Voorwoord – Museumtips – najaar 2023
Beste lezers,
En dan is het ineens herfst. Ik zou bijna zeggen gelukkig, want inmiddels wordt kunstminnend Nederland overspoeld door een tsunami aan interessante nieuwe tentoonstellingen. Met La Grande Bleu: Schilders van de Mediterranée kunnen we in Singer Laren echter nog even nazomeren!

La Grande Bleu. Schilders van De Méditerranée. Tot en met 7 januari.2024 in Singer Laren.
De schilderachtige kust van de Middellandse zee trekt vanaf de late 19e eeuw behalve welgestelde overwinteraars ook kunstenaars aan. De eilanden Mallorca, Corsica en Capri zijn eveneens geliefd. Niet alleen Franse kunstenaars, maar ook de Nederlanders Leo Gestel, Barthold Jongkind, Jan Sluijters, Jan en Charley Toorop, Kees van Dongen e.a. worden bekoord door het zuidelijke licht, de kleuren en de azuurblauwe waterspiegel van La Grande Bleue. De daarop geïnspireerde vernieuwende composities worden tot begin januari getoond naast werk van Franse, Italiaanse, Spaanse en Belgische tijdgenoten als Gustave Courbet, Claude Monet, Adolphe Monticelli, Raoul Dufy, Pierre Bonnard, William Degouve de Nuncques en anderen. Met hun in verschillende stijlen geschilderde mediterrane impressies is het tot 8 januari heerlijk overwinteren in Singer Laren!
In de tentoonstelling Roofkunst in het Mauritshuis is alle luchtigheid verdwenen. Hier voeren sleutelwoorden als ernst, verbijstering, boosheid en ongeloof de boventoon.

Roofkunst: tien verhalen tot en met 7 januari 2024 in het Mauritshuis.
Roofkunst: tegenwoordig een actueel onderwerp, maar toen Marei von Saher, de erfgename van de Joods kunsthandelaar Goudstikker zo’n vijftien jaar geleden over teruggave van zijn schilderijen begon, was de roep om restitutie van Joods bezit voor velen nog bijzonder nieuws. Vandaag de dag kunnen musea echter niet meer om teruggave heen. Onlangs meldden de media dat de VS zeven geroofde werken van Egon Schiele na jaren van juridisch touwtrekken teruggeeft aan de nazaten van de in Dachau omgekomen Joodse kunstverzamelaar Fritz Grünbaum.
Tot en met 7 januari vertelt het Mauritshuis tien verhalen over roofkunst. Het meest bekend zijn de door de nazi’s geroofde kunstschatten van Joodse eigenaren, maar roofkunst is van alle tijden. De expositie geeft niet alleen aandacht aan door de nazi’s afgenomen Joods bezit, er zijn ook voorbeelden van geroofde kunst ten tijde van Napoleon. Kwantitatief staan deze voorwerpen echter in geen vergelijk met de duizenden etnografische objecten en voorwerpen van kunst die tijdens de Koloniale overheersing in Europese verzamelingen zijn beland.
In de introductiefilm volgen we de in een stemmig pak gestoken Surinaamse dichter Onias Landveld tijdens een bezoek aan het Berlijns museum. Over zijn kostuum draagt hij een traditionele groenblauw geruite omslagdoek, een zogeheten pangi. Even later houdt hij een Surinaamse staf in de vorm van een voorouderbeeldje in zijn gehandschoende handen: …’ my people made this, why is it here?’ Hij geeft de wens te kennen het object mee te willen nemen. Waarheen? Vraagt de conservator. Hij antwoordt dat hij er wel een plekje voor zal vinden… lees binnenkort meer.
Goed nieuws voor de liefhebbers van Vincent van Gogh! Dit najaar kun je twee aan Van Gogh gewijde tentoonstellingen bezoeken, over wie je elders op deze site meer artikelen vindt. Vincent van Gogh in Drenthe in het Drents Museum en Vincent van Gogh aan de Seine in het Van Gogh Museum.

Vincent van Gogh is wereldberoemd. Dat hij in Nuenen en Den Haag heeft gewerkt is gemeengoed, maar dat hij in 1883 ook drie maanden in Drenthe heeft gewerkt is minder bekend. Van deze periode zijn zes schilderijen, meerdere tekeningen en aquarellen én een serie brieven aan zijn broer Theo bewaard gebleven.
Rond deze kleine nalatenschap heeft het Drents Museum, Assen een intieme tentoonstelling ingericht. Op reis met Vincent. Van 11 september 2023 tot en met 7 januari 2024 De bezoeker gaat figuurlijk en letterlijk -zie het nevenprogramma op de website van het museum- Op reis met Vincent.
Wijzig je koers na dit Drentse reisje en vertrek in zuidelijke richting naar het Van Gogh Museum in Amsterdam, waar het jubileumjaar wordt afgesloten met de tentoonstelling Van Gogh aan de Seine.

De bezoeker krijgt een goede indruk van de jaren dat Vincent van Gogh en tijdgenoten Seurat, Signac Bernard en Angrand hun schetsboeken meenamen naar Asnières aan de Seine. In de expositie worden 75 werken getoond, waarin zij hun aan de waterkant opgedane impressies in kleurrijke werken vastlegden.
Het zijn beelden van een veranderende wereld, waarin de natuur en de opkomende industrie samengaan, maar ook waarin de natuur plaats moet maken voor de moderne tijd!
Vincent van Gogh aan de Seine in het Van Gogh Museum vanaf 13 oktober tot en met 14 januari 2024.

Blik op Haarlem; Ruysdael –Berckheyde – Van Goyen. Tot en met 7 januari in het Frans Hals Museum.
Voor het eerst speelt het 17e eeuwse Haarlemse stadsgezicht een hoofdrol in een tentoonstelling. Met deze expositie verklaart het museum naar eigen zeggen haar liefde voor de stad en ommelanden van Haarlem, zoals waargenomen door toonaangevende kunstenaars als Jacob van Ruisdael, Gerrit Berckheyde, Jan van Goyen en vele anderen. Stadgezichten van Haarlem waren in de 17e eeuw zo populair dat ze een eigen genre vormden: ‘Haarlempjes’. Ook impressies van de omringende bleekvelden in de duinen, soms dramatisch belicht, met aan de einder de door St. Bavo karakteristieke ‘skyline’ waren geliefd. Een van de eerste kunstenaars die zich door Haarlem lieten inspireren was Jan van Goyen, maar de werken van Berckheyde en Ruisdael zijn bekender. Zij creëerden brandschone impressies van de stad, waar anders dan de historische werkelijkheid, geen ongerechtigheid op valt te ontdekken!
In de intieme zalen van het voormalige Oudemannenhuis maakt de bezoeker een denkbeeldige wandeling door het deels nog goed herkenbare Haarlem van bijna vier eeuwen geleden. Bijzonder is Jan van Goyens Gezicht op het Spaarne alsook enkele bruiklenen uit particulier bezit zoals vroege ‘Haarlempjes door Jacob van Ruisdael en het Gezicht op de Sint Bavo door Gerrit Berckheyde. Heel indrukwekkend Hendrick Vrooms monumentale Slag op het Haarlemmermeer, dat door het Rijksmuseum werd afgestaan. Daarnaast zijn tekeningen en prenten uit het Haarlems Archief te zien, waaronder een meer dan één meter brede grote tekening van het Beleg van Haarlem. Een bezoek aan deze tentoonstelling is zowel voor Haarlemmers als buitenpoorters een bijzondere sensatie!
Vergeet niet ook even binnen te lopen bij de overburen in het ABC Architectuurcentrum. Geinspireerd op de schilderijen uit de tentoonstelling kun je in de expositie Blik op Haarlem zand, water, vest, stad, de stedelijke ontwikkeling van Haarlem volgen.
Dat raadt je de Koekoek… tentoonstelling over de schilderende familie Koekkoek. Tot en met 1 oktober in Museum Flehite in Amstersfoort.

