Vive l’Impressionisme; Topstukken uit Nederlandse Collecties.Van Gogh Museum Amsterdam tot en met 26 januari

Claude Monet, Papaverveld, 1881, Museum Boijmans van Beuningen Rotterdam
Campagnebeeld tentoonstelling

Met de tentoonstelling Vive l’Impressionnisme memoreert het museum het feit dat de stroming 150 jaar geleden werd ‘uitgevonden’. Nou ja, uitgevonden… In 1872 gaf Claude Monet met enkele losse penseelstreken een ongebruikelijke impressie van Le Havre bij zonsopkomst. Tegenwoordig zijn de vlot gepenseelde laat negentiende-eeuwse modernisten populair, maar op een tentoonstelling in 1874 wist het publiek, dat gewend was aan schilderijen in academische stijl, niet wat het zag!

Een in de complementaire kleuren oranje en blauw schetsmatig opgezet werk, dat een groot beroep deed op het voorstellingsvermogen van de beschouwer. Het licht van de opkomende zon was met wat grove vegen in oranje aangeduid, terwijl het kabbelende water met enkele schetsmatige likken zwarte verf werd gesuggereerd. Water, land en lucht gaan haast onmerkbaar in elkaar over. Gevraagd naar de titel van het schilderij zou Claude Monet geantwoord hebben: noem het maar Impression soleil Levant. Kunstcriticus Louis Leroy omschreef de schilderijen van Monet en zijn geestverwanten daarna als het werk van de impressionisten. Dat was niet als compliment bedoeld, maar de naam van een nieuwe stroming was geboren. 

Claude Monet, Impression Soleil Levant, 1872, doek 50 x 65 cm. Musée Marmottan Monet, Parijs

Wegens de on-academische stijl werden de impressionisten geweigerd op de door de Académie des Beaux Arts georganiseerde Salon. Hier zag het publiek alleen portretten, landschappen en historiestukken die anatomisch correct en in het juiste perspectief waren geschilderd. De impressionisten lieten zich niet van de wijs brengen en organiseerden vanaf 1874 alternatieve exposities. Hier toonden Claude Monet, Berthe Morisot, Auguste Renoir, Paul Cézanne, Edgar Dégas en Alfred Sisley hun vernieuwende werk.

Landschappen, een veld met klaprozen, een vluchtige impressie van een winderige stranddag of zich badende vrouwen. Momentopnames die in snelle naast elkaar geplaatste toetsen van ongemengde verf op het doek zijn gebracht. Schilderijen die als voltooide kunstwerken werden getoond, maar er onvoltooid uitzagen.

Ontvangst in Nederland
Bij de huidige tentoonstelling is een informatieve catalogus gepubliceerd: 150 jaar Impressionisme: Het licht breekt door in Nederland. De subtitel doet denken aan hedendaagse politieke beloftes waar je een vraagteken bij kunt zetten, maar in artistiek opzicht brak het licht destijds wel degelijk door, al ging niet iedereen daarin mee.         

Tijdens Nederlandse les werd hij op de Middelbare school als een moderne auteur gepresenteerd, maar ook Marcellus Emantshad in 1876 veel moeite met de nieuwlichters. Wegens het ontbreken van perspectief, tekening en kennis van de anatomie zou het impressionisme in zijn ogen ‘…nimmer den naam van kunst kunnen verdienen’…

Emants was niet de enige die er zo over dacht. In een vertaald krantenartikel bestempelde de Franse criticus Henry Havard de impressionisten in 1875 als luie schilders die de kijker al het werk lieten doen.  Emants voorspelling is niet uitgekomen, maar zijn reactie geeft aan hoe de nieuwe stroming zelfs door de culturele elite werd ervaren. Om de impact die de impressionisten veroorzaakten aanschouwelijk te maken vangt de tentoonstelling aan met schilderijen die rond de eeuwwisseling in ons land ontstonden. Onder invloed van het opkomende nationalisme nam in die jaren de belangstelling voor kunst van eigen bodem toe. Nederlandse verzamelaars hadden vooral oog voor werk van de Haagse School.

De heersende smaak werd bepaald door oer-Hollandse landschappen en zeegezichten in een palet van harmonieuze tinten. Werk dat qua thematiek al wel afweek van de destijds favoriete academische Bijbelse en mythologische onderwerpen met niet zelden een moralistische ondertoon. De impressionisten brachten het moderne leven in beeld, zonder bijbetekenis: l’Art pour l’Art !

