Van Gogh aan de Seine, Van Gogh Museum Amsterdam, tot en met 14 januari 2024.

Deze tentoonstelling, waarmee het jubileumjaar wordt afgesloten, is gewijd aan de tot nog toe onderbelichte jaren waarin Vincent Van Gogh en zijn collega’s Charles Angrand, Paul Signac, Georges Seurat, Emile Bernard vanaf 1881 enkele jaren regelmatig gezamenlijk werkzaam waren aan de Seine.

Vincent van Gogh, Bruggen over de Seine bij Asnières, 1887, Olieverf op doek, 53,5 x 67 cm, Sammlung Emil Buhrle, in langdurig bruikleen bij Kunsthaus Zürich

Ze ontmoeten elkaar in het toen nog schilderachtige plaatsje Asnières ten noordwesten van Parijs. In Vincents tijd was het een geliefde groene plek waar stedelingen graag hun vrije tijd doorbrachten. Het gebied was nog maar kortelings ontsloten door het spoor en ijzeren bruggen.

Inmiddels heeft de tijd deze situatie ingehaald. Door verstedelijking en industrialisatie restten van dat ooit pittoreske plaatsje slechts impressies op de schilderijen van Van Gogh en zijn schilders-vrienden. Van hun hand zijn 75 werken uit topmusea en privécollecties bijeengebracht. Een aantal daarvan uit privécollecties was niet eerder te zien. In deze schilderijen zie je niet alleen indrukken van de oprukkende moderne geïndustrialiseerde tijd, maar ook sporen van de verschillende stijlen waarmee deze kunstenaars elkaar onderling beïnvloedden. Dat Vincent tijdens zijn Parijse jaren volop experimenteerde in de stijlen van zijn collega’s is bekend. Ook in deze expositie zie je nu eens een impressionistische toets, dan weer een gestippeld werk of een doek waarin de invloed van Emile Bernard -en daarmee van diens vriend Paul Gauguin- herkenbaar is.

Aan het begin van de opstelling hangt een daarmee contrasterend vroeg Parijs werkje van Van Gogh dat in grijs-, groen en bruintonen nog helemaal in de geest van de Haagse School gedaan is: Aan de rand van Parijs, uit 1886, De daarin prominent neergezette wandelaar is wellicht Van Gogh zelf, want in die jaren liep hij dagelijks naar Asnières.

Op de oevers van de Seine en het eiland La Grande Jatte vonden de schilders tal van motieven, waaronder zich verpozende Parijzenaars. Georges Seurat,  Paul Signac en in navolging ook Charles Angrand stippelden er in de pointillistische stijl lustig op los, resulterend in verrukkelijke, zonovergoten doeken met zeilboten op de Seine.

1. Georges Seurat, De Seine bij La Grande Jatte, 1888, Olieverf op doek, 65 x 82 cm, Koninklijke Musea voor Schone Kunsten, Brussel
2. Charles Angrand, De Seine bij Courbevoie: La Grande Jatte, 1888, Olieverf op doek 50 x 60 cm, Particuliere collectie

Bernard werkte zijn onderwerpen heel anders uit: in grote kleurvlakken binnen duidelijke contouren. Het lijkt wel of de kopjes daardoor in reliëf zijn uitgevoerd, maar bij nadere beschouwing zijn de deze toch helemaal plat. Het zogenoemde cloisonnisme, waarin je de werkwijze van Paul Gauguin herkent.

Emile Bernard, Twee vrouwen op de voetgangersbrug van Asnières, 1887, Olieverf op doek, 38 x 46,5 cm. Musée des Beaux-Arts de Brest métropole

Dit schilderij wordt evenals andere werken in de expositie, getoond naast een oude foto waarop je de destijds geschilderde industriële gebouwen en bruggen herkent.

Tussen de werken van voornoemde namen springt een doek van wellicht de minst bekende van het stel, Charles Angrand in het oog. De Seine bij zonsopgang, 1889, van de Associaton des Amis du Petit Palais in Geneve. Een minutieus gestippelde betoverende impressie van de morgenstond. Het rimpelloze wateroppervlak, aan de skyline tekenen zich vaag de schoorstenen van de industriële bebouwing af en iets links van het midden alleen een klein, als door een aureool van licht omgeven vissersbootje. Prachtig; bij de aanblik ervan word je completely zen!

Charles Angrand, DeSeine bij zonsopgang, 1889Olieverf op doek, 61×81 cm, Association des Amis du Petit Palais, Genève

Drieluiken van Vincent van Gogh
Van Vincents hand worden drie drieluiken getoond. Deze doeken had hij  bewust als ensemble gecomponeerd in de hoop ze als zodanig te verkopen, maar dat is in zijn tijd niet gebeurd. En daarna evenmin; uit verschillende collecties zijn ze alle negen nu voor het eerst weer samen te zien.

Elke set heeft een eigen sfeer: het drieluik met impressies van La Grande Jatte is schetsmatig; de doeken die in Clichy ontstonden zijn frisgroen van tint en de werken die in Asnières ontstonden zijn levendig van karakter. De Wandelende vrouw in een tuin en Rivieroever in de lente lijken wel Monets of Renoirs! Zie het zelf.

Vincent van Gogh, Vissen in de lente, de Pont de Clichy (Asnières), 1887, Olieverf op doek, 50,5 x 60 cm, The Art Institute of Chicago. Schenking van Charles Deering McCormick, Brooks McCormick, en de erven Roger McCormick
Vincent van Gogh, Rivieroever in de lente, 1887, Olieverf op doek, 48,9 × 58,1 cm, Dallas Museum of Art. Schenking van dhr. en mevr. Eugene McDermott ter nagedachtenis aan Arthur Berger
Vincent van Gogh, Een wandelende vrouw in een tuin, 1887, Olieverf op doek, 48 × 60 cm, Particuliere collectie

De bezoeker krijgt een goede indruk van de jaren waarin Van Gogh en zijn tijdgenoten hun schetsboeken meenamen naar Asnières. In de 75 werken legden zij hun aan de waterkant opgedane impressies in kleurrijke werken vast.

Beelden van een veranderende wereld, waarin de natuur en de opkomende industrie soms samengaan, maar waarin de natuur vaker plaats moet maken voor de moderne tijd.  Zoals subtiel verbeeld in Vincents doek met Bruggen over de Seine bij Asnières waarin je boven het water met de voor de dagjesmensen klaarliggende bootjes, een trein over de spoorbrug ziet razen. In andere werken heeft de moderne tijd helemaal de overhand gekregen, zoals in Fabrieken bij Clichy uit het Saint Louis Art Museum in Missouri. Van harte aanbevolen: Vincent van Gogh aan de Seine tot en met 14 januari in het Van Gogh Museum.  

Van Gogh, Cézanne, Le Fauconnier en de Bergense School, tot en met 3 september in Stedelijk Museum Alkmaar

Met panne gestrand in Enkhuizen: wat nu? Het Zuiderzeemuseum kennen we inmiddels van binnen- en van buiten. Stedelijk Alkmaar? Goed idee, maar het museum is per spoor wegens stormschade aan bovenleidingen onbereikbaar. Tweeëneenhalf uur heen met de bus en evenzoveel tijd weer terug is wel een heel hoge prijs…. Wagon wheels niet beschikbaar? Geen nood: mywheels biedt uitkomst. Dit vierwielige alternatief voor de OV fiets heeft in Enkhuizen zegge en schrijve één deelwagentje staan! Een uurtje later staan we oog in oog met de helden van het modernisme.

In de tentoonstelling Van Gogh (1853-1890), Cézanne (1839-1906), Le Fauconnier (1881-1945) zie je hoe Nederlandse kunstenaars zich in de vroege twintigste eeuw lieten inspireren door hun negentiende-eeuwse voorgangers. De tentoonstelling geeft antwoord op de vraag welke invloed zij hebben gehad op de ontstaansgeschiedenis van de Bergense School. Zelfs als je de zaalteksten negeert krijg je de doelstelling van de expositie mee. De beelden van de in dialoog gepresenteerde werken van de drie protagonisten en hun navolgers spreken voor zich! Met deze tentoonstelling plaatst Stedelijk Museum Alkmaar de Bergense School in een internationale context.

Terwijl de Nederlanders nog drukdoende zijn met onderwerpen die de schilders van de Haagse School bezighielden: schepen in de branding, vissers, armoedige binnenhuisscènes, strand- en polderlandschappen, leven kunstenaars in onze buurlanden zich uit in het vrolijke licht getinte palet van de impressionisten, de toets van de postimpressionisten of de felle kleuren van de fauvisten.

Dankzij de tentoonstellingen die Jan Toorop en Jo Bonger, de schoonzus van Vincent van Gogh, in de vroege 20e eeuw organiseren maken de Hollanders kennis met de artistieke innovaties die zich in de ateliers -en in de openlucht- onder de handen van voornoemde kunstenaars hebben voltrokken. Hier mag de naam van Piet Boendermaker niet ontbreken. Deze kunstverzamelaar en mecenas droeg met financiële steun en de (latere) opening van zijn Kunstzaal bij tot de verbreiding van de moderne kunst.

De werken van Van Gogh, Cézanne en Le Fauconnier vormen de voedingsbodem voor de Bergense School. In de compositie en het kleurgebruik van Gerrit Willem van Blaaderens (1873-1935) Huizen in een Landschap uit 1908-12, zie je duidelijk invloed van Paul Cézanne’s, Verlaten huis bij Aix-en-Provence, van ca. 1886.

En in Landschap met korenschoven van Leo Gestel van 1907-09 zijn echo’s van Van Goghs Korenschoven uit 1885 evident.

