Hoe van Gogh naar Groningen kwam. Tot en met 5 mei in het Groninger Museum

Vincent van Gogh, Tuin te Arles, 1888, olieverf op doek, 73 x 92 cm. Kunstmuseum Den Haag, langdurig bruikleen van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Voorheen in de collectie van Jan Willem Moll

Het Amsterdamse Van Gogh Museum trekt het hele jaar grote bezoekersaantallen. Dat geldt helaas niet voor veel musea in de provincie.  Met de veelbelovende titel Hoe van Gogh naar Groningen kwam proberen de samenstellers kunstliefhebbers te enthousiasmeren om ‘in het voetspoor van Van Gogh’ naar de het Noorden af te reizen. Het lijkt een publiciteitsstunt, maar de titel van de tentoonstelling is niet uit de lucht gegrepen. Toen nog vrijwel niemand hem kende was hier in 1896 een allereerste aan Vincent van Gogh gewijde tentoonstelling van grootstedelijke allure te zien.

De hedendaagse expositie vertelt het verhaal van een groep vooruitstrevende Groningse studenten die tussen 1896 en 1897 acht tentoonstellingen organiseerden. Daarmee brachten zij destijds moderne, eigentijdse kunst onder de aandacht van het publiek.

De werken van Van Gogh, Jan Toorop, Johan Thorn Prikker, Belgische symbolisten en Franse prentkunstenaars als Henri de Toulouse-Lautrec deden de Groningers destijds niet alleen versteld staan, maar wekten ook de kooplust van lokale verzamelaars. In deze ontwikkeling speelde de geschiedenis student Johan Huizinga, later beroemd geworden met zijn Herfsttij der Middeleeuwen, een belangrijke rol.

Door Van Gogh naast generatiegenoten en latere bewonderaars te presenteren is zijn invloed in vrijwel alle gevallen in een oogopslag duidelijk!

Jan Toorop, Landschap Ardennen, 1902. Doek 37x 41 cm. Collectie Stichting J.B. Scholtenfonds, bruikleen Groninger Museum.

Van Goghs destijds in Groningen getoonde werken openden ook de ogen van docenten en studenten van kunstacademie Minerva. Ze vormden (indirect) een belangrijke inspiratiebron voor een nieuwe generatie: Johan Dijkstra, Jan Altink en andere leden van het in 1918 gestichte kunstenaarscollectief De Ploeg. Hun werk en dat van hedendaagse studenten van Minerva is eveneens in de Groninger expositie te zien.  

Historie
Tegenwoordig is Groningen een levendige studentenstad. Het wekt wellicht verbazing dat hier op cultureel gebied ook in de late 19e en vroege 20e eeuw al veel te beleven was. De hoofdstad van de meest Noordelijke Nederlandse provincie was sinds de aanleg van het spoor in 1870 goed bereikbaar. De stad had een concertzaal, een schouwburg en een Oudheidkundig museum, maar moderne kunst ontbrak. Zes studenten besloten daar verandering in te brengen. In de Museumtip van NPO klassiek vertelde conservator Belle de Rode op 1 december jl. hoe zij dat deden. ‘Om de stad wat op te fleuren’ nodigden zij Thorn Prikker, Van Hoytema en anderen uit om hun werk in Groningen te laten zien. Jo Van Gogh-Bonger werd eveneens benaderd met het verzoek om het werk van haar zwager in Groningen ten toon te stellen. Jan Toorop was destijds ook te zien. Aan de artistieke omnivoor -of beter kameleon, want hij veranderde vaak van stijl- Jan Toorop besteedt de tentoonstelling uitgebreid aandacht. In zijn werken is Van Goghs invloed duidelijk aanwezig.

Dat geldt eveneens voor Johan Thorn Pricker, enkele Belgische symbolisten en Franse prentkunstenaars, waaronder Henri de Toulouse-Lautrec. Het werk van deze vernieuwers binnen de bestaande kunstorde, was eind 19e eeuw in het hoge noorden al te zien!  

Henri de Toulouse l’Autrec, Portret van Vincent van Gogh, 1887. Pastelkrijt op papier 54 x 46 cm. Van Gogh Museum, Amsterdam

De vraag òf Van Gogh naar Groningen kwam kan niet bevestigend worden beantwoord. Zoals in een de voorbije tentoonstelling Op reis met Vincent in Assen te zien was is hij niet verder gekomen dan Drenthe. Hoe hij toch in Groningen belandde wordt in deze deels historisch gereconstrueerde tentoonstelling duidelijk. Met de zending van 128 werken uit de collectie van Jo Van Gogh-Bonger, kwam Vincent Van Gogh in 1896 wel degelijk naar Groningen. Deze expositie gaf een belangrijke impuls aan de waardering van het destijds als zeer ongebruikelijk ervaren kleurrijke werk van haar in 1890 overleden miskende zwager. De bezoeker ziet het portret dat Johan Cohen Gosschalk, met wie Jo Bonger in 1901 hertrouwde, van haar maakte.

Johan Cohen Gosschalk, Johanna Cohen Gosschalk-Bonger, ca. 1905, aquarel, houtskool en pastelkrijt op papier, 35 x 33 cm. Drents Museum, Assen, schenking Stichting Schone Kunsten

In 1905 zou Jo Vincent met een groot overzicht in het Amsterdamse Stedelijk Museum voorgoed op de kunsthistorische kaart zetten. Sindsdien namen de prijzen voor Van Goghs schilderijen een hoge vlucht, maar zover was het destijds in Groningen nog niet.
Wat krijgt de bezoeker nu van Van Gogh te zien?
Met archiefmateriaal, foto’s, informatie uit oude catalogi en niet in de laatste plaats 40 bruiklenen wordt het verhaal van die veelbetekenende historische tentoonstelling in beeld gebracht. De bezoeker wordt niet alleen over de kunsten, maar ook over de historische context geïnformeerd. De presentatie van enkele wetenschappelijke instrumenten geeft een impressie van de contemporaine vooruitgang van wetenschappelijk onderzoek aan de Groningse Universiteit, bezorgd door knappe mannelijke koppen.  Bij een foto van een klas van kunstacademie Minerva in 1917 doe ik een bijzondere ontdekking. De samenstelling van de mannelijke en vrouwelijke studenten is, voor die tijd uitzonderlijk, de dames zijn zelfs nipt in de meerderheid!

Als gezegd kwamen verschillende docenten van Minerva onder Van Goghs betovering. Ook Franciscus Hermanus Bach, van wie je in de Groningse stationshal een reeks tegelplateaus in academische stijl kunt zien, werd aangeraakt door de stijl van Van Gogh. Nadat hij zijn werk in 1896 had gezien begon hij zich toe te leggen op de verbeelding van het Groningerland. Deze keuze werd later veelvuldig nagevolgd door de leden van de Ploeg. Lang na de besproken tentoonstelling in Groningen bezochten zij de toonzaal van Helene Kröller-Müller in Den Haag, waar ruim honderd werken van Van Gogh te zien waren. In het werk van Johan Dijkstra, Landschap met struikgewas en akker en Jan Altinks, Groninger landschap, is Van Goghs invloed overduidelijk.  

1. Johan Dijkstra, Landschap met struikgewas en akker, ca. 1924-1925, olieverf op doek, 50 x 59,5 cm (verso van Johan Dijkstra, Fietser in het park, ca 1924-1925). Collectie Stichting De Ploeg, bruikleen Groninger Museum.
2. Jan Altink, Groninger Landschap 1947, 50 x 60. RCE bruikleen aan Groninger Museum

Reconstructie
Op grond van correspondentie en krantenartikelen zijn de samenstellers van de expositie erin geslaagd om 60 van de in 1896 geëxposeerde werken te identificeren. Dat was gezien de summiere beschrijvingen van de nog niet met de hedendaagse titels aangeduide werken een hele opgave. De duiding van het werk dat als volgt werd omschreven zorgde echter niet voor hoofdbrekens:

 …’zeer hardgeel, bijna schreeuwend geel; daarboven een hemel van een pijnlijk doodelijk blauw en uit den stroom van het koren vliegen eenige zwarte raven omhoog’…

Deze woorden roepen het letterlijk en figuurlijk dramatische Korenveld met kraaien op, dat Vincent kort voor zijn zelfverkozen dood in 1890 schilderde.


