
De tentoonstelling in het Rijksmuseum geeft tot en met 12 januari een inkijkje in het levensritme van de mensen in de 17e eeuw. De Gouden Eeuw voor de welgestelden; de Grauwe eeuw voor het grauw ofwel het volk. Beide zijn in de tentoonstelling vertegenwoordigd. De negen zalen van het Rijks Museum zijn als kijkdozen ingericht, waarin je… ‘van het eerste morgenlicht tot het moment waarop de kaarsen gedoofd worden’… wandelt door de dag.
Door persoonlijke verhalen, mooie objecten van toegepaste kunst, maar ook doodgewone gebruiksvoorwerpen kom je -van de wieg tot het graf- alles te weten over leven en werken van de mensen in die tijd. Met enorme in karton uitgevoerde decorstukken heeft theatermaker Steef de Jong de tentoongestelde objecten van context voorzien. Anders dan in de meeste kunsttentoonstellingen, waarin de objecten in vitrines getoond worden, zie je hier hoe deze in het dagelijks leven gebruikt werden. De expositie geeft antwoord op vragen als: hoe werd er gewerkt, wat werd er gegeten, gingen zeventiende-eeuwers in bad [niet dus] en hoe gingen ze om met (nieuw) leven en sterven?
De tentoonstelling begint …’In de vroege uren van de ochtend, als alles nog stil is in huis….[smeult] een laatste restje turf … onder de vuurstolp, klaar om straks weer opgerakeld te worden’…
Onder een monumentale uit karton opgebouwde schouw staat een tegenwoordig onbekend voorwerp: een vuurstolp. Op het in okertinten en olijfgroene aardewerk herken ik een Bijbelse kleurplaat van de lagere school. Twee mannen met 17e -eeuwse hoofddeksels torsen een enorme tros druiven aan een stok. Zou ik de enige zijn die hierin het oerbeeld van agent 007 herken? Terwijl de 17e eeuwers genoeglijk bijeenzaten bij de haard konden ze hun Bijbelkennis testen. Op de vraag wat zien we hier? Zou een van de ouderen antwoorden: de verspieders die na hun geheime missie rijkelijk beladen terugkeren uit het Beloofde land. Sla er Numeri 13 maar op na.

Bij het maken van de tentoonstelling waren de Poppenhuizen van Petronella Oortman (1686-1710) en Petronella Dunois van onschatbare waarde, aldus medesamensteller van de tentoonstelling Alexander Dencher. Met voorwerpen die niet meer bewaard zijn geven ze als tijdcapsules een (ideaal)beeld van de woonstede van een welgestelde koopmansfamilie. De huizen informeren ons niet alleen over de wand- en vloerbedekking, maar ook over de inrichting van de verschillende vertrekken en voorwerpen waarvan wij het gebruik tegenwoordig -gelukkig- niet meer kennen. In de zogeheten ‘Sael’ staan twee kwispedoors, porseleinen kommen, waarin de heren na gebruik hun pruimtabak konden uitspugen.

De poppenhuizen waren niet bedoeld voor kinderen. Ze vormden ‘speelgoed’ voor zeer welgestelde dames. Het is lastig om al die vertrekken met bijbehorende inrichting op zaal te bekijken, maar dankzij de digitalisering kun je via de website een virtuele rondgang door het huis maken. Daarbij worden deurtjes naar verborgen ruimtes geopend die anders gesloten blijven!
Slaapkamergeheimen. In de tweede zaal zie je naast een eveneens uit karton gemodelleerd hemelbed een aan een lange steel bevestigde versierde koperen schaal. Het is een beddenpan die door weduwen en alleenstaande dames graag mee naar bed werd genomen als probaat middel tegen koude voeten. Er moeten heel wat van die beddenpannen geweest zijn, want in de zeventiende eeuw was er een groot vrouwenoverschot. Mannen waren op reis op de schepen van de VOC en de WIC of gesneuveld tijdens de oorlog.
Achter een op een kier staande deur van een bedstede is, getuige het gegniffel van enkele bezoekers, blijkbaar iets leuks te zien. Als ik aan de beurt ben zie ik onmiskenbaar een fier uit stevig hout gesneden mannelijk lid. Het nuchtere bijschrift leert dat het een spuit is voor vaginale spoelingen.
Mijn ondeugende gedachten dwalen af naar de recente aanwinst van het Rijks, het met een pikante voorstelling versierde condoom, maar van later datum past die niet in deze tentoonstelling.
In deze ruimte wordt ook aandacht besteed aan hygiëne, of: in weerwil van de hemden en lakens die, geïnspireerd op de was zolders van de poppenhuizen, boven de expositie te drogen hangen; het ontbreken daarvan. Naar properheid wordt verwezen met een bezem van het type dat we kennen van de interieurstukken van Johannes Vermeer. Om beschadigingen van de muur tegen te gaan werd de onderkant van de muur met Delfts blauwe tegels bekleed. De objecttekst zwijgt erover, maar de tegeltjes met dieren en kinderspelen fungeerden ook als prentjes voor over de vloer kruipende peutertjes, over wie zo meer.

De stoep werd geschrobd, maar men waste zich niet. Met een mooi gestreken plooikraag en een schoon onderhemd werd het vermoeden van frisheid gesuggereerd. In welgestelde huishoudens had de vrouw des huizes de regie over alle huishoudelijke taken. Ter illustratie daarvan wordt een keten met sleutelbos getoond, want alle vertrekken en voorraadkamers gingen op slot. Ook aan de kleintjes moest worden gedacht. Letterlijk door de uitgaven te noteren en figuurlijk. Een volgende zaal is gewijd aan kinderen. Hier zie je een prachtige gesneden kast voor baby benodigdheden, een wiegje, speelgoed en ter illustratie van het hoge percentage kindersterfte: ook een portretje van een overleden kindje.

Met het portret van zijn dochter Eva gaf Joachims Wttewael een personificatie van de goede huisvrouw. Het naaikussen en het gebedenboek geven de goede verstaander een hint naar de gedragslijnen voor een ideale vrouw. De enscenering is gebaseerd op het signalement dat de Prediker geeft. Het Bijbelboek Spreuken 31 geeft antwoord op de vraag: ….. een goede huisvrouw, wie zal haar vinden? ….. Haar hand is voortdurend aan het spinrokken, zij rust nooit, gaat pas naar bed als alle huisgenoten al slapen en staat weer op als die er nog in liggen, of woorden van gelijke strekking.
Voor Eva Wttewael was een toekomst als ideale huisvrouw niet weggelegd. Zij overleed zeven jaar na voltooiing van dit portret. Naast haar portret zie je de op het schilderij afgebeelde tafel en linnenkast.

In de tentoonstelling ontmoeten we niet alleen rechtgeaarde Amsterdammers, maar ook lieden uit de provincie, zoals de Middelburgse familie Boudaen Courten. Aan hun als het Grote Huis aangeduide woning is een hele zaal gewijd. Vanaf een uitgebreide portretgalerij boven enkele goud vergulde spiegels kijken zij neer op een met kostbaar porselein, glas- en zilverwerk gedekte tafel.

Dat het leven van de superrijken niet gevrijwaard was van pijn bewijst de in een van de vitrines getoonde ‘familiereliek’. Een blaassteen van ongelooflijk formaat, die -doodeng- via een operatieve ingreep bij Catharina Fourmenois werd verwijderd.

Voer voor archeologen en biologen.
Behalve bovengronds bewaarde spullen, kwam er ook de grond nogal wat tevoorschijn. Uit de beerput van de Hoornse familie Sonck werden niet alleen weggegooide beschadigde voorwerpen opgediept, maar ook botresten van snip en roerdomp, die ons informeren over het gevarieerd menu van deze welgestelde familie.

Archeologische vondsten in de een na laatste zaal vertellen ook het verloren gegane verhaal van de levens van arme mensen en Portugese immigranten. Bij vondsten gedaan bij een opgraving op de Amsterdamsen Vlooienmarkt bleek dat zij hun eigen eetgewoonten en zelfs kookpotten meebrachten.
En na een lange rondgang door de dagen van de 17e eeuwers wordt het ook weer avond. Wat deed men om de uren voor bedtijd te doden? Je kon bij het schaarse licht proberen wat te lezen, een kaartje te leggen of een spelletje doen. Van ons kinderspel Ganzenbord bestond in de 17e eeuw een volwassen versie. Tussen de nu gebruikelijke halteplaatsen als ga naar de gevangenis of terug naar af ontbreekt de stop die 17e eeuwers het meest plezier bezorgden: Drink hier een Slok!
De tentoonstelling is tot stand gekomen in samenwerking met wetenschappers in velerlei specialisaties: (kostuum)historici, biologen, voedingsdeskundigen en niet te vergeten archeologen.
Link: Rijks Museum, Thuis in de gouden eeuw. Een dag uit het leven in de tijd van Rembrandt, Frans Hals en Vermeer.
Publicatie: thuis in de 17e eeuw, Sara van Dijk e.a. Rijksmuseum Amsterdam, 2025
Pronkstuk van de tentoonstelling is het poppenhuis van de Petronella Oortman, een zeer welgestelde vrouw. Het poppenhuis behoort tot de topstukken van het Rijksmuseum en is voor het eerst volledig gedigitaliseerd. In een online special, verteld door Monic Hendrickx en Helena Bonham Carter, wandel je door de miniatuurkamers van het poppenhuis.