Edouard Manet, Portret van Berthe Morisot, litho, 35 x 41 cm. Van Gogh Museum, Amsterdam

Na eerdere scepsis brak het licht van de impressionisten ook in Nederland door. Als trait-d’union tussen Parijs en Nederland speelde kunsthandelaar Theo van Gogh een belangrijke rol. Door zijn toedoen waren sinds 1885-1896 op de jaarlijkse tentoonstelling van de Nederlandse Etsclub impressionistische prenten te zien, zoals Edouard Manets Portret van Berthe Morisot, dat nu in het Van Gogh museum getoond wordt.  
De eerste impressionisten in ons land waren te zien bij Jos de Kuyper in Rotterdam. Deze kunstminnende slijter stichtte in 1883 de Rotterdamse Kunstclub, waar hij bruiklenen van de Parijse kunsthandelaar Paul Durand Ruel tentoonstelde. Tussen de gearriveerde schilders van Barbizon was ook werk te zien van Claude Monet en Pierre- Auguste Renoir.                                    

Medardo Rosso, Vrouw met sluier, 1895k (gietsel 1919), was over gips, 72 x 60 x 30 cm. Museum Boijmans van Beuningen, Rotterdam

Andere koers
Met Vive l’Impressionnisme doorbreekt het Van Gogh Museum de tendens om mega exposities met bruiklenen uit alle windstreken te houden. Deze tentoonstelling is ingericht met werken uit 15 Nederlandse collecties. De bezoeker ziet minder bekende, maar ook iconische doeken als Monets Papaverveld uit 1881 en Pissarro’s Regenboog à Pontoise uit 1877. Naast schilderijen wordt keramiek, teken- en prentkunst getoond. Bij de term impressionisme wordt vooral aan tweedimensionaal werk gedacht, maar ze is ook van toepassing op beeldhouwkunst. Behalve realistisch ogende beelden van Auguste Rodin en Edgar Dégas worden sculpturen van Medardo Rosso getoond, die het impressionisme getuige zijn schetsmatig vormgegeven Vrouw met sluier, letterlijk in de vingers had. Deze expositie gaat niet alleen over kijken. De historische context en de herkomstgeschiedenis van de werken komen eveneens aan bod.

Na een aarzelende start won het impressionisme steeds meer terrein in ons land. Het enthousiasme van Theo van Gogh, zijn zwager Andries Bonger en Jos de Kuyper vond navolging. Ook Daniel George van Beuningen, die het later naar hem genoemde Rotterdamse museum niet alleen in materieel- maar ook in financieel opzicht steunde en museumdirecteur Dirk Hannema kochten impressionisten. Getuige een in 1928 opgediste anekdote ‘vochten’ ze zelfs om Monets Hut van de Visser. Jaren nadat hij als winnaar uit de strijd was gekomen memoreerde Dirk Hannema de teleurstelling van zijn mededinger: …’ik zie nog het gezicht van Van Beuningen:’Is het je toch gelukt!’… Ik hoopte steeds dat het mislukken zou, dan had ik het gekocht. Het is zo’n prachtig schilderij!’…

Claude Monet, hut van de visser, 1882 Museum Boijmans van Beuningen Rotterdam

De stichter van het museum op de Hoge Veluwe, Helene Kröller-Müller die het werk van de impressionisten eigenlijk ‘te luchtig en te vluchtig’ vond, ging ook overstag. Ze kocht Caillebottes Landschap met hooimijten en de Schildersboot van Monet; één van de meest beroemde impressionistische werken.  

Mijn veronderstelling dat deze verstilde impressie van hooimijten op een heiige zomerdag naar voorbeeld van Claude Monet tot stand was gekomen bleek een misvatting. Monet bracht hele series van dit onderwerp op het doek, weergegeven onder steeds andere weersomstandigheden, maar tot mijn verbazing ontstond Caillebotte’s pastel vijftien jaar vóórdat Monet dit thema ter hand nam.

Toen het impressioniste eenmaal was doorgebroken nam de waardering voor de stroming een hoge vlucht. Tot de huidige dag worden Franse Impressionisten door Nederlandse verzamelaars gekocht. Ze moeten wel snel en financieel daadkrachtig zijn, want op het wereldtoneel verschuiven niet alleen economische- maar ook artistieke panelen. Caillebotte’s Vlakte van Gennevilliers (1883) belandde onlangs in de Hollandse collectie Sitskoorn. 

