Gek van surrealisme •Dalí • Ernst • Magritte • Miró, Museum Boijmans van Beuningen, Rotterdam t/m 28.05.2017

 

Magritte, Het glazen huis, 1939
Rene Magritte, La maison de verre, 1939, Museum Boijmans van Beuningen, Rotterdam

Het Surrealisme en Museum Boijmans hebben een lange gezamenlijke geschiedenis. De plannen voor een tentoonstelling bestaan al 50 jaar, vertelt directeur Sjarel Ex. In 1970 wist hoofdconservator Renilde Hammacher na lang aanhouden de weigerachtige Salvador Dali binnen te halen.

Dali en Hammacher 1970
Salvador Dali en Renilde Hammacher bij de opening van de tentoonstelling Dali in Museum Boijmans van Beuningen 1970

De door duizenden belangstellenden bezochte opening van de grote overzichtstentoonstelling, waarbij de komst van Dali tot het laatst toe onzeker bleef, resulteerde in een surrealistische chaos! De navolgende weken stonden de wachtenden onder een getimmerd afdak tot in de Mathenesserlaan. In die kou stonden destijds ook twee pubers Paul van der Eerden en Olphaert den Otter. Eenmaal binnen raakten beiden geïnfecteerd met het Dali-virus en na een lange incubatietijd is Van der Eerden dit voorjaar met een eigen expositie als surrealistisch kunstenaar terug in Boijmans!

De Dali-tentoonstelling kreeg in 2007 een vervolg met de tentoonstelling Vreemde Dingen. Het museum bezit inmiddels ongeveer 125 objecten waar het etiket Surrealisme opgeplakt kan worden. Deze objecten hebben in de periferie van de huidige tentoonstelling een plekje gekregen. Bij nieuwe aankopen checkt Sjarel Ex altijd of er een Surrealisme gen aanwezig is.

In de begintijd van de surrealistische beweging werd de controle uitgevoerd door André Breton, ‘de chef de protocol’, die verantwoordelijk was voor de ballotage. Hij bepaalde wie wel en wie niet tot de club mocht toetreden.

Wat is surrealisme eigenlijk?

Het woord ‘surrealisme’ bestond eind 19e eeuw nog niet. Bedacht door de schrijver Guillaume Apollinaire (1880-1918) werd het woord in 1924 door André Bretons Surrealistisch manifest een begrip. Het Surrealisme begon als literaire beweging. Al snel lieten ook beeldend kunstenaars zich door hun inspiratie-bronnen leiden: fantasie, dromen en associaties, toeval, ‘automatisch’ opkomende ‘surrealistische’ invallen en beelden die opborrelen uit het onderbewustzijn. De uitdrukking ‘het moet niet gekker worden’ kwam niet in hun vocabulaire voor; integendeel hoe of gekker hoe beter!

Het surrealisme –meer een mentaliteit dan een bepaalde stijl, aldus Ex, is bij het publiek bekend geworden als een van de ‘ismen’ van de 20e eeuw. Van Parijs sloeg de beweging over naar Madrid, Brussel en andere Europese steden.

Na een vliegende start belandt het Surrealisme in de jaren ‘30 in een crisis. De schilders vragen zich af hoe het verder moet. Sommigen zoeken aansluiting bij het communisme anderen besluiten surrealistische objecten te gaan maken. Met zijn Fountain –een pisbak gepresenteerd als kunst- was Marcel Duchamp in 1917 zijn tijd vooruit. En Magritte spreekt over zijn La Réprésentation uit 1937, als een object.

Magritte_representation
Rene Magritte, La representation / De weergave, 1937, Scottish National Gallery of modern , EdinburghArt

Dit schilderij verbeeldt niet alleen het onderlichaam van een vrouw, maar heeft daar ook de vorm van. Het wordt in de expositie tweezijdig getoond, zodat de bezoeker aan de etiketten, als stickers op een koffer, kan zien welke bestemmingen deze dame tijdens haar tachtigjarige bestaan heeft bezocht.

 De tentoonstelling met zo’n 200 werken, foto’s en documenten was eerder in Edinburgh en Hamburg te zien. Conservator Saskia van Kampen vertelt enthousiast over de collecties van vier verzamelaars, die elk in een aparte zaal worden getoond. Daarnaast zijn in het hart van de expositie werken rond acht surrealistische thema’s bijeengebracht. In de buitenste ring zijn, zoals gezegd, objecten uit de eigen -surrealistische- collectie te zien.

Verzamelaar van het eerste uur, Edward James had vooral interesse in het onderbewustzijn. René Magritte vereeuwigde hem in het doek La réproduction interdite (1937), een vervreemdend ‘portret’. Hij staat voor een spiegel, maar die weerspiegelt gek genoeg niet zijn gezicht, maar zijn achterhoofd. Anders dan zijn surrealistische kunstbroeders is Magritte vooral geïnteresseerd in het ‘mysterie van de werkelijkheid’.

Gek van surrealisme
Zaalimpressie 2017, met Dali Mae West Lips sofa , Champagnelampen, Couple aux tetes pleines de nuages, Gek van surrealisme, Boijmans 2017, Foto Marina Marijnen

James, die zelf ook kunstenaar was, inspireerde Dali tot het maken van de bekende White Aphrodisiac Telephone (1936) en de Mae West Lips Sofa (1938). Toen James Dali’s gouache ‘Mae West’s face which may be used as a surrealist appartement’ zag ontstond het idee om die mond als sofa, concreet te maken. Er werden vijf versies gemaakt. Een daarvan belandde in James buitenverblijf. Voor Monkton House in Sussex ontwierp Dali in 1938 ook de Champagnelampen.  Omdat gasten de kelkjes van de Champagnelampen als asbakken gebruikten werden speciale inzetbakjes met inkeping ontworpen, waarop ze de brandende sigaret even kwijt konden.

Dali, Couple
Salvador Dali, Couple aux tetes plein de nuages / een paar met het hoofd vol wolken, 1936, Museum Boijmans van Beuningen, Rotterdam

Van Dali kocht hij ook Couple aux têtes Pleines de nuages, uit 1936, in de vorm van twee met wolken gevulde hoofden. Dali’s eigen hoofd en dat van zijn vrouw Gala, geïnspireerd op een boer en een boerin uit Jean-Francois Millet, ‘L’Angelus’, stonden model. In de voorgrond van een oneindige vlakte, staan twee tafels met prachtig geschilderde kleden, gedekt met slechts een glas, wat druiven en een enorme bonbon. De vreemde voorstelling roept een unheimische sensatie op. Gelukkig hoeven we hier niet aan te schuiven!

Met zijn belangstelling voor vrouwelijke surrealisten was James zijn tijd ver vooruit. Zij werden eigenlijk tot de jaren ’70 niet voor vol aangezien en meer als muze of lustobject weggezet. Hooguit konden hun verleidingskunsten gelinkt worden aan het onderbewuste. Van Leonora Carrington bezat James The House Opposite en The Giantess uit de jaren ’40, dat nu in de thema-zaal te zien is.
Voor de bezoeker met goede ogen en geduld vormt James correspondentie met Dali en Magritte een interessante bron van informatie. James grote collectie Dali’s kwam voort uit een deal. In ruil voor een maandelijkse toelage ontving James van juni 1937 een jaar lang alles wat Dali op artistiek gebied voortbracht. De collectie James vormt sinds 1977 de basis van Boijmans verzameling surrealisten. Zeer vervreemdend is het  het doek Impressions d’Afrique uit 1938, voortgekomen uit zijn ‘paranoïde-kritische methode’, zoals hij het zelf noemde. Dali zegt in 1933 dat het enige verschil tussen hem en een gek is dat hij niet gek is! Elders lees ik dat Dali, gedreven door paranoia wel degelijk dingen zag die er niet zijn. Zijn vrouw Gala spoort hem aan om deze hallucinaties te schilderen. Op de vraag of deze psychedelische beelden onder invloed van drugs ontstaan zijn antwoordde Dali cryptisch: ik gebruik ze niet, ik ben drugs!

Dali_zelfportret_voorstudie
Salvador Dali, Zelfportret, studie voor Impressions d’Afrique, 1938, Museum Boijmans van Beuningen, Rotterdam
Impression d'Afrique_Dali
Dali, Impressions d’Afrique, 1938Museum Boijmans van Beuningen, Rotterdam

In Impressions d’Afrique zien we Dali achter een schildersezel. In de verte zien we zijn echtgenote en muze Gala. Haar oogkassen vallen samen met de bogen van het achterliggende gebouw. Soortgelijke  schilderkunstige trucjes, ‘dubbelbeelden’, past Dali vaker toe. Soms zijn het echte zoekplaatjes, zoals in het Da Vinci-achtige strijdtoneel ‘Tête de femme ayant la forme d’une bataille’ waarin een vrouwenhoofd verscholen zit. In de  voorstudie van het zelfportret kun je wel zien  dat Dali ook heel goed gewoon kan tekenen!

De volgende zaal toont werken uit de verzameling van Roland Penrose.  Heel surrealistisch benadrukte hij het toevallige (…) ontstaan ervan. Penrose, zelf kunstenaar, was ook actief als maecenas. In 1937 wist hij de hand te leggen op werk van Max Ernst en Alberto Giacometti, gevolgd door de aankoop van een reeks Miro’s, de Chirico’s en werk van Picasso, in wie de surrealisten een groot voorbeeld zagen. Op amoureus gebied nam hij de muze en minnares van Man Ray, model en oorlogsfotografe Lee Miller over.

Picasso met Antony Penrose

Met haar kreeg Penrose een zoon, Antony, die ondanks zijn kunstzinnige jeugd gewoon boer werd. In een interview in de NRC van 5 januari jl. vertelt hij over zijn excentrieke ouders, die hij als kind weinig te zien kreeg. Toen hij op school aan de beurt was om te vertellen wat hij in de paasvakantie had gedaan kon de meester zijn oren niet geloven toen Antony antwoordde dat hij bij Picasso had gelogeerd. Zelf vond hij dat de gewoonste zaak van de wereld. Bijna alle kunstenaars van wie Penrose werk kocht, waren kind aan huis bij zijn ouders.

Breton, boekomslag
Boekomslag, Andre Breton, Qu’est-ce que le SURREALISME

Penrose introduceerde het surrealisme in Engeland. In een van de vitrines zie ik een leuk werkje dat hij kocht van André Breton: Qu’estque c’est que le Surrealisme? 

Ook Penrose rariteiten-verzameling met o.a. een gegraveerde walrustand, een pre-Colombiaans beeldje en een fallussymbool, worden getoond.

Penrose rariteiten
Romeinse vrouwenfiguur die op een fallus rijdt, object uit de rariteitenverzameling van Roland Penrose, foto Marina Marijnen

 

 

 

 

 

 

Gabrielle Keille_gek van surrealisme
Gabrielle Keiller, portret op tentoonstelling Gek van surrealisme, Museum Boijmans van Beuningen, Rotterdam

In de volgende zaal ontmoet de bezoeker Gabrielle Keiller. Vanaf de wand slaat zij de bezoekers van haar verzameling gade. Deze zien op hun beurt foto’s waarop zij sportief een golfballetje slaat. De mooie rijkeluisdochter Keiller verzamelde moderne kunst met geld van daddy en haar vermogende (derde) echtgenoot. Tijdens een ontmoeting met Eduardo Paolozzi en Peggy Guggenheim begin jaren ’60 in Venetië, kreeg zij oog voor de surrealisten. Om deze aan te kopen deed ze zelfs een Cézanne van de hand. Magritte’s reeds genoemde La Réprésentation uit de verzameling Penrose komt in haar bezit. Ook koopt ze vroeg werk van Max Ernst,Jeune Homme intrigué par le vol d’une mouche non euclidienne ( Jongeman geïntrigeerd door de  vlucht van een niet eucladische vlieg ) uit 1942-1947.

Ernst jeune homme
Max Ernst, Jeune homme intrigue par le vol d’une mouche non-euclidienne, 1942-1947, Collectie Ulla und Heiner Pietzsch, Berlijn

Evenals Jackson Pollock was Ernst begonnen met het ‘automatisch’ druppen van verf. Na zijn abstract expressionistische periode, die in Jeune Homme nog een beetje nadruppelt, gooide Ernst het roer in surrealistische richting om, zoals we nog zullen zien.

Hugnet_portrait automatique
George Hugnet, Portrait automatique de l’automate d’Albert-le-Grand,1938, Scottish National Gallery of Modern Art, Edinburg

In deze Keiller zaal  is het door G. Huguet automatisch vervaardigde Portret van Albert-le-Grand uit 1938 te zien. Het ‘portret’ ontstond middels de decalcomanie-methode, waarbij een leeg blad gelegd wordt op een met verf of inkt ingesmeerd stuk papier.

In Keillers collectie bevindt zich ook Duchamps ‘Boîte-en-valise’, het leuke koffertje dat Marcel Duchamp in 1952 vulde met ‘de bagage van het surrealisme’, getiteld: De ou par M. Duchamp ou prose Sélavy, met o.a. een miniatuur pisbakje!

 

Margritte_Doodshoofd
Rene Magritte, La gacheuse, 1935, Scottish National Gallery of Modern art, Edinburgh

Bepaald beangstigend is Magritte’s memento mori, La  gâcheuse, uit 1935, waarbij een in staat van ontbinding verkerend hoofd de beschouwer, vanaf de mooie tors van een jonge vrouw, toegrijnst.

Naast objecten verzamelde zij ook dadaïstische en surrealistische documenten, waaronder publicaties van André Breton, die zij terecht als wezenlijk onderdeel van de surrealistische beweging beschouwde. Hier krijgt de bezoeker informatie over de historische context. Tijdens WOI richtten enkele kunstenaars de Dada beweging op. Zij verzetten zich tegen de traditionele normen en waarden (die de oorlog niet hadden kunnen voorkomen) en reageren met absurde ‘kunstzinnige’ uitingen. De dadaïstische beweging is de kraamkamer van het surrealisme.

Keiller was al kunstkenner ook actief betrokken bij het aankoopbeleid van de Scottish National Gallery of Modern Art in Edinburgh. Ook haar eigen collectie vond hier uiteindelijk zijn bestemming.

Verzameling Pietzsch
Ulla en Heiner Pietzsch met een deel van hun verzameling in hun huis in Berlijn, 2016

Uit de collectie Ulla en Heiner Pietzsch zijn maar liefst tweeënveertig werken te zien. In een enorme blow-up van hun de zitkamer, herkent de bezoeker er een aantal. Begonnen met werk van de  abstract expressionisten gingen zij, geboeid door de ideeën van Sigmund Freud, over op het verzamelen van surrealistisch werk van o.a. Arp, Dali, Magritte, Masson, Miro en Leonora Carrington. Haar  Ladies Run, there’s a man in the Rose Garden uit 1948 is een interessant surrealistisch droom – of nachtmerrie – beeld; al naar gelang je verwachtingspatroon!

Carrington_run ladies
Leonora Carrington, Ladies Run, there is a man in the rosegarden, 1948, Collectie Ulla en Heiner Pietzsch, Berlijn

 

 

 

 

 

 

 

In deze collectie  komen we Max Ernsts Jeune Homme intrigué, weer tegen. Bij Pietzsch maken we kennis met verzamelaar Roland Penrose in de hoedanigheid van  kunstenaar. In zijn Hand with three figures uit 1934 zie ik onmiskenbaar invloeden van Miro’s Peinture uit 1925 en van Max Ernsts Masques et Phantasmes uit 1929.

Penrose_hand
Roland Penrose, hand with three figures, ca.1934 Collectie Ulla en Heiner Pietzsch, Berlijn

Om er dagelijks van te kunnen genieten liet het echtpaar een speciaal voor hun kunstbezit ontworpen villa bouwen. In een interview lees ik dat de werken, uiteindelijk toch niet op de daarvoor geplande muren terecht kwamen. Het is de bedoeling dat de collectie uiteindelijk in een nog te bouwen museum in Berlijn wordt ondergebracht. De verzameling vult het hiaat dat tijdens het interbellum in Duitsland ontstond, toen werk van surrealisten als entartete kunst door de nazi’s werd verboden.

In de ovale binnenzaal wordt het surrealisme aan de hand van acht thema’s verduidelijkt. Onder de noemer onheilspellende landschappen ziet de bezoeker uit Keillers voormalige collectie Max Ernst, Le joie de vivre en met een knipoog naar Manet, zijn Le dejeuner sur l’Herbe, uit 1936. Ze zijn gebaseerd op de ervaringen van de  jonge Ernst alleen in een bos. In deze werken past hij de zelf verzonnen techniek van ‘grattage’ toe, waarbij hij de opgebrachte verf met een paletmes deels weer wegkrabt.  