Vanaf eind april tot halverwege juli weerklinkt de roep van de koekoek; voorbode van de zomer! In mijn oren een positief geluid, tot ik in het radioprogramma de ochtend van NPO klassiek een ornitholoog over de ware aard van deze lieflijk klinkende lentebode hoorde. Vanaf een hoog standpunt kiest de koekoek een goed nest van een andere vogel voor haar nageslacht. Nadat ze het daarin aangetroffen broedsel gedumpt heeft dropt ze haar eieren in het nest van de gastouders. De onwetende pleegouders broeden niet alleen één van de overgebleven eigen eieren uit, maar ook die van de koekoek. De koekoeksjongen verzorgen zij als hun eigen kroost. Dat is al bizar, maar het ondergeschoven jong is ook nog eens behept met hetzelfde foute gen als zijn biologische ouders. Op zijn beurt wipt hij de eigen kuikens van zijn gastouders ook uit het nest…
Anders dan hun naamgenoot uit de dierenwereld geven de telgen van het schilders geslacht Koekkoek een prettiger gen door: daarvan getuigen de schilderijen van de 16 telgen die hun stamboom telt.
In de natuur hoor je ‘m niet meer, maar de lokroep van de Koekkoek met twee ‘k’s klinkt in Amersfoort nog wel. In Museum Flehite is tot en met 1 oktober een intieme tentoonstelling te zien over de schilders familie Koekkoek. Onder de titel: Dat raadt je de Koekkoek… presenteert Museum Flehite een overzicht van maar liefst vier generaties.
Bij de naam van ‘de’ schilder Koekkoek trekken bosrijke, romantische schilderijen aan mijn geestesoog voorbij. Dat er nog een paar schilders met deze naam waren wist ik, maar dat het er veel meer zijn was nieuws. In de opstelling worden alle loten aan deze stam met werken van hun hand geïllustreerd. Tussen de Johannesen, Barends en Hermanussen ontdek ik twee dames met welluidende namen: Marie Louise (1840-1910) en Adèle (1838-1919), van wie respectievelijk een Caspar David Friedrich-achtig Landschap met rivierdal en een Van Spaandonck-achtig Fruitstilleven te zien zijn. Dochters van de meest succesvolle van de clan: Barend Cornelis (1803-1862), over wie zo meer.

Tussen de eerste in 1778 geboren Koekkoek: Johannes Hermanus en de laatste telg: Gerardus Johannes die in 1956 overleed telt de stamboom, gegroeid over vier generaties, nog 14 loten! Volgens het museum is dit geslacht misschien wel de grootste schildersfamilie uit de kunstgeschiedenis. Terwijl ik dit schrijf kwam een persbericht van het Noord-Brabants Museum binnen met de mededeling dat dit najaar circa tachtig werken van vijf generaties Brueghel te zien zullen zijn… Tja, je hebt nu eenmaal altijd baas boven baas!
Via de genen van de eerste Koekkoek, Johannes Hermanus vond het schilderstalent z’n weg naar zijn kinderen en (achter)kleinkinderen. Zijn zoon, de in Middelburg geboren Barend Cornelis Koekkoek (1803-1862) zocht het aanvankelijk letterlijk en figuurlijk via Amsterdam en het Gooi hogerop.
Aangetrokken door de schilderachtige natuur verhuisde hij later naar Duitsland. Met zijn fraai belichte landschappen en bosgezichten was hij zo succesvol dat hij zich een neoclassicistische woning met paleisachtige allures kon veroorloven. In de Belvedère in zijn ‘achtertuin’ kon Barend Cornelis ongestoord werken. Daar ontstonden werken die niet alleen door verzamelaars, maar ook door de Tsaar van Rusland, Koning Willem II en de Grootvorst van Luxemburg tijdens een persoonlijk bezoek werden aangekocht. Met vooruitziende blik stichtte de schilder een tekenacademie, waar jong talent, zoals J.B. Klombeck, de kunst van hem kon afkijken.
Intussen werd de naam en faam van het geslacht Koekkoek ook in eigen land vergroot door het werk van Barend Cornelis broers en neven: Hermanus, Marinus Adrianus en Willem en Jan H.B. Koekkoek.
In Amersfoort krijgt de bezoeker een overzicht van de verschillende stijlen en genres van de zestien Koekkoeks. Interessant is hun inspiratiebron: de natuur en zoals veel tijdgenoten tijdens de Romantiek, het werk van bewonderde 17e eeuwse Hollandse schilders. In het werk van de Koekkoeks herken je echo’s van schilders als Jacob van Ruisdael, Meindert Hobbema, stadsgezichten van Jan van der Heyden en ook de zeegezichten van bij voorbeeld Jan Porcellis zijn niet ver weg. Niet alleen in de onderwerpkeuze, maar in de stijl en de toets herken je hun voorgangers. Nu eens glad, dan weer pasteus gepenseeld, zoals in het zeegezicht van Hermanus junior, waarin de verf dik is opgebracht. Die zelfde verfbehandeling zie je ook in de witte muren van Willem Koekkoeks (1839-1895) Hollands Straatje met oude vestingtoren en het openingswerk Gezicht op de Koppelpoort.