Bijzonder om in deze Noord-Hollandse provinciestad een authentieke versie van Cézanne’s Montaigne Sainte Victoire uit 1888 te aanschouwen. Dat geldt ook voor een (reproductie van) Stilleven met appels, waarbij Cézannes veel aangehaalde citaat nog steeds verfrissend klinkt:

                                   …’Avec une pomme je veux étonner Paris’

…’Zij [de appels] houden ervan zich te laten portretteren […] Zij komen naar je toe met al hun parfum, sprekende over de velden die zij hebben verlaten, de regen die hen heeft gevoed, de zonsopgangen die zij hebben gezien’…

Cézanne, stilleven met appels, 1879-1880, foto: Marina Marijnen

Met zijn prominent geportretteerde appels doorbrak Cézanne een taboe. Anders dan historiestukken waar kennis voor nodig was, werden stillevens -slechts een imitatie van de natuur- destijds in academische kringen maar matig gewaardeerd.

Cézanne keek met nieuwe ogen naar de hem omringende natuur. Hetgeen hij waarnam vertaalde hij vervolgens in geometrische vormen. Daarbij had hij lak aan de door de Academie gedicteerde regel van lineair perspectief. Gebruikmakend van lichte en donkere kleuren creëerde hij diepte in zijn werk. Aldus legde hij de basis voor de kubisten die een stap verder zouden gaan.

Paul Cezanne, Montagne Sainte Victoire, 1888. Stedelijk Museum, Amsterdam. Foto: Marina Marijnen

Ook Henri le Fauconnier begon zijn onderwerpen, eerst nog voorzichtig, in geometrische vormen te ontleden. Mooi te zien in het uit hoekige vormen opgebouwde Portret van de dichter Paul Castiaux uit 1910.

Toen zijn werk in 1911 in het Amsterdamse Stedelijk getoond werd was het wel even wennen voor het Amsterdamse publiek. Le Fauconniers stijl werd in 1911 door critici zelfs met ‘barbaarsch’ omschreven!

Henri le Fauconnier, Portret van de dichter Paul Castiaux, 1910 Foto: Marina Marijnen

Op de tweede verdieping van de Alkmaarse tentoonstelling geeft het museum een ode aan de schilders van de Bergense school; in hun werken zijn de drie inspiratiebronnen niet ver weg. In het werk van de hier getoonde kunstenaars komen alle genoemde stilistische invloeden samen. Niet alleen in de onderwerpkeuze, maar vooral in de toets en het kleurgebruik, dat varieert van een heel licht tot kenmerkend voor de vroege Bergense school, donker palet.

Gerrit Willem van Blaaderen, Impressie van de Bretonse Haven van Doarnenez 1922 Foto: Marina Marijnen

Zoals in Van Blaaderens impressie van de Bretonse Haven van Doarnenez, dat hij in 1922 uit eigen waarneming schilderde. De verzamelaar Piet Boendermaker kocht het werk en schonk het aan het Stedelijk in Amsterdam.

Leo Gestel en anderen rekenen af met de traditionele benadering: …’Om aan gevoel van ritme van vorm en expressie van de kunst te voldoen, moet de natuur eraan geloven’… aldus Leo Gestel, …’daar is niets aan te doen’…En dat was ook helemaal niet nodig.

Dit nieuwe uitgangspunt resulteerde in krachtig werk geschilderd door de andere leden van de Bergense School. We zien kleurrijke landschappen van Dirk Filarski (1885-1964) en Jan Sluyters (1881-1957). In Laag water, kanaal bij Veere paste de artistieke kameleon Jan Toorop (1858-1928) een luministische toets toe.

Zijn dochter Charly, met haar eigen duidelijk herkenbare (bijna magisch) realistische stijl, is eveneens vertegenwoordigd. In Kroeg in Westkapelle zet ze de enigszins trieste boertige  bartypes en een naar aandacht hunkerend Zeeuws meisje treffend neer. 

Charly Toorop (1891-1955), Kroeg Westkapelle, 1925 Foto: Marina Marijnen

Heel toepasselijk voor ons dagje in Alkmaar ontdek ik een schitterende impressie van de wekelijkse Kaasmarkt. Volgens het bijschrift schilderde Charly Toorop dit werk in 1932-33 op verzoek van de Joodse kunsthandelaar Jacques Goudstikker. De aanblik van dit schilderij roept een verre persoonlijke herinnering op: een schoolreisje naar de kaasmarkt in Alkmaar. Mijn vermoeden dat je met dit uitje tegenwoordig niet meer hoeft aan te komen wordt in een oogopslag bevestigd. Op de site www.schoolreis.nl met wel dertig interactieve, sportieve en educatieve suggesties komt de kaasmarkt in Alkmaar niet voor.

Charly Toorop, Kaasmarkt in Alkmaar, 1932-1933 Foto: Marina Marijnen

Ook Toorops zoon Edgar Fernhout (1912-1974), die het schildersvak van zijn van zijn moeder leerde, is aanwezig. Van zijn hand zie je twee weidse oer-Hollandse duinlandschappen. Met het volledig abstracte Bos uit 1961 gooide hij na haar dood het roer radicaal om.  

Het voorgaande is slechts een impressie van het weinig bekende, prachtige werk van de Bergense School, dat met deze expositie in een Europese context wordt geplaatst.  

Na het uitbreken van WOI is het met de beïnvloeding van dit op Van Gogh, Cézanne en Le Fauconnier geïnspireerde werk gedaan. De tastbare herinnering aan dit hoofdstuk uit de vroeg twintigste -eeuwse moderne Hollandse schilderkunst wordt in het Stedelijk Museum bewaard en is tot 3 september in deze bijzonder verhelderende tentoonstelling te zien.

Link: Stedelijk Museum Alkmaar

Nederlanders in Parijs, 1789-1914. Van Gogh museum, Amsterdam, tot en met 7 januari 2018.

 

Kees van Dongen, De Blauwe Japon, 1911, Van Gogh Museum Amsterdam

Van Barbizon, eerder op deze site besproken, reizen we naar Parijs, het centrum van de toenmalige kunstwereld. De stad met befaamde kunstopleidingen en tentoonstellingen was een artistieke kraamkamer en oefende aantrekkingskracht uit op kunstenaars uit alle windstreken. Voorheen was de reis per diligence een hele onderneming, maar sinds 1847 werd de gang naar la ville lumière dankzij het spoor tot een dagreis teruggebracht. In de lange periode die de Parijse tak van de dubbeltentoonstelling beslaat is op artistiek gebied veel gebeurd. Te veel om deze thematisch-chronologisch in te delen, licht conservator en samenstelster van de expositie Mayken Jonkman tijdens een interview bij Opium op 4 toe. Daartoe werden acht kunstenaars als uitgangspunt gekozen. Aan de hand van hun werk, getoond in samenhang met hun Franse kunstbroeders, worden de belangrijke thema’s van die jaren behandeld.

Gerard van Spaendonck, Bloemen in een albasten vaas en vruchten op een marmeren blad, 1781, Het Noordbrabants Museum, Den Bosch

Zo wordt bij Gerard van Spaendonck (1746-1822) de eerste Nederlander die destijds naar Parijs trok en medeoprichter was van het Institut de France, de kunstopleiding behandeld. Kunstenaars konden uit verschillende academies kiezen, maar de belangrijkste was de École des Beaux Arts. Hier moest je zijn voor de nieuwste artistieke ontwikkelingen. In zijn atelier in de Jardin des Plantes leerde Van Spaendonck, die het tot hofschilder van koning Lodewijk XVI had gebracht, zijn Franse leerlingen het schilderen van bloemstillevens in de stijl van de Hollandse Gouden Eeuw. Zijn meest succesvolle leerlingen waren Bessa, Redouté en Van Dael. Behalve op de academies leerden schilders ook veel door hun ogen op de Salons en in de stad de kost te geven. Maar de tentoonstelling laat zien ook dat deze Franse invloed op Nederlandse kunstenaars geen eenrichtingsverkeer was, verschillende Nederlanders drukten, zoals we zullen ontdekken, hun stempel op de Franse kunst.

Ary Scheffer, Francesca da Rimini en Paolo Malatesta aanschouwd door Dante en Vergilius, 1854, Kunsthalle Hamburg

Ook Ary Scheffer (1795-1858) belandde al vroeg in Parijs. Zijn moeder had een vooruitziende blik toen zij zich met haar zoons in Parijs vestigde. Ary werd beroemd en verkeerde in de hoogste kringen. Bij zijn werk krijgt de bezoeker informatie over de Salon en alternatieve tentoonstellingen. Wanneer aankomend kunstenaars als Rousseau en Huet in 1836 door de jury van de Salon geweigerd worden, biedt Ary hen expositieruimte aan in zijn atelier. Hier vonden Franz Liszt en Frederic Chopin eveneens een podium en Charles Dickens las bij Ary Scheffer voor uit eigen werk. Met zijn vroeg-romantische maar nog wel in academische toets geschilderd werk, zet Scheffer zich, evenals Ingres en Delacroix, af tegen het traditionele classicisme. Scheffers, thans veelal als sentimenteel beoordeelde werk, genoot in de vroege 18e eeuw veel waardering. Dat geldt ook voor zijn ‘society’ portretten; een richting waarmee Kees van Dongen in de 19e eeuw eveneens succesvol zou worden.

Jacob Maris, De schilder Frederick Hendrik Kaemmerer aan het werk in Oosterbeek ca. 1863, Dordrechts Museum, Dordrecht

In de presentatie van Frederik Hendrik Kaemmerer (1839-1902) wordt de bezoeker geïnformeerd over de Kunsthandel in die dagen. Hij wordt als schoolvoorbeeld gepresenteerd van dè Salonkunstenaar. Deze thans minder bekende Nederlander was destijds een van de best verkopende kunstenaars in Parijs. Hij inspireerde tal van landgenoten tot het schilderen van mondaine scènes. In het portret dat Jacob Maris rond  1863 van hem schilderde zien we hem heel geestig zittend op een boomstam aan het werk in de bossen van Oosterbeek.

Coen Metselaar, Het atelier van de kunstenaar Frederik Hendrik Kaemmerer aan de Boulevard Vaugirard 126 bis 1877-1878, prive collectie Oss

Coen Metzelaar portretteerde hem rond 1878 in zijn Parijse atelier, te midden van rekwisieten bezig aan een impressionistisch werkje, waarin we de stijl van Isaäc Israëls latere vlot gepenseelde impressies van soortgelijke (op een ezel rijdende) figuurtjes herkennen.

Bij Jongkind (1819-1891) komen –heel toepasselijk- de Parijse café’s als ontmoetingsplaats en inspiratiebron in beeld. Jongkind hield van de Franse levensstijl: het savoire vivre. Het genieten van een goed glas wijn ontbrak daarbij niet; een gewoonte die hem uiteindelijk op zou breken. Anders dan vaak gedacht wordt leerde Jongkind de impressionistische toets niet van Claude Monet; het was nèt andersom. Gezamenlijk schilderend aan de Seine deed Jongkind dit kunstje niet alleen voor aan Monet, maar ook Boudin en Sisley namen Jongkinds toets over! Voor wie hieraan twijfelt citeer ik Monets eigen woorden: …’c’est à lui que je dois l’éducation definitive de mon oeil’.. (van hem –Jongkind- leerde ik goed te kijken).

Johan Barthold Jongkind, Rue des Franc-Bourgeois St. Marcel, 1868, Gemeentemuseum Den Haag

Claude Monet, Vétheuil 1879, Triton Foundation

Deze vroege Nederlanders in Parijs, hebben een plek gekregen op de benedenverdieping van het museum. In Jongkinds vluchtige impressie van de Rue des Franc-Bourgeiois St. Marcel uit 1868 is de vlotte, los gepenseelde toets die het handelsmerk van de impressionisten zou worden, goed te herkennen.

In de  bovenzaal ontmoet de bezoeker Vincent Van Gogh, George Hendrik Breitner, Kees van Dongen en Mondriaan.

Ter illustratie van de vraag wat leerden kunstenaars in Parijs van elkaar worden de Nederlanders in samenhang getoond met de Fransen. Van Gogh (1853-1890) probeerde in Parijs de verschillende stijlen van Monet, Pisarro en Signac uit. Een dialoog verduidelijkt hoe Breitner schatplichtig was aan Degas.

George Hendrik Breitner (1827-1923), door Jonkman gekenschetst als een verlegen man, was maar korte tijd in Parijs, maar hij absorbeerde en verwerkte de invloeden die hij daar opdeed op een bijzondere manier. Deze leerschool wordt mooi geïllustreerd met twee schetsen van danseressen; één van Degas en één van Breitner.

Edgar Degas, Ontbijten na het baden ca. 1894, Houtskool en pastel op papier,
Bruikleen Triton Foundation

George Hendrik Breitner, Het model zoekt haar kleren bijeen, 1888, privécollectie, Den Haag

 

 

 

 

 

 

 

 

De vernieuwende manier waarop Breitner het vrouwelijk naakt in beeld brengt is zonder Degas ondenkbaar. Zij hebben elkaar niet ontmoet, maar Breitner zag zijn werk en trok er lering uit. In de tentoonstelling Rumoer in de stad werd deze invloed ook al getoond (zie elders op deze site). Op zijn beurt gaf Breitner dit weer door aan Isaäc Israëls en Willem de Zwart.
Even terug naar de hyper-sensitieve Van Gogh, die het in Parijs bij zijn broer Theo, iets langer uithield dan Breitner. Over Vincents zielenroerselen in die periode is weinig bekend, want de broers schreven elkaar toen geen brieven. Zijn schilderijen spreken echter voor zich. Geen kunstenaar heeft in slechts een half jaar zo’n grote ontwikkeling doorgemaakt. Dit wordt prachtig geïllustreerd aan de hand van twee schilderijen met Uitzicht uit mijn atelier. Het eerste, direct na aankomst gemaakt is nog gehuld in zilverachtig licht, het tweede vertoont het goudkleurige licht dat kenmerkend is voor Parijs, aldus Jonkman. Daarbij gaat van Gogh, geïnspireerd door Seurat en Signac, over op het gebruik van ongemengde kleuren, die hij in talrijke toetsjes naast elkaar opbrengt.

Vincent van Gogh ,Gezicht vanuit Theo’s appartement, 1887,Van Gogh Museum, Amsterdam

Claude Monet, Vétheuil 1879, Triton Foundation

 

 

 

 

 

 

 Zijn donkere palet klaarde in la ville lumière aanzienlijk op, maar zijn gemoed werd door de vele grootstedelijke prikkels steeds somberder en onrustiger. Februari 1888 vertrekt Van Gogh naar Arles waar in korte tijd een groot aantal kleurrijke werken ontstaat. De rest is historie. In zijn eigen tijd vrijwel onopgemerkt, weet Van Gogh kunstenaars en filmproducenten tot de huidige dag te inspireren. Daarvan getuigen de Jackson Pollock-achtige schilderijen van de Chinese kunstenaar Zeng Fanzhi die nog tot en met 5 maart in het Van Gogh Museum te zien zijn en de recente animatiefilm Loving Vincent, van de Poolse cineaste Dorota Kobiela. Gemaakt als eerbetoon aan de geestelijk gekwelde  schilder van wie zij zelf, lijdend aan een depressie, veel is gaan houden. Vincents schilderijen zijn door een leger van kunstschilders geframed en komen in prachtige gemanipuleerde beelden langs. De opgeklopte verhaallijn (‘whodunnit’) dat Van Gogh vermoord is, moet de kijker voor lief nemen.
Terug naar de Nederlanders in Parijs, waar Kees van Dongen (1877-1968) niet kan ontbreken. Bij hem komen de thema’ssociaal engagement en sensuele vrouwen’ aan bod. Van Dongen voelt zich in Parijs als een vis in het water en verwerft in korte tijd een positie in de Parijse beau monde. In de Art Deco tentoonstelling in het Haags Gemeentemuseum draait een film, waarin we Van Dongen zien in gezelschap van couturier Paul Poiret, de spil van de Haagse tentoonstelling. Boven diens bed hangt een versie van Van Dongens Inquiétude, met twee prachtig gestroomlijnde roodgloeiend aaneengesmede lichamen. (zie de Art Deco tentoonstelling,op deze site).

Kees van Dongen was een non-conformist; hij begon zijn carrière zelfs als anarchist. Hij wilde geen schilderijen voor de elite maken, maar alleen getekend werk dat voor iedereen bereikbaar was. Wanneer hij echter eenmaal van succes en geldelijk gewin geproefd heeft, laat hij deze instelling varen. Hij gaat schilderen… en hoe!

Zijn kleurrijke door kunstlicht beschenen scènes van het nachtelijke uitgaansleven, konden niet iedereen bekoren. De daarin figurerende arbeidersvrouwen, die slempend de nacht doorbrengen worden door een kunstcriticus wegens de oorlogskleuren op hun gezicht, afkeurend omschreven als ‘Apachemeiden’. Heren en vooral dames uit de upper-class vragen evenwel al snel om geportretteerd te worden. In prachtige kleuren, niet zelden sensueel, brengt hij hen in beeld. De sjieke Comtesse Anna de Noialles met een (goed kijken) ondeugend toetsje en Madame Jasmy, wier portret in de actuele Haagse Art Deco tentoonstelling als steunafbeelding fungeert bij de avondjaponnen van Paul Poiret. Deze dames van stand zette hij een tikkeltje ondeugend neer, maar met het meeste gemak maakte Van Dongen van een ondeugend bartypetje een dame door haar een mooie hoed op te zetten.

Kees van Dongen, Dame met zwarte hoed 1912

Kees van Dongen, Comtesse Anna de Noialles, 1931, Amsterdam Stedelijk Museum

 

 

 

 

 

 

 

 

In deze tentoonstelling vormt Piet Mondriaan het sluitstuk. Het aan zijn naam gekoppelde thema: Kubisme als katalysator: de behoedzame zoektocht naar het universele, geeft aan dat met zijn werk het laatste woord over moderne eigentijdse kunst nog niet is gezegd. Integendeel: Mondriaans figuratief begonnen werk vindt in Parijs een nieuw begin. Even aangeraakt door het kubisme verlaat hij de figuratie geleidelijk aan, op weg naar een nieuw begin; de weg naar volledige abstractie, maar dat is een ander verhaal, waarover ik onlangs onder de titel de Ontdekking van Mondriaan heb beschreven.

Kees van Dongen, Herinnering aan het Russische operaseizoen 1909, National Gallery of Canada, Ottowa

De in Parijs werkzame kunstenaars putten in die jaren ook inspiratie uit theater- en dansvoorstellingen, zoals ‘Cleopatra’ van de Ballets Russes, waarmee ik even terugkom op de genoemde uitzending van Opium. Uit dit ballet, dat als een ‘salade van nationale [Russische] componisten’ getoonzet werd, maakte Mayke Jonkman een toepasselijke muziek keuze: de wonderschone bijdrage van Modest Moessorski.

Tenslotte: zoals de Haagse tentoonstelling Rumoer in de Stad vooral de stedelijke bedrijvigheid in Nederland toonde, zo laat de huidige tentoonstelling zien hoe kunstenaars in Parijs de dynamiek van de Franse hoofdstad in al haar facetten in beeld brachten. De bezoeker ziet de fraai aangelegde boulevards van Haussmann, de kleurrijke parken, impressies van het pittoreske Montmartre en nieuwe uitgaansgelegenheden als de Moulin Rouge en de Moulin de la Galette. Met zo’n 120 eigen schilderijen en bruiklenen uit heel de wereld, biedt het Van Goghmuseum niet alleen een kleurrijk beeld van een voorbije wereld, maar tot en met 7 januari tevens een aanschouwelijk college in de ontwikkeling van de 19e eeuwse schilderkunst. Warm aanbevolen voor de kerstvakantie!

