuur -in replica- een onderdeel is. Van de 250 delen die de kunstenaar tussen 2011 en 2014 kopieerde en wereldwijd verkocht, is dit een fragment. Voor wie het niet direct voor zich ziet: u kijkt hier naar een plooival in het gewaad van het Amerikaanse Vrijheidsbeeld. De titel: We the People verwijst naar de beginregels van de Amerikaanse Grondwet. Ook dit werk, dat immigranten bij aankomst in de VS zien, past goed in het voormalig gasthuis. Voor de kunstenaar, die zelf ooit vluchteling was, staat het beeld tevens voor het begrip vrijheid.

Uit de spullen van Danh Vo’s vader hangt in de grote zaal een in schoonschrift gekopieërde brief. Op zich niets bijzonders, zo’n ingelijst stuk papier, maar wanneer je kennis neemt van de inhoud krijg je kippenvel. Aan de vooravond van zijn executie schreef de Franse missionaris Jean-Theophane Venard (1829-1861) de volgende woorden aan zijn vader: .. ‘Wij zijn allemaal bloemen …. welke God plukt in zijn eigen tijd’ ….

Kunst kan op onverwachte momenten ontroeren.

De brief hangt in de grote tentoonstellingszaal, waar ook de met goudverf beklede zadeldeken van Janis Rafa Cover Blue with Red stripes (2018) te zien is en haar film, waarin een  boom wordt begraven (…).

Copper Ribbon_Carl Andre
Carl Andre, Copper Ribbon, 1969, Museum Kröller Möller, Otterlo

In deze ruimte kreeg Bart Rutten de gelegenheid een persoonlijke creatie toe te voegen. Carl Andre overhandigde hem een koperen strip, die hij in een door hemzelf gekozen vorm mocht neerleggen. Aan deze interessante interactie tussen kunstenaar en tentoonstellingsmaker, leverde een onoplettende bezoeker onbedoeld ook nog een bijdrage, waarna het beschadigde object werd verwijderd.

Ammerlaan Untitled
Frank Ammerlaan, Untitled, 2018, Met dank aan Frank Ammerlaan en Upstream Gallery

Elders in de opstelling hangt een in mijn ogen wat smoezelig patchworkje van Frank Ammerlaan (1979). Het is gemaakt van oude restjes stof. Kunstig in elkaar gezet, dat wel. Maar boeiend?

Pas toen ik verderop nog even omkeek zag ik het. Een prachtige ogenschijnlijk driedimensionale creatie van sterren!  Het deed me denken aan de verrassende scheppingen van Maurits Escher die t/m 27 augustus te zien zijn in het Fries Museum.

Kerry James Marshall Vignette
Kerry James Marshall, Vignette, 2003, Defares Collectie

Van de geëxposeerde schilderijen is Kerry James Marshall’s Vignette uit 2003 mijn absolute favoriet. Tegen een idyllische achtergrond rent een zwart mensenpaar weg. Het contrast tussen de lieflijke achtergrond en de hard rennende figuren maakt, wanneer je de scène even op je laat inwerken, een grote indruk. Adam en Eva, verjaagd uit het paradijs? Als stripfiguren die zich na het uithalen van kattenwaad uit de voeten maken. Zwart. Letterlijk en figuurlijk. De kapsels laten er geen twijfel over bestaan, maar er is nog een bewijs; kijk maar goed naar het hangertje van de man. Door Rutten -in het licht van de eerste in Afrika levende mens- terecht als geloofwaardiger beschreven dan de ons bekende witte Adams en Eva’s uit de westerse kunstgeschiedenis. Ook los van de bijbelse context nog steeds actueel. Kennen we ze niet allemaal: zwarte momenten, waaruit we zo hard mogelijk zouden willen wegrennen?

Hatterman Pieta
Nola Hatterman, Pieta of Kruisafname, 1949, Collectie Centraal Museum

De Nederlandse actrice en kunstenaar Nola Hatterman koos in 1949 met haar Kruisafneming eveneens voor een destijds als controversieel ervaren, iconografie. In plaats van de blauwogige donkerblonde Jezusfiguren, bekend van andere schilderijen en bijvoorbeeld de film Jezus Christ Superstar. De rol van Judas kon in de jaren ’70 zelfs nog kritiekloos worden toebedeeld aan een zwarte man…

Hatterman vond in Suriname inspiratie voor deze kruisafname van een zwarte Jezus. Rutten plaatst haar naast een Kruisiging door Pieter Lastman uit 1625. Een werk dat qua emotie, hoewel ingetogener, niet onderdoet voor de luid lamenterende Maria’s van Hatterman. In het Catharijneconvent zult u tevergeefs zoeken naar beelden van Maria met een gekleurde huid. Het Catharijneconvent bezit de Zwarte Madonna van Frans Franscicus uit 2001 maar deze is momenteel niet te zien.

Het bovenstaande is een impressie van een alleszins indrukwekkende tentoonstelling, waarmee het Catharijneconvent haar wellicht wat brave imago heeft afgelegd!

Museum Catharijneconvent: Shelter

Wayne Thiebaud: een retrospectief, verlengd tot en met 28 oktober in Museum Voorlinden, Wassenaar.

Museum Voorlinden, Wassenaar

Tijdens een tropische dag in de duinen van Wassenaar maakte ik kennis met Wayne Thiebaud, wereldwijd bekend, maar niet in Nederland. Met deze zomertentoonstelling -de laatste van een drieluik over Amerikaanse eigentijdse kunst- brengt Museum Voorlinden hier feestelijk verandering in. In de  Bakery Case worden Thiebaud taartjes geserveerd. Deze outdoor coffee corner is geïnspireerd op een onlangs aangekocht gelijknamig werk van de kunstenaar.

Bakery Case in de tuin van Museum Voorlinden
Wayne Thiebaud, Bakery Case

 

Helaas moest de hoogbejaarde kunstenaar verstek laten gaan, maar directeur Suzanne Swarts en collega Barbara verzorgen een rondleiding langs schilderijen met smaakpapillen prikkelende taartjes en ijsjes, die op een warme dag als vandaag, onder je ogen lijken te smelten! Er hangen impressies van enerzijds ‘ontmenselijkte’, ‘geobjectiseerde’ figuren, zoals Swarts het noemt, en anderzijds bijna bezielde objecten…is dat mogelijk? Ja, bij Wayne Thiebaud kan dat.

De variëteit aan alledaagse onderwerpen is groot: doeken met etenswaren: bananen, meloenen, gebraden haantjes, hotdogs en heel veel taartjes, waarin basisvormen als vierkanten, driehoeken en cirkels veelvuldig figureren. De schilder bewaart kennelijk een goede herinnering aan zijn tijd als bakkersknecht!

Ook zijn er vervreemdende typisch Amerikaanse landschappen, maar heel anders dan bijvoorbeeld de landscapes van Robert Birmelin. Deze waren te zien in een tentoonstelling over Amerikaans realisme in het Drents Museum. Birmelin schilderde deze naar Caspar David Friedrich in het licht van de ondergaande zon in een monochroom palet, terwijl Thiebaud bijna kleur tekort komt in zijn uitbundig aangelichte coloriet. In Assen werd zichtbaar gemaakt dat realisme in de kunst in de na-oorlogse jaren naast het Abstract Expressionism, springlevend bleef. Ook Thiebaud, die het dagelijks leven eveneens tot kunst verheft, was daar te zien. Op het eerste gezicht zou je hem tot de Pop Art rekenen, maar bij nadere beschouwing wordt zijn heel eigen signatuur zichtbaar. Kenmerkend voor zijn schilderijen met banketbakkerswaren zijn de pasteltinten die Thibaud rijkelijk aanbrengt.

Pop Art kunstenaars als Andy Warhol, Richard Estes en Ralph Goings daarentegen werkten met een vlijmscherpe toets, waarbij de glad opgebrachte kleuren duidelijk afgebakend zijn.

Of hij nu smakelijk ogende taartpunten schildert, welhaast likbare ijsjes of figuren als objecten, Thiebaud tovert met kleur!  De kleurrijke verf ligt er laag voor laag dik en bijna sculpturaal bovenop. Zelfs het zwart in het paar Churchill schoenen van Joop Caldenborgh, dat Thiebaud speciaal voor de oprichter van museum schilderde, is opgebouwd uit bijna alle kleuren van de regenboog! Met een knipoog naar dit bijzondere kleurgebruik verkoopt de museumshop een likbaar palet in de vorm van grote regenboog lollies, die je ook in Thiebauds Candy Counter terugziet.

De kleuren die wij in het dagelijks leven om ons heen zien zijn, al is dat niet direct waarneembaar, afhankelijk van de belichting door zon- of kunstlicht opgebouwd uit veel verschillende kleuren, aldus Thiebaud. Ook schaduw speelt daarbij een rol. Zelfs ogenschijnlijk donkere schaduwpartijen bevatten kleur. Geraffineerd is de manier waarop Thiebaud bijvoorbeeld in de voorzijde van de Bakery Case diepte suggereert door met een enkele koningsblauwe lijn schaduw te creëren bovenaan het witte schot van de toonbank.
Over het fenomeen schaduw heeft Thiebaud veel nagedacht. … ‘In the shadow everything happens’’Als je in het zonlicht staat en naar een schaduw kijkt, vallen je naarmate je langer staart, steeds meer verschillen op. Men begint de kleurcompositie waar te nemen, dat de randen een andere kleur hebben dan het binnenste deel: dat je de randen van de randen kunt zien.’…                                                   

Zo speelt schaduw in veel van Thiebauds werk een rol. Zijn  bespiegelingen nodigen uit tot goed kijken, en maken de toepassing van slow art, in deze tentoonstelling tot een ware belevenis!

Wayne Thiebaud, Two seated figurs
Wayne Thiebaud, Green dress

Deze bijzondere werking van kleur- en licht-schaduw zie je ook in de Green dress (1996) met beeltenis van een roerloos weergegeven meisje, waarin de schilder met veeg groen op de wang, in de zoom van de jurk en langs de stoelpoten schaduw suggereert. Dezelfde werkwijze is zichtbaar in het beklemmende portret van een man en een vrouw, Two Seated Figures uit 1965, die ook al zitten ze dicht naast elkaar, overduidelijk mijlenver van elkaar verwijderd zijn.

Naar eigen zeggen wordt de 97-jarige nog dagelijks werkende kunstenaar geïnspireerd door oude en moderne meesters als Rembrandt, Vermeer, Velazquez, Cézanne, Willem de Kooning en Edward Hopper. Verwantschap met deze laatste is duidelijk in hun beider vervreemdende, geïsoleerd weergegeven figuren. Solitair, met z’n tweeën of in een groepsportret, zoals Five Seated Figures uit de 60-tiger jaren, dat bij mij associaties oproept met de acteurs van de destijds populaire soap Peyton Place.

Mooi en echt jaren ‘60 is het portret van  Betty and Book (1965-69) uit het Crocker Art Museum. In het voor haar openliggende boek meen ik het portret van één van Thiebauds inspiratiebronnen te herkennen: Cézanne.

Wayne Thiebaud, Girl with Icecream Cone, 1963. Smithsonian Institute, Washington.
Wayne Thiebaud, Betty and Book, 1965-1968

Indrukwekkend zijn de statische in badkleding geportretteerde figuren uit het ‘Beach Boys’ tijdperk. De band opereerde evenals de schilder in California. Thibauds figuren staren uitdrukkingsloos voor zich uit. Een enkele keer meen ik een licht erotische implicatie te bespeuren, zoals in het frontaal, wijdbeens neergezette meisje, dat gretig aan een ijsje likt.

Anders dan bij Hopper staan Thiebauds figuren afgetekend tegen een wit vlak, zonder achtergrond, waardoor deze alle aandacht krijgen.

 

Wayne Thiebaud, reservoir, 1999

Nog even terug naar de Amerikaanse landschappen. Afgezien van de uitgestrektheid zijn de verschillen met Robert Birmelin groot. Deze beperken zich niet tot het kleurgebruik, maar betreffen ook het bij Birmelin (fotografische) realiteitsgehalte. Thiebauds landschappen lijken droombeelden, waarin hij compositorisch stunt met deels abstraherende landschappelijke elementen, waterpartijen en vreemde perspectivische vertekeningen. Thiebaud liet zich hierin inspireren door Piet Mondriaan en Willem de Kooning; de laatste kende hij persoonlijk. De verificatie van deze bewering beveel ik graag aan voor zelfstudie!

Wayne Thibaud, Towards 280, 2000. Wayne Thibaud Foundation
Robert Birmelin, Landscape: Homage to C.D.Friedrich, 1979, William Louis Dreyfus Foundation, Mt. Kisco NY

 

 

Wanneer Amerika in de ban is van het Abstract Expressionisme kiest Wayne Thiebaud -op eigen kracht, hij is autodidact- voor figuratie. Aanvankelijk is hij werkzaam als reclame tekenaar en cartoonist; steeds  op zoek naar een perfect uitgebalanceerde weergave. De naklank hiervan is nog zichtbaar aan de manier waarop hij een outline neerzet, die hij met complementaire kleuren invult. Een contour als een welhaast iriserend lijntje vormt de finishing touch aan de afgebeelde taartjes,  waarmee de laatste zaal als toegift van deze tentoonstelling gevuld is.

Thiebaud, Bridal cake
Thiebaud, Ice cream cones

 

 

 

 

 

Onbekend in Europa, maar beroemd en gewaardeerd in de VS. Als universitair docent aan de University of California gaf Thiebaud jarenlang zijn artistieke visie door aan jongere generaties. In 1994 werd hij gelauwerd met de hoogste onderscheiding op kunstzinnig gebied: de National Medal of Arts.

Een interessante en leuke tentoonstelling in een mooi museum, prachtig gelegen  in de duinen bij Wassenaar. Een bezoek waard!

Link: Museum Voorlinden, Wayne Thiebaud

 

 

 

 

Avant-garde in Groningen. 100 jaar de Ploeg. Tot en met 4 november in het Groninger Museum.

Een Schilderkunstige impressie.

Altink Ploeger
Jan Altink, Ploeger bij Zuidwolde (achterzijde), ca.1925, Particuliere collectie
Altink Egger
Altink, De Egger ca.1925, (voorzijde), particuliere collectie,

In 1918 ging de gevestigde artistieke orde in Groningen op de schop. Pas afgestudeerde studenten van Tekenacademie Minerva richtten 5 juni 1918 een kunstkring op met een toepasselijke naam: De Ploeg. Modern georiënteerde kunstenaars waren welkom. Het was een protest tegen een tentoonstelling georganiseerd door het Kunstlievend Genootschap Pictura, waarvoor alleen Jan Altink was uitgenodigd. De stijl van Altinks inzending, Schuitendiep, die het midden houdt tussen expressionisme en Sisley-achtig impressionisme, wijst al vooruit naar de veranderingen die gaan komen.

Altink Schuitendiep
Jan Altink, Schuitendiep, 1915-1918, particuliere collectie

De nieuwlichters zetten hun credo: …’Wij zijn kinderen van onze tijd en willen daar op alle terreinen van de kunst uiting aan geven’… in 1919 metterdaad om in een eerste expositie, die 1500 bezoekers trok. Zij richten een gezamenlijke werkplaats in boven de drukkerij van H.N. Werkman, de Rode Hel, waar zij etsten en naar naakt model werkten.

Tot en met 4 november is werk te zien van o.a. Jan Wiegers, Jan Altink, Johan Dijkstra, Henk Melgers en Alida Pot in de tentoonstelling Avant-garde in Groningen. De Ploeg 1918-1928.

In de introductiezaal ziet de bezoeker geen schilderijen, maar een solitair opgestelde piano. Met geluid- en filmbeelden wordt de sfeer van de Groninger roaring twenties opgeroepen. De Ploeg beperkte zich niet tot de schilder- en beeldhouwkunst. Ook architecten en dichters haakten aan, en een componist: Daniël Ruyneman. De hedendaagse componist Jan Meiborg tekende voor het arrangement dat hier weerklinkt terwijl de bezoekers een impressie van Ruynemans Le boeuf sur le toit zien en projecties van unieke glasbeelden van Johan Dijkstra.

In de trapzaal van het museum ziet de bezoeker waar de jonge garde tegenaan schopte. Van plint tot plafond hangt werk van onder anderen Otto Eerelman, Jan Veth, Gerrit van Houten, Bernardus Bueninck en de schilderende zussen Barbara en Alida van Houten. Daartussen springt werk van de ‘Groningers’ Hendrik Willem Mesdag en Jozef Israëls in het oog: met zeegezichten en het overbekende Naar moeders graf.

Trapzaal Groningen
Trapzaal Groninger Museum, overzicht 2018

Hierna stapt de bezoeker de kleurrijke wereld van de Ploeg binnen. Werkten veel kunstenaars vòòr 1918 nog in een gedempt, op 17e eeuwse meesters geïnspireerd palet, meteen in de eerste zaal met portretten spatten de kleuren van het doek. Nà 1918 kwam de inspiratie uit een heel andere hoek. Kurend in Davos, sloot Wiegers vriendschap met Ernst Ludwig Kirchner, wiens expressionistische stijl hij in Groningen introduceerde. In de tentoonstelling wordt een tweede, minder bekende inspiratiebron belicht: Vincent van Gogh. Conservator Mariëtta Jansen presenteert de eerste bevindingen van haar onderzoek naar de relatie tussen Van Gogh en de Ploeg. De vraag rijst hoe die noorderlingen in contact kwamen met zijn Franse oeuvre. In 1896 vond in Groningen al een tentoonstelling plaats met werk van Van Gogh. F.H. Bach, docent aan Tekenacademie Minerva, spoorde zijn studenten aan om in het voetspoor van Van Gogh naar buiten te gaan. Ter illustratie staat midden in de zaal met kleurrijke Groninger landschappen, de veldezel van Jan Altink met Het Witte paard uit 1925.

Altink Het witte paard
Zaalimpressie met veldezel van Jan Altink en daarop Het witte paard, 1925, Collectie stichting de Ploeg, bruikleen Groninger Museum

Van Gogh is met 3 tekeningen en twee schilderijen vertegenwoordigd. Ook zonder deze geheugensteuntjes is duidelijk dat Van Gogh als inspiratiebron diende voor de verschillende doeken met zonnebloemen, landlieden en kerkjes door Johan Dijkstra, Jan Altink en Werkman.

Van Gogh Les bêcheurs
Vincent van Gogh, Les bêcheurs,
1889, Stedelijk Museum Amsterdam.
Dijkstra zichters
Johan Dijkstra, Rustende zichters,
1924, Collectie Stichting De
Ploeg, verworven met steun van
Gasunie, bruikleen Groninger
Museum.

 Wanneer Jan Wiegers zijn op Kirchner geïnspireerde werk in de eerste expositie van de Ploeg toont, slaat dat in als een bom!  Zoveel energie en expressie neergezet in onnatuurlijke kleuren was in het Groningse niet eerder vertoond! Andere Ploegleden kijken bij hem de kunst af! Wanneer Kirchner verneemt dat een recensent Wiegers als zijn leerling bestempelt, corrigeert hij hem: …’Wiegers is niet mijn leerling, maar mijn vriend’…

Dat Wiegers c.s. wel degelijk schatplichtig waren aan Kirchner wordt duidelijk bij een rondgang door de thematisch ingerichte expositie. Er zijn portretten, stadsgezichten, landschappen met voor de ploeg typisch hoge horizon en een reeks dubbelzijdig beschilderde doeken. Voordat deze te zien zijn doorloopt de bezoeker een zaal met werk waarin enkele ploegleden een beetje stoeien met het constructivisme. Onder de noemer ‘blokjesfantasie’ wordt werk getoond van Jan van der Zee, Wobbe Alkema en Werkmans ontwerpen voor de aan de Ploeg gelieerde publicatie The Next Call, 6 uit 1924.

Onder het motto een ets als een bom wordt grafiek van Jan Altink getoond, die, als we het mogen geloven nooit zonder een koperplaat de deur uitging. Ook andere Ploegleden leverden grafisch werk o.a. voor de tentoonstellingscatalogi van de Ploeg en  voor het Blad voor de Kunst. In de catalogus wordt een interessante link gelegd met contemporaine ideeën op het gebied van beeldhouwkunst, architectuur en het tijdschrift De Stijl.

Leuk zijn de in het oog springende overeenkomsten tussen houtsnedes en etsen van Wiegers, Kirchner en anderen. Men vergelijke Schaakspelers in Café, (1920) en de  schaakles uitgebeeld in Chez Dicque uit 1935 met de inspiratiebron: Kirchners, Twee mannen van 10 jaar eerder. Altink, Dijkstra, Werkman en Melgers kiezen vooral landelijke scènes met werkpaarden. Liefhebbers van het grafische werk van de Ploeg kunnen ook terecht in het Grafisch Museum Groningen (GRID), waar de expositie Capriolen in Grafiek tot en met 4 november te zien is.

Dijkstra Chez Dicque
Johan Dijkstra, Chez Dicque, ca.
1931, Particuliere collectie
Wiegers schaakspelers
Jan Wiegers, Schaakspelers in café, 1920, Groninger Museum

 

 

 

 

 

 

Als welkome aanvulling op hun karige inkomen ontwierpen leden van de Ploeg ook affiches voor eigen lezingen, tentoonstellingen en voor derden. Zoals een plakkaat voor een zeilwedstrijd, en reclame waarop rookwaren van het merk Multatuli, compleet met portret van Eduard Douwes Dekker, wordt aangeprezen.

Dijkstra Multatuli
Johan Dijkstra, Affiche ‘Rookt het
seriemerk Multatuli’, 1920, Stichting
Johan Dijkstra, Groningen
Dijkstra affiche naakt
Johan Dijkstra, Affiche ‘Naakt, Expositie De Ploeg 1923, Stichting Johan Dijkstra, Groningen.
Advertentie Naaktmodellen
Advertentie in het Groninger
Dagblad van 8 januari 1925. Groninger
Archieven (1740-2266).

 

 

 

 

 

 

 

Voor een expositie met naakt schilderijen werd in 1923 een in rood uitgevoerde affiche ontworpen. Een krantenknipsel in de catalogus leert hoe de schilders aan hun modellen kwamen.

Tegen een rode achterwand, verwijzend naar de Rode Hel, zijn een aantal van de destijds geëxposeerde werken te zien, waaronder Jan Wiegers in onnatuurlijke kleuren geportretteerd Zittend naakt.

Wiegers zittend naakt
Jan Wiegers, Zittend naakt, 1925. Groninger Museum

De naaktsessies verliepen ‘onberispelijk’, vertelt een ooggetuige. Een boerendeerne van ‘t Hogeland ging voor de schilders van de Ploeg uit de kleren. Ze was niet alleen gekomen, maar had haar ‘galant’, een marechaussee meegebracht. Op haar bevel: …’kleed je daar maar uit’… legde ook hij zijn uniform af, wat aanleiding gaf tot de nodige hilariteit. Een ets van Johan Dijkstra toont hun ontblote lijven. Bijzonder voor die tijd is Henk Melgers doek met Twee naakten, uit 1926, waarvoor een witte vrouw en zwarte man model stonden. In Johan Dijkstra’s Negerportret uit 1926 herkennen we hetzelfde model.

Dijkstra naakt paar
Johan Dijkstra, Naakt paar (Jantje Bolt en haar ‘galant’), ca. 1926, Stichting Johan Dijkstra, Groningen.
Johan Dijkstra’s Negerportret, 1926, Groninger Museum
Melgers twee naakten zwart wit
Henk Melgers, Twee naakten 1926, Particuliere collectie

 

 

 

 

 

 

 

Toen het werk van de Ploeg in de voorjaarstentoonstelling van het Stedelijk in Amsterdam werd getoond hoopte kunstcriticus Cees de Dood dat de Groninger kunstenaars invloed zouden krijgen op de Hollandse schilderkunst… ‘t zal zeer bijdragen tot het vergrooten van den rijkdom van uitdrukkingsmiddelen’ ….

Altink fietsers Boterdiep
Jan Altink, Fietsers langs het Boterdiep, 1925, Groninger Museum,

Onder de noemer oerprovincialisme wordt een aantal Groninger landschappen getoond. Kenmerkend zijn werken van staand formaat en niet zelden een oplopende weg naar een hoge horizon, zoals in Altinks Fietsers lang het Boterdiep.

 

 

 

 Verschillende doeken zijn -typisch voor de Ploeg- dubbelzijdig beschilderd. Niet zozeer als artistieke keuze, maar ingegeven door geldnood. Zo gebruikte Jan Wiegers de keerzijde van het in expressionistische trant geschilderd Meisje met pop als drager voor een traditionele beeltenis van zijn moeder.

Wiegers meisje met pop
Jan Wiegers, Meisje met
pop, ca. 1925, Groninger Museum
Menke Wiegers Bolt
Jan Wiegers, Portret van Menke Wiegers-Bolt, 1932, Groninger Museum.

 

 

 

Het kunstje van dubbelzijdig beschilderde doeken had Wiegers ook afgekeken van Kirchner. In 1919 meldde deze dat hij moest bezuinigen op zijn materialen, maar… …’godzijdank heeft het doek twee kanten’…

Behalve het geluk dat latere eigenaren twee-voor-de-prijs-van-een kregen, verschaft de achterzijde ook een inkijkje in de herkomst- en receptiegeschiedenis van het werk. Ook wisselde de oorspronkelijke goede en keerzijde nog weleens van positie, zoals Wiegers Meisje met Pop. Hier ligt aldus Marietta Jansen ook nog werk te wachten.

Nu en dan beschilderde ook Johan Dijkstra zijn doeken aan twee kanten. Een groter contrast tussen de verso en recto zijde is nauwelijks denkbaar, met enerzijds een  mondaine straatscène, Le soleil est dans la rue (1926) en anderzijds een impressie van het Erf van Blauwborgje.  Deze bij Ploegleden geliefde locatie inspireerde Alida Pot in de vroege jaren ’20 zelfs tot een hele reeks in grove, pasteuze toets opgezette werkjes.

Pott Blauwborgje
Alida Pott, Blauwborgje, slagschaduw, ca. 1920, Collectie Stichting De Ploeg, legaat Thijs Martens en Annemarie Martens-
Bonnema, bruikleen Groninger Museum
Dijkstra le soleil
Johan Dijkstra, Le soleil est dans la rue, 1926, Stichting Johan Dijkstra, Groningen.

 

 

 

 

Behalve in de Groninger ommelanden vonden leden van de Ploeg inspiratie in het stadsleven. Behalve het Blauwborgje was Café Dik een belangrijk trefpunt. De ploegleden doopten het café, als mannen van de wereld, om tot Chez Dicque. Beide locaties figureren veelvuldig in de getoonde  schilderijen.

George Martens schakelde moeiteloos tussen boerenthema’s en mondaine stadsscènes: …’wat een contrast anders, ’s morgens die boeren… ’s avonds dat gedoe in zoo’n speelzaal ‘…Van zijn hand is het doek People in the Street, met onmiskenbaar ook invloed van Kirchner.

Wiegers Music Hall
Jan Wiegers, Music Hall, 1921-1959, Groninger Museum, verworven met steun van de BankGiro Loterij

Wiegers brengt het stadsleven eveneens kleur- en contrastrijk in beeld in Music Hall; waarin de gezichten schetsmatig met donkere contouren zijn aangezet. Het werk fungeert tevens als campagnebeeld.

 

 

 

 

 

Melgers Ploeger
Henk Melgers, Ploeger op het land, 1927, Groninger Museum, bruikleen Gemeente Groningen.

Bij Henk Melgers zien we hetzelfde contrast tussen stads- en plattelandsthema’s. De bekendste naklank daarvan is -waarschijnlijk zonder dat de bewoners het beseffen- de gevelversiering met [op Melgers geïnspireerde] ploegende boer die je bij fietstochtjes op het platteland vaak tegenkomt.

 

Altink na het bezoek
Jan Altink, Na het bezoek, 1925, Groninger Museum.

In 1926 becommentarieert een kunstcriticus van de Telegraaf het werk van de Ploeg  dat hij in 1926 in een Amsterdamse Galerie ziet: Jannes de Vries beschikt over een beschaafd palet van kleuren, maar het kleurgebruik van de andere Ploegdeelnemers oordeelt hij …’soms van een verschrikking, welke barbaarsch aandoet’… Over Altink is hij niet erg te spreken, maar …‘Toch is Jan Altinks landweg met vrouwen zeker niet zonder verdienste’….

 

 

Onder de noemer expressionisme uit het hooggebergte wordt de link met Kirchner zichtbaar. Tijdens een tweede verblijf in Davos schilderden Kirchner en Wiegers elkaars zelfportret. In Groningen zijn ze weer even samen: Ernst Ludwig Kirchners Portret van een Holländischer Maler im Atelier -Jan Wiegers-,  en het tegenbeeld, Jan Wiegers Portret van Kirchner. Nota bene de vergelijkbare compositie tegen een rode achtergrond, een soortgelijk kleurengamma en lijnvoering en de – letterlijk en figuurlijk- vrijwel identieke hand van schilderen. Beide hadden, getuige de onafscheidelijke pijp, bovendien tabak aan hun longkwalen!  Destijds heel gewoon; mijn grootvader was zwaar astma patiënt, maar een sigaartje op zijn tijd… In een jaar later door Dijkstra met dezelfde ingrediënten geschilderd portret van Jan Wiegers, ontbreekt de pijp evenmin!

Kirchner Wiegers
Ernst Ludwig Kirchner, Holländischer
Maler im atelier – Jan Wiegers – 1925, . Kirchner Museum, Davos.
Wiegers Kirchner
Portret van Kirchner in atelier, 1925, Groninger Museum, verworven met steun van de Vereniging Rembrandt en de Stichting De Groot-Brugmans.

 

 

 

 

 

Tijdens zijn eerste verblijf in Davos had het toeval Wiegers en Kirchner bij elkaar gebracht. Voldoende hersteld om het kuuroord te verlaten, betrok Wiegers een boerenhuisje met de idyllische naam ‘das Lärchenhüsli’. , gelegen naast een groot huis “In den Lärchen’. De buurman bleek Ernst Ludwig Kirchner. Ook al benadrukte Kirchner later de vriendschappelijke relatie, Wiegers leerde wel degelijk van Kirchner. Niet alleen qua themathiek, compositie en uitwerking, maar ook in het gebruik van materialen olieverf gemengd met benzine en bijenwas. En grafisch werk dat ontstond door inkrassen met spijkers en naalden. In deze tentoonstelling is te zien dat hij deze nouveautés niet voor zichzelf hield.

 

Dat Kirchner, aan wie een aparte zaal gewijd is, in Wiegers landschappen niet ver weg is verbaast niet, maar in Wiegers Groninger landschap met kanaal herken ik nog een inspiratiebron: de vroege Kandinsky, met Sneeuwlandschap in Murnau uit 1909. De catalogus leert dat ik dit goed gezien heb. In 1913 werd in Groningen door Pictura een tentoonstelling georganiseerd met werk van Kandinsky. Het Groningse publiek had niet veel op met de artistieke nieuwlichterij. Een criticus van het Nieuwsblad van het Noorden probeert daar in 1913 verandering in te brengen; …’laat u zich niet teveel afschrikken door den eersten indruk’….

Wiegers Groninger Landschap
Jan Wiegers, Groninger landschap met kanaal, 1923, Groninger Museum, aangekocht met steun van de Vereniging Rembrandt en de Stichting J.B.Scholtenfonds.
Kandinsky sneeuwlandschap
Wasily Kandinsky, sneeuwlandschap bij Murnau, Hermitage, St.Petersburg

 

 

 

 

 

Onder de noemer Moderne Ideeën, tenslotte zijn een aantal Ploegcreaties van iets later datum te bewonderen. Diverse impressies van het genoemde Blauwborgje door Alida Pot. Altink geeft dit plekje in een welhaast abstract-impressionistische stijl  weer. Deze uitspanning even buiten de stad betekende heilige grond voor de leden van de Ploeg. Tijdens de oprichtingsvergadering werd Blauwborgje als naam voor de kunstkring geopperd en enkele jaren nadat de boerderij in vlammen was opgegaan, werd de as van Alida Pott hier verstrooid.

Altink Blauwborgje
Jan Altink, Blauwborgje, 1926, Particuliere collectie
Job Hansen, Dijk, hek, huis
Job Hansen, Dijk, hek, huis (Dijkschut),
1929, Collectie Stichting De Ploeg, verworven met steunvan Theo W. Niemeijer, bruikleen Groninger Museum

Op Altink geïnspireerd schetste Job Hansen in 1929 een zogenoemde benzinerel met een impressie van een dijk. Daarbij liet hij vloeibare was, olieverf en benzine over de triplex plaat lopen.

In deze zaal ook werk van Jan Jordens, Jan van der Zee en de architect Jacob Gerard (Job) Hansen wiens Huizen en Martinitoren uit 1928  Wim Pijbes inspireerde tot een lofzang op zijn geboortestad in het magazine van het Groninger Museum.

Beleef, zie en hoor de artistieke resultaten van de Ploeg tot en met 4 november in het Groninger Museum.

Groninger Museum: Avant Garde in Groningen, 100 jaar De Ploeg

Voor activiteiten en manifestaties in het Ploegjaar: www.deploeg100jaar.nl

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Van Gogh & Japan – Van Gogh Museum, tot en met 24 juni.

Vincent van Gogh, Kreupelhout met twee figuren, 1890, Cincinnati Art Museum, legaat van Mary E. Johnston

Weer een expositie over Vincent van Gogh. Wat valt er nog te vertellen?

De tentoonstelling Van Gogh – Japan, die eerder in Sapporo, Tokyo en Kyoto te zien was, laat zien dat je niet raakt uitgepraat over Van Gogh. Zestig schilderijen en tekeningen vertellen het verhaal van Vincents fascinatie voor Japanse prenten en het imaginaire beeld dat hij van dat exotische land had.

Toen Vincent van Gogh februari 1888 het enerverende Parijs verruilde voor Arles, had het daar -uitzonderlijk voor die streek- gesneeuwd. Arles zag er in zijn ogen Japans uit schrijft hij aan Theo: …’het is hier helemaal Japan’… Hoe hij op die gedachte kwam wordt -met wat fantasie- duidelijk bij het zien van sneeuwlandschappen verbeeld in Japanse prenten.

Vincent van Gogh, besneeuwd landschap met Arles in de achtergrond, 1888, Privécollectie

Tot en met 24 juni toont het Van Gogh museum Japanse prenten uit Vincents verzameling. Hij bezat zo’n 600 ukiyo-e, kleurenhoutsneden met beelden van de zogenoemde vlietende wereld. Geisha’s en haar bezoekers, acteurs uit het Kabuki theater, impressies van de natuur en landschappen met een steeds wisselende blik op de Fujiama. Een deel daarvan, compleet met gebruikssporen, is in het prentenkabinet te zien. Van Gogh bewaarde ze op stapels en pinde ze aan de muur en zo zijn ze hier ook aan de wand geprikt!

In verschillende schilderijen zijn de Japanse prenten die Van Gogh als inspiratiebron gebruikte herkenbaar. Behalve zijn overbekende Brug in de Regen uit 1887, waarin hij nog dicht bij het grotendeels gekopieerde voorbeeld bleef, zijn andere directe en indirecte inspiratiebronnen zichtbaar. Daarnaast ziet de bezoeker hoe Van Gogh zich de Japanse stijl eigen maakt. Hij bootste niet alleen (echte en fictieve) Japanse karakters na, maar ook de stempels waarmee op de linkerzijde van de prent de naam van de kunstenaar- en rechts de titel en de serie werd aangeduid.

Brug in de regen (naar Hiroshige)
Vincent van Gogh, Parijs, oktober-november 1887, Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting)
Utagawa Hiroshige, Onverwachte avondbui op de brug bij Atake, 1857, Collectie Alan Medaugh, New York

Het ultieme statement van Van Goghs fascinatie voor Japan vormt zijn Zelfportret als boeddhistische monnik uit 1888, waarop hij zich zelfs met geloken ogen portretteerde. Het hangt op de bovenverdieping naast het trieste Zelfportret met verbonden oor uit de Courtauld Gallery. In het zelfportret als boeddhistische monnik zijn vaag wat weg geschraapte letters te zien: A mon Ami Gauguin, voor wie hij dit vriendenportret maakte. Gauguin zond hem in ruil een zelfportret in de gedaante van Jean Valjean, hoofdrolspeler in Victor Hugo’s roman les Misérables.

Vincent van Gogh, Zelfportret als boeddhistische monnik, 1888. Harvard Art Museum, Cambridge.
Vincent van Gogh, Zelfportret met verbonden oor, 1889, The Courtauld Gallery, London

Bij idolate bewondering speelt eigen projectie vaak een rol. We willen in iets of iemand graag een ideaalbeeld zien. Vanuit Arles schreef Van Gogh aan zijn broer Theo …’Ik benijd de Japanners om die enorme helderheid die alle dingen bij hen hebben… het is net zo gemakkelijk als ademhalen’…(september 1888). Om het belang van deze nieuwe fase in Van Goghs stijl te begrijpen volgen we zijn ontwikkeling. Van de donkere Brabantse periode naar Parijs, waar zijn palet onder invloed van tijdgenoten begint op te klaren. Hij experimenteert met een impressionistische en pointillistische toets, maar is nog niet waar hij ‘wezen wil’. Dan komt hij in aanraking met een nieuwe rage; het Japonisme. Na de (gedwongen) openstelling van Japan in 1853 maakt het Westen kennis met de kunst uit het Oosten. Wereldtentoonstellingen die rond het fin de siècle in Londen, Amsterdam en Parijs worden gehouden geven een enorme impuls aan de belangstelling voor Aziatische kunst. Wie het zich kon veroorloven verzamelde exotische objecten, zoals de succesvolle Haagse schilder Hendrik Willem Mesdag, wiens verzameling tot en met 16 juni te zien is in de expositie Mesdag  & Japan, die ik eveneens heb besproken.
Minder kapitaalkrachtige kunstenaars als Gauguin en Van Gogh stelden zich tevreden met goedkopere Japanse prenten, die al voor 15 cent te koop waren. De dure houtsnedes van Hiroshige en Hokusai kenden zij slechts uit reproducties.In Zuid-Frankrijk zet Vincent van Gogh zijn artistieke zoektocht voort. Het zonnige landschap en het vooruitzicht op samenwerking met geestverwanten als Bernard en vooral Gauguin, geven hem nieuwe artistieke energie. Japanse prenten vormen daarbij een belangrijke inspiratiebron zowel voor zijn schilderijen, die gekenmerkt worden door grote kleurvlakken, als voor zijn tekeningen. In een ruimte achter de wand met Japanse rolschilderingen is te zien dat Van Gogh ook de toets en arcering van Japanse rolschilderingen en houtsnedes overneemt.

De belangrijkste verandering in van Goghs stijl vormt het toepassen van de ‘Japanse blik’, zoals hij het zelf omschreef. Resulterend in voorstellingen zonder dieptewerking, met felle kleurvlakken en ongebruikelijke afsnijdingen. Ook zoomt hij in op enkele figuren, die hij met brede toets in harde kleuren neerzet, omkaderd door donkere contouren zonder schaduwen. Pure kleur en lijn, zoals in de werken met kleurrijke vissersboten en het doek Hutten in les Saintes Maries-de-la-Mer uit 1888. Tijdens de introductie staat conservator Nienke Bakker even stil bij haar favoriete schilderij: … ‘je kunt niet dichter bij Van Gogh komen’ !

Vincent van Gogh, Hutten in les Saintes Maries-de-la-Mer uit 1888, Kunsthaus Zurich
Katsushika Hukusai, Irissen en sprinkhaan, 1820, Metropolitan Museum of Art, New York
Van Gogh, Irissen , 1889, The J. Paul Getty Museum, Los Angeles. .

 

 

 

 

 

Typisch Japans is het inzoomen op details als vlinders en bloemen in het gras, zoals in het doek met Irissen uit 1889, geïnspireerd op een prent van Hukusai met hetzelfde onderwerp. In verschillende werken zijn, nu eens duidelijk dan weer schetsmatig, Japanse prenten te zien, zoals in de achtergrond van het reeds genoemde Zelfportret met verbonden oor.  Vlakbij dit zelfportret ziet de museumbezoeker de inspiratiebron: een kleurrijke anonieme prent met geisha’s in een landschap.