Paul Cezanne, Monte Sainte Victoire, ca. 1888, olieverf op doek 72 x 83 cm. Stedelijk Museum Amsterdam.

Tussen de verzamelaars van het eerste uur neemt de jurist Cornelis Hoogendijk een bijzondere plaats in. Met vooruitziende blik kocht hij in de negentiger jaren 34 schilderijen van Paul Cézanne. De kunstenaar die met zijn in vereenvoudigde geometrische vormen weergegeven impressies van Monte Sainte Victoire en stillevens met appels een brug sloeg tussen het impressionisme en het kubisme.

Lang heeft Hoogendijk niet van zijn schilderijen kunnen genieten. Wegens psychotische verschijnselen werd hij opgenomen. Zijn familie gaf de werken in 1906 in bruikleen aan het Rijks, maar toen de erven beseften wat de schilderijen waard waren geworden, haalden ze deze terug. De veiling van de doeken die Cornelis voor een appel en een ei, gekocht had legde hen geen windeieren. Een aantal daarvan belandde in de collectie van de Amerikaanse verzamelaar Albert C. Barnes die ze onderbracht in het Philadelphia Museum. Aan het einde van de expositie zien we een van deze uit Nederland vertrokken werken in een video installatie met de weemoedige titel: Boulevard of broken dreams.  

Paul Cézanne, Stilleven met Flessen en Perziken, ca. 1890. Stedelijk Museum.

Dit werk doet denken aan een van Cézannes eenvoudige stillevens met appels. In antwoord op de vraag waaròm hij zoiets simpels schilderde antwoordde Cézanne:

                           ‘Je veux étonner Paris avec une pomme!

Ik dacht altijd dat de stillevens met appels op een wankel tafelblad een vinding van Cézanne was, maar in de tentoonstelling verbaasde Caillebotte mij een tweede keer. Van zijn hand wordt een zeven jaar eerder geschilderd stilleven getoond met mooi in kleur en textuur getroffen perziken op een bord dat elk moment van het schuine, met opzet perspectivisch verkeerd geschilderde tafelblad kan schuiven.

Gustave Caillebotte, Bord met perziken, ca 1882 olieverf op doek 38 x 46 cm. Van Gogh Museum, Amsterdam

Cézannes profetische woorden werden 8 jaar geleden in een andere context nogmaals bewaarheid. In 2016 werd Cézannes Stilleven met appels bij Sotheby’s voor bijna 32 miljoen euro verkocht.  

Het werk van Cézanne valt op door vereenvoudigde vormen en verrassende gezichtspunten. Dat laatste geldt ook voor Edgar Dégas afbeeldingen van vrouwen tijdens hun toilet. Daarvan is de pastel van een op de rug geziene vrouw die zich afsponst een mooi voorbeeld. Zoals bij een snel genomen foto vallen haar kapsel en de tobbe waarin ze staat buiten beeld. Een bewuste compositorische keuze. Dégas modelleerde haar lichaam met streepjes en arceringen in de complementaire kleuren oranje-versus-blauw.

Edgar Degas, Badende vrouw, ca. 1887. Pastel op papier op karton 73 x 57 cm. Van Gogh Museum.

Niet alleen in zijn tijd, maar ook nu nog oogsten Dégas naakttekeningen kritiek. Daar conservatoren van het Van Gogh Museum in Dégas techniek een inspiratiebron van Vincent van Gogh herkenden werd deze tekening aangekocht. Dit zorgde in 2020 voor consternatie. Niet wegens het schandelijke bloot; de kritiek ging over de vraag of er in musea al niet genoeg blote vrouwenbillen te zien waren.

Met soortgelijke kritiek waren de zogeheten Guerrilla Girls in de jaren ’80 van de vorige eeuw hun offensief tegen seksisme en racisme in de kunstwereld begonnen. Terwijl in het MOMA in New York talloze vrouwelijke naakten hingen, was slechts 1% van de getoonde kunstenaars vrouw. De acties van deze strijdlustige vrouwen hebben intussen enig effect gesorteerd. Hoewel nog ondervertegenwoordigd zijn in de huidige tentoonstelling vier vrouwelijke kunstenaars aanwezig: Mary Cassatt, Berthe Morisot en de minder bekende Eva Gonzales en Marie Braquemond.

Na haar leertijd bij de academie-schilder Jean-Leon Gérome (1824-1904) exposeerde de succesvolle Amerikaanse Mary Cassatt vanaf 1886 al op de Salon. De ontmoeting met Edgar Dégas betekende echter een keerpunt in haar leven. In 1874 deed Cassatt mee in de impressionisten tentoonstelling. In haar vanuit verrassende invalshoeken weergegeven composities is zijn invloed onmiskenbaar. Evenals haar collega-schilders raakte Cassatt in de ban van Japanse prenten. Ze had de Oosterse onderwerpen en stijl zo in de vingers dat haar prenten nauwelijks van authentiek Japans werk te onderscheiden zijn.

Mary Cassatt, De Brief, uit de prentenserie The Ten, 1890-1891. Droge naald, vernis mou en aquatint in kleur op papier, 42 x 32 cm. Van Gogh Museum.

Haar collega Berthe Morisot is prominent aanwezig in de tentoonstelling. Aangezien zij als vrouw niet toegelaten werd op de Academie oefende zij haar hand in het Louvre, waar ze grote meesters kopieerde. Al dat oefenen baarde kunst. Sinds 1864 werd ze toegelaten tot de Salon, waar ze aanvankelijk nog denigrerend werd omschreven als een huisschilderes. Haar talent bleef echter niet onopgemerkt. Edouard Manet, met wiens broer Eugène ze later zou trouwen, bood haar schilderlessen aan.

Tijdens haar leven was de jonggestorven Morisot zeer succesvol. Doordat haar werk in de familie was gebleven, raakte ze qua bekendheid aanvankelijk ver achter bij haar mannelijke collega’s. In 1896 organiseerde Paul Durand Ruel een grote postume overzichtstentoonstelling. Inmiddels is haar naam gevestigd. Onlangs kochten het Van Gogh en Museum Boijmans werken van haar hand aan.  

In een aquarel geeft ze een schetsmatig, atmosferische impressie van een uitstapje in de natuur, waarvoor haar zus en haar kinderen model stonden. Terwijl de moeder weg kijkt richt het grootste meisje haar blik op Berthe, die aan de overzijde van het meertje en-plein-air zit te schetsen.

In de tentoonstelling is ook werk van Eva Gonzalès te zien. Vanaf 1869 kreeg ook zij schilderles van Manet. Tegenwoordig geen bekende naam, maar in 1878 werd zij met pastels ‘van uitzonderlijke kwaliteit’ op de Salon opgemerkt door de prominente critici Emile Zola en Louis Leroy. In 1883 wijdde de prestigieuze Galerie George Petit een solotentoonstelling aan Gonzalès, die kort daarop in het kraambed overleed.

Van haar hand zie je een uiterst simpele aquarel van een Schaaltje met peterselie, getoond naast enkele eveneens eenvoudige stillevens van haar leermeester, waaronder een met een gietertje verlucht briefje aan collega-schilder Felix Bracquemond. Diens echtgenote Marie is de vierde vrouw in deze tentoonstelling.

Eva Gonzalès, Schaaltje met peterselie, 1878. Waterverf op papier, 12 x 18 cm. Coll. Kitty Valkier-Schreurs.

De sinds de late 19e eeuw in de vergetelheid geraakte Marie Braquemond is evenals Gonzalès sinds kort herontdekt. Kunstcriticus Gustave Geoffroy rekende haar samen met Berthe Morisot en Mary Cassatt tot grote drie van het impressionisme.

In 1879, 1880 en 1886 was haar werk te zien op de tentoonstelling van de impressionisten. In Amsterdam is zij vertegenwoordigd met een subtiel portret van haar zus Louise. In een reeks keramische borden, het Service de Fleurs et rubans uit 1879, geeft ze impressies van de wijze waarop welgestelde dames hun tijd doorkomen. Ze spelen een partijtje badminton, lezen van een boek, bezoeken het theater, gaan naar een concert of de dierentuin.

Marie Braquemond, portret van Louise 1877

In de grote benedenzaal staan sculpturen opgesteld van Auguste Rodin en Edgar Dégas. Getuige de gevoelige uitdrukking van de getormenteerde burgers van Calais en het beeld van de wanhopige Eva na de zondeval, hadden ook zij de impressionistische toets letterlijk in de vingers.

Zaalimpressie beelden op de tentoonstelling Vive L’impressionisme foto Marina Marijnen

Met zijn Burgers van Calais koos Rodin een heroïsch academisch onderwerp, dat door hem in een non-conformistisch eigentijds jasje werd gestoken. Deze sculpturen memoreren een belangrijk moment uit de geschiedenis van Calais. In 1347 offerden zes notabelen zich op om de belegering van de stad door de Engelse Koning Edouard III te beëindigen. Met gelaatsuitdrukkingen en handgebaren bracht Rodin hun emoties letterlijk en figuurlijk expressief in beeld.  

Edgar Degas, veertienjarig danseresje 1881-1882, gietsel 2022, brons en textiel, 98 x 49 x 50 cm. Museum Boijmans van Beuningen, Rotterdam

Behalve het overbekende in een inmiddels wat rafelige tutu gehuld balletdanseresje zie je hier ook kleine sculptuurtjes van Edgar Dégas. Danseressen in een soort zweefduik en baadsters die zich in allerlei bochten wringen om zich op moeilijke plekjes te wassen. En een vrouwtje dat zichzelf heel humoristisch klein probeert te maken om te passen in een bad dat meer weg heeft van een vogeldrinkschaal.

1 Edgar Degas, Vrouw die haar rug wast met een spons, 1911. Brons 40 x 28 x 18 cm. Museum de Fundatie, collectie Hannema-De Stuers, Fundatie Heino/Wijhe.
2 Edgar Degas, Het bad, ca. 1889 (gietsel na 1919). Brons 22 x 42 x 45 cm. Van Gogh Museum, bruikleen Stedelijk, Amsterdam

Tenslotte wordt in de tentoonstelling ook aandacht besteed aan geaquarelleerd en grafisch werk. In deze disciplines vonden kunstenaars een uitdaging om te spelen met licht en donker. Hier ontmoet de kijker een belangrijke voorloper van de impressionisten: Johan Barthold Jongkind. Met zijn vluchtige en plein-air geschetste impressies van landschappen, zee- en riviergezichten was hij een belangrijke inspiratiebron voor Claude Monet. Met hem en Eugène Boudin was Jongkind regelmatig aan de kade van de Seine te vinden. De beïnvloeding is geen door latere kunsthistorici opgetekende waarneming. Monet zei het zelf: 

             …C’est a lui (Jongkind) qu je doit l’éducation de mon oeil’

Johan Barthold Jongkind, Seinekade te Parijs, ca. 1878 zwart krijt, transparante en dekkende waterverf op papier, 331 x 47 cm. Museum Boijmans, Rotterdam.

Jongkind kon toveren met kleuren en licht dat wordt gereflecteerd op het water, dat hij onder een lage horizon weergaf onder een welhaast parelmoeren lucht. Ook hierin vond Monet een inspiratiebron in de Hollandse schilder. Monet had een palet van diamanten en edelstenen nodig om de schittering op het azuurblauwe water te vangen.     

Ludovic-Napoleon Lepics vier etsen van een Hollands winterlandschap met molens en schaatsers en Camille Pissarro’s verstilde aquattinten van een Bouwvallig huis beveel ik graag voor zelfstudie aan.

Sinds de doorbraak van de Franse impressionisten, die indertijd nog enigszins betaalbaar waren, zijn de prijzen torenhoog gestegen. Een doek met Hooibergen van Monet werd in 2019 voor bijna 100 miljoen euro afgehamerd. Impressionistische schilderijen belanden niet alleen aan de wanden van gelukkige kopers. Ze worden niet zelden als belegging gekocht, om na een incubatietijd in een Zwitserse kluis weer op de markt te brengen.

Het bedroevende feit dat Hollandse musea bij veilingen van impressionisten geen kans meer maken wordt met de flitsende virtuele installatie Galerij van gemiste kansen duidelijk gemaakt. In deze film van vormgever Nick Verstand (1984) passeert een aantal voor ons land verloren impressionisten de revue, zoals Renoirs van 1881 daterende Lunch van de Roeiers dat in de vorige eeuw in The Philips Collection in Washington belandde. 

Hoe dat voelt kan de bezoeker, staand in de schoenen van de museumdirecteur die op een veiling misgrijpt, zelf ervaren. De tentoonstelling loopt nog tot en met 26 januari.

Boek: Rosa de Carvalho e.a., 150 jaar impressionisme: het licht breekt door in Nederland, Van Gogh Museum, Amsterdam. 2024.

