Monet: Tuinen van verbeelding van 12 oktober tot 2 februari 2020 in Kunstmuseum Den Haag.

Claude Monet (1840-1926), Waterlelies, 1916-1919, olieverf op doek, 150 x 197 cm, Musée Marmottan.

Wie kent ze niet Monets betoverende impressies van waterlelies, de Nymphéas?

Indien niet van eigen waarneming dan wel van reproducties of met waterlelies bedrukte gordijnen en dekbedovertrekken.

Even googelen leert dat …het vrijwel onmogelijk [is] om uit het enorme oeuvre van Monet (1840-1926) een keuze te maken…Dat verklaart de selectie die tot 2 februari in het Haagse Kunstmuseum getoond wordt. Rond het doek met Blauwe regen uit de eigen collectie zijn veertig impressies met waterlelies en andere bloemen en planten uit de tuinen in Giverny te zien is. Monet schilderde deze werken tussen 1900-1926. Wegens de poëtische, bijna abstracte kwaliteit van dit late werk herkenden na-oorlogse abstract expressionisten als Jackson Pollock, Ellsworth Kelly, Sam Francis en colourfield painter Mark Rothko in de voorman van de impressionisten tevens een wegbereider van de abstracte kunst. Vorig jaar werden zij in het Musée de l’Orangerie in dialoog gepresenteerd met hun bewonderde voorganger maar in de huidige expositie schitteren zij door afwezigheid. Met hen hield Monets invloed op latere kunstenaars niet op. Bij pop-art kunstenaar Roy Liechtenstein kom ik een echo van Monets hooibergen uit 1961 tegen.

Ursula Palla aan het werk met spiegelende waterlelies bij het Kunstmuseum den Haag,
foto: Marina Marijnen

Wanneer ik voor de voorbezichtiging aankom bij het Haagse museum is een figuurtje met gele oliejas en muts bij de vijver in de weer met het plaatsen van grote drijvende metalen schijven in het water. Met haar installatie Floating Sky verwijst Ursula Palla naar de reflecties op het water, waardoor Monet zijn leven lang gefascineerd was. Kennelijk heeft deze kunstenares weet van hetgeen Monet naar eigen zeggen dagelijks bezighield:

…’Waar het om draait is het wateroppervlak dat voortdurend met de spiegelingen van de hemel mee verandert’…

Deze woorden worden in de tentoonstelling geïllustreerd met een schilderij van Monets schilderboot. Op een zijtak van de Seine bij Giverny werkte hij aan studies in licht- en kleurstemming die hij gedurende de cyclus van de dag vanuit zijn boot waarnam. Vroeg in de ochtend zijn de bomen en struiken nog in nevel gehuld, soms ook weergegeven in morgen- of avondrood, waarin de vormen oplossen en lucht- en waterpartijen naadloos in elkaar overgaan.

Claude Monet, Le bateau-atelier, De schilderboot, 1874, Kröller Müller Museum, Otterlo
Claude Monet, Arm van de Seine bij Giverny, 1897, Metropolitan Museum of Art, New York

De bezoeker betreedt de expositie onder een enorme installatie van blauwe hangende botanische vormen, ‘n eigentijdse ode aan Monets treurwilgen en blauwe regen door het Spaanse collectief Wanda Barcelona.

Wanda Barcelona, entree van de tentoonstelling met impressie van blauwe regen

Waterschilderