Slow Food: Stillevens uit de Gouden Eeuw, Mauritshuis, Den Haag, 9 maart t/m 25 juni 2017 

Clara Peeters in de tentoonstelling Slow Food: Stillevens in de Gouden Eeuw.

Slow Food, boekomslag
Boekomslag, catalogus bij de tentoonstelling Slow Food, Mauritshuis, Den Haag

Het Mauritshuis had geen betere tijd kunnen kiezen voor de tentoonstelling Slow Food dan de huidige, die van green happiness. Adviseerden voedingsdeskundigen eind vorige eeuw al om minstens 20 keer op een hapje te kauwen, tegenwoordig is slow food een rage.

Wellicht heeft u al kennis gemaakt met slow reading en slow art; inmiddels is er ook slow food. De beweging die in 1989 in Italië als reactie op fast food  ontstond, promoot het gebruik van ‘prodotti tipici’.  In ons land manifesteert deze beweging zich o.a. in de aan huis bezorgde ‘streekboxen’ met verse groenten. In de introductiefilm bij de tentoonstelling breekt de chef kok van het met een ster bekroonde restaurant van het Rijksmuseum een lans voor boeren en wijnbouwers die eerlijke producten kweken.

In de Haagse expositie van maaltijdstillevens is te zien dat voor verse etenswaren in de 17e eeuw ook veel belangstelling bestond. Schilderijen met smakelijke taferelen en rijk gedekte tafels. Bij de aanblik van de 17e eeuwse zachte broodjes denk ik met enige weemoed terug aan de kadetjes die je als kind met  schoolreisjes meekreeg. De brokkelige kazen en smeuiige boterkrullen doen je watertanden in deze tijd van cholesterolarme diëten!

Het sappige fruit en de rode en witte wilde aardbeitjes, fragraria vesca, die als vergeten vruchten hun come-back maken op ons menu, zien er ruim 400 jaar nadat ze geschilderd werden, nog net zo fris en fruitig uit.

Nicolaes Gillis, stilleven met kazen en fruit
Nicolaas Gillis, stilleven met kazen en fruit,1612, Particuliere verzameling

Stillevens worden niet vaak zo prominent gepresenteerd. In de  17e en 18e eeuw werden ze in kunsttheoretische geschriften maar matig gewaardeerd. Samuel van Hoogstraeten noemt stillevenschilders in zijn Inleyding tot de Hooge Schoole der Schilderkonst …’maar gemene soldaeten in het veltleger van de konst’. In de ogen van Gerard de Lairesse zijn ze ‘swacke geesten’, die zich tot slaaf maken van de natuur. Deze opvattingen lijken niet overeen te stemmen met de waardering van het publiek; in de 17e eeuw zijn duizenden stillevens van velerlei soort geschilderd.

De bezoeker wacht in het Mauritshuis veel verrassende ontdekkingen, zoals de ogenschijnlijke versheid van de 400 jaar terug geschilderde etenswaren. Of de informatie dat de ontwikkeling van het maaltijdstilleven rond 1600 in gang werd gezet door een vrouw, Clara Peeters. Tijdens de eerste decennia van de 17e eeuw was zij werkzaam in Antwerpen. In 2012 verwierf het Mauritshuis het
Stilleven met kazen, amandelen en krakelingen (1615); het sleutelstuk van deze tentoonstelling.

Clara Peeters, Stilleven met kazen amandelen
Clara Peeters Stilleven met kazen, amandelen en krakelingen, c.1615
Den Haag, Mauritshuis, verworven met steun van de Stichting Vrienden van het Mauritshuis, de BankGiro Loterij, de Vereniging Rembrandt ( A.M. Roeters van Lennep Fonds), Utrechtse Rembrandt Cirkel en Caius Cirkel en een particulier, 2012

Dankzij een bruikleen uit het Madrileense Prado kunnen vier van haar (met koninklijke lelie gemerkte) werken worden vergeleken met die van tijdgenoten en navolgers. Om daarna met eigen ogen vast te stellen hoe invloedrijk Peeters was op de stillevenschilders Floris van Dijck en Nicolaes Gillis, die in de eerste helft van de 17e eeuw in Haarlem werkzaam waren. Haar invloed is eveneens duidelijk in de nauwelijks van elkaar te onderscheiden topwerken van twee andere Haarlemmers Pieter Claesz en Willem Heda. Waren deze werken, zoals in de huidige kunsthistorische benadering vaak wordt benadrukt (alleen maar) om van te genieten? Volgens klassieke opvattingen zit in de overdadig geschilderde producten en kostbaarheden een vanitasgedachte verscholen. Clara Peeters voegt, nauwelijks zichtbaar’ op het in haar werk vaak terugkerende mes een aansporing tot matigheid toe: Tem[perantia]. Wanneer Claes en Heda een horloge, hèt symbool van vergankelijkheid, aan de voorstelling toevoegen is geen twijfel mogelijk, memento mori: gedenk te sterven.

Clara Peeters markeert samen met Osias Beert het begin van van het genre maaltijdstilleven. In het Mauritshuis is de ontwikkeling van Antwerpen tot Haarlem te zien.

Behalve op delicatessen als oesters, garnalen, noten en olijven leefden deze schilders zich uit op de weergave van vergulde bokalen, kannen van tin en aardewerk, Chinees porselein en spiegelend glas.

Stillevens een genre voor ‘swacke geesten’ ?

Hoe het begon

Meteen links in de opstelling ziet de bezoeker een groot laat-16e eeuws keukenstuk van Joachim Beuckelaar met een overvloedige uitstalling van al wat op de markt te koop wordt aangeboden. Groenten, fruit, vis en vlees. Bij de aanblik van het zeer realistisch weergegeven lillende vet zou je zò vegetariër worden.

Beuckelaer, keukenscene met Christus en de Emmausgangers
Joachim Beuckelaer, Keukenscene met Christus en de Emmausgangers c.1560-1565, Den Haag, Mauritshuis , in bruikleen van de stichting Collectie P. & N. de Boer, Amsterdam

De titel Keukenscène met Christus en de Emmaüsgangers plaatst de toeschouwer van nu waarschijnlijk voor een raadsel. Bijbelse thema’s vormden in voorgaande eeuwen het hoofdthema van zogenoemde historiestukken, maar in dit schilderij verschoof het eigenlijke onderwerp nauwelijks zichtbaar naar de achtergrond. Later verdwenen bijbelse onderwerpen helemaal uit de markt- en keukenstukken. Naast de Beuckelaer staan twee vitrines met een (in de literatuur ten onrechte zo genoemde) tinnen Jan Steenkan, een teljoor, het  frühstückbrettchen van de 16e eeuw, pronkbekers, tazza’s en steengoed kruiken. Vanuit dit standpunt ziet de bezoeker in de tentoongestelde stillevens echo’s van deze objecten.

Laten we de stillevens van Clara Peeters eens beter bekijken. Met technische perfectie schilderde zij haar objecten uiterst gedetailleerd en prachtig belicht, vaak tegen een donkere achtergrond.

Peeters, Stilleven met tazza
Clara Peeters, Stilleven met tazza, kan en lekkernijen, c.1611,
Madrid, Museo Nacional del Prado

In het Stilleven met tazza, kan en lekkernijen van ca. 1611 is de stofuitdrukking goed getroffen: de versgebakken pastei, het geribbelde oppervlak van de steengoed kan, het kippenvel, de vergulde tazza, de glanzende olijven en het damast; het is net echt.  Interessant is het zout, destijds een kostbaar en onontbeerlijk conserveringsmiddel, gepresenteerd in een zilveren zoutvat. In de Romeinse Oudheid was het al zò kostbaar dat de soldaten een deel van hun soldij in zout, salaris, kregen uitbetaald.

Clara Peeters, Stilleven met kazen amandelen
Clara Peeters
Stilleven met kazen, amandelen en krakelingen, c.1615, den Haag, Mauritshuis

Het eerder getoonde Stilleven met kazen, amandelen en krakelingen (1615) uit de eigen collectie leent zich bij uitstek voor Slow Art. De verstilde objecten vormen niet alleen een lust voor het oog: bij nadere beschouwing blijken ze ook nog heel wat te vertellen. De grote Goudse kaas bijvoorbeeld vertoont sporen van de kaasboor, waarmee de keurmeester een monster nam. Na keuring stopte hij het proefstukje weer terug en maakte het cirkelvormige gaatje, zoals de groundsman op een golfbaan, weer netjes dicht.

Over de prominent gestapelde kazen afgetopt met een schaaltje boter geeft het gratis bezoekersgidsje geen informatie. Waarschijnlijk bracht Peeters het moraliserende spreekwoord: zuivel op zuivel dat haalt je de duivel in beeld, ofwel overdaad schaadt. Dit motief wordt door de Haarlemse schilders veelvuldig in beeld gebracht.

De Chinese schotel vertelt iets over het porselein dat in de vroege 17e eeuw als nouveauté door de schepen van de VOC werd aangevoerd.

Anders dan in het Stilleven met tazza, kan en lekkernijen uit 1611, waarin de (goedkope) blauwe verf van de Chinese schotel verkleurd is, gebruikte Peeters hier een kleurecht blauw pigment. Het quasi achteloos geplaatste bruidsmes, dat ook in haar andere stillevens figureert, bevat ook informatie. Op de zijkant van het heft staat haar signatuur; het handje op het lemmet verwijst naar Antwerpen.

Detail Bruidsmes
Clara Peeters, detail, Stilleven met kazen, amandelen en krakelingen, C 1615

Het heft is versierd met personificaties van het geloof, fides, en matigheid, temperantia, twee van de christelijke hoofddeugden. Zou het figuurtje op de bokaal, in de catalogus omschreven als een krijger uit de oudheid, niet eerder geïnspireerd zijn op de christenstrijder waarover de apostel Paulus schrijft aan Timotheus: …’strijd de goede strijd van het geloof’… (1 Tim. 6:12).

De krakeling ondersteunt deze duiding. De achtvorm van het koekje verwijst symbolisch naar de cyclus van leven en dood, welke volgens de christelijke leer voortgezet wordt in het eeuwige leven na de dood. De bloemen behoeven als vanitas-symbool natuurlijk geen uitleg. Maar is dit, hoe realistisch geschilderd ook, wel een bestaanbaar boeket?

Detail stilleven Clara Peeters
Clara Peeters, detail, Stilleven met kazen, amandelen en krakelingen, C 1615

Met deze elementen lijkt Clara Peeters de goede verstaander een morele boodschap mee te geven. Zij ziet daar vanaf het tinnen dekseltje van de baardmankruik hoogstpersoonlijk op toe!

 

 

 

Peeters zelfportret komen we in deze expositie meermaals tegen. In het Stilleven met bloemen en lekkernijen uit 1611 wordt haar portret wel vijf maal gereflecteerd op de tinnen ‘Jan Steenkan’ als een 17e eeuwse variant van het Droste effect. Er is zelfs nog een zesde zelfportretje te zien op de bolling van de vergulde bokaal.

Clara Peeters, stilleven met bloemen
Clara Peeters, stilleven met bloemen en lekkernijen, 1611, Madrid Museo Nacional del Prado
Peeters, detail stilleven met bloemen
Clara Peeters, detail stilleven met bloemen en lekkernijen, 1611

 

 

 

 

 

 

Deze piepkleine zelfportretjes voegde Clara Peeters ook op andere stillevens toe. Een vaag gezichtje met daarboven een wit kapje. Hoe zou ze er in werkelijkheid hebben uitgezien? Deze vraag wordt in de tentoonstelling niet beantwoord, maar in in de catalogus is een Stilleven met zelfportret of beter: een Zelfportret met stilleven uit 1618 afgebeeld.

Clara Peeters, zelfportret
Clara Peeters, Zelfportret aan een tafel met kostbaarheden en boeket, c1618, Particuliere verzameling (foto RKD)

We zien een chique dame met diep decolleté en een jakje met zeer fijn geklost Vlaams kant. Haar mollige armen met werkhanden(!) rusten op een tafel vol kostbaarheden; sierschalen, een pronkbeker bekroond met de Christenstrijder, sieraden en munten. Deze aardse zaken zijn net zo vergankelijk als de zeepbel naast haar hoofd; je kunt er maar kortstondig van genieten. Voor de goede verstaander is duidelijk dat Clara Peeters zich van die vergankelijkheid bewust is.

Clara Peeters was van alle markten thuis. Ze schilderde met het meeste (ogenschijnlijke) gemak pronkschalen, glaswerk, vergulde drinkschalen, brood, bloemen, pasteien olijven, gevogelte, vlees en ….vis. Met haar Visstilleven uit 1611 zou zij zelfs het allereerste visstilleven hebben geschilderd. Het vond zijn weg vond naar de collectie van de Spaanse koning Filips IV.

Clara Peeters, visstilleven
Clara Peeters, Visstilleven met kandelaar, 1611, Madrid, Museo Nacional del Prado

Uniek is ook het Stilleven met gevogelte, (1611) waarin zij aan een uitstalling van geschoten jachtbuit een levende sperwer toevoegde. Tien aan een spies geregen vinkjes doen mij denken aan het dieet advies van de Dordtse arts Johan van Beverwijck. In zijn Schat der Gesontheydt uit 1636 adviseert hij mensen met een zittend beroep vogels te eten (waar weinig vlees aan zit). Mooi voorbeeld van bewust ‘consuminderen’!

Van Clara Peeters is een oeuvre van ca. 40 schilderijen bekend. Daarnaast zijn kopieën en eigenhandige replica’s in omloop. Kennelijk was er veel vraag naar. Over haar leven is vrijwel niets bekend. In de annalen van het Antwerpse schildersgilde, dat ook vrouwen toeliet, wordt zij vreemd genoeg niet vermeld.

Claesz, stilleven met vruchten
Pieter Claesz, Stilleven met vruchten, vergulde Tazza en mand met kazen, c 1623-1624, Haarlem, Frans Hals Museum

In de tentoonstelling is Peters invloed op Haarlemse schilders  duidelijk te zien. In het Stilleven met vruchten, vergulde tazza en kazen uit ca.1624 van Pieter Claesz. en in Floris van Schootens, Stilleven met tinnen kan en mand met kazen uit datzelfde jaar, waarin we ‘haar’ kazen uit 1615 terugzien. Ook Floris van Dijck en Nicolaas Gillis hanteren dit motief in Stilleven met kazen uit ca. 1620 en in Stilleven met kazen en fruit uit 1612.

Nicolaes Gillis, stilleven met kazen en fruit
Nicolaas Gillis, stilleven met kazen en fruit,1612, Particuliere verzameling

In dit werk wordt de blik tevens getrokken door een vergulde bekerschroef; een houder waarin een berkemeier geschroefd werd. Aanvankelijk voorbehouden aan vorsten en leden van de adel, kwam dergelijk vaatwerk later ook bij stadsbesturen, gilden en rijke burgers in gebruik. Terwijl hoofdconservator Quentin Buvelot mij rondleidt op de tentoonstelling attendeert een bezoekster hem op een foutje in de vouwtjes van het damast in dit stilleven. Oud nieuws voor Buvelot. Wanneer ik aandachtig kijk, zie ik het ook.

Van Floris van Dijck zijn slechts 13 stillevens bekend. De donkere achtergrond, overgenomen van Osias Beert en Clara Peeters, zien we ook bij de Haarlemmers Nicolaes Gillis en Willem Heda. Bij hen verloopt de taupekleurige achtergrond op identieke wijze van donker naar licht. Dat Claesz en Heda bij elkaar over de vloer kwamen lijkt aannemelijk. Beiden schilderden dezelfde roemer, de zilveren tazza, de citroen en het geopende uurwerk met het blauwe lint.

Willem Heda, stilleven met roemer
Willem Heda, Stilleven met roemer en horloge, 1629, Den Haag, Mauritshuis
Pieter Claesz, Stilleven met tazza, 1636, Den Haag, Mauritshuis, schenking Willem baron van Dedem aan de Stichting Vrienden van het Mauritshuis, 2002

 

 

 

 

 

 

Aan de samenstelling van de tentoonstelling ging een uitgebreid onderzoek vooraf. In oude kookboeken, reisverslagen en spijslijsten zochten de onderzoekers naar het antwoord op de vraag wat er indertijd op tafel kwam. Op de getoonde stillevens zien we vooral de etenswaren van de elite; de ‘eenpansmaaltijden’ van de gewone man ontbreken. Ter illustratie van dit verschil zijn twee eenvoudige stillevens toegevoegd. David Rijckaerts Stilleven met gebraden haantje (1617) en een uitgebreide versie van het zogenaamd Toebackje; een stilleven met  rookwaren, door Floris van Schooten.

Van schooten Stilleven met haringen en oesters
Floris van Schooten, Stilleven met haringen en oesters, c.1625-1630
Haarlem, Frans Hals Museum, verworven met steun van “Schenking drs. J-P. de Man” en de Vereniging Rembrandt, 2011

In dit Stilleven met haringen en oesters, (ca. 1625) zien we een Goudse pijp, een tabaksdoosje, aanmaakhoutjes en een testje met gloeiende kooltjes. Voorts oesters, twee bokkingen en …‘vis moet zwemmen’ een roemer met noppen, zodat het niet uit de vette vingers van de drinker kon glippen.

Anthonius Magirus, Koock-boeck ofte Familieren kevken-boeck
Antwerpen, Godtgaf i Verhulst, 1663
Exemplaar: Antwerpen, Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience

Bestudering van het oudste Nederlandse kookboek het Koocboec oft familieren keukenboec van Antonius Magirus uit 1612, leert dat vlees in de gegoede kringen vaak op het menu stond. Anders dan nu, waarin kip het lijkt te winnen van rood vlees, kende de 17e eeuwse keuken een grote variatie aan rund- en varkensvlees, kapoen (‘n gecastreerd haantje) wild en gevogelte van diverse pluimage!

Zijn er nog meer verschillen? Jazeker, een ander verschil met de huidige tijd is het gebruik van zout. Op veel stillevens staat een fraai zilveren zoutvat, waarvan een snufje tussen de vingers rijkelijk over de gerechten werd gestrooid. Het gebruik van deze toen kostbare smaakmaker wordt tegenwoordig als ongezond ontraden!

Goed nieuws voor wie na het zien van deze appetijtelijke tentoonstelling denkt: ‘dit smaakt naar meer’.  In het najaar presenteert het Frans Hals Museum de tentoonstelling a Global Table, ook met stillevens uit de Gouden Eeuw. In deze expositie zal niet alleen aandacht zijn voor de geschilderde objecten, maar -in het licht van thans actuele vragen- ook voor de herkomst en productie van voedingsmiddelen. Hierover leest u in het najaar meer op deze site.

 

Bibliografie

Quentin Buvelot , Slow Food, Hollandse en Vlaamse maaltijdstillevens 1600 – 1640, tentoonstellingscatalogus, Mauritshuis den Haag, Waanders Zwolle, 2017

Riley, The Dutch Table: Gastronomy in the Golden Age, London, 1994.

Link Mauritshuis, Slow Food

 

 

Gek van surrealisme •Dalí • Ernst • Magritte • Miró, Museum Boijmans van Beuningen, Rotterdam t/m 28.05.2017

 

Magritte, Het glazen huis, 1939
Rene Magritte, La maison de verre, 1939, Museum Boijmans van Beuningen, Rotterdam

Het Surrealisme en Museum Boijmans hebben een lange gezamenlijke geschiedenis. De plannen voor een tentoonstelling bestaan al 50 jaar, vertelt directeur Sjarel Ex. In 1970 wist hoofdconservator Renilde Hammacher na lang aanhouden de weigerachtige Salvador Dali binnen te halen.

Dali en Hammacher 1970
Salvador Dali en Renilde Hammacher bij de opening van de tentoonstelling Dali in Museum Boijmans van Beuningen 1970

De door duizenden belangstellenden bezochte opening van de grote overzichtstentoonstelling, waarbij de komst van Dali tot het laatst toe onzeker bleef, resulteerde in een surrealistische chaos! De navolgende weken stonden de wachtenden onder een getimmerd afdak tot in de Mathenesserlaan. In die kou stonden destijds ook twee pubers Paul van der Eerden en Olphaert den Otter. Eenmaal binnen raakten beiden geïnfecteerd met het Dali-virus en na een lange incubatietijd is Van der Eerden dit voorjaar met een eigen expositie als surrealistisch kunstenaar terug in Boijmans!

De Dali-tentoonstelling kreeg in 2007 een vervolg met de tentoonstelling Vreemde Dingen. Het museum bezit inmiddels ongeveer 125 objecten waar het etiket Surrealisme opgeplakt kan worden. Deze objecten hebben in de periferie van de huidige tentoonstelling een plekje gekregen. Bij nieuwe aankopen checkt Sjarel Ex altijd of er een Surrealisme gen aanwezig is.

In de begintijd van de surrealistische beweging werd de controle uitgevoerd door André Breton, ‘de chef de protocol’, die verantwoordelijk was voor de ballotage. Hij bepaalde wie wel en wie niet tot de club mocht toetreden.

Wat is surrealisme eigenlijk?

Het woord ‘surrealisme’ bestond eind 19e eeuw nog niet. Bedacht door de schrijver Guillaume Apollinaire (1880-1918) werd het woord in 1924 door André Bretons Surrealistisch manifest een begrip. Het Surrealisme begon als literaire beweging. Al snel lieten ook beeldend kunstenaars zich door hun inspiratie-bronnen leiden: fantasie, dromen en associaties, toeval, ‘automatisch’ opkomende ‘surrealistische’ invallen en beelden die opborrelen uit het onderbewustzijn. De uitdrukking ‘het moet niet gekker worden’ kwam niet in hun vocabulaire voor; integendeel hoe of gekker hoe beter!

Het surrealisme –meer een mentaliteit dan een bepaalde stijl, aldus Ex, is bij het publiek bekend geworden als een van de ‘ismen’ van de 20e eeuw. Van Parijs sloeg de beweging over naar Madrid, Brussel en andere Europese steden.

Na een vliegende start belandt het Surrealisme in de jaren ‘30 in een crisis. De schilders vragen zich af hoe het verder moet. Sommigen zoeken aansluiting bij het communisme anderen besluiten surrealistische objecten te gaan maken. Met zijn Fountain –een pisbak gepresenteerd als kunst- was Marcel Duchamp in 1917 zijn tijd vooruit. En Magritte spreekt over zijn La Réprésentation uit 1937, als een object.

Magritte_representation
Rene Magritte, La representation / De weergave, 1937, Scottish National Gallery of modern , EdinburghArt

Dit schilderij verbeeldt niet alleen het onderlichaam van een vrouw, maar heeft daar ook de vorm van. Het wordt in de expositie tweezijdig getoond, zodat de bezoeker aan de etiketten, als stickers op een koffer, kan zien welke bestemmingen deze dame tijdens haar tachtigjarige bestaan heeft bezocht.

 De tentoonstelling met zo’n 200 werken, foto’s en documenten was eerder in Edinburgh en Hamburg te zien. Conservator Saskia van Kampen vertelt enthousiast over de collecties van vier verzamelaars, die elk in een aparte zaal worden getoond. Daarnaast zijn in het hart van de expositie werken rond acht surrealistische thema’s bijeengebracht. In de buitenste ring zijn, zoals gezegd, objecten uit de eigen -surrealistische- collectie te zien.

Verzamelaar van het eerste uur, Edward James had vooral interesse in het onderbewustzijn. René Magritte vereeuwigde hem in het doek La réproduction interdite (1937), een vervreemdend ‘portret’. Hij staat voor een spiegel, maar die weerspiegelt gek genoeg niet zijn gezicht, maar zijn achterhoofd. Anders dan zijn surrealistische kunstbroeders is Magritte vooral geïnteresseerd in het ‘mysterie van de werkelijkheid’.

Gek van surrealisme
Zaalimpressie 2017, met Dali Mae West Lips sofa , Champagnelampen, Couple aux tetes pleines de nuages, Gek van surrealisme, Boijmans 2017, Foto Marina Marijnen

James, die zelf ook kunstenaar was, inspireerde Dali tot het maken van de bekende White Aphrodisiac Telephone (1936) en de Mae West Lips Sofa (1938). Toen James Dali’s gouache ‘Mae West’s face which may be used as a surrealist appartement’ zag ontstond het idee om die mond als sofa, concreet te maken. Er werden vijf versies gemaakt. Een daarvan belandde in James buitenverblijf. Voor Monkton House in Sussex ontwierp Dali in 1938 ook de Champagnelampen.  Omdat gasten de kelkjes van de Champagnelampen als asbakken gebruikten werden speciale inzetbakjes met inkeping ontworpen, waarop ze de brandende sigaret even kwijt konden.