In de achtergrond van het Portret van Père Tanguy, de man die in hem geloofde en bij wie Van Gogh zijn werk mocht etaleren, zien we o.a. Van Goghs Courtisane, naar Eisen uit 1887. Een groot doek van 100 x 60 cm uit de eigen collectie van het Van Gogh Museum. De inspiratiebron hangt er tegenover. Dit schilderij verduidelijkt Van Goghs werkwijze. Hij kopieerde het bewonderde voorbeeld ten dele, maar gaf aan de uitwerking een eigen invulling. Mooi te zien in de randversiering van zijn Courtisane, met  elementen ontleend aan verschillende Japanse prenten, zoals het kikkertje, de bamboe en de kraanvogel.

Vincent van Gogh, portret van Père Tanguy, 1887, Musee Rodin, Parijs

 

Keisai Eisen, Courtisane, ca. 1830-40, Van Gogh Museum, Amsterdam
Courtisane (naar Eisen), Vincent van Gogh Parijs, oktober-november 1887 Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting)

Na de dramatische breuk met Gauguin en het noodlottige oor-incident valt ook Vincents Japanse droom in duigen. Van Gogh neemt afstand van de felle kleurcombinaties. Zijn palet weerspiegelt gaandeweg de kleur van het duistere gemoed, dat hand over hand bezit van hem zal nemen. Maar zover is het nu nog niet. Laten we nog even de betoverende ‘Japanse’ wereld van Van Gogh betreden, waarover hij zei: ‘Na enige tijd verandert je kijk, je kijkt meer met een Japanse blik, je ondergaat de kleur anders’
Hoe ging hij te werk? In verschillende gevallen trok Van Gogh de prent over, waarna hij de voorstelling op eigen kleurrijke wijze invulde. Soms voegde hij wat  decoratieve elementen toe zoals we eerder zagen.

Vincent van Gogh, Bloeiende pruimenboomgaard naar Hiroshige, 1887, Van Gogh Museum, Amsterdam
Utagawa Hiroshige, De residentie met pruimenbomen in Kameido, 1857. Prive Collectie New York
Vincent van Gogh, overtrektekening van de residentie met de pruimenbomen in Kameido van Hiroshige, van Gogh Museum, Amsterdam

 

 

 

 

 

 

 

Ook in de portretten die hij in Arles schilderde, paste Van Gogh Japanse principes toe. Tegenover een serie close-up weergegeven Japanse prenten Kabuki spelers hangen Van Goghs portretten van Marie Ginoux, bekend als de Arlésienne, uit 1888, dat van Augustine Roulin bekend als la Berceuse en het leuke portret van haar zoontje Camille Roulin. Een Franse uitvoering van het Amsterdamse schoffie kruimeltje. Op zijn hoofd de pet van zijn vader, de postbode Joseph Roulin (Otterlo, Kröller Müller), die in deze expositie schittert hij door afwezigheid.
In dezelfde zaal kan de bezoeker prenten van Hokusai en Hiroshige waarin Bakker inspiratiebronnen ziet vergelijken met werk van Van Gogh. Zijn doek met Bloeiende perzikbomen in La Crau met kleine figuurtjes en in de verte een mogelijk op de Fuji geïnspireerde berg met sneeuwkap, lijkt wel een Japanse prent!  Getoond naast Hokusai’s Landschap en theeplantages en Fuji in de verte!

Vincent van Gogh, La Crau met bloeiende perzikbomen, 1889, The Samuel Courtauld Trust, The Courtauld Gallery, London                                                                                                                                                                                                                                                                                                          Wanneer Van Gogh na zijn inzinking weer bij zinnen is vertrekt hij in 1889 naar Auvers om Dr Gachet te consulteren. Op doorreis ziet hij in Parijs een tentoonstelling met Japanse prenten van o.a. Hiroshige,  georganiseerd door Siegfried Bing. Opnieuw raakt hij in de ban van Japan, zoals te zien in zijn doek Kreupelhout met twee figuren  uit 1890, waarin vooral de afsnijdingen opvallen. Dit stijlmiddel kwam destijds ook door de fotografie in de mode. Spontane afsnijdingen tengevolge van een snelle snapshot, worden in de schilderkunst een geliefd compositorisch element. In de tentoonstelling wordt dit werk in verband gebracht met een prent van Urtagawa Hiroshige II, Het meer Chuzenji in de provincie Shimotsuke (ca. 1860). Daarnaast keek Van Gogh mijns inziens eveneens naar diens prent met Episode 2, Bij Sojo-ga-tani op de Kurama berg. Het tweetal weerspiegelt tevens Van Goghs onvervulde verlangen naar een levensgezel.
Amandelbloesem, Vincent van Gogh, Saint-Rémy-de-Provence, februari 1890, Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting

Een van Vincents laatste op Japan geïnspireerde schilderijen is het doek met Amandelbloesem, dat hij als felicitatiekaart bij de geboorte van het zoontje van Theo componeerde. Hierin zien we Van Goghs eigen toepassing van een Japans motief, waarbij hij helemaal inzoomt op bloeiende bloesem. Na Vincents dood kreeg Dr Gachet een deel van Vincents Japanse prenten in zijn bezit. Diens kleinzoon Paul jr. bond 14 exemplaren samen in een album: Herinneringen aan Van Gogh. Deze bundel ligt in een  vitrine naast een leuk broddelwerkje. Twee uitgeknipte geisha’s in (gerimpelde) crepon stijl, geplakt op een gouden fond met Japans opschrift. In vertaling: …’dit zijn de prenten die Van Gogh in zijn kamer had’… Of Paul junior deze karakters zelf noteerde? Waarschijnlijk zijn ze van de hand van een Japanse fan van Van Gogh; wiens liefde voor Japan in onze dagen ruimschoots wordt terugbetaald door Japanse bewonderaars!

Gaan zien deze expositie; het kan nog tot en met 24 juni.

Van Gogh Museum: Plan je bezoek

 

 

Tentoonstelling Zuid-Nederlandse Miniaturen; een impressie. Tot en met 3 juni in Museum Catharijneconvent

Posterbeeld magische miniaturen

Het is met Middeleeuwse manuscripten niet anders dan met hedendaagse boeken ; eenmaal liefhebber krijg je er nooit genoeg van. In deze tentoonstelling Magische Miniaturen worden letterlijk en figuurlijk de best bewaarde schatten van de Middeleeuwen ontsloten. Letterlijk want veel manuscripten zijn voorzien van sloten als bescherming tegen vocht, licht en ongedierte. Met bruiklenen uit de Koninklijke Bibliotheek, het Museum Meermanno, Kasteel Huis Berg, verschillende Universiteitsbibliotheken en exemplaren uit eigen bezit heeft het Catharijneconvent een bloemrijke tentoonstelling ingericht. Onder een erehaag van strooibloemen – een uitvergroting van een zogenoemde Gents Brugse strooirand – betreedt de bezoeker de wondere wereld van de miniaturen.

Strooirand uit getijdenboek, atelier Simon Bening, Brugge ca. 1510-1520, ABM S11

De Middeleeuwen werden vaak gezien als een duistere periode, ingeklemd tussen de klassieke Oudheid en de Renaissance. Met deze gedachte wordt in deze tentoonstelling  afgerekend. Miniaturen vormen de best bewaarde kunst van de 14e en 15e eeuw; dichterbij de Middeleeuwen kun je niet komen.

De kleurrijke goudversierde initialen en miniaturen hebben 500 jaar na dato niets van hun glans verloren. Naast een lust voor het oog bieden de boeken niet alleen godsdienstige-, historische- en politieke informatie, maar ook inkijkjes in het dagelijks leven. In de randdecoraties en kalenders van  getijdenboeken zien we ontluikend en vaak overtuigend realisme. De illustraties van de werken van de maanden in het Getijdenboek van de Meester van Morgan maken duidelijk dat de ‘duistere’ Middeleeuwen veel kleurrijker waren dan vaak wordt gedacht.

Juni Getijdenboek
Maand juni, in een getijdenboek
Meester van Morgan M. 491, Brabant, ca. 1530 Den Haag, Koninklijke Bibliotheek, 133 D 11

Diverse films verduidelijken de wordingsgeschiedenis van de handgeschreven en prachtig verluchte boeken. Van het prepareren van het perkament (voor een lijvig boek was een kudde schapen nodig) tot de ‘finishing touch’ uitgevoerd door de makers van de versierde hoofdletters (de initialen) , de randversieringen (de marginalia) en niet in de laatste plaats de miniaturen. Hoewel miniatuur in ons taalgebruik staat voor iets kleins, is dat niet de oorspronkelijke betekenis van het woord waarmee deze illustraties worden aangeduid. Ze werden aanvankelijk met rode verf aangebracht. Een handeling die in het Latijn werd aangeduid als miniare ofwel rood maken. Gaandeweg werden de illustraties kleurrijker. Kleine wandteksten informeren de bezoeker over organische en anorganische kleurstoffen: het uiterst kostbare ultramarijn, gemaakt van gemalen lapis lazuli, het rozerode kraplak gewonnen uit schildluizen, waaraan in die tijd geen gebrek was! En natuurlijk goud dat rijkelijk gebruikt om teksten en illustraties letterlijk te verlichten: illuminare.

Later sneden op geld beluste handelaren mooie miniaturen en versierde hoofdletters uit de boeken om los te verkopen. In de kloostergang hangen er enkele; keurig ingelijst, waaronder een initiaal met de oudtestamentische heldin Judith, die in oorlogstijd (zogenaamd) overloopt naar de vijand. De illustratie laat zien hoe zij de hoofdman Holofernes onthoofdt, nadat zij hem eerder het hoofd op hol had gebracht.

Glazier Rylands
Fragment van de Glazier-Rylands Bijbel, Henegouwen ca 1260-1270, Vervluchting: Pontifical Master Enschede, Rijksmuseum Twenthe

Het is nauwelijks meer voor te stellen dat al deze boeken met de hand werden afgeschreven. De uitdrukking monnikenwerk geeft aan dat het kopiëren van grote folianten, maar ook kleine gebedenboekjes geen sinecure was. Urenlang pennen in een slecht verlicht, koud scriptorium met pijn aan hand en schouders moet voor velen een kwelling zijn geweest. Het werd nog niet zo genoemd, maar RSI bestond ook toen al. Dit alles ter ere van God: Soli Deo Gloria.

