Tips voor museumbezoekers

Voorwoord – Museumtips – winter 2024/2025

Beste lezers, 
Na het vertrek van Sinterklaas en de kerstman zijn we met -ondanks alles- veel geknal en vaak prachtig siervuurwerk in het nieuwe jaar beland. Verrast met echte sneeuw en krantenpagina’s vol mooie culturele programma’s in theaters, concertzalen en musea. In deze rubriek beperk ik mij zoals u van mij gewend bent tot de museale hoogtepunten. U vindt hieronder een mooie selectie. Ook het komend jaar hoop ik u te kunnen blijven attenderen op en informeren over boeiende exposities. Zoals de tentoonstelling Zien en Geloven over Middeleeuwse spiritualiteit die vanaf eind januari  tot 6 mei te zien zal zijn in Rijksmuseum Twenthe. De bezoeker wordt niet alleen uitgenodigd om te kijken. In deze expositie worden alle zintuigen geprikkeld, zodat je teruggaand in de tijd, de totaalervaring krijgt van Middeleeuwse religiositeit. Je ruikt kaarsen en wierook en kunt de sensatie die het aanraken van relieken veroorzaakt beleven. De expositie sluit mooi aan bij de exposities In de Ban van de Middeleeuwen die tot 27 januari te zien is in het Catharijneconvent en Zoeken naar Zingeving in Museum Kröller-Müller in Otterloo die loopt tot 12 mei. De bespreking van In de Ban van de Middeleeuwen staat op deze site.

U kunt scrollen tot u bij de voor u interessante expositie komt. Bij enkele heb ik een uitgebreider artikel op deze website geschreven. Ter voorbereiding op- of ter verdieping na uw museumbezoek: in beide gevallen een aanrader. De herkenning verhoogt uw plezier!

De schoonheid van het onbekende: kunstenaars op reis 1880-1950. Tot en met 25 mei in Museum de Wieger, Deurne.

Hendrik Jan Wolter, Strandgezicht met vissersboten te Nice, 1925. Museum Flehite, Amersfoort

Het goede voorbeeld van het Van Gogh Museum vindt navolging. Met werk uit de eigen collectie en Nederlandse bruikleengevers presenteert Museum de Wieger tot en met 25 mei de vrolijk stemmende tentoonstelling de ‘Schoonheid van het onbekende’: kunstenaars op reis 1880-1950. Een expositie met werken van 19e- -eeuwse noorderlingen die, geïnspireerd door de natuur en het zuidelijke licht, prachtige impressies schilderden van de mediterrane wereld.

De belangstelling voor Zuid-Frankrijk en vooral Italië was destijds niet nieuw. In de 16e eeuw gingen avontuurlijk ingestelde kunstenaars als Jan Brueghel de Oude, Jan van Scorel en Maarten van Heemskerck ook al op reis om het zuidelijke landschap en de grote meesters van de Renaissance te bestuderen.

In de 18e eeuw kreeg de belangstelling voor het zonnige zuiden en met name de interesse voor de pittoreske ruïnes van het roemruchte Romeinse Rijk een impuls. Van hun Grand Tour, een vormingsjaar ter vervolmaking van hun opvoeding, brachten zonen van de Engelse upper-class souvenirs mee in de vorm van schilderijen. Romantische beelden van de Romeinse Campagna, vastgelegd onder het licht van de opkomende- of ondergaande zon. Landschappen met de resten van een aquaduct of een door pijnbomen geflankeerd impressie van het indrukwekkende Colosseum. Ook stadszichten, de zogeheten vedute, van het wonderlijke door waterwegen doortrokken Venetië waren geliefd.

Bij de aanblik van die geschilderde beelden kregen thuisblijvers ook zin om zuidwaarts te reizen. In de 19e eeuw raakten steeds meer kunstenaars in de ban van dat bijzondere gevoel, waarvoor de Duitse taal zo’n treffende benaming heeft: Fernweh. Aangestoken door Wanderlust gingen ook Nederlandse kunstenaars op weg naar het zonnige zuiden.

De meesten moesten dat doen op eigen kracht, maar Jan Sluijters had geluk. Met een in academische stijl geschilderd bijbels historiestuk won hij in 1904 de prestigieuze Prix de Rome. Deze aanmoedigingsprijs gaf jong talent de mogelijkheid om zich tijdens een studiereis in Rome verder te ontwikkelen, maar zover is Sluijters nooit gekomen. Onderweg kwam hij in Parijs zodanig onder de indruk van het kleurrijke werk van de Fauvisten dat hij het roer radicaal omgooide.

In financieel opzicht was dit wellicht niet verstandig: zijn toelage werd ingetrokken. Het volgen van zijn hart bleek uiteindelijk een goede keuze. Hij verruilde de ouderwetse academische stijl voor in kleurrijke tinten geschilderde bloemstukken, portretten en alledaagse onderwerpen, waarvan je in de collectie van museum De Wieger verschillende voorbeelden ziet.

Artistieke veranderingen
De Reformatie en de Verlichting hadden al eerder grote religieuze- en politieke veranderingen veroorzaakt. De kerk en de adel waren als traditionele opdrachtgevers grotendeels weggevallen. Kunstenaars konden zelf keuzes maken, maar ze moesten wel verkoopbare onderwerpen schilderen. Die vonden ze in stads- en zeegezichten, architectuurstukken en stillevens in velerlei soort. Dit vrije repertoire werd sinds de 18e eeuw uitgebreid met berglandschappen en impressies van mediterrane locaties met pijnbomen en subtropische bloemen afgetekend tegen de azuurblauwe Middellandse zee. In de tentoonstelling La Grande Bleu in Singer Laren werden daar vorig jaar ook mooie voorbeelden van getoond.

Mies P. Carsten, De haven van Algiers. Museum De Wieger, Deurne, langdurig bruikleen van Kunsthandel Fransen, Amsterdam

Evenals Vincent van Gogh trokken diverse Nederlandse kunstenaars in de late 19e en vroege 20e eeuw naar de Côte d’Azur. Voor meer exotische onderwerpen trokken enkelen verder langs Italiaanse-, Griekse-, Turkse- en zelfs Noord-Afrikaanse kusten.

In de expositie zijn ruim zeventig werken te zien. Niet alleen van bekende mannelijke kunstenaars als Otto van Rees, Dirk Filarski, Hendrik Jan Wolter en Isaac Israëls, maar ook van enkele succesvolle vrouwen. Je ziet kleurrijk en vernieuwend werk van Mies Carsten, Jo Koster en de minder bekende Anna Maria Braakensiek. De indrukken die zij tijdens avontuurlijke reizen door Frankrijk, Italië, Griekenland en Turkije opdeed vertaalde ze in mooie expressionistische beelden, zoals een kleurrijke impressie van Cappadocië.

Anna Maria Braakensiek, Cappadocia, privé collectie

De weg naar een succesvolle carrière als academisch geschoolde historieschilder leidde sinds de 16e eeuw steevast naar Rome. Maar aan het eind van de 19e eeuw komt daar een nieuwe route bij. Jan Sluijters was niet de enige, ook andere kunstenaars ondervonden de magische aantrekkingskracht van Parijs. Sinds het begin van het impressionisme vonden hier tijdens het fin de siècle grote artistieke vernieuwingen plaats. In een aparte aan Parijs gewijde zaal worden deze ontwikkelingen getoond. Hier zie je bijvoorbeeld een kleurrijke impressie van een brug over de Seine, met daarachter de Nôtre Dame door Gerard Hordijk. Deze voorstelling doet nu wellicht clichématig aan, maar destijds was het een fris, vernieuwend beeld.

Gerard Hordijk, Notre Dame de Paris, olieverf op doek. Collectie Museum De Wieger Deurne

De tentoonstelling besteedt speciale aandacht aan de nog onbekende voorvader van kunsthandelaar Marc Bies: de Brabantse kunstenaar Marinus Bies (1894-1975). Van zijn hand zie je een sprankelende impressie van het strandleven in Nice.

Marinus Bies, Strandleven te Nice, gemengde techniek. Galerij-Museum Bies, Aarle-Rixtel

Een heerlijke wintertentoonstelling! En als je vorig jaar in Singer Laren niet genoeg kon krijgen van de zonovergoten mediterrane onderwerpen en de azuurblauwe zeegezichten kun je in Deurne wederom je hart ophalen! Maar dat geldt natuurlijk ook voor wie daar niet was.

Link: Museum Wieger, Deurne

Tentoonstelling Zien & Geloven. Van 26 januari tot en met 4 mei in Rijksmuseum Twenthe.

Getijdenboek van Simon de Varie, 15e eeuw. Koninklijke Bibliotheek, Den Haag

Zien & Geloven: met deze woordspeling op de nieuwtestamentische uitspraak van Jezus presenteert Rijksmuseum Twenthe een boeiende tentoonstelling rond het beleven van religie in de Middeleeuwen. Bijbelvasten onder u herkennen deze woorden van het fragment, waarin de ongelovige Thomas zijn vinger letterlijk en figuurlijk op de zere plek legt: de zijdewond die Jezus aan het kruis was toegebracht door de lans van de Romeinse centurion Longinus. Het tastbare bewijs dat zijn meester echt was opgestaan uit de dood.

Onder het motto Eerst Zien dan Geloven presenteerde Museum Catharijneconvent in 2006 de nieuwe inrichting van haar collectie waarbij de nadruk lag op zien.
Van 26 januari tot en met 4 mei nodigt Rijksmuseum Twenthe de bezoeker uit om de Middeleeuwse geloofsbeleving aan den lijve te ervaren. In de tentoonstelling Zien & Geloven wordt niet alleen gekeken naar religieuze kunst, maar in de expositiezalen worden, zoals in het verleden, alle zintuigen aangesproken om het bovennatuurlijke te ervaren. Met beelden, geluiden, geuren, smaken en tastbare objecten worden niet alleen het zicht, maar ook het gehoor, de smaak-, reuk- en tastzin geprikkeld.

Daarmee is de expositie in Twente uniek. Nou ja, bijna uniek.
Na opening leest u hier meer over deze tentoonstelling

Met de tentoonstelling Zoeken naar Zingeving presenteert Museum Kröller-Müller tot 11 mei eveneens een speurtocht naar de zintuiglijke ervaring van kunst.

Zaalimpressie Zingeving met beeld van Ossip Zadkine: Rebecca

Deze intieme tentoonstelling is ingericht naar de persoonlijke visie van de stichter van het museum Helene Kröller-Müller (1869-1939). Tijdens een virtuele reis langs kustenaars en stromingen wordt de bezoeker uitgenodigd tot nadenken over kunst en het leven. Daarin gaat deze expositie dus verder dan de tentoonstelling Zien en Geloven  in Twente.

Met de stichting van een museum in de verstilde natuur van de Veluwe schiep Helene Kröller-Müller in 1938 een ‘centrum voor geestelijk leven’. Een plek waar je in hedendaagse bewoordingen, je accu weer kan opladen.

Die doelstelling werd voor ons, daags na kerstmis werkelijkheid. Door een grijze middag op weg naar het museum brak de hemel ineens open. Indachtig de leus Ars longa vita brevis stapten we uit om tijdens een wandeling te genieten van dit onverwachte geschenk. Met wat fantasie ervoeren we het levensmotto van Helene: Spiritus et Materia Unum; geest en materie zijn één. De Belgische architect Henry van de Velde vervatte deze woorden in een embleem op de gevel van het door hem ontworpen museum. 

De doorsnee bezoeker zal de relatie met spiritualiteit en filosofie niet zo een twee drie opvallen, maar in deze tentoonstelling wordt duidelijk dat deze disciplines de bouwstenen zijn waarmee de collectie is samengesteld. De zaalteksten informeren de bezoeker over Helenes persoonlijk zoektocht naar zingeving. Haar twijfel aan de traditionele door de kerk gedicteerde invulling daarvan wordt gevoed door haar contact met kunstpedagoog H.P. Bremmer. In navolging van de door Bremmer aangehangen visie van de zeventiende-eeuwse filosoof Spinoza, dat God zich in al het aardse manifesteert, vindt zij in kunst het antwoord. De neerslag daarvan is te zien in de nu getoonde modernisten die in dialoog gepresenteerd worden met oude Nederlandse en Italiaanse meesters als Andrea Mantegna en Pseudo Pier Francesco Fiorentino. De laatste is vertegenwoordigd met een portret van een onbekende vrouw, in wie Helene in haar fantasie niet alleen Beatrice, de geliefde van Dante herkent, maar ook de vriendin, die zij in werkelijkheid ontbeert. Het werk hing boven haar schrijftafel.

Pseudo Pier Francesco Fiorentino, Portret van een Vrouw, ca. 1470.

Tussen de moderne kunstenaars hangt een zeventiende-eeuws kerkinterieur van Pieter Saenredam. In de hoog opgaande gotische kerk gaf hij de almacht van het goddelijke treffend weer door de buitenproportioneel nietig geschetste figuurtjes. Maar nu loop ik op de zaken vooruit.

In de tentoonstellingszalen zijn uit blank hout opgetrokken alkoofjes geplaatst. Daarbinnen kan de bezoeker zich, al dan niet geleid door filosofe Désanne van Brederode in de audiotour, concentreren op één kunstwerk. Bij grote drukte wordt de blik daarop helaas verstoord door bezoekers die zich naar een volgend topstuk spoeden. Want wat je in Otterloo te zien krijgt zijn zonder uitzondering hoogtepunten van laat-negentiende- en vroeg-twintigste-eeuwse kunst.

Zaalimpressie met Vincent van Goghs Mand met Citroenen en fles uit 1888 en Middeleeuwse Christuskop

De expositie vangt aan met een stilleven van Vincent van Gogh, dat ter overpeinzing wordt getoond naast een Middeleeuwse Christuskop. Via de wandtekst nodigt Helene de bezoeker uit zich in te leven in het gemoed van de man die ons met zijn verfrissende blik op citroenen ‘ten spijt van alles’ nog altijd weet te boeien.

In deze zaal staat een metershoge sculptuur; niet van Emil Nolde zoals ik dacht, maar van Ossip Zadkine. Na de dood van Helene breidde de nieuwe directeur van het museum Bram Hammacher de schilderijenverzameling uit met beeldhouwwerk. Dit uit één boomstam gesneden beeld stelt een Oosterse vrouw voor met een waterkruik. Bij zijn creatie stond Zadkine de Bijbelse Rebecca voor ogen. De vrouw in wie Abrahams knecht Eliëzer bij een waterput de perfecte bruid voor Isaac, de zoon van zijn meester vond. Op zijn verzoek om water gaf zij niet alleen hem te drinken, naar uit eigener beweging ook zijn kamelen. Enkele hoofdstukken verder zou blijken dat Rebecca ook een minder mooie kant had, maar dat is een ander verhaal.

In de navolgende zalen zie je werk van realisten en symbolisten als Johan Thorn Prikker en Jan Toorop, die met zijn betoverende Zang der tijden, de Drie bruiden en Les Rodeurs vertegenwoordigd is. Welhaast psychedelische impressies van …. Ja, wat eigenlijk? …’Iemand die mij niet ziet in mijn Oosterse gedachtewereld en de bezwerende tekenen niet verstaat die ik in die kunst heb aangevuld, kan mijn werk niet begrijpen’…aldus Jan Toorops eigentijdse explicatie.

Gebaseerd op zijn Indische vaderland, ademt Toorops werk een mystieke ‘stille kracht’, die je zelf moet ervaren. Voor een beter begrip van Les Rodeurs hierbij een vingerwijzing. Met zijn verbeelding van een onschuldige dode maagd die wordt belaagd door agressieve mannen gaf Toorop een persoonlijke versie van de zondeval.

Jan Toorop, Les Rodeurs 1892, detail foto Marina Marijnen

Ook Toorops dochter Charley, die vooral bekend is van haar (hyper)realistische werk, kwam via Piet Mondriaan in contact met theosofische en antroposofische ideeën, die in de vibrerende vormentaal van haar Vuurtoren bij avond hun weerklank zouden hebben gevonden.

In een apart kabinetje heeft Piet Mondriaans Compositie 10 in zwart en wit uit 1915 een plek gekregen. Zijn zoektocht naar spiritualiteit voert via de weg van de theosofie uiteindelijk naar abstracte weergave van de werkelijkheid. Zijns inziens ligt aan de waarneembare chaotische wereld een goddelijke orde ten grondslag. Een orde waarin, aldus de zaaltekst, de relatie tussen de mens en de kosmos, tussen het aardse en het hogere, het materiële en het spirituele volmaakt is. Mondriaan, die zijn zomers graag in het Zeeuwse Domburg doorbracht, zou zijn inspiratie voor dit werk hebben opgedaan door de haaks op de horizon staande strekdammen op het Zeeuwse strand. Met mijn neus op het doek zie ik iets bijzonders: pentimenti! Onder de dun geworden witte verf ontdek ik tal van weg geschilderde zwarte streepjes. 

Piet Mondriaan, Compositie 10, 1915

Tijdens mijn rondgang deed ik nog een verrassende ontdekking. Halverwege de expositie hangen twee werken van Jan Sluijters, die een wereld van verschil illustreren. Naast een in sombere kleuren weergegeven bijna Middeleeuwse Bewening van een afzichtelijke, al in staat van ontbinding verkerende Christus, hangt een modern kleurrijk werk. Een doek met twee vrouwfiguren voor wie Sluijters echtgenote Greet model stond. De een keurig in de kleren; de ander in een verleidelijke naakte pose als personificaties van de aardse en de goddelijke liefde.

Uit het mystieke land van de symbolisten zijn schilderijen te zien van William o.a. Degouve de Nuncques, Maurice Denis en Pierre Puvis de Chavannes.

Wilhelmina Drupsteen, Biddende figuur, Museum Kröller Müller

Daarnaast wordt beeldhouwwerk getoond van John Rädecker, George Minne en een witmarmeren, gestileerde Madonna van Alexander Archipenko. Johan Coenraad Altorf is vertegenwoordigd met een uit coromandelhout gesneden Monnik. Er zijn ook enkele door het boeddhisme aangeraakte sculpturen te zien, zoals een klein biddend figuurtje door Wilhelmina Drupsteen.
Als kind van zijn tijd zocht Odilon Redon eveneens naar zingeving.  Geïnspireerd door de Franse filosoof Edouard Schuré, die naar een synthese zocht tussen de wereldgodsdiensten, ontstaat in 1906 Redons Le Sacré Coeur (le Boudha),waarin Jezus en de Boeddha zijn samengevoegd tot één figuur.

Odilon Redon, Le Sacré Coeur (le Boudha), 1906

In zijn zoektocht naar een zuivere harmonieuze kunst, waardoor de mens het universum en zelfs God kan ervaren, zocht Theo van Doesburg eveneens  inspiratie in een niet-westerse religie. Zijn sculptuur van Danseressen is afgeleid van de fluit spelende Hindoeïstische godheid Krishna.

In wezen doet de eigentijdse beeldhouwer James Lee Byars hetzelfde. Op zijn zoektocht naar geluk en geestelijke vrijheid bewandelt hij het boeddhistische pad. Zijn ervaringen zijn gestold in een prachtige bol van blauw Afrikaans graniet. The Path of Luck werd in 2018 passend in de doelstelling van Helene Kröller Müller aangekocht. 

James Lee Byars, The Path of Luck, 1992. foto Marina Marijnen

Zoeken naar Zingeving tot 11 mei in Museum Kröller-Müller, Otterloo.

Houd er bij het reserveren van tickets rekening mee dat je bij binnenkomst in het Natuurpark de Hoge Veluwe ook daarvoor entree moet betalen (€ 13,05 per persoon).

Tentoonstelling Beatriz Gonzaléz en Amol K Patil. Tot en met 9 maart in Museum de Pont, Tilburg.

Beatriz González Ceremonia de la caja, 2010 Collection De Pont museum, Tilburg (NL) Photo: Eddo Hartmann

Deze winter kunt u in museum de Pont in Tilburg twee bijzondere tentoonstellingen van eigentijdse kunstenaars bezoeken. In War and Peace: a Poetics of Gesture … schetst de grande dame van Colombiaanse kunst Beatriz Gonzaléz (1932) de geschiedenis van haar land. Niet met impressies van het nu eens lieflijke dan weer ruige landschap, maar met schrijnende beelden informeert zij het publiek over de gewelddadige historie van dit Zuid-Amerikaanse land. In vereenvoudigde vormen en felle aan volkskunst en bidprentjes ontleende kleuren brengt zij het verdriet in beeld dat veroorzaakt is door de decennialange binnenlandse strijd tussen guerrillabewegingen, drugsbendes, paramilitairen en het Colombiaanse leger. Alle dragen schuld aan het leed waaronder de burgers sinds 1964 gebukt gaan.

Op zoek naar een eigen stijl begon Gonzaléz in de jaren ‘60 met schilderen. Als inspiratiebron koos zij Italiaanse, Spaanse en Hollandse meesters als Goya en Vermeer. Een bijzonder voorbeeld daarvan is haar fragmentarische interpretatie van Velazquez doek met de Overgave van Breda [Las Lanzas] dat gezien de plaats van de tentoonstelling in Brabant een lokale actualiteit bezit.

1. Diego Velazquez, de Overgave van Breda, doek 367 x 307 cm. 1635. Museo del Prado. (Wiki)
2. Beatriz Gonzaléz (Fragment van) De overgave van Breda 1963. Foto: Juan Rodríguez Varón 

Later vond zij inspiratie in voorbeelden van de contemporaine Pop Art en krantenfoto’s. Daarin afgebeelde personen lichtte zij uit de context om ze vervolgens in grote kleurvlakken op het doek te brengen. Ogenschijnlijk zonder betekenis, maar die is er wel degelijk. Het antwoord op de vraag wat zij met de in haar schilderijen neergezette personen wil zeggen ligt verscholen in de talloze krantenknipsels met berichten over de vele (zelf)moorden in haar land. Achter het op het oog vriendelijke portret van een man en vrouw met boeket witte rozen gaat een ijzingwekkend verhaal schuil. Het portret is geïnspireerd op een krantenfoto bij het bericht dat dit koppel uit wanhoop zelfmoord pleegde. Hun lichamen werden in het meer bij de Sisga i stuwdam gevonden.

Beatriz González Los suicidas del Sisga No. 2, 1965 Photo: Juan Rodríguez Varón

Aanvankelijk hanteerde Gonzaléz een helder, kleurrijk palet, maar evenredig aan de toename van gewelddadigheden in haar land, kleurden haar doeken in de jaren ’90 steeds donkerder. Ook deze werken zijn geïnspireerd op foto’s bij krantenberichten over verdwijningen en ontvoeringen. Ze verwerkte deze thema’s terug in series, waarin Gonzaléz op een enkel gebaar of detail focust. Zoals in de reeks waarin een vrouw vertwijfeld naar haar hoofd grijpt of een man wanhopig zijn ogen bedekt. In een ander beeld zie je een levenloze arm van een vermoorde man, waarmee zij de zeggingskracht (uit)vergroot.