Ernst_Dejeuner
Max Ernst, La dejeuner sur l’herbe, 1936, particuliere collectie.

Bij het thema de poëzie van Delvaux, rijdt als in een droom Paul Delvaux tram voorbij in, La Rue du Tramway (1939). Delvaux verzamelde speelgoedtreintjes.

Delvaux_Tram
Paul Delvaux, La rue du tramway, 1939, Scottish National gallery of Modern Art, Edinburgh

Hij licht toe dat de geschilderde exemplaren voortkomen uit zijn jeugd. Over andere elementen in dit schilderij zegt hij enigszins cryptisch: …’het zijn dingen  (…) van het dagelijks leven, dingen die mensen gebruiken maar niet zien’… Leuk in het licht van deze woorden was de ontdekking van een overschilderd vrouwelijk naakt in deze voorstelling. De betekenis van deze schilderijen, bedoeld als visuele gedichten, is niet duidelijk. Dat hoeft ook niet, want die onduidelijkheid is inherent aan poëzie.

Tannguy_Cadavre exquis
Andre Breton, Jaqueline Lamba, Yves Tanguy, Cadavre Exquis, 1938, collage op papier, Scottish National Gallery of Modern Art

In deze ruimte zien we een aantal van de eerder genoemde kunstenaars weer terug, zoals een co-productie van André Breton en Yves Tanguy,  Cadavre excquis uit 193 en Leonora Carringtons Giantess met Bosschiaanse figuurtjes in de achtergrond.

Met werken van Juan Miro en Yves Tanguy, wordt nòg een surrealistische inspiratiebron belicht: het automatisme. Een werkwijze waarbij  kunstenaars woorden en beelden automatisch laten komen.

Hier ook aandacht voor minder bekende namen. Zoals de in 1857 geboren Max Klinger, een kunstenaar met een surrealistische mentaliteit avant-la-lettre en werk van hedendaagse kunstenaars als Paul van der Eerden, die als schooljongen in 1970 in de ban van Dali raakte. Aan hem is t/m 14 mei elders in het museum bovendien een special gewijd: Paul van der Eerden in good company: René Magritte. Ook het bizarre werk van Rhonda Zwillinger heeft hier èn elders in het museum een plekje gevonden.

Wat beogen de tentoonstellingsmakers met het tonen van het werk van eigentijdse kunstenaars? Met wat goede wil kunnen deze creaties gezien worden als geïnspireerd op- of gerelateerd aan het surrealisme.

Dali_Venus
Dali, Venus van Milo met laden, 1936, Museum Boijmans

Bent u inmiddels oververzadigd van surrealisme? Zet dan toch nog even door of kom na een kop koffie terug. In de buitenste ring van de tentoonstelling zijn een aantal interessante surrealistische objecten uit de vaste collectie opgesteld. Het beeld Venus van Milo met laden, 1936, dat Boijmans met het kassucces van de Dali tentoonstelling uit 1970 kon aankopen en enkele leuke commerciële creaties van Salvador Dali. Een parfumflesje in de vorm van een stralende zon met een uit Dali-snorren en vliegende vogels samengesteld gezichtje en een Poederdoosje in destijds actuele vormgeving: de draaischijf van een telefoon. Leuk is ook het in de ontstaanstijd -toen iedereen nog rookte- passende hebbedingetje dat Dali voor eerste-klas passagiers van Air India ontwierp: een wit asbakje gedragen door zwanen, waarin ik nu mijn laatste (denkbeeldige) sigaretje uitmaak.

Poederdoos
Dali, Draaischijf telefoon met functie poederdoos
Dali_asbak
Dali, asbakje als relatiegeschenk voor eerste klas passagiers van Air India
Parfumflesje_Dali
Salvador Dali in opdracht van Elsa Schiaparelli, Parfumfles, aankoop met steun Mondriaan fonds, Gemeentemuseum Den Haag.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Link: Museum Boijmans van Beuningen, Gek van Surrealisme

 

Geverifieerd door MonsterInsights