Ook in andere, bij het grote publiek minder bekende musea, zijn werken van de familie Koekkoek te zien. In de tentoonstelling Bomen over Bomen in het Almense Museum Staal wordt vooral het werk van de eerdergenoemde bekendste loot aan de Koekkoekstam belicht: Barend Cornelis. Enkele andere Koekkoeks kozen het ruime sop als onderwerp. Liefhebbers van maritieme onderwerpen kunnen in het Noor-Veluws Museum hun hart ophalen bij de werken van Hermanus Koekkoek senior (1815-1882) en Hermanus junior (1836-1909).

Ter zake kundige museumbezoekers roepen nu natuurlijk terecht: vergeet Haus Kleef niet! Daar in de thuisbasis van Barend Cornelis kun je inderdaad genieten van een keur aan Koekkoeks. Daar het museum wegens renovatie tot 2024 gesloten is zijn de werken nu in ons land te zien.
Link: Museum Flehite
Impressie van een bezoek aan het Watersnoodmuseum in Ouwerkerk.

De watersnood van 1 februari 1953 werd zeventig jaar na dato herdacht. Als kind van Zeeuwse ouders kreeg ik de verhalen van jongs af aan mee. Vanaf het strand in Oostkapelle zag je in de jaren zestig een enorm betonnen gevaarte dat voor de kust van Schouwen uit de golven stak. Een caisson wist mijn moeder, gebruikt om de instroom van zeewater na de dijkdoorbraken van de watersnood van 1953 te stoppen. Meer dan eens vertelde ze hoe haar verloofde, mijn vader, de middag van 30 januari met de fiets uit Middelburg naar Oostkapelle was gekomen. Het was hard trappen en op St Laurens moest hij stoppen om bij te komen. De tegenwind had zich tot een woeste storm ontwikkeld. Mijn grootmoeder zei ’s avonds …‘zou je nie bluve sloape, Dick’?…
Nu denk je: gekkenwerk om met zulk weer de deur uit te gaan, maar anno 1953 bestond het met geel, rood en oranje gecodeerde waarschuwingssysteem van de KNMI nog niet. Meteorologische en andere communicatie was nihil. In de jaren vijftig werd om de zes uur een weersverwachting opgesteld, die per telex alleen aan abonnees werd verzonden. Het bericht dat er op 30 januari zwaar weer op til was bereikte slechts een beperkt aantal bestuurders. Kort daarna was het met de geringe mogelijkheden voor communicatie helemaal gedaan. De storm had de verbinding via draad en telefoonpalen onmogelijk gemaakt. Op Middeleeuwse wijze werd alarm geslagen door op deuren te bonzen en het luiden van de kerkkokken.
Recycling Phoenix Caissons

In Ouwerkerk wordt de herinnering aan de ramp, die aan 1836 mensen het leven kostte, levend gehouden. Het museum is heel toepasselijk ondergebracht in vier gerecyclede Phoenix caissons van 62 x 19 x 18. Na het dichten van de stroomgaten hebben de enorme betonnen zinkbakken, die tijdens de wederopbouw in de stroomgaten werden afgezonken, een tweede leven gekregen. Ze bieden nu ruimte aan een enorme hoeveelheid rampzalige materiële en immateriële herinneringen. De focus ligt op Ouwerkerk, dat in de bewuste nacht en navolgende dagen helemaal van de kaart werd weggespoeld. Via het op de website te raadplegen ‘oral history project 1953’ komt het leed en het verdriet in persoonlijke verhalen heel dichtbij. Bezien door de interactieve ‘deltaviewer’ krijgt de bezoeker een overrompelende impressie van de nooit voltooide strijd tegen het water. Kijkend door een virtual reality bril stijgt het water je op beangstigende wijze tot de lippen.
Lees verder: Watersnoodmuseum Ouwerkerk
Henry Moore; vorm en materiaal. Tot en met 22 oktober in Museum Beelden aan Zee.