Johannes de Evangelist
Johannes de Evangelist, in een evangeliarium Maasland, tweede helft 12e eeuw, Den Haag, Koninklijke Bibliotheek, 76 E

Hoe verheugd een monnik kon zijn na voltooiing van een lange schrijfopdracht, blijkt uit een opmerking in het colofon van een middeleeuws handschrift: … ‘Men brenge de schrijver nu wijn, en wel van de beste…
Wanneer in de 15e eeuw handel en welvaart toenemen ontstaat onder invloed van de Moderne Devotie vraag naar gebedenboeken voor privé devotie. Deze zogenoemde getijdenboeken bevatten een verkorte versie van de officiële koorgebeden, welke binnen de kloostermuren 8 maal per dag op vaste tijden (de getijden) werden gezegd en gezongen. De verschillende gebeden, zoals de Maria getijden, de boetpsalmen en het dodenvigilie, zijn in de rijk versierde boeken geïllustreerd met een miniatuur. Om aan de vraag te kunnen voldoen ontstaan buiten de kloostermuren steeds meer profane schrijfateliers. De tentoonstellingsmakers spreken van de bestsellers van de Middeleeuwen, maar alleen de allerrijksten konden zich zulke dure boeken veroorloven. Op de internationale kunstbeurs de Tefaf waren deze handschriften bij Les Enluminures en Dr. Günther Jorn visueel en zelfs manueel  even binnen handbereik; wat een rijk gevoel.

Datzelfde gevoel ervaart de bezoeker in deze wonderschone tentoonstelling. Je mag er alleen maar naar kijken, maar aankomen niet…. Dit is gelukkig niet helemaal waar, want de museumbezoeker kan op verschillende plekjes zelf creatief aan de slag; fröbelen met het stempelen van marges en het stickeren van strooiranden.

Boeken waren kostbaar en het bezit ervan was slechts weggelegd voor kloosterbibliotheken, vorsten, vermogende geestelijken, leden van de adel en welgestelde burgers. In de tentoonstelling zijn grote en kleine religieuze werken te zien en wereldlijke boeken. Eén, misschien wel twee kent u nog wel van de Middelbare school: de Roman de la Rose, hier bezorgd door Jean Molinet, die het werk aan zijn opdrachtgever Philips van Kleef aanbiedt. In de achtergrond ziet u Molinets logo: een molentje.

Jean Molinet Roman de la Rose
Jean Molinet, roman de la Rose Moralisé et Translaté De Rime en Prose Henegauwen, 1500 Den Haag Koninklijke Bibliotheek, Ms.128                                                                                                                                                                                                                                          Het andere boek dat u wellicht nog kent is Jacob van Maerlants Spieghel Historiael. Het eerste geschiedenisboek in de volkstaal, waarin de verhalen uit de Bijbel, beginnend met de Schepping, kunstig vervlochten zijn met gebeurtenissen uit de wereldse geschiedenis. De Middeleeuwer was niet verbaasd wanneer Alexander de Grote plotseling een verhaal binnen stapte. Van Maerlants Spieghel Historiael wordt voor de ogen van de museumbezoeker ontsloten. Via een touchscreen verschijnt de aangeklikte miniatuur vol in beeld en ziet de bezoeker bijvoorbeeld hoe Godfried van Bouillon met ware doodsverachting een ladder beklimt om de belegerde stad Jeruzalem binnen te gaan. Deze daad in 1099 overleefde hij, maar in 1100 vond hij een ontijdige dood in het Heilige Land. Hij werd in de Heilig Grafkerk in Jeruzalem begraven.
Maerlandt Rhijmbijbel
Jacob van Maerlant, Rhijmbijbel, die wrake van Jherusalem, ca 1340, Belegering van Jeruzalem, Groningen Universiteits-bibliotheek

Een van de films toont hoe de boeken van Jacob van Maerlants werden onderzocht met Infrarood Reflectografie. Deze methode om onder de verf te kijken brengt soms verrassende pentimenti aan het licht. Momenten waarop de miniaturist zich bedacht.  Zo was onder een scène met vissen eerder een woud met bomen gepland.

De tentoonstelling werpt ook licht op de plaatsen van herkomst en voor zover bekend voor en door wie ze zijn geschreven. U ontmoet enkele voorname opdrachtgevers zoals Philips de Goede en zijn (onwettige) zoon David van Bourgondië, die door zijn vader krachtdadig als bisschop van Utrecht naar voren werd geschoven. Niet alleen met deze bisschopsbenoeming, maar ook in 1430 met de stichting van de Orde van het Gulden Vlies probeerde de Bourgondische hertog zijn invloed overal in zijn rijk te laten gelden. In verschillende miniaturen zien we Philips de Goede in gebedshouding; voor het gemak heeft hij zijn trippen uitgeschopt. Naar de toenmalige smaak modieus gekapt knielt hij in een inmiddels 500-jarige aanbidding…

Philips de Goede
Getijdenboek van Philips de Goede Oudenaarde, Jean De Tavernier en assistent, 1453(?) Toegevoegde gedeelten: Brugge, Meester van de Gebedenboeken
van omstreeks 1500, ca. 1490-1495, Den Haag, Koninklijke Bibliotheek, 76 F 2

In de laatste zaal krijgen de doorgaans anonieme kunstenaars, een naam. In de hier getoonde verfijnd verluchte  getijdenboekjes lieten zij hun sporen na: Simon Marmion, vader en zoon Bening, Lieven van Lathem en de uit Utrecht afkomstige Willem Vrelant die om den brode naar Brugge vertrok. Had hij misschien heimwee toen hij in de achtergrond van een miniatuur met kruisdraging de Domtoren schilderde?

Kruisdraging
Kruisdraging met in de marges engelen en wildemannen, Getijdenboek, overgangsstijl tussen Goudenrankenmeester en Willem Vrelant, Brugge ca 1450, Den Haag, Koninklijke Bibliotheek

Hier ziet u ook een miniatuur met berouwvolle Koning David uit het laatste kwart van de 15e eeuw. Op de linker bladzijde heeft hij zijn kroon en harp neergelegd en smeekt God om vergeving. De rechterpagina onthult de aard van zijn berouw. In de versierde hoofdletter bespiedt David zijn buurvrouw, die zich in de ondermarge van het blad in haar tuin zit te poedelen. Hij nodigt haar uit op het paleis en …. van het een kwam het ander… Op de linkerpagina heeft David spijt.

De miniaturist heeft het oudtestamentische verhaal geactualiseerd. We bevinden ons in Brussel, daarover bestaat dankzij het urinerende kereltje in de achtergrond geen twijfel.

Gerard Brillis
Getijdenboek
Meester van Gerard Brilis, Meester van de Vederwolken en Meester van Willem van Bossuyt, Gent, ca. 1475 Amsterdam, Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam, XXV C 26

Stond u in de eerste zaal vol bewondering voor het kleine getijdenboekje van de Meester van Morgan, in de laatste zaal wacht u een visueel afscheidsgeschenk: het Trivulzio getijdenboek. Een gebedenboekje zo groot als een I-Phone, dat ondanks het formaat beschouwd wordt als de Nachtwacht van de Koninklijke bibliotheek. Het ligt open op een miniatuur met Johannes op Padmos. Een engel dicteert de tekst. Achter deze vitrine ligt een facsimile op folio formaat, waarin u, anders dan met overige manuscripten, eigenhandig mag bladeren!

Thuis kunt u dit nog eens overdoen via de volgende link: Trivulzio Getijdenboek

Johannes op Patmos, Trivulzio-getijdenboek, Simon Marmion, Valenciennes; Liever van Lathem, Antwerpen; weense meester van Maria van Bourgondië, Gent ca 1470, Den Haag KB, 1900 A 009, f. 157v

Link Museum Catharijneconvent ; magische miniaturen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Mesdag en Japan; het Verre Oosten verzameld. Tot en met 17 juni in de Mesdag Collectie Den Haag.

 

Kom met vissen
Onbekende kunstenaar, kom met decor van vissen (en een draak), tweede helft 19e eeuw, De Mesdag collectie, Den Haag

Na bezichtiging van de tentoonstelling Mesdag en Japan  lees ik tijdens mijn twaalfuurtje in een naburige lunchroom het straatnaambordje: Bazarstraat. Hier moet Hendrik Willem Mesdag meer dan honderd jaar geleden  gelopen hebben richting de Groote Koninklijke Bazar. Daar kocht hij de Aziatica die nu in de tentoonstelling zijn te zien. Blow-ups van J.H. Hoffmeisters prent geven in de eerste zaal een indruk van het interieur van deze bazar, een luxe 19e eeuwse voorloper van Xenos. Het pand bestaat nog en herbergt het Museum voor Communicatie.

Lust_ Grand Bazar
Hendrik Wilhelmus Lust,De Japanse zaal in de Grand Bazar, ca.1854, Gemeentearchief Den Haag

In Den Haag, sinds de koloniale tijd het retraïte voor Indiëgangers, was Aziatische kunst niet alleen in die bazar te koop maar ook bij kunsthandelaar E.J. van Wisselingh. In de Gouden Zaal van het Koninklijk Kabinet van Zeldzaamheden (het huidige Mauritshuis) waren vanaf 1816 eveneens voorwerpen van Japanse kunst te zien. Waardering voor Oosterse kunst groeide in de 19e eeuw uit tot een ware rage. Deze fascinatie wordt in de schilderkunst weerspiegeld in stromingen als het Oriëntalisme, Chinoiserie en Japonisme. In de expositie ligt een exotisch bordspel, gemaakt ter gelegenheid van de Wereldtentoonstelling van 1883. In Japan, op vakje nr. 17 staat de speler oog in oog met een grote kraanvogel, symbool voor een lang en gelukkig leven. In de vensterbank van zaal 2 staan er ook twee. Mesdag kocht ze voor f 500,– bij de firma Wisselingh. Voor een zelfde bedrag kocht Mesdag een schilderij van de contemporaine schilder Corot. De rekeningen liggen in een van de vitrines.

Hendrik Willem Mesdag stond in zijn bewondering voor Japanse kunst niet alleen. In de tentoonstelling Van Gogh Japan, tot en met 24 juni in het Van Gogh Museum, is te zien dat ook Vincent van Gogh en Paul Gauguin geboeid waren door het verre exotische land, dat sinds 1854 weer open stond voor westerse handelscontacten. Sinds de vroege 17e eeuw hadden Nederlanders het monopolie op handel met Japan overgenomen van de Portugezen. De Shogun had genoeg van de bekeringspraktijken van de katholieke Portugezen. Door een afbeelding van de Maagd Maria te verscheuren demonstreerden de Hollanders dat zij op religieus gebied uit ander hout gesneden waren. In de eerste zaal hangt een zijdeschildering met het geïsoleerde eilandje Deshima voor de kust van Nagasaki. Na het vertrek van de Portugezen vestigden de Hollanders zich hier.

Nagasaki
Kawahara Keiga, De baai van Nagasaki met Nederlandse fregatschepen, 1824, Maritiem Museum, Rotterdam

De intieme zalen van Mesdags voormalige woonhuis zijn conform de subtitel ‘Van kraanvogel tot samoeraizwaard’ ingericht met gebruiks- en siervoorwerpen. Er is kleurrijk, maar ook heel sober Japans keramiek.  Beschilderd met verhalende scènes en chrysanten, die vaak ook in reliëf zijn aangebracht. De objecten worden in de historische context getoond met affiches en catalogi van de Wereldtentoonstelling Amsterdam in 1883. Foto’s van het interieur van Hendrik en Sientje Mesdag met herkenbare objecten uit de expositie, completeren het historische beeld.

Kraanvogel
Kraanvogel, Mesdag Collectie, Den Haag

Deze ‘geluksvogel’ siert menig ceramisch object. Er zijn theekommen, zogenoemde raku, variërend van rijk versierde tot uiterst sobere exemplaren. Prachtig in al haar eenvoud is een sakéfles met het keizerlijk motief: een gestileerde 16 bladige chrysant. Fraai ook zijn de monumentale kleurrijke vazen met verhalende elementen. Op één daarvan ontwaar ik tussen de aardse en florale motieven een Japans baardmannetje; het is de krijger Endo Morito. Een legendarische figuur in een hopeloos liefdesverhaal. Zijn poging om de echtgenoot van zijn minnares uit de weg te ruimen mislukt jammerlijk. Per ongeluk doodt hij zijn geliefde, waarna hij eeuwig moet boeten. Naast de vaas ligt de prent van Hokusai die de ceramist tot voorbeeld strekte met Endo’s beeltenis, verscholen in een grote waterval.

Endo Morito, Hokusai, Vaas
Onbekende artiest, Vaas met afbeelding van de krijgsheer Endo Morito naar een houtsnede van Hokusai, tweede helft 19e eeuw, De Mesdag Collectie, Den Haag
Hokusai_Onder de waterval
Katsushika Hokusai, Endo Morito onder de waterval, boekillustratie, 1836, Mesdag collectie, Den Haag

Er zijn ook religieuze voorwerpen, zoals de indrukwekkende boeddhistische altaarvazen die ik voor potkachels aanzag. Na een machtswisseling in 1868 werd het Boeddhisme in Japan verboden. De nieuwe keizer voerde het Shintoïsme in, waarna deze vazen op grote schaal naar het westen werden geëxporteerd. Met deze koerswijziging kwam aan het tijdvak van de Shoguns en de machtige elite der Samurai een einde. Aan die tijden herinnert het kleine reisaltaartje met de boeddha en bodhissatva’s.

reisaltaar
Onbekende kunstenaar, Reisaltaar, 19e eeuw, de Mesdag collectie, Den Haag
Stel vazen met reliëfdecor,
Onbekende kunstenaar, stel vazen met reliëfdecor van religieuze scenes en lotusbloemen, 19e eeuw, de Mesdag collectie, Den Haag

 

 

 

Bijzonder is de grote Arita-schaal, de ‘Nachtwacht’ van de collectie,  waarop de productie van porselein als een stripverhaal geïllustreerd wordt. Van het delven van de grondstof kaolien aarde, tot het bijna eindproduct, dat door een mannetje in tanga de oven wordt in geschoven. Een andere scène geeft een inkijkje in het kantoor waar kopers hun bestelling plaatsen.

Arita porselein
Onbekende kunstenaar, detail schaal met voorstellingen van een porselein fabriek, ca. 1830 -1860, Arita porselein, De Mesdag collectie, Den Haag

Behalve Japanse ceramiek kocht Mesdag ook op Japanse kunst geïnspireerde voorwerpen van de Haagse Plateelbakkerij Rozenburg. Deze zijn in dialoog met hun voorbeeld op de eerste verdieping opgesteld. De vissenkom, het posterbeeld van de expositie is hier te zien. Alsook twee op een Japanse sakéfles geïnspireerde vazen van Theo Colenbrander. De eenvoudige gestileerde Japanse motieven heeft hij omgebogen tot een betoverende abstracte creatie in nachtblauw en appelgroen. Nu eens bleef Colenbrander qua figuratie dichtbij zijn Japanse voorbeeld, dan weer nam hij alleen de vorm over en vulde deze met florale Art Nouveau of abstracte motieven. De wierookbrander op leeuwenpootjes met op het deksel een Karashisti; een Chinese leeuw, is daar een mooi voorbeeld van.

Op de wand van de laatste expositiezaal wordt de betekenis van de  Japanse dierensymboliek toegelicht: de leeuw, de kraanvogel…en de karper.

Knibbe_Pulchri Studio
B. Knibbe Rülofs, groepsportret bij gelegenheid van feest in Pulchri Studio Den Haag, 1900, RKD Den Haag

Tenslotte een interessante foto met als Japanse geisha’s verklede Hollandse dames in Pulchri Studio. Thema feesten waren populair in het begin van de vorige eeuw.
Op mijn opmerking dat ze er niet zo’n aardigheid in schijnen te hebben, repliceert een van de aanwezigen dat het waarschijnlijk ook geen pretje was om tijdens de lange sluitertijd muisstil te blijven staan voordat de foto gemaakt kon worden.. Zit wat in… vaak sta ik met mijn kinderen ook met een krampachtig volgehouden glimlach op vakantiefoto’s die manlief van ons maakte.

Anders dan Vincent van Gogh kocht Mesdag geen prenten. De relatie Van Gogh en Japan is tot en met 24 juni te zien in de mooie tentoonstelling in het Van Gogh Museum.

Catalogus: Renske Suijver in samenwerking met Bram Donders Mesdag & Japan, De Mesdag Collectie, Den Haag, 2018

Link: De Mesdag Collectie, Mesdag & Japan

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

High Society: Marten, Oopjen & Friends, Rijksmuseum Amsterdam tot en met 3 juni 2018.

 

Marten, Rijksmuseum
Rembrandt van Rijn, Marten Soolmans, 1634, Rijksmuseum Amsterdam
Oopjen, Louvre
Rembrandt van Rijn, Oopjen Coppit,1634, Musee du Louvre, Parijs

Heeft u ze al gezien? Onlangs stond ik eindelijk oog in oog met Marten en Oopjen. Waren deze portretten van Rembrandt alle publiciteit en het geld: 160 miljoen euro, waard? Ja, zonder meer!

Rembrandt, Oopjen detail

Wat een indrukwekkende portretten van dit piepjonge huwelijkspaar; hij 20 en zij 22 jaar oud. Hoeveel tinten zwart zijn na de restauratie wel niet achter het vergeelde vernis tevoorschijn gekomen? Het contrasteert fraai met het wit van Oopjens kraag èn haar blanke gelaat, dat destijds als schoonheidsideaal gold. Alleen boerenvrouwen waren zongebruind. Haar blanke huid wordt echter ontsierd door de ‘blauwe plek’ op haar slaap. Tegenwoordig worden oneffenheden gecamoufleerd maar in de 17e eeuw brachten deftige dames expres een schoonheidsvlekje aan.

Mouwomslag, kant, Oopjen
Rembrandt van Rijn, Detail mouwomslag van Oopjen Coppit, 1634, Musee du Louvre, Parijs

Fraai geschilderd zijn de modieuze platte kragen. De onhandige molensteenkraag was rond 1630 passé. Soms suggereerde Rembrandt (de illusie van) ragfijn kant met witte verf aangebracht op een zwarte ondergrond. Soms werkte hij andersom en schilderde zwarte toetsen op een witte ondergrond, zoals mooi te zien in het detail van een manchet.

Hoe het ook zij: het resultaat is altijd overtuigend. Over de enorme rozetten op Martens schoenen (leuk item in de kinderspeurtocht) is al veel geschreven. Beetje over de top deze statussymbolen van een nouveau riche. Ook met Oopjens mooie broche, de trouwring aan haar wijsvinger en de waaier afficheert het stel rijkdom. Daar hoefde je je niet voor te schamen mits verworven door hard werken en bidden: Ora et Labora. Martens vader, een uit Antwerpen gevluchte protestant, had in Amsterdam fortuin gemaakt met een suikerraffinaderij. Uit betrouwbare bronnen is bekend dat vader Soolmans moeite had met een christelijke levenswandel. Als straatvechter werd hij wegens zijn agressieve gedrag door de kerkenraad regelmatig op het matje geroepen. Een dingetje dat de samenstellers van de speciale editie van de Privé discreet hebben laten liggen.

In de introductiefilm vertelt de voormalige eigenaar van de monumentale doeken, baron de Rothschild dat hij zijn halve leven heerlijk heeft geslapen, terwijl Marten en Oopjen ter linker en rechterzijde over hem waakten. En al die tijd mochten zij lekker met hem mee roken verklapt hij lachend. Het rookgordijn is inmiddels vakkundig verwijderd.

Ter gelegenheid van hun make-over en tijdelijk verblijf in Amsterdam – zij hebben een tweede huis in Frankrijk – heeft het Rijksmuseum een feestje georganiseerd. Vanuit de hele wereld zijn de gasten ingevlogen. Celebrities geportretteerd door befaamde kunstenaars als Lucas Cranach, Frans Hals, Velazquez, Veronese, Van Dijck, Manet, Munch, Goltzius, Gainsborough en Reynolds.