Vincent van Gogh, Korenveld met kraaien, 1890, olieverf op doek, 50,5 x 103 cm. Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting

Gezien de enorme waardestijging van zijn schilderijen konden de destijds getoonde werken van Van Gogh niet nogmaals naar Groningen komen. De bezoekers moeten het doen met 25 tekeningen en tien schilderijen die in 1896 te zien waren. Zoals het Papaverveld, een Olijfgaard uit 1889, het Portret van Etienne-Lucien Martin, die met zijn forse gestalte maar net binnen de lijst past en Vincents Zelfportret met hoed uit 1887 dat tot en met 2 februari te zien was.

Vincent van Gogh, Zaalimpressie met het Papaverveld, 1890. foto: Niels Knelis

Van Goghs in 1896 getoonde portret van Patience Escalier (1888) inspireerde niet alleen Johan Dijkstra tot een soortgelijke beeltenis van een rustende opzichter; ook Henk Melgers modelleerde zijn zelfportret uit 1923 naar dit voorbeeld en in F.H. Bach’s getekende zelfportret uit 1908 is Van Goghs evenmin ver weg.

Vincent van Gogh, Portret van Etienne- Lucien Martin, 1887, olieverf op doek, 68 x 54,5 cm. Van Gogh Museum,
Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting). Als nr. 23, Mansportret op de Groningse tentoonstelling in 1896.

1.Vincent van Gogh, Portret van Patience Escalier (1888), doek 64 x 55 cm. Simon Norton Art Foundation, Pasadena
2. Henk Melgers, Zelfportret, 1923. Doek 60 x 50 cm. Stichig de Ploeg, bruikleen Groninger Museum.

Om toch een idee te geven van die befaamde tentoonstelling zijn de ‘hangplekken’ van de destijds getoonde werken op de wanden van de Van Goghzaal aangegeven. Met reproducties wordt het gemis aan authentieke Van Goghs op een leuke manier gecompenseerd. De bezoeker mag de replica’s gewoon in de hand nemen om ze beter te bekijken.  

De vraag hoe Van Gogh in Groningen kwam is inmiddels duidelijk, maar hoe hij daar is gebleven wordt eveneens uit de doeken gedaan. Zijn werk had zoals we zagen in de late 19e eeuw een enorme impact op eigentijdse docenten en studenten van kunstacademie Minerva. In het tweede decennium van de twintigste eeuw werkte Van Goghs invloed eveneens door bij de kunstenaars van De Ploeg. De tentoonstelling maakt duidelijk dat ook Jan Wiegers, Jan Altink, Johan Dijkstra en Henk Melgers schatplichtig waren aan Van Gogh.  

Op advies van ‘kunstpaus’ H.P. Bremmer, die ook richting gaf aan de kunstaankopen van Helene Kröller-Müller, begonnen enkele Groningse hoogleraren als Gerard Heymans in de vroege twintigste eeuw kunst van Van Gogh te verzamelen.

Zaalimpressie met zonnebloemen foto: George Martens

Zelfs in zijn stoutste dromen had Vincent het niet voor mogelijk gehouden dat zijn doek Veertien Zonnebloemen in 1924 door de Londense National Gallery zou worden aangekocht. Laat staan dat er anno 2025 in Groningen een hele reeks op zijn werk geïnspireerde doeken geschilderd door bewonderaars te zien zouden zijn! Ze zijn niet op de vingers van een hand te tellen.

Ook Van Goghs landschappen vonden navolging In de tentoonstelling is een hele wand ingericht met vlotte kleurrijke toets geschilderde impressies van het Groningse land geschilderd door o.a. Johan Dijkstra, Jan Altink en Henk Melgers.  

Henk Melgers, oogstende vrouwen op het Groninger land, ca 1926, olieverf op doek 80 x 93,5 cm
Gezien op de Pan bij kunsthandel Mark Smit

Op de recente editie van de PAN waren ze te koop. Ik zag een kleurrijk doek van Henk Melgers met een impressie van Oogstende vrouwen op het Groninger land uit 1926 dat voor bijna 40.000 euro werd aangeboden bij kunsthandel Mark Smit. Met zijn doek Oogsten in Noord-Groningen bleef Johan Dijkstra in toets en kleur nog dichter bij zijn bewonderde voorbeeld. Daar was ook te zien dat Van Goghs invloed zich niet beperkte tot de kunstenaars in Groningen. Van Co Breman die tot de Larense School wordt gerekend, zag ik eveneens een onmiskenbaar op Van Gogh geïnspireerd zinderend landschap met Korenschoven uit 1926.

Co Breman Korenschoven Olie op doek 39 x 55 cm, gesigneerd linksonder en gedateerd 1906, Kunsthandel Mark Smit

De werken van Vincent van Gogh en de daarop geïnspireerde schilderijen van Kunstkring de Ploeg zijn tot en met 3 mei te zien in het Groninger Museum.    

Met werk van recent afgestudeerde studenten van Minerva krijgen de bezoekers in de laatste zaal een passende toegift. De besproken historische tentoonstelling was in 1896 ingericht in het huidige pand van Minerva aan de Praediniussingel, waar het Groninger Museum destijds was ondergebracht.  

Om potentiële bezoekers te enthousiasmeren staat in de stationshal van Groningen een zogeheten luistercoupé waar je een teaser van de audiotour bij de tentoonstelling kunt beluisteren.

Verder lezen: M. Jansen e.a., Hoe Van Gogh naar Groningen kwam, catalogus Groninger Museum, Groningen, 2024.

Link: Het Groninger Museum

Romantiek in het Noorden, tot en met 6 mei in het Groninger Museum.

Fearnly, Landschap
Thomas Fearnley, Landschap met wandelaar, 1830, Nasjonaalmuseet for kunst, Oslo

Wat is Romantiek ? In de ogen van Charles Beaudelaire was het géén speciale stijl, maar een ‘manier van voelen’. Hij beschouwde de beweging als fundament van moderne kunst. Als periode in de kunst- en literatuurgeschiedenis is Romantiek een gecompliceerd begrip met  sleutelwoorden als de overweldigende natuur en welhaast ondraaglijke gevoelens van eenzaamheid en verlangen naar lang vervlogen tijden of verre horizonten. Een gemoedsaandoening die in het Duits zo treffend omschreven wordt als Fernweh waaraan gehoor wordt gegeven in Wanderlust. Tegenwoordig  roept de term romantisch veeleer associaties op met een tête à tête bij kaarslicht en een glas wijn….

Een stroming die gedurende de eerste helft van de 19e eeuw deels parallel, deels in vervolg op de periode van de Verlichting ontstond. De tijd van de rede, waarin traditionele aannames op geografisch, natuurwetenschappelijk en religieus gebied letterlijk en figuurlijk onder de loep werden genomen en waar nodig bijgesteld. De tijd ook waarin de door God geschapen mens plaats begint te maken voor de maakbare mens. Op deze door de rede beheerste periode volgde een reactie met (over)waardering van het gevoel en de menselijke intuïtie.

De Groningse expositie toont de weerslag hiervan in een overzicht van romantische landschapschilderkunst uit Engeland, Duitsland, Scandinavië èn Nederland te zien, waar romantische schilderkunst in de ontstaanstijd bij kunstcritici weinig waardering genoot. Het beeldverhaal begint in Italië, het land dat reizigers uit heel Europa aan trok.

Turner, aquaduct, waterval
J.M.W.Turner, Zuidelijk landschap met aquaduct en waterval, 1828,Tate Britain, Londen

Zoals jongemannen tijdens hun Grand Tour, de voorloper van het hedendaagse Gapyear. Voor kunstenaars was het land van Leonardo en Michelangelo eveneens een must. De glooiende heuvels van de Campagna met zonbeschenen ruïnes. Ook componisten en dichters raakten ervan in vervoering.  In de zaaltekst ….“Kennst du das Land wo die Zitronen blühen’? herken ik mijn lievelingsgedicht van de Middelbare school: Mignon, van Goethe.

Joseph Wright of Derby was een van de eersten die het Italiaanse landschap vereeuwigde. In zijn Graftombe van Vergilius uit 1782 geeft hij een impressie van een toeristische trekpleister. Het veronderstelde graf van de dichter bevindt zich op een heuvel boven de grot van Posilippo bij Napels. Het nauwelijks te herkennen figuurtje links van de grot –het lijkt meer een antropomorfe rots-  is Sicilius Italicus, die volgens de overlevering op Vergilius verjaardag verzen bij zijn tombe declameerde. Met dit onderwerp en vooral zijn kleur- en lichtgebruik spreekt de schilder de beschouwer emotioneel aan.

Van Wrights betoverende Grot in de Golf van Salerno zijn 6 varianten bekend. Op een daarvan schilderde hij een klein hopeloos figuurtje. Het is Julia, de verbannen dochter van keizer Augustus. Middels een miniem zeiltje aan de horizon gloort een sprankje hoop op verlossing.

Wright of Derby, Salerno
Joseph Wright of Derby, Grot in de golf van Salerno, bij maanlicht 1780 -1790, Derby

Wright of Derby, Vergilius
Joseph Wright of Derby, De graftombe van Vergilius bij maanlicht, 1782, Derby Museum, Derby

 De Nederlanders Josephus A. Knip en Abraham Teerlink reisden eveneens zuidwaarts. Knip verwerkte zijn Italiaanse schetsen thuis. Teerlink vertrok met een beurs van de Prix de Rome huwde een Toscaanse schone en kwam nooit meer terug!

Josephus August Knip, Gezicht op la Cava, 1817, Museum de Fundatie, Zwolle en Heino.

De Noor Johan Christian Dahl had het geluk een uitbarsting van de Vesuvius mee te maken. Zijn impressie van deze bijzondere ervaring heeft een plek gekregen in de zaal waarin het begrip subliem, synoniem voor een onovertroffen emotionele ervaring, centraal staat. Een romantische notie ontleend aan Edmund Burke’s, A Philosophical Enquiry into the Origin of our Ideas of the Sublime and Beautiful uit 1757.

Dahl, Vesuvius
Johan Christian Dahl, Uitbarsting van de Vesuvius, 1820/1821, Staten Museum for Kunst, Kopenhagen

De expositiezalen zijn ingericht met thema’s als het Noorse landschap, het Sublieme, het Hemelse licht, Weersgesteldheid en Religie in het landschap.

Naast woeste, ongerepte landschappen die niet zelden verwijzen naar heftige menselijke emoties, ziet de bezoeker impressies van een verstilde natuur. Hier zochten romantici rust en contact met het goddelijke. Bij Caspar David Friedrich wordt dit verlangen expliciet in beeld gebracht, bijvoorbeeld met een kruis in de bergen. Soms wordt ook op subtielere wijze verwezen naar het goddelijke, middels een besneeuwd verlaten kerkhof, of een maanbeschenen landweg.

Niet alle romantici pakten hun ransel om een kijkje achter de horizon te nemen. Ook dicht bij huis waren romantische onderwerpen te vinden. Een opleving van nationalistische gevoelens na de Napoleontische oorlogen gaf een impuls tot schilderingen van de eigen landschappelijke omgeving. Prachtig verbeeld in Johan Christian Dahls overweldigende berg- en fjordenlandschappen. De drijvende kracht achter deze meest buitenslands geschilderde doeken was paradoxaal genoeg nìet Fernweh, maar heimwee. Dit gevoel wordt mooi verbeeld in zijn Noorse landschap met regenboog, waarin het onbereikbare verlangen wordt gepersonifieerd in de gedaante van de eenzame herderin.

65 x 81,3 cm
Johan Christian Dahl, Noors landschap met regenboog, 1821, Statens Museum for kunst, Kopenhagen

De tentoonstellingsmakers zien overeenkomsten  tussen het hedendaagse globalisme en nationalisme en de tijd waarin romantici de wereld in trokken òf thuisbleven. In de paralleltentoonstelling Ook Romantiek ziet de beschouwer tot en met 2 april hedendaagse romantische werken van Studio Job, Teun Hocks, Maarten Baas en anderen. Bijzonder mooi is het virtuele panorama van Reality Center; kunstig gecomponeerd met schilderijen uit de tentoonstelling. Fragmenten van echte natuur met vogelgeluiden vervolmaken deze ervaring. Via Dankvart Dreyers Brug over een beek gaat de beschouwer een virtuele wereld binnen. Deze wandeling, of beter, deze vogelvlucht, voert via Lundbyes Herfstlandschap, een heerlijke bergweide met koeien en Johan Christian Dahls monumentale Gezicht op Fortundalen naar Larsons indrukwekkende Fjord bij maanlicht om uit te komen bij het posterbeeld: Rørbyes Gezicht op de Campagna. Op deze adembenemende filmische sensatie is maar één woord van toepassing: subliem!

Laten we dat laatste schilderij even beter bekijken. Als de titel niet richting Italië verwees, zou je denken dat de figuur zich op een kale steppe bevindt. Het was dan ook ongebruikelijk koud toen Rørbye dit schilderij, getuige een dagboeknotitie in januari van het jaar 1835, zittend aan de oever van de Tiber vervaardigde.

Rorbye, Campagna
Martinus Rorbye, Uitzicht op de Romeinse Campagna, 1835, Gothenburg Museum of Art

De 19e eeuwse dichter Novalis en de schrijver Chateaubriand putten hun inspiratie uit de Middeleeuwen. De‘goeie ouwe tijd’ toen iedereen in Europa nog verenigd was in het christendom. Kunst als vehikel voor religieuze gevoelens. Deze gedachte ligt ook ten grondslag aan Krusemans Mediterende monnik bij een ruïne.

Kruseman, monnik, ruïne
Frederik M. Kruseman,  Mediterende monnik bij een ruïne bij nacht, 1862, Rijksmuseum, Amsterdam

In de tentoonstelling wordt er geen aandacht aan besteed, maar dit terugverlangen naar lang vervlogen tijden, deze Sehnsucht,  wordt eveneens weerspiegeld in de tuinarchitectuur van die dagen. De romantische Engelse landschapstuin ontstond als reactie op de symmetrisch langs geometrische lijnen aangelegde tuinen van de Verlichting, zoals Versailles. De Engelse landschapstuin met grillig gevormde paden, verrassende vergezichten, graftombes en ruïnes van gotische kerken, nodigt de wandelaar uit tot reflectie over de vergankelijkheid van het bestaan. Het schilderij van John Constable, De vallei van de Stour met Dedham in de verte, geeft een indruk van de streek waar deze ideëen in de landschapsparken van Stowe en Stourhead zijn vormgegeven. Gemodelleerd overigens naar de schilderijen van Claude Lorrain!

John Constable, De vallei van de Stour met Dedham in de verte, ca. 1800-1809, V&A Museum Londen

FotoMarina: landschap bij Stourhead met dezelfde Toren (2016)

 

 

 

 

 

De romantici Constable en Turner waren tijdgenoten, maar géén geest-verwanten, zoals duidelijk te zien in de film Mr Turner. Turner reisde graag. Constable bleef liever thuis; in de streek tussen Dorset en de kust van East Anglia, dat ook wel ‘Constable County’ wordt genoemd.

Constable, Cloudstudy
John Constable, Studie wolkenlucht, ca 1820, Mauritshuis, den Haag

Naar eigen zeggen vond Constable ook inspiratie in de schilderijen van Jacob van Ruisdael en vooral diens indrukwekkende wolkenluchten. Die Constable wel honderd keer beeldvullend tot onderwerp koos. Hij bestudeerde deze in de openlucht, maar ook in meteo boeken in de bibliotheek. Een liefhebberij die hij omschreef als   ‘skying’ !

Arthur and Aegle, Martin
Detail John Martin, Arthur en Aegle in de gelukkige vallei, 1849, Laing Art Gallery, Newcastle upon Tyne

Belangstelling voor de Middeleeuwen wordt eveneens weerspiegeld in de verbeelding van literaire thema’s. John Martin koos de tragische liefdesgeschiedenis van King Arthur en de Etruskische koningin Aegle, uit een gedicht van Edward Bulwer-Lytton tot onderwerp.

Het romantische verlangen, de sehnsucht, de hunkering naar je-ne-sais-quoi, kon ook tot uitdrukking worden gebracht in rustige binnenhuisscènes. Een in gedachten verzonken figuur voor een gesloten, dan wel geopend venster. Het fysieke lichaam gekluisterd aan huis en haard, de geest wellicht mijlen verder!

Caspar Caspar Friedrich gebruikte het op een serieuze manier en Johann Peter Hasenclever gebruikte het venstermotief aangevuld met vanitassymbolen als parodie.

Johann Peter Hasenclever, De Sentimentele (1846), Museum Kunstpalast, Düsseldorf.

De natuur vormt in deze periode het universele leidmotief. Aangespoord door de revolutionaire roep om vrijheid die in Europa weerklonk,  bevrijdden kunstenaars zich van de academische regels. Lang genoeg hadden ze monumentale stukken geschilderd met bijbelse, mythologische en historische onderwerpen, geplaatst tegen een landschappelijke achtergrond.

In de 19e eeuw gingen kunstenaars naar buiten om de natuur te schetsen. In het atelier werkten ze deze uit tot zelfstandige kunstwerken. Niet langer als decor, maar ook niet zonder betekenis. Caspar Wolfs impressie van enkele in de openlucht werkende kunstenaars brengt behalve deze ontwikkeling met deze ijzingwekkende plaats van handeling ook de typische romantische voorliefde in beeld voor angstaanjagende onderwerpen!

Wolf, Lauteraargletsjer
Caspar Wolf, De Lauteraargletsjer, 1776, Kunstmuseum, Basel.

Over de queeste naar een daadwerkelijk of denkbeeldig (levens)doel hoor je soms de filosofische uitdrukking: niet de bestemming, maar de reis erheen, daar gaat het om. Deze visie wordt in de tentoonstelling eveneens weerspiegeld in werken met onderweg naar Italië waargenomen landschappen en aan den lijve ervaren weersgesteldheden.

Breed uitgeschreven citaten onderstrepen de zaal thema’s: zoals:

…’Het ruisen in de boomtoppen en het rollen van de donder hebben mij dingen over God verteld, die ik niet met woorden kan uitdrukken’, aldus Wilhelm Heinrich Wackenroder, in de zaal met schilders die deze  weersgesteldheid prachtig hebben verbeeld, zoals Willem Roelofs en Gerard van Nijmegen.

Roelofs, onweer
Detail W. Roelofs, Landschap bij naderend onweer, 1850. Doek, Rijksmuseum, Amsterdam

Nijmegen, landschap, storm
Gerard van Nijmegen, Landschap in de storm, 1804, RM Twenthe, Enschede

 

 

 

 

 

De reeds besproken fjordenlandschappen van Dahl doen diens nationalistische devies gestand: ‘een schilderij van een landschap iets moet zeggen over het wezen van het land’…..  

 Ook Caspar David Friedrich wordt geciteerd:  … ‘Een schilder moet niet alleen schilderen wat hij voor zich ziet, maar ook wat hij in zich ziet’…

Onder de noemer de Innerlijke Blik ziet de bezoeker werk, waarin Friedrich nauwkeurige observatie van de natuur combineert met een diep religieus gevoel. Zoals zijn mysterieus slechts in bleke geel en grijstonen gesuggereerde ‘Morgenstimmung’, waarbij je de gelijknamige tonen van Edvard Grieg bijna kunt horen!

Friedrich, Morgenstimmung
Caspar David Friedrich Ochtendnevel in de bergen, 1808,Thüringer Landesmuseum Heidecksburg, Rudolstadt

Friedrichs meest bekende werk, De wandelaar boven de nevelen, treft  u in Groningen niet aan. De Nachtwacht van de Hamburger Kunsthalle wordt evenals die van Rembrandt nooit uitgeleend! Dit gemis wordt ruimschoots gecompenseerd met negen schilderijen van zijn hand.

Friedrich,wandelaar, nevelen
C.D. Friedrich, De wandelaar boven de nevelen, 1818, Hamburger Kunsthalle

In de zaal met thema: Tekens in het Landschap . In Friedrichs werk zijn religieuze connotaties zeker aanwezig; bij Turner wellicht ook. Op zijn sterfbed sprak hij de volgende woorden: ‘The sun is God’. Wat hij precies bedoelde zal altijd onduidelijk blijven, maar zeker is dat licht, het hemelse licht, een belangrijke rol in zijn werk speelde. Onder dit lemma worden vijf werken van Turner gepresenteerd. Deze geven niet alleen een samenvatting van de componenten van het  romantische landschap, maar ze illustreren tevens Turners ontwikkeling van figuratie naar bijna abstractie. Van zijn Landschap met herten, uit 1828 tot het van 1840 daterende haast impressionistische Wolken en Water uit de Zwolse Fundatie.

Innerlijke beleving speelde bij Turner een grote rol. Om een waarheidsgetrouwe verbeelding van een schipbreuk te maken liet hij zich tijdens een storm vastbinden aan de mast van een schip. In zijn Stormy Sea with Blazing Wreck (1835-1840) ziet u het reslutaat. Het natuurgeweld eist alle aandacht op; het in nood verkerende scheepje valt  nauwelijks op. Schipbreuk als metafoor voor menselijke kwetsbaarheid.

Het lijkt wel of ook Wijnand Nuijen en Knud Baade zich op zo’n manier hebben ingeleefd in een dergelijk rampenscenario. Bij het zien van  Baades schipbreuk spat het zilte zeewater je rond de oren, hoor je het gieren van de storm en het kraken van de scheepswand op de rotsen. De bemanning is al verdwenen in de golven. Een ten dode opgeschreven mannetje in de mast, krijgt even gezelschap van een verwaaide meeuw, die als enige zal overleven.

Baade, Schipbreuk
Knud Baade, Schipbreuk, 1830-1840, V&A Museum, Londen

In de zalen van het Groninger museum loopt zelfs de coolste rationalist het gevaar aangeraakt te worden door romantische gevoelens. Misschien zelfs bevangen te worden door een onweerstaanbaar verlangen om de wereld van het favoriete schilderij binnen te gaan om een subliem avontuur te beleven. Mee te kijken met de vrouw in het schilderij van Caspar David Friedrich’s klippen bij Rügen voor wie een waaghals met ware doodsverachting op de rand van het ravijn iets probeert op te rapen. Dit schilderij is buiten tentoonstelling. Louis Gurlitts klippen van het eiland Møn is wel aanwezig. Dit werk (geschilderd door een voorvader van de zonderling die in 2014 het nieuws haalde met de roofkunst verzameling) bevat ook romantische bespiegelingen over de vergankelijkheid, door de heldere kleuren en het iconische zeiltje aan de horizon komt die vergankelijkheid wel wat vrolijker over!

Gurlitt, Klint
Louis Gurlitt, Møns Klint (klippen van het eiland Møn),1842. . Statens Museum for Kunst, Kopenhagen

Friedrich, chalk rocks, krijtrotsen
Caspar David Friedrich, Krijtrotsen op Rügen, 1818

Link:

Groninger Museum

Literatuur:

Jackson e.a., De Romantiek in het Noorden: van Friedrich tot Turner, Groninger Museum, Groningen, 2017.

Rademakers & G. De Werd, Een Romantische Reis, Noordbrabants Museum, ’s-Hertogenbosch, 2014.

Hoekstra e.a., Gevaar & Schoonheid: Turner en de traditie van het sublieme, Fundatie Zwolle, Rijksmuseum Twente, 2016.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Rodin: A Genius at Work, Goninger Museum t/m 30 april 2017.

 

Om Rodin in het Haags Gemeentemuseum te zien is het nu te laat, maar in Groningen kunt u nog tot en met 30 april terecht voor de tentoonstelling Rodin: a Genius at Work. Hier staan Rodins gipsmodellen centraal. Deze voorheen niet voor vol aangeziene ‘proefstukjes’ zijn opgewaardeerd tot fingerprints van Rodins definitieve beelden. Het gebruik van gips was nieuw. Traditioneel maakten beeldhouwers zoals bijvoorbeeld Bernini hun eerste artistieke ingeving tastbaar in terracotta, klei, of was. Ateliermedewerkers namen vervolgens de uitvoering van het kleimodel in brons of marmer ter hand. Rodin maakte echter van die vergankelijke kleimodellen afgietsels in gips alvorens het ontwerp uit te voeren in brons. Waarom gips?

Rodin, de Prediker

Na gieting blijft het nog lang kneedbaar, zodat de kunstenaar anders dan bij bijvoorbeeld het houwen in marmer, makkelijk veranderingen kan aanbrengen. Van de gipsmodellen werden delen ‘geamputeerd’ en later door Rodin hergebruikt met zijn zogenoemde fragmentatie- en assembleer-methode. Deze losse ledematen belandden genummerd en gecatalogiseerd in zijn archief, dat als ‘grabbelton’ fungeerde voor later werk. Rodin bleef er eindeloos mee variëren. Zijn toepassing van afgietsels van bestaande objecten was ook nieuw. Zoals het ‘echte’ boek dat als sokkel fungeert voor het merkwaardige beeldje van de Prediker (1869), die om een mij onbekende reden met de billen bloot moest.

Rodin, de Schreeuw

Door bestaande voorwerpen in zijn sculpturen op te nemen staat Rodin aan het begin van een nieuwe kunsthistorische traditie; de ready-mades, waarin gewone objecten als kunst gepresenteerd worden, zoals Marcel Duchamp’s Fountain. Met het creatieve gebruik van stukjes eierschaal, takjes, stukken krant en lappen stof, waarvan afdrukken zichtbaar zijn in bijvoorbeeld de Schreeuw, (1898) was Rodin zijn tijd eveneens vooruit.

 

 

Met een doodgewone baksteen als sokkel en in gips gedrenkte lappen als aankleding van zijn figuren gaat Rodin nog een stap verder. Het zichtbaar laten van oneffenheden, breuken en naden van gietvormen tenslotte, wordt een artistieke keuze! Dat geldt ook voor de onorthodoxe presentatie van de voltooide beelden op die baksteen, een zuil of juist zònder sokkel. Bijzonder mooi zijn de beelden waarin de figuur gedeeltelijk uit het onbewerkte materiaal tevoorschijn komt, zoals in in het Portret van Marie Fenaille.

Rodin, portret van Marie Fenaille

Kunstkenners zien direct dat deze presentatie geen nieuwtje is. Rodin keek dit idee af van Michelangelo. Zíjn slaven, te zien in het Louvre in Parijs, bleven echter onopzettelijk onvoltooid.

De tentoonstelling met ruim 140 beelden en 20 tekeningen is samengesteld door het Musée des Beaux-Arts in Montreal en het Musée Rodin Meudon, dat bijna al zijn werk bezit. In de introductieruimte staat Rodins Hand van God centraal. Solitair, omgeven door blow-ups van foto’s van Rodins atelier.

Rodin, de hand van God

Rodins eigen handen stonden talloze malen model: smekend, strelend en dreigend. Handen waarmee Rodin het scheppend vermogen ontving. Hoe hij dat gebruikte wordt in films getoond: het modelleren in klei en gips, het hakken in marmer en het gieten van beelden in bronsNaast bewondering wekt de tentoonstelling ook verbazing. Zoals dat Rodins marmeren beelden, anders dan die van Michelangelo, grotendeels door ànderen werden gehakt. Eigentijdse kunstcritici vonden dat maar niets. Nog méér verbazing wekt de afwezigheid van Camille Claudel, de 24 jaar jongere assistente, met wie de beeldhouwer van 1882-1898 een langdurige relatie had. Toen ik vroeg naar het waarom van haar absentie antwoordde directeur Blum dat het museum ervoor gekozen heeft om dit geromantiseerde verhaal niet te vertellen. Jammer, zij vormt een wezenlijk hoofdstuk in het leven van Rodin. Zou het zijn omdat deze tovenaarsleerling haar meester naar de kroon stak?
Wie goed zoekt kan in de tentoonstelling een in gips gegoten incognito portretje van haar vinden, gepresenteerd onder de poëtische naam de gedachte.

Camille Claudel. de Gedachte

Camille Claudel in het atelier (met Jessie Lipscomb)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

In de mooi geïllustreerde en op folio formaat uitgevoerde catalogus vond ik een piepklein fotootje,  waarop Camille in japon met queue vol overgave werkt aan het (profetische) l’Abandon. Na de breuk met Rodin neemt haar leven een droevige wending. Haar broer laat zijn onaangepaste zus levenslang opsluiten in een psychiatrische inrichting. In betere tijden maakte Rodin geïnspireerd op zijn liefde voor Camille  een assemblage van de vallende man en de hurkende vrouw. Hij noemde het naar de beginregel van een gedicht van Beaudelaire ‘Je suis belle’.

Rodin, ik ben mooi, assemblage van de vallende man en de hurkende vrouw

Van eenvoudige komaf had Rodin de belangstelling voor kunst niet van huis uit mee gekregen. Toen hij voor het toelatingsexamen voor de Academie was gezakt, nam hij als 14-jarige les aan de Pétite École. Daar leerde de jonge Rodin de modellen nauwkeurig te observeren om ze vervolgens uit zijn hoofd op papier te zetten! Daarna werkt hij in het atelier van Albert Carrier-Belleuse en in de porseleinfabriek van Sèvres. Pas in 1877 brak hij door met (de eerste gipsen versie van)  Het Bronzen Tijdperk.

Rodin, het bronzen tijdperk (gips)

Rodin, het bronzen tijdperk

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Kwade tongen beweerden dat het maken van een afgietsel van een levend model geen kunst was. In werkelijkheid had Auguste Neyt maandenlang geduldig voor hem geposeerd. Daarvan getuigt de vreemde houding van de linkerarm. Om tijdens de eindeloze sessies niet om te vallen hield het model een stok in de hand!

Toen Rodin dit beeld maakte was hij al bijna veertig. Zou hij al voor die tijd zijn overleden dan had niemand ooit zijn naam gekend. Maecenas Max Linde (zie bespreking Munch Van Gogh) bestelde een exemplaar, dat hij in zijn tuin plaatste. Door weersinvloeden kwamen, tot Lindes ontsteltenis, naden en andere oneffenheden tevoorschijn. De gieter had deze met soldeersels, was en kleurstof weggemoffeld. Bovendien bleek het beeld uit twee stukken te bestaan. Rodin ontsloeg de gieter van dit prutswerk en gaf Francois Rudier opdracht om een nieuw gietsel te maken.
Deze (uit Praag) staat nu temidden van 4 kloons in de expositie. De bezoeker kan de verschillen in gietwerk en patina vergelijken. Vier van de 5 exemplaren dateren uit de tijd dat Rodin nog in leven was. Eén ervan is postuum gegoten. Wat mij op het volgende brengt. Musée Rodin bezit de originele mallen en de rechten en tot de huidige dag worden, voor veel geld, nog casts gemaakt. Met de opbrengst van één enkele grote replica kan, aldus een conservator van het Musée Rodin, 4 jaar lang het salaris van 100 medewerkers worden betaald. Toen dit tijdens de lunch na de voorbezichtiging, nogmaals over tafel ging, deed ik dit af als een broodje aap verhaal. Door een latere ontdekking in de museumwinkel van Singer Laren moest ik het wel geloven!  Ter gelegenheid van de tentoonstelling over de Kunsthandel Frans Buffa waar behalve de Denker ook enkele andere sculpturen van Rodin getoond werden zijn daar diverse replica’s te koop. Een kleine bronzen Denker  voor € 799,–; met inscriptie: ‘reproduction-Musee Rodin’  als certificaat van echtheid.  Te prijzig? Voor € 89,– is De kus en voor € 39,90 al een Hand  binnen handbereik!

In 1887 ontstaat een ander spraakmakend beeld met interessante ontstaansgeschiedenis. Door aan een Apollo Belvedere-achtige torso, een paar benen te monteren ontstond de Lopende man, die Rodin door toevoeging van een kop completeerde. Op de Salon werd het beeld wegens de onbeduidende benaming met gehoon ontvangen, maar toen Rodin hem een salonfähige titel gaf: Johannes de Doper, werd het beeld geaccepteerd en zelfs aangekocht door de Staat. Critici waren echter niet enthousiast: moest het publiek de voorloper van Christus alleen aan die opgeheven hand herkennen?

Rodin, prekende Johannes de doper

Pignatelli staat model voor Johannes de doper

 

 

 

 

 

 

 

 

Wellicht het meest bekend is Rodins Hellepoort, die hij in opdracht van de Franse staat ontwierp als toegangsdeur voor het nieuw op te richten Musée des Arts Décoratifs. De Hellepoort dreigde de onvoltooide van Rodin te worden. Het project hield hem 37 jaar lang bezig en werd pas jaren na zijn dood geplaatst. Middels een enorme foto krijgt de bezoeker een idee van het concept.

Rodin, de hellepoort (1926)

Terwijl de poort zelf al die jaren voor het publiek verborgen bleef, gebruikte Rodin afzonderlijke Hellepoort figuren als zelfstandige beelden, zoals de Denker, alias de Dichter (Dante) op wiens beschrijving van de hel in de Divina Commedia (vroege 14e eeuw) de Hellepoort geïnspireerd is. Italianofielen herkennen natuurlijk ook een tweede inspiratiebron: de bronzen paradijspoort die Lorenzo Ghiberti (1425-52) voor het Baptisterium in Florence vervaardigde. In de tentoonstelling staat een maquette met een versie van de Hellepoort in een vroeg stadium.

Rodin, De hellepoort (maquette)

Anders dan bij Ghiberti, wiens scènes netjes binnen de perken blijven, breken Rodins figuren door de kaders heen. Hij bleef eindeloos variëren op de figuren van de Hellepoort, die hij veelvuldig in een andere context gebruikte. Zoals het literaire liefdespaar Francesca en Paolo, dat in soorten en maten werd hergebruikt voor De Kus,

Rodin, de kus

of de dramatische figuur Ugolino, uit de geschiedenis van Pisa, in wie Rodin al zijn expressieve krachten kon uitleven. Gaandeweg groeide de mensenmenigte aan de Hellepoort met figuren ontleend aan Ovidius Metamorfosen en werk van Beaudelaire uit tot een duizelingwekkende hellescène, waar Dante zelf nog versteld van zou hebben gestaan! In 1900 gunde Rodin het publiek een inkijkje in the making of de Hellepoort. Tijdens een solotentoonstelling stelde hij een figuurloos gipsmodel ten toon, waarbij de bezoekers de gelegenheid kregen om –in hun fantasie- de los geëxposeerde beelden in de lege plekken te projecteren.  Leuk staaltje van museale interactie avant-la-lettre!  Er kwam maar liefst een kwart miljoen mensen op af. Rodins naam was gevestigd!  Niet alleen in Europa maar ook in de VS. Het zou echter nog tot 1926 duren voor de Hellepoort in brons werd gegoten. Rodin zelf heeft het nooit gezien.

Tombe en grafmonument met de Denker.

En dat brengt mij tot de grootste inspiratiebron van Rodin: vrouwen. Vele modellen en liefdes kwamen en gingen. Rose Beuret, met wie hij twee weken voor haar dood in 1917 in het huwelijk trad was zijn grootste liefde; zij bleef; malgré tout. Naast haar vond de rusteloze Rodin in november van datzelfde jaar, zijn laatste rustplaats in de met de Denker bekroonde tombe.

 

 

 

Rodin, de Denker (gepatineerd gips)

In Groningen ziet de bezoeker een exemplaar van de Denker, uitgevoerd in gepatineerd gips. Het overbrengen en plaatsen van het uit zeven onderdelen bestaande beeld was een gevaarlijk klusje, aldus de projectleidster. Via een doorkijkje in wand van de ervoor liggende ruimte krijg je hem al in het vizier. Groot en dreigend. Tussen de gipsfragmenten en beeldjes, ontdek ik een verrassend miniatuurtje van de Denker, dat ik in de museumwinkel weer tegenkom….als gummetje!
Bekender wellicht dan de Hellepoort zijn Rodins Burgers van Calais. Een mooi voorbeeld van een academisch onderwerp, dat Rodin in een non-conformistisch jasje heeft gestoken.

Rodin, de burgers van Calais

Met deze groep wordt een belangrijk moment uit het beleg van Calais gememoreerd. In 1347 offerden 6 notabelen zich op om een einde aan de belegering door de Engelse Koning te maken. Emoties zijn expressief verbeeld; verdriet en pijn omgebogen naar moedige opofferingsgezindheid! De man die zijn handen voor de ogen slaat, verraadt Rodins bezoek aan de Brancacci kapel in Florence, waar hij Masaccio’s Adam verjaagd uit het paradijs gezien moet hebben. In het weergeven van hun psychische strijd, als doodgewone bange en verdrietige mensen, wijkt Rodin af van het academische devies van klassieke heldenmoed, zoals verbeeld in Francois Rudes, L’Arc de Triomphe, opgericht ter ere van Napoleons overwinning bij Austerlitz, waarin de figuren heroïsch op een hoog voetstuk staan.

De tentoonstelling besteedt ook aandacht aan Rodins tekeningen: in Rodins eigen woorden ‘de sleutel tot mijn oeuvre’. Behalve door emotie werd Rodin gefascineerd door beweging van eigentijdse danseressen als Mata Hari, Isadora Duncan en de exotische Japanse danseres Hanako. Op dit aspect zal ik in mijn lezing over Rodin nader ingaan. Om beweging op een ongedwongen manier te vangen liepen Rodins modellen naakt door het atelier. Hij zette ze in krachtige ononderbroken lijnen in eenvoudige composities neer. Ook hierin bleef hij eindeloos variëren, knippen en assembleren, waarmee Rodin eveneens als voorloper van de collage-techniek kan worden gezien.

Rodin, Mysterie (tekening)

Rodin, Iris de boodschapper van de goden

 

 

 

 

 

 

 

Rond 1900 begon Rodin met behulp van punteermachine en pantograaf beelden te vergroten of te verkleinen. Dit lot onderging de kop van Pierre de Wissant, het model voor een van de Burgers van Calais, die solo ging.

Rodin, Pierre de Wisant

Rodin, Pierre de Wisant

Rodin, Pierre de Wisant

 

 

 

 

 

Groningen heeft nog een verrassing. Mooi aangelicht onder glazen stolpen worden Rodins sculpturale bloemen en kelken gepresenteerd. Ze zitten en liggen in- of komen tevoorschijn uit authentieke antieke schaaltjes en kruiken of afgietsels daarvan. Aanvankelijk zag ik deze creaties eveneens voor een nieuw idee van Rodin aan, maar in de Haagse Rodin tentoonstelling ontdekte ik een soortgelijk bronzen sculptuurtje dat Edgar Degas al in 1889 vervaardigde.

Degas,Tub
Edgar Degas, Le Tub, ca. 1889, National Gallery, Scotland, Edinburgh

Rodin,Galatea
Rodin, Galatea in een gemouleerde kom, naar oud Beotisch vaatwerk, gips, 1895-1905, Musee Rodin Parijs

 

 

 

 

 

 

 

 

In Groningen vraag ik mij af, bij het zien van Rodins waternimfen als Galathea gepresenteerd in (afgietsels van) oudheidkundige schaaltjes: Wie imiteert nou wie. Kijkend naar de dateringen lijkt het erop dat Rodin (rond 1895) dit leuke idee van Degas heeft afgekeken!

Balzac, in rode klei

Vlakbij de Denker kom ik een oude bekende tegen van de kunstgeschiedenisles op de Middelbare school: Balsac.  Honoré de Balsac, (1799-1850), auteur van La Comédie Humaine. Deze merkwaardig achteroverhangende 3 meter hoge figuur met zijn hautaine kop op een gedrongen lijf is in Groningen letterlijk in alle staten te zien. Van Balsac als een klodder rode klei tot Balsac als een Griekse atleet hoewel hij daar het postuur  niet voor heeft. En in diverse stadia daar daartussen. ; het koploze lichaam en zijn  benen uitgevoerd in gips.                         Bij ontstentenis van zijn model, Balsac overleed op 52-jarige leeftijd, koos Rodin een op hem gelijkende stand-

Rodin, Balzac naaktstudie

in, met wat pafferig figuur. Toen Rodin eindelijk tevreden was over Balsac’s kop zat hij nog met dat vadsige lichaam. In plaats van het zichtbaar te laten omkleedde  Rodin hem met een in gips gedrenkte kamerjas!  Het resultaat maakte de tongen wederom los. Een criticus die het werk op de Salon van 1898 zag schreef dat Rodin de auteur als een zak met kolen had neergezet. Ook dit beeld werd wegens de kritiek pas in 1936 geplaatst. Behalve in Parijs zijn versies van het imposante beeld ook in New York, Antwerpen en Eindhoven te zien.

 

Rodin, benen voor Balzac

Hoe kreeg Rodin al dat werk gedaan? Zo’n 50 assistenten, brons- en gipsgieters, een specialist met een pantograaf, die hem met het uitvergroten van klei- en gipsmodellen hielp, handwerkslieden die met het punteerapparaat werkten, patineerders en modellen stonden Rodin in het uitvoeren van zijn creaties onder streng toezicht van de meester, bij. Over deze werkwijzen, andere creaties en anecdotes hoort u meer tijdens mijn lezingen in de Oosterkerk in Zeist en bij het Wijks Atelier in Wijk bij Duurstede.
Loop in Groningen ook even langs de foto’s die Erwin Olaf, geïnspireerd op de tentoonstelling maakte; zoals

Rodin, Balzac

een prachtige eigentijdse De Kus en twee ineengestrengelde Handen.
Na Groningen reist de expositie ter gelegenheid van de 100-jarige anniversaire van Rodin, door naar het Grand Palais in Parijs. Tijdens de perspreview verklapte de curator van het Musée Rodin dat Rodins werk daar gepresenteerd zal worden met dat van Michelangelo. Leuk idee: dat is precies wat ik ook van plan ben in mijn lezing op 3 en 10 maart in de Oosterkerk in Zeist en die op 28 april in Wijk bij Duurstede.

 

Lezing op vrijdagmorgen 3 Maart 10.00 uur en op donderdagavond 16 Maart 20.00 uur in de Oosterkerk in Zeist. Aanmelden via dit inschrijfformulier.

Lezing op dinsdagavond 28 April in Wijk bij Duurstede. Inschrijven kunt u bij het Wijks Atelier.

Rodin in het Groninger museum.

 

Sculpturen festival in Nederland

 

Dit najaar is het feest voor liefhebbers van beeldhouwkunst. Museum Beelden aan Zee toont keramische creaties van Pablo Picasso en het Haags Gemeentemuseum biedt in de tentoonstelling Van Rodin tot Bourgeois tot en met 22 januari een overzicht van de ontwikkeling van de westerse beeldhouwkunst in de twintigste eeuw. Aan Auguste Rodin is in Den Haag een sleutelrol toebedeeld. En in het Groninger Museum speelt hij tot en met 30 april zelfs de hoofdrol in de expositie Rodin: Genius at Work waar the making of, het creatieve ontstaansproces van zijn sculpturen wordt getoond.

In het Gemeentemuseum wordt de bezoeker aan de hand van zes thema’s langs de sculpturale hoogtepunten van de westerse kunstgeschiedenis geleid. Van Rodins eerste uit een stuk gegoten La Défense uit 1879..

Rodin, Defense
Auguste Rodin, La Defense, de oproep tot de strijd, 1879, National Gallery of Scotland, Edinburgh

…tot een Untitled draadsculptuur van Sandback uit 1988 en de beroemde Spinnen van Louise Bourgeois. Het standbeeld van Balzac is er ook en in Groningen is de in gips, klei en brons vereeuwigde literator zelfs ‘in alle staten’ aanwezig!  

In de kunstgeschiedenis wordt de beeldhouwkunst in drie belangrijke perioden verdeeld: de klassieke oudheid; de renaissance en de 20ste  eeuw, waarin kunstenaars hun beelden letterlijk en figuurlijk de ruimte geven. Zonder sokkel, liggend op de vloer of hangend aan het plafond. Deze vernieuwingen zijn in Den Haag zichtbaar, waar Rodin evenals in Groningen als dè grote vernieuwer wordt gepresenteerd. Hij had genoeg van de naar klassieke maatstaven gevormde beelden. In navolging van de impressionisten die de hen omringende wereld op een vluchtige manier in verf trachtten te vangen, probeerde Rodin iets dergelijks in driedimensionale vorm. Een momentopname gestold in klei of gips, zoals zijn Figure volante, een lichaam zonder hoofd, waarin hij zijn vingerafdruk letterlijk en figuurlijk achter liet.

Rodin, Figure volante
Auguste Rodin, Figure volante, ca.1890-91, particuliere collectie.

Deze werkwijze betekende een drastische verandering. Geen verhalend werk meer, zoals de academie dat voorschreef, maar impressies van alledaagse situaties, vaardig geboetseerd in klei waaraan het wordingsproces nog zichtbaar is. Rodin haalt het beeld van zijn sokkel; ook dat is nieuw. In die jaren begint ook Edgar Degas  met het vormgeven van realistische alledaagse beelden in klei. Zoals naakte danseresjes en badende vrouwen.

Degas,Tub
Edgar Degas, Le Tub, ca. 1889, National Gallery, Scotland, Edinburgh

Rodin,Galatea
Rodin, Galatea in een gemouleerde kom, naar oud Beotisch vaatwerk, gips, 1895-1905, Musee Rodin Parijs

 

 

 

 

 

 

 

 

In Groningen vraag ik mij bij het zien van Rodins Galatea en andere waternimfen af: wie imiteert wie? Anders dan ik verwachtte lijkt Rodin dit leuke idee van Degas te hebben afgekeken. Rodins badende waternimfen zijn vanaf 1895 gedateerd! Hij dacht misschien: als ik deze sculptuurtjes assemblages noem merkt niemand het.

Beïnvloeding of imitatie. Wie zal het zeggen. Sommigen beweren dat Rodin voor de stilering van het standbeeld van Balzac ’te rade is gegaan’ bij Medardo Rosso, die ook op de tentoonstelling aanwezig is. Ultra modern en wegens de quasi versleten textuur tegelijkertijd bijna Middeleeuws oogt zijn busteportretje uit 1906. Terwijl ik de titel van het werk opschrijf krijg ik de bevestiging dat deze associatie klopt. Ecce Puer, bijna analoog aan de woorden die de Maagd Maria spreekt, wanneer de aartsengel Gabriël haar de blijde boodschap brengt. Verder zoekend meen ik de inspiratiebron voor dit beeld te vinden in een gelijknamig gedicht van James Joyce uit 1932, doch de datering van Rosso’s beeld suggereert dat het andersom is!

Medardo Rosso, Ecce Puer
Medardo Rosso, Ecce Puer, zie het kind, 1906. Scottish National Gallery, Edinburgh

Of the dark past
A child was born;
With joy and grief
My heart is torn.
Calm in his cradle
The living lies.
May love and mercy
Unclose his eyes!
Young life is breathed
On the glass;
The world that was not
Comes to pass.
A child is sleeping:
An old man gone.
O, father forsaken,
Forgive your son!

James Joyce, 1932

Ondoenlijk om alle beeldhouwers te bespreken, maar Constantin Brancusi (1876-1957), die in 1904 als assistent werkzaam was in het atelier van Rodin mag niet ongenoemd blijven. De van Rodin geleerde expressie weet hij via ultieme eenvoud tot optimale zeggingskracht- en uiteindelijk perfect gepolijste radicale abstractie te brengen. In de Haagse tentoonstelling wordt Brancusi als wellicht de belangrijkste beeldhouwer van de 20ste eeuw beschouwd, na Rodin, zou ik zeggen. Van Brancusi is vroeg werk te zien maar zijn meest spectaculaire werk is La Négresse blonde uit 1926, een bruikleen van het Lehmbruck Museum.

Brancusi, La negresse blonde
Constantin Brancusi, La Negresse Blonde, 1926. Lehmbruck Museum, Munchen

In dit werk is goed te zien hoe Brancusi de ruimte letterlijk onderdeel maakt van de tentoonstelling; de zaal van Berlage wordt door de reflectie in het werk opgenomen! Het deed me, met wat fantasie, denken aan het Arnolfini Portret, waarin Jan van Ecyk ruim 600 jaar geleden een soortgelijk visueel kunstje toepaste. Het effect van ruimte en ruimtelijkheid is een van de thema’s in de expositie. Stonden beelden traditioneel op zichzelf in een ruimte, gaandeweg gaat de omgeving meespelen in de presentatie van het beeld en deze maakt er soms zelfs deel van uit. In Den Haag passeren grote namen de revue: Ernst Ludwig Kirchner, Umberto Boccioni, Jean Arp, Alexander Calder, Alberto Giacometti, Henry Moore, Donald Judd en anderen. Dankzij een informatief vouwblad vindt de bezoeker zijn weg door de tentoonstelling en naar elders in het museum opgestelde werken zoals de Spinnen van Louise Bourgeois.

Kirchner (1880-1938), Derain en anderen zetten Rodins creatieve zoektocht voort. Zij slaan het modelleren in klei of gips over en hakken direct in steen of hout. Nog steeds vormt het menselijk lichaam het belangrijkste thema, maar in de vroege 20ste eeuw komt daar een nieuwe inspiratiebron bij: kunst van primitieve volken. Echo’s van Afrikaanse maskers zijn bijvoorbeeld te zien in Kirchners Tanzende uit 1911

Tanzende,Kirchner
Ernst Ludwig Kirchner, Tanzende (Dansende vrouw), 1911.Stedelijk Museum, Amsterdam

wat in meerdere versies bekend is. Analoog aan Michelangelo’s beroemde woorden dat hij zijn beelden, die al in het marmer verscholen zaten, alleen maar hoefde te bevrijden: zei Kirchner: in elke boomstam zit een vrouw, je hoeft haar alleen maar te bevrijden!

Ook Brancusi laat de traditionele sokkel weg. Arp en Calder gaan in het reduceren van de figuratie tot het uiterste. Een interessant voorbeeld van het verlaten van de werkelijkheid zien we in Renato Bertelli’s futuristische bronzen kop van Mussolini, Profilo continuo del Duce, uit 1933. Een sculptuur waarin, ondanks de stilering de lijflijke aanwezigheid van de Italiaanse volksmenner op haast angstwekkende wijze nabij is. Onder welke hoek ook, niets ontgaat hem! Mussolini liet er in terracotta tientallen exemplaren van produceren als cadeau voor zijn officieren.

Bertelli, Mussolini
Renato Bertelli, Profilo Continuo (Testa di Mussolini),1933. Particuliere collectie

Giacometti ontwikkelt eveneens een andere kijk op de werkelijkheid. In de tentoonstelling zijn behalve zijn broodmagere op Etruskische kunst  geïnspireerde beeldjes, ook fragmenten van menselijke figuren aanwezig die anderszins gehavend zijn. Zoals het kubistische Tête crane (Doodshoofd) uit 1934 en het humoristische zonder sokkel op de grond liggende lichaam van zijn Femme égorgée (Vrouw met doorgesneden keel) uit 1932.

Alberto Giacometti, Femme egorgee, 1932, Scottish National Gallery, Edinburgh

Of het geabstraheerde Tête qui regarde (Kijkend Hoofd) uit 1929, dat een eigentijds criticus, Jean Cocteau, de poëtisch associatie ontlokte ….’net alsof je ’n voetafdruk van een vogel in de sneeuw ziet’… Waarmee we op weg gaan naar het hier en nu, waarin iedereen zelf een interpretatie mag geven aan een kunstwerk.

Hepworth, Dyad
Barbara Hepworth, Dyad, 1949. Scottish National Gallery, Edinburgh

Jean Arp en Henry Moore creëren een biomorfe beeldtaal die abstract oogt maar nog steeds verbonden is met de visuele werkelijkheid. Datzelfde doet ook Barbara Hepworth in haar gladgepolijste sculptuur Dyad, uit 1949.

Bij hen ook een nieuwe onderwerpskeuze: het landschap. De minimalisten van de jaren ‘60 zoals Donald Judd en Carl Andre beelden zelfs niets meer uit. Het gaat hen om de ervaring van ruimte; sculptuur gaat bij hen op in de omgeving. Het toppunt van deze ontwikkeling en het slotakkoord in de Haagse tentoonstelling, vormen de draadsculpturen van Fred Sandback.

Sandback, untitled 48
Fred Sandback, Untitled 48, drie leunende platen acryldraad, 1969 Gemeentemuseum Den Haag

Deze hebben niet langer een vaste plek in de ruimte, maar zijn erdoorheen gespannen. De beeldhouwkunst heeft de ruimte veroverd, concluderen de tentoonstellingsmakers.                         Wie met spijt de tentoonstelling verlaat, wacht buiten nog een toegift: in de vijver van het museum ligt Tony Smith’s The Keys to Given uit 1965. En – even goed zoeken – voor de brasserie van het naastgelegen  Fotomuseum is Anthony Cormely’s in de bodem verzonken The Well, met een mannetje in het water, uit 2000 te vinden.

En wie de smaak te pakken heeft gekregen gaat naar Groningen voor de tentoonstelling Rodin: A Genius at Work, waar Rodins artistieke scheppingskracht centraal staat. Hierover leest u (later) in een volgend artikel.

Links:

Gemeentemuseum Den Haag

Groninger Museum

Geverifieerd door MonsterInsights