‘He leaped the fence and saw that all nature was a garden’, aldus de schrijver Horace Walpole over William Kent (1685-1748). De vader van de Engelse landschapstuin ‘abhorred a straight line’, het ordeningsprincipe van de Franse formele tuin.
Ook Henry Moore (1898-1986) had een hekel aan rechte lijnen. Hij zag liever ronde natuurlijke vormen. De Britse beeldhouwer wiens werk in Museum Beelden aan Zee te zien is, vond zijn inspiratie eveneens in de natuur: …’the whole of nature is an endless demonstration of shape and form. It always surprises me when artists try to escape from this’…
Het mooiste voorbeeld van die gedachte is verbeeld in de afgeronde vormen van Sheep Piece uit 1971, die als reusachtige echo’s van de anatomie van de eromheen grazende schapen, in het open veld in Perry Green staat opgesteld. In de mooi uitgevoerde catalogus is een afbeelding van dit kunstwerk te zien, met een foto van Moore, staand naast een groot hek…
Vaak balanceren Moore’s werken op de grens van figuratie en abstractie. In zijn fantasierijke creaties is de natuur letterlijk en figuurlijk nooit ver weg. Dat geldt niet alleen voor de organische en morfologische vormentaal, maar ook voor de thema’s, zoals de sculpturen, waarin de moeder-kind relatie centraal staat.
Moore deed zijn inspiratie ook op uit gevonden voorwerpen. Tijdens wandelingen raapte hij allerlei door weer, wind en water gepolijste stenen, botten en schelpen op, waarin moeder natuur zelf als beeldhouwer bezig is geweest. Deze wheather beaten objecten vormen zijn voornaamste inspiratiebron, maar ook de materialen waarin hij zijn ideeën gestalte gaf, stuurden de vormgeving. En er is meer -mo(o)re-. Misschien het belangrijkste en minst belichte beeldmiddel in Moore’s werk is ruimte.
Na eerdere spraakmakende tentoonstellingen over wereldberoemde beeldhouwers als Zadkine (2018), Niki de Saint Phalle (2019) en Igor Mitoraj (2021) laat het museum nu indrukwekkende, kleine en monumentale werken van Henry Moore zien. Terecht wordt hij als een pionier van de moderne Europese beeldhouwkunst gepresenteerd. Aan de hand van een groot aantal bruiklenen van de Henry Moore Foundation is zijn artistieke ontwikkeling tot en met 22 oktober in Museum Beelden aan Zee te zien.
Verder lezen kunt u hier.
Menyala: De buitengewone geschiedenis van de Molukkers in Drenthe. Vanaf 18 april tot en met 1 oktober in het Drents Museum in Assen.

Den Haag is de logische plek voor een tentoonstelling over toenmalige nieuwkomers uit Indië en Suriname. Assen is op haar beurt de locatie bij uitstek voor een evenzeer interessant, enigszins al vergeten (of weggemoffeld?) hoofdstuk uit de koloniale geschiedenis van ons land.
Vanaf 18 april presenteert het Drents Museum de belangwekkende expositie Menyala; gewijd aan de geschiedenis van de Molukse gemeenschap in Drenthe. De tentoonstelling is tot stand gekomen in samenwerking met de werkgroep Menyala, een groep van zeven jonge mensen van Molukse herkomst, die behalve de pijnpunten ook de mooie kant –Menyala is Maleis voor schitteren- van hun bestaan in Nederland belicht.
De titel van deze expositie roept bij veel ouderen waarschijnlijk de dramatische beelden op van de treinkapingen bij Wijster, De Punt en Bovensmilde. De acties, waarmee jonge activisten in 1975 en 1977 aandacht vroegen voor de Molukse kwestie, konden in de publieke opinie niet op bijval rekenen. Sindsdien is meer bekend geworden over de drijfveer en het in stilte gedragen leed van de eerste generatie Molukkers. Na het uitroepen van de Republiek Indonesië werden deze oudgedienden van het KNIL voor hun veiligheid in 1951 tijdelijk naar Nederland gehaald. Ondanks de inspanningen van hun president in ballingschap Ingenieur Manusama, zouden zij nooit meer naar hun geliefde vaderland Republiek Maluku Selatan terugkeren.
De tentoonstelling vertelt de geschiedenis van de ca. 3.000 (van de in totaal 13.000 die naar Nederland kwamen) Molukkers, die in Drenthe belandden. Het merendeel was aanvankelijk nog hoopvol gestemd. Met video’s, foto’s, persoonlijke bezittingen en verhalen wordt de geschiedenis van deze mensen geïllustreerd. De tentoonstelling laat de ambities en verwachtingen van het eerste uur zien, maar schetst ook een beeld van de idealen die omsloegen in desillusies en vervlogen hoop, de pijn, het verdriet, het heimwee en de uiteindelijke integratie in Drenthe. De bezoeker van de tentoonstelling ziet echter behalve …’het gevoelige verleden met de rauwe randen’ … ‘juist ook de passie en veerkracht van de Molukse gemeenschap’…
Bij de tentoonstelling verschijnt een rijk geïllustreerd publieksboek.
Ga voor het activiteitenprogramma naar: