Nieuw Parijs; van Monet tot Morisot. Tot en met 9 juni in het Kunstmuseum Den Haag.

Alweer een tentoonstelling over de impressionisten? Die hebben we toch net in het Van Gogh Museum gezien? Klopt. Met een keur aan vluchtig gepenseelde impressies van landschappen, strandscènes en alledaagse voorstellingen schilderde Vive l’Impressionnisme een kleurrijk, pretentieloos beeld van deze stroming, die zo’n 150 jaar geleden met Monets Impression Soleil Levant begon. De iconische, schetsmatige impressie van een zonsopkomst boven Le Havre. Tegenwoordig zijn de vlot gepenseelde laat negentiende-eeuwse modernisten populair, maar op een tentoonstelling in 1874 wist het publiek -gewend aan schilderijen in academische stijl- niet wat het zag!

Claude Monet, Impression Soleil Levant, 1872, doek 50 x 65 cm. Musée Marmottan Monet, Parijs

Het in de complementaire kleuren oranje en blauw opgezette werk deed een groot beroep op het voorstellingsvermogen. Het licht van de opkomende zon was met wat grove vegen in oranje aangeduid, terwijl het kabbelende water met enkele schetsmatige likken zwarte verf werd gesuggereerd. Water, land en lucht gaan haast onzichtbaar in elkaar over. Gevraagd naar de titel van het schilderij zou Claude Monet geantwoord hebben: noem het maar Impression soleil Levant. Kunstcriticus Louis Leroy omschreef de schilderijen van Monet en zijn geestverwanten als het werk van de impressionisten. Dat was niet als compliment bedoeld, maar de naam van een nieuwe stroming was geboren. 

Vive l’Impressionnisme was in mijn ogen al een feest, maar de tentoonstelling Nieuw Parijs, waarin de bezoeker naast kleurrijk werk een gedegen geschiedenisles krijgt voorgeschoteld, plaatst het veelkleurige palet van de impressionisten letterlijk en figuurlijk in een ander licht.

De in het Van Gogh Museum terloopse vermelding van Claude Monets vlucht naar Engeland en daaropvolgend verblijf in Zaandam, waaraan zijn lieflijke impressie van Huizen aan de Zaan herinnert, valt in het Kunstmuseum door de historische context op zijn plaats.

Monet, Huizen aan de over van de Zaan, 1871-72. Städel Museum Frankfurt am Main

Mijn kennis over de Frans-Duitse oorlog, waarbij het Pruisische leger in 1870 het beleg voor Parijs sloeg was weggezakt. De oude stad had dankzij de renovatie van Baron Haussmann, waarover zo meer, een complete remake ondergaan. Frankrijk had zich in die jaren tot het machtigste land van Europa ontwikkeld. In een poging die status te bewaren verklaarde Frankrijk het snelgroeiende Duitsland in juli 1870 de oorlog. De gegoede burgerij kon de stad bijtijds ontvluchten, maar de arme bevolking bleef achter in de door hongersnood geteisterde stad. Naar schatting lieten 40.000 mensen het leven. Nog geen jaar later werd de strijd op 10 mei 1871 in het nadeel van de Fransen beslecht. Met de nederlaag kwam een einde aan het tweede Franse Keizerrijk en Keizer Napoleon III werd afgezet.

De belegering had behalve de door de Duitsers beoogde capitulatie, een desastreus effect.  De kiem van onvrede die door de grootscheepse stedelijke renovatie -in eigentijds jargon: gentrificatie- onder de arme bevolking was ontstaan, kwam letterlijk en figuurlijk tot een ontploffing! In een burgeroorlog lieten de underdogs van Parijs krachtig van zich horen. In hun verlangen naar onafhankelijkheid riepen zij een onafhankelijke staat uit: de ‘Commune’. In de ooggetuigen verslagen van de gebroeders de Goncourt lees je dat de stad is overgegaan in de handen van de armen, maar niet voor lang. De nationale regering sloeg de opstand met harde hand neer. Met zijn Explosie laat Edouard Manet zien hoe het nieuwe Parijs in puin wordt geschoten!

Edouard Manet, De explosie, 1871. Doek 38 x 46 cm. Museum Folkwang, Essen

Duizenden opstandelingen worden opgepakt. In een van de kabinetjes wordt dit hoofdstuk toegelicht met prenten en het portret van de anarchistische martelares, de feministe Louise Michel.

Terwijl ik dit schrijf hoor ik op 26 februari tijdens de NPO klassieke Filmmuziek Top 200 toevallig Dmitri Sjostakovitsj Nieuw Babylon, in 1921 gecomponeerd voor de gelijknamige film over de opstand in Parijs. Volgens presentator Hans Hafmans hoor je de onrust in Parijs er niet in terug, maar ik denk dat hij niet goed heeft geluisterd.

In deze woelige tijd leven en werken de impressionisten. De chroniqueurs van de luchtige, mooie kant van het leven waren er als ooggetuigen bij, maar de meesten liepen met oogkleppen op. Hun schilderijen weerspiegelen het optimisme en de vreugde van de nieuwe tijd; de gehavende gebouwen hielden ze angstvallig buiten beeld.

Nieuw Parijs 
De titel Nieuw Parijs verwijst letterlijk naar de nog altijd veelgeprezen, radicale renovatie die de architect Baron Georges-Eugène Haussmann in opdracht van keizer Napoleon III sinds 1852 ter hand nam. Hij is in de expositie vertegenwoordigd met een trots portret. Het Middeleeuwse brandgevaarlijke Parijs moest plaats maken voor een leefbare gezonde stad, met een goede infrastructuur. De arme bevolking leefde in krotten; de Seine was als open riool een broeiplaats van besmettelijke ziekten als cholera. De grootscheepse operatie ging zoals je ook vandaag de dag nog overal ter wereld ziet gepaard met onteigeningen, speculatie en corruptie. Na de afbraak knapte de stad ontegenzeglijk op. Aan brede boulevards verrezen statige woonblokken afgewisseld met lommerrijke parken. Ondergronds werd met een nieuw rioleringssysteem nog een ‘wegennet’ aangelegd. De stad werd bovendien verrijkt met theaters, restaurants en een indrukwekkende opera. Deze faciliteiten boden de welgestelde Parijzenaren een beter leven, maar dat was niet voor iedereen weggelegd. De keerzijde van het Parijse succesverhaal wordt in het hoofdstuk de Mythe van Parijs op aangrijpende wijze in woord en beeld toegelicht. Door de afbraak van de oude stad werd de arme bevolking naar de periferie van Parijs verdreven, maar de welgestelde Gustave Caillebotte had geluk. Vanaf het balkon van zijn nieuwe appartement geeft hij de beschouwer een blik op de Boulevard Haussmann.

Gustave Caillebotte, Uitzicht door een balkon, 1880. Doek 66 x 55 cm. Van Gogh Museum Amsterdam.
Honoré Daumier, uit de serie Huurders en eigenaren. “Het is een beetje moeilijk om in een vat te wonen als men niet een geboren cynicus is”. 1854 Lithografie Musée Carnavalet, Paris

Voor de nieuwbouw werden naar schatting 35.000 metselaars en timmerlieden uit de provincie opgetrommeld. Ze werden door de bourgeoisie met de nek aangekeken en moesten maar zien waar ze de nacht doorbrachten. De problemen leidden niet alleen tot de opstand van 1871, maar inspireerden Honoré Daumier. Met een flinke dosis zwarte humor brengt hij de misstanden in beeld. In zijn reeks Huurders en Eigenaren geeft hij impressies van daklozen die slapen in een nog niet geplaatste rioolbuis of met een knipoog naar Diogenes, in een lege ton. In een van zijn litho’s zie je zelfs verschoppelingen die zich nestelen in een urinoir.

Een nieuw begin
Het verhaal begint met een stadsgezicht van Monet uit de eigen collectie van het Kunstmuseum: Quai du Louvre uit 1867. In dat jaar meldde Monet zich met een ongebruikelijk verzoek bij het Louvre. Anders dan veel van zijn collega’s kwam hij niet om de oude meesters te kopiëren, maar hij vroeg toestemming om vanaf het oostelijke balkon een stadsgezicht te schilderen. Kunsthistorica Linda Nochlin duidde deze handeling in 1971 als een veelzeggend symbolisch gebaar.  Met zijn eigentijdse stadsgezicht keerde Monet de oude meesters in de zalen van het Louvre letterlijk en figuurlijk de rug toe. Dit werk markeert niet alleen het begin van een uit de as herrezen stad en een nieuwe levensstijl van de bourgeoisie, maar ook het begin van een nieuwe kunststroming. De eeuwenlang als het hoogste goed geprezen academische historiestukken, maakten plaats voor impressies van het eigentijdse leven. Monet nam het voortouw. Het schilderij dat Monet in 1867 vanaf het balkon schilderde heeft, naast twee andere stadsgezichten van zijn hand, een eigen wand gekregen. In de grote zaal hangt ook zijn Jardin de l’Infante uit het Allen Memorial Art Museum in Ohio en een zomerse impressie van de Eglise Saint-Germain-l’Auxerrois, 1867 uit Berlijn.

In de tentoonstelling zijn zo’n 65 impressionisten uit binnen- en buitenlandse collecties te zien. Voorbeelden van louter eigentijdse impressies van de bedrijvigheid in de stad; l’art pour l’art, waarin ook plaats is vooreen reclamebord en zoiets vulgairs als een urinoir. Destijds een nieuw element in het straatbeeld, waarvan je in de eerste zaal naast een reeks serieuze ontwerpen ook spotprenten ziet van Honoré Daumier.  

Claude Monet, Quai du Louvre, 1867. Doek ,65 x 93 cm. Kunstmuseum Den Haag

Het academische tijdperk, waarin het historiestuk met een mythologisch of bijbels onderwerp als de belangrijkste tak van schilderkunst gold wordt afgesloten met een streng zelfportret van de kampioen van het classicisme: Jean-Dominique Ingres. Hij overleed op bijna symbolische wijze in het jaar waarin Monet zijn Quai du Louvre schilderde. Het portret dat Carolus Durand in datzelfde jaar van Monet schilderde hangt hier ook. Nooit geweten dat de oude bebaarde Monet, in zijn jonge jaren zo’n knappe man was!

Portrait of Claude Monet (1840-1926) 1867 (oil on canvas)Carolus-Duran, MUSEE MARMOTTAN, PARIS,

Monet wordt gezien als de vader van het impressionisme, maar hij was een dwerg die stond op de schouders van een voorganger. Monet had zijn toets naar eigen zeggen geleerd van de Nederlandse Fransman Johan Bartold Jongkind. Van zijn hand zie je een impressie van de afbraak van een oude leerfabriek aan de Rue des Francs-Bourgeois-Saint-Marcel uit 1868. Op het dak gaan werklieden het oude gebouw met sloophamers te lijf.  

Johan Barthold Jongkind, Afbraak van de Rue des Francs-Bourgeois-Saint-Marcel, 1868. Doek, 34 x 42 cm. Kunstmuseum Den Haag

De meeste impressionisten brengen de mooie kant van het nieuwe Parijs in beeld. De stad die kunstenaars tot de huidige dag blijft inspireren. Dertig jaar na Monets Quai du Louvre beklom Etienne Moreau-Nelaton de Nôtre Dame. Vanaf ijzingwekkende hoogte gaf hij een originele impressie van de nog in nevelen gehulde stad.