Deze werkwijze zie je ook in de monumentale reeks Mourning Frieze dat zij in 2018 in druk liet uitvoeren en op publieke muren liet aanplakken.

Een ander thema in haar series vormt migratie. Tijdens een lezing bij de Kunstkring Doorn licht kunsthistorica Carla van Bree toe dat Gonzaléz in haar geboorteplaats Bucaramanga vele migranten uit Venezuela langs zag komen op weg naar een betere toekomst in de VS.
Bijzonder indrukwekkend is het enorme gordijn, waarin zij een bewerkte krantenfoto van een feestelijk avondje in het presidentieel paleis meterslang herhaalde: Decoracion de Interiores uit 1981. Het doek is geenszins bedoeld als interieurdecoratie, maar als kritiek op de levensstijl van president Turbay en zijn familie.

Beatriz Gonzalez Interieur Decoratiie 1981, Installatie in het Museo de Arte Moderno de Medellín, 2012. Foto: Andrés Pardo

Sprekend over interieurdecoraties: evenals de hierna besproken Indiase kunstenaar Amol K Patil, heeft ook Gonzaléz verschillende meubelstukken door beschildering tot kunstwerken verheven. In de fabriekshallen van de voormalige textielweverij van de familie de Pont voelen haar werken, en met name de monumentale doeken zich op hun plaats. Voor de realisatie van haar artistieke ideeën keek Gonzaléz niet op een metertje textiel meer of minder. Sommige doeken, zoals die gewijd aan Oorlog en Vrede zijn zo groot dat ze noodgedwongen, maar daardoor eigenlijk nog expressiever, aan de onderzijde op de grond liggen.
Over het kleurrijke, betekenisvolle werk van Gonzaléz valt nog veel meer te vertellen. Maar veel leuker is het om zelf te gaan kijken; dat kan nog tot en met 9 maart.

Amol K Patil Lines Between the City, 2023 Photo: Tomek Dersu Aaron

Dit geldt ook voor het indringende en tegelijkertijd poëtische werk van de Indiase kunstenaar Amol K Patil (1987), waarvan ik hier eveneens een impressie geef. Evenals Gonsalez brengt Patil de niet te winnen strijd tussen overheid en burgers of beter: niet-bestaande burgers in beeld.  Zijn belangrijkste thema is de sociale ongelijkheid die veroorzaakt wordt door de hiërarchie van het Indiase kastenstelsel, dat in 1950 werd afgeschaft, maar nog niet verdwenen is. Bij Patil staat het leven van de in het westen als paria’s bestempelde have-nots centraal. De kasteloze dalits die slecht betaald en zwaar werk doen, zoals de straatvegers. Wie ooit in India was weet dat het opruimen van de rotzooi daar onbegonnen werk is. Die wetenschap maakt het thema extra beladen. Er is voor deze mensen maar één uitweg: blijven geloven in reïncarnatie in de hoop op een beter leven.

Patil maakt hun ellende zichtbaar. In het campagnebeeld van de tentoonstelling poseren de talloze, magere gestalten. Het stof -bleef het daar maar bij- dat deze onfortuinlijke lieden opvegen heeft een prominente plek in Patils oeuvre. Stof is overal te zien: op troep die Patil zelf opraapte, zijn zogeheten dust objects, tot in de lades van meubels die hij als stil protest tegen de Indiase bureaucratie als kunstwerk presenteert.

Amol K Patil Whispers of the Dust, 2024 De Pont Museum, Tilburg (NL) Photo: Eddo Hartmann

Met intieme en schaars verlichte sculpturen, tekeningen, video’s en performances brengt hij de erbarmelijke omstandigheden van deze ‘onzichtbaren’ aan het licht. De in de expositie getoonde handen en voeten staan symbool voor de mensonterende arbeid die de dalits, als menselijke machines met deze ledematen verrichten.

Amol K Patil The Politics of Skin and Movement, 2022 Photo: Beau Swierstra

Met zijn werk treedt Patil, die zelf geen kasteloze is, in het voetspoor van zijn vader en grootvader die middels gedichten en protestliederen eveneens van zich lieten horen om de ellende van de onaanraakbaren duidelijk te maken. Ter illustratie van hun erbarmelijke levensomstandigheden bezocht Patil de krotten van Mumbai, de zogeheten chawl-architectuur. In de vertrekken van de soms al eeuwenoude door de Britten gebouwde gevangenissen vinden fabrieksarbeiders een onderkomen.

         …Als de muren van deze cellen eens konden spreken…

Het leed dat binnen die soms honderdjarige muren gevoeld werd en wordt heeft een weg gevonden naar Patils door barsten en butsen getekende sculpturen.
Sprekend over muren: dwars door Mumbai staan nog altijd de scheidingsmuren overeind die de armoedige krottenwijken scheiden van de betere buurten in de city. Met zijn Lines between the city brengt Patil ook dit aspect van de Indiase samenleving in beeld. 

Exhibition overview Whispers of the Dust, 2024.De Pont Museum, Tilburg (NL) Photo: Eddo Hartmann

Tentoongesteld binnen de venster loze nieuwe vleugel van de Pont komen Patils kunstwerken en installaties extra indringend over. Beelden van alleen maar handen en voeten verwijzen naar de tools waarmee de dalits als menselijke machines moeten werken. De impact van de beelden wordt versterkt door geluiden. Whispers of the Dust bezorgen de bezoeker een immersieve ervaring, waarbij alle zintuigen worden aangesproken. 

Link: Museum De Pont Tilburg

Susanna: van Middeleeuwen tot #MeToo. Tot en met 23 maart in Museum Gouda.

Gustave Vanaise, Na het Bad, 1902. Museum voor Schone Kunsten, Gent

Tijdens lezingen en rondleidingen in het Catharijneconvent sprak ik vaak over Bijbelse vrouwen. Door de eeuwen heen, maar vooral in de zeventiende eeuw werden zij veelvuldig en prominent op schilderijen verbeeld. Eva, de dochters van Lot, Rebecca, Delila, Jaël, Ruth, Batshseba, Ester en niet in de laatste plaats Susanna. Aan haar wijdt Museum Gouda nu een solotentoonstelling.
Voordat ik u meeneem naar Gouda, staan we even stil bij het motief achter het ontstaan van de talrijke schilderijen met Bijbelse vrouwen. Zowel voorbeeldige als ondeugende – die waren er ook- zijn veelvuldig ‘tot lering en vermaak’ in beeld gebracht. Onder het voorwendsel van een moraliserende boodschap verschaften de dames aan schilders en opdrachtgevers een alibi om erotisch getint vrouwelijk schoon op het doek te brengen.

Of de motieven louter belerend waren valt niet te achterhalen, maar de dichtende jurist Jacob Cats (1577-1660) had de schilders van dit functionele naakt wel door. Met opgeheven vinger benoemde hij de zedenbedervende onderwerpen:

Een Loth of Davids val ten nausten af te maelen
Doet ick en weet niet hoe, de losse sinnen dwaelen.
Een stier, een valsche swaen, die jonge maeghden schent,
Heeft dickmael aen de jeught de lusten ingeprent !

In een aan Bijbelse vrouwen gewijde publicatie uit 2006 lees je dat zij nogal van elkaar verschillen. Judith en Jaël zijn weliswaar moedig, maar het doden van een tegenstander is niet navolgenswaardig. De daden van andere vrouwen strekken wél tot voorbeeld. Standvastig in hun geloof, vlijtig, lief, kuis en waar nodig boetvaardig zijn vrouwen als Susanna bij uitstek geschikt als instrument om de boodschap van Jezus door te geven. In het Rijksmuseum en het Catharijneconvent zijn interessante illustraties van oudtestamentische vrouwen in voorbeeldige, maar ook in bedenkelijke rollen te vinden. Zoals Rebecca, de bruid van Isaac. Zij leek een lieve volgzame vrouw, maar eenmaal op leeftijd kwam zoals beschreven in Genesis 27, een minder mooie kant van haar karakter aan het licht….
Met Rebecca’s bedrog hielden schilders vrouwen een lesje voor. De boodschap eerlijk duurt het langst wordt ook uitgedragen in schilderijen met de ten onrechte als overspelig veroordeelde kuise Susanna, over wie straks meer.

Govert Flinck, Isaac zegent Jacob, ca. 1636 Doek 124 x 151 cm. Museum Catharijneconvent

Top tien
In de jaren ’80 van de vorige eeuw speelde de herziene editie van A. Piglers Barockthemen nog een belangrijke rol in het vak Iconologie. In een daarin gegeven overzicht van favoriete Bijbelse thema’s met erotische mogelijkheden staat Susanna samen met Lot en zijn dochters, Judith en Bathseba hoog genoteerd. In de 16e en 17e eeuw figureerden zij ook vaak in de reeks Vrouwenlisten. Verhalen over mannen van naam die buiten hun schuld door een vrouw ten val worden gebracht. De wijsgeer Aristoteles liet zich het hoofd op hol brengen door de bedrieglijke Phyllis en de oudtestamentische krachtpatser Simson liet zich in de luren leggen door de verleidelijke Delila. Ook koning David wordt in deze reeks als slachtoffer ten tonele gevoerd. Hij liet zich verleiden door de mooie getrouwde Bathseba. Of was het andersom?

Ook Bathseba zou een (bij)rol kunnen spelen in het #MeToo verhaal dat nu in Gouda verteld wordt. Bathseba werd door Koning David, nadat hij haar in haar tuin had zien baden, uitgenodigd op het paleis. Gezien de machtsverhouding kon zij niet weigeren. Van het een kwam het ander. Wanneer Bathseba zwanger is bedenkt koning David een manier om zich van haar echtgenoot Uria te ontdoen. Hij stuurt hem naar het front, zodat hij met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal sneuvelen. Hoe het verder ging lees je in het Bijbelboek 2 Samuel 11-27.

Willem van Mieris, Susanna en de ouderlingen, 1714. Koninklijke Musea voor Schone Kunsten, Brussel Foto Marina Marijnen

De wel- en niet voorbeeldige Bijbelse vrouwen vormen al eeuwenlang een dankbare artistieke inspiratiebron. De samenstellers van de Goudse tentoonstelling beperken zich tot het verhaal van Susanna, uit het apocriefe Bijbelboek Daniel. In de tentoonstelling zie je hoe Susanna tal van zeventiende -eeuwse en latere kunstenaars inspireerde tot het maken van schilderijen, prenten, beeldhouwwerk en films. In een van de zalen wordt de scène uit Alfred Hitchcocks film Psycho geprojecteerd, waarin de gewelddadige hoofdrolspeler zijn slachtoffer onder de douche bespiedt. Weinig kijkers zullen het in 1960 of daarna hebben opgemerkt, maar de peep hole waardoor hij gluurt is verborgen achter een schilderij met voorstelling van Susanna en de ouderlingen door Willem van Mieris.

Wie was Susanna?
Het verhaal van Susanna speelt in de 6e eeuw v. Chr. tijdens de zogeheten Babylonische Ballingschap. De mooie echtgenote van de welgestelde Joachim wordt tijdens het baden in haar tuin bespied door twee ouderlingen. Ze proberen haar te verleiden. Wanneer Susanna niet op hun avances in gaat brengen ze het gerucht in omloop dat Susanna overspel heeft gepleegd. Susanna wordt veroordeeld tot de doodstraf, maar de profeet Daniel brengt redding. Op grond van tegenstrijdige verklaringen vallen de ouderlingen door de mand, waarna Susanna wordt vrijgesproken. Moraal van het verhaal: eerlijkheid prevaleert boven bedrog en een kuise levenswandel strekt tot aanbeveling.