Wat opvalt is dat allen ten voeten uit geportretteerd zijn in een verscheidenheid aan stijlen en periodes; leuk om het modebeeld door de eeuwen heen te volgen!  Sommige portretten zijn statisch geënsceneerd in een interieur, andere hebben een landschappelijke achtergrond. Sommige beeltenissen zijn realistisch andere lijken geïdealiseerd. Portretten van eenlingen, huwelijksportretten en een enkel familieportret, zoals het echtpaar Iseppo en Livia da Porto. Rond 1552 lieten zij zich met hun beide kinderen op speelse wijze vereeuwigen door Paolo Veronese. Een voorloper van Frans Hals in de prachtige met losse toets weergegeven stofuitdrukking. Ook hier niets nieuw onder de zon. Menige eigentijdse moeder herinnert zich, wellicht met weemoed, hoe haar dochtertje verlegen wegdook achter moeders rok of spijkerbroek. Wie tijdens de vakantie door de straten van Vicenza dwaalt op zoek naar de architectonische nalatenschap van Andrea Palladio kan vader Iseppo en zoon Leonida Porto ontmoeten; in gebeeldhouwde vorm sieren zij de gevel van het Palazzo Porto.

Veronese, Livia da Porto Thiene
Paolo Veronese, Gravin Livia da Porto Thiene en haar dochter Deidamia, ca 1552, Walters Art Museum, Baltimore

In de Hollandse Gouden Eeuw ontwikkelde het zogenoemde portrait historié zich tot een geliefd genre. Verschillende 17e eeuwers lieten zich portretteren als een bijbels of mythologisch personage. Een heel opmerkelijk voorbeeld van zo’n portret is in de expositie te zien. De Amsterdamse burgemeester Johan Colterman liet zich in adamskostuum vereeuwigen als de mythologische krachtpatser Hercules. Wellicht wekte dit portret ook toen al de lachlust, maar een ding is zeker: je moest Colterman niet tegen je hebben! Moedig was het wel. Welke burgemeester zou zich vandaag de dag zo bloot durven geven?

Goltzius, Hercules, Cacus
Hendrick Goltzius, Hercules en Cacus, 1613, Mauritshuis Den Haag (in bruikleen aan het Frans Hals Museum Haarlem)

Elke geportretteerde heeft zijn of haar verhaal, daarover doet niet alleen de informatieve en mooi uitgevoerde catalogus, maar ook een speciale editie van het roddelblad Privé een boekje open. De lezer komt alles te weten over historische modesnufjes als schaambuidels en (schoen)rozen, buitenechtelijke affaires en zwangerschappen, financiële problemen, een vorstelijke onthoofding, exorbitante feesten en excentrieke aristocraten.

Seinegger, Karel V
Jacob Seisennegger, Keizer Karel V met zijn hond, 1532, Kunsthistorisch Museum Wenen

Om met de mode in de 16e eeuw te beginnen. In de eerste zaal ziet de bezoeker een van de de oudste monumentale portretten: Jacob Seiseneggers portret van Keizer Karel V (ca. 1532). Hij gaf hem weer met de karakteristieke openhangende Habsburgse mond. De keizer draagt een goudkleurig wambuis met zwarte ‘bodywarmer’. De enorme pofmouwen moeten zijn geringe postuur wat imposanter maken, maar een echte macho is hij niet. Daar verandert de blikvanger, de modieuze braguette, midden in het portret niets aan. In de 15e en 16e eeuw werd de zogenoemde schaambuidel tussen de hozen (de losse broekspijpen) gedragen. Tegenwoordig wordt dit symbool van mannelijkheid  lachwekkend gevonden, maar handig was het wel om muntgeld en andere broekzak-spulletjes mee te nemen. Niet alleen koning, keizer en admiraal, maar ook de gewone man koketteerde met zijn braguette. In het statieportret dat Hans Holbein rond 1537 van Henry VIII (Walker Art Gallery, Liverpool) schilderde draagt de Engelse koning een bijzonder met strik gesierd exemplaar dat veel weg heeft van een paasei! Ook in de boerenbruiloften van Pieter Breughel zijn dansende boeren met dit in het oog springende kledingonderdeel toegerust.

Een dergelijk vertoon van viriliteit had Dr Samuel-Jean Pozzi (1846-1918) niet nodig. Geportretteerd in een fraise kleurige kamerjas, waaronder een Jort Kelderachtig pantoffeltje uitsteekt, kijkt deze donkerharige beau met zijn blauwgrijze ogen zelfverzekerd de wereld in. Hij was geliefd naar men zegt bij zowel dames als heren, onder wie de schilder. Pozzi was gespecialiseerd in gynaecologie, maar werkte ook als legerarts, respectievelijk chirurg, in de Frans-Pruisische oorlog en WO I. Medisch falen veroorzaakte zijn einde. In 1918 werd Pozzi door een ontevreden patiënt gedood. In de catalogus wordt het motief van de moordenaar vrij gegeven: de dokter had hem niet van zijn impotentie kunnen genezen. Dit portret zou niet misstaan in de tentoonstelling Frans Hals en de Modernen, dit najaar te zien in het Frans Hals Museum. De stofuitdrukking van de kamerjas en de subtiele, schetsmatige toets waarmee Singer Sargent de slanke vingers en de manchetten weergaf illustreren het motto van deze expositie op perfecte wijze: Frans Hals als inspiratiebron voor de impressionisten!

Sargent, Pozzi
John Singer Sargent, Dr Samuel Jean Pozzi, 1881, Hammer Museum los Angeles, schenking van de Armand hammer foundation

Een markante verschijning op het feestje in Amsterdam is Marchesa Luisa Casati. Giovanni Boldini zette haar in 1908 met vaart in een uitbundige Halsiaanse toets neer. Ik moest even denken aan de snelle foto van de koninklijke familie die op Koningsdag de voorpagina van de NRC sierde. De assistent van Erwin Olaf moet buiten beeld een enorme föhn of windmachine gehanteerd hebben; de blonde haren van Maxima en haar dochters are blowing in the wind!
De bij Oopjen reeds genoemde vele tinten zwart zijn hier met grijstonen gemengd en contrasteren prachtig met het lila en rozerood van haar sjaal en boeket. Over de markiezin deden wilde verhalen de ronde over buitenechtelijke relaties en ander onbetamelijk gedrag. Bij het uitwerken van mijn aantekeningen meende ik nog dat mijn fantasie met me aan de haal was gegaan, maar in de catalogus lees ik toch over haar jurk met gloeilampjes, die licht gaven op een draagbare generator. Deze 19e eeuwse Mathilde Willink wandelde met twee aangelijnde luipaarden door Venetië. En wat haar voorliefde voor genotsmiddelen betreft was ze haar tijd vooruit. Behalve van champagne en gin genoot ze af en toe van een snufje cocaïne, zoals haar blik lijkt te verraden.

Boldini, Marchesa Louisa Casati
Giovanni Boldini, Marchesa Luisa Casati met een windhond, 1908, particuliere collectie

Amusant tenslotte is de de 4-delige webserie van Koefnoen over de gasten van High Society.

Na de opzichtige pracht en praal van het hoge gezelschap wacht de bezoeker een warm aanbevolen toegift; de parallelle expositie Guilty Pleasures. Met het opschrift ‘expliciete beelden’ wordt de bezoeker gewaarschuwd c.q. geattendeerd op prenten en tekeningen gepresenteerd rond een rood hemelbed. Hier wordt gesuggereerd wat de beau monde achter gesloten deuren in werkelijkheid of slechts gedroomd meemaakte.

Jane Turner, hoofd van het prentenkabinet, stelde een leuke tentoonstelling samen met interessante, pikante, ondeugende en soms zelfs soft-pornografische prenten. De voorstellingen zijn geïnspireerd op drie van de zeven hoofdzonden: vraatzucht, hebzucht en wellust!
Aanleiding daartoe vormt een 17e eeuwse prent van een liefdespaar licht Turner toe. De figuren dragen dezelfde kanten kragen als Marten en Oopjen. Onderzoek leverde een verrassende ontdekking op: deze figuren blijken portretten te zijn van Rembrandt en Saskia. Bij het betreden van de tentoonstelling Guilty Pleasures fungeert het ondeugende stel als traîte-d’union tussen beide exposities.

Basse, Vrouw bij man op schoot
Willem Basse, Een vrouw zit op schoot bij een man, ca. 1640. Rijksmuseum Amsterdam

In deze zalen ziet de bezoeker zogenaamd stichtelijke voorstellingen van onder andere afkeurenswaardige kaart- en triktrakspelers. Leuk ook zijn de in prentvorm gepresenteerde visuele grapjes. Twee oude dames die zich verheugen in bewonderende blikken van twee knappe heren; die evenwel bedoeld zijn voor een jongedame achter hen. De bezoeker ziet ook een in het huidige Me-Too debat toepasselijke voorstelling van een dame die een man van het lijf probeert te houden. Geestig zijn de opgewonden oude heren die zich verlustigen in een 18e eeuwse losbladige Playboy en het zien van een naakte Venus in een ingekleurde prent van Thomas Rowlandson.

Rowlandson, Vier mannen, Venus
Thomas Rowlandson, Vier mannen bekijken een schilderij van Venus, 1799. Rijksmuseum Amsterdam.

Na colleges in de jaren ‘80 zie ik William Hogarths prenten van the Rakes Progress terug. Geïnspireerd op deze story bracht de Reisopera deze winter een productie uit. Het hoogtepunt, of veeleer dieptepunt van de feestende losbol belandde als reproductie op een punchbowl van Meissen porselein, waarin de Rake letterlijk en figuurlijk aan de grond is geraakt. Met welke intentie deze prenten gemaakt werden? Wellicht tot lering, maar zeker ook tot vermaak!

Punch bowl, Meissen, 1750-1760. Syz Collection (1534).

In een prent van een zekere Sara, gedaan naar een werk van Cornelis Troost, ontdek ik een actueel detail: twee zoenende mannen. Nog steeds een hot item. Onlangs zag ik een soortgelijke afbeelding op groot formaat langs de kant van de weg. De wereldwijde campagne van Suitsupply stierf een snelle dood, maar deze uiting van herenliefde heeft in dit onopvallende detail de eeuwen doorstaan. Dat geldt ook voor prachtige monumentale doeken en vele op kwetsbaar papier gedrukte prenten die nog tot en met 3 juni in het Rijksmuseum te zien zijn.

Wie nog kon lopen ging heen; wie dat niet meer kon, viel om, Sara Troost, naar Cornelis Troost, 1768, Rijksmuseum Amsterdam

Link: Rijksmuseum Amsterdam, High Society

Catalogus: Jonathan Bikker, High Society, levensgroot, staand en ten voeten uit, Rijksmuseum Amsterdam, 2018

Geverifieerd door MonsterInsights