Etienne Moreau-Nelaton, Parijs gezien vanaf de Nôtre Dame, ca. 1898. Doek 62 x 88 cm. Staatsgalerie, Stuttgart
Charles Marville, Boven aan de rue Champlain, 20e arrondissement, 1877-1878, albuminedruk van glasnegatief 26 x 37 cm, Musee Carnavalet – Histoire de Paris.

De geschilderde beelden van het nieuwe Parijs worden aangevuld met foto’s die Charles Marville van de vele sloop- en bouwactiviteiten maakte. Zoals een opname van een vies en haveloos gebouw naast de winkel van Maison Colin, waar Monet vermoedelijk zijn schilder benodigdheden kocht. Prachtig maar ook schrijnend is de foto van een groep metselaars. Zij maakten deel uit van de tienduizenden arbeiders aan wie de nieuwbouw werk verschafte. De anonieme working-class hero’s zijn roemloos de vergetelheid ingegleden, maar de werken hunner handen, waarin voor hen geen plaats was, staan nog altijd fier overeind. Met een opname uit 1877 geeft Charles Marville een desolate impressie van een man die uitkijkt over de uit planken en andere troep opgetrokken nieuwe krottenwijk. De door de sloophamers opgeruimde krotten gaven lucht en ruimte; daarvan getuigt de Jongkinds impressie van de na afbraak bijna geheel vrijstaande Nôtre Dame.

Johan Barthold Jongkind, De kapel van de Nôtre -Dame gezien van de Pont de la Tournelle, 1854.
Doek 44 x 65 cm. Kunstmuseum Den Haag.

Auguste Renoir had eveneens oog voor een middeleeuws bouwwerk dat de afbraak had overleefd. De sprankelende impressie, die hij in 1872 schilderde van de oudste brug van Parijs, de Pont Neuf is ook te zien.

Wederopbouw
Na de burgeroorlog moest, voordat aan herstel werkzaamheden kon worden gedacht, weer puin worden geruimd. De Nederlandse impressionist Arthur Briët geeft met zijn schildering van de fraai aangelichte Sacré Coeur een mooi tijdsbeeld. De nog in de steigers weergegeven basiliek werd ter nagedachtenis aan de oorlogsslachtoffers gebouwd.

Even een flashback: de impressionisten keerden terug naar hun gehavende stad, maar in hun doeken brengen ze met optimistische blik als gezegd alleen de mooie kant van de stad in beeld. Het verloederde gebied rond het Louvre, werd opgeschoond en veranderde uiteindelijk met de nabijgelegen Tuilerieën in een heerlijke plek waar Parijzenaren konden genieten van de gecultiveerde natuur. Maar anders dan het schilderij van Claude Monet uit 1876 doet vermoeden, was dit project in dat jaar nog niet gerealiseerd. In zijn kleurrijke impressie van de tuinen naast het gespaarde Pavillion de Flore houdt hij het tijdens de opstand van de Commune verbrande paleis zorgvuldig buiten beeld.

Claude Monet, De Tuilerieën, 1876. Doek 54 x 73 cm. Musée Marmottan Monet, Parijs.

De politieke voorkeuren van de impressionisten lopen uiteen, maar ze voelen zich verbonden door het gezamenlijk doel van nationale eenheid. Renoir en Degas waren in het rechts conservatieve kamp te vinden, Pissarro hing links-anarchistische idealen aan, maar hun frisse impressies getuigen van een gedeelde positieve kijk op de toekomst. Met dat doel wordt 30 juni in 1878 uitgeroepen tot een feestdag. De wereldtentoonstelling die in dat jaar wordt georganiseerd ademt dezelfde vooruitgangsgedachte. Met een impressie van honderden wapperende vlaggen brengt Monet het nieuwe elan en de feestvreugde in beeld!

Monet, De Rue Montorgueil in Parijs. Viering van 30 juni 1878. Doek 81 x 50 cm. Musee d’Orsay, Parijs
Charles Marville, Vespasienne (urinoir), Pont d’Arcole Parijs 1858-1871 Albuminedruk, Musée Carnavalet, Paris

Voorbeelden van de technologische voortuitgang die de industriële revolutie voortbracht zie je eveneens terug in de schilderijen van die tijd.  Voor de afzet van machinaal gemaakte producten werd voor het eerst op grootschalige wijze reclame gemaakt. Affiches die voorheen op muren werden aangebracht, worden nu op urinoirs en speciaal ontworpen reclamezuilen geplakt. Dit laatste als courtesy voor de dames die niet bij de pissoirs hoefden stil te staan om de reclameboodschappen voor parfumerieën te lezen. Met de renovatie van de stad werd winkelen een nieuwe vorm van vrijetijdsbesteding.

De zojuist aangelegde parken boden een nieuwe vorm van vrijetijdsbesteding. Manet geeft een leuke impressie van een groep Parijzenaren tijdens een partijtje croquet.

 

Mary Cassat, Herfst, portret van Lydia Cassat, 1880. Doek 93 x 66 cm. Petit Pales, Musee des beaux-Arts de la Ville de Paris.

Vrouwelijke kunstenaars en elegante Parisiennes
In de expositie is ook aandacht voor vrouwen. Vrouwelijke kunstenaars werden destijds niet toegelaten op de Academie. Tegenwoordig is dat ondenkbaar, maar even alleen een cafe bezoeken was not done!  Toch bliezen ze hun partijtje, gewapend met de female gaze, op schilderkunstig gebied volmondig mee!

Berthe Morisot schetste vrouwen en kinderen tijdens een picknick. Mary Cassatt portretteerde haar zus Lydia bij een bezoek aan het theater. In een andere impressie gaf zij haar weer terwijl ze tijdens een herfstwandeling even op een bankje zit te genieten. Niet veel later is ze dood.

In die dagen ontwikkelde Parijs een toonaangevende rol op het gebied van damesmode. In de grote zaal zie je voorbeelden van de later spreekwoordelijk geworden elegante vrouw: de Parisienne!

In 1882 schetste Manet het portret van ‘Jeanne’ als personificatie van het voorjaar. De afbeelding wordt getoond naast een editie de Petit Courrier des dames uit 1867 met de nieuwste modesnufjes. Het onderwerp wordt geïllustreerd met twee hypermoderne dames in hoepelrokken, die op het punt staan om in de trein te stappen.

Modes de Paris, Modeprent uit Petit Courrier des Dames, 1867. Staalgravure 29 x 20 cm.
Kunstmuseum Den Haag

Modieuze japonnen waren nodig voor soirées en het bezoeken van het theater en de opera. Een foto geeft een impressie van de nog in aanbouw zijnde Opera .  

Louis-Émile Durendelle, Bouwplaats van de Opéra Garnier, zijkant, Albumineprint, Bibliothèque National de France

Pisarro was onder de indruk van de nieuwe Opera en vond daarbij inspiratie. Een boom in herfsttooi fungeert als repoussoir voor zijn vluchtige impressie van de Avenue de l’Opera in 1898.

Gaf Pissarro een impressie van de buitenkant; Edgar Degas was veelvuldig binnen te vinden Zittend in de coulissen schetste hij vanuit een ongebruikelijke invalshoek, een close-up geschetste pastel van drie danseressen.

Edgar Degas, Drie danseressen, ca. 1903. Pastel op papier 94 x 81 cm.
Fondation Beyeler, Riehen/Bazel, Beyeler Collectie

Verrassend zijn Degas momentopnames waarin hij theaterbezoeksters met een toneelkijker betrapt. Probeerden ze beter zicht te krijgen op de voorstelling of bespiedden ze een interessant personage in een andere loge? Dit onderwerp werd door zijn leerling Mary Cassatt eveneens ter hand genomen.

Mary Cassatt, In het theater, ca. 1880. Litho 45 x 31 cn. Van Gogh Museum

Het ogenschijnlijk mooie, mondaine theaterleven had een keerzijde. Achter de schermen van het uit marmer opgetrokken, met goud vergulde decoraties gesierde operagebouw was veel mis. De opera bood weliswaar een podium aan arme meisjes, kinderen soms nog, maar zij vielen niet zelden ten prooi aan uitbuiting en gedwongen sekswerk, aldus de samenstellers van de tentoonstelling.

Naast een chique garderobe met uitgaanskleding, was ook kleding voor sportieve activiteiten te koop. Auguste Renoir portretteerde Madame Henriette Darras in ruiterkostuum. 

Auguste Renoir, Portret van Madame Henriette Darras, ca.  1868. Doek 48 x 40 cm. Musee d’Orsay

De voor die tijd gewaagde stoere outfit wordt versterkt door de zelfverzekerde blik die zij de beschouwer vanachter haar voile toewerpt. Sportieve parisiennes als Madame Darras waren regelmatig in het Bois de Boulogne te vinden. Vrouwen van stand die destijds nog geketend waren aan conventies, mochten hier zonder chaperonne paardrijden.

Het in kunstwerken geschetste tijdsbeeld wordt met geschreven bronnen, foto’s en affiches gecompleteerd. Je ziet interessante spotprenten van de al genoemde Daumier en foto’s van de fotograaf en ballonvaarder Felix Nadar, die de op de Salon geweigerde impressionisten in 1874 zijn studie een podium voor hun tentoonstelling bood.

Honore Daumier, Nadar verheft de fotografie tot het hoogtepunt van kunst, 1862. Uit Le Boulevard, lithografie 27 x 22 cm. Bibliothèque Nationale de France, Parijs

Naast stadsgezichten en portretten ontdekten Bazille, Manet en Renoir in figuren aan de zelfkant van de samenleving een nieuwe inspiratiebron, zoals voddenrapers, vagebonden en circusartiesten. Bekend voorbeeld is de Clown van Renoir. In de expositie zie je ook Italiaanse straatzangeres door Frederic Bazille, die in 1871 zou sneuvelen tijdens de Frans-Duitse oorlog. Toen Monet, die de oorlog ontvlucht was, terugkwam was de industriële revolutie volop in gang. De gietijzeren overkappingen en de locomotieven die daaronder op stoom kwamen vormende het symbool bij uitstek van de moderne tijd. Ze inspireerden hem tot in stoom gehulde impressies van de Pont de l’Europe Gare St. Lazare uit 1877. Het verhaal gaat dat hij de stokers vroeg om wat extra kolen op het vuur te gooien zodat hij zijn compositie in stoomwolken kon hullen.

Claude Monet, Pont de L’Europe Gare St. Lazare, 1877,

Paul Cézanne, die de geschiedenis is ingegaan als de bruggenbouwer tussen de impressionisten en de kubisten, vond in zijn jonge jaren eveneens inspiratie in het nieuwe Parijs. Van zijn hand zie je een vingeroefening, waarin hij Arman Guillaumin de Bercy’s, Quai d Guercy met havenarbeiders kopieert.    

Paul Cézanne, Quai de Bercy in Parijs, ca. 1875-1876. Doek 60 x 73 cm. Hamburger Kunsthalle

In een van de laatste zalen kom ik in Monets La Grenouillère uit 1869 de print op mijn jas tegen. De impressie van het kikkereilandje waar Parijzenaren in hun vrije tijd vertier zochten, inspireerde modeontwerpers Lizzy & Co tot de creatie waarin ook ik mij even een Parisienne waan.

Claude Monet, La Grenouillère, 1869. Doek 75 x 100 cm. The Metropolitan Museum of Art, New York.

Het bovenstaande is slechts een impressie van deze belangwekkende expositie, waarin voor het eerst het complete verhaal van de impressionisten en hun tijd verteld wordt.

Literatuur:

F. van Dijke, Nieuw Parijs: van Monet tot Morisot. Kunstmuseum Den Haag, 2024.

Link naar tentoonstelling Nieuw Parijs in het Kunstmuseum Den Haag.

Link naar mijn bespreking van de tentoonstelling Vive l’Impressionnisme.

Vive l’Impressionisme; Topstukken uit Nederlandse Collecties.Van Gogh Museum Amsterdam tot en met 26 januari

Claude Monet, Papaverveld, 1881, Museum Boijmans van Beuningen Rotterdam
Campagnebeeld tentoonstelling

Met de tentoonstelling Vive l’Impressionnisme memoreert het museum het feit dat de stroming 150 jaar geleden werd ‘uitgevonden’. Nou ja, uitgevonden… In 1872 gaf Claude Monet met enkele losse penseelstreken een ongebruikelijke impressie van Le Havre bij zonsopkomst. Tegenwoordig zijn de vlot gepenseelde laat negentiende-eeuwse modernisten populair, maar op een tentoonstelling in 1874 wist het publiek, dat gewend was aan schilderijen in academische stijl, niet wat het zag!

Een in de complementaire kleuren oranje en blauw schetsmatig opgezet werk, dat een groot beroep deed op het voorstellingsvermogen van de beschouwer. Het licht van de opkomende zon was met wat grove vegen in oranje aangeduid, terwijl het kabbelende water met enkele schetsmatige likken zwarte verf werd gesuggereerd. Water, land en lucht gaan haast onmerkbaar in elkaar over. Gevraagd naar de titel van het schilderij zou Claude Monet geantwoord hebben: noem het maar Impression soleil Levant. Kunstcriticus Louis Leroy omschreef de schilderijen van Monet en zijn geestverwanten daarna als het werk van de impressionisten. Dat was niet als compliment bedoeld, maar de naam van een nieuwe stroming was geboren. 

Claude Monet, Impression Soleil Levant, 1872, doek 50 x 65 cm. Musée Marmottan Monet, Parijs

Wegens de on-academische stijl werden de impressionisten geweigerd op de door de Académie des Beaux Arts georganiseerde Salon. Hier zag het publiek alleen portretten, landschappen en historiestukken die anatomisch correct en in het juiste perspectief waren geschilderd. De impressionisten lieten zich niet van de wijs brengen en organiseerden vanaf 1874 alternatieve exposities. Hier toonden Claude Monet, Berthe Morisot, Auguste Renoir, Paul Cézanne, Edgar Dégas en Alfred Sisley hun vernieuwende werk.

Landschappen, een veld met klaprozen, een vluchtige impressie van een winderige stranddag of zich badende vrouwen. Momentopnames die in snelle naast elkaar geplaatste toetsen van ongemengde verf op het doek zijn gebracht. Schilderijen die als voltooide kunstwerken werden getoond, maar er onvoltooid uitzagen.

Ontvangst in Nederland
Bij de huidige tentoonstelling is een informatieve catalogus gepubliceerd: 150 jaar Impressionisme: Het licht breekt door in Nederland. De subtitel doet denken aan hedendaagse politieke beloftes waar je een vraagteken bij kunt zetten, maar in artistiek opzicht brak het licht destijds wel degelijk door, al ging niet iedereen daarin mee.         

Tijdens Nederlandse les werd hij op de Middelbare school als een moderne auteur gepresenteerd, maar ook Marcellus Emantshad in 1876 veel moeite met de nieuwlichters. Wegens het ontbreken van perspectief, tekening en kennis van de anatomie zou het impressionisme in zijn ogen ‘…nimmer den naam van kunst kunnen verdienen’…

Emants was niet de enige die er zo over dacht. In een vertaald krantenartikel bestempelde de Franse criticus Henry Havard de impressionisten in 1875 als luie schilders die de kijker al het werk lieten doen.  Emants voorspelling is niet uitgekomen, maar zijn reactie geeft aan hoe de nieuwe stroming zelfs door de culturele elite werd ervaren. Om de impact die de impressionisten veroorzaakten aanschouwelijk te maken vangt de tentoonstelling aan met schilderijen die rond de eeuwwisseling in ons land ontstonden. Onder invloed van het opkomende nationalisme nam in die jaren de belangstelling voor kunst van eigen bodem toe. Nederlandse verzamelaars hadden vooral oog voor werk van de Haagse School.

De heersende smaak werd bepaald door oer-Hollandse landschappen en zeegezichten in een palet van harmonieuze tinten. Werk dat qua thematiek al wel afweek van de destijds favoriete academische Bijbelse en mythologische onderwerpen met niet zelden een moralistische ondertoon. De impressionisten brachten het moderne leven in beeld, zonder bijbetekenis: l’Art pour l’Art !

Edouard Manet, Portret van Berthe Morisot, litho, 35 x 41 cm. Van Gogh Museum, Amsterdam

Na eerdere scepsis brak het licht van de impressionisten ook in Nederland door. Als trait-d’union tussen Parijs en Nederland speelde kunsthandelaar Theo van Gogh een belangrijke rol. Door zijn toedoen waren sinds 1885-1896 op de jaarlijkse tentoonstelling van de Nederlandse Etsclub impressionistische prenten te zien, zoals Edouard Manets Portret van Berthe Morisot, dat nu in het Van Gogh museum getoond wordt.  
De eerste impressionisten in ons land waren te zien bij Jos de Kuyper in Rotterdam. Deze kunstminnende slijter stichtte in 1883 de Rotterdamse Kunstclub, waar hij bruiklenen van de Parijse kunsthandelaar Paul Durand Ruel tentoonstelde. Tussen de gearriveerde schilders van Barbizon was ook werk te zien van Claude Monet en Pierre- Auguste Renoir.                                    

Medardo Rosso, Vrouw met sluier, 1895k (gietsel 1919), was over gips, 72 x 60 x 30 cm. Museum Boijmans van Beuningen, Rotterdam

Andere koers
Met Vive l’Impressionnisme doorbreekt het Van Gogh Museum de tendens om mega exposities met bruiklenen uit alle windstreken te houden. Deze tentoonstelling is ingericht met werken uit 15 Nederlandse collecties. De bezoeker ziet minder bekende, maar ook iconische doeken als Monets Papaverveld uit 1881 en Pissarro’s Regenboog à Pontoise uit 1877. Naast schilderijen wordt keramiek, teken- en prentkunst getoond. Bij de term impressionisme wordt vooral aan tweedimensionaal werk gedacht, maar ze is ook van toepassing op beeldhouwkunst. Behalve realistisch ogende beelden van Auguste Rodin en Edgar Dégas worden sculpturen van Medardo Rosso getoond, die het impressionisme getuige zijn schetsmatig vormgegeven Vrouw met sluier, letterlijk in de vingers had. Deze expositie gaat niet alleen over kijken. De historische context en de herkomstgeschiedenis van de werken komen eveneens aan bod.

Na een aarzelende start won het impressionisme steeds meer terrein in ons land. Het enthousiasme van Theo van Gogh, zijn zwager Andries Bonger en Jos de Kuyper vond navolging. Ook Daniel George van Beuningen, die het later naar hem genoemde Rotterdamse museum niet alleen in materieel- maar ook in financieel opzicht steunde en museumdirecteur Dirk Hannema kochten impressionisten. Getuige een in 1928 opgediste anekdote ‘vochten’ ze zelfs om Monets Hut van de Visser. Jaren nadat hij als winnaar uit de strijd was gekomen memoreerde Dirk Hannema de teleurstelling van zijn mededinger: …’ik zie nog het gezicht van Van Beuningen:’Is het je toch gelukt!’… Ik hoopte steeds dat het mislukken zou, dan had ik het gekocht. Het is zo’n prachtig schilderij!’…

Claude Monet, hut van de visser, 1882 Museum Boijmans van Beuningen Rotterdam

De stichter van het museum op de Hoge Veluwe, Helene Kröller-Müller die het werk van de impressionisten eigenlijk ‘te luchtig en te vluchtig’ vond, ging ook overstag. Ze kocht Caillebottes Landschap met hooimijten en de Schildersboot van Monet; één van de meest beroemde impressionistische werken.  

Mijn veronderstelling dat deze verstilde impressie van hooimijten op een heiige zomerdag naar voorbeeld van Claude Monet tot stand was gekomen bleek een misvatting. Monet bracht hele series van dit onderwerp op het doek, weergegeven onder steeds andere weersomstandigheden, maar tot mijn verbazing ontstond Caillebotte’s pastel vijftien jaar vóórdat Monet dit thema ter hand nam.

Toen het impressioniste eenmaal was doorgebroken nam de waardering voor de stroming een hoge vlucht. Tot de huidige dag worden Franse Impressionisten door Nederlandse verzamelaars gekocht. Ze moeten wel snel en financieel daadkrachtig zijn, want op het wereldtoneel verschuiven niet alleen economische- maar ook artistieke panelen. Caillebotte’s Vlakte van Gennevilliers (1883) belandde onlangs in de Hollandse collectie Sitskoorn. 

Paul Cezanne, Monte Sainte Victoire, ca. 1888, olieverf op doek 72 x 83 cm. Stedelijk Museum Amsterdam.

Tussen de verzamelaars van het eerste uur neemt de jurist Cornelis Hoogendijk een bijzondere plaats in. Met vooruitziende blik kocht hij in de negentiger jaren 34 schilderijen van Paul Cézanne. De kunstenaar die met zijn in vereenvoudigde geometrische vormen weergegeven impressies van Monte Sainte Victoire en stillevens met appels een brug sloeg tussen het impressionisme en het kubisme.

Lang heeft Hoogendijk niet van zijn schilderijen kunnen genieten. Wegens psychotische verschijnselen werd hij opgenomen. Zijn familie gaf de werken in 1906 in bruikleen aan het Rijks, maar toen de erven beseften wat de schilderijen waard waren geworden, haalden ze deze terug. De veiling van de doeken die Cornelis voor een appel en een ei, gekocht had legde hen geen windeieren. Een aantal daarvan belandde in de collectie van de Amerikaanse verzamelaar Albert C. Barnes die ze onderbracht in het Philadelphia Museum. Aan het einde van de expositie zien we een van deze uit Nederland vertrokken werken in een video installatie met de weemoedige titel: Boulevard of broken dreams.  

Paul Cézanne, Stilleven met Flessen en Perziken, ca. 1890. Stedelijk Museum.

Dit werk doet denken aan een van Cézannes eenvoudige stillevens met appels. In antwoord op de vraag waaròm hij zoiets simpels schilderde antwoordde Cézanne:

                           ‘Je veux étonner Paris avec une pomme!