Waarom legden kunstenaars dit tafereel keer op keer vast? In de tentoonstelling wordt het antwoord op deze vraag in beeld gebracht met oude meesters zoals Artemisia Gentileschi en Hendrick Goltzius maar ook met hedendaagse kunstenaars zoals Oscar Jespers. Van Rembrandt wordt een bijzonder goed getroffen tekening getoond, waarin je in spiegelbeeld de compositie herkent van zijn schilderij met hetzelfde onderwerp in de Berlijnse Gemäldegalerie.

Rembrandt, Susanna en de ouderlingen, ca. 1650-1655. pentekening, Rijksmuseum

Nu eens wordt Susanna ten tonele gevoerd als symbool van vroomheid en huwelijkstrouw, soms ook als lustobject of drager van een politieke boodschap. Vanuit wisselend perspectief als slachtoffer, maar ook als een krachtige survivor, aldus de samenstellers van de tentoonstelling.

Artemisia Gentileschi, Susanna en de Ouderlingen, 1649. Morvian Gallery, Brno.

Susanna bracht niet alleen de hoofden van de grijsaards en mannelijke schilders op ideeën. We zagen dat zij hen inspireerde tot mooie verstilde, erotiserende of aangrijpende beelden. Van die laatste categorie is het schilderij van Artemisia Gentileschi (1593-1653) wellicht het meest schokkende. Gentileschi werd als eerste vrouw toegelaten tot de academie van Florence. Een persoonlijk #MeToo voorval uit haar jeugd was waarschijnlijk de aanleiding voor haar verbeelding van Bijbelse vrouwen in het algemeen (denk aan Judith en Holofernes) en Susanna in het bijzonder. In de rechtszaak die ze aanspande tegen haar verkrachter werd Agostino Tassi weliswaar veroordeeld tot een gevangenisstraf, maar hij kwam al snel weer op vrije voeten. Het trauma uit haar jeugd blijft Artemisia kennelijk achtervolgen. Na eerdere versies uit 1610 en 1622 neemt Artemisia het thema van Susanna en de ouderlingen in 1649 nogmaals ter hand.

Oscar Jespers, Susanna, wit marmer 1956 – Museum voor Schone Kunsten, Gent, Foto Marina Marijnen

In de tentoongestelde werken is Susanna vanuit verschillende perspectieven in beeld is gebracht. Soms neemt zij een bad in haar tuin zonder de in de bosjes verscholen grijsaards op te merken. In andere werken is ze de wanhoop nabij wanneer ze door hen wordt vastgegrepen. In weer andere werken, zoals in Goltzius versie uit 1607 lijkt haar blik bijna verleidelijk. Rond het midden van de 20e eeuw inspireerde de kuise Susanna beeldhouwer Oscar Jespers tot zijn solitaire verbeelding van Susanna op het moment dat zij de voyeurs ontdekt. Bij zijn witmarmeren versie nodigt de Vlaamse beeldhouwer de bezoeker uit om goed te kijken. Loop er maar eens omheen en neem haar pose en blik in je op. Hoe zie jij Susanna?  Een in brons gegoten versie van dit beeld bevindt zich in het Utrechtse park Oog in Al. Wil de echte Susanna nu opstaan?

In zijn doek verwerkte Goltzius een in hedendaagse ogen nogal bedenkelijk grapje. Een van de ouderlingen gaf hij de gelaatstrekken van zijn vriend Jan Govertz. Van der Aer, waarmee deze als een zogeheten ‘Susannist’ is weggezet: een oude snoeper.

Hendrick Goltzius, Susanna en de ouderlingen, 1607. Musée de la Chartreuse, Douai

Het eeuwenoude verhaal van Susanna is ondanks de vele prenten en schilderijen met moraliserende boodschap helaas nog steeds actueel. Met hun audiotour proberen de zogeheten Sekszusjes van de gelijknamige educatieve VPRO-serie aan de hand van Susanna’s lotgevallen bewustwording te creëren van de problematiek rond ongewenste intimiteiten.
Susanna’s eigentijdse naamgenote Susanna Inglada (1983) is vertegenwoordigd met een animatie, waarin zij met indringende beelden reflecteert op de impact van de #MeToo beweging.

Orange the world
Op 26 november ging de wereldwijde actie Orange the World van start, waarmee aandacht wordt gevraagd voor geweld tegen vrouwen. Ook in ons land vallen vrouwen, veelal onopgemerkt door de buitenwereld, ten prooi aan huiselijk geweld. Via de media en gebouwen die ‘s avonds met schijnwerpers oranje kleuren wordt dit thema belicht. Met de aankoop van een armband met een oranje steen kun je een bijdrage leveren aan het stoppen van huiselijk geweld en femicide. Zie https://www.orangetheworld.nl  

Ga voor informatie over de tentoonstelling en het uitgebreide activiteiten programma naar www.museumgouda.nl

Zwart op wit – Prentkunst rond 1900. Tot en met 12 januari 2025, Dordrechts Museum.

Willem Witsen, Schaapherder 1885-1886, ets, Dordrechts Museum, bruikleen Teekengenootschap Pictura, Dordrecht Foto Marina Marijnen

Het is verbazingwekkend wat je zonder kleur, in zwart wit en grijstonen in beeld kunt brengen. Daarvan getuigen de prenten die tussen 1885-1896 gemaakt werden door de leden van de Nederlandsche Etsclub. Passend in de tijd waarin kunstenaars voor inspiratie teruggrepen op de schilderkunst van de Gouden Eeuw, namen zij de ‘vergeten’ etstechniek, waarmee Rembrandt zo succesvol was geweest, weer ter hand. Wie in de Dordtse tentoonstelling op oude leest geschoeid werk verwacht komt aangenaam bedrogen uit.

Het academische onderwijs in grafische technieken was voornamelijk gericht op het reproduceren van kunstwerken. De leden van de etsclub wilden meer. Omdat het vak ‘etsen’ op het lesrooster ontbrak maakte Willem Witsen zich deze techniek zelf eigen. Zijn etspers staat aan het begin van de tentoonstelling opgesteld; compleet met de bak waarin de koperplaat in een zuuroplossing werd gelegd. Daarin werd de in het metaal getekende voorstelling in de plaat gebeten oftewel geëtst, waarna deze ingesmeerd met inkt onder de pers kon worden afgedrukt.   

De kunstenaars van de etsclub streefden een persoonlijke onorthodoxe beeldtaal na. Zomaar een impressie van Scheepswrakken door Jan Veth, een monumentale in zwarte tonen weergegeven Heiwerker door Witsen evenals een Schaapherder die zijn hoofd boven het maaiveld uitsteekt, werden neergezet tegen een lichte achtergrond.

Naast diverse gespiegelde prenten wordt het geschilderde evenbeeld getoond, zoals o.a. een Boerenerf met hooischuur van Antoon Derkinderen. De ets moet wel als een afzonderlijk kunstwerk worden gezien.

Naast bekende mannen komen we in de expositie ook vrouwelijke kunstenaars tegen, wat in een destijds door mannen gedomineerde kunstwereld bijzonder was. Thérèse Schwarze gaf in 1886 een goed getroffen impressie van een stout schoolmeisje dat moet nablijven.

Thérèse Schwarze, Nablijven 1886

Ook andere vrouwelijke kunstenaars zijn present zoals  Mary Cassatt, die in Parijs furore maakte en Barbara van Houten die door haar vader voor de huishouding werd thuisgehouden. Als geestelijke vader van het Kinderwetje van Van Houten was hij buitenshuis weliswaar progressief, maar binnenskamers oerconservatief. Haar kunstenaarsbloed kroop echter waar het niet gaan kon en zij maakte zich de etstechniek eigen. Van Barbara’s hand zie je een goed getroffen stilleven met boeken op een stoel en, schatplichtig aan haar beroemde oom Hendrik Willem Mesdag een fraai geëtst bottertje.

Mary Cassatt Katharine 1880

Tijdens het fin de siècle waren de grafici van de Etsclub bijzonder succesvol. Jaarlijks gaven zij een  map met tien prenten uit die hier wordt getoond. In de tentoonstellingen die zij in Amsterdam en Den Haag organiseerden was ook werk van buitenlandse kunstenaars te zien, zoals de eerder genoemde Amerikaanse Mary Cassatt van wie je een fragmentarisch, lieflijk profielportretje ziet van haar dochter, Katharine.

Felix Bracquemond bracht het portret van de bekende Parijse kunstcriticus Edmond de Goncourt in 1881 op bijna fotografische wijze over op de etsplaat. Van zijn hand zie je ook een humoristische ets met Verraste eenden uit 1882.

Felix Bracquemond, Portret van Edmond de Goncourt, 1881

James McNeil Whistler deed ook mee met de club. Van zijn hand zie je de in ets en drogenaald uitgevoerde Smidse, die in 1889 bij de jaarlijkse tentoonstelling van de Etsclub te zien was. Ter gelegenheid van die expositie verbleef Whistler twee maanden in Nederland. Tijdens de diners zorgde hij met drank doordrenkte speeches voor een vrolijke noot.
Na tien jaar was het echter gedaan. Een impressie van de uitvaart van de Nederlandse etsclub door Rusticus [alias Marius Bauer] vormt het slotakkoord van de tentoonstelling. In deze geestige spotprent zie je hoe de stoffelijke resten van de club naar hun laatste rustplaats worden gebracht. Achter de baar loopt Jan Veth gewapend met de lijkrede,  Zilcken draagt een rouwkrans en Marius Bauer houdt de doodsoorzaak in de hand; een zak met schulden.

Rusticus [Marius Bauer], uitvaart van de Nederlandsche Etsclub, ets 1895 Detail Foto Marina Marijnen

Liberté! Ary Scheffer en de Romantiek, tot en met 23 maart in het Dordrechts Museum.

Ary Scheffer; Scène uit de julidagen 1831 Fondation Josée et René de Chambrun foto Alberto Ricci

De groots opgezette tentoonstelling Liberté! Ary Scheffer en de Romantiek is eveneens een must see. De geëxposeerde werken geven een interessant beeld van de roerige eerste helft van de 19e eeuw in Parijs. Een periode die getekend werd door revoluties en machtswisselingen. De Dordtenaar van geboorte Ary Scheffer (1795-1858) zit er met zijn neus bovenop, aldus de samenstellers van de tentoonstelling. In 1811 was de 16-jarige Ary met zijn moeder Cornelia naar Parijs verhuist. De weduwe Scheffer voorzag dat haar getalenteerde zoon zijn artistieke vaardigheden hier zou kunnen ontplooien. Hij kwam in de leer bij de beroemde historieschilder Pierre Guérin. Zelf was Cornelia Scheffer ook een begenadigd schilder. Zij kopieerde werken van haar zoon, die door verkoop uit zijn atelier zouden verdwijnen. Haar kopie van het doek met de opstandige Vrouwen van Souli (1827-1828) wordt naast het origineel in de eerste zaal getoond. 

Ary Scheffer De vrouwen van Souli werpen zich van de rotsen om niet in de handen van Ali Pascha te vallen. 1827-1828

In dochter Cornelia Marjolin leefde zijn artistieke talent voort. Zij werd beeldhouwer, evenals prinses Marie van Orléans, aan wie Ary Scheffer als ‘hofschilder’ teken- en schilderles had gegeven. Cornelia Marjolin heeft de schilderijen van haar vader aan het Dordrechts Museum geschonken.