Link: Van Gogh Museum

Van Gogh, Cézanne, Le Fauconnier en de Bergense School, tot en met 3 september in Stedelijk Museum Alkmaar

Met panne gestrand in Enkhuizen: wat nu? Het Zuiderzeemuseum kennen we inmiddels van binnen- en van buiten. Stedelijk Alkmaar? Goed idee, maar het museum is per spoor wegens stormschade aan bovenleidingen onbereikbaar. Tweeëneenhalf uur heen met de bus en evenzoveel tijd weer terug is wel een heel hoge prijs…. Wagon wheels niet beschikbaar? Geen nood: mywheels biedt uitkomst. Dit vierwielige alternatief voor de OV fiets heeft in Enkhuizen zegge en schrijve één deelwagentje staan! Een uurtje later staan we oog in oog met de helden van het modernisme.

In de tentoonstelling Van Gogh (1853-1890), Cézanne (1839-1906), Le Fauconnier (1881-1945) zie je hoe Nederlandse kunstenaars zich in de vroege twintigste eeuw lieten inspireren door hun negentiende-eeuwse voorgangers. De tentoonstelling geeft antwoord op de vraag welke invloed zij hebben gehad op de ontstaansgeschiedenis van de Bergense School. Zelfs als je de zaalteksten negeert krijg je de doelstelling van de expositie mee. De beelden van de in dialoog gepresenteerde werken van de drie protagonisten en hun navolgers spreken voor zich! Met deze tentoonstelling plaatst Stedelijk Museum Alkmaar de Bergense School in een internationale context.

Terwijl de Nederlanders nog drukdoende zijn met onderwerpen die de schilders van de Haagse School bezighielden: schepen in de branding, vissers, armoedige binnenhuisscènes, strand- en polderlandschappen, leven kunstenaars in onze buurlanden zich uit in het vrolijke licht getinte palet van de impressionisten, de toets van de postimpressionisten of de felle kleuren van de fauvisten.

Dankzij de tentoonstellingen die Jan Toorop en Jo Bonger, de schoonzus van Vincent van Gogh, in de vroege 20e eeuw organiseren maken de Hollanders kennis met de artistieke innovaties die zich in de ateliers -en in de openlucht- onder de handen van voornoemde kunstenaars hebben voltrokken. Hier mag de naam van Piet Boendermaker niet ontbreken. Deze kunstverzamelaar en mecenas droeg met financiële steun en de (latere) opening van zijn Kunstzaal bij tot de verbreiding van de moderne kunst.

De werken van Van Gogh, Cézanne en Le Fauconnier vormen de voedingsbodem voor de Bergense School. In de compositie en het kleurgebruik van Gerrit Willem van Blaaderens (1873-1935) Huizen in een Landschap uit 1908-12, zie je duidelijk invloed van Paul Cézanne’s, Verlaten huis bij Aix-en-Provence, van ca. 1886.

En in Landschap met korenschoven van Leo Gestel van 1907-09 zijn echo’s van Van Goghs Korenschoven uit 1885 evident.

Bijzonder om in deze Noord-Hollandse provinciestad een authentieke versie van Cézanne’s Montaigne Sainte Victoire uit 1888 te aanschouwen. Dat geldt ook voor een (reproductie van) Stilleven met appels, waarbij Cézannes veel aangehaalde citaat nog steeds verfrissend klinkt:

                                   …’Avec une pomme je veux étonner Paris’

…’Zij [de appels] houden ervan zich te laten portretteren […] Zij komen naar je toe met al hun parfum, sprekende over de velden die zij hebben verlaten, de regen die hen heeft gevoed, de zonsopgangen die zij hebben gezien’…

Cézanne, stilleven met appels, 1879-1880, foto: Marina Marijnen

Met zijn prominent geportretteerde appels doorbrak Cézanne een taboe. Anders dan historiestukken waar kennis voor nodig was, werden stillevens -slechts een imitatie van de natuur- destijds in academische kringen maar matig gewaardeerd.

Cézanne keek met nieuwe ogen naar de hem omringende natuur. Hetgeen hij waarnam vertaalde hij vervolgens in geometrische vormen. Daarbij had hij lak aan de door de Academie gedicteerde regel van lineair perspectief. Gebruikmakend van lichte en donkere kleuren creëerde hij diepte in zijn werk. Aldus legde hij de basis voor de kubisten die een stap verder zouden gaan.