Bibliografie:

Jonkman e.a., Nederlanders in Parijs, tentoonstellingscatalogus Van Goghmuseum, Amsterdam, 2017.

Themanummer Kunstschrift, Een Nederlander in Frankrijk: Jongkind en de anderen, oktober/november 2017.

Link: Nederlanders in Parijs 1789-1914

 

Daubigny, Monet en Van Gogh: Impressies van het Landschap. t/m 29 januari 2017 in het Van Goghmuseum, Amsterdam

 

Van Gogh, tuin van Daubigny
Vincent van Gogh, De tuin van Daubigny, 1890, collection R.Staechlin

Oud nieuws… het verhaal over Van Goghs Tuin van Daubigny geschilderd op een theedoek? Voor wie deze anekdote eerder hoorde misschien wel, maar leuk voor wie het verhaal niet kent. Wanneer Vincent van Gogh, enigszins hersteld van zijn waanzin, in 1890 verhuist om rust te vinden en een nieuwe arts te bezoeken, komt hij terecht in Auvers-sur-Oise.

Van Gogh, De tuin van Daubigny,1890, Van Gogh Museum Amsterdam
Van Gogh, De tuin van Daubigny,1890, Van Gogh Museum Amsterdam

Het dorp waar Charles Daubigny in 1878 was overleden. Daar klopt hij aan bij Daubigny’s weduwe met de vraag of hij de tuin mag zien. Wanneer hij een aanvechting krijgt om de rijkelijk bloeiende tuin te schilderen legt hij de kleurenpracht -bij gebrek aan schilderslinnen- vast op de vierkante theedoek die mevrouw Daubigny hem geeft. Dit werk hangt bij de laatste schilderijen van zijn hand in de bovenzaal van de expositie, nabij een ander doek van Daubigny’s tuin.

Driehoeksverhouding

Er is altijd wel een tentoonstelling te bedenken waarin Monet, in relatie tot een andere kunstenaar van naam, gepresenteerd kan worden. In Tate Britain zag ik in 2005 de tentoonstelling Turner, Whistler, Monet, met voorbeelden van wederzijdse beïnvloeding. Nu doet Monet weer mee in de tentoonstelling Daubigny, Monet, Van Gogh gepresenteerd als een nimmer bedoelde driehoeksverhouding. Hun werk wordt in een ‘tegelijkertijd terughoudende en aanwezige’ setting door Studio Berry Slik  gepresenteerd. De inrichting is aangevuld met groot geprojecteerde filmbeelden van land, water en lucht; de elementen van het landschap. Directeur Axel Rügen licht toe: het beleid van ons museum is niet alleen Vincent Van Gogh te tonen, maar ook zijn voorlopers, tijdgenoten en navolgers. Hij noemt het een prettige bijkomstigheid dat ‘ons andere museum’, Museum Mesdag, de grootste verzameling werken van Daubigny bezit.

In de tentoonstelling wordt Daubigny’s vernieuwende invloed op Claude Monet en Vincent Van Gogh belicht en aanschouwelijk gemaakt door hun werken naast elkaar te presenteren. Behalve van Daubigny’s invloed op Monet was ook sprake van wisselwerking tussen beide. Bij sommige werken vraag je je zelfs af: wie beïnvloedde nou wie?

Daubigny, appelbloesem
Daubigny, Appelbloesems, 1873, The Metropolitan Museum of Art, New York

In de laatste expositiezaal komt Van Gogh in beeld. Hij koesterde een levenslange fascinatie voor het werk van Daubigny, waarmee hij als jongeman in dienst van kunsthandel Goupil, al kennis had gemaakt. Toen Van Gogh besloten had om schilder te worden schreef hij aan zijn broer Theo dat hij geïnspireerd werd door Daubigny ’Ik zag een Daubigny in de bloeiende boom’. In de expositie hangen ze bij elkaar: een realistisch vorm gegeven traditionele bloeiende boom van Daubigny, Appelbloesems uit 1873 en een van de doeken met bloeiende bomen van Van Gogh, de Witte boomgaard uit 1888.

Van Gogh, boomgaard
Vincent van Gogh, de witte boomgaard, 1888, Van Gogh museum, Amsterdam

De boomgaard waarin Van Gogh later inzoomde op de Bloesemboom, geschilderd voor Theo bij de geboorte van diens zoontje Vincent Willem. Bij deze bloesembomen hangt ook, als traîte-d’union, een doek met bloeiende fruitbomen, Lente, van Monet uit 1873,  dat wel in een heel ander perspectief geschilderd is dan de appelbloesems van Daubigny. Het is alsof je zo die zonnige boomgaard zo

Monet, Lente, spring, printemps
Claude Monet, Lente (fruitbomen in bloei), 1873 The metropolitan Museum of Art, New York

kunt binnenstappen. Met enig
inlevingsvermogen ruik je zelfs de zoete bloesemgeur; l’air du (prin)temps!

Trouwens, ook Camille Pissarro liet zich door Daubigny’s inspireren met zijn Bloeiende Boomgaard in Louveciennes.

 

 

In deze zaal hangen drie schilderijen met klaprozen. Daubigny’s Velden in juni, 1874;  Claude Monets Veld met Klaprozen uit 1881 en Vincent van Goghs gelijknamige versie, uit 1890.

Daubigny, velden, Juni
Daubigny, Velden in Juni, 1874, Herbert F. Johnson Museum of Art, Ithaca

Monet, klaprozen
Claude Monet, Veld met klaprozen, 1881, Museum Boymans van Beuningen, Rotterdam

 

 

Gogh, klaprozen
Vincent van Gogh, veld met klaprozen, auvers sur Oise, 1890, Gem. Museum den Haag, Rijksdienst voor het Cultureel erfgoed

 

 

 

 

Hier is hun uiteenlopende benadering van hetzelfde onderwerp goed te zien. De eerste geeft een tamelijk glad gepenseelde impressie van werkers die nog tot laat in het veld staan; de zon zakt al weg achter de wolken en er tekent zich een maansikkeltje af. De tweede is een impressionistische scène op klaarlichte dag, waarin de horizon iets hoger ligt. Daarnaast het veld met dynamisch weergegeven klaprozen van Van Gogh, waar we middenin staan. In de achtergrond een dorpje en boven een bomenrij een stukje zinderende lucht, dat hier nog minder dan een derde van het doek inneemt.

Daubigny, ondergaande zon, Villerville
Daubigny, Ondergaande zon bij Villerville, c. 1876, De Mesdag Collectie, den Haag

In dezelfde ruimte bevinden zich enkele zonsondergangen die Daubigny, vanuit hetzelfde standpunt, in de loop van de jaren ’70 schilderde. De verschillen zijn miniem. Twee versies van Ondergaande zon bij Villerville – waarvan er een gebruikt wordt als het  posterbeeld van de tentoonstelling –  worden vergeleken met een ondergaande zon van Monet.

 

Turner, Calais, low water,collecting bate
Turner, Calais sands at low water poissards collecting bait, 1832, Bury Art Museum, Bury Greater Manchester

De Ondergaande zon bij Villerville met de twee wandelende figuurtjes, doet mij eerder denken aan William Mallord Turner’s Calais sands at low water poissards collecting Bait uit 1830, dat hij zeker gezien moet hebben. Ook Daubigny’s Strand bij eb uit 1876 , wijst in in dezelfde richting, maar de onmiskenbare invloed van de revolutionaire Brit wordt niet genoemd.

Monet, soleil couchant, zonsondergang
Claude Monet Zonsondergang op de Seine bij Lavacourt, wintereffect, 1880. Musée des Beaux-Arts de la Ville de Paris, Petit Palais.

Ze worden, als gezegd, vergeleken met een werk van Claude Monet, Zonsondergang op de Seine bij Lavacourt, uit 1880, als substituut voor diens veel bekendere Impression Soleil Levant dat de tentoonstellingsmakers in verband met de naam impressionisten die daarvan is afgeleid, liever, hadden getoond, maar dat het Musée Marmottan Paris niet mag verlaten.

Monet Impression soleil levante
Monet, Impression soleil levante, Musee Marmottan Monet, Paris

Gevraagd naar de titel van het naamloze werk dat Monet had ingezonden op de Salon des Refusé’s van 1873 antwoordde Monet: noem het maar Impression Soleil Levant, waarmee de (scheld)-naam van een nieuwe stroming was geboren: de impressionisten. De criticus die dit schreef bedoelde het beslist niet als compliment!

 

De tentoonstelling eindigt met impressies van het landschap rond Auvers-sur-Oise, waar Vincent van Gogh zich op 27 juli 1890 het fatale schot toebracht. Werken met boerderijen en korenvelden illustreren deze laatste periode van Van Goghs arbeidzame leven. Voor meer informatie over Vincent van Gogh, zie mijn bijdrage op dit blog.

Na-Aper
Kent u de atelierboot van Monet? Het drijvende atelier waarmee hij vanaf de jaren ‘60 prachtige impressies van het omringende landschap schilderde.

Monet, atelierboot
Claude Monet, De atelierboot, 1874, Museum Kroller Muller, Otterlo

Het bestaan van Monets schilderboot is diep verankerd in het collectieve geheugen van kunstliefhebbers, maar wist u dat Charles-Francois Daubigny al eerder op dit idee kwam? Verknocht aan water was hij met zijn atelierboot Le Botin vaak op de Franse rivieren te vinden. Aan boord werkte hij niet alleen, maar hij gebruikte daar ook de maaltijd, die getuige een ets uit Middagmaal op de boot niet uit een simpele baguette met brie bestond!
Zo rustig als het oogt in de prent, was het overigens lang niet altijd. Wanneer een stoomboot langs komt gaat het bootje  flink heen en weer!

Daubigny, ets, middagmaal, boot
Daubigny, Middagmaal op de boot (uit Reis met de boot), 1862, Bibliotheque nationale de France, Parijs

Daubigny, stoomboten, ets,
Daubigny, Kijk uit voor de stoomboten (Reis met de boot) 1862, ets, Bibliotheque nationale de France, Parijs

 

 

 

 

 

 

Daubigny, atelierboot
Daubigny, de Atelierboot, 1862, Rijksmuseum, Amsterdam

In de expositie zijn niet alleen prenten van de boot te zien, maar de atelierboot van Daubigny is, compleet met schilder attributen, in replica aanwezig. Vanaf een bankje ziet de bezoeker een film over het werken vanaf het water. Langs de wand van deze zaal hangen prenten met landschappen gemaakt vanaf de boot. Op zoek naar nieuwe gezichtspunten werd ‘Le Botin’ door een sleepboot verplaatst of als trekschuit voortgetrokken, zoals wanneer je  goed kijkt te zien is in het schilderij Jaagpad aan de oevers van de Oise, ca. 1875.

Daubigny, jaagpad, oise
Daubigny, Jaagpad aan de oevers van de Oise, ca. 1875, De Mesdag collectie, Den Haag

Op een grote rivierenkaart zijn de plekken gemarkeerd waar Daubigny met zijn boot gewerkt heeft. Het landschap  waargenomen vanaf het water leverde verrassende werken op. Het ven van Gylieus uit 1853, leverde hem tijdens de Salon zelfs een medaille opEen soortgelijk landschap mooi gespiegeld in het verstilde Riviergezicht met eenden uit 1859, in National Gallery, waarop je rechts nog net Le Botin kunt zien. 

Daubigny, ven, Gylieu
Daubigny, Het ven van Gylieu, 1853, Cincinnati Art Museum, Cincinnati OH

Daubigny, riviergezicht met eenden, le Botin
Daubigny, Riviergezicht met eenden, (en ‘le Botin’), 1859, The National Gallery, Londen

 

 

 

 

 

Mooi, maar niet iedereen was enthousiast: critici vonden deze werken onvoltooid. Toch vonden Daubigny’s frisse, schetsmatige impressies van het landschap al snel kopers, zelfs tot in Amerika aan toe.

Hoewel het schilderen van onbeduidende stukjes landschap ongebruikelijk was, stonden Daubigny en Monet in hun onderwerpkeuze niet alleen. Steeds meer kunstenaars stapten af van het academische devies om historiestukken, werken met bijbelse, mythologische of historische onderwerpen, te schilderen. Nu trokken zij er op uit om de natuur ‘en plein air’ vast te leggen. Schilders van de School van Barbizon, zoals Theodore Rousseau, Jean-Baptiste Corot en Johan Barthold Jongkind deden dat sinds 1830 ook al. Het werken in de open lucht werd bevorderd door het gemak van kant-en-klare verf in tubes en de

Daubigny, het vertrek
Daubigny, Het vertrek (uit Reis met de boot), 1862, ets Bibliotheque nationale de France, Parijs

mogelijkheid om sinds de aanleg van de eerste spoorwegen eenvoudiger te reizen. Zie de prent Het vertrek, waarin reizigers de waarschuwing om niet uit de ramen te hangen negerend, de ouderwetse vervoermiddelen over water lijken uit te wuiven ! Daubigny, Monet en Van Gogh trokken er ook op uit om buiten te werken. Ondanks dat de gezaghebbende 19e eeuwse kunstcriticus Theophile Gautier de landelijke impressies van Daubigny ruw en onvoltooid vond werden zijn verrichtingen met veel belangstelling gevolgd door de impressionisten Pissarro en Sisley, van wie eveneens werk te zien is. Daubigny wordt als de pionier van de impressionisten gezien. In diezelfde periode was in Nederland ook een kunstenaar werkzaam die verzot was op water: Hendrik Willem Mesdag. Dankzij diens enthousiasme voor Daubigny bezit Museum Mesdag nu een grote collectie werk van deze kunstenaar.
Het is bijzonder dat ook Van Gogh, als tijdgenoot en daarom nog niet vanuit ons perspectief, in Daubigny, al het ‘begin der groote revolutie in de kunst’ zag, zoals hij schrijft aan zijn broer Theo. Dat geldt niet alleen voor de reeds genoemde bloesembomen en klaprozen, maar ook voor Daubigny’s monochrome landschap onder een zwaar bewolkte lucht in Maaiers, waarvan we in Vincents Korenveld onder onweerslucht uit 1890, een echo zien. Hij waardeerde Daubigny omdat deze niet alleen met zijn oog, maar ook met zijn hart schilderde, en daarmee emotie wist over te brengen; ook Vincent Van Gogh’s drijfveer.

Korenveld onder onweerslucht, 1890
Vincent van Gogh, korenveld onder onweerslucht, 1890, Van Gogh Museum , Amsterdam

Daubigny, de maaiers
Daubigny, De maaiers, ongedateerd, Museum Gouda

Vroeg werk
De tentoonstelling laat voorbeelden zien van Daubigny’s vroege stijl met academische historiestukken en Italiaanse landschapjes op klein formaat, die wortelen in de classicistische landschapstraditie. Zoals De Kruising bij le Nid de l’Aigle, bos van Fontainebleau, 1843. Ook zien we verwantschap met 17e eeuwse meesters als Philips de Konink en Ruysdael van wie Daubigny de befaamde dreigende wolkenluchten overnam. De 17e eeuwse inspiratiebron voor zijn Veerboot bij Bonnieres-sur-Seine uit 1861 DIA blz. 84 laat zich gemakkelijk raden. Voor wie dit niet meteen paraat heeft, denk aan Het Ponteveer door Esaias van de Velde, uit het Rijksmuseum.

Daubigny, veerboot, Bonnieres
Daubigny, Veerboot bij Bonnieres, 1864, Museum der bildenden Kunste, Leipzig

Vooruitlopend op mijn latere opmerkingen over wisselwerking tussen deze kunstenaars, komen we hetzelfde onderwerp, een veerboot, eveneens tegen in Pissarro’s De Marne bij Chennevières uit 1864-65.
Daubigny’s vroege dramatisch belichte Italianiserende landschappen, als Landschap bij Crémieu, van ca. 1849, zijn veeleer idyllisch dan realistisch van sfeer. Gaandeweg wordt  Daubigny’s toets losser en hij gaat experimenteren met kleur en verf, dat hij, zoals Rembrandt, bewerkt met zijn paletmes. Mooi te zien in zijn Rotsen bij Villerville (1864-72)  dat beschouwd wordt zijn eerste (deels) en plein air geschilderde werk. De in de verf zichtbare sporen van een paletmes worden toegeschreven aan een aanvaring met de hoorns van een rund!

Daubigny, rotsen, Villerville
Daubigny, rotsen bij Villerville, 1864-1872, De Mesdag collectie, den Haag

Deze vernieuwende schilder, was ook een kind van zijn tijd. Hij was werkzaam als restaurateur in het Louvre en hij was lid van de jury van het gevestigde instituut de Salon. Dit was niet onbelangrijk, want in die functie kon hij in 1868 een goed woordje voor de impressionisten doen!

 

Wisselwerking
Sinds de jaren ’70 wordt zelfs een wisselwerking zichtbaar tussen de impressionisten en Daubigny. Hij hanteert, onder invloed van Monet, een lichter palet in vluchtige natuur impressies. Zoals we konden zien in zijn Ondergaande zon bij Villerville, uit 1874 en Monets Zonsondergang op de Seine bij Lavacourt, 1880. Niet alleen Monet, maar ook Pisarro raakt onder de indruk van Daubigny. Zij hebben contact met elkaar in Londen , waar zij wegens het uitbreken van de Frans-Pruisische oorlog in 1870 als refugiés verbleven. Zakelijk ontmoetten zij elkaar ook bij de toonaangevende kunsthandelaar Durand Ruel. Op de paarse wanden zijn de werken uit de Londense periode tentoongesteld. Op de aangrenzende wand krijgt de bezoeker een impressie van de Hollandse werken.

Daubigny, molens, Dordrecht
Daubigny,Molens bij Dordrecht, Salon van 1872, Detroit Institute of Ar

Monet, molens, zaandam
Claude Monet, Molens bij Zaandam,1871, Ashmolean Museum, Oxford

 

 

 

 

 

Daubigny en Monet reisden na Londen namelijk gezamenlijk naar Holland. Waar water en molens op het programma stonden. In deze zaal hangt Daubigny’s Molens bij Dordrecht uit 1872, gedaan in een Rembrandtesk palet van bruintonen, dat weer opgepikt werd door Van Gogh in zijn Brabantse fase en Monets Molen bij Zaandam, uit 1871. Hetzelfde onderwerp, maar wat een verschil in uitvoering!

Vergelijk tenslotte ook Monets Pointe de la Heve, dat hij in navolging van Daubigny aan het strand van St. Adresse schilderde, met Daubigny’s Rotsen bij Villerville, 1864-72. Behalve deze geschilderde landschappen worden in het prentenkabinet van het museum schetsen en tekeningen getoond die het drietal in de open lucht hebben gemaakt.

Perspectiefwisseling
Anders dan Van Gogh was Daubigny tijdens zijn leven al succesvol; terwijl Vincent tijdens zijn leven maar een enkel werk verkocht. Maatschappelijk gezien was Daubigny, anders dan Van Gogh, ook gearriveerd. Hij had vrouw en kinderen, waarvan Vincent, die voortdurend blauwtjes liep, alleen maar van kon dromen. Dat brave leventje van Daubigny levert echter geen boeiend scenario voor een film, terwijl het leven van Vincent van Gogh haast niet te filmen is!

Over Daubigny’s leven en werk is tot heden slechts een inmiddels verouderde biografie geschreven. Terwijl het aantal publicaties over Van Gogh, thans de beroemdste 19e eeuwse schilder, ontelbaar zijn. Deze week werd weer een, zij het dubieus, exemplaar over de vondst van een onbekend schetsboek, aan de rij toegevoegd. Daubigny, die in deze tentoonstelling een prominente rol speelt, is lang in de vergetelheid geweest. Hoe dat komt? Conservator Maite van Dijk meent dat Daubigny na zijn dood in 1878 ondergesneeuwd is door het succes van de impressionisten. Veel van zijn werk was bovendien in Europa uit beeld geraakt, want verkocht aan Amerikanen.

Conclusie

Het was in Daubigny’s tijd, waarin de academische stijl nog bon ton was, ongebruikelijk om doodgewone landelijke onderwerpen te schilderen. Een bloeiende fruitboom of het binnenhalen van de oogst als autonoom onderwerp en dan ook nog met schetsmatige, vlotte toets neergezet was ondenkbaar! Critici hadden er aanvankelijk geen goed woord voor over, maar voorstanders en kunstbroeders als Monet en Pissarro zagen in hem een voorbeeld. Vincent van Gogh waardeerde Daubigny’s stijl en onderwerpkeuze omdat hij niet alleen met het oog, maar ook met het hart schilderde! In Daubigny’s losse schilderwijze  zouden de impressionisten Monet en Pissarro en later Vincent van Gogh zich, zoals we bij de bloesembomen en klaprozen zagen, helemaal uitleven !

De vrije penseelvoering van Daubigny leidt bij Van Gogh tot navolging met een kleurrijke expressieve manier van schilderen, zoals te zien in zijn laatste werken waarin korenvelden, onder dreigende luchten.

Link: Van Gogh Museum

Link: het schetsboek van Van Gogh

 

 

 

 

De Waanzin Nabij. Van Gogh en zijn ziekte. Van Gogh Museum Amsterdam, t/m 25 september 2016

 Het genieten van de schilderijen van Van Gogh is net als andere genoegens van het leven. Zoals lekker eten of het drinken van goede wijn. Je krijgt er nooit genoeg van; steeds op zoek naar andere aspecten van deze genietingen.

Dat doen de conservatoren van het van het Van Gogh Museum ook, ze belichten steeds weer andere aspecten van Van Gogh’s werk. In 2013 organiseerden zij de expositie Van Gogh aan het werk. Nu presenteren zij een expositie rond de aard van zijn ziekte. In de tentoonstelling De Waanzin Nabij; Van Gogh en zijn ziekte, neemt het incident met het oor een belangrijke plaats in.

Van Gogh_zelfportret_verbonden oor_1889
Van Gogh, zelfportret met verbonden oor, 1889, the Courtauld Gallery, the Samuel Courtauld Trust, London

 Waarom ‘Ophouden over dat oor’ ?

Boven een ingezonden brief in de NRC las ik onlangs: ‘Houd toch op over dat oor’. Hoe goed bedoeld ook, waarschijnlijk een reactie van iemand zonder historisch besef. Natúúrlijk houden we daar niet over op! Het is zelfs aanleiding voor een nieuwe tentoonstelling.

Een Ierse onderzoeker, Bernadette Murphy, vond een brief van Félix Rey, de arts bij wie Vincent in 1888 onder behandeling was. Deze schrijft dat Vincent danig in de war bleek, nadat hij zich verwond had aan zijn linkeroor.

Jarenlang was het onduidelijk: had hij slechts een stukje of het gehele oor afgesneden ? Deze brief, te zien in de tentoonstelling, neemt alle twijfel weg: Félix Rey schetst heel precies hoe Vincent zich verwondde.

Brief van Felix Rey
Brief van Felix Rey aan Irving Stone met tekeningen van de verminking van het oor van Vincent van Gogh. 18 Aug 1930, The Bancroft library, University of California, Berkeley

Hij sneed zijn gehele oor af. Verpakt in een oude krant leverde hij het vervolgens af bij een bordeel: ter attentie van een zekere Rachel. Hij sprak: …’ jij zult je mij herinneren’, gevolgd door de bijbels klinkende zinsnede: …’waarlijk dat zeg ik je’. De dame die het pakje opende viel terstond flauw. Murphy wist de familie van deze Rachel zelfs te achterhalen.

Hoe gestoord moet je zijn voor een dergelijke daad?

In de tentoonstelling worden mogelijke ziektebeelden op een rij gezet. Tijdens het interdiciplinaire symposium dat het Van Goghmuseum op 14 september gaat houden zullen onderzoekers meer licht werpen op de aard van Van Goghs psychische stoornis. Zijn ziekte was -dat stellen de auteurs van de begeleidende catalogus duidelijk- nìet de bron van zijn schilderijen, maar zijn meesterwerken ontstonden ondanks zijn aandoening. Wat nog meer bewonderenswaardig is. Al suggereren de woorden van de kunstcriticus Albert Aurier in 1890, het tegendeel: …’Van Goghs kunst … blonk uit door overdaad, in kracht en gespannenheid en door geweld in de expressie. Hij was een opgewonden mens, een kokend brein dat zijn lava uitstort over alle ravijnen van de kunst…. Een geweldig en radeloos genie’…

Twaalf ambachten en 13 ongelukken

In de catalogus doen de conservatoren van het Van Gogh Museum Vincents weg naar de waanzin uitvoerig uit de doeken. Terugblikkend op zijn jonge jaren komt uit correspondentie van en met zijn familieleden reeds een moeilijke jongen naar voren, een enfant terrible. Een mens van goede wil, dat wel, die voortdurend met de nodige teleurstellingen tegen de grenzen van zijn eigen kunnen aanloopt. Als je de brieven goed leest zijn er signalen te over die vooruitwijzen naar de zenuwinzinkingen en vlagen van verstandsverbijstering, die hem rond zijn vijfendertigste levensjaar troffen. Als jong volwassene was hij al melancholisch en nerveus van aard en bij spanningen had hij last van een zenuwtrek. Toen hij 27 was overwogen zijn ouders al om hem in een inrichting op te laten nemen. Hoewel een eensluidende diagnose over de aard van zijn psychische stoornis (nog) niet kan worden gegeven is duidelijk dat zijn mentale instabiliteit niet zomaar uit de lucht is komen vallen.

Verschillende artsen opperden destijds epilepsie. Manische depressiviteit (bipolaire stoornis) verergerd door overmatig alcoholgebruik lijkt mij een waarschijnlijke diagnose. Wellicht leed hij aan syfilis, een aandoening die uiteindelijk tot krankzinnigheid leidt. Destijds epidemisch onder kunstenaars. Manet en zijn broers hadden het en ook Theo Van Gogh overleed, slechts een half jaar na Vincents dood, aan de gevolgen van syfilis. Ook hij had ernstige psychiatrische problemen en leed aan paranoia. Wellicht was zijn ziekte genetisch bepaald, maar zeker is dat Theo aan deze geslachtsziekte leed. In Auvers-sur-Oise vond hij, naast Vincent, zijn laatste rustplaats. In de NRC van 29 juli j.l.las ik dat het bestuur van het kerkhof, bezig is met fundraising om de schade veroorzaakt door toeristen, te herstellen.

Tijdens de tentoonstelling Lichte Zeden, dit voorjaar in het Van Gogh Museum (klik op voorbije tentoonstellingen) kon de bezoeker vernemen dat Van Gogh om, naar eigen zeggen, in balans te blijven, tweewekelijks 3 francs reserveerde voor bordeelbezoek. Het was in die dagen vrijwel onmogelijk om daar fysiek gezond bij te blijven. Uit bronnen blijkt –hij schrijft er over aan Theo- dat hij last had van ‘een druiper’ en op medisch voorschrift aluin-baden moest nemen.

Doodgewone kunstenaarsverdwazing

Terug naar zijn mentale instabiliteit. Ontroerend zijn Van Goghs talrijke briefnotities over de aanvallen van verstandsverbijstering. Eerst is er de ontkenning: hij deed aanvankelijk of hij ‘niets gehad had’ . In 1888 schrijft hij aan Theo dat er sprake was van een ‘doodgewone kunstenaarsverdwazing’. Sinds de Renaissance is veel geschreven over de melancholie van kunstenaars, geboren onder het gesternte van Saturnus. Scheppende geniën als Michelangelo leden aan melancholie; vervelend, maar het stelde hen wel tot goddelijke creaties in staat. Nog altijd zeer lezenswaard is Wittkowers publicatie uit 1963: Born under Saturn.

Wanneer de aanvallen van verstandsverbijstering in hoge frequentie terugkeren kan Van Gogh zich niet langer aan de werkelijkheid onttrekken. Vincent zelf: …’lichamelijk maak ik het goed. De wond [van het afgesneden oor] heelt erg goed en het grote bloedverlies herstelt zich weer.. het ergste is de slapeloosheid …’ Tegen slapeloosheid stopt hij kampher in zijn kussen, een tip ontleend aan het zelfhulpboek voor medicatie, De la Santé, door Francois Vincent Raspail. Deze remedie zou voor menigeen reden zijn direct uit bed te stappen en alsjeblieft nooit meer te hoeven slapen !

Van Gogh_stilleven_uien_1889
Vincent van Gogh, Stilleven rond een bord met uien en met boek De la Sante door Raspail, januari 1889, Coll. Kröller-Müller Museum, Otterlo

Deerniswekkend is ook de uitlating: …’ Vroeger wist ik wel dat je armen en benen kon breken…. Maar ik wist niet dat je geestelijk gebroken kon worden’

Aanvankelijk probeerde hij zijn ziekte de baas te worden. Het was net of er iemand in hem schuilde die hij niet kende en ook niet wilde kennen. Wanneer de aanvallen van waanzin de overhand krijgen beschouwt hij zijn leven als mislukt. Naar eigen zeggen was hij ‘aan de wortel aangetast’. Hij overleed na een poging tot zelfmoord middels een pistoolschot. Zou het toeval zijn dat zijn allerlaatste schilderij in close-up geschilderde boomwortels tot onderwerp heeft ?