De in ons land vrij onbekende- maar in Parijs zeer geliefde schilder verkeerde in de hoogste artistieke kringen. Hij ging om met Fréderic Chopin, Franz Liszt en raakte bevriend met eigentijdse kunstenaars als Théodore Géricault,  Jean-Auguste-Dominique Ingres en Eugène Delacroix. Zij zetten hun penselen in als wapens en klimmen tijdens opstanden zelf op de barricades. Met hun monumentale strijdvaardige doeken ontketenen zij een revolutie in de kunst. In zijn monumentale schilderij het Vlot van de Medusa ventileert Géricault zijn kritiek op de kapitein die zichzelf en de bemanning tijdens een schipbreuk in veiligheid bracht, terwijl hij de overige opvarenden zonder eten en drinken op een vlot aan hun lot overliet. Door een zwarte man toe te voegen uitte Gericault ook kritiek op de slavenhandel. In de expositie zie je een kleine olieverfstudie voor het oorspronkelijke doek van 5 x 7,5 meter.

Théodore Gericault Olieverfschets van Het vlot van de Médusa (vierde studie, ‘Bessonneau-studie’)1818-1819 Musées d’Angers

Ook Ary Scheffer raakte bevlogen door de idealen van die tijd. Als reactie op de door de rede aangestuurde stijl van het koele Classicisme ontstond in de vroege 19e eeuw de Romantiek, waarin emotie en gevoel de boventoon ging voeren. Over smaak valt niet te twisten. Sommige 19e -eeuwse en hedendaagse critici zijn niet zo te spreken over Scheffers nogal zoetgevooisde, gladgepolijste werken. Er blijft echter genoeg om van te genieten. Als documenten van een voorbije tijd zijn Scheffers werken,  aangevuld met ‘steunafbeeldingen’ van beroemdere tijdgenoten zoals Ingres, Géricault,  Eugène Isabey en Théodore Rousseau ook al heel interessant.

Link: Liberté! Ary Scheffer en de Romantiek

In de Ban van de Middeleeuwen, tot en met 26 januari 2025 in Museum Catharijneconvent in Utrecht.

Duccio di Buoninsegna, Engel, ca. 1308-131. ‘s-Heerenberg, Kasteel Huis Bergh Foto Marina Marijnen

Met een flitsende presentatie raakt de bezoeker direct in de ban van het verhaal van deze tentoonstelling: de lotgevallen van Middeleeuwse kunst die oorspronkelijk uitsluitend in kerken en kloosters te zien was.
Rond 1800 raakt deze religieuze kunst op drift. Die geschiedenis begon tijdens de Franse Revolutie van 1789. Kerken en kloosters werden gesloten in overeenstemming met de burgerlijke idealen vrijheid, gelijkheid en broederschap . Voor het gangbare standsverschil in de kerk was geen plaats meer. Kunsthandelaren zagen wel brood in de afgedankte Roomse kunst. Heiligenbeelden en schilderijen werden voor een appel en een ei gekocht. De panelen van grote altaarstukken werden gedemonteerd en verzaagd, zodat ze afzonderlijk voor veel geld aan liefhebbers konden worden verkocht.                                 
Niet alleen God verdween uit de Rooms-Katholieke kerken, maar religieuze kunst uit Frankrijk, Nederland en Duitsland raakte zo over heel Europa verspreid.

Veel kunstwerken zijn verloren gegaan, andere dragen de sporen van geweld. Niet alleen van beschadigingen die werden toegebracht tijdens de Franse Revolutie. Een zwaar toegetakeld reliëf in de Utrechtse Domkerk vertoont oudere letselschade. Tijdens de Beeldenstorm van 1566 viel het aan de Meester van de Utrechtse Stenen Vrouwenkop toegeschreven werk ten prooi aan sloophamers van ‘ketters’ en meelopers die het op ‘paapse superstitiën’ gemunt hadden.

Joan Reixach 1437-1486), Retabel met de tronende Maagd en Kruisiging, Haarzuilens, Kasteel de Haar foto Mike Bink

Verschillende kunstwerken die destijds aan dit vandalisme waren ontkomen vielen in de late 19e en vroege twintigste eeuw alsnog ten prooi aan vernieling, maar dat kwam voort uit kunstliefde. Baron Etienne van Zuylen van Nijevelt, een van de hoofdrolspelers in deze tentoonstelling, liet een stukje van de originele lijst van een Catalaans retabel afzagen, zodat het precies boven zijn bed paste. 
Conservator René de Kam ‘biecht’ -om in Rooms jargon te blijven- op dat de teloorgang van Middeleeuwse religieuze kunst niet alleen te wijten is aan Beeldenstormers en Franse revolutionairen. De Katholieke kerk heeft daar zelf ook schuld aan. In antwoord op de door Luther in gang gezette Reformatie begon de katholieke kerk een tegenoffensief met de Contrareformatie. De vroegmiddeleeuwse tot verstilde piëteit uitnodigende religieuze kunst werd in de zeventiende eeuw vervangen door Barokke beelden en altaarstukken, die de gelovigen letterlijk en figuurlijk van hun stuk moesten brengen. Met overweldigende beelden van de lijdende Christus, zijn in zwijm gevallen moeder en in extase verkerende heiligen werden de gelovigen direct emotioneel aangesproken.

Maagschap van de heilige Anna, Hans Döring, 1515, collectie Huis Bergh

In de ban van de Middeleeuwen is samengesteld met kunstwerken die in de vorige eeuw bijeengebracht zijn door drie markante collectioneurs, of eigenlijk vier, want de verzameling van Etienne van Zuylen van Nijevelt (1860-1934) is verkregen met geld van zijn echtgenote, Hélène de Rothschild (1863-1947). Allen zijn gepassioneerde collectioneurs, maar hun drijfveer verschilde. Van Heukelum verzamelde als vrome katholiek, het echtpaar Van Zuylen van Nijevelt gebruikte de Middeleeuwse verzameling om hun voorname pedigree om welstand te etaleren. Met zijn collectie manifesteerde textielbaron Jan Herman van Heek (1873-1957) zich als beschermer van Middeleeuws erfgoed.

Dankzij deze liefhebbers die zich al in de 19e eeuw om het lot van deze kunst bekommerden is nog veel bewaard gebleven en nu te zien in Museum Catharijneconvent. Hier leest u het hele verhaal.

In de Rug van de Zee, tot en met 11 mei 2025.  Museum Kranenburgh, Bergen aan Zee. Drie tentoonstellingen onder een dak. (Gesloten t/m 16 november)

Johannes Graadt (1867-1959), Duinlandschap Bergen, Museum Kranenburgh Bergen

Onlangs bezocht ik Museum Kranenburgh, museaal pareltje in het bos en duinrijke Noord-Hollandse Bergen. Tot eind mei is de tentoonstelling In de rug van de Zee: 100 jaar verbeelding van het landschap te zien. De kunstenaars van de Bergense School spelen de hoofdrol. Deze eerste expressionistische kunststroming van Nederland beleefde haar bloeitijd tussen 1915-1925. De verstilde bossen, duinen en stranden lokten ook daarna talloze kunstenaars naar Bergen. Zij brachten de waargenomen werkelijkheid met brede toetsen en verzadigde, soms contrastrijke kleuren op het doek. Wisselende weersomstandigheden en vooral het litorale licht inspireerde hen tot steeds weer nieuwe creaties.
Tussen de veertig door mannen geschilderde werken bevinden zich twee vrouwelijke kunstenaars. Else Berg is aanwezig met een landelijke impressie van Knotwilgen die zij onder invloed van het Kubisme in vereenvoudigde vormen weergaf en Charley Toorop met haar expressieve Goudreinetten.

In de deels door daglicht beschenen expositie in Bergen wandel je langs diverse duin-, bos- en poldergezichten, zoals Arnaut Colnot, Bosgezicht Bergen en Frans Huysmans Gezicht op de polder vanuit de duinen (1930). Van Gerrit Willem van Blaaderen, bekend van enigszins kubistische stadsgezichten, zie je een kleurrijke impressie van een Bloeiende appelboom, getoond naast Charley Toorops doek met Goudreinetten. Door in te zoomen op de kern van hun onderwerp: de bloeiende bloesem en de rijpe appels, kozen beide kunstenaars een ongebruikelijk gezichtspunt.

 De grens tussen ouder werk van de Bergense School en eigentijdse kunstwerken wordt gemarkeerd door een schilderij van Edgar Fernhout. Door zijn moeder Charley Toorop geschoold in figuratieve schilderkunst besloot hij de realiteit in zijn verbeelding van de Herfst te verruilen voor een abstracte impressie.

Na de hoogtijdagen van de Bergense school ging het verhaal van door zon, zee, bos en duin geïnspireerd werk door. Er worden interessante eigentijdse voorbeelden getoond, zoals een reeks van acht lindehouten panelen van Charlotte Caspers, bekend van het Geheim van de Meester.  De op middeleeuwse wijze geprepareerde panelen beschilderde zij met natuurlijke pigmenten als ultramarijn en citramarijn. Hiermee brengt zij de schoonheid van de zee tot uitdrukking. De betekenis van het met puur  bladgoud bedekte paneel laat zich raden. Caspers panelen worden in dialoog gepresenteerd met een klein in soortgelijk palet geschilderd zeegezicht van Harrie Kuyten.  

Een blikvanger is de eigentijdse installatie Betula van Pé Okx (1951). Een werk dat bij mij associaties opriep aan Dr. Zhivago die op zijn paard door een zonovergoten, besneeuwd berkenbos voortjakkert.

DIA Pé Okx, Betula, 15 berkenstammen, magnetisch veld, 2018-heden. Courtesy de kunstenaar
( Foto Marina Marijnen)

De vijftien aan het plafond opgehangen berkenstammen lijken zachtjes in de wind te wiegen, maar wind is er niet. Ze worden op ingenieuze wijze door magneten onder de vloerplaat in beweging gezet, wat een magisch effect teweegbrengt. Mooi om te zien, maar er zit meer achter.  De kunstenaar onderzoekt de menselijk neiging tot antropomorfisme: het toekennen van menselijke eigenschappen aan dieren, planten en objecten. Sinds kort ‘weten we’ vertelt de gids, dat bomen via gigantische ondergrondse netwerken met elkaar communiceren. Die ‘wetenschap’ brengt de kunstenaar met de voortdurende communicatieve bewegingen in beeld. Mocht het niet wetenschappelijk bewezen zijn, dan is het toch mooi gevonden. Betula is de Latijnse naam voor een winterharde berkensoort. Zo gezien was mijn associatie met de Russische berkenbossen nog niet zo gek.

Neem ook een kijkje in de exposities met werk van Harmen Brethouwer (1960) en Jan Roeland (1935-1916).

Gefascineerd door de 8000 jaar oude Japanse lakwerktechniek ontstonden onder Brethouwers handen glad gepolijste met lak beschilderde panelen. Lak wordt uit het sap van de lakboom Rhus Vernicifera gewonnen. Door een inkerving in de stam wordt het sap, urushi, als bij een rubberboom getapt. De substantie is kleverig en lastig te verwerken. In de Japanse lakkunst kon daarmee alleen zwart en rood pigment worden gemengd. Brethouwer ging de uitdaging aan om ook andere kleuren, stukjes parelmoer en zelfs schalen van kippen- en struisvolgeleieren met het lak te vermengen. Al experimenterend, bereikte hij bijzonder verrassende effecten.