Ik dacht altijd dat de stillevens met appels op een wankel tafelblad een vinding van Cézanne was, maar in de tentoonstelling verbaasde Caillebotte mij een tweede keer. Van zijn hand wordt een zeven jaar eerder geschilderd stilleven getoond met mooi in kleur en textuur getroffen perziken op een bord dat elk moment van het schuine, met opzet perspectivisch verkeerd geschilderde tafelblad kan schuiven.

Gustave Caillebotte, Bord met perziken, ca 1882 olieverf op doek 38 x 46 cm. Van Gogh Museum, Amsterdam

Cézannes profetische woorden werden 8 jaar geleden in een andere context nogmaals bewaarheid. In 2016 werd Cézannes Stilleven met appels bij Sotheby’s voor bijna 32 miljoen euro verkocht.  

Het werk van Cézanne valt op door vereenvoudigde vormen en verrassende gezichtspunten. Dat laatste geldt ook voor Edgar Dégas afbeeldingen van vrouwen tijdens hun toilet. Daarvan is de pastel van een op de rug geziene vrouw die zich afsponst een mooi voorbeeld. Zoals bij een snel genomen foto vallen haar kapsel en de tobbe waarin ze staat buiten beeld. Een bewuste compositorische keuze. Dégas modelleerde haar lichaam met streepjes en arceringen in de complementaire kleuren oranje-versus-blauw.

Edgar Degas, Badende vrouw, ca. 1887. Pastel op papier op karton 73 x 57 cm. Van Gogh Museum.

Niet alleen in zijn tijd, maar ook nu nog oogsten Dégas naakttekeningen kritiek. Daar conservatoren van het Van Gogh Museum in Dégas techniek een inspiratiebron van Vincent van Gogh herkenden werd deze tekening aangekocht. Dit zorgde in 2020 voor consternatie. Niet wegens het schandelijke bloot; de kritiek ging over de vraag of er in musea al niet genoeg blote vrouwenbillen te zien waren.

Met soortgelijke kritiek waren de zogeheten Guerrilla Girls in de jaren ’80 van de vorige eeuw hun offensief tegen seksisme en racisme in de kunstwereld begonnen. Terwijl in het MOMA in New York talloze vrouwelijke naakten hingen, was slechts 1% van de getoonde kunstenaars vrouw. De acties van deze strijdlustige vrouwen hebben intussen enig effect gesorteerd. Hoewel nog ondervertegenwoordigd zijn in de huidige tentoonstelling vier vrouwelijke kunstenaars aanwezig: Mary Cassatt, Berthe Morisot en de minder bekende Eva Gonzales en Marie Braquemond.

Na haar leertijd bij de academie-schilder Jean-Leon Gérome (1824-1904) exposeerde de succesvolle Amerikaanse Mary Cassatt vanaf 1886 al op de Salon. De ontmoeting met Edgar Dégas betekende echter een keerpunt in haar leven. In 1874 deed Cassatt mee in de impressionisten tentoonstelling. In haar vanuit verrassende invalshoeken weergegeven composities is zijn invloed onmiskenbaar. Evenals haar collega-schilders raakte Cassatt in de ban van Japanse prenten. Ze had de Oosterse onderwerpen en stijl zo in de vingers dat haar prenten nauwelijks van authentiek Japans werk te onderscheiden zijn.

Mary Cassatt, De Brief, uit de prentenserie The Ten, 1890-1891. Droge naald, vernis mou en aquatint in kleur op papier, 42 x 32 cm. Van Gogh Museum.

Haar collega Berthe Morisot is prominent aanwezig in de tentoonstelling. Aangezien zij als vrouw niet toegelaten werd op de Academie oefende zij haar hand in het Louvre, waar ze grote meesters kopieerde. Al dat oefenen baarde kunst. Sinds 1864 werd ze toegelaten tot de Salon, waar ze aanvankelijk nog denigrerend werd omschreven als een huisschilderes. Haar talent bleef echter niet onopgemerkt. Edouard Manet, met wiens broer Eugène ze later zou trouwen, bood haar schilderlessen aan.

Tijdens haar leven was de jonggestorven Morisot zeer succesvol. Doordat haar werk in de familie was gebleven, raakte ze qua bekendheid aanvankelijk ver achter bij haar mannelijke collega’s. In 1896 organiseerde Paul Durand Ruel een grote postume overzichtstentoonstelling. Inmiddels is haar naam gevestigd. Onlangs kochten het Van Gogh en Museum Boijmans werken van haar hand aan.  

In een aquarel geeft ze een schetsmatig, atmosferische impressie van een uitstapje in de natuur, waarvoor haar zus en haar kinderen model stonden. Terwijl de moeder weg kijkt richt het grootste meisje haar blik op Berthe, die aan de overzijde van het meertje en-plein-air zit te schetsen.

In de tentoonstelling is ook werk van Eva Gonzalès te zien. Vanaf 1869 kreeg ook zij schilderles van Manet. Tegenwoordig geen bekende naam, maar in 1878 werd zij met pastels ‘van uitzonderlijke kwaliteit’ op de Salon opgemerkt door de prominente critici Emile Zola en Louis Leroy. In 1883 wijdde de prestigieuze Galerie George Petit een solotentoonstelling aan Gonzalès, die kort daarop in het kraambed overleed.

Van haar hand zie je een uiterst simpele aquarel van een Schaaltje met peterselie, getoond naast enkele eveneens eenvoudige stillevens van haar leermeester, waaronder een met een gietertje verlucht briefje aan collega-schilder Felix Bracquemond. Diens echtgenote Marie is de vierde vrouw in deze tentoonstelling.

Eva Gonzalès, Schaaltje met peterselie, 1878. Waterverf op papier, 12 x 18 cm. Coll. Kitty Valkier-Schreurs.