Dali, Couple
Salvador Dali, Couple aux tetes plein de nuages / een paar met het hoofd vol wolken, 1936, Museum Boijmans van Beuningen, Rotterdam

Van Dali kocht hij ook Couple aux têtes Pleines de nuages, uit 1936, in de vorm van twee met wolken gevulde hoofden. Dali’s eigen hoofd en dat van zijn vrouw Gala, geïnspireerd op een boer en een boerin uit Jean-Francois Millet, ‘L’Angelus’, stonden model. In de voorgrond van een oneindige vlakte, staan twee tafels met prachtig geschilderde kleden, gedekt met slechts een glas, wat druiven en een enorme bonbon. De vreemde voorstelling roept een unheimische sensatie op. Gelukkig hoeven we hier niet aan te schuiven!

Met zijn belangstelling voor vrouwelijke surrealisten was James zijn tijd ver vooruit. Zij werden eigenlijk tot de jaren ’70 niet voor vol aangezien en meer als muze of lustobject weggezet. Hooguit konden hun verleidingskunsten gelinkt worden aan het onderbewuste. Van Leonora Carrington bezat James The House Opposite en The Giantess uit de jaren ’40, dat nu in de thema-zaal te zien is.
Voor de bezoeker met goede ogen en geduld vormt James correspondentie met Dali en Magritte een interessante bron van informatie. James grote collectie Dali’s kwam voort uit een deal. In ruil voor een maandelijkse toelage ontving James van juni 1937 een jaar lang alles wat Dali op artistiek gebied voortbracht. De collectie James vormt sinds 1977 de basis van Boijmans verzameling surrealisten. Zeer vervreemdend is het  het doek Impressions d’Afrique uit 1938, voortgekomen uit zijn ‘paranoïde-kritische methode’, zoals hij het zelf noemde. Dali zegt in 1933 dat het enige verschil tussen hem en een gek is dat hij niet gek is! Elders lees ik dat Dali, gedreven door paranoia wel degelijk dingen zag die er niet zijn. Zijn vrouw Gala spoort hem aan om deze hallucinaties te schilderen. Op de vraag of deze psychedelische beelden onder invloed van drugs ontstaan zijn antwoordde Dali cryptisch: ik gebruik ze niet, ik ben drugs!

Dali_zelfportret_voorstudie
Salvador Dali, Zelfportret, studie voor Impressions d’Afrique, 1938, Museum Boijmans van Beuningen, Rotterdam
Impression d'Afrique_Dali
Dali, Impressions d’Afrique, 1938Museum Boijmans van Beuningen, Rotterdam

In Impressions d’Afrique zien we Dali achter een schildersezel. In de verte zien we zijn echtgenote en muze Gala. Haar oogkassen vallen samen met de bogen van het achterliggende gebouw. Soortgelijke  schilderkunstige trucjes, ‘dubbelbeelden’, past Dali vaker toe. Soms zijn het echte zoekplaatjes, zoals in het Da Vinci-achtige strijdtoneel ‘Tête de femme ayant la forme d’une bataille’ waarin een vrouwenhoofd verscholen zit. In de  voorstudie van het zelfportret kun je wel zien  dat Dali ook heel goed gewoon kan tekenen!

De volgende zaal toont werken uit de verzameling van Roland Penrose.  Heel surrealistisch benadrukte hij het toevallige (…) ontstaan ervan. Penrose, zelf kunstenaar, was ook actief als maecenas. In 1937 wist hij de hand te leggen op werk van Max Ernst en Alberto Giacometti, gevolgd door de aankoop van een reeks Miro’s, de Chirico’s en werk van Picasso, in wie de surrealisten een groot voorbeeld zagen. Op amoureus gebied nam hij de muze en minnares van Man Ray, model en oorlogsfotografe Lee Miller over.

Picasso met Antony Penrose

Met haar kreeg Penrose een zoon, Antony, die ondanks zijn kunstzinnige jeugd gewoon boer werd. In een interview in de NRC van 5 januari jl. vertelt hij over zijn excentrieke ouders, die hij als kind weinig te zien kreeg. Toen hij op school aan de beurt was om te vertellen wat hij in de paasvakantie had gedaan kon de meester zijn oren niet geloven toen Antony antwoordde dat hij bij Picasso had gelogeerd. Zelf vond hij dat de gewoonste zaak van de wereld. Bijna alle kunstenaars van wie Penrose werk kocht, waren kind aan huis bij zijn ouders.

Breton, boekomslag
Boekomslag, Andre Breton, Qu’est-ce que le SURREALISME

Penrose introduceerde het surrealisme in Engeland. In een van de vitrines zie ik een leuk werkje dat hij kocht van André Breton: Qu’estque c’est que le Surrealisme? 

Ook Penrose rariteiten-verzameling met o.a. een gegraveerde walrustand, een pre-Colombiaans beeldje en een fallussymbool, worden getoond.

Penrose rariteiten
Romeinse vrouwenfiguur die op een fallus rijdt, object uit de rariteitenverzameling van Roland Penrose, foto Marina Marijnen

 

 

 

 

 

 

Gabrielle Keille_gek van surrealisme
Gabrielle Keiller, portret op tentoonstelling Gek van surrealisme, Museum Boijmans van Beuningen, Rotterdam

In de volgende zaal ontmoet de bezoeker Gabrielle Keiller. Vanaf de wand slaat zij de bezoekers van haar verzameling gade. Deze zien op hun beurt foto’s waarop zij sportief een golfballetje slaat. De mooie rijkeluisdochter Keiller verzamelde moderne kunst met geld van daddy en haar vermogende (derde) echtgenoot. Tijdens een ontmoeting met Eduardo Paolozzi en Peggy Guggenheim begin jaren ’60 in Venetië, kreeg zij oog voor de surrealisten. Om deze aan te kopen deed ze zelfs een Cézanne van de hand. Magritte’s reeds genoemde La Réprésentation uit de verzameling Penrose komt in haar bezit. Ook koopt ze vroeg werk van Max Ernst,Jeune Homme intrigué par le vol d’une mouche non euclidienne ( Jongeman geïntrigeerd door de  vlucht van een niet eucladische vlieg ) uit 1942-1947.

Ernst jeune homme
Max Ernst, Jeune homme intrigue par le vol d’une mouche non-euclidienne, 1942-1947, Collectie Ulla und Heiner Pietzsch, Berlijn

Evenals Jackson Pollock was Ernst begonnen met het ‘automatisch’ druppen van verf. Na zijn abstract expressionistische periode, die in Jeune Homme nog een beetje nadruppelt, gooide Ernst het roer in surrealistische richting om, zoals we nog zullen zien.

Hugnet_portrait automatique
George Hugnet, Portrait automatique de l’automate d’Albert-le-Grand,1938, Scottish National Gallery of Modern Art, Edinburg

In deze Keiller zaal  is het door G. Huguet automatisch vervaardigde Portret van Albert-le-Grand uit 1938 te zien. Het ‘portret’ ontstond middels de decalcomanie-methode, waarbij een leeg blad gelegd wordt op een met verf of inkt ingesmeerd stuk papier.

In Keillers collectie bevindt zich ook Duchamps ‘Boîte-en-valise’, het leuke koffertje dat Marcel Duchamp in 1952 vulde met ‘de bagage van het surrealisme’, getiteld: De ou par M. Duchamp ou prose Sélavy, met o.a. een miniatuur pisbakje!

 

Margritte_Doodshoofd
Rene Magritte, La gacheuse, 1935, Scottish National Gallery of Modern art, Edinburgh

Bepaald beangstigend is Magritte’s memento mori, La  gâcheuse, uit 1935, waarbij een in staat van ontbinding verkerend hoofd de beschouwer, vanaf de mooie tors van een jonge vrouw, toegrijnst.

Naast objecten verzamelde zij ook dadaïstische en surrealistische documenten, waaronder publicaties van André Breton, die zij terecht als wezenlijk onderdeel van de surrealistische beweging beschouwde. Hier krijgt de bezoeker informatie over de historische context. Tijdens WOI richtten enkele kunstenaars de Dada beweging op. Zij verzetten zich tegen de traditionele normen en waarden (die de oorlog niet hadden kunnen voorkomen) en reageren met absurde ‘kunstzinnige’ uitingen. De dadaïstische beweging is de kraamkamer van het surrealisme.

Keiller was al kunstkenner ook actief betrokken bij het aankoopbeleid van de Scottish National Gallery of Modern Art in Edinburgh. Ook haar eigen collectie vond hier uiteindelijk zijn bestemming.

Verzameling Pietzsch
Ulla en Heiner Pietzsch met een deel van hun verzameling in hun huis in Berlijn, 2016

Uit de collectie Ulla en Heiner Pietzsch zijn maar liefst tweeënveertig werken te zien. In een enorme blow-up van hun de zitkamer, herkent de bezoeker er een aantal. Begonnen met werk van de  abstract expressionisten gingen zij, geboeid door de ideeën van Sigmund Freud, over op het verzamelen van surrealistisch werk van o.a. Arp, Dali, Magritte, Masson, Miro en Leonora Carrington. Haar  Ladies Run, there’s a man in the Rose Garden uit 1948 is een interessant surrealistisch droom – of nachtmerrie – beeld; al naar gelang je verwachtingspatroon!

Carrington_run ladies
Leonora Carrington, Ladies Run, there is a man in the rosegarden, 1948, Collectie Ulla en Heiner Pietzsch, Berlijn

 

 

 

 

 

 

 

In deze collectie  komen we Max Ernsts Jeune Homme intrigué, weer tegen. Bij Pietzsch maken we kennis met verzamelaar Roland Penrose in de hoedanigheid van  kunstenaar. In zijn Hand with three figures uit 1934 zie ik onmiskenbaar invloeden van Miro’s Peinture uit 1925 en van Max Ernsts Masques et Phantasmes uit 1929.

Penrose_hand
Roland Penrose, hand with three figures, ca.1934 Collectie Ulla en Heiner Pietzsch, Berlijn

Om er dagelijks van te kunnen genieten liet het echtpaar een speciaal voor hun kunstbezit ontworpen villa bouwen. In een interview lees ik dat de werken, uiteindelijk toch niet op de daarvoor geplande muren terecht kwamen. Het is de bedoeling dat de collectie uiteindelijk in een nog te bouwen museum in Berlijn wordt ondergebracht. De verzameling vult het hiaat dat tijdens het interbellum in Duitsland ontstond, toen werk van surrealisten als entartete kunst door de nazi’s werd verboden.

In de ovale binnenzaal wordt het surrealisme aan de hand van acht thema’s verduidelijkt. Onder de noemer onheilspellende landschappen ziet de bezoeker uit Keillers voormalige collectie Max Ernst, Le joie de vivre en met een knipoog naar Manet, zijn Le dejeuner sur l’Herbe, uit 1936. Ze zijn gebaseerd op de ervaringen van de  jonge Ernst alleen in een bos. In deze werken past hij de zelf verzonnen techniek van ‘grattage’ toe, waarbij hij de opgebrachte verf met een paletmes deels weer wegkrabt.  

Ernst_Dejeuner
Max Ernst, La dejeuner sur l’herbe, 1936, particuliere collectie.

Bij het thema de poëzie van Delvaux, rijdt als in een droom Paul Delvaux tram voorbij in, La Rue du Tramway (1939). Delvaux verzamelde speelgoedtreintjes.

Delvaux_Tram
Paul Delvaux, La rue du tramway, 1939, Scottish National gallery of Modern Art, Edinburgh

Hij licht toe dat de geschilderde exemplaren voortkomen uit zijn jeugd. Over andere elementen in dit schilderij zegt hij enigszins cryptisch: …’het zijn dingen  (…) van het dagelijks leven, dingen die mensen gebruiken maar niet zien’… Leuk in het licht van deze woorden was de ontdekking van een overschilderd vrouwelijk naakt in deze voorstelling. De betekenis van deze schilderijen, bedoeld als visuele gedichten, is niet duidelijk. Dat hoeft ook niet, want die onduidelijkheid is inherent aan poëzie.

Tannguy_Cadavre exquis
Andre Breton, Jaqueline Lamba, Yves Tanguy, Cadavre Exquis, 1938, collage op papier, Scottish National Gallery of Modern Art

In deze ruimte zien we een aantal van de eerder genoemde kunstenaars weer terug, zoals een co-productie van André Breton en Yves Tanguy,  Cadavre excquis uit 193 en Leonora Carringtons Giantess met Bosschiaanse figuurtjes in de achtergrond.

Met werken van Juan Miro en Yves Tanguy, wordt nòg een surrealistische inspiratiebron belicht: het automatisme. Een werkwijze waarbij  kunstenaars woorden en beelden automatisch laten komen.

Hier ook aandacht voor minder bekende namen. Zoals de in 1857 geboren Max Klinger, een kunstenaar met een surrealistische mentaliteit avant-la-lettre en werk van hedendaagse kunstenaars als Paul van der Eerden, die als schooljongen in 1970 in de ban van Dali raakte. Aan hem is t/m 14 mei elders in het museum bovendien een special gewijd: Paul van der Eerden in good company: René Magritte. Ook het bizarre werk van Rhonda Zwillinger heeft hier èn elders in het museum een plekje gevonden.

Wat beogen de tentoonstellingsmakers met het tonen van het werk van eigentijdse kunstenaars? Met wat goede wil kunnen deze creaties gezien worden als geïnspireerd op- of gerelateerd aan het surrealisme.

Dali_Venus
Dali, Venus van Milo met laden, 1936, Museum Boijmans

Bent u inmiddels oververzadigd van surrealisme? Zet dan toch nog even door of kom na een kop koffie terug. In de buitenste ring van de tentoonstelling zijn een aantal interessante surrealistische objecten uit de vaste collectie opgesteld. Het beeld Venus van Milo met laden, 1936, dat Boijmans met het kassucces van de Dali tentoonstelling uit 1970 kon aankopen en enkele leuke commerciële creaties van Salvador Dali. Een parfumflesje in de vorm van een stralende zon met een uit Dali-snorren en vliegende vogels samengesteld gezichtje en een Poederdoosje in destijds actuele vormgeving: de draaischijf van een telefoon. Leuk is ook het in de ontstaanstijd -toen iedereen nog rookte- passende hebbedingetje dat Dali voor eerste-klas passagiers van Air India ontwierp: een wit asbakje gedragen door zwanen, waarin ik nu mijn laatste (denkbeeldige) sigaretje uitmaak.

Poederdoos
Dali, Draaischijf telefoon met functie poederdoos
Dali_asbak
Dali, asbakje als relatiegeschenk voor eerste klas passagiers van Air India
Parfumflesje_Dali
Salvador Dali in opdracht van Elsa Schiaparelli, Parfumfles, aankoop met steun Mondriaan fonds, Gemeentemuseum Den Haag.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Link: Museum Boijmans van Beuningen, Gek van Surrealisme

 

Barbaren & Wijsgeren : het beeld van China in de Gouden Eeuw. Frans Hals Museum t/m 20 augustus 2017.

Anoniem, prent uit Olfert Dapper, Gedenkwaerdig bedryf in het Keizerrijk van Taising of Sina, 1670, Bijzondere Collecties, Universiteit van Amsterdam

Jaren geleden presenteerde het Rijksmuseum de tentoonstelling Royers Chinese Kabinet, met de verzameling Chinese rariteiten (zeldzaamheden) van de Haagse jurist Jean Theodore Royer (1737-1809). Royer leerde zelfs de Chinese taal om de cultuur van het verre China beter te begrijpen. Sprak het mysterieuze Cathai in de oudheid reeds tot de verbeelding. Tegenwoordig bestaat die fascinatie nog steeds. Eind maart opende het Frans Hals museum haar deuren voor de letterlijk en figuurlijk bloemrijke tentoonstelling Barbaren & Wijsgeren: het beeld van China in de Gouden Eeuw. De expositie toont niet alleen de westerse kijk op China, maar ook het westen gezien door Chinese ogen. Deze tentoonstelling is de eerste van een reeks waarbij het Frans Hals museum over de grenzen kijkt. Zo zullen tijdens de najaarsexpositie, a Global table, 17e eeuwse stillevens als historische documenten worden gepresenteerd in het licht van actuele vragen naar de productie en herkomst van voedsel.

Bij de huidige tentoonstelling over China en de Gouden Eeuw kun je je afvragen: waarom in Haarlem? Liggen de havensteden van de VOC, vertrekpunt naar het verre China, niet meer voor de hand? Directeur Ann de Meester legt uit dat zich in de collectie van het Frans Hals museum veel objecten bevinden die refereren aan het handelsverleden van de 17e eeuw. Zoals een kleine majolicategel met een Chinese pagode die geïnspireerd is op een afbeelding in Johan Nieuhofs opzienbarende verslag van zijn bezoek aan de keizer van China.

Op de plinttegels in de gangen van het Frans Hals museum kan de opmerkzame bezoeker afbeeldingen van Chinezen vinden. Voor wie niet door de knieën wil: enkele van deze tegels zijn ook elders in de opstelling en in het begeleidende boek te zien. Deze publicatie bevat bijdragen van de samensteller van de expositie, Thijs Weststeijn en oude bekenden van de koloniale geschiedschrijving: Leonard Blussé en Jan van Campen. De expositie is gebaseerd op het interdisciplinaire onderzoeksproject ‘The Chinese Impact’. (Kunst)historici, archeologen en filosofen vroegen zich af: hoe zagen de 17e en 18e eeuwse Chinezen de westerlingen zagen en andersom. Deze vraag is tot de eigen tijd doorgetrokken.

Keramiek, Hans van Bentem

In de expositiezalen zijn keramische werken en vazen met voorjaarsbloemen te zien, gemaakt door docent Hans van Bentem en studenten van de Rietveld academie. Van Evelyn Taocheng Wang, winnares van de Volkskrant Beeldende Kunst Prijs 2016, zijn aquarellen te zien en een video-installatie over de in haar ogen ‘exotische’ Waddeneilanden. In de Hallen wordt het Chinese feestje voortgezet met een solotentoonstelling van deze jonge kunstenares.

China gold in het 16e en 17e eeuwse westen als een raadselachtig land. Het riep tal van vragen op. Op geografisch gebied had Ptolemaeus zich er in de 2e eeuw al mee bezig gehouden. Hij beschouwde het verre Sina als het einde van de wereld. Ook op filosofisch gebied waren er vragen zoals: wie was Confucius?

Een vraag van meer praktische aard hield de westerlingen evenzeer bezig: hoe maakten ze dat prachtige porselein?

Deze vraag zou nog tot ver in de 18e eeuw onbeantwoord blijven. De Chinezen hielden het productieproces angstvallig geheim. Pas in de vroege 18e eeuw werd de receptuur, gebaseerd op de zeer fijne kaolien aarde, ontdekt en in Meissen in productie gebracht.

Vrijwel alle historische en eigentijdse kunstwerken en publicaties zijn voortgekomen uit verwondering en nieuwsgierigheid of gekleurd door de vooroordelen, waarmee deze 17e eeuwse waarnemers de wereld van de anderen bezagen. Dat geldt zowel voor Joost van den Vondel in de Gouden Eeuw, over wie straks meer, als voor de eerder genoemde Evelyn Taocheng Wang.

Dit tweezijdige beeld wordt in de tentoonstelling geïllustreerd aan de hand van geschreven, getekende en geschilderde bronnen én porselein!

Het populaire Chinese porselein, deels als ballast aangevoerd, veroverde de Europese markt. Aanvankelijk was het nog een luxe product, waarmee welgestelden en vorstinnen als Amalia van Solms in speciale kabinetten pronkten. Maar nadat in 1612 een Portugees schip met ‘kraakporselein’ (verbastering van het scheepstype, een caraque) door de Hollanders gekaapt was raakte de markt overspoeld met Chinees porselein. Het was zelfs in de meest eenvoudige huishoudens te vinden. Plateelbakkers in Delft en andere steden, zagen een gat in de markt en maakten het Chinese porselein met steeds meer succes na.

Omgekeerd zijn in de expositie westerse invloeden en imitaties te zien. In 1640 schonken Jezuïeten de keizer van China een boekje met afbeeldingen uit het leven van Christus. Chinese kunstenaars kopieerden de in Hendrick Golzius Doornenkroning weergegeven Christusfiguur met geloken ogen!

Goltzius doornenkroning
Hendrick Goltzius, De doornenkroning, 1597, prent, Rijksmuseum, Amsterdam
Chinees doornenkroning
Anoniem (Chinees), de doornenkroning prent in Johann Adam Schall von Bell, Jingxeng shuxiang, 1640

 

 

 

 

 

 

 

 

 

In dit hoekje van de tentoonstelling zou het theeservies van Jezuïetenporselein met kruisigingsscènes uit de collectie van Museum Catharijneconvent niet misstaan. In dit voorbeeld van door Europeanen bestelde Chine de Commande, heeft Christus eveneens een Chinese oogopslag.

Om de Chinese kijk op westerlingen als ‘roodharige barbaren’ te begrijpen, moet je weten dat Chinezen hun land als het centrum van de wereld beschouwden. De keizer heerste bij goddelijk mandaat over dit Rijk van het Midden. Alles wat daarbuiten bestond werd als barbaars bestempeld.

In de manuscriptkaart die Joan Blau rond 1666 van het verre oosten tekende bevindt dit rijk zich helemaal niet in het midden. Vanuit Europees perspectief bevindt China zich in een uithoek van de toen bekende wereld. Aan de hand van deze kaart kan de bezoeker zich enigszins oriënteren, alvorens zijn virtuele reis naar China te ondernemen. Varend op mijn herinneringen als rondleider in het Scheepvaartmuseum herken ik er een zogenoemde overzeiler in. Voorzien van interessante informatie over de verre kusten en windrozen als hulpmiddel voor het uitzetten van de te varen koers. Een kaart voor navigatie op volle zee, maar niet geschikt om binnen te lopen. Detailkaarten met aanlooproutes van exotische havens waren uitsluitend bestemd voor de ogen van de schipper en zijn ‘co-piloten’, de stuurman en de derde waak. Met zoveel buitenlandse matrozen aan boord was geheimhouding daarvan in tijden van opkomende concurrentie van de Engelsen en de Denen, van vitaal belang.

Het vinden van de weg naar China was geen sinecure. De Amsterdamse dominee Petrus Plancius (eigenlijk Pieter Platvoet), stond niet alleen op zondag op de kansel van de Oude Kerk, maar ook doordeweeks. Dan verruilde hij het woord van God voor lessen in geografie en cartografie. Tijdens de 80-jarige oorlog ontstond de wens om de weg naar Azië zelf te bevaren. Plancius stuurde spionnen naar Lissabon om daar de hand te leggen op zeekaarten van deze pioniers op de wereldzeeën. Met succes. Rond 1600 koersten de Hollanders met Portugese zeekaarten, maar op eigen kompas naar het Verre Oosten. In de tentoonstelling zijn de resultaten van deze tochten te zien in reisverslagen, exotische voorwerpen en in prenten en schilderijen.

Nederlanders door Chinese schilder
Zhang Rulin, drie Nederlanders met rood haar, 1738, Rijksmuseum, Amsterdam

Vanaf het moment dat de eerste Hollanders voet aan wal zetten in China brachten lokale kunstenaars deze ‘roodharige barbaren’ in beeld. Een rolschildering door Zhang Rulin uit 1738, toont twee volwassenen met vlammend rood haar en geloken ogen en zelfs het blauwogige kleintje op de grond is real ginger!

Vanuit westers oogpunt werd het onbekende China zoals gezegd lange tijd gezien als een mysterieus land. De eerste Europeanen wisten niet wat ze zagen. Het door vooroordelen en mythes gekleurde beeld maakte gaandeweg plaats voor begrip en bewondering voor de buitengewone intelligentie van de Chinezen, zoals Hugo de Groot in een publicatie uit 1602 al opmerkte.

Anderzijds bleken westerlingen bij nadere kennismaking minder barbaars dan gedacht. Vooral hun technische kennis onder andere op het gebied van scheepvaart en navigatie, maakte veel indruk. Keizer Kangxi (1654-1722) was vooral geïnteresseerd in kennis op astronomisch gebied. Twee portretten van Keizer Kangxi illustreren de verschillen tussen oost en west.

Kangxi
Caspar Luyken, Kangxi, keizer van China, 1698, Rijksmuseum, Amsterdam
Kangxi
Emperor Kangxi reading, Qing Dynasty, na 1644, Palace museum, Bejing, China

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De telescopen, automaten en uurwerken van de Jezuïeten, pioniers in de contacten tussen oost en west, openden deuren die voor anderen gesloten bleven. Ferdinand Verbiest (1623-1688) kreeg, evenals zijn voorgangers Matteo Ricci en Athanasius Kirchner, toegang tot de Verboden Stad. Verbiest corrigeerde de Chinese kalender en berekende een aantal zons- en maansverduisteringen die, gepresenteerd als voorspellingen van de keizer zelf, diens positie als zoon van de hemel bevestigden.

Eclipsis solis
Ferdinand Verbiest, Typus eclipsis solis, 1669, chronologie van zons- en maans-verduisteringen, bijzondere collecties Universiteit Leiden

Verbiest wist het tot hoofd van het keizerlijk astronomisch bureau te brengen. Als vertrouweling van Keizer Kangxi werd hij zelfs kind aan huis in de Verboden Stad. In de museumcollectie van de Verboden stad zijn nog verschillende automaten, uurwerken en astronomische instrumenten uit die tijd te zien. Zoals een door Verbiest ontworpen bolvormige astrolabe op een met draken versierd bronzen onderstel.

Verbiest, ontwerp astronomisch uurwerk
Ferdinand Verbiest, Liber Organicus, 1674, ontwerp voor een astronomisch observatorium, bibliotheque nationale de France
Equatorial instrument
Ferdinand Verbiest, Astronomisch observatorium op een met draken versierde bronzen sokkel voor keizer Kangxi. Palace Museum Bejing.

 

 

 

 

 

 

 

 

Het mes sneed (tijdelijk) van twee kanten. Even leek het erop dat de blijdschap van de keizer de Jezuïeten ongekende kansen zou bieden voor de verkondiging van het christelijk geloof. Maar niet iedereen was blij met het hun optreden. De paus en de curie waren van mening dat de Jezuïeten ‘te Chinees’ waren geworden. In 1773 werd de orde, die in 1814 haar comeback zou maken, door paus Clemens XIV officieel opgeheven. De bul werd in veel overzeese missiegebieden niet geëffectueerd, maar deze had voor het christendom in China grote gevolgen. Als reactie van de keizer op dit pauselijk edict wordt het christelijk geloof in China verboden. De keizer wenste geen buitenlandse inmenging.

Een eerste uitgebreide Nederlandse publicatie over China werd bezorgd door Johan Nieuhof, een globetrotter die eerder al verslag deed van een reis naar Nederlands Brazilië. Tussen 1655 en 1657 nam hij deel aan een handelsmissie naar China. Zijn ervaringen tekende hij op in zijn Beschrijving van ‘t Gesandschap der Nederlndsche Oost-Indische Compagnie aen den grooten Tartarischen Cham nu Keyser van China, (1665).

Het is een rijkelijk geïllustreerd encyclopedisch naslagwerk, waarin behalve het bezoek aan de Verboden Stad ook de zeden en gewoonten, de flora en fauna van China worden besproken. Gebaseerd op eigen waarneming en ten dele ontleend aan publicaties van missionarissen als Athanasius Kircher. Nieuhofs boek bevat -als een 17e eeuwse Lonely Planet– zelfs een routekaart en stadsgezichten van o.a. Batavia, Kanton Macao en Peking. Op een van de wanden is een blow-up aangebracht van een prent uit Nieuwhofs boek. Deze geeft een impressie van de ontvangst in de Verboden Stad.

Titelpagina Nieuhof
Atelier Jacob van Meurs, titelpagina in: Johan Nieuhof: Het Gezandtschap van de Nederlandtsche Oost-Indische Compagnie Amsterdam 1665, UVA bijzondere collecties

Alle figuren kijken de museumbezoeker aan, alsof ze even kijken naar de lens van een anachronistische fotograaf, of mochten ze de keizer niet in de ogen kijken?

Nieuhofs boek werd kort na publicatie al in diverse talen, waaronder Latijn, uitgegeven. De 150 door de uitgever deels opgeleukte afbeeldingen, gebaseerd op originele tekeningen van de auteur, zijn beeldbepalend geworden voor de Europese kijk op China. Nieuhofs tekening van een pagode met naar Chinees gebruik het oneven aantal van 9 verdiepingen bijvoorbeeld, werd in latere edities van een extra laag voorzien. De pagode die in de Engelse Kew Gardens verrees, is gemodelleerd naar dit foute voorbeeld.

 

Nieuhofs illustraties stonden ook model voor de afbeeldingen op Delfts blauwe tegels. Zoals de afbeelding van de keizer met de wereldbol, de bedienden met vaandel en de man in het schandblok, die eveneens figureert in een van de plinttegels van het museumgebouw. Op een andere zien we een kleine pagode, eveneens geïnspireerd op Nieuhofs Porecelijne toren van Nanking, die bovendien weer model stond voor de Delftse vinding van de torenhoge tulpenvazen!

Porcellyne tooren
Atelier Jacob van Meurs, Porcellyne Tooren, Johan Nieuhof: Het Gezandtschap van de Nederlandtsche Oost-Indische Compagnie Amsterdam 1665, UVA bijzondere collecties
Tulpenvaas
Tulpenvaas, piramidevorm, foto; Gert Jan van Rooy

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

In Nederland waren deze tegels populair, maar toen de Hollanders bij een bezoek aan de keizer als tribuut een partij van deze blauwwitte tegels meebrachten, noteerde een Chinese klerk in de annalen van 1686, dat de gezanten deze een volgende keer niet meer mee hoefden te brengen (…). Liever ontving de keizer westerse jachtgeweren, kanonnen, uurwerken en astronomische instrumenten. Aan deze laatste wens hadden de Jezuïeten, eerder ook al gehoor gegeven. In de Verboden Stad zijn deze nog steeds te bewonderen.

Nieuhofs illustraties vormden nog lange tijd een inspiratiebron voor de Chinoiserie, een 18e eeuwse rage voor quasi Chinese afbeeldingen en decoraties.

Informatie over China las de Nederlandse lezer ook in Olfert Dappers Gedenkwaerdig bedrijf der Nederlandsche Oost-Indische Maatschappye op de kuste van het Keizerrijk van Taising of Sina, uit 1670. Dapper, die nooit in China geweest was, fungeert als doorgeefluik van andermans waarnemingen. Zoals informatie van de Jezuïet Adriano De Las Cortes, die in 1625 zijn lotgevallen als schipbreukeling had opgetekend. Hij schreef o.a. over geneeskrachtige Chinese wortels en kruiden, zoals het  levensverlengend ‘duizendjarig kruit’, dat zelfs wit haar weer zwart kan maken en ‘sina’, ook ginseng genoemd. Hier verdient Dr Vogel tot op de huidige dag nog goed aan.

De grote afwezige in de Haarlemse expositie is Dirck Pomp, beter bekend als Dirck China, die in 1585 in Portugese dienst al naar het Verre Oosten reisde en zijn landgenoten wees op handelsmogelijkheden met China en Japan. In 1592 verscheen zijn Tesoor der Zeevaart, waarin hij vertelt: In Sina woont seere goet volck ende is een landt seer ryck van Gout, Edel ghesteente, alderhande syde, Perlen, Perlemoer, Camfer, Quicksilver, Rhabarber, Goutdraet, Muscus ende van al dat men mach bedincken,[…]… D’inwoonders… hebben Afgoden als Duyuelen in hun kercken gheschildert die sy eeren. Sy laten hun nagels groeyen also lanck als sy mogen, […] D’inwoonders van desen lande zyn brassers, sy eten alderhande spyse, maer liever van een hont dan van eenich ander wiltbraet oft gedierte. Sy maecken henlieder wyn oft dranck van Rys, […] nochtans zyn sy cloecksinnighe lieden, die alle dinghen connen seer subtylyck ende scherpsinnich maecken’….

De tentoonstelling laat ook nieuwsbrieven zien, voorlopers van onze kranten, zoals de Oprechte Haarlemse Courant en een nieuwsbrief door Chrispijn de Passe, het Kort en bondigh verhaal van ’t schoone eyland Formosa uit 1661, waarin het verlies van het huidige Taiwan aan de Chinese krijgsheer ‘Coxinga’ wordt beschreven. In deze nieuwsbrief rechtsonder ook een klein geïllustreerd bericht over de moord op een aantal gereformeerde zendelingen…’hier worden se aan de boomen genagelt’…, aldus het bijschrijft. Van tijd tot tijd werden christenen in China vervolgd. De uitoefening en verbreiding van het christelijk geloof wordt in de vroege 18e eeuw definitief verboden.

Confiture set
Confiture set, blauw porselein, China

In de tentoonstelling zijn ook minder bekende modellen van Chinees porselein te zien, zoals een confiture set, met afbeeldingen van Chinese goden. Een van hen draagt een swastika op de borst, hier niet in negatieve zin, zoals wij het symbool kennen, maar in de oorspronkelijke, gelukbrengende betekenis.

Rubens_Yppong
Portret van de Chinese koopman Yppong, circa 1617, door Peter Paul Rubens

Met de retourschepen van de VOC kwamen ook weleens Chinezen mee. Zo zette in 1600 de Chinese koopman Yppong voet aan wal in Middelburg, waar hij niet alleen qua uiterlijk, maar ook qua innerlijk opzien baarde, want hij liet zich dopen!

Tijdens de voorbereidingen van de huidige tentoonstelling werd het portret van Yppong herkend in een van de figuranten op het altaarstuk van Peter Paul Rubens, De wonderen van de Heilige Franciscus Xaverius, uit 1618 in het Weense Kunsthistorisches Museum.

Menige bezoeker wacht een verrassing bij het zien van een model van de zeilwagen van Simon Stevin zoals we leerden op school. Maar wat blijkt? Simon Stevin had deze vinding niet helemaal of zelfs helemaal niet van zichzelf. De wagen werd gebouwd naar Chinees ontwerp. Op het Scheveningse strand bereikte de opgetogen Prins Maurits er een behoorlijke snelheid mee. Het enthousiasme van de prins deel ik volkomen. Op een zogenoemde ‘mazo-dag’ van de Technische Universiteit Delft sjeesden wij, moeders, op het strand van Ouddorp oerend hard in een moderne variant van dit 17e eeuwse concept.

Mallewagen
Hendrick Gerritsz Pot, Flora’s Mallewagen c. 1637, Frans Hals Museum, Haarlem

Een schilderij met zeilwagen van Hendrick G. Pot uit de vaste collectie van het Frans Hals museum vond hier heel toepasselijk ook een plekje: Flora’s Mallewagen uit 1637.  Maar wie zijn die passagiers met hun hoofdbedekking getooid met tulpen? Ook Flora houdt enkele tulpen in de hand en in de vlag zien we ze eveneens, gestoken in een zotskap. Dit symbool van de dwazen vormt de sleutel tot het begrip van de voorstelling. Niet het rijden in zo’n zeilwagen wordt afgekeurd, maar met de hoge snelheid waarmee deze op de zee afkoerst wordt de waan van die dagen, de tulpomanie, aan de kaak gesteld. Anno 1637 stortte de windhandel in tulpen in. Het hebzuchtige volk loopt achter de tulpenwagen aan.

Terug naar de ontmoeting tussen Oost en West. Niet alle ontdekkingen uit China vielen in de Nederlanden in goede aarde. Dat de Chinese beschaving ouder zou zijn dan de Europese stelde calvinisten voor grote problemen. Zij zagen de bijbel als maatgevende historische bron. De zondvloed beschreven in Genesis, zou aldus knappe koppen in die tijd hebben plaats gevonden in 2349 v. Chr.  Hoe viel dit te rijmen met de Chinese tijdrekening die al rond 5000 v. Chr. een aanvang zou hebben genomen? Missionarissen die hiermee geconfronteerd werden deden het af als een misrekening van de Chinezen, doordat ze zelf geen wijs konden uit hun onleesbare karakters! In de calvinistische Nederlanden zette Isaäc Vossius de gevestigde bijbels-historische orde op zijn kop met zijn publicatie: De echte ouderdom van de wereld, waarin hij stelt dat tot nu toe niemand de juiste versie van de Heilige schrift heeft gelezen. Deze wetenschap vormde voer voor filosofen als Spinoza en Descartes, die de bijbel als historische bron reeds hadden afgewezen. Anderen zagen een parallel tussen Spinoza en de grootste Chinese wijsgeer Confucius. Na zijn kennismaking met China bezorgde Pieter van Hoorn in 1675, daarin bijgestaan door de Chinees ‘Michael Alfonsus’, een vertaling van Confucius ‘Gesprekken’: Eenige vorname eygenschappen van de waren deugdt…… getrocken uyt den Chineschen Confucius.

Ook de toenmalige ‘dichter des vaderlands’ Joost van den Vondel, was door zijn ontmoeting met twee Chinezen de missionaris Martino Martini en de bekeerde Chinees, Dominicus geïnspireerd tot het schrijven van zijn Chinese toneelstuk Zungchin, of ondergang der Sineesche heerschappye, over het einde van de Ming-dynastie. Het eerste bedrijf begint met een filmische beschrijving avant-la-lettre: …’…’Hier staenwe op ’t voorhof van het keizerlijk Peking, de hoofdstadt van heel Sine, en zien aen ’s hemels ring de zon alree gedaelt ….’

Vondel heeft daarin oog voor de emoties van het keizerlijk paar dat zich verhing aan een boomtak. Jaren geleden liep ik ‘door de achterdeur’ van de Verboden Stad even naar die verstilde plek, hoog op een heuvel, waar de laatste keizer van de Ming dynastie afscheid nam van het leven. Zou Vondels stuk ooit nog eens op de planken komen?

In een ets van Rembrandt uit 1655 is te zien dat Chinese invloed ook is doorgedrongen in de studeerkamer van de apotheker Abraham Frantzen. Aan zijn bureau, waarop een Chinees beeldje, bestudeert hij  een rolschildering. In de vitrine ernaast ziet de bezoeker voorbeelden van in Delft nagemaakte ‘Chineesjes’. Een beeldje van de moedergodin van het mededogen Guanyin naast een wit porseleinen beeldje van Patai, de lachende Chinese god van de voorspoed.

De moedergodin van het mededogen Guanyin

 

Patai, de lachende Chinese god van de voorspoed

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Interessant zijn ook voorbeelden van het zogenoemde Chine de Commande, zoals een Chinees bord waarop een Rotterdamse volksopstand te zien is: de Costermans oproer, van na 1690.

Chine de Commande
Chine de Commande, Costerman’s oproer, ca. na 1670

Tegen het decor van Hollandse trapgeveltjes zijn de opstandelingen –met Chinese ogen- volop bezig met het opnemen van dakpannen, om de oproerpolitie te gaan bekogelen? Tenslotte geeft de tentoonstelling ook antwoord op de vraag: Waarom in Haarlem? Naast het bekende Delfts blauw werd ook Haarlems Blauw gemaakt, zoals een op Wan-li porselein geïnspireerde schotel met vogels en bloesemtakken daterend van het midden van de 17e eeuw.

 

 

Chinees porselein is op talrijke 17e eeuwse stillevens te zien, zoals in Willem Claesz Heda’s Stilleven met pastei en zilveren kan.

Heda_Stilleven
Willem Claesz Heda, Stilleven met pastei en zilveren kan en bord van Chinees porselein, 1658, Frans Hals Museum, Haarlem

Over de ontwikkeling van deze maaltijdstillevens leest u binnenkort in mijn bespreking van de tentoonstelling: Slow Art: stillevens in de Gouden Eeuw, in  het Mauritshuis.

Links:

Frans Hals Museum Haarlem

Palace Museum Bejing

1917 Romanovs & Revolutie: het einde van een Monarchie. Hermitage Amsterdam t/m 17 september 2017.

Ilja Repin, Portret van tsaar Nicolaas II, 1895. Olieverf op doek
© State Hermitage Museum, St Petersburg

Op zondagmiddag om één uur moesten we vroeger stil zijn aan tafel, dan was G.B.J. Hilterman op de radio. Aan mij gingen zijn bespiegelingen over de toestand in de wereld voorbij, maar twee nieuwsfeiten uit respectievelijk 1963 en 1967 bleven wel hangen. De moord op John F. Kennedy en een bericht over de vrouw die beweerde de dochter van de vermoorde tsaar Nicolaas te zijn.

Op de Romanov tentoonstelling kwam deze laatste jeugdherinnering boven bij een vitrine met krantenknipsels over Anna Anderson, die beweerde de enige overlevende te zijn van de moordpartij op tsaar Nicolaas en zijn gezin. Ze gaf zich uit voor Anastasia. Het bleek bedrog.

Eerder las ik de laatste woorden die tsarina Alexandra in haar dagboek noteerde: …’grey morning, later lovely sunshine… baby has a light cold’… Een alledaagse mededeling gedateerd 16 juli 1918; aan het papier toevertrouwd zonder te vermoeden dat dit haar laatste geschreven woorden zouden zijn. Ontroerend. In de nacht van 17 op 18 juli werden de Romanovs in de kelder van hun banningsoord door een vuurpeloton vermoord. Het corpus delicti ligt als stille getuige in een vitrine. De bajonet waarmee de dochters van de tsaar, toen kogels op hun met juwelen gevulde korsetten afketsten, werden doodgestoken. Aan ontroering ontkom je evenmin bij het zien van de kindertekeningen en de speelgoedbeer van Aleksej, de zoon die de tsaar en zijn vrouw na 4 dochters kregen. De blijdschap om de komst van een stamhouder sloeg om in verdriet toen het jongetje aan hemofilie bleek te lijden. Deze toen nog levensbedreigende aandoening had hij aan zijn moeder te danken, die draagster was van het voor mannelijke nakomelingen fatale gen.

Laurits Tuxen, De huwelijksinzegening van tsaar Nicolaas II en tsarina Alexandra Fjodorovna, olieverf op doek, 1895
© State Hermitage Museum, St Petersburg

Troonopvolger Nikolaj Aleksandrovitsj was sinds zijn tienerjaren al verliefd op Alix von Hessen-Darmstadt. Ondanks het negatieve advies van zijn familie trad hij op 14 november (26 november volgens de Russische kalender) 1894 met haar in het huwelijk.  Zij was gereserveerd sprak stuntelig Frans en was aan het hof en bij het volk niet geliefd.

Tsarina Alexandra en tsaar Nicolaas op een van hun laatste statiefoto’s, Tsarskoje Selo, 1917, Atelier von Hahn & Co

Wie de beeltenis van de door de tsaar aanbeden Alix, alias Alexandra ziet begrijpt het gezegde dat liefde blind maakt. Vanaf alle tentoongestelde foto’s blikt de tsarina, door Nikolaj Sunny genoemd, humeurig de wereld in. Dagboeknotities van haar dochters bevestigen de chagrijnige buien van mama. Ze hield niet van feestelijkheden en contact met hovelingen en onderdanen probeerde ze zoveel mogelijk te vermijden. Wanneer haar grootmoeder koningin Victoria haar per brief adviseert een beetje haar best te doen om zich bij het volk geliefd te maken, antwoordt Alexandra dat de zaken in Rusland anders liggen dan in Engeland. Het Russische volk hoùdt gewoon van de tsarenfamilie. Dit blijkt een verkeerde inschatting.

Art nouveau-avondjapon van beige satijn, met sleep en twee tunieken. Moskou, atelier van Nadezjda Lamanova, ca. 1914
© State Hermitage Museum, St Petersburg

Presenteerde de Hermitage Amsterdam eerder kleurrijke kunsthistorische tentoonstellingen zoals over de Impressionisten en Gauguin en de Nabis, nu krijgt de bezoeker een vooral historische expositie te zien. Geïllustreerd met geschreven bronnen, schilderijen, prenten, kleding, sieraden en persoonlijke eigendommen als tekeningen en speelgoed van de tsaren-kinderen, waar het DNA van de Romanovs nog aan hangt. Ogenschijnlijk terug bij af, want ook in 2009 stonden zij in Amsterdam  centraal in de tentoonstelling Aan het Russische hof. In die expositie werden echter de hoogtijdagen van de Romanovs belicht, de huidige tentoonstelling brengt de neergang van dit roemruchte geslacht in beeld.

De keizerlijke familie is onlosmakelijk verbonden met de Russische Revolutie van 1917, die dit jaar wordt herdacht. De tentoonstelling laat zien hoe de Romanovs het doelwit werden van de revolutionairen. Deze zagen in hen de oorzaak van alle ellende die Rusland in die jaren teisterde. In de opstelling miste ik filmbeelden van het idool van mijn tienerjaren Omar Shariv, wiens onstuimige levensverhaal in de rol van Dr Zhivago zich afspeelt tegen het turbulente decor van de Russische Revolutie. Publicatie van Boris Pasternak’s gelijknamige boek was in Rusland verboden. In 1958 won hij er de Nobelprijs voor literatuur mee, die hij onder druk van de autoriteiten moest weigeren. Dertig jaar later nam Pasternak’s zoon deze alsnog in ontvangst.

Tijdens de voorbezichtiging vertelt Michail Piotrovsky, directeur van Hermitage Petersburg, dat de Russische Revolutie geïnspireerd was op de mythe van de Franse Revolutie. De woede van de revolutionairen richtte zich op de tsarenfamilie. Het Winterpaleis werd geplunderd en de Romanovs werden verbannen en later op gruwelijke wijze vermoord.

Het Sirenenboudoir van tsarina Alexandra Fjodorovna na de bestorming tijdens de Oktoberrevolutie, 1917. Foto Karl Kubesch
© State Hermitage Museum, St Petersburg

In een interview op 7 februari jl. bij Opium op radio 4 vertelde Paul Mosterd van de Amsterdamse Hermitage dat de Russische conservatoren aanvankelijk niet warm liepen voor de deze tentoonstelling. In Rusland is de tragische geschiedenis van de laatste Romanovs een pijnlijk onderwerp. Aan de hand van getuigenissen van de moordenaars zijn vijf van de zeven lichamen in de jaren ’70 van de vorige eeuw teruggevonden. Wat voeding gaf aan de verkeerde veronderstelling dat Anastasia en Alexej mogelijk nog in leven zouden zijn. In 2007 werden ook hun stoffelijke resten ontdekt.

Vasili Goerjanov (1867–1920) Icoon met vier heiligen: H. Michaël, H. Martelares tsaritsa Alexandra, H. Metropoliet van Moskou Alexius en H. Wonderdoener Nicolaas tegen de achtergrond van een klooster; in het bovendeel de Moeder Gods van de Fjodor Kerk. Lijst: Moskou, fabriek van D. Smirnov, 1913

Onder president Jeltsin zijn de laatste Romanovs met pracht en praal bijgezet in de St. Petrus en Pauluskerk in Sint Petersburg. De vindplaats van de lichamen is een bedevaartsoord geworden. De Romanovs zijn inmiddels tot heilige martelaren verheven, maar voor zover mij bekend niet op ikonen geschilderd. In de expositie zag ik er in elk geval geen voorbeelden van. Een ikoon die in 1913 ter gelegenheid van het 300 jarig jublileum van de Romanov dynastie werd vervaardigd is er wel. Gevat in een lijst met zilver, email en brokaat zien we hoog verheven de door de Romanovs speciaal vereerde Moeder Gods van Fjodor. Zij wordt geflankeerd door de heiligen Michaël, Alexandra, Alexius en Nicolaas; de beschermheiligen van de eerste en de laatste Romanovs. In de achtergrond is het Kremlin afgebeeld met de Oespenski kathedraal, waar de tsaren gekroond werden.

Ondanks aanvankelijke terughoudendheid van de Russen is de tentoonstelling over de laatste tsaar en zijn familie er toch gekomen. Deze vertelt het hele verhaal van de Romanovs en de Revolutie, nou ja, bijna, want het boek is nog niet gesloten, aldus Cathelijne Broers, directeur van de Amsterdamse Hermitage.

Art nouveau-avondjapon van zwart kant. Moskou, atelier van Nadezjda Lamanova, 1916–17
© State Hermitage Museum, St Petersburg

De bezoeker begint zijn wandeling door de geschiedenis van de nadagen van de Romanovs in de nagebootste moderne winkelstraat van Sint Petersburg. Deze passage werd in 1848 naar Europees voorbeeld aan de Nevski Prospekt voltooid. Jammer dat Peter- en Catharina de Grote dit niet meer hebben meegemaakt. Zij wilden van St. Petersburg een Europese stad te maken. Lopend door deze passage krijgt de bezoeker in de etalages niet alleen informatie over de Russische geschiedenis ten tijde van de laatste Romanovs gepresenteerd, maar ook informatie over mode en juwelen van Fabergé. In een ervan is te zien dat Fabergé nog meer kon. Toen Rusland betrokken raakte in WOI boog hij de productie van verfijnd edelsmeedwerk om in de vervaardiging van veldbenodigdheden van minder edele metalen. Een andere etalage geeft een indruk van het rijke culturele leven op het gebied van theater, muziek, en de Ballets Russes van Diaghilev. Elders neemt de bezoeker aan de hand van (spot)prenten kennis van de in het westen weinig bekende Russische Oorlog met Japan, waarbij in 1904 met een aanval op Port Arthur, de Russische vloot werd vernietigd.

 

De slag bij Port Arthur. De heroische ondergang van generaal Stepan Osipovitsj Makarov

De ondergang van de Romanovs is te wijten aan een reeks misstappen van de tsaar, doceert conservator Vincent Boele, tijdens de preview. De eerste fout was zijn huwelijk met de Duitse prinses Alix, zoals we al zagen. Wanneer tsaar Alexander op 20 oktober (1 november) 1894 komt te overlijden volgt Nicolaas hem totaal onvoorbereid op. Getuigend van opmerkelijke zelfkennis zei Nicolaas direct na de dood van zijn vader al dat hij ‘helemaal niet geschikt was om tsaar te zijn’… Het bleken profetische woorden. Nicolaas was aartsconservatief, hield politieke vernieuwingen tegen en verschool zich achter de overtuiging dat hij zijn leiderschap van God had ontvangen. Toen tijdens de kroningsplechtigheid een jaar later, bij de uitdeling van de zogenoemde kroningsgeschenken ruim 1400 doden vielen, was dat voor de tsaar geen reden om de feestelijkheden te stoppen. Dit zette veel kwaad bloed.

Boerenfamilie op het Zuid-Russische platteland.

Intussen neemt de politieke en sociale onrust in het land toe. De verschillen tussen arm en rijk zijn schrijnend. De onrust onder arbeiders, boeren en etnische minderheden vormt een vruchtbare voedingsbodem voor revolutionaire activiteiten. De geldverslindende oorlogen tegen Japan en later Duitsland hadden grote economische gevolgen. De Russische industrieën konden de vraag naar oorlogsmaterieel niet aan. Door militaire mobilisaties kon de opbrengst van de oogst niet tijdig naar de steden worden getransporteerd resulterend in gebrek, honger en inflatie. Op zondag 9 (22) januari 1905 barste de bom. Toen ongewapende demonstranten bij het Winterpaleis een petitie aan (de elders verblijvende) tsaar Nicolaas wilden aanbieden werden zij door de paleiswacht onder vuur genomen. Deze gebeurtenis, ‘Bloedige Zondag’ had een kettingreactie van stakingen en opstanden tot gevolg. Geschrokken trok de keizerlijke familie, zoals vorsten in de Middeleeuwen, afwisselend van het ene paleis naar het andere. Ook verbleven zij graag op het jacht de Standart, waar een regiment van 200 bedienden voor hen klaar stond.

Tsaar Nicolaas II en tsarina Alexandra Fjodorovna met hun tweede dochter Tatjana, 1897. Foto A. Smirnov
© GARF, State Archive of the Russian Federation

Als tegemoetkoming aan het volk wordt een volksvertegenwoordiging ingesteld, de Doema. Maar deze bleek door herhaalde veto’s van de tsaar vleugellam. Intussen is niet alleen het volk, maar ook de adel ontevreden. Zij mist de feestelijkheden van weleer; de grote bals op het paleis. In 1903 leek dat oude Rusland nog even te herleven. Tijdens een feestelijk bal masqué verschenen de tsaar en de tsarina als de vader van Peter de Grote en zijn echtgenote, uit de tijd dat Rusland een opkomende mogendheid was. Die tijden waren inmiddels echter definitief voorbij. Het uitblijven van deze ontvangsten was aan de tsarina, die de Petersburgse jet-set verafschuwde, te wijten.

Giljak (ook wel Nivch), figuur uit de serie porseleinen beeldjes Volkeren van Rusland. St.-Petersburg, Keizerlijke Porseleinfabriek, ontworpen door Pavel Kamenski, 1907
© State Hermitage Museum, St Petersburg

Tijdens het fin-de-siècle werd de Russische tsaar nog gezien als de vader van denatie. Traditiegetrouw nam hij op zijn verjaardag van alle volken een pop in ontvangst, maar door zijn afstandelijke houding heeft Nicolaas deze positie ondergraven.

Michail Roendaltsov, Portret van Lev Tolstoj, 1910. Ets op papier
© State Hermitage Museum, St Petersburg

De tsaar en zijn gezin leefden in een cocon; zonder de minste aandacht voor het volk. Terwijl de verschillen tussen arm en rijk almaar toenamen, leefden de Romanovs en famille op grote voet. De afschaffing van de lijfeigenschap in 1861 had geen echte vrijheid opgeleverd en evenmin een oplossing voor de armoede. Sociale tegenstellingen leidden in 1905 tot opstanden. Nadat deze waren neergeslagen woekerde het  ongenoegen over sociale ongelijkheid voort. De gespannen sfeer van die tijd, met de op handen zijnde revolutie, wordt mooi verklankt in de muziek en literatuur van die dagen. Zoals in de dramatisch aanzwellende tonen van Igor Strawinsky’s Le sacré du temps. Wie de magistrale boeken van Dostojevski en Tolstoj goed leest herkent daarin voorboden van de revoluties. Met name Tolstoj ziet wel iets in het anarchisme als middel om los te komen van de onderdrukking.

In deze verscheurde Russische maatschappij leek WOI even een bindmiddel voor nationale eenheid. Wanneer de Oostenrijks-Hongaarse troonopvolger Frans Ferdinand in Sarajevo wordt vermoord verklaart keizer Wilhelm Servië en even later ook Rusland de oorlog. Rusland bevecht de vijand aanvankelijk met wisselend succes, maar in de zomer van 1915 lijdt het Russische leger zware verliezen.

Nicolaas en Aleksej in een loopgraaf bij het hoofdkwartier in Mogiljov 1916

Daarom werpt de tsaar zich, daartoe aangespoord door de slechte raadgever Raspoetin, in de nazomer van 1915 persoonlijk op als opperbevelhebber van het leger. De tsaar geeft het goede voorbeeld door samen met zijn zoon Aleksej naar het front te gaan. Dit blijkt een vergissing. Nicolaas mist charisma en is ook voor deze rol volkomen ongeschikt. De Russische deelname aan WOI droeg ook al niet bij aan de populariteit van de tsaar.  De verliezen aan Russische zijde worden geschat op zes miljoen slachtoffers. De Duitse troepen zouden in 1918 zelfs oprukken naar Petrograd, vanwaar de kunstschatten uit de Hermitage allerijl naar Moskou worden getransporteerd.

Michail Roendaltsov, Portret van troonopvolger Aleksej met kleine portretjes van zijn zusters, [v.l.n.r.] Tatjana, Anastasia, Maria en Olga, 1915, naar een foto uit 1910. Ets, drogenaald op rijstpapier
© State Hermitage Museum, St Petersburg
Tsarina Alexandra met haar dochters Olga en Tatjana als zusters van barmhartigheid 1915

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Vooruitlopend op de latere dramatische gebeurtenissen ziet de bezoeker persoonlijke spullen en foto’s van de mooie kinderen. Olga, Tatjana, Maria en Anastasia en Aleksej in matrozenpak. Evenals hun ouders leefden zij in een gouden kooi, maar tijdens de oorlogsjaren leveren de meisjes, samen met hun moeder een maatschappelijke bijdrage. Het Winterpaleis wordt ingericht als veldhospitaal, waar zij zich evenals de adellijke dochters in de BBC serie Downton Abbey, als verpleegsters ontfermen over de gewonde soldaten.

Malevich, Luboks, spotprent, boerin steekt Oostenrijker aan hooivork, 1914

In een van de ‘etalages’ is te zien dat Russische kunstenaars als Malevitsj en Majakovsky wel raad weten met de vijanden van Rusland. In spotprenten gemaakt in de geest van de traditionele volksprent, de loebok, zien we hoe een struise Russische boerin een Oostenrijker aan een mestvork rijgt!

Tijdens Nicolaas afwezigheid kreeg Raspoetin aan het thuisfront steeds meer invloed. Tsarina Alexandra is helemaal in de ban van de gebedsgenezer. Ook dat wekt de woede van zowel de intellectuelen als het volk. In december van het jaar 1916 wordt hij vermoord en met kettingen verzwaard in de Neva gegooid.

Grigori Raspoetin [1915]. Fotograaf onbekend
© GARF, State Archive of the Russian Federation
De moord op Raspoetin vormt de prelude op de revolutie. Op 8 maart 1917 protesteerden honderden vrouwen voor gelijke rechten. De dagen daarna kwamen nog eens talrijke demonstranten op de been. Anderen legden het werk neer. Toen de politie er niet in slaagde de ongeregeldheden te stoppen, gaf Nicolaas opdracht om het leger in te zetten, maar veel soldaten liepen over. Wanneer de voorzitter van de Doema Nicolaas waarschuwt dat de stad in staat van anarchie verkeert, doet de tsaar dit bericht af als onzin ‘van die dikke Rodzjanko’.

 

Uiteindelijk besluit Nicolaas toch maar terug te keren van het front, maar het is te laat. De gebeurtenissen raken in een stroomversnelling. Nicolaas doet afstand van de troon; hij biedt deze nog aan aan zijn broer Michail, maar die weigert wijselijk. De tsaar en zijn familie worden verbannen en een Voorlopige Regering onder Aleksandr Kerenski vestigt zich in de voormalige werkkamer van Nicolaas in het Winterpaleis.

Jonkers en kozakken beschieten een vreedzame arbeidersoptocht op de Nevski Prospekt, 4 (17) juli 1917. Reproductie door Jakov Steinberg van de originele foto van Viktor Bulla
© State Hermitage Museum, St Petersburg

Er volgen onrustige maanden, getekend door economische crises, nieuwe opstanden en rivaliteit tussen de opstandelingen. Onder leiding van Vladimir Iljitsj Lenin grijpen de bolsjewieken de macht waarna nòg een revolutie volgt. Lenin maakt in 1917 met zijn Aprilstellingen zijn doelen kenbaar: alle grond aan de boeren, macht aan de sovjets (de arbeidersraden) alle fabrieken aan de arbeiders en vrede met Duitsland. Na nog wat touwtrekken met de tegenstanders van de Voorlopige Regering komt Lenin uiteindelijk in november 1917 aan de macht; het begin van het communistische tijdperk. De tentoonstelling laat zien dat dit niet zonder slag of stoot ging.

Het gezin van tsaar Nicolaas II, 1914. Foto Atelier Boissonnas & Eggler
© GARF, State Archive of the Russian Federation

Het keizerlijk gezin was inmiddels naar Siberië verbannen, waar zij hun dagelijkse routine weer oppakten. Ze lazen boeken speelden toneel en Nicolaas hield zich met zijn hobby bezig: houthakken. Toen anti-bolsjewistische eenheden oprukten werd de familie overgebracht naar Jekaterinenburg, waar zij hun eindbestemming zouden vinden. Na maandenlange gevangenschap werden de tsaar, de tsarina en hun kinderen in de nacht van 17 op 18 juli in de kelder van de woning waar ze werden vastgehouden vermoord door Jakov Joerovski en zijn helpers. De moordenaars begroeven de lichamen in de bossen. In 1976 werden 5 lichamen door een geoloog teruggevonden. Hij hield zijn gruwelijke vondst nog tot na het uiteenvallen van de Sovjet Unie in 1991 geheim.

Tsaar Nicolaas II en tsarevitsj Aleksej, ca. 1910 © GARF, The State Archive of the Russian Federation, Moscow

Fascinatie voor de Romanovs inspireerde Rasha Peper in 1995 tot de roman Russisch Blauw, waarin een jonge historicus op grond van genealogisch ‘bewijsmateriaal’ tot de overtuiging komt dat hij de kleinzoon is van de evenals hijzelf aan hemofilie lijdende tsarenzoon Aleksej. Peper beschrijft dit zo suggestief dat je er als lezer ook bijna in gaat geloven!

Ten tijde van president Jeltsin werden de inmiddels heilig verklaarde Romanovs met veel vertoon bijgezet in de Peter en Paulus kathedraal, waar ook hun voorvaderen rusten. Ook de jonge Poetin liep mee in de stoet. Woorden van de huidige president van Rusland vormen het slotakkoord van deze tentoonstelling. Poetin meent dat de opvattingen over de Russische Revolutie moeten worden herzien. Voor Lenin en de Revolutie heeft hij geen goed woord over. De tsaar liet zich de macht afpakken. Poetin verzekert de bezoeker dat hij zich de macht nooit zal laten afnemen!

Link: 1917 Romanovs en Revolutie, Hermitage, Amsterdam

Bibliografie:

Rasha Peper, Russisch Blauw, Amsterdam, 1995.

I. Bagdasarova,  Aan het Russische hof. Paleis en Protocol in de 19e eeuw, Hermitage Amsterdam, 2009.

I. Zacharova e.a., 1917 Romanovs & Revolutie; het einde van een monarchie, Hermitage Amsterdam, 2017

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

‘Maria’ t/m 20 augustus 2017 in Museum Catharijneconvent.

Pieter Fransz de Grebber, Maria met kind, 1632, museum Jacob van Horne, Weert

Maria bij het horen van deze naam begint een liedje in mijn hoofd rond te zingen: …’ The most beautiful sound I’ve ever heard:…Maria, Maria, Maria,’… Herinnering aan mijn eerste bioscoopbezoek: The West Side Story met Nathalie Wood als Maria. Vernoemd naar Maria, de moeder van Jezus, die in de voorjaarstentoonstelling van Museum Catharijneconvent de hoofdrol speelt.

Natalie Wood als Maria in West Side Story, film, 1961

De vele hoedanigheden, of beter gezegd gezichten van Maria worden in deze tentoonstelling in beeld gebracht; letterlijk en figuurlijk. Beschreven, geschilderd, gebeeldhouwd en zelfs getatoeëerd. Op een beeldscherm in de Devotie zaal vertelt Sara Koning over het ontwerpen en zetten van Maria tatoeages.
Op een wereldkaart zijn de vijftien locaties waar Maria ooit zou zijn verschenen aangegeven. De Zuid-Europese plaatsen Lourdes en Fatima kent iedere katholiek.

Onze lieve vrouw van Guadeloupe

Maar dat de allereerste Maria verschijning plaats vond in Zuid-Amerika is wellicht minder bekend. Op 9 december 1531 kreeg de bekeerde Azteek Juan Diego Cuauhtlatoatzin de schrik van zijn leven toen hij op weg naar de mis, plotseling oog in oog stond met de moeder van Jezus. De heilige Maagd van Guadeloupe vormt op de kaart in het Catharijneconvent slechts een speldenprik maar wie goed zoekt vind haar in de wand van de internet-madonna’s.

 

 

Tatoeage Onze lieve vrouw van Guadaloupe, Curacao

Een paar jaar geleden verscheen de Maagd van Guadeloupe ook aan mij, als tatoeage op de arm van een Venezolaanse fruitverkoper op de drijvende markt in Curacao. Ooit zag ik het beeld van deze Zuid-Amerikaanse hemelkoningin met het gezicht van een Indiaans meisje in het echt. Op het enorme plein voor de aan haar gewijde basiliek van Mexicostad kropen jonge moeders met hun baby’s naar de ingang van dit enorme door Oscar Niemeyer gebouwde godshuis om dank te zeggen voor de geboorte van hun kindje. Binnen werden gelovigen en toeristen om filevorming te voorkomen, via een lopende band langs de Maagd van Guadeloupe geleid; ook voor niet-gelovigen een onvergetelijke ervaring!

In de NRC schrijft Joyce Roodnat op 16 februari dat zij veel verwachtte van de tentoonstelling, maar ’het valt tegen. Ik was uit op lekker veel afbeeldingen van de Visitatie…Er is er maar een’…Ze ‘steigert’ zelfs bij het schilderij met de Verloving van Maria en Jozef. Dit duidt op onbegrip en dat is jammer. Gelukkig denkt collega Gretha Pama er anders over en maakt dit met haar positieve bespreking in dezelfde krant helemaal goed.
De expositie biedt een breed scala aan afbeeldingen van Maria door de eeuwen heen. Wegens haar beperkte aanwezigheid in de bijbel werd de beeldvorming van Maria in de loop der tijd verrijkt met informatie uit apocriefen en legenden. Deze ontlokken de bezoeker met historisch bewustzijn en gevoel voor humor hoogstens een glimlach, maar steigeren?

In de eerste zaal maakt de bezoeker niet alleen kennis met Maria, maar ook met voorchristelijke moedergodinnen. Zij zijn in nissen gepresenteerd rond een stralend middelpunt: een 15e eeuws Marianum, dat oorspronkelijk hoog in de viering van de kerk hangt.

Anoniem (Egyptisch). ‘Beeld van  Isis die het kind Horus voedt, 664-525 BC. brons. Walters Art Museum

Lang voor de geboorte van Jezus kende de mensheid moedercultussen rond Kybele, de Magna Mater van de Griekse oudheid. Ook Artemis en Isis, geliefd om hun scheppende en beschermende krachten werden met gebeden, gaven en processies geëerd. Maria wordt evenals de Egyptische godin Isis met haar zoon Horus in beeld gebracht en aanbeden. Het uiterlijk van de Maagd van Guadeloupe gaat eveneens terug op een Indiaanse moedergodin: Tonantzin. Door aansluiting bij bestaande godsdiensten probeerden missionarissen zieltjes voor het eigen geloof te winnen.

Het gepiep dat de bezoeker in de introductiezaal hoort is geen beginnende tinnitus, maar het toepasselijke geluid van krekels, of beter: bidsprinkhanen…

Evenals de voor-christelijke moedergodinnen wordt ook Maria gezien als bemiddelaar tussen de gelovigen en God. Behalve de ontwikkeling van de bekende Maria-met-kind afbeeldingen uit het westerse- en oosterse christendom toont het museum ook werk van eigentijdse kunstenaars, zoals de prachtige Roosenkrans, door Maria Roosen, waarover straks meer.

In Efeze bevond zich het heiligdom van de moedergodin Artemis. De godin met de vele borsten, althans zo worden de bollen op haar lichaam doorgaans geïnterpreteerd. Een misvatting volgens gastconservator Desirée Krikhaar die een prachtige tentoonstelling heeft samengesteld. De ‘borsten’ moeten gezien worden als vruchten en zijn bedoeld als vruchtbaarheidssymbolen. Na het Concilie van Efeze in 431, toen aan Maria het dogma Moeder Gods werd verleend, moest de Artemis verering wijken voor Maria. Terwijl ik dit schrijf komt een interessante herinnering boven. Jaren geleden werd mij in Efeze het huisje van Maria gewezen. Wat moest zij daar ? Verbaasd verdiepte ik mij in de (legendarische) reis die Maria en Jezus naar India gemaakt zouden hebben. [link artikel Trouw; Jezus hemel is een graf in Srinagar].  

Terug naar de tentoonstelling. In een intieme tussenruimte wordt de bezoeker geïnformeerd over de splitsing van het Romeinse Rijk. In 395 gingen ook de oostelijke en westelijke kerken een eigen weg en dat geldt ook voor de beeldvorming rond Maria. De allereerste afbeelding van Maria werd volgens de overlevering geschilderd door de evangelist Lucas. De bezoeker kan haar portret aan de hand van een 18e eeuwse ikoon  uit Cyprus vergelijken met een laat-15e eeuwse Lucasmadonna door Derick Baegert.  Een 17e eeuwse ikoon toont de Geboorte van Christus met Maria op een roodpurperen kraambed en het stralende kindje Jezus, dat niet in een kribbe ligt, maar in een rotshol.

Lucas schildert de ikoon van de moeder God’s, begin 15e eeuw, Ikonen-museum Recklinghausen
Derick Baegert, Lucas schildert de Madonna, Westfalisches Landesmuseum, Munster

 

 

 

 

 

 

 

 

De kleur purper, voorbehouden aan de keizers van het Oost Romeinse Rijk, symboliseert de goddelijkheid van moeder en kind. Uit de 10e eeuw dateert een prachtige ivoren beeldje uit Constantinopel, met beeltenis van de Moeder Gods Hodegetria; zij die de weg wijst. De benaming Moeder Gods klinkt westerlingen wellicht wat vreemd in de oren, maar in het oosten kwam men via het dogma van de Drieëenheid op deze titel. De Hodegetria is een goed voorbeeld van de oosterse visie op Maria als een boven het volk verheven koningin des hemels. Dit beeld verschilt  wezenlijk van de westerse iconografie. Daarin is Maria als een ‘gewone’ liefhebbende moeder afgebeeld, die dicht bij de gelovigen staat, maar wel van groot belang.

Tronende Maria met kind, Zuid Nederland, 17e eeuw, Museum Catherijneconvent, Utrecht

Als tweede Eva, maakte zij de misstap van de eerste vrouw weer goed. De tentoonstelling licht de verschillen toe tussen de beeldtradities van Oost en West.

Kort na 431 verrijst de eerste grote kerk van het christendom,  Santa Maria Maggiore in Rome. Hier vindt men mozaïeken met de oudste afbeeldingen van Maria als hemelkoningin.

Wat weten we eigenlijk van Maria en het ontstaan van het Christendom? Niet veel. De belangrijkste informatie komt van de vier evangelisten; Lucas is nog het meest uitvoerig. Mattheüs wordt al minder mededeelzaam, Marcus doet er het zwijgen toe en Johannes rept slechts cryptisch over het woord dat vlees geworden is.

Geen wonder dat gelovigen behoefte hadden aan meer informatie. In Robert Ankers roman In de Wereld buigt de hoofdpersoon zich met zijn kompanen bij kaarslicht over een Grieks manuscript, waarin zij op zoek gaan naar de herkomst  van het begrip erfzonde. Ze komen tot de (ketterse) conclusie dat Jezus er met geen woord over rept. Ze stellen vast dat het leerstuk vooral door de kerkvader Augustinus is ontwikkeld. Ook vragen zij zich af hoe het komt dat Maria in de kerk zo’n bijna allesoverheersende rol is gaan spelen. De kerk heeft haar gepromoot, maar de mannen vragen zich af hoe de mensen, inzonderheid de paus, in staat kunnen zijn te weten of iemand heilig is. Hoe dit ook zij: de hiaten in de evangeliën zijn ingevuld met apocriefe geschriften, legendes en volksverhalen. Het Pseudo Evangelie van Jacobus ( 2e eeuw) en de Legenda Aurea van Jacobus de Voragine (13e eeuw) zijn het bekendst. Deze vormden wat kennis betreft, naast de afbeeldingen op vroege ikonen, een belangrijke inspiratiebron voor kunstenaars.

Wanneer je door de glazen luchtbrug, onder de zoete tonen van het Ave Maria, naar de westelijke kloostergang wandelt zie je beneden in de pandhof een curieus Mariabeeld met zwaailicht. Is dit een misplaatste grap van een eigentijds kunstenaar? Geenszins: het beeld fungeerde als beschermend lichtbaken voor schippers in de Waal! Veilig aan de overkant wordt de bezoeker middels een 14e eeuws geschilderd beeldverhaal door Turone di Maxio da Camnago en andere afbeeldingen, ingelicht over het leven van Maria.

Ontmoeting van Anna en Joachim bij de gouden poort, eind 16e eeuw, Ikonen museum Recklinghausen

Het begint met de wonderbaarlijke conceptie. Wanneer Maria’s toekomstige ouders, Joachim en Anna, wegens hun kinderloosheid  -in bijbelse tijden een schande- uit elkaar gaan brengt een engel hen weer samen. In de Gouden Poort van Jeruzalem vallen de echtelieden elkaar in de armen.  Tijdens deze kuise omhelzing ontving Anna het kind in haar schoot. Ook de volgende episodes uit het leven van Maria zijn verbeeld: haar geboorte, haar kindertijd (doorgebracht in de tempel), haar verloving, moederschap, haar verdriet om het lijden van haar zoon en tenslotte haar dood en ten hemelopneming, van waar zij fungeert als bemiddelaar voor de mensheid.

Interessant zijn de ‘cross-overs’; voorbeelden van wederzijdse beïnvloeding tussen de beeldtaal van oost en west. Het westerse Maria type van Maria als Sedes Sapientiae, zetel der wijsheid, is bijvoorbeeld ontleend aan Byzantijnse ikonen met tronende Maria. Anderzijds zijn in de starre, aan strenge regels gebonden ikonen, in de 18e en 19e eeuw soms invloeden van de Italiaanse Renaissance te ontwaren. Verrassend vond ik de tekst in de mihrab, de gebedsrichting, in een Montenegrijnse moskee. Deze meldt dat de kleine Maria, in de Koran Maryam, tijdens haar jarenlange verblijf in de tempel op miraculeuze wijze gevoed werd door een engel. ’Telkens, wanneer Zakariya bij haar binnentrad in de kapel, vond hij levensonderhoud aan haar zijde’  Soera 3, 27: 37. Mooi dat deze weinig bekende overeenkomst tussen het christendom en de islam in het Catharijneconvent zichtbaar wordt. Maryam wordt als de moeder van Isa (Jezus) de laatste profeet voor de komst van Mohammed geëerd.

Even terug naar de maagdelijke conceptie en geboorte van Jezus. Hadden predikers in vroeg-christelijke tijden hierover al wat uit te leggen; vandaag de dag heeft vrijwel niemand meer oren naar dit wonder. Kerkvaders legden uit dat de conceptie plaats vond via het (geh)oor; de conceptio per aurem. Du moment dat Maria de blijde boodschap hoort is de conceptie een feit!

Middelrijns altaar, verkondiging,1410,

In het Rijnlands altaar uit 1410 in de refter van het museum wordt dit mirakel aanschouwelijk gemaakt. Vanuit de hemel daalt de duif, symbool van de Heilige Geest, boven het hoofd van Maria neer… met in zijn kielzog een kant- en- klaar baby’tje!

In de orthodoxe kerk werd op dit ongeloofwaardige theologische concept wat gevonden: de testwater proef. In het mooie begeleidend boek, waarin  Desirée Krikhaar voor alle dagen van het jaar een afbeelding, weetje of recept bijeen bracht, vindt u deze oplossing bij 25 september. Een illustratie toont dat Maria en Jozef zich moeten onderwerpen aan een test met een archaïsche leugen-detector om te controleren of zij aangaande de maagdelijke conceptie de waarheid spreken.

 

Rembrandt (atelier van) De heilige familie bij avond ca 1642-1648, Rijksmuseum Amsterdam

Houd in de kloostergang bij de bocht naar links even stil; vanuit dit standpunt krijg je drie topstukken in het vizier: (omgeving) Rembrandt de Heilige familie bij nacht,  Toorop’s Jezus ontmoet zijn moeder en uit het atelier van Cuypers een 19e eeuwse impressie van de Leerjaren van Christus.

De Rembrandt toont een prachtige in clair-obscur weergegeven intieme scène met de lezende Maria en Anna, die terwijl zij het kindje wiegt, zelf in slaap is gesukkeld. Als je goed kijkt zie je een leuk detail: wat moet Jozef daar, nauwelijks zichtbaar, onder de trap; een subtiele verwijzing naar het feit dat hij niet de biologische vader is van het kind?

In het paneel met de Heilige Maagschap van de meester van Liesborn kunnen liefhebbers van genealogie de stamboom van Maria bestuderen, met haar ouders, halfzusters, en hun kinderen. Aan deze loot is zelfs Sint Servaas ontsproten, de eerste bisschop van Maastricht!

Elisabet Stienstra, Virgin of Mercy, 2015, particuliere collectie

Het verdere parcours langs Maria’s levensverhaal laat behalve traditionele schilderijen en beelden ook een aantal verrassende eigentijdse creaties zien. Zoals het op oude Sheela-na-gig beelden geïnspireerde lindenhouten beeld Virgin of Mercy door Elisabet Stienstra uit 2015. Een ontroerend beeld van een jong meisje dat, misschien wel voor het eerst ongesteld, zich bewust wordt van haar vrouwelijkheid.
Naast een 14e eeuwse Pieta hangt een in mijn ogen op een pleister gelijkende collage van Klaas Kloosterboer, waarmee hij de aanslag in Parijs uit 2015 memoreert. Onder het met goudverf gelakte oppervlak zijn krantenartikelen (nauwelijks) zichtbaar. Mooie intentie, al vrees ik dat de portee van dit werk de minder oplettende museumbezoeker zal ontgaan.

Ger van Elk, Honda Gothic

Misschien springt Ger van Elks Honda Gothic uit 1986 meer in het oog. Van Elk gebruikt zijn eigen portret voor zowel de beeltenis van Jezus als Maria, gevat in het wiel met spaken dat dienst doet als een aureool met stralenkrans.

 

 

De laatste episode uit het leven van Maria. Nadat zij is ontslapen in plaats van gewoon dood te gaan, vaart zij ten hemel. In Italië wordt deze gebeurtenis, Ferragosto, nog altijd groots gevierd. Vijftien augustus is een nationale feestdag, een christelijke voortzetting van het heidense oogstfeest de Feriae Augustie. In een olieverfschets, die gedurende drie maanden in de expositie te zien zal zijn, geeft Peter Paul Rubens zijn kijk op de Hemelvaart van Maria. Tijdens deze hemelreis ontmoet Maria de apostel Thomas die, komende van zijn missiegebied in India te laat kwam om afscheid van haar te nemen. Als eerder bij de verschijning van Jezus na zijn dood, kon hij ook nu zijn ogen niet geloven. Daarom overhandigde Maria hem haar gordel; als tastbaar bewijs van hun ontmoeting op kruishoogte. Dit wonder is in Rubens ‘modello’ niet te zien, maar wel in de Porta della Mandorla van de Florentijnse Dom.

In de zogenoemde dakkamer kan de bezoeker eigen ervaringen met Maria kwijt, die in een beeldarchief van het museum bewaard zullen worden.

De expositie gaat verder met Maria devotie en Maria processies; praktijken die eveneens wortelen in het oude Rome, waar al processies werden gehouden om de goden gunstig te stemmen. Wie is grootgebracht tijdens het rijke roomse verleden, wacht hier menige aha-erlebnis, hetzij in negatieve, hetzij in positieve zin. Het vertrouwen van katholieke gelovigen in Maria’s bemiddeling bij gebedsverhoring wordt geïllustreerd met een reeks, voor deze gelegenheid afgestofte, stolpen waaronder bloemrijke Mariabeeldjes en porseleinen wijwaterbakjes en ex-voto’s. Een video toont tatoeëerder Sara Koning tijdens het ontwerpen- en zetten van heilbrengende tatoeages met beeltenis van Maria.

De laatste Maria verschijning vond dichtbij huis plaats. In de 20e eeuw zou Maria zijn verschenen aan Ida Peerdeman in Amsterdam. Het tekstboekje meldt dat er grootse plannen zijn voor de bouw van een basiliek; wellicht een nieuw ‘Lourdes aan de Amstel’?

In een ruimte voor de laatste zaal draait Bill Viola’s The Greeting, uit 1995. Een contemporaine verbeelding van de Visitatie, geïnspireerd op Pontormo’s Visitatie in de Pieve di San Michele Arcangelo in Carmignano.

Maria Roosen,Roosenkrans, 2017

Tot slot wachten de bezoeker nog enkele eigentijdse kunstwerken, waaronder Maria Roosen’s rozenkrans, samengesteld uit reusachtige glas geblazen kralen in de vorm van groenten. De oranje gevlekte misbaksels zijn in mijn ogen het mooist!

De expositie die begint met een cluster antieke godinnen-beelden geschaard rond de beeltenis van de Maagd Maria eindigt als een rondeel met eigentijdse moedergodinnen zoals de Hindoestaanse Durga,  Yashoda de stiefmoeder van Krishna en zijn vrouw Radha. En van de andere zijde van de Atlantische Oceaan: de Braziliaanse Iemanja, de godin van de liefde en de zee, evenals Maria gehuld in een lichtblauw gewaad.

Link: Museum Catharijneconvent

Rodin: A Genius at Work, Goninger Museum t/m 30 april 2017.

 

Om Rodin in het Haags Gemeentemuseum te zien is het nu te laat, maar in Groningen kunt u nog tot en met 30 april terecht voor de tentoonstelling Rodin: a Genius at Work. Hier staan Rodins gipsmodellen centraal. Deze voorheen niet voor vol aangeziene ‘proefstukjes’ zijn opgewaardeerd tot fingerprints van Rodins definitieve beelden. Het gebruik van gips was nieuw. Traditioneel maakten beeldhouwers zoals bijvoorbeeld Bernini hun eerste artistieke ingeving tastbaar in terracotta, klei, of was. Ateliermedewerkers namen vervolgens de uitvoering van het kleimodel in brons of marmer ter hand. Rodin maakte echter van die vergankelijke kleimodellen afgietsels in gips alvorens het ontwerp uit te voeren in brons. Waarom gips?

Rodin, de Prediker

Na gieting blijft het nog lang kneedbaar, zodat de kunstenaar anders dan bij bijvoorbeeld het houwen in marmer, makkelijk veranderingen kan aanbrengen. Van de gipsmodellen werden delen ‘geamputeerd’ en later door Rodin hergebruikt met zijn zogenoemde fragmentatie- en assembleer-methode. Deze losse ledematen belandden genummerd en gecatalogiseerd in zijn archief, dat als ‘grabbelton’ fungeerde voor later werk. Rodin bleef er eindeloos mee variëren. Zijn toepassing van afgietsels van bestaande objecten was ook nieuw. Zoals het ‘echte’ boek dat als sokkel fungeert voor het merkwaardige beeldje van de Prediker (1869), die om een mij onbekende reden met de billen bloot moest.

Rodin, de Schreeuw

Door bestaande voorwerpen in zijn sculpturen op te nemen staat Rodin aan het begin van een nieuwe kunsthistorische traditie; de ready-mades, waarin gewone objecten als kunst gepresenteerd worden, zoals Marcel Duchamp’s Fountain. Met het creatieve gebruik van stukjes eierschaal, takjes, stukken krant en lappen stof, waarvan afdrukken zichtbaar zijn in bijvoorbeeld de Schreeuw, (1898) was Rodin zijn tijd eveneens vooruit.

 

 

Met een doodgewone baksteen als sokkel en in gips gedrenkte lappen als aankleding van zijn figuren gaat Rodin nog een stap verder. Het zichtbaar laten van oneffenheden, breuken en naden van gietvormen tenslotte, wordt een artistieke keuze! Dat geldt ook voor de onorthodoxe presentatie van de voltooide beelden op die baksteen, een zuil of juist zònder sokkel. Bijzonder mooi zijn de beelden waarin de figuur gedeeltelijk uit het onbewerkte materiaal tevoorschijn komt, zoals in in het Portret van Marie Fenaille.

Rodin, portret van Marie Fenaille

Kunstkenners zien direct dat deze presentatie geen nieuwtje is. Rodin keek dit idee af van Michelangelo. Zíjn slaven, te zien in het Louvre in Parijs, bleven echter onopzettelijk onvoltooid.

De tentoonstelling met ruim 140 beelden en 20 tekeningen is samengesteld door het Musée des Beaux-Arts in Montreal en het Musée Rodin Meudon, dat bijna al zijn werk bezit. In de introductieruimte staat Rodins Hand van God centraal. Solitair, omgeven door blow-ups van foto’s van Rodins atelier.

Rodin, de hand van God

Rodins eigen handen stonden talloze malen model: smekend, strelend en dreigend. Handen waarmee Rodin het scheppend vermogen ontving. Hoe hij dat gebruikte wordt in films getoond: het modelleren in klei en gips, het hakken in marmer en het gieten van beelden in bronsNaast bewondering wekt de tentoonstelling ook verbazing. Zoals dat Rodins marmeren beelden, anders dan die van Michelangelo, grotendeels door ànderen werden gehakt. Eigentijdse kunstcritici vonden dat maar niets. Nog méér verbazing wekt de afwezigheid van Camille Claudel, de 24 jaar jongere assistente, met wie de beeldhouwer van 1882-1898 een langdurige relatie had. Toen ik vroeg naar het waarom van haar absentie antwoordde directeur Blum dat het museum ervoor gekozen heeft om dit geromantiseerde verhaal niet te vertellen. Jammer, zij vormt een wezenlijk hoofdstuk in het leven van Rodin. Zou het zijn omdat deze tovenaarsleerling haar meester naar de kroon stak?
Wie goed zoekt kan in de tentoonstelling een in gips gegoten incognito portretje van haar vinden, gepresenteerd onder de poëtische naam de gedachte.

Camille Claudel. de Gedachte
Camille Claudel in het atelier (met Jessie Lipscomb)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

In de mooi geïllustreerde en op folio formaat uitgevoerde catalogus vond ik een piepklein fotootje,  waarop Camille in japon met queue vol overgave werkt aan het (profetische) l’Abandon. Na de breuk met Rodin neemt haar leven een droevige wending. Haar broer laat zijn onaangepaste zus levenslang opsluiten in een psychiatrische inrichting. In betere tijden maakte Rodin geïnspireerd op zijn liefde voor Camille  een assemblage van de vallende man en de hurkende vrouw. Hij noemde het naar de beginregel van een gedicht van Beaudelaire ‘Je suis belle’.

Rodin, ik ben mooi, assemblage van de vallende man en de hurkende vrouw

Van eenvoudige komaf had Rodin de belangstelling voor kunst niet van huis uit mee gekregen. Toen hij voor het toelatingsexamen voor de Academie was gezakt, nam hij als 14-jarige les aan de Pétite École. Daar leerde de jonge Rodin de modellen nauwkeurig te observeren om ze vervolgens uit zijn hoofd op papier te zetten! Daarna werkt hij in het atelier van Albert Carrier-Belleuse en in de porseleinfabriek van Sèvres. Pas in 1877 brak hij door met (de eerste gipsen versie van)  Het Bronzen Tijdperk.

Rodin, het bronzen tijdperk (gips)
Rodin, het bronzen tijdperk

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Kwade tongen beweerden dat het maken van een afgietsel van een levend model geen kunst was. In werkelijkheid had Auguste Neyt maandenlang geduldig voor hem geposeerd. Daarvan getuigt de vreemde houding van de linkerarm. Om tijdens de eindeloze sessies niet om te vallen hield het model een stok in de hand!

Toen Rodin dit beeld maakte was hij al bijna veertig. Zou hij al voor die tijd zijn overleden dan had niemand ooit zijn naam gekend. Maecenas Max Linde (zie bespreking Munch Van Gogh) bestelde een exemplaar, dat hij in zijn tuin plaatste. Door weersinvloeden kwamen, tot Lindes ontsteltenis, naden en andere oneffenheden tevoorschijn. De gieter had deze met soldeersels, was en kleurstof weggemoffeld. Bovendien bleek het beeld uit twee stukken te bestaan. Rodin ontsloeg de gieter van dit prutswerk en gaf Francois Rudier opdracht om een nieuw gietsel te maken.
Deze (uit Praag) staat nu temidden van 4 kloons in de expositie. De bezoeker kan de verschillen in gietwerk en patina vergelijken. Vier van de 5 exemplaren dateren uit de tijd dat Rodin nog in leven was. Eén ervan is postuum gegoten. Wat mij op het volgende brengt. Musée Rodin bezit de originele mallen en de rechten en tot de huidige dag worden, voor veel geld, nog casts gemaakt. Met de opbrengst van één enkele grote replica kan, aldus een conservator van het Musée Rodin, 4 jaar lang het salaris van 100 medewerkers worden betaald. Toen dit tijdens de lunch na de voorbezichtiging, nogmaals over tafel ging, deed ik dit af als een broodje aap verhaal. Door een latere ontdekking in de museumwinkel van Singer Laren moest ik het wel geloven!  Ter gelegenheid van de tentoonstelling over de Kunsthandel Frans Buffa waar behalve de Denker ook enkele andere sculpturen van Rodin getoond werden zijn daar diverse replica’s te koop. Een kleine bronzen Denker  voor € 799,–; met inscriptie: ‘reproduction-Musee Rodin’  als certificaat van echtheid.  Te prijzig? Voor € 89,– is De kus en voor € 39,90 al een Hand  binnen handbereik!

In 1887 ontstaat een ander spraakmakend beeld met interessante ontstaansgeschiedenis. Door aan een Apollo Belvedere-achtige torso, een paar benen te monteren ontstond de Lopende man, die Rodin door toevoeging van een kop completeerde. Op de Salon werd het beeld wegens de onbeduidende benaming met gehoon ontvangen, maar toen Rodin hem een salonfähige titel gaf: Johannes de Doper, werd het beeld geaccepteerd en zelfs aangekocht door de Staat. Critici waren echter niet enthousiast: moest het publiek de voorloper van Christus alleen aan die opgeheven hand herkennen?

Rodin, prekende Johannes de doper
Pignatelli staat model voor Johannes de doper

 

 

 

 

 

 

 

 

Wellicht het meest bekend is Rodins Hellepoort, die hij in opdracht van de Franse staat ontwierp als toegangsdeur voor het nieuw op te richten Musée des Arts Décoratifs. De Hellepoort dreigde de onvoltooide van Rodin te worden. Het project hield hem 37 jaar lang bezig en werd pas jaren na zijn dood geplaatst. Middels een enorme foto krijgt de bezoeker een idee van het concept.

Rodin, de hellepoort (1926)

Terwijl de poort zelf al die jaren voor het publiek verborgen bleef, gebruikte Rodin afzonderlijke Hellepoort figuren als zelfstandige beelden, zoals de Denker, alias de Dichter (Dante) op wiens beschrijving van de hel in de Divina Commedia (vroege 14e eeuw) de Hellepoort geïnspireerd is. Italianofielen herkennen natuurlijk ook een tweede inspiratiebron: de bronzen paradijspoort die Lorenzo Ghiberti (1425-52) voor het Baptisterium in Florence vervaardigde. In de tentoonstelling staat een maquette met een versie van de Hellepoort in een vroeg stadium.

Rodin, De hellepoort (maquette)

Anders dan bij Ghiberti, wiens scènes netjes binnen de perken blijven, breken Rodins figuren door de kaders heen. Hij bleef eindeloos variëren op de figuren van de Hellepoort, die hij veelvuldig in een andere context gebruikte. Zoals het literaire liefdespaar Francesca en Paolo, dat in soorten en maten werd hergebruikt voor De Kus,

Rodin, de kus

of de dramatische figuur Ugolino, uit de geschiedenis van Pisa, in wie Rodin al zijn expressieve krachten kon uitleven. Gaandeweg groeide de mensenmenigte aan de Hellepoort met figuren ontleend aan Ovidius Metamorfosen en werk van Beaudelaire uit tot een duizelingwekkende hellescène, waar Dante zelf nog versteld van zou hebben gestaan! In 1900 gunde Rodin het publiek een inkijkje in the making of de Hellepoort. Tijdens een solotentoonstelling stelde hij een figuurloos gipsmodel ten toon, waarbij de bezoekers de gelegenheid kregen om –in hun fantasie- de los geëxposeerde beelden in de lege plekken te projecteren.  Leuk staaltje van museale interactie avant-la-lettre!  Er kwam maar liefst een kwart miljoen mensen op af. Rodins naam was gevestigd!  Niet alleen in Europa maar ook in de VS. Het zou echter nog tot 1926 duren voor de Hellepoort in brons werd gegoten. Rodin zelf heeft het nooit gezien.

Tombe en grafmonument met de Denker.

En dat brengt mij tot de grootste inspiratiebron van Rodin: vrouwen. Vele modellen en liefdes kwamen en gingen. Rose Beuret, met wie hij twee weken voor haar dood in 1917 in het huwelijk trad was zijn grootste liefde; zij bleef; malgré tout. Naast haar vond de rusteloze Rodin in november van datzelfde jaar, zijn laatste rustplaats in de met de Denker bekroonde tombe.

 

 

 

Rodin, de Denker (gepatineerd gips)

In Groningen ziet de bezoeker een exemplaar van de Denker, uitgevoerd in gepatineerd gips. Het overbrengen en plaatsen van het uit zeven onderdelen bestaande beeld was een gevaarlijk klusje, aldus de projectleidster. Via een doorkijkje in wand van de ervoor liggende ruimte krijg je hem al in het vizier. Groot en dreigend. Tussen de gipsfragmenten en beeldjes, ontdek ik een verrassend miniatuurtje van de Denker, dat ik in de museumwinkel weer tegenkom….als gummetje!
Bekender wellicht dan de Hellepoort zijn Rodins Burgers van Calais. Een mooi voorbeeld van een academisch onderwerp, dat Rodin in een non-conformistisch jasje heeft gestoken.

Rodin, de burgers van Calais

Met deze groep wordt een belangrijk moment uit het beleg van Calais gememoreerd. In 1347 offerden 6 notabelen zich op om een einde aan de belegering door de Engelse Koning te maken. Emoties zijn expressief verbeeld; verdriet en pijn omgebogen naar moedige opofferingsgezindheid! De man die zijn handen voor de ogen slaat, verraadt Rodins bezoek aan de Brancacci kapel in Florence, waar hij Masaccio’s Adam verjaagd uit het paradijs gezien moet hebben. In het weergeven van hun psychische strijd, als doodgewone bange en verdrietige mensen, wijkt Rodin af van het academische devies van klassieke heldenmoed, zoals verbeeld in Francois Rudes, L’Arc de Triomphe, opgericht ter ere van Napoleons overwinning bij Austerlitz, waarin de figuren heroïsch op een hoog voetstuk staan.

De tentoonstelling besteedt ook aandacht aan Rodins tekeningen: in Rodins eigen woorden ‘de sleutel tot mijn oeuvre’. Behalve door emotie werd Rodin gefascineerd door beweging van eigentijdse danseressen als Mata Hari, Isadora Duncan en de exotische Japanse danseres Hanako. Op dit aspect zal ik in mijn lezing over Rodin nader ingaan. Om beweging op een ongedwongen manier te vangen liepen Rodins modellen naakt door het atelier. Hij zette ze in krachtige ononderbroken lijnen in eenvoudige composities neer. Ook hierin bleef hij eindeloos variëren, knippen en assembleren, waarmee Rodin eveneens als voorloper van de collage-techniek kan worden gezien.

Rodin, Mysterie (tekening)
Rodin, Iris de boodschapper van de goden

 

 

 

 

 

 

 

Rond 1900 begon Rodin met behulp van punteermachine en pantograaf beelden te vergroten of te verkleinen. Dit lot onderging de kop van Pierre de Wissant, het model voor een van de Burgers van Calais, die solo ging.

Rodin, Pierre de Wisant
Rodin, Pierre de Wisant
Rodin, Pierre de Wisant

 

 

 

 

 

Groningen heeft nog een verrassing. Mooi aangelicht onder glazen stolpen worden Rodins sculpturale bloemen en kelken gepresenteerd. Ze zitten en liggen in- of komen tevoorschijn uit authentieke antieke schaaltjes en kruiken of afgietsels daarvan. Aanvankelijk zag ik deze creaties eveneens voor een nieuw idee van Rodin aan, maar in de Haagse Rodin tentoonstelling ontdekte ik een soortgelijk bronzen sculptuurtje dat Edgar Degas al in 1889 vervaardigde.

Degas,Tub
Edgar Degas, Le Tub, ca. 1889, National Gallery, Scotland, Edinburgh
Rodin,Galatea
Rodin, Galatea in een gemouleerde kom, naar oud Beotisch vaatwerk, gips, 1895-1905, Musee Rodin Parijs

 

 

 

 

 

 

 

 

In Groningen vraag ik mij af, bij het zien van Rodins waternimfen als Galathea gepresenteerd in (afgietsels van) oudheidkundige schaaltjes: Wie imiteert nou wie. Kijkend naar de dateringen lijkt het erop dat Rodin (rond 1895) dit leuke idee van Degas heeft afgekeken!

Balzac, in rode klei

Vlakbij de Denker kom ik een oude bekende tegen van de kunstgeschiedenisles op de Middelbare school: Balsac.  Honoré de Balsac, (1799-1850), auteur van La Comédie Humaine. Deze merkwaardig achteroverhangende 3 meter hoge figuur met zijn hautaine kop op een gedrongen lijf is in Groningen letterlijk in alle staten te zien. Van Balsac als een klodder rode klei tot Balsac als een Griekse atleet hoewel hij daar het postuur  niet voor heeft. En in diverse stadia daar daartussen. ; het koploze lichaam en zijn  benen uitgevoerd in gips.                         Bij ontstentenis van zijn model, Balsac overleed op 52-jarige leeftijd, koos Rodin een op hem gelijkende stand-

Rodin, Balzac naaktstudie

in, met wat pafferig figuur. Toen Rodin eindelijk tevreden was over Balsac’s kop zat hij nog met dat vadsige lichaam. In plaats van het zichtbaar te laten omkleedde  Rodin hem met een in gips gedrenkte kamerjas!  Het resultaat maakte de tongen wederom los. Een criticus die het werk op de Salon van 1898 zag schreef dat Rodin de auteur als een zak met kolen had neergezet. Ook dit beeld werd wegens de kritiek pas in 1936 geplaatst. Behalve in Parijs zijn versies van het imposante beeld ook in New York, Antwerpen en Eindhoven te zien.

 

Rodin, benen voor Balzac

Hoe kreeg Rodin al dat werk gedaan? Zo’n 50 assistenten, brons- en gipsgieters, een specialist met een pantograaf, die hem met het uitvergroten van klei- en gipsmodellen hielp, handwerkslieden die met het punteerapparaat werkten, patineerders en modellen stonden Rodin in het uitvoeren van zijn creaties onder streng toezicht van de meester, bij. Over deze werkwijzen, andere creaties en anecdotes hoort u meer tijdens mijn lezingen in de Oosterkerk in Zeist en bij het Wijks Atelier in Wijk bij Duurstede.
Loop in Groningen ook even langs de foto’s die Erwin Olaf, geïnspireerd op de tentoonstelling maakte; zoals

Rodin, Balzac

een prachtige eigentijdse De Kus en twee ineengestrengelde Handen.
Na Groningen reist de expositie ter gelegenheid van de 100-jarige anniversaire van Rodin, door naar het Grand Palais in Parijs. Tijdens de perspreview verklapte de curator van het Musée Rodin dat Rodins werk daar gepresenteerd zal worden met dat van Michelangelo. Leuk idee: dat is precies wat ik ook van plan ben in mijn lezing op 3 en 10 maart in de Oosterkerk in Zeist en die op 28 april in Wijk bij Duurstede.

 

Lezing op vrijdagmorgen 3 Maart 10.00 uur en op donderdagavond 16 Maart 20.00 uur in de Oosterkerk in Zeist. Aanmelden via dit inschrijfformulier.

Lezing op dinsdagavond 28 April in Wijk bij Duurstede. Inschrijven kunt u bij het Wijks Atelier.

Rodin in het Groninger museum.

 

Eindelijk! De Lairesse, tot en met 22 januari 2017 in Rijksmuseum Twenthe

Mercurius,Calypso,Odysseus
Gerard de Lairesse
Mercurius  (Detail)

Tot en met 22 januari presenteert Rijksmuseum Twenthe een unieke overzichtstentoonstelling met ongeveer 60 schilderijen van Gerard de Lairesse (1641-1711), de destijds succesvolle Amsterdamse schilder van Waalse afkomst. De tentoonstelling wordt op billboards en in advertenties aangeprezen als: EINDELIJK! De Lairesse. Dat bijwoord staat er niet voor niets; wie kent, behalve Amsterdammers wanneer ze denken aan de mooie straat in het museum-kwartier, deze naam nog?
Anders dan de meeste Vlamingen die in 1585, na de val van Antwerpen, naar Amsterdam kwamen, arriveerde Gerard de Lairesse pas in 1655 in deze vrijplaats. Na het verbreken van zijn trouwbelofte was hij betrokken geraakt bij een steekpartij. Zijn wens om in de Republiek een nieuw leven op te bouwen kwam uit. Kunsthandelaar Gerrit van Uylenburgh, zoon van de man die Rembrandt in het zadel hielp, was net als zijn vader behept met een scherpe neus voor aanstormend schildertalent. Hij ontdekte het vakmanschap van Gerard de Lairesse. Amsterdam had zich ontwikkeld tot het centrum van de wereldmacht. In zijn Stedenmaagd van Amsterdam (ca. 1675) wordt haar roem bezongen…

Stedenmaagd
Gerard de Lairesse
De Stedenmaagd van Amsterdam, ca. 1675. Amsterdam Museum

Zij wordt door Mercurius de god van de handel gekroond en geflankeerd door personificaties van de Faam en de Goede Vaart met een kompas; het attribuut waarmee de schepen van de Oost- en West-Indische Compagnie hun weg over zee konden vinden.

Amsterdam was hèt centrum van de wereldhandel. In de grachtenpanden van de rijke kooplieden waren exotische voorwerpen te vinden: Chinees porselein, wandtapijten en schilderijen. De historiestukken van De Lairesse, geschilderd in Italiaans-Franse stijl, pasten hier perfect bij. Zo ook zijn grisailles. Deze bedrieglijk echt in grijstonen geschilderde reliëfs sierden de ruimte boven de deuren en plafonds, zoals de Allegorie op de val van Rome (1689). De goede verstaander zal de vermaning niet zijn ontgaan: bestuurders opgepast: roem en welvaart zijn vergankelijk!

De Lairesse heeft niet alleen oog voor de klassieke-, mythologische en  bijbelse thema’s, maar ook voor de actualiteit van die dagen. In 1667, nog maar net in Amsterdam aangekomen, vestigt hij de aandacht op zich met zijn Allegorie op de weldaden van de vrede van Breda, geschilderd ter gelegenheid van het einde van de Tweede Engelse Oorlog (1665-1667). Een en al dartele blijdschap; dit werk betekende zijn doorbraak!

Vrede van Breda
Gerard de Lairesse, Allegorie op de weldaden van de Vrede van Breda, 1667, Haags Historisch Museum, Den Haag

Ook de schilderijen met thema’s ontleend aan de klassieke mythologie zijn populair, zoals het doek Achilles wordt ontdekt tussen de dochters van Lycomedes. In een poging de voorspelling van een orakel te voorkomen, verstopt Achilles zich als vrouw vermomd tussen de dochters van koning Lycomedes. Wanneer Odysseus zich als marskramer met een kist vol vrouwelijke snuisterijen meldt, valt de als vrouw vermomde Achilles door de mand. In plaats van een mooi juweel kiest hij een zwaard!

Achilles,Lycomedes
Gerard de Lairesse, Achilles wordt ontdekt tussen de dochters van Lycomedes, ca. 1676, Herzog Anton Ulrich-Museum Braunschweig,
Kunstmuseum des Landes Niedersachsen

Het verhaal van Achilles en andere mythologische en bijbelse verhalen behoorden tot het repertoire van de zogenoemde historieschilders. Regelmatig citeer ik woorden uit Gerard de Lairesse’s Groot Schilderboek, dat hij in 1690 blind geworden, dicteerde aan zijn zoons. Voor schilders van stillevens en portretten heeft hij geen goed woord over. Hij noemt hen ‘…maar gemene soldaten in het veltleger van de konst’… Schilders van deze door hem geminachte genres maakten zich met hun imitatie van de zichtbare wereld tot slaaf van de natuur en van hun opdrachtgevers. In de ware schilderkunst ging het, aldus de Lairesse, om fraaie, liefst op monumentaal formaat geschilderde historische, mythologische en bijbelse thema’s. In de hiërarchie van de toenmalige kunsttheorie stonden deze historiestukken bovenaan de schilderkunstige ladder; stillevens en portretten vormden de onderste treden.

Veel 17e eeuwse schilders kozen echter voor de populaire zichtbare alledaagse realiteit. Zomaar een inkijkje in een interieur, een  keukenmeid in de weer met gevogelte, een minnekozend paartje of  een tafel met wat vaatwerk, een haring en een homp brood. Maar in de ogen van De Lairesse vonden deze thema’s geen genade. Hij streefde het ideaalbeeld van klassieke schoonheid na. Hij ging niet alleen voor het hogere segment in de schilderkunst, maar ook voor het topsegment van de kunstmarkt. Zoals het overweldigende plafondstuk in acht delen Allegorische voorstelling van de verzorging van leprozen en onnozelen, dat hij rond 1675 schilderde voor de regentenkamer van het Amsterdamse Leprozenhuis. De Caritas, personificatie van de naastenliefde met brandend hart in de hand staat daarin centraal.

Caritas
Allegorische voorstelling van de verzorging van leprozen en onnozelen, ca. 1675, Amsterdam Museum
(De Caritas, deel van acht )
Pluto
Allegorische voorstelling van de verzorging van leprozen en onnozelen, ca. 1675, Amsterdam Museum (Pluto, deel van acht )

 

 

 

 

 

 

 

Wanneer de bezoekers vrijgevig zijn, waartoe Pluto met zijn zak geld aanspoort kunnen de zieken en onnozelen verzorgd worden, hetgeen resulteert in voorspoed voor de stad.

Allegorische voorstelling van de verzorging van leprozen en onnozelen, ca. 1675, Amsterdam Museum
(deel van acht )

Midden onder ziet de opmerkzame beschouwer een subtiele verwijzing naar de doelstelling van de fondsenwerving: een putto met leprozenklepper!
Het stuk van ruim 5 x 6 kon met moeite worden ingepast in de grootste zaal van Rijksmuseum Twenthe. Bijzonder interessant zijn de ontwerptekeningen voor verschillende scènes, waarin we de eerste artistieke ingeving van de kunstenaar zien.

De plaatsing van de orgelluiken die De Lairesse voor de Amsterdamse Westerkerk schilderde stelde de tentoonstellingsmakers voor nog groter problemen.

Voorafgaand aan de plaatsing voerde Rijkmuseum Twente de spanning rond de komst van de orgelluiken nog even op.

Waarom spanning?

Plaatsen van de Orgelluiken

Deze luiken zijn beide groter dan de Nachtwacht! Ze moesten het orgel beschermen tegen stof, vocht en vogels! Nelleke Noordervliet spreekt over engelenvleugels in een speciaal voor deze tentoonstelling geschreven boekje, De Lairesse’s Nacht, dat u bij aankoop van de catalogus ontvangt. De luiken hangen zo hoog dat vrijwel niemand er ooit oog in oog mee heeft gestaan. Na veel passen, meten en onzekerheid zijn ze tijdens een spectaculaire operatie geplaatst. Daartoe werden ze uit hun hengsels gelicht en met behulp van een kraan in het museum neergelaten. Allen al deze luiken met oudtestamentische muziekscènes, zoals David met zijn harp, maken de reis naar Enschede de moeite waard!

Orgelpanelen westerkerk
Gerard de Lairesse
David danst rond de boog (linker luik), De Koningin van Saba brengt Salomon geschenken (rechter luik), 1686, Protestantse Kerk Amsterdam (Westerkerk).

De opmerkzame lezer vraagt zich wellicht af: schilderingen in 1686 in een gereformeerde kerk? Had de Calvinistische reformatie zich daar nu juist, conform het tweede gebod: gij zult u geen gesneden beeld maken, niet tegen uitgesproken? Klopt. De luiken waren echter vooral functioneel en daarbij komt dat ze toch bijna niet te zien waren!
Als alleen het plaatsen van deze monumentale luiken al zoveel inspanning kost, hoeveel moeite zou het vervaardigen van deze stukken wel niet gekost hebben? In de catalogus wordt over deze kwestie een boekje opengedaan.

Lairesse, Allegorie op de kunsten
Gerard de Lairesse, Allegorie op de Kunsten, ca. 1675-83, Rijksmuseum, Amsterdam

Evenzeer de moeite waard zijn acht drie meter hoge grisailles, zoals de Allegorie op de Kunsten, van ca. 1680. Deze op het platte vlak geschilderde afbeeldingen van sculpturen, wekken de illusie van ècht beeldhouwwerk!  Dit kunstje, trompe l’oeil genoemd, is bij het publiek beter bekend van Jacob de Wit, wiens naam in de aanduiding van dit genre voortleeft: ‘witjes’. Ook deze grisailles weerspiegelen het klassieke schoonheidsideaal dat De Lairesse overnam van Rafaël en Nicolas Poussin. Wellicht werd hij daar dagelijks weer toe geroepen bij het zien van zijn spiegelbeeld. Getekend door aangeboren syfilis was hij niet om aan te zien. En zo portretteerde Rembrandt hem ook; met niets ontziend realisme, maar ook met een vleugje empathie. De Lairesse hanteerde in zijn Zelfportret van rond 1664 een vriendelijker lijnvoering.

De Lairesse, zelfportret
Gerard de Lairesse, Zelfportret, ca. 1663-65, Kupferstichkabinett,
Staatliche Museen zu Berlin Preußischer Kulturbesitz, Berlijn
Rembrandt, De Lairesse
Rembrandt, Portret van Gerard de Lairesse, ca. 1665-67. Metropolitan Museum of Art, New York, Robert Lehman Collection

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Wanneer de algemene waardering voor Rembrandts realistische stijl met dikke pasteuze toets over zijn hoogtepunt heen is treden schilders als Caesar van Everdingen (1616-1678), Jan de Bray (1627-1697) en Gerard de Lairesse op de voorgrond. Anders dan de stijl van Rembrandt, over wie De Lairesse schrijft dat …’zijn verf als stront op het doek is gesmeerd en er vanaf lijkt te druipen’… hanteren deze classicistische schilders een verfijnde toets. Met hun heldere kleuren en egaal belichte werken oogsten zij in de tweede helft van de 17e eeuw veel succes. Oordeelt u aan de hand van Rembrandts, Prediking van Johannes de Doper zelf of u zich in de woorden van De Lairesse kunt vinden.

Rembrandt, prediking van Johannes
30 Rembrandt, De prediking van Johannes de Doper, ca. 1634-35, Gemäldegalerie, Staatliche Museen zu Berlin Preußischer Kulturbesitz

Anders dan wel gedacht wordt is Rembrandt nooit (helemaal) uit de gratie geweest. Hij kwam ook niet, zoals ik op de lagere school nog leerde als miskend genie aan zijn einde. In de tweede helft van de 17e eeuw trad een smaak-verandering op. Vanuit Frankrijk waaide een nieuwe, op de Romeinse en Griekse oudheid gebaseerde ‘mode’ over. Deze classicistische stijl viel aan het Haagse hof van Willem III en Mary Stuart en bij de Amsterdamse elite in de smaak. De

Mercurius, Calypso, Odysseus
Gerard de Lairesse, Mercurius gelast Calypso om Odysseus te laten
vertrekken, ca. 1680. Rijksmuseum, Amsterdam

Lairesse kreeg opdracht voor het beschilderen van de  rechtzaal van het Hof van Holland, de zogenoemde ‘Zaal van Lairesse’. Voor de eetzaal van Paleis Soestdijk schilderde hij in 1680 Mercurius gelast Calypso om Odysseus te laten vertrekken, waarin de sterke Odysseus valt voor Calypso’s listige beloftes van eeuwige jeugd. Mercurius komt hem echter te hulp. Bepaald humoristisch is de wijze waarop De Lairesse de onttroonde held weergeeft, bespot door een putto die zijn helm heeft opgezet. Moraal van het verhaal: mannen weest gewaarschuwd voor de verleidingskunsten van vrouwen!

 

Anatomie, ruggenwervel, De Lairesse
Gerard de Lairesse,
Voortekening (ruggenwervel), ca.
1680-85, Bibliothèque
Interuniversitaire de Santé,
Parijs

Het succes lijkt niet op te kunnen. Via Willem III ontvangt hij opdracht van diens lijfarts, Govert Bidloo. Zijn anatomische atlas moet geïllustreerd worden. Na voltooiing van de 105 illustraties volgt nog een prestigieuze opdracht.

Maar bezig aan ontwerpschetsen voor de beschildering van de lunetten in de Burgerzaal van het Amsterdamse stadhuis (thans  Paleis op de Dam), wordt de Lairesse, op het hoogtepunt van zijn roem, blind. Hij blijft schilderlessen geven en dicteert zijn aanwijzingen voor werken naar het klassieke schoonheidsideaal aan zijn zoon. Kunst moet zijns inziens niet alleen mooi maar ook moreel verheffend zijn. Zijn Groot Schilderboek zal zelfs in het Engels, Duits en Frans worden uitgegeven.

De huidige tentoonstelling leert dat in De Lairesses eigen leven een kloof bestaat tussen theorie en praktijk. Uit eigentijdse bronnen komt een man naar voren die nogal eens aanwezig is in bordelen, knokpartijen en  bij drankorgieën … De deugdzame lessen laat hij in geschilderde vorm ook wel eens varen, zoals in zijn vermakelijke bacchanalen met erotische bacchantes en saters, te zien in de één-na-laatste zaal van de tentoonstelling.

Ook al had hij veel succes; niet iedereen was geporteerd van De Lairesse’s stijl. In de loop der tijd is hij beroemd, bejubeld, maar ook verguisd en zelfs vergeten.

In de 19e eeuw, wanneer herwaardering opkomt voor de realistische schilderkunst van de Gouden Eeuw, raakt De Lairesse uit de gratie. Toonaangevende kunsthistorici van die dagen hebben geen goed woord over voor zijn werk. Rijksmuseum directeur Frederik Schmidt Degener (1881-1941) zei: ..’ in hem huist de ziel van een aterling’…Dit woord moest ik even opzoeken: voor wie de betekenis evenmin kent: het is aldus de dikke van Dale een ellendeling of bastaardzoon. De toenmalige directeur van het Mauritshuis, Willem Martin (1876-1954) geeft hem zelfs de schuld van ‘het versnellen van het verval onzer schilderkunst’…

En zo is Gerard de Lairesse in de vergetelheid geraakt. Maar met de huidige tentoonstelling wordt hij ruimschoots gerehabiliteerd. Vergeet de duistere kant van de schilder maar gauw en geniet van de knap op groot formaat geschilderde verhalen die hij als morele opsteker bedoelde. Kunst als stille poëzie, naar de klassieke receptuur ontleend aan Horatius Ars Poetica (12e e v. Chr.).

De tentoonstelling biedt de kans om uw kennis van de klassieken op een plezierige wijze te toetsen of op te frissen; De Lairesse tot lering en vermaak. De schilderijen van De Lairesse zijn van een perfecte schoonheid. Hij was er uitermate succesvol mee, maar hij sterft in 1711 als een berooid man. Hoe hij  de kunstgeschiedenis op onnavolgbare wijze heeft verrijkt is nog tot en met 22 januari in Enschede te zien.

Liefhebbers van het classicisme in de schilderkunst kunnen hun hart ook ophalen in de tentoonstelling Vleiend penseel: Caesar van Everdingen, eveneens tot en met 22 januari in het Stedelijk Museum Alkmaar.

Rijksmuseum Twenthe, Eindelijk! De Lairesse

Stedelijk Museum Alkmaar, Vleiend penseel

Sculpturen festival in Nederland

 

Dit najaar is het feest voor liefhebbers van beeldhouwkunst. Museum Beelden aan Zee toont keramische creaties van Pablo Picasso en het Haags Gemeentemuseum biedt in de tentoonstelling Van Rodin tot Bourgeois tot en met 22 januari een overzicht van de ontwikkeling van de westerse beeldhouwkunst in de twintigste eeuw. Aan Auguste Rodin is in Den Haag een sleutelrol toebedeeld. En in het Groninger Museum speelt hij tot en met 30 april zelfs de hoofdrol in de expositie Rodin: Genius at Work waar the making of, het creatieve ontstaansproces van zijn sculpturen wordt getoond.

In het Gemeentemuseum wordt de bezoeker aan de hand van zes thema’s langs de sculpturale hoogtepunten van de westerse kunstgeschiedenis geleid. Van Rodins eerste uit een stuk gegoten La Défense uit 1879..

Rodin, Defense
Auguste Rodin, La Defense, de oproep tot de strijd, 1879, National Gallery of Scotland, Edinburgh

…tot een Untitled draadsculptuur van Sandback uit 1988 en de beroemde Spinnen van Louise Bourgeois. Het standbeeld van Balzac is er ook en in Groningen is de in gips, klei en brons vereeuwigde literator zelfs ‘in alle staten’ aanwezig!  

In de kunstgeschiedenis wordt de beeldhouwkunst in drie belangrijke perioden verdeeld: de klassieke oudheid; de renaissance en de 20ste  eeuw, waarin kunstenaars hun beelden letterlijk en figuurlijk de ruimte geven. Zonder sokkel, liggend op de vloer of hangend aan het plafond. Deze vernieuwingen zijn in Den Haag zichtbaar, waar Rodin evenals in Groningen als dè grote vernieuwer wordt gepresenteerd. Hij had genoeg van de naar klassieke maatstaven gevormde beelden. In navolging van de impressionisten die de hen omringende wereld op een vluchtige manier in verf trachtten te vangen, probeerde Rodin iets dergelijks in driedimensionale vorm. Een momentopname gestold in klei of gips, zoals zijn Figure volante, een lichaam zonder hoofd, waarin hij zijn vingerafdruk letterlijk en figuurlijk achter liet.

Rodin, Figure volante
Auguste Rodin, Figure volante, ca.1890-91, particuliere collectie.

Deze werkwijze betekende een drastische verandering. Geen verhalend werk meer, zoals de academie dat voorschreef, maar impressies van alledaagse situaties, vaardig geboetseerd in klei waaraan het wordingsproces nog zichtbaar is. Rodin haalt het beeld van zijn sokkel; ook dat is nieuw. In die jaren begint ook Edgar Degas  met het vormgeven van realistische alledaagse beelden in klei. Zoals naakte danseresjes en badende vrouwen.

Degas,Tub
Edgar Degas, Le Tub, ca. 1889, National Gallery, Scotland, Edinburgh
Rodin,Galatea
Rodin, Galatea in een gemouleerde kom, naar oud Beotisch vaatwerk, gips, 1895-1905, Musee Rodin Parijs

 

 

 

 

 

 

 

 

In Groningen vraag ik mij bij het zien van Rodins Galatea en andere waternimfen af: wie imiteert wie? Anders dan ik verwachtte lijkt Rodin dit leuke idee van Degas te hebben afgekeken. Rodins badende waternimfen zijn vanaf 1895 gedateerd! Hij dacht misschien: als ik deze sculptuurtjes assemblages noem merkt niemand het.

Beïnvloeding of imitatie. Wie zal het zeggen. Sommigen beweren dat Rodin voor de stilering van het standbeeld van Balzac ’te rade is gegaan’ bij Medardo Rosso, die ook op de tentoonstelling aanwezig is. Ultra modern en wegens de quasi versleten textuur tegelijkertijd bijna Middeleeuws oogt zijn busteportretje uit 1906. Terwijl ik de titel van het werk opschrijf krijg ik de bevestiging dat deze associatie klopt. Ecce Puer, bijna analoog aan de woorden die de Maagd Maria spreekt, wanneer de aartsengel Gabriël haar de blijde boodschap brengt. Verder zoekend meen ik de inspiratiebron voor dit beeld te vinden in een gelijknamig gedicht van James Joyce uit 1932, doch de datering van Rosso’s beeld suggereert dat het andersom is!

Medardo Rosso, Ecce Puer
Medardo Rosso, Ecce Puer, zie het kind, 1906. Scottish National Gallery, Edinburgh

Of the dark past
A child was born;
With joy and grief
My heart is torn.
Calm in his cradle
The living lies.
May love and mercy
Unclose his eyes!
Young life is breathed
On the glass;
The world that was not
Comes to pass.
A child is sleeping:
An old man gone.
O, father forsaken,
Forgive your son!

James Joyce, 1932

Ondoenlijk om alle beeldhouwers te bespreken, maar Constantin Brancusi (1876-1957), die in 1904 als assistent werkzaam was in het atelier van Rodin mag niet ongenoemd blijven. De van Rodin geleerde expressie weet hij via ultieme eenvoud tot optimale zeggingskracht- en uiteindelijk perfect gepolijste radicale abstractie te brengen. In de Haagse tentoonstelling wordt Brancusi als wellicht de belangrijkste beeldhouwer van de 20ste eeuw beschouwd, na Rodin, zou ik zeggen. Van Brancusi is vroeg werk te zien maar zijn meest spectaculaire werk is La Négresse blonde uit 1926, een bruikleen van het Lehmbruck Museum.

Brancusi, La negresse blonde
Constantin Brancusi, La Negresse Blonde, 1926. Lehmbruck Museum, Munchen

In dit werk is goed te zien hoe Brancusi de ruimte letterlijk onderdeel maakt van de tentoonstelling; de zaal van Berlage wordt door de reflectie in het werk opgenomen! Het deed me, met wat fantasie, denken aan het Arnolfini Portret, waarin Jan van Ecyk ruim 600 jaar geleden een soortgelijk visueel kunstje toepaste. Het effect van ruimte en ruimtelijkheid is een van de thema’s in de expositie. Stonden beelden traditioneel op zichzelf in een ruimte, gaandeweg gaat de omgeving meespelen in de presentatie van het beeld en deze maakt er soms zelfs deel van uit. In Den Haag passeren grote namen de revue: Ernst Ludwig Kirchner, Umberto Boccioni, Jean Arp, Alexander Calder, Alberto Giacometti, Henry Moore, Donald Judd en anderen. Dankzij een informatief vouwblad vindt de bezoeker zijn weg door de tentoonstelling en naar elders in het museum opgestelde werken zoals de Spinnen van Louise Bourgeois.

Kirchner (1880-1938), Derain en anderen zetten Rodins creatieve zoektocht voort. Zij slaan het modelleren in klei of gips over en hakken direct in steen of hout. Nog steeds vormt het menselijk lichaam het belangrijkste thema, maar in de vroege 20ste eeuw komt daar een nieuwe inspiratiebron bij: kunst van primitieve volken. Echo’s van Afrikaanse maskers zijn bijvoorbeeld te zien in Kirchners Tanzende uit 1911

Tanzende,Kirchner
Ernst Ludwig Kirchner, Tanzende (Dansende vrouw), 1911.Stedelijk Museum, Amsterdam

wat in meerdere versies bekend is. Analoog aan Michelangelo’s beroemde woorden dat hij zijn beelden, die al in het marmer verscholen zaten, alleen maar hoefde te bevrijden: zei Kirchner: in elke boomstam zit een vrouw, je hoeft haar alleen maar te bevrijden!

Ook Brancusi laat de traditionele sokkel weg. Arp en Calder gaan in het reduceren van de figuratie tot het uiterste. Een interessant voorbeeld van het verlaten van de werkelijkheid zien we in Renato Bertelli’s futuristische bronzen kop van Mussolini, Profilo continuo del Duce, uit 1933. Een sculptuur waarin, ondanks de stilering de lijflijke aanwezigheid van de Italiaanse volksmenner op haast angstwekkende wijze nabij is. Onder welke hoek ook, niets ontgaat hem! Mussolini liet er in terracotta tientallen exemplaren van produceren als cadeau voor zijn officieren.

Bertelli, Mussolini
Renato Bertelli, Profilo Continuo (Testa di Mussolini),1933. Particuliere collectie

Giacometti ontwikkelt eveneens een andere kijk op de werkelijkheid. In de tentoonstelling zijn behalve zijn broodmagere op Etruskische kunst  geïnspireerde beeldjes, ook fragmenten van menselijke figuren aanwezig die anderszins gehavend zijn. Zoals het kubistische Tête crane (Doodshoofd) uit 1934 en het humoristische zonder sokkel op de grond liggende lichaam van zijn Femme égorgée (Vrouw met doorgesneden keel) uit 1932.

Alberto Giacometti, Femme egorgee, 1932, Scottish National Gallery, Edinburgh

Of het geabstraheerde Tête qui regarde (Kijkend Hoofd) uit 1929, dat een eigentijds criticus, Jean Cocteau, de poëtisch associatie ontlokte ….’net alsof je ’n voetafdruk van een vogel in de sneeuw ziet’… Waarmee we op weg gaan naar het hier en nu, waarin iedereen zelf een interpretatie mag geven aan een kunstwerk.

Hepworth, Dyad
Barbara Hepworth, Dyad, 1949. Scottish National Gallery, Edinburgh

Jean Arp en Henry Moore creëren een biomorfe beeldtaal die abstract oogt maar nog steeds verbonden is met de visuele werkelijkheid. Datzelfde doet ook Barbara Hepworth in haar gladgepolijste sculptuur Dyad, uit 1949.

Bij hen ook een nieuwe onderwerpskeuze: het landschap. De minimalisten van de jaren ‘60 zoals Donald Judd en Carl Andre beelden zelfs niets meer uit. Het gaat hen om de ervaring van ruimte; sculptuur gaat bij hen op in de omgeving. Het toppunt van deze ontwikkeling en het slotakkoord in de Haagse tentoonstelling, vormen de draadsculpturen van Fred Sandback.

Sandback, untitled 48
Fred Sandback, Untitled 48, drie leunende platen acryldraad, 1969 Gemeentemuseum Den Haag

Deze hebben niet langer een vaste plek in de ruimte, maar zijn erdoorheen gespannen. De beeldhouwkunst heeft de ruimte veroverd, concluderen de tentoonstellingsmakers.                         Wie met spijt de tentoonstelling verlaat, wacht buiten nog een toegift: in de vijver van het museum ligt Tony Smith’s The Keys to Given uit 1965. En – even goed zoeken – voor de brasserie van het naastgelegen  Fotomuseum is Anthony Cormely’s in de bodem verzonken The Well, met een mannetje in het water, uit 2000 te vinden.

En wie de smaak te pakken heeft gekregen gaat naar Groningen voor de tentoonstelling Rodin: A Genius at Work, waar Rodins artistieke scheppingskracht centraal staat. Hierover leest u (later) in een volgend artikel.

Links:

Gemeentemuseum Den Haag

Groninger Museum

Frans Post, dieren in Brazilië, tot en met 8 januari in het Rijksmuseum Amsterdam

Frans Post en Albert Eckhout met Johan Maurits in de tropen, bij de tentoonstelling  ‘Frans Post, dieren in Brazilië, tot en met 8 januari in het Rijksmuseum Amsterdam

Pieter Soutman. Johan Maurits, 1647, Rijksprentenkabinet Rijksmuseum, Amsterdam
Pieter Soutman. Johan Maurits, 1647, Rijksprentenkabinet Rijksmuseum, Amsterdam

Op 23 januari 1637 arriveerde graaf Johan Maurits van Nassau Siegen (1604-1679) met zijn vloot op de kust van Recife. De Heren XIX van de West Indische Compagnie (WIC) hadden hem opdracht gegeven om het op de Portugezen veroverde gebied te consolideren en winstgevend te maken. Dat deze missie geen succesverhaal zou worden heeft niet aan de inzet van Maurits de Braziliaan gelegen. Mislukte suikeroogsten en de geringe steun van de bewindhebbers van de WIC waren er debet aan dat de kolonie in 1654 aan de Portugezen terugviel. Van deze Hollandse periode in Brazilië is echter een interessante nalatenschap bewaard gebleven: zowel archeologisch, historisch als kunstzinnig.

Nedelands Brazilië
Nederlands Brazilie, in 1643

Schilderijen, tekeningen en prenten met Braziliaanse landschappen, haar bewoners, de flora en fauna en afbeeldingen van Johan Maurits Braziliaanse woonstedes getuigen daarvan. En niet te vergeten: het Haagse Mauritshuis. Naast natuurvorsers, geografen, cartografen en andere wetenschappers vergezelden de schilders Albert Eckhout (1610-1680) en zijn collega Frans Post (ca 1612-1680) Johan Maurits. Aan hen de taak de nieuwe kolonie letterlijk en figuurlijk in kaart te brengen. In 2004 stond Albert Eckhout -de protagonist van mijn afstudeerscriptie- centraal in een tentoonstelling in het Mauritshuis. Nu speelt Frans Post de hoofdrol in het Rijksmuseum. Anders dan in Nederland is in Recife de Nederlandse periode niet vergeten. De stad is gebouwd op Hollandse fundamenten. Op het plein waar ooit het paleis Vrijburg stond, is Johan Maurits standbeeld te vinden en voor schoolkinderen is de ‘Tempo dos Flamengos’ verplichte stof. Wegens de economische omstandigheden zou de huidige bevolking regelmatig verzuchten: waren de Hollanders maar gebleven, terwijl burgemeesters bij hun ambtsaanvaarding beloven te regeren als een tweede Johan Maurits. Er lopen zelfs heel wat jongens rond die luisteren naar de naam Joao Mauricio!
Voor we ons verdiepen in deze geschiedenis gaan we nog even langs in Den Haag. Hier liet Johan Maurits naar ontwerp van Jacob van Campen (1596-1657) een huis in classicistische stijl bouwen: het Mauritshuis dat in de volksmond smalend het Suikerpaleis werd genoemd, wegens de financiering uit de handel in suiker. In een brief aan Constantijn Huyghens omschrijft Johan Maurits deze woning als ’la belle, très belle et bellisime maison’.

Jan de BisschopMauritshuis
Jan de Bisschop, Het Mauritshuis, ca 1660,Kupferstich Kabinett der Staatlichen Kunstsammlungen, Dresden

Aan de wanden zag een ooggetuige schilderingen van Braziliaanse landschappen gestoffeerd met haar bewoners, de flora en fauna. De woning herbergde ook een verzameling; voornamelijk Braziliaanse rariteiten: assegaaien, bijlen, etnografische voorwerpen en opgezette uitheemse dieren, waaronder een krokodil, een waterslang, schildpadden, een rinoceros en zelfs een kleine olifant. Ooit zagen genodigden er zelfs een aantal naakte indianen die tot verbijstering en wellicht verrukking van de aanwezige Haagse dames, een woeste dans uitvoerden. Zoiets was in Den Haag nog nooit vertoond!

Eckhout_Tapuya indianen
Albert Eckhout, Dans van de Tapuya-indianen, ca.1640, Nationalmuseet, Kopenhagen

 

Gouverneur in Brazilië

Post_Mauritsstad_Recife
Frans Post, Mauritsstad en Recife, 1657

Johan Maurits had een warme belangstelling voor het land en haar oorspronkelijke bewoners de Tupinamba- en Tarairiu indianen. De Europese bevolking, welke bestond uit circa 2700 katholieke Portugezen, plantagehouders, mulatten, uit Spanje gevluchte joden en Hollanders. Met hen ging hij regelmatig om de tafel zitten, maar het bleef onrustig in de kolonie. Sinds 1624 hadden de Nederlanders geprobeerd hun positie in dit gebied te consolideren, maar een niet aflatende guerrillastrijd belemmerde hen bij het rendabel maken van het wingewest. Alleen in de kuststreken van Pernambuco konden zij zich handhaven door hun overmacht op zee. Hier begon Johan Maurits aan de opbouw van de kolonie. Fortificaties, wegen, bruggen en kanalen werden aangelegd. Het kleine dorpje Recife groeide uit tot een dichtbevolkte stad. Op het eiland Antonio Vaz verrees Mauritsstad, het ‘culturele centrum’ van de Nieuwe Wereld, waarvan de ‘skyline’ gedomineerd werd door paleis Vrijburg.

Post_Vrijburg
Naar Frans Post, Paleis Vrijburg, residentie Johan Maurits in Recife, Amsterdam, 1647

Hier bevond zich een menagerie met lokale en Afrikaanse dieren, die met de slavenschepen waren meegekomen: zoals ‘tigers’, miereneters, tapirs, apen, schapen uit Angola, papegaaien en zelfs een olifant! Aan de westkant van het eiland bouwde Johan Maurits een buitenhuis, Boa Vista, dat door zijn strategische ligging naast de brug naar het vasteland tevens als verdedigingswerk fungeerde. Tegenwoordig herinnert de naam van het stadsdeel Boa Vista nog steeds aan deze 17e eeuwse bebouwing.

Post_Boa Vista
Frans Post, Boa Vista, na 1643, British Museum Londen

Bij Boa Vista was een observatorium, waar Georg Marcgraf (1619-1644), een wetenschappelijke omnivoor, zijn waarnemingen deed. Hier was ook een rariteitenkabinet, met naturalia, een verzameling voortbrengselen der natuur, en artificialia, door mensenhand gemaakte objecten. De bewindhebbers van de WIC, waren niet erg ingenomen met deze geldverslindende bouwactiviteiten. Reprimandes enerzijds en onvrede van de graaf over de geringe militaire en financiële steun anderzijds, resulteerden in Johan Maurits zelfverkozen ontslag. In 1644 kwam hij  terug in het vaderland. Zijn vertrek werd in Brazilië onder alle bevolkingsgroepen zeer betreurd. Caspar Barlaeus, auteur van het belangrijkste boek over deze periode beschrijft de emotionele taferelen die zich bij zijn afscheid afspeelden.
Aan het aantal verdedigingswerken heeft het verlies van de kolonie niet gelegen: archeologen van de New Holland Foundation ontdekten maar liefst 80 Hollandse forten. In verschillende van Posts schilderijen zijn ze afgebeeld. Op de fundamenten van Fortaleza, het grote fort in het Noordoosten, verrees de gelijknamige miljoenenstad, waar de Avenida dos Holandeses nog aan de Hollandse periode herinnert.

Tapoeiers
In de strijd om de macht in Brazilië verzekerden zowel Portugezen als Nederlanders zich van de steun van lokale bondgenoten. De meer geciviliseerde Tupinamba indianen stonden aan Portugese zijde. De Nederlanders werden bijgestaan door de nietsontziende Tarairiu indianen, door hen ‘Tapoeiers’ genoemd. In zijn Gedenkweerdige Brasiliaense lant- en zeereise (1682), licht Joan Nieuhof de Nederlandse keuze toe: ‘Zij zijn ongemeen sterk en kunnen eenen stier ter neer vellen.’ Toch kon deze coalitie niet verhinderen dat Nederlands Brazilië in 1654 weer in Portugese handen viel. Over de Tapoeiers meldt Nieuhof ook: ‘Alle tapoeiers gaan bijna moedernaekt: alleenlijk hebben zij de roede van hunne mannelijkheid ingetrokken en bewonden in een beurse of netje,…en binden het met zeker bantje vast’, waarmee de wat raadselachtige string van Albert Eckhouts Tarairiu man verklaard is.

Eckhout_Tapuya-man
Albert Eckhout, Tarairiu-man met speren, speerwerper en een knots, 1641, Nationalmuseet Kopenhagen
Eckhout_Tapuya vrouw
Albert Eckhout, Tarairiu-vrouw, die afgehakte hand vasthoudt en afgehakte voet in een mand draagt ,1641, Nationalmuseet Kopenhagen

Het pendant toont een Tarairiu vrouw. Stappend over een paar stenen steekt zij een beekje over en lijkt even stil te houden voor de lens van de archaïsche fotograaf. De proviand die de schilder speels uit haar mandje laat steken, een mensenvoet, verwijst naar het kannibalisme van de Tarairiu. Zij aten niet alleen hun gedode vijanden, schrijft Barlaeus, maar ook de lichamen van hun overleden stamgenoten als daad van uiterste toewijding. Hun dierbaren konden nergens beter rusten.

Deze twee meer dan levensgrote doeken maken deel uit van de reeks nauwkeurig waargenomen etnografische portretten, die Albert Eckhout in Brazilië schilderde. Frans Post concentreerde zich op Braziliaanse landschappen met suikerrietplantages en suikermolens, waarin mensen als kleine, onduidelijke figuurtjes zijn weergegeven. Albert Eckhout bracht niet alleen flora en fauna, maar ook de bewoners heel gedetailleerd en realistisch in beeld. Dit realisme staat in scherp contrast met de gangbare beeldvorming van bewoners van de Nieuwe Wereld, die veelal door fantasie en mythe gekleurd was. Eeuwenlang werd de Europese visie op ‘de’ Indiaan door twee uit de oudheid en Middeleeuwen daterende stereotypen bepaald: de Indiaan als ‘tabula rasa’, een onbeschreven blad, of de Indiaan als ‘duivelsaanbidder’: de Indiaan als ‘goede’ dan wel als slechte’ wilde.

Het belang van Eckhouts realistische werken moet vooral gezocht worden in de documentaire waarde. Ze verschaffen biologische, zoölogische, antropologische en etnografische informatie. De nadruk ligt op de fysionomische raskenmerken. Terwijl de koppen goed geschilderd zijn valt op dat anatomische details in enkele gevallen minder goed gelukt zijn. Dit kan worden verklaard uit het feit dat Eckhout koppen en lichamen van de uitgebeelde figuren afzonderlijk naar het leven schetste, waarna hij deze in zijn atelier componeerde tot monumentale portretten. Met het uitvergroten’ van deze kleine schetsen tot meer dan levensgroot formaat, de schilderijen meten 2.60 x 1.60 m, had hij kennelijk moeite.

Eckhout_Indiaan
Albert Eckhout, Tapuya indiaan, ca. 1640, Kupferstichkabinett, Staatlichen Museen zu Berlin

Ook de zwarte slaven wekten Eckhouts artistieke belangstelling. Zij werden sinds 1637, na Johan Maurits verovering van het Portugese slavenfort El Mina, als arbeidskrachten naar de West-Indische plantages gebracht. Aan deze mensonterende handel lag het advies van de 16e eeuwse bisschop Bartolomeus de Las Casas ten grondslag. Uit medelijden met de indianen, die niet bestand waren tegen het zware werk, adviseerde hij de Spaanse kroon om voor het plantagewerk de sterkere zwarten uit Afrika te importeren. In de discussie over deze zwarte bladzijde uit de geschiedenis hoor je zelden dat Afrikaanse koningen de bewoners van naburige gevangen namen en in de krochten van het slavenfort opspaarden tot een scheepsruim gevuld kon worden. In 2002 verscheen hierover een artikel van mijn hand in het Nederlands Dagblad.

Eckhout portretteerde ook een zwarte vrouw met haar zoontje.

Eckhout_Zwarte vrouw
Albert Eckhout, Zwarte vrouw met mand en kind, 1641, Nationalmuseet Kopenhagen
Zacharias Wagner, detail Zwarte slavin met brandmerk.
Zacharias Wagner, detail naar Eckhout Zwarte slavin met brandmerk.

 

 

 

 

 

 

Voor deze gelegenheid is zij mooi toegerust. Een huisslavin droeg geen mooie hoed en zeker geen sieraden. Hoewel predikanten het bouleren met zwartinnen’ ernstig afgekeurden lijkt haar zoontje met de iets lichtere huidskleur van cafelatte, uit een verbintenis met een blanke geboren te zijn. De zeilschepen in de achtergrond van het schilderij verwijzen naar haar komst van overzee; zij is een zogenoemde zoutwaterslavin. Op een schets in Zacharias Wagners Thierbuch, bevindt zich een kopie naar Albert Eckhout van dezelfde vrouw met één verschil: boven haar linkerborst is duidelijk het brandmerk van Johan Maurits te zien. Hoe menslievend en humaan hij als bestuurder van Nederlands Brazilië ook te boek staat, Johan Maurits was een kind van zijn tijd. In zijn Politiek Testament noteerde hij de volgende aanbeveling: ‘daarom zou ik willen dat de lichamen der negers van het merk der Compagnie voorzien werden, opdat het bedrieglijk volk geen schlechteren voor betere in de plaats stelle’.

Diplomatieke geschenken
In 1654 schonk Johan Maurits Eckhouts etnografische portretreeks en een serie Braziliaanse stillevens aan de Deense koning Frederik III. In ruil daarvoor ontving hij de eervolle onderscheiding van de Orde van de Witte Olifant, waaraan een jaargeld verbonden was. Ook de zonnekoning, Lodewijk XIV (1643-1715), werd in 1679 bedacht met een schenking van schilderijen door Frans Post en tekeningen van Albert Eckhout, die model stonden voor een serie wandtapijten met Braziliaanse onderwerpen, de Tentures des Indes (Mobilier National te Parijs).
Een verzameling van ca. 800 Braziliaanse olieverfschetsen en tekeningen, merendeels van Eckhouts hand, belandde als de Libri Picturati, in 1652 in de bibliotheek van de keurvorst van Brandenburg, Frederik Wilhelm. Nadat deze sinds 1945 spoorloos waren, doken ze in 1977 op in de Jagiellonska Universiteits Bibliotheek in Krakau.
Eenzelfde wonder geschiedde enkele jaren geleden. Bij digitaliseer-werkzaamheden stuitte archivaris Alexander de Bruin in het Haarlemse stadsarchief op een map anonieme tekeningen. De daarop afgebeelde dieren bleken identiek aan geschilderde soorten in Braziliaanse schilderijen van Frans Post.

Post_Llama
Frans Post, Llama, Noord Hollands Archief, Haarlem

Deze tekeningen en schilderijen zijn in de tentoonstelling niet alleen tweedimensionaal, maar dankzij een bruikleen van Naturalis, ook ten voeten uit aanwezig. Zo worden zij niet alleen herkenbaar, maar zelfs aaibaar! Dat laatste is echter niet toegestaan. Voor wie het niet laten kan staat er een lama, wiens mottige vacht toch al kale plekken vertoont! De andere dieren zijn in de museumwinkel als knuffels te koop.

Frans Post

Hals_Post
Frans Hals, Frans Post, ca.1655, Particuliere collectie

Frans Post vertrok op 23-jarige leeftijd naar Brazilië. De reis moet een onvergetelijke indruk op hem hebben gemaakt. Na zijn terugkeer in 1644 bleef hij voortdurend voortborduren op zijn Braziliaanse artistieke vocabulaire. In 1646 werd hij lid van het Haarlemse St. Lucasgilde, waar hij in de diverse bestuursfuncties bekleedde. Hij trad in 1650 in het huwelijk met Jannetje Bogaert (1627-1664). Zij overleed op 37-jarige leeftijd aan de pest, waarna de schilder achterbleef met de zorg voor 9 kinderen. Mogelijk groeiden verdriet en zorgen hem boven het hoofd. Uit latere berichten valt op te maken dat hij aan lager wal geraakt is. Wanneer Johan Maurits in 1679 het idee opvat om Post als koerier en explicateur mee te sturen met het diplomatieke geschenk voor Lodewijk XIV (1643-1715), raadt Maurits financiële adviseur Jacob Cohen dat af, aangezien Frans Post is ‘… vervallen tot den dronk en beevende’….
Een jaar later overleed hij, twee maanden na de dood van de man met wie hij in zijn jonge jaren zijn Braziliaanse avontuur had beleefd.  

Verwantschap diertekeningen en schilderijen

Post, Sao Francisco, fort Maurits
Frans Post, zicht op de rivier Sao Francisco en fort Maurits, Brazilie, met een Capybara, 1639, Musee du Louvre Paris
Post_Capybara
Frans Post, Capybara, Stadsarchief Haarlem

 

 

 

 

 

 

Bij het zien van Frans Posts Gezicht op de Sao Franciscorivier, met aan de overzijde Fort Maurits uit 1639,  is de relatie tussen de gevonden tekeningen en Posts schilderijen direct duidelijk. Prominent in de voorgrond staat een fouragerende Capybara, een waterzwijn, die vrijwel identiek is aan de twee die door Post zijn getekend. Een draagt een halsband. Kennelijk een gedomesticeerd exemplaar uit de menagerie van Johan Maurits. Aan de linkerzijde van het doek schilderde Post een grote cactus. De Bruins suggestie dat Post deze, naar een voorbeeld van een andere kunstenaar deed klopt. Van deze vruchtdragende cactus vond ik een houtskooltekening van Albert Eckhout in de Archives du Manufacture Nationale de Ceramique, Sèvres. Een zelfde cactus figureert ook in een plafondschildering met Braziliaanse vogels, een oranje trupiale en een zwartkeelspecht van Eckhouts hand in slot Hoflösnitz nabij Dresden, waar Albert Eckhout op aanbeveling van graaf Johan Maurits van 1653 tot 1664 als hofschilder van keurprins Johann Georg van Saksen in dienst was.

cactus_kleur
Albert Eckhout, detail plafondschildering Schloss Hoflossnitz, Dresden

In Frans Posts Braziliaanse landschap met Suikermolen, in New York,  en nog prominenter in het Braziliaanse landschap met Suikermolen uit de National Gallery of Ireland herkennen we nog meer dieren uit de Haarlem tekeningen: een kaaiman, een gordeldier, een wasbeer, een tamandua of kleine miereneter, een voor dood liggende luiaard en een Braziliaans stekelvarken en de capybara.

Post-Landschap
Frans Post, Braziliaans landschap met suikermolen, National Gallery, Dublin

Deze hele menagerie passeert wederom de revue in het Kathedraal van Olinda uit het Rijksmuseum, dat nog gevat is in de originele houtgesneden lijst met een hagedis en een sprinkhaan. Dezelfde dieren figureren ook samen of  solitair in Posts andere schilderijen.

Post_Olinda
Frans Post, Zicht op Olinda, Brazilie. 1662, Rijksmuseum Amsterdam
gordeldier
Frans Post, zesbandige Armadillo, Noord-Hollands archief, Haarlem

 

 

 

 

 

 

In zijn publicatie over de gevonden Haarlem tekeningen merkt de Bruin op dat het nu zoeken is naar de missing link van voorstudies voor de ananas en kalebas in de voorgrond van Posts Gezicht op Olinda en het Braziliaanse Landschap uit 1652, die zich beide in het Rijksmuseum bevinden. Zoeken hoeft niet meer; ik heb ze gevonden tussen Eckhouts olieverfschetsen in voornoemde Libri Picturati in Krakau. Ze komen eveneens voor in Stilleven met Ananas en watermeloen en Stilleven met Kalebassen in het National Museet in Kopenhagen.

Eckhout_Stilleven met watermeloen
Albert Eckhout, Stilleven met watermeloen, ananas en ander fruit, ca. 1640, Nationalmuseet Kopenhagen
Eckhout_Stilleven met fleskalebas
Albert Eckhout, Stilleven met fleskalebas en divers fruit, ca.1640, Nationalmuseet Kopenhagen

 

 

 

 

 

 

 

Van 1648 dateert een Fremdkörper in het oeuvre van Frans Post: het oudtestamentische Offer van Manoah uit 1648.  Voor zover mij bekend zijn enige historiestuk. De toekomstige ouders van de oudtestamentische krachtpatser Samson offeren een bokje uit dankbaarheid voor de hen aangezegde geboorte van een zoon. Samson: die dankzij de kracht verkregen uit zijn nimmer geknipte hoofdhaar, de Filistijnen zou verslaan, maar zichzelf door zijn blinde liefde voor Delila, ten gronde richtte. (Richteren/Rechters 13: 1 e.v.).

Post, Offer van Manoah
Frans Post, Braziliaans landschap met offering van Manoah, 1648, Museum Boymans van Beuningen, Rotterdam

Het landschap is onmiskenbaar van Frans Post, maar de goed geschilderde, fraai geklede figuren en het glanzende vaatwerk zijn dat duidelijk niet. Deze zijn door een kunstenaar uit de omgeving van Rembrandt, mogelijk Ferdinand Bol, ingeschilderd. Hier treffen we het gordeldier, de leguaan en de kalebas uit bovengenoemde schilderijen weer aan.

Ook Caspar Schmalkalden (1616-1673), Willem Piso (1611-1678) en Georg Marcgraf (1619-1644) noteerden en illustreerden hun Braziliaanse wetenschappelijke observaties. Deze zijn samen met werk van Post en Eckhout opgenomen in publicaties die een ware fundgrube vormen voor de Nederlandse periode in Brazilië.  Het letterlijk en figuurlijk gewichtige standaardwerk van Caspar Barlaeus (1584-1648), Rerum in Brasilia etc. uit 1647. In de decoratieve motieven en cartouches van de daarin opgenomen deelkaarten van Georg Marcgraf, die in 1643 werden samengevoegd tot een grote kaart: Brasilia qua parte paret Belgis figureren de de landschappen, suikermolens en dieren van Frans Post.

kaart-2
Georg Marcgraff, Brasilia qua parte paret Belgis, 1643, Pinacoteca de Sao Paulo.
Marcgraf_kaart met decoratieve motieven
Georg Marcgraf (decoratieve motieven naar Frans Post,1643, Instituto Ricardo Brennand, Recife

 

 

 

 

 

 

 

 

In 1648 verscheen Willem Piso en Georg Marcgrafs, Historia Naturalis Brasiliae.  In deze publicaties komen we naast de lama, de tapir en de capybara een jaguar en nog drie oude bekenden tegen: de grote miereneter, de luiaard en het Braziliaanse stekelvarken. Uit het feit dat deze soorten voorkomen in deze publicaties kan worden afgeleid dat Post ze maakte in Brazilië. De kleine scènes op Marcgrafs kaart met hacienda’s, suikermolens en vechtende en jagende indianen in de achtergrond herkennen we eveneens in Posts schilderijen. In een gedetailleerd getekend Braziliaans Landschap uit Boedapest dat gelukkigerwijs thans in de tentoonstelling Topstukken uit Boedapest in het Frans Halsmuseum te zien is komen we een soortgelijke scène tegen. Zie bespreking van deze tentoonstelling op deze site.

In de hoogzit onder de centraal afgebeelde strijdende indianen tenslotte, herkennen we de kreek met het rif en daarvoor de uitkijkpost uit de achtergrond van Eckhouts etnografische portret van de zwarte slavin met haar zoontje.

Campen-Triomftocht
Jacob van Campen, Triomftocht met geschenken uit Oost en West,1649-1651, Oranjezaal Paleis Huis ten Bosch

Met het vertrek van de Nederlanders uit Brazilië was het laatste woord over deze periode niet gezegd. De Braziliaanse mand met vruchten van Eckhouts zwarte slavin kent een interessant Nachleben. In museum Flehite in Amersfoort, bevindt zich een door Jacob van Campen geschilderd paneel met identieke mand. Dezelfde mand zag u wellicht ook tijdens de exclusieve openstelling van de Oranjezaal in Huis ten Bosch. In Jacob van Campens Triomftocht van Oost en West draagt de Nederlandse Stedenmaagd eenzelfde rijkelijk met fruit gevulde Braziliaanse mand.

Conclusie:
Op grond van de grote verwantschap tussen de dieren in Frans Posts schilderijen en gravures naar zijn werk in Barlaeus èn de dieren in de kaart van Marcgraf, kunnen de anonieme Haarlem tekeningen worden toegeschreven aan Frans Post. Anders dan de tekeningen die Johan Maurits als diplomatiek geschenk weggaf, nam Frans Post zijn tekeningen mee naar zijn woonplaats Haarlem, waar ze uiteindelijk in het stadsarchief zijn beland. Nu deze diertekeningen overtuigend met soorten in Posts schilderijen in verband zijn gebracht was het aldus de vinder, De Bruin, tijd om op zoek te gaan naar de missing link waar het de natuurgetrouw weergegeven cactusplant, de ananassen en kalebassen betreft. Uit het voorgaande is gebleken dat deze gevonden zijn tussen de tekeningen en schilderijen van Albert Eckhout.

 

‘Schipperen tussen zwart en wit’, Nederlands Dagblad, 2 juli 2002.

Plafondschilderingen Albert Eckhout in Schloss Hoflössnitz

Tentoonstelling: Frans Post: Dieren in Brazilië t/m 8 januari 2017, Rijksmuseum Amsterdam

Bespreking: Hollandse Meesters uit Boedapest in het Frans Hals Museum, Haarlem, tot 13 februari 2017

 

 

 

 

Daubigny, Monet en Van Gogh: Impressies van het Landschap. t/m 29 januari 2017 in het Van Goghmuseum, Amsterdam

 

Van Gogh, tuin van Daubigny
Vincent van Gogh, De tuin van Daubigny, 1890, collection R.Staechlin

Oud nieuws… het verhaal over Van Goghs Tuin van Daubigny geschilderd op een theedoek? Voor wie deze anekdote eerder hoorde misschien wel, maar leuk voor wie het verhaal niet kent. Wanneer Vincent van Gogh, enigszins hersteld van zijn waanzin, in 1890 verhuist om rust te vinden en een nieuwe arts te bezoeken, komt hij terecht in Auvers-sur-Oise.

Van Gogh, De tuin van Daubigny,1890, Van Gogh Museum Amsterdam
Van Gogh, De tuin van Daubigny,1890, Van Gogh Museum Amsterdam

Het dorp waar Charles Daubigny in 1878 was overleden. Daar klopt hij aan bij Daubigny’s weduwe met de vraag of hij de tuin mag zien. Wanneer hij een aanvechting krijgt om de rijkelijk bloeiende tuin te schilderen legt hij de kleurenpracht -bij gebrek aan schilderslinnen- vast op de vierkante theedoek die mevrouw Daubigny hem geeft. Dit werk hangt bij de laatste schilderijen van zijn hand in de bovenzaal van de expositie, nabij een ander doek van Daubigny’s tuin.

Driehoeksverhouding

Er is altijd wel een tentoonstelling te bedenken waarin Monet, in relatie tot een andere kunstenaar van naam, gepresenteerd kan worden. In Tate Britain zag ik in 2005 de tentoonstelling Turner, Whistler, Monet, met voorbeelden van wederzijdse beïnvloeding. Nu doet Monet weer mee in de tentoonstelling Daubigny, Monet, Van Gogh gepresenteerd als een nimmer bedoelde driehoeksverhouding. Hun werk wordt in een ‘tegelijkertijd terughoudende en aanwezige’ setting door Studio Berry Slik  gepresenteerd. De inrichting is aangevuld met groot geprojecteerde filmbeelden van land, water en lucht; de elementen van het landschap. Directeur Axel Rügen licht toe: het beleid van ons museum is niet alleen Vincent Van Gogh te tonen, maar ook zijn voorlopers, tijdgenoten en navolgers. Hij noemt het een prettige bijkomstigheid dat ‘ons andere museum’, Museum Mesdag, de grootste verzameling werken van Daubigny bezit.

In de tentoonstelling wordt Daubigny’s vernieuwende invloed op Claude Monet en Vincent Van Gogh belicht en aanschouwelijk gemaakt door hun werken naast elkaar te presenteren. Behalve van Daubigny’s invloed op Monet was ook sprake van wisselwerking tussen beide. Bij sommige werken vraag je je zelfs af: wie beïnvloedde nou wie?

Daubigny, appelbloesem
Daubigny, Appelbloesems, 1873, The Metropolitan Museum of Art, New York

In de laatste expositiezaal komt Van Gogh in beeld. Hij koesterde een levenslange fascinatie voor het werk van Daubigny, waarmee hij als jongeman in dienst van kunsthandel Goupil, al kennis had gemaakt. Toen Van Gogh besloten had om schilder te worden schreef hij aan zijn broer Theo dat hij geïnspireerd werd door Daubigny ’Ik zag een Daubigny in de bloeiende boom’. In de expositie hangen ze bij elkaar: een realistisch vorm gegeven traditionele bloeiende boom van Daubigny, Appelbloesems uit 1873 en een van de doeken met bloeiende bomen van Van Gogh, de Witte boomgaard uit 1888.

Van Gogh, boomgaard
Vincent van Gogh, de witte boomgaard, 1888, Van Gogh museum, Amsterdam

De boomgaard waarin Van Gogh later inzoomde op de Bloesemboom, geschilderd voor Theo bij de geboorte van diens zoontje Vincent Willem. Bij deze bloesembomen hangt ook, als traîte-d’union, een doek met bloeiende fruitbomen, Lente, van Monet uit 1873,  dat wel in een heel ander perspectief geschilderd is dan de appelbloesems van Daubigny. Het is alsof je zo die zonnige boomgaard zo

Monet, Lente, spring, printemps
Claude Monet, Lente (fruitbomen in bloei), 1873 The metropolitan Museum of Art, New York

kunt binnenstappen. Met enig
inlevingsvermogen ruik je zelfs de zoete bloesemgeur; l’air du (prin)temps!

Trouwens, ook Camille Pissarro liet zich door Daubigny’s inspireren met zijn Bloeiende Boomgaard in Louveciennes.

 

 

In deze zaal hangen drie schilderijen met klaprozen. Daubigny’s Velden in juni, 1874;  Claude Monets Veld met Klaprozen uit 1881 en Vincent van Goghs gelijknamige versie, uit 1890.

Daubigny, velden, Juni
Daubigny, Velden in Juni, 1874, Herbert F. Johnson Museum of Art, Ithaca
Monet, klaprozen
Claude Monet, Veld met klaprozen, 1881, Museum Boymans van Beuningen, Rotterdam

 

 

Gogh, klaprozen
Vincent van Gogh, veld met klaprozen, auvers sur Oise, 1890, Gem. Museum den Haag, Rijksdienst voor het Cultureel erfgoed

 

 

 

 

Hier is hun uiteenlopende benadering van hetzelfde onderwerp goed te zien. De eerste geeft een tamelijk glad gepenseelde impressie van werkers die nog tot laat in het veld staan; de zon zakt al weg achter de wolken en er tekent zich een maansikkeltje af. De tweede is een impressionistische scène op klaarlichte dag, waarin de horizon iets hoger ligt. Daarnaast het veld met dynamisch weergegeven klaprozen van Van Gogh, waar we middenin staan. In de achtergrond een dorpje en boven een bomenrij een stukje zinderende lucht, dat hier nog minder dan een derde van het doek inneemt.

Daubigny, ondergaande zon, Villerville
Daubigny, Ondergaande zon bij Villerville, c. 1876, De Mesdag Collectie, den Haag

In dezelfde ruimte bevinden zich enkele zonsondergangen die Daubigny, vanuit hetzelfde standpunt, in de loop van de jaren ’70 schilderde. De verschillen zijn miniem. Twee versies van Ondergaande zon bij Villerville – waarvan er een gebruikt wordt als het  posterbeeld van de tentoonstelling –  worden vergeleken met een ondergaande zon van Monet.

 

Turner, Calais, low water,collecting bate
Turner, Calais sands at low water poissards collecting bait, 1832, Bury Art Museum, Bury Greater Manchester

De Ondergaande zon bij Villerville met de twee wandelende figuurtjes, doet mij eerder denken aan William Mallord Turner’s Calais sands at low water poissards collecting Bait uit 1830, dat hij zeker gezien moet hebben. Ook Daubigny’s Strand bij eb uit 1876 , wijst in in dezelfde richting, maar de onmiskenbare invloed van de revolutionaire Brit wordt niet genoemd.

Monet, soleil couchant, zonsondergang
Claude Monet Zonsondergang op de Seine bij Lavacourt, wintereffect, 1880. Musée des Beaux-Arts de la Ville de Paris, Petit Palais.

Ze worden, als gezegd, vergeleken met een werk van Claude Monet, Zonsondergang op de Seine bij Lavacourt, uit 1880, als substituut voor diens veel bekendere Impression Soleil Levant dat de tentoonstellingsmakers in verband met de naam impressionisten die daarvan is afgeleid, liever, hadden getoond, maar dat het Musée Marmottan Paris niet mag verlaten.

Monet Impression soleil levante
Monet, Impression soleil levante, Musee Marmottan Monet, Paris

Gevraagd naar de titel van het naamloze werk dat Monet had ingezonden op de Salon des Refusé’s van 1873 antwoordde Monet: noem het maar Impression Soleil Levant, waarmee de (scheld)-naam van een nieuwe stroming was geboren: de impressionisten. De criticus die dit schreef bedoelde het beslist niet als compliment!

 

De tentoonstelling eindigt met impressies van het landschap rond Auvers-sur-Oise, waar Vincent van Gogh zich op 27 juli 1890 het fatale schot toebracht. Werken met boerderijen en korenvelden illustreren deze laatste periode van Van Goghs arbeidzame leven. Voor meer informatie over Vincent van Gogh, zie mijn bijdrage op dit blog.

Na-Aper
Kent u de atelierboot van Monet? Het drijvende atelier waarmee hij vanaf de jaren ‘60 prachtige impressies van het omringende landschap schilderde.

Monet, atelierboot
Claude Monet, De atelierboot, 1874, Museum Kroller Muller, Otterlo

Het bestaan van Monets schilderboot is diep verankerd in het collectieve geheugen van kunstliefhebbers, maar wist u dat Charles-Francois Daubigny al eerder op dit idee kwam? Verknocht aan water was hij met zijn atelierboot Le Botin vaak op de Franse rivieren te vinden. Aan boord werkte hij niet alleen, maar hij gebruikte daar ook de maaltijd, die getuige een ets uit Middagmaal op de boot niet uit een simpele baguette met brie bestond!
Zo rustig als het oogt in de prent, was het overigens lang niet altijd. Wanneer een stoomboot langs komt gaat het bootje  flink heen en weer!

Daubigny, ets, middagmaal, boot
Daubigny, Middagmaal op de boot (uit Reis met de boot), 1862, Bibliotheque nationale de France, Parijs
Daubigny, stoomboten, ets,
Daubigny, Kijk uit voor de stoomboten (Reis met de boot) 1862, ets, Bibliotheque nationale de France, Parijs

 

 

 

 

 

 

Daubigny, atelierboot
Daubigny, de Atelierboot, 1862, Rijksmuseum, Amsterdam

In de expositie zijn niet alleen prenten van de boot te zien, maar de atelierboot van Daubigny is, compleet met schilder attributen, in replica aanwezig. Vanaf een bankje ziet de bezoeker een film over het werken vanaf het water. Langs de wand van deze zaal hangen prenten met landschappen gemaakt vanaf de boot. Op zoek naar nieuwe gezichtspunten werd ‘Le Botin’ door een sleepboot verplaatst of als trekschuit voortgetrokken, zoals wanneer je  goed kijkt te zien is in het schilderij Jaagpad aan de oevers van de Oise, ca. 1875.

Daubigny, jaagpad, oise
Daubigny, Jaagpad aan de oevers van de Oise, ca. 1875, De Mesdag collectie, Den Haag

Op een grote rivierenkaart zijn de plekken gemarkeerd waar Daubigny met zijn boot gewerkt heeft. Het landschap  waargenomen vanaf het water leverde verrassende werken op. Het ven van Gylieus uit 1853, leverde hem tijdens de Salon zelfs een medaille opEen soortgelijk landschap mooi gespiegeld in het verstilde Riviergezicht met eenden uit 1859, in National Gallery, waarop je rechts nog net Le Botin kunt zien. 

Daubigny, ven, Gylieu
Daubigny, Het ven van Gylieu, 1853, Cincinnati Art Museum, Cincinnati OH
Daubigny, riviergezicht met eenden, le Botin
Daubigny, Riviergezicht met eenden, (en ‘le Botin’), 1859, The National Gallery, Londen

 

 

 

 

 

Mooi, maar niet iedereen was enthousiast: critici vonden deze werken onvoltooid. Toch vonden Daubigny’s frisse, schetsmatige impressies van het landschap al snel kopers, zelfs tot in Amerika aan toe.

Hoewel het schilderen van onbeduidende stukjes landschap ongebruikelijk was, stonden Daubigny en Monet in hun onderwerpkeuze niet alleen. Steeds meer kunstenaars stapten af van het academische devies om historiestukken, werken met bijbelse, mythologische of historische onderwerpen, te schilderen. Nu trokken zij er op uit om de natuur ‘en plein air’ vast te leggen. Schilders van de School van Barbizon, zoals Theodore Rousseau, Jean-Baptiste Corot en Johan Barthold Jongkind deden dat sinds 1830 ook al. Het werken in de open lucht werd bevorderd door het gemak van kant-en-klare verf in tubes en de

Daubigny, het vertrek
Daubigny, Het vertrek (uit Reis met de boot), 1862, ets Bibliotheque nationale de France, Parijs

mogelijkheid om sinds de aanleg van de eerste spoorwegen eenvoudiger te reizen. Zie de prent Het vertrek, waarin reizigers de waarschuwing om niet uit de ramen te hangen negerend, de ouderwetse vervoermiddelen over water lijken uit te wuiven ! Daubigny, Monet en Van Gogh trokken er ook op uit om buiten te werken. Ondanks dat de gezaghebbende 19e eeuwse kunstcriticus Theophile Gautier de landelijke impressies van Daubigny ruw en onvoltooid vond werden zijn verrichtingen met veel belangstelling gevolgd door de impressionisten Pissarro en Sisley, van wie eveneens werk te zien is. Daubigny wordt als de pionier van de impressionisten gezien. In diezelfde periode was in Nederland ook een kunstenaar werkzaam die verzot was op water: Hendrik Willem Mesdag. Dankzij diens enthousiasme voor Daubigny bezit Museum Mesdag nu een grote collectie werk van deze kunstenaar.
Het is bijzonder dat ook Van Gogh, als tijdgenoot en daarom nog niet vanuit ons perspectief, in Daubigny, al het ‘begin der groote revolutie in de kunst’ zag, zoals hij schrijft aan zijn broer Theo. Dat geldt niet alleen voor de reeds genoemde bloesembomen en klaprozen, maar ook voor Daubigny’s monochrome landschap onder een zwaar bewolkte lucht in Maaiers, waarvan we in Vincents Korenveld onder onweerslucht uit 1890, een echo zien. Hij waardeerde Daubigny omdat deze niet alleen met zijn oog, maar ook met zijn hart schilderde, en daarmee emotie wist over te brengen; ook Vincent Van Gogh’s drijfveer.

Korenveld onder onweerslucht, 1890
Vincent van Gogh, korenveld onder onweerslucht, 1890, Van Gogh Museum , Amsterdam
Daubigny, de maaiers
Daubigny, De maaiers, ongedateerd, Museum Gouda

Vroeg werk
De tentoonstelling laat voorbeelden zien van Daubigny’s vroege stijl met academische historiestukken en Italiaanse landschapjes op klein formaat, die wortelen in de classicistische landschapstraditie. Zoals De Kruising bij le Nid de l’Aigle, bos van Fontainebleau, 1843. Ook zien we verwantschap met 17e eeuwse meesters als Philips de Konink en Ruysdael van wie Daubigny de befaamde dreigende wolkenluchten overnam. De 17e eeuwse inspiratiebron voor zijn Veerboot bij Bonnieres-sur-Seine uit 1861 DIA blz. 84 laat zich gemakkelijk raden. Voor wie dit niet meteen paraat heeft, denk aan Het Ponteveer door Esaias van de Velde, uit het Rijksmuseum.

Daubigny, veerboot, Bonnieres
Daubigny, Veerboot bij Bonnieres, 1864, Museum der bildenden Kunste, Leipzig

Vooruitlopend op mijn latere opmerkingen over wisselwerking tussen deze kunstenaars, komen we hetzelfde onderwerp, een veerboot, eveneens tegen in Pissarro’s De Marne bij Chennevières uit 1864-65.
Daubigny’s vroege dramatisch belichte Italianiserende landschappen, als Landschap bij Crémieu, van ca. 1849, zijn veeleer idyllisch dan realistisch van sfeer. Gaandeweg wordt  Daubigny’s toets losser en hij gaat experimenteren met kleur en verf, dat hij, zoals Rembrandt, bewerkt met zijn paletmes. Mooi te zien in zijn Rotsen bij Villerville (1864-72)  dat beschouwd wordt zijn eerste (deels) en plein air geschilderde werk. De in de verf zichtbare sporen van een paletmes worden toegeschreven aan een aanvaring met de hoorns van een rund!

Daubigny, rotsen, Villerville
Daubigny, rotsen bij Villerville, 1864-1872, De Mesdag collectie, den Haag

Deze vernieuwende schilder, was ook een kind van zijn tijd. Hij was werkzaam als restaurateur in het Louvre en hij was lid van de jury van het gevestigde instituut de Salon. Dit was niet onbelangrijk, want in die functie kon hij in 1868 een goed woordje voor de impressionisten doen!

 

Wisselwerking
Sinds de jaren ’70 wordt zelfs een wisselwerking zichtbaar tussen de impressionisten en Daubigny. Hij hanteert, onder invloed van Monet, een lichter palet in vluchtige natuur impressies. Zoals we konden zien in zijn Ondergaande zon bij Villerville, uit 1874 en Monets Zonsondergang op de Seine bij Lavacourt, 1880. Niet alleen Monet, maar ook Pisarro raakt onder de indruk van Daubigny. Zij hebben contact met elkaar in Londen , waar zij wegens het uitbreken van de Frans-Pruisische oorlog in 1870 als refugiés verbleven. Zakelijk ontmoetten zij elkaar ook bij de toonaangevende kunsthandelaar Durand Ruel. Op de paarse wanden zijn de werken uit de Londense periode tentoongesteld. Op de aangrenzende wand krijgt de bezoeker een impressie van de Hollandse werken.

Daubigny, molens, Dordrecht
Daubigny,Molens bij Dordrecht, Salon van 1872, Detroit Institute of Ar
Monet, molens, zaandam
Claude Monet, Molens bij Zaandam,1871, Ashmolean Museum, Oxford

 

 

 

 

 

Daubigny en Monet reisden na Londen namelijk gezamenlijk naar Holland. Waar water en molens op het programma stonden. In deze zaal hangt Daubigny’s Molens bij Dordrecht uit 1872, gedaan in een Rembrandtesk palet van bruintonen, dat weer opgepikt werd door Van Gogh in zijn Brabantse fase en Monets Molen bij Zaandam, uit 1871. Hetzelfde onderwerp, maar wat een verschil in uitvoering!

Vergelijk tenslotte ook Monets Pointe de la Heve, dat hij in navolging van Daubigny aan het strand van St. Adresse schilderde, met Daubigny’s Rotsen bij Villerville, 1864-72. Behalve deze geschilderde landschappen worden in het prentenkabinet van het museum schetsen en tekeningen getoond die het drietal in de open lucht hebben gemaakt.

Perspectiefwisseling
Anders dan Van Gogh was Daubigny tijdens zijn leven al succesvol; terwijl Vincent tijdens zijn leven maar een enkel werk verkocht. Maatschappelijk gezien was Daubigny, anders dan Van Gogh, ook gearriveerd. Hij had vrouw en kinderen, waarvan Vincent, die voortdurend blauwtjes liep, alleen maar van kon dromen. Dat brave leventje van Daubigny levert echter geen boeiend scenario voor een film, terwijl het leven van Vincent van Gogh haast niet te filmen is!

Over Daubigny’s leven en werk is tot heden slechts een inmiddels verouderde biografie geschreven. Terwijl het aantal publicaties over Van Gogh, thans de beroemdste 19e eeuwse schilder, ontelbaar zijn. Deze week werd weer een, zij het dubieus, exemplaar over de vondst van een onbekend schetsboek, aan de rij toegevoegd. Daubigny, die in deze tentoonstelling een prominente rol speelt, is lang in de vergetelheid geweest. Hoe dat komt? Conservator Maite van Dijk meent dat Daubigny na zijn dood in 1878 ondergesneeuwd is door het succes van de impressionisten. Veel van zijn werk was bovendien in Europa uit beeld geraakt, want verkocht aan Amerikanen.

Conclusie

Het was in Daubigny’s tijd, waarin de academische stijl nog bon ton was, ongebruikelijk om doodgewone landelijke onderwerpen te schilderen. Een bloeiende fruitboom of het binnenhalen van de oogst als autonoom onderwerp en dan ook nog met schetsmatige, vlotte toets neergezet was ondenkbaar! Critici hadden er aanvankelijk geen goed woord voor over, maar voorstanders en kunstbroeders als Monet en Pissarro zagen in hem een voorbeeld. Vincent van Gogh waardeerde Daubigny’s stijl en onderwerpkeuze omdat hij niet alleen met het oog, maar ook met het hart schilderde! In Daubigny’s losse schilderwijze  zouden de impressionisten Monet en Pissarro en later Vincent van Gogh zich, zoals we bij de bloesembomen en klaprozen zagen, helemaal uitleven !

De vrije penseelvoering van Daubigny leidt bij Van Gogh tot navolging met een kleurrijke expressieve manier van schilderen, zoals te zien in zijn laatste werken waarin korenvelden, onder dreigende luchten.

Link: Van Gogh Museum

Link: het schetsboek van Van Gogh

 

 

 

 

Geverifieerd door MonsterInsights