Harmen Brethouwer, Broken White 1, 2010. Japanse lak en eierschaal op paneel. Collectie Roosje/de Geer

Eveneens verrassend zijn de hier getoonde bronzen sculpturen, die geen sculpturen zijn maar klokken! Ook de eeuwenoude kunst van het klokkengieten vormt een bron van inspiratie voor de kunstenaar. Na 20 jaar van experimenteren lukte het om in dit medium een zuivere vorm en klank te bereiken. De grote klok klinkt als een A. Hier zit het geheim in een ingenieus systeem, waardoor de klok iets boven de grond op een statief staat. Naast de klok ligt, heel uitnodigend, een hamer. Het is echter niet de bedoeling dat de bezoeker deze ter hand neemt. Op verzoek van onze rondleider ontlokt de suppoost met een welgemikte slag een doordringend en lang nazingend zuiver geluid uit de klok.

Zaalimpressie, Herman Brethouwer, Bell Bronzes (Foto Marina Marijnen)

Tenslotte zie je hier, leuk voor jong en oud, de schilderijen van Jan Roeland. Deze werken zijn in al hun eenvoud niet alleen mooi en goed getroffen, maar ook humoristisch. Na jarenlang voor de klas te hebben gestaan besloot Jan Roeland zijn bestaan van onderwijzer te verruilen voor dat van kunstenaar. Zijn keuze werd ingegeven door een bezoek aan de Wereldtentoonstelling in 1959.

Het werk van deze autodidact wordt gekenmerkt door een uiterst vereenvoudigde weergave van een detail van de werkelijkheid; een steeltje van een bloem of een kenmerkend aspect van een dier. Door de spaarzame middelen en het vernuftig gebruik van kleuren slaagt hij erin een zekere spanning op te bouwen.

Prachtig zijn de ooievaars, kikkers en grappig het Dick Bruna-achtige kleurrijke vliegtuigje, waarin de vorm en de titel F-16 niet geheel of beter: helemaal niet samenvallen. Of Roeland nooit goed geluisterd of gekeken heeft naar deze Freedom Fighter, waar zijn zoon op vloog is een raadsel, of het moet zijn dat zoonlief de straaljager als een speeltje zag.

Hoe dit ook zij: de fragmentarische blow-up van een kikker is helemaal gebaseerd op de werkelijkheid; bij het zien van dit schilderij roept ieder kind het goede antwoord. 

Link: Museum Kranenburgh

Vive l’Impressionisme; Topstukken uit Nederlandse Collecties. Van Gogh Museum Amsterdam tot en met 26 januari. 

Claude Monet, De Schilderboot, 1874. Doek 50 x 66 cm. Kröller Müller Museum, Otterloo.

Vindingrijke conservatoren ontdekken steeds weer een nieuwe aanleiding voor een jubileumtentoonstelling. Vorig jaar vierde het Van Gogh Museum haar vijftigjarig bestaan. Dit najaar is het ook weer feest. De tentoonstelling Vive l’Impressionnisme memoreert het feit dat de stroming 150 jaar geleden werd ‘uitgevonden’.  Nou ja, uitgevonden… In 1872 gaf Claude Monet met enkele schetsmatige penseelstreken een onorthodoxe impressie van de Le Havre bij zonsopkomst. Op een tentoonstelling in 1874 trok het werk nogal wat bekijks. Tegenwoordig zijn de laat 19e -eeuwse modernisten populair, maar destijds brachten de vlot gepenseelde momentopnames het publiek, gewend aan schilderijen in academische stijl, in verwarring. Gevraagd naar de titel van het schilderij zou Claude Monet geantwoord hebben: noem het maar Impression soleil Levant. Kunstcriticus Louis LeRoy omschreef de werken van Monet en zijn geestverwanten daarna als het werk van de impressionisten. Wat niet als een compliment was bedoeld.   

Claude Monet, Impression Soleil Levant, 1872, doek 50 x 65 cm. Musée Marmottan Monet, Parijs

Bij de tentoonstelling is een informatieve catalogus verschenen: 150 jaar Impressionisme: Het licht breekt door in Nederland. De subtitel doet denken aan hedendaagse politieke beloftes waar je een vraagteken bij kunt zetten, maar in de late 19e eeuw brak in artistiek opzicht het licht wel degelijk door, al ging niet iedereen daarin mee! 

Tijdens de voorbezichtiging neemt conservator Fleur Roos Rosa de Carvalho ons mee naar het fin de siècle in Parijs. Tijdens de industriële revolutie nam met de toenemende welvaart ook de belangstelling voor kunst toe. Vooral belangstelling voor kunst van eigen bodem; het nationalisme vierde hoogtij. Verzamelaars in ons land hadden vooral oog voor de werken van de Haagse School. Van de nieuwlichters, de impressionisten, moesten ze aanvankelijk nog niet veel hebben. De heersende smaak wordt geïllustreerd met een wand vol oer-Hollandse werken. Landschappen en zeegezichten geschilderd in het academische palet van harmonieuze in elkaar overgaande tinten. Werk dat overigens ook al afweek van de destijds favoriete academische episodes uit de mythologie of de Bijbel met niet zelden een moralistische ondertoon. Voor deze moderne voorstellingen en met name die van de impressionisten gold: …het is wat het is… Deze werken bevatten geen symboliek of verborgen boodschappen meer.  

Dankzij enkele bewonderaars met contacten in Parijs -destijds de culturele hoofdstad van Europa- brak het licht van de impressionisten ook in Nederland door. Tijdens verkooptentoonstellingen kwamen de impressionisten in privécollecties en door schenkingen in musea terecht.  

Vive l’Impressionnisme is ingericht met bruiklenen uit 15 Nederlandse musea en privécollecties. De bezoeker ziet iconische doeken als Monets Papaverveld uit 1881, Pissarro’s Regenboog Pontoise uit 1877 en veel andere in het collectieve geheugen opgeslagen werken. Naast schilderijen worden ook voorbeelden van keramiek,  teken- en prentkunst getoond: zoals de baanbrekende aquarellen van Cézanne en kleurige tekeningen in pastel van Berthe Morisot.  

Medardo Rosso, Vrouw met sluier, 1895k (gietsel 1919), was over gips, 72 x 60 x 30 cm. Museum Boijmans van Beuningen, Rotterdam

Bij impressionisme denk je wellicht aan tweedimensionaal werk, maar in deze expositie wordt ook beeldhouwkunst uit die periode getoond. Niet alleen realistisch ogende beelden van Auguste Rodin en Edgar Degas, maar ook sculpturaal werk van Medardo Rosso, die het impressionisme letterlijk in de vingers had!
Het gaat niet alleen over kijken naar kunst, maar de tentoonstelling vertelt ook over de aarzelende ontvangst van het Franse Impressionisme in ons land. Na eerdere scepsis gingen privépersonen en musea hier echter ook om.  

Tot en met 26 januari in het Van Gogh Museum te zien.  

Lees hier meer over deze tentoonstelling of bezoek mijn lezing. 
Vrijdagochtend               10 januari        10.00 uur        Oosterkerk Zeist 
Donderdagavond        16 januari         20.00 uur        Oosterkerk Zeist 

Info & aanmelden: www.uitdekunstmarina.nl 

Maarten van Heemskerck (1498-1574). Tot 20 januari in het Frans Hals Museum, Teylers en het Stedelijk Museum Alkmaar.

Na belangwekkende tentoonstellingen over de grote drie van de Gouden Eeuw: RembrandtVermeer en Frans Hals gaan we met de minder bekende zestiende -eeuwse kunstenaar Maarten van Heemskerck (1498-1574) verder terug in de tijd. Dit najaar wordt zijn werk in een indrukwekkend drieluik gepresenteerd. Het Frans Hals Museum, het Teylers Museum en het Stedelijk Museum in Alkmaar tonen elk een hoofdstuk uit zijn omvangrijke oeuvre. Vanuit alle windstreken zijn 50 schilderijen, 15 tekeningen en 70 prenten ingevlogen van de man die de beeldtaal van de Renaissance, en met name het anatomisch ‘correct’ geschilderde naakt, in Nederland introduceerde. Een verbazingwekkend groot oeuvre wanneer je bedenkt dat deze werken ruim voor de bloeiende 17e eeuw en deels ook nog ver van huis zijn ontstaan!

Op de vraag Wie kent Maarten van Heemskerck zal het merendeel van de museumbezoekers het antwoord waarschijnlijk schuldig blijven, maar bij dit portret van een ijverige scholier gaat wellicht toch een belletje rinkelen.

Maarten van Heemskerck, Het scholiertje, 1531. Paneel 46,5 x 35 cm. Rotterdam, `
Museum Boijmans van Beuningen

Dit voorheen aan Jan van Scorel toegeschreven portret van een studieuze jongeman stelt mogelijk de 12-jarige wijsneus: Bartholomeus van Teijlingen uit Alkmaar voor. Terwijl hij de beschouwer veelbetekenend aankijkt leert hij deze een lesje. Op het met fotografische precisie weergegeven briefje staat een in spiegelschrift genoteerde boodschap: Omnia dat Dominus non habet ergo minus’: de Heer geeft alles en heeft daarom niets minder’. Deze zin correspondeert met de moraliserende Latijnse tekst op de lijst:

                    QUIS DIVES? QUI NIL CUPIT. QUIS PAUPER?  AVAR[us]
Wie is rijk? Hij die niets begeert 
  Wie is Arm? De Gierigaard!

Deze spreuk is ontleend aan een leerboek dat Desiderius Erasmus in 1514 samenstelde voor leerlingen van de Latijnse School.
Hiermee is in enkele woorden alles gezegd over het belang van Maarten van Heemskerck. Deze godsvruchtige kunstenaar was niet zomaar een schilder. Met zijn belangstelling voor de klassieke oudheid schaarde hij zich achter de kunstenaars en geleerden, zogeheten humanisten, die de artistieke en literaire voortbrengselen van de antieke Griekse en Romeinse Oudheid bestudeerden. Ook hij was een echte Renaissance kunstenaar!

Wie was Maarten van Heemskerck?
Maarten van Veen werd in 1498 in Heemskerk geboren. De passage die kunstenaarsbiograaf Karel van Mander in zijn Groot Schilder-boeck (1604) aan hem wijdt leest als een jongensboek.
’Tot grooten onlust van den Ionghen’…wilde Maartens vader, Jacob Willemsz van Veen, dat hij hem op de boerderij zou gaan helpen. Zoonlief liet echter op overtuigende wijze merken dat hij daar niet voor in de wieg was gelegd. Hij wilde schilder worden. Van Mander beschrijft hoe Maarten met een emmer melk op zijn hoofd tegen een boomtak liep waardoor de kostelijke inhoud wegvloeide. Toen zijn vader hem met een eind hout achterna zat hield hij zich schuil in de hooiberg. De volgende morgen stopte zijn moeder hem wat geld toe, waarna hij zijn knapzak pakte en gehoor gaf aan zijn droom. 
Achtereenvolgens kwam hij in de leer bij Cornelis Willemsz (1481-1552) en de wegens zijn Italiaanse stijl beroemde Jan van Scorel (1495-1562). In korte tijd ontwikkelde Heemskerck zich tot de spreekwoordelijke tovenaarsleerling die zijn leermeester overtreft. 

Enthousiast geworden door de verhalen van Van Scorel reisde Van Heemskerck in 1632 naar Italië. Daar bestudeerde hij de kunst van Michelangelo (1475-1564) en Rafaël (1483-1520). De kort daarvoor opgegraven antieke sculpturen wakkerden zijn belangstelling voor het verleden niet alleen aan, maar verschaften hem ook authentiek materiaal voor een historisch correcte setting voor historische, mythologische en Bijbelse onderwerpen.