Vincent van Gogh, boomwortels,1890
Vincent van Gogh (1853-1890), Boomwortels, 1890, Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting).

Het vermoedelijke corpus delicti is in de expositie te zien. Een verroest pistool, dat in de jaren zestig werd gevonden in een veld nabij Auvers-sur-Oise. Een gaaf exemplaar van hetzelfde type ligt erbij; het lijkt wel een klappertjespistool. Vreemde gedachte dat Vincent zich met dit wapen van het leven beroofde. Volgens het bijschrift is onbekend hoe Vincent aan het wapen kwam. Ik meen mij te herinneren dat een hoogbejaarde telg uit de familie Ravoux -destijds eigenaar van het café waar Vincent in Auver-sur-Oise verbleef- in de tv-serie Krabbé op zoek naar Van Gogh, vertelde dat hij het wapen van de cafébaas zou hebben geleend.

Revolver lafauchex a broche, 1865-1893, prive collectie.
Revolver lafauchex a broche, 1865-1893, prive collectie.

Jammer dat de fingerprints en het DNA sinds lang verdwenen zijn. In de begeleidende catalogus wordt, behalve in een voetnoot, geen aandacht besteed aan de complottheorie van Naifeh en Smith White. Vincent zou geen zelfmoord gepleegd hebben, maar vermoord zijn door twee pestkoppen uit het dorp. Jeroen Krabbé hechtte geloof aan deze hypothese. Uit Vincents laatste brieven spreekt zijns inziens juist optimisme en ‘lust for life’. Vincents grote artistieke productiviteit sterkt hem in deze overtuiging.

In de vitrine naast het pistool liggen de rouwkaart, condoléances en ontroerend, de troostrijke brief die Vincents moeder op 31 juli 1890 schreef aan haar zoon Theo: … ‘Dank beste Theo … Gij hebt hem het leven tot leven gemaakt, door uwe liefde en zorg !’

 Vincents Nederlandse jaren

Uit Vincents honderden brieven aan zijn broer Theo en anderen, komt een wanhopige zoekende, getormenteerde man naar voren. Deerniswekkend, eenzaam en eenzelvig, maar ook betweterig en irritant. Een man die altijd gebrek had aan geld, aan schildersbenodigdheden, erkenning en vooral gebrek aan liefde en affectie. Een man van 12 ambachten en 13 ongelukken. Na zijn ontslag als assistent bij de kunsthandelaar Goupil in Londen, werd hij lekeprediker en schoolmeester in Engeland. Als gesjeesde theologie student gaat hij evangeliseren onder mijnwerkers in de Borinage. Omdat hij het alleen niet kon bolwerken stond hij diverse malen bij zijn ouders op de stoep. Door al deze lotgevallen loopt een rode draad van conflicten.

Wanneer hij uiteindelijk besluit om kunstenaar te worden, valt ook dat niet mee. Vincent had moeite met figuurtekenen en perspectief. Vanuit òns perspectief kun je zeggen dat hij pech had, want kort nà zijn dood maalde niemand meer om anatomisch correcte weergave van het menselijk lichaam of toepassing van het juiste perspectief. Vincent bleef echter oefenen. Hij ging naar de kunstacademie in Brussel, maar werd weggestuurd wegens onvoldoende talent. In 1881 belandde hij in Den Haag bij zijn achterneef Anton Mauve. Deze moedigde hem om wat kleur in zijn werk te brengen. Hij raakt gefascineerd door de kleurencirkel en de theorie van de complementaire kleuren, die in de kleurencirkel tegenover elkaar staan. Rood tegenover groen; geel tegenover paars; blauw tegenover oranje. Zij contrasteren en versterken elkaars werking. In zijn Nuenense jaren komt hij al tot de overtuiging:

’het is niet nodig om een kleur te kiezen die overéénkomt met de werkelijkheid… !

Dit zou één van zijn belangrijkste grondbeginselen worden. Hij meent dat een schilder moet uitgaan van de kleuren op zijn palet in plaats van die van de natuur, want …’kleur drukt uit zichzelf iets uit ! aldus Van Gogh in een van zijn brieven.

In Nuenen voorzag Van Gogh zijn mogelijkheden met kleur.

…’Nóóit heb ik zóó de overtuiging gehad dat ik dingen zal maken die goed doen, dat ik er in slagen al mijn kleuren zoo te berekenen dat ik effekt in mijn magt heb’

Frankrijk

In Parijs kwam deze verwachting uit de verf ! Na zijn jaren in Den Haag, Drenthe, Nuenen, Antwerpen en Brussel, was Vincent in 1886 ingetrokken bij zijn broer Theo. Hij bleef experimenteren met kleur èn de manier waarop hij de verf aanbracht: …’door dik en dun’…!

Hij neemt les bij Fernand Cormon en absorbeert invloeden van Toulouse Lautrec; Seurat en Signac; impressionisten en neo-impressionisten. Zijn voorheen donkere palet klaart op, maar zijn nerveuze, prikkelbare aard raakt overvoerd door al deze invloeden. Hij is niet bestand tegen het enerverende leven in de metropool. Hij vlucht in de drank en neemt in februari 1888 de trein naar het zuiden. Zijn Zelfportret als schilder, dat in die Parijse periode (1887-1888) ontstond, weerspiegelt zijn rusteloze, gekwelde geest.

Van Gogh_zelfportret_1887-1888
Vincent van Gogh (1853-1890), Zelfportret als schilder, 1887 – 1888, Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting).

Met zijn komst naar het zuiden wordt zijn werk steeds lichter en kleurrijker, maar omgekeerd wordt zijn gemoed steeds donkerder. Aanvankelijk is hij euforisch over het zonnige zuiden en de mogelijkheden op artistiek gebied. In Arles huurt hij een woning, het Gele Huis, dat hij als een ‘Maison d’Artistes’ wil openstellen. Daartoe nodigt hij Paul Gauguin uit. Gedreven door dit plan schildert Vincent zijn reeks van vier schilderijen met Zonnebloemen om de kamer van Gauguin op te fleuren. Hij verwacht veel van diens komst: kameraadschap, inspiratie en gedeelde kosten voor het huishouden. Het samenwonen begon goed: Gauguin kon lekker koken; Vincent zorgde voor de wijn. De verwachtingen waren echter te hoog gespannen; al snel ontstonden verschillen van inzicht. Vincent werkte graag naar zichtbare voorbeelden in de natuur, terwijl Gauguin vond dat een schilder moest werken vanuit zijn verbeelding. Tot overmaat van ramp werden beide verliefd op de bazin van het dorpscafé. De film The Yellow House, gebaseerd op een boek van Martin Gayford, geeft een indringende impressie van deze gezamenlijke periode, waarin toenemende irritaties leidden tot heftige ruzies en de zenuwinzinking, waarbij Van Gogh op 23 december 1888 zijn oor afsneed. Gauguin, die -bang voor Vincent- de nacht in een hotel had doorgebracht, verdween de volgende dag spoorslags naar Parijs. De door Vincent geschilderde lege Stoel van Gauguin, stille getuige van het dramatisch verloop van de vriendschap, is in de tentoonstelling te zien, alsook de vervormde beeltenis van Vincent, welke Gauguin kort tevoren maakte:

Gauguin_Vincent van Gogh_zonnebloemen
Paul Gauguin (1848 – 1903), Vincent van Gogh zonnebloemen schilderend, 1888, Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting).

Arles

Hier begint het verhaal van de tentoonstelling De Waanzin Nabij; Van Gogh en zijn ziekte. De bezoeker ziet bij binnenkomst een van Vincents vele schilderijen met korenvelden. Aan het eind van de expositie hangt nog een exemplaar, Korenveld met maaier uit 1889, ter illustratie van de locatie van Vincents zelfverkozen dood.

Van Gogh_korenveld
Vincent van Gogh (1853-1890), Korenveld met maaier, 1889, Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting).

Op de muur een blow-up van het Gele Huis, waar Vincent zich in 1888 vol idealen gevestigd had. Zoals gezegd staat in de tentoonstelling niet zijn schildercarrière, maar de vraag naar de aard van Van Goghs ziekte centraal.

Hierover wordt de bezoeker geïnformeerd middels brieven van vrienden, doktersrapporten opgesteld in het ziekenhuis van Arles, de psychiatrische inrichting nabij St. Rémy en van de hand van dokter Gachet in Auvers-sur-Oise, waar de schilder in 1889 overleed.

Deze documenten geven, samen met een petitie van verontruste buurtbewoners en een procesverbaal, waarin vier personen verklaren dat Van Gogh krankzinnig is, inzicht in de de chronologie der gebeurtenissen rond Vincents ziekte en opname.

In een brief, die in de expositie ook te beluisteren is, brengt de diepbedroefde Emile Bernard het bericht van Vincents dood over aan Gabriel-Albert Aurier.

’Mijn allerbeste vriend Vincent is krankzinnig. Sinds ik het heb vernomen ben ik het bijna zelf’….

Bernard schetst de lotgevallen van Van Goghs leven die tot deze wanhoopsdaad hebben geleid. Bernard spreekt van het afsnijden van zijn [gehele] oor, zoals hij dat van Gauguin heeft vernomen. Hij prijst Vincents buitengewone medemenselijkheid jegens prostituees en misdeelden. Zijn bezetenheid van het geloof leidden tot, zoals Bernard het omschrijft, ‘Bijbelse’ zelfkastijdingen. In de film The Yellow House wordt gesuggereerd dat het afsnijden van zijn oor is ingegeven door een gebeurtenis tijdens de gevangenneming van Christus in de hof van Olijven. Daar sloeg Petrus met zijn zwaard het oor van Malchus af, een van de belagers af.

Het boek dat Paul Gauguin 1903 publiceerde, Avant et Après ligt open bij zijn beschrijving van de noodlottige gebeurtenis. Mijn oog valt op een regel in het midden van de linkerbladzijde:

’Voici ce qui c’était passé’…als het begin van een macaber sprookje.