Paul Cezanne, Montagne Sainte Victoire, 1888. Stedelijk Museum, Amsterdam. Foto: Marina Marijnen

Ook Henri le Fauconnier begon zijn onderwerpen, eerst nog voorzichtig, in geometrische vormen te ontleden. Mooi te zien in het uit hoekige vormen opgebouwde Portret van de dichter Paul Castiaux uit 1910.

Toen zijn werk in 1911 in het Amsterdamse Stedelijk getoond werd was het wel even wennen voor het Amsterdamse publiek. Le Fauconniers stijl werd in 1911 door critici zelfs met ‘barbaarsch’ omschreven!

Henri le Fauconnier, Portret van de dichter Paul Castiaux, 1910 Foto: Marina Marijnen

Op de tweede verdieping van de Alkmaarse tentoonstelling geeft het museum een ode aan de schilders van de Bergense school; in hun werken zijn de drie inspiratiebronnen niet ver weg. In het werk van de hier getoonde kunstenaars komen alle genoemde stilistische invloeden samen. Niet alleen in de onderwerpkeuze, maar vooral in de toets en het kleurgebruik, dat varieert van een heel licht tot kenmerkend voor de vroege Bergense school, donker palet.

Gerrit Willem van Blaaderen, Impressie van de Bretonse Haven van Doarnenez 1922 Foto: Marina Marijnen

Zoals in Van Blaaderens impressie van de Bretonse Haven van Doarnenez, dat hij in 1922 uit eigen waarneming schilderde. De verzamelaar Piet Boendermaker kocht het werk en schonk het aan het Stedelijk in Amsterdam.

Leo Gestel en anderen rekenen af met de traditionele benadering: …’Om aan gevoel van ritme van vorm en expressie van de kunst te voldoen, moet de natuur eraan geloven’… aldus Leo Gestel, …’daar is niets aan te doen’…En dat was ook helemaal niet nodig.

Dit nieuwe uitgangspunt resulteerde in krachtig werk geschilderd door de andere leden van de Bergense School. We zien kleurrijke landschappen van Dirk Filarski (1885-1964) en Jan Sluyters (1881-1957). In Laag water, kanaal bij Veere paste de artistieke kameleon Jan Toorop (1858-1928) een luministische toets toe.

Zijn dochter Charly, met haar eigen duidelijk herkenbare (bijna magisch) realistische stijl, is eveneens vertegenwoordigd. In Kroeg in Westkapelle zet ze de enigszins trieste boertige  bartypes en een naar aandacht hunkerend Zeeuws meisje treffend neer. 

Charly Toorop (1891-1955), Kroeg Westkapelle, 1925 Foto: Marina Marijnen

Heel toepasselijk voor ons dagje in Alkmaar ontdek ik een schitterende impressie van de wekelijkse Kaasmarkt. Volgens het bijschrift schilderde Charly Toorop dit werk in 1932-33 op verzoek van de Joodse kunsthandelaar Jacques Goudstikker. De aanblik van dit schilderij roept een verre persoonlijke herinnering op: een schoolreisje naar de kaasmarkt in Alkmaar. Mijn vermoeden dat je met dit uitje tegenwoordig niet meer hoeft aan te komen wordt in een oogopslag bevestigd. Op de site www.schoolreis.nl met wel dertig interactieve, sportieve en educatieve suggesties komt de kaasmarkt in Alkmaar niet voor.

Charly Toorop, Kaasmarkt in Alkmaar, 1932-1933 Foto: Marina Marijnen

Ook Toorops zoon Edgar Fernhout (1912-1974), die het schildersvak van zijn van zijn moeder leerde, is aanwezig. Van zijn hand zie je twee weidse oer-Hollandse duinlandschappen. Met het volledig abstracte Bos uit 1961 gooide hij na haar dood het roer radicaal om.  

Het voorgaande is slechts een impressie van het weinig bekende, prachtige werk van de Bergense School, dat met deze expositie in een Europese context wordt geplaatst.  

Na het uitbreken van WOI is het met de beïnvloeding van dit op Van Gogh, Cézanne en Le Fauconnier geïnspireerde werk gedaan. De tastbare herinnering aan dit hoofdstuk uit de vroeg twintigste -eeuwse moderne Hollandse schilderkunst wordt in het Stedelijk Museum bewaard en is tot 3 september in deze bijzonder verhelderende tentoonstelling te zien.

Link: Stedelijk Museum Alkmaar

Geverifieerd door MonsterInsights