Na thuiskomst in 1536 introduceerde hij de vormentaal van de Italiaanse Renaissance in Nederland. In zijn schilderijen ontdek je invloeden van genoemde meesters en echo’s van de antieke Torso Belvedère en de Laocoöngroep. In een oog opslag is duidelijk waar van Heemskerck de houding van de hevig getormenteerde Christusfiguur in het paneel met de Geseling uit het Laurentius altaarstuk ontleende.  

1 Hagesandros, Polydoros en Athnodorus van Rhodos, Laocoön en zijn zonen proberen zich te bevrijden van wurgslangen, 40-20 v. Chr. marmer, 208 x 163 x 112 cm. Vaticaanstad, Vaticaanse Musea
2 Maarten van Heemskerck, Geseling van Christus, Laurentiuslataarstuk, 1538-1543, paneel ca. 600 x 800 cm. Linköping, Dom.

Jaren later was Van Heemskerck zijn Italiaanse ervaringen nog niet vergeten. Aan de hand van in Rome gemaakte schetsen vervaardigde hij in 1553 dit trotse zelfportret. Staand voor het ruïneuze Colosseum demonstreert hij zijn fascinatie voor de Romeinse kunst en architectuur. Met zijn korte kapsel en volle baard zou hij vandaag de dag als hipster geen gek figuur slaan!  

Maarten van Heemskerck, Zelfportret met Colosseum, 1553, Cambridge, Fitzwilliam Museum.

Wellicht vraag je je af: Heemskerck, waarom nu? Volgens de samenstellers van de tentoonstelling is het hoog tijd dat de vergeten- maar in zijn eigen tijd beroemde- kunstenaar zijn prominente rol in de kunstgeschiedenis terugkrijgt.

Hoe raakte hij uit beeld? Tijdens de Beeldenstorm was een deel van zijn werk verwoest en in de 17e eeuw werd hij overschaduwd door de meesters van de 17e eeuw. Smaakverandering en de Reformatie speelden ook een rol. Zijn on-Hollandse Rooms-katholieke onderwerpen konden in de protestantse Nederlanden niet op veel waardering rekenen. De overdreven druk gebarende en in getordeerde houdingen weergegeven personen evenmin. Heemskerck had alles uit de kast gehaald, maar deze overdreven stijl viel in de 17e eeuw niet meer in de smaak. De vraag waarom kunstenaars in deze [maniëristische] stijl werkten werd in de zestiende eeuw al beantwoord door de Italiaanse schilders biograaf Giorgio Vasari. In zijn Vite dei’ piu eccellenti scultori e pittori (1568) licht hij toe dat kunstenaars die de verworvenheden van de Italiaanse Renaissance onder de knie hadden, een stap verder gingen. Ze schilderden in ‘la bella maniera’….’per mostrar l’arte’…. Om te laten zien wat ze konden! 

Ook voor vertrek naar Italië is Heemskercks vernieuwingsdrang al zichtbaar. In zijn vroege portretten vereeuwigde hij rijke burgers als mensen van vlees en bloed, gesitueerd in een alledaagse setting. Ook de beweeglijke, emotionele personages in zijn religieuze stukken pulseren van leven. Na zijn vormende jaren in Rome ontwikkelt Heemskerck zich tot de meest toonaangevende en productieve kunstenaar van de Noordelijke Nederlanden. De focus komt dan meer te liggen op prenten. Zoals privépersonen en zakenlui tegenwoordig via social media hun ideeën wereldkundig maken, maakte Heemskerck slim gebruik van het medium prentkunst om zijn werk te verspreiden.
Lees hier binnenkort een uitgebreid artikel over Maarten van Heemskerck en kom luisteren naar mijn lezing over deze vergeten kunstenaar.

Donderdagavond      7 november  20.00 uur   Oosterkerk Zeist
Vrijdagochtend         15 november 10.00 uur    Oosterkerk Zeist

Marianne von Werefkin (1860-1938) – pionier van het Expressionisme. Van 5 oktober tot en met 16 maart in Museum de Fundatie.

Tragische stemming, 1910, Fondazione Marianne Werefkin,
Museo Comunale d’Arte Moderna, Ascona

Terwijl de expositie Wassily Kandinsky: pionier van de abstracte kunst in Museum H’ART bijna ten einde loopt, presenteert de Fundatie in Zwolle nog een wegbereider: Marianne von Werefkin: pionier van het Expressionisme.

Dankzij haar geprivilegieerde adellijke afkomst kon zij -ongebruikelijk voor die tijd- de artistieke stem van haar hart volgen. Zij volgde schilderlessen bij de beroemde Russische schilder Ilja Repin (1844-1930). Deze kunstenaar bracht het soms rauwe Russische leven met niets ontziend realisme in beeld. Von Werefkin nam zijn lessen ter harte. Wegens haar losse, vloeiende toets en het warme palet werd zij bezongen als de Russische Rembrandt!  Dit eerste hoofdstuk uit haar carrière wordt in de Fundatie geïllustreerd met een realistisch portret dat zij maakte van de echtgenote van haar leermeester, Vera Repin en een portret dat Repin van zijn jonge pupil maakte. Getuige een krachtig zelfportret ontwikkelt Marianne als snel een eigen -toen nog- op het impressionisme geënte stijl.

Zelfportret, 1893, Collezione Comune di Ascona,
Museo Comunale d’Arte Moderna, Ascona

Met de schilder Alexej von Jawlensky verhuist ze in 1896 naar München; indertijd de ‘culturele hoofdstad’ van Duitsland. In de rolbevestigende veronderstelling dat haar werk er niet toe deed stopte ze met schilderen. Ze zat echter niet stil, zoals meer dames in artistieke kringen ontving ze in haar zogeheten ‘rose salon’, schrijvers, dichters, dansers en kunstenaars als Kandinsky en Münter. Met Alexej von Jawlensky maakte ze studiereizen naar Frankrijk en Italië tijdens welke ze haar ogen goed de kost gaf. De jaren dat ze op schilderkunstig gebied op non-actief stond, waren nicht umsonst; ze vormden een werkelijke incubatietijd!  Wanneer ze in 1906 het penseel weer opneemt is haar expressieve stijl tot volle wasdom gekomen. De enigszins geabstraheerde platte vormen en intense kleuren verraden invloed van Vincent van Gogh, Paul Gauguin en de Nabis. Mooi voorbeeld vormt de geestige Herbstschule dat dateert van de periode 1907-1909, waarin zij met Jawlensky bij Kandinsky en Münter in Murnau verbleef.

Herfstschool, 1907, Fondazione Marianne Werefkin,
Museo Comunale d’Arte Moderna, Ascona

Als lid van de in 1911 door Kandinsky en Marc opgerichte kunstenaarsgroep Der Blaue Reiter speelde zij een belangrijke rol in de ontwikkeling van het Duitse expressionisme. In het zomernummer van Kunstschrift stelt conservator Sanne van der Kraats zelfs dat Von Werefkin tijdens het verblijf in Murnau dè inspirerende kracht was: niet alleen van haar partner Alexej von Jawlensky, maar ook van Gabriele Münter en Wassily Kandinsky aan wie de ‘uitvinding’ van de abstracte kunst doorgaans wordt toegedicht. Kandinsky heeft deze stijl weliswaar verregaand doorgevoerd, maar in de ontwikkeling daarvan liepen Werefkin en Münter met hem op! In een van de in Zwolle getoonde schetsboeken bevindt zich een schets van Murnau, met de karakteristieke kerktoren die we kennen van de impressies die Kandinsky en Múnter op diezelfde plek vastlegden.

De tentoonstelling is chronologisch thematisch ingedeeld naar hoofdstukken als: het Nachtleven in München en Vrouwenlevens, waarin het hardwerkende bestaan van weinig gewaardeerde eenvoudige vrouwen wordt uitgebeeld. Ook zie je schilderijen die tijdens haar connectie met der Blaue Reiter ontstonden en impressies van de landen die ze bezocht, zoals de Baltische kusten. Geloof en kunst streden in Werefkins leven om de voorrang. Onder de noemer Spiritualiteit zie je hoe zij daar vorm aan gaf.

Na het uitbreken van de eerste Wereldoorlog vestigen Von Werefkin en Von Jawlensky zich in het Zwitserse Ascona aan het Lago Maggiore. Aan de lange relatie tussen de beide kunstenaars komt een einde. Von Jawlensky verruilt Marianne voor haar dienstmeisje. In de bloedrode Tragische Stimmung heeft Marianne in 1910 haar verdriet gestalte gegeven. De datering van het op karton geschilderde werk zou je op het verkeerde been kunnen zetten. De affaire met het dienstmeisje Helene Nesnakomoff, waaruit een zoon werd geboren, speelde echter al ruim voor die tijd.
De inmiddels 61-jarige schilderes blijft berooid, maar niet werkeloos achter. Vervallen tot de kaste van de have-nots kiest la nonna, zoals de lokale bevolking haar noemt, het thema van sociale ongelijkheid tot hoofdmotief. Alle werken getuigen van empathie met hardwerkende arme mensen. 
Daarvan getuigen werken met troosteloze drinkers in Het Café, de meer dood dan levende arbeiders van de pastafabriek in Lebende und Tote uit 1924 en de zorgelijke vrouwen met zuigelingen in Zwilinge, die veel weg hebben van de door Van Gogh geportretteerde baby Marcelle van postbode Roulin.

Tweelingen, 1909, Fondazione Marianne Werefkin, Museo Comunale d’Arte Moderna, Ascona

In mijn lezing en artikel over de Kandinsky tentoonstelling in Museum H’ART sprak ik mijn teleurstelling uit over de afwezigheid van geschilderd werk van Gabriele Münter. Ik besloot mijn impressie met volgende woorden: …’zonder de pretentie volledig te zijn heb ik een indruk gegeven van Kandinsky’s weg van figuratie naar abstractie. Anders dan vaak gedacht bewandelde hij die weg niet alleen. Gabriele Münter en Marianne von Werefkon vergezelden hem!’…

Het komt dan ook goed uit dat Museum de Fundatie dit najaar een groot overzicht geeft van het oeuvre van Marianne Von Werefkin. Deze expositie is het eerste retrospectief dat in ons land aan deze vrouwelijke pionier van het Duitse expressionisme gewijd is. Naast een kleurrijk overzicht van haar werk, gerangschikt naar de plaatsen die zij bereisde of waar ze gewoond heeft, geven foto’s een inkijkje in haar leven. Daarin zien we een stoere ‘manhafte’ vrouw, die haar artistieke succes, behalve door haar afkomst, vooral aan een ongebreideld doorzettingsvermogen en rotsvast geloof in zichzelf te danken had….

Met de volgende woorden was ze haar tijd ver vooruit:   

…’Ich schaffe mir ganz bewusst Illusionen und Traüme.
Darin bin ich Künstler. Ich bin mehr Mann als Frau.
Allein das Bedürfnis zu gefallen und das Mitleid machen mich zur Frau.
Ich bin nicht Mann, ich bin nicht Frau, ich bin Ich’…

Van 5 oktober tot 16 maart is haar uitgebreide oeuvre in de Fundatie in Zwolle te zien. Von Werefkins verhaal wordt geïllustreerd met werken uit particuliere collecties en een groot aantal bruiklenen van het Museo Comunale d’Arte Moderna in het Zwitserse Ascona, dat Von Werefkin in 1922 samen met enkele kunstenaarsvrienden heeft opgericht.