Boven de vitrine met voornoemde bronnen, hangt de vondst van Bernadette Murphy. De brief van dokter Félix Rey, gericht aan Irving Stone, destijds schrijvend aan de roman Lust for Life. De tekening en explicatie tonen de aard van de verwonding, waarbij het gehele oor werd afgesneden, overduidelijk. Een scepticus zou kunnen betwijfelen of Rey, zo’n 40 jaar na dato, een eerlijke voorstelling van zaken geeft. In een geromantiseerde biografie is het afsnijden van het complete oor natuurlijk spectaculairder dan wanneer het oor slechts ten dele gecoupeerd werd. Vincents eigen woorden over de integere dokter zouden deze twijfel kunnen wegnemen:

’Rey is een heel goed mens; een vreselijk harde werker. Wat een mensen die dokters van tegenwoordig…’

Van Gogh_Felix Rey_1889
Vincent van Gogh, Portret Dr Félix Rey, olieverf op doek, januari 1889, The State Pushkin Museum of Fine Arts, Moscow

Als dank voor diens goede zorgen schilderde Vincent in 1889 het prachtig portret van Félix Rey, dat het Poesjkin Museum in bruikleen afstond.

In een rapport van 7 februari 1889 meldt dokter Albert Delon van het ziekenhuis in Arles dat Van Gogh, ten prooi aan een tweede crisis, in een toestand van ware waanzin verkeert. Hij hoort stemmen die hem verwijten maken en hij meent dat hij vergiftigd wordt. De vijandige houding van de buurtbewoners, waarvan zelfs een stabiele persoonlijkheid last zou hebben, zal daar zeker toe hebben bijgedragen. In bovengenoemde petitie gericht aan de burgemeester van Arles, vragen de ondertekenaars om Van Gogh, ‘le fou hollandais’, de schrik van de buurt, terug te sturen naar zijn familie of hem te laten opnemen.

Petitie_van Gogh
Petitie kort voor 27 februari 1889, Archives communales d’Arles

Dit document en de brief van de burgemeester, waarin hij de gedwongen opname van de patiënt in een inrichting verordonneert, is in de tentoonstelling te zien. Door herstel van de patiënt kwam het hier echter niet van.

Van Gogh blijft 4 maanden in het gasthuis van Arles. Paul Signac bezoekt hem en neemt hem mee naar buiten. Het weerzien van het gele huis, bezorgt hem echter een terugval.

Dr. Delon van het gasthuis van Arles raadt daarom opname in een speciale inrichting aan. Vincent neemt dit advies ter harte. Op 8 mei 1889 arriveert hij in de inrichting Saint-Paul de Mausole in Saint-Rémy. In een rapport van dokter Th. Peyron is de anamnese uitvoerig beschreven. Het verslag eindigt met de mededeling dat de patiënt na ontslag uit het gasthuis zijn oude leven weer wilde oppakken. De hallucinaties keerden echter direct terug, waarna hij zich op eigen verzoek liet opnemen in de inrichting.

De herstellende Van Gogh schrijft zijn broer wat hem de beste remedie tegen zijn ziekte lijkt: innige vriendschappen en werken. Zijn grote werklust ziet hij als resultaat van ‘iemand die zelfmoord had willen plegen, maar de kant probeert te bereiken, omdat hij het water te koud vindt’

Het felle, kleurrijke palet is van de baan; hij concentreert zich op tekenen naar de natuur. In deze tijd ontstaan ontroerende werken, zoals de Pieta, een kopie naar Delacroix.  In het gezicht van de gestorven Christus met rode baard, zou je gelijkenis met Vincent zelf kunnen zien en het reeds genoemde symbolische werk van de Maaier, waarin Vincent niet het afschrikwekkende, maar door het goudgele licht, veeleer troostrijke beeld van de dood zag. Van een verstilde schoonheid is het Korenveld bij zonsopgang. Ommuurd veld in de regen vind ik interessant:  anders dan in schilderijen met nat geregende straten van bijvoorbeeld Marquet of Breitner, regent het hier échte pijpenstelen !

Van Gogh_Ommuurd veld_regen_1889
Vincent van Gogh, Ommuurd veld in de regen, 1889, Collectie Henry P.McIIhenny, ter herinnering aan Frances P.McIIhenny

 

In de inrichting schildert Van Gogh een kopie van de bekende Slaapkamer, waarin hij kleur gebruikt om emotie in verf uit te drukken. De aanblik van het werk moest in Vincents woorden …’rust geven aan het hoofd ‘….

Van deze periode dateren eveneens de minder bekende Binnenplaats van het ziekenhuis en een inkijkje in de Slaapzaal in het ziekenhuis,

Van Gogh_slaapzaal_1889
Vincent van Gogh, Slaapzaal in het ziekenhuis, 1889, Collectie Oskar Reinhart ‘Am Romerholz’, Winterthur

Van Gogh_binnenplaats ziekenhuis_1889
Vincent van Gogh, Binnenplaats van het ziekenhuis,1889, Collectie Oskar Reinhart ‘Am Romerholz’ , Winterthur

 

 

 

 

 

 

Van tijd tot tijd is Van Gogh zo buiten zinnen dat hij in een isoleercel wordt geplaatst. Als hij gekalmeerd is mag hij weer schilderen, tot hij weer raar gaat doen: aarde opeet en een fles terpentijn probeert leeg te drinken. Hij voelt zich een gevangene; dit gevoel wordt weerspiegeld in een kopie geschilderd naar Gustave Doré’s Gevangenis. (1890). Uit de brieven en de status van de artsen blijkt dat zijn herstel zich in golfbewegingen voltrekt. Uiteindelijk besluit Van Gogh de inrichting te verlaten, omdat hij ‘gek’ wordt van alle ‘gekken’ om hem heen!

 Interessant is de bewering, genoteerd in een rapport van 16 mei 1890, waarmee Dr. Peyron Vincent van Gogh genezen verklaard; een voorbarige conclusie zoals later zal blijken.

Op zoek naar rust reist Vincent naar Auvers-sur-Oise, waar hij onder behandeling komt van dokter Paul Gachet. Hij klopt aan bij de weduwe van de door hem bewonderde Daubigny. Zij geeft hem, bij gebrek aan materiaal, een theedoek waarop hij, vier dagen voor zijn dood, haar bloementuin schildert. Dit werk is niet in de expositie –maar wel elders in het museum- te zien. Hij is bedroefd, maar toch van plan zijn leven weer op te pakken. Gesteund door Gachet, die optimistisch is over Vincents herstel. Evenals de dokter rookt hij zijn pijpje, maar het roken verjaagt de onrust niet.

Ryssel_Sterfbed_Van Gogh_1890
Paul van Ryssel, Vincent van Gogh op zijn sterfbed, 1890, Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting).

Dokter Paul-Ferdinand Gachet, die korte tijd later onder het pseudoniem Paul van Ryssel Vincents dodenportret schetste.

Vincent maakt zich zorgen om broer Theo, die inmiddels belast met de verantwoordelijkheid voor vrouw en kind, voor zichzelf wil beginnen. Een stel dorpsjongens maken hem het leven zuur. Het gaat kortom minder goed dan dokter Gachet meende of hoopte. Vincent besluit zijn allerlaatste, onvoltooide brief van woensdag 23 juli 1890, met de volgende woorden:…’mijn werk, daarvoor riskeer ik mijn leven en het heeft me de helft van mijn verstand gekost’… eindigt abrupt middenin een zin. Diezelfde middag werd het fatale schot gelost, dat Vincent helaas geen verlossing bracht. Na twee etmalen van intens lijden –de kogel was inoperabel- gaf Vincent van Gogh op 29 juli de geest. Op de rouwkaart is de locatie van de rouwdienst, l’Eglise d’Auvers sur Oise, met de pen doorgestreept. De pastoor wilde de kerk niet beschikbaar stellen voor de uitvaart van een protestantse zelfmoordenaar.

Tot slot

Aangrijpender nog dan Vincents ontroerende geschilderde impressies van de inrichting, zijn de zwart-wit foto’s van de desolate, inmiddels leegstaande inrichting.

Vestibule in de inrichting ca 1950-1958, Foto, Van Gogh Museum, Amsterdam
Vestibule in de inrichting ca 1950-1958, Foto, Van Gogh Museum, Amsterdam

Van Gogh_vestibule _1889
Vincent van Gogh, Vestibule in de inrichting, 1889, Van Gogh Museum, Amsterdam

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Zijn kamertje met het doorgeefluik, het afgehaalde krakkemikkige bed en de kapotte stoel. De ruimte met de verlaten baden voor hydrotherapie en de hal en atelierkamer waar de dikke tralies in zwart-wit prominenter staan afgetekend dan in Vincents schilderijen.

De informatieve en mooi ingerichte tentoonstelling vult een leemte in de kennis over de alom bekende maar ook onbekende schilder, die dat wij na het zien van deze expositie, iets meer nabij  gekomen zijn.

 Bibliografie:

M. & R. Wittkower, Born under Saturn: the Character and Conduct of Artists, New York, 1963/ 2006.

M.Vellekoop e.a., Van Gogh aan het werk, tentoonstellingscatalogus Van Gogh Museum, Amsterdam/Brussel, 2013.

S. Naifeh & G. White Smith, Vincent Van Gogh: de biografie, Amsterdam, 2011

R. Thompson, N. Bakker e.a., Lichte Zeden: Prostitutie in de Franse Kunst 1850-1910, tentoonstellingscatalogus Van Gogh Museum, 2015.

B. Murphy, Van Goghs oor: het ware verhaal, Amsterdam, 2016.

Bakker e.a., De Waanzin Nabij: van Gogh en zijn ziekte, Van Goghmuseum, Amsterdam, 2016.

Link film: The Yellow House. 

Link: Van Gogh Museum

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Geverifieerd door MonsterInsights