De sinds de late 19e eeuw in de vergetelheid geraakte Marie Braquemond is evenals Gonzalès sinds kort herontdekt. Kunstcriticus Gustave Geoffroy rekende haar samen met Berthe Morisot en Mary Cassatt tot grote drie van het impressionisme.

In 1879, 1880 en 1886 was haar werk te zien op de tentoonstelling van de impressionisten. In Amsterdam is zij vertegenwoordigd met een subtiel portret van haar zus Louise. In een reeks keramische borden, het Service de Fleurs et rubans uit 1879, geeft ze impressies van de wijze waarop welgestelde dames hun tijd doorkomen. Ze spelen een partijtje badminton, lezen van een boek, bezoeken het theater, gaan naar een concert of de dierentuin.

Marie Braquemond, portret van Louise 1877

In de grote benedenzaal staan sculpturen opgesteld van Auguste Rodin en Edgar Dégas. Getuige de gevoelige uitdrukking van de getormenteerde burgers van Calais en het beeld van de wanhopige Eva na de zondeval, hadden ook zij de impressionistische toets letterlijk in de vingers.

Zaalimpressie beelden op de tentoonstelling Vive L’impressionisme foto Marina Marijnen

Met zijn Burgers van Calais koos Rodin een heroïsch academisch onderwerp, dat door hem in een non-conformistisch eigentijds jasje werd gestoken. Deze sculpturen memoreren een belangrijk moment uit de geschiedenis van Calais. In 1347 offerden zes notabelen zich op om de belegering van de stad door de Engelse Koning Edouard III te beëindigen. Met gelaatsuitdrukkingen en handgebaren bracht Rodin hun emoties letterlijk en figuurlijk expressief in beeld.  

Edgar Degas, veertienjarig danseresje 1881-1882, gietsel 2022, brons en textiel, 98 x 49 x 50 cm. Museum Boijmans van Beuningen, Rotterdam

Behalve het overbekende in een inmiddels wat rafelige tutu gehuld balletdanseresje zie je hier ook kleine sculptuurtjes van Edgar Dégas. Danseressen in een soort zweefduik en baadsters die zich in allerlei bochten wringen om zich op moeilijke plekjes te wassen. En een vrouwtje dat zichzelf heel humoristisch klein probeert te maken om te passen in een bad dat meer weg heeft van een vogeldrinkschaal.

1 Edgar Degas, Vrouw die haar rug wast met een spons, 1911. Brons 40 x 28 x 18 cm. Museum de Fundatie, collectie Hannema-De Stuers, Fundatie Heino/Wijhe.
2 Edgar Degas, Het bad, ca. 1889 (gietsel na 1919). Brons 22 x 42 x 45 cm. Van Gogh Museum, bruikleen Stedelijk, Amsterdam

Tenslotte wordt in de tentoonstelling ook aandacht besteed aan geaquarelleerd en grafisch werk. In deze disciplines vonden kunstenaars een uitdaging om te spelen met licht en donker. Hier ontmoet de kijker een belangrijke voorloper van de impressionisten: Johan Barthold Jongkind. Met zijn vluchtige en plein-air geschetste impressies van landschappen, zee- en riviergezichten was hij een belangrijke inspiratiebron voor Claude Monet. Met hem en Eugène Boudin was Jongkind regelmatig aan de kade van de Seine te vinden. De beïnvloeding is geen door latere kunsthistorici opgetekende waarneming. Monet zei het zelf: 

             …C’est a lui (Jongkind) qu je doit l’éducation de mon oeil’

Johan Barthold Jongkind, Seinekade te Parijs, ca. 1878 zwart krijt, transparante en dekkende waterverf op papier, 331 x 47 cm. Museum Boijmans, Rotterdam.

Jongkind kon toveren met kleuren en licht dat wordt gereflecteerd op het water, dat hij onder een lage horizon weergaf onder een welhaast parelmoeren lucht. Ook hierin vond Monet een inspiratiebron in de Hollandse schilder. Monet had een palet van diamanten en edelstenen nodig om de schittering op het azuurblauwe water te vangen.     

Ludovic-Napoleon Lepics vier etsen van een Hollands winterlandschap met molens en schaatsers en Camille Pissarro’s verstilde aquattinten van een Bouwvallig huis beveel ik graag voor zelfstudie aan.

Sinds de doorbraak van de Franse impressionisten, die indertijd nog enigszins betaalbaar waren, zijn de prijzen torenhoog gestegen. Een doek met Hooibergen van Monet werd in 2019 voor bijna 100 miljoen euro afgehamerd. Impressionistische schilderijen belanden niet alleen aan de wanden van gelukkige kopers. Ze worden niet zelden als belegging gekocht, om na een incubatietijd in een Zwitserse kluis weer op de markt te brengen.

Het bedroevende feit dat Hollandse musea bij veilingen van impressionisten geen kans meer maken wordt met de flitsende virtuele installatie Galerij van gemiste kansen duidelijk gemaakt. In deze film van vormgever Nick Verstand (1984) passeert een aantal voor ons land verloren impressionisten de revue, zoals Renoirs van 1881 daterende Lunch van de Roeiers dat in de vorige eeuw in The Philips Collection in Washington belandde. 

Hoe dat voelt kan de bezoeker, staand in de schoenen van de museumdirecteur die op een veiling misgrijpt, zelf ervaren. De tentoonstelling loopt nog tot en met 26 januari.

Boek: Rosa de Carvalho e.a., 150 jaar impressionisme: het licht breekt door in Nederland, Van Gogh Museum, Amsterdam. 2024.

Link: Van Gogh Museum

Geverifieerd door MonsterInsights