Postscriptum.
Na afloop van de voorbezichtiging werd ik uitgenodigd om plaats te nemen in de ReCharge-dome; een grote tent die onder de ‘wolk’ van Museum de Fundatie is opgezet. Het is een, tja hoe moet je het noemen, kunstig digitaal klank en lichtspel, waar de bezoeker zich, gewapend met koptelefoon en liggend op een comfortabel matras, aan over mag geven. Dit 3600 kunstwerk maakt deel uit van de tentoonstelling RESET met werken van Delic & Huda, Yssef Ola-Agbo en Josèfa Ntjam. Het bleek een bijzondere totaalervaring, dat de doelstelling van de ontwerpers meer dan waarmaakt. Dit werk biedt aldus de kunstenaars Delic & Huda een …’een moment van bezinning als antwoord op ons hypersnelle moderne leven en laat het zenuwstelsel tot rust komen’

Liggend in die tent krijg je gelegenheid om je batterij op te laden: en inderdaad, juist toen ik bijna in slaap viel, ging het licht weer aan en was de oplaadtijd verstreken!

Link naar artikel: Kandinsky, Pionier van de Abstracte Kunst   
Link: Museum de Fundatie

Joan Miró – Sculptures. Tot en met 2 maart in Museum Beelden aan Zee, Den Haag.

Joan Miró, Monument, 1970.

 Als je niet beter wist zou je bij het zien van Miró’s Monument uit 1970 kunnen denken dat het per abuis is achtergebleven na de vorige expositie. In 2022 wijdde Museum Beelden aan Zee een indrukwekkend retrospectief aan Henry Moore (1898-1986). De binnen een afgerond vierkant geplaatste eivormige holle- en gespiegelde bolle vorm daar bovenop zouden ook associaties kunnen oproepen met de sculpturen van Anis Kapoor (1954). Dit metershoge beeld is verrassend genoeg een creatie van Joan Miró (1893-1983)!

Kenners kijken hier natuurlijk niet van op, maar bij de doorsnee museumbezoeker is Miró beter bekend van zijn schilderijen. Poëtische, enigszins raadselachtige doeken, waarin hij in een geheel eigen symbolistische beeldtaal uiting gaf aan zijn binnenwereld. De hoogbejaarde kunstenaar was in 1983 over zijn dubbele kunstenaarschap heel duidelijk:

               …‘Ik ben een gevestigde kunstschilder, maar een jonge beeldhouwer!’… 

De verrassing wordt nog groter wanneer je leest wat het triviale uitgangspunt was voor de zojuist beschreven sculptuur: een door veelvuldig gebruik uitgehold stukje handzeep. Dit past helemaal in de bizarre ideeënwereld van de kunstenaars die hun onderwerpen ontleenden aan het onderbewuste en het domein van de dromen. Miró was een van de grondleggers van de stroming die de geschiedenis is ingegaan als het surrealisme.    

Evenals zijn tijdgenoot Henry Moore haalde Mirò ook inspiratie uit natuurlijke objecten die hij op het strand vond. Een betere locatie dan Museum Beelden aan Zee is dan ook nauwelijks denkbaar voor een overzicht van Mirò’s sculpturen.  

Dankzij zo’n 55 bruiklenen van de Fundació Joan Miró in Barcelona en de Fondation Maeght in Saint-Paul-de-Vence kan het Nederlandse publiek tot 3 maart kennis maken met die andere kant van Miró. Zowel met zijn surrealistische schilderijen, vol mysterieuze tekens en symbolen, als met zijn beeldhouwkunst doorbrak Mirò de toenmalige artistieke grenzen. Behalve monumentale openbare werken worden ook zijn experimenten met keramiek, studies in gips en assemblages getoond.  Ze getuigen van zijn onbegrensde verbeeldingskracht en voortdurende zoektocht naar nieuwe ideeën, materialen en technieken. 

Joan Miró, Personnage et Oiseau, 1971

Vrouwen, vogels en alledaagse voorwerpen inspireerden de (fervent) Catalaanse kunstenaar tot de meest fantasierijke creaties. In dit overzicht van zijn beeldhouwwerken kun je moeiteloos een veelvoud aan artistieke invloeden herkennen. Echo’s uit het verre en nabije verleden, zoals invloeden van Picasso, de surrealisten, abstract expressionisten en -dat kennen we al van zijn schilderijen- biomorfe vormen, waartoe hij geïnspireerd raakte na het zien van micro-organismen onder de microscoop.  

Miró was een zeer veelzijdig man. Tot hoge leeftijd bleef hij letterlijk en figuurlijk in beweging. Als een kameleon die voortdurend van kleur verandert vond hij zichzelf elke keer weer opnieuw uit!  

Joan Miró, Tête Multicolore 1943-1946, Design Museum Den Bosch

Naast vernieuwing duiken, soms jaren later, allerlei eerder gebruikte motieven steeds weer op. Het op twee aaneengeklonken koffiemokken gelijkende Tête Multicolore herleeft in 1971 in het carnavaleske Personnage et Oiseau, waarin het artistieke vocabulaire van Picasso, de Cobrabeweging en zelfs Jeroen Bosch, niet ver weg is.

Couple d’amoureux aux jeux de fleurs d’amandier, 1975. Beschilderde synthetische hars 300 x 160 x 140 cm. Fundació Joan Miró, Barcelona. © Successió Miró c/o Pictoright Amsterdam 2024

Bijzonder geestig is het als campagnebeeld gebruikte Couple d’amoureux aux jeux de fleurs d’amandier, dat qua titel en uitvoering perfect de geest van de doldwaze surrealisten illustreert. In een voorbeschouwing las ik:

 … ‘Miro’s surrealistische droombeelden komen in zijn latere werk als driedimensionaal figuren in zijn sculpturen terug: ze stappen als het ware het schilderij uit!’…

Ik zou het niet beter kunnen verwoorden! Ontdek het zelf in de letterlijk en figuurlijk geestverruimende expositie die nog tot 2 maart in Museum Beelden aan Zee is te zien.

Link: Museum Beelden aan zee

Link: Mijn artikel over Henri Moore bij Beelden aan zee

De nieuwe vaste tentoonstelling van Rijksmuseum Museum Bronbeek, Arnhem.

Zonder Indische roots of een (groot)vader die in zijn jonge jaren voor volk en vaderland in ‘ons’ Indië diende besluit je misschien niet zo gauw tot een bezoek aan het Rijksmuseum over de koloniale militaire geschiedenis van Nederland. Tijdens de Ochtend van NPO Klassiek sprak Andrea van Pol 13 augustus jl. met directeur Pauljac Verhoeven van Museum Bronbeek.

Na dit vraaggesprek was ik echter meteen om. Ter gelegenheid van de herdenking van de capitulatie van Japan en het einde van de Tweede Wereldoorlog in de Oost werd de nieuwe presentatie op 16 augustus geopend.

Aan de hand van voorwerpen, foto’s, video’s en persoonlijke verhalen vertelt Museum Bronbeek het gecompliceerde verhaal van de ‘opkomst en val’ van de Nederlandse koloniale aanwezigheid tussen 1816-1962. De doelstelling van de presentatie is een nieuw, verdiept historisch overzicht te bieden van de afgelopen 80 jaar. Met de blik van nu worden de verovering, de oorlogen, het koloniale bestuur, de samenleving en de strijd voor onafhankelijkheid belicht. Museum Bronbeek daagt de bezoeker uit om zelf een mening te vormen.

De expositie biedt jongeren de gelegenheid om kennis te nemen van deze voor hen veelal onbekende geschiedenis. Oud-Indiëgangers zullen de nieuwe presentatie wellicht als confronterend ervaren. Als je niets weet is het een prima tentoonstelling om doorheen te lopen, maar voor veteranen van het KNIL (het Koninklijk Nederlands Indisch Leger) die hun eigen geschiedenis meebrengen kan het zien van deze geschiedenis emoties oproepen. Mensen op die hoge leeftijd willen niet meer geconfronteerd worden met alle ellende van die periode, aldus Verhoeven.

Nog geruime tijd na de onafhankelijkheid van Indonesië werd door menigeen nog met trots en nostalgie teruggekeken op deze koloniale geschiedenis. Trots heeft inmiddels plaats gemaakt voor kritiek en het besef dat schaamte in een aantal gevallen gepast zou zijn. Terwijl Nederland na de beëindiging van WOII bevrijd was begon ze zelf een oorlog tegen de Indonesische Nationalisten, die eveneens streefden naar vrijheid! Tijdens de zogeheten politionele acties waarmee Nederland de kolonie hoopte te behouden waren aan beide zijden zware tienduizenden doden te betreuren.  Onder druk van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties vond op 27 december 1949 in Amsterdam de soevereiniteitsoverdracht plaats.

Vanuit ons perspectief is afkeuring van het kolonialisme niet moeilijk, maar ook tijdens de Nederlandse overheersing waren al kritische geluiden te horen. In zijn -nota bene- aan Koning Willem II opgedragen roman Max Havelaar stelde Edouard Douwes Dekker in 1860 de koloniale praktijken van het Cultuurstelsel en de uitbuiting van de lokale bevolking aan de kaak. Museum Bronbeek daagt de bezoeker uit om zelf een mening te vormen. Tijdens de Politionele acties durfde dienstplichtig soldaat Jan ‘Poncke’ Prinsen tegen het Nederlands gezag op te staan. Tot ontsteltenis van velen liep hij in 1948 over naar de vijand; dit was erger dan insubordinatie. Detentie was het gevolg. Later verklaarde hij dat hij met deze stap gekozen had voor de juiste kant van de geschiedenis.

Terug naar de tentoonstelling. Deze is gebaseerd op de geschiedenis die letterlijk en figuurlijk voornamelijk door mannen geschreven is, maar er waren ook vrouwen! Interessant zijn de hoofdstukjes gewijd aan moedige eigentijdse vrouwen als de Indische schrijfster Raden Adjeng Kartini (1879 – 1904) en de Nederlandse arts Aletta Jacobs (1854-1929). Deze voorvechtsters van vrouwenrechten worden in een spiegelportret aan het publiek gepresenteerd. Aletta Jacobs kennen we in Nederland natuurlijk allemaal. De eerste vrouwelijke arts vocht een leven lang tegen de stroom in; eerst om aan de universiteit te mogen studeren, daarna voor het verkrijgen van zowel passief als actief vrouwenkiesrecht. Ook zette zij zich metterdaad in om klasse ongelijkheid op medisch gebied te slechten, om enkele verworvenheden te memoreren.

Ook in Indië kwam een dappere vrouw op voor vrouwenrechten. Als dochter van een ‘hoge Piet’, de regent van Jepara, groeide Adjeng Kartini op in een bevoorrechte positie. Daarin was zij echter ook getuige van de problemen die de destijds geaccepteerde polygamie voor vrouwen veroorzaakte. Daar scholing voor meisjes marginaal of geheel ontbrak bevocht zij het recht op onderwijs voor vrouwen. Ook sprak zij zich in negatieve bewoordingen uit over het zelfzuchtige materialisme van de koloniale heersers. Haar inspanningen waren niet tevergeefs. Sinds 2007 looft de gemeente Den Haag een naar haar genoemde prijs uit voor een persoon of organisatie die zich inzet voor het verbeteren van de positie van vrouwen. Ook Aletta’s verworvenheden worden met een tweejaarlijkse prijs in herinnering gehouden. De Groningse Universiteit reikt deze uit aan voor vrouwen met een academische opleiding die zich verdienstelijk hebben gemaakt op het gebied van vrouwenemancipatie.

Met deze eigentijdse presentatie schudt Museum Bronbeek haar , in mijn ogen, wat stoffige imago van zich af!

Link naar het museum

 

Geverifieerd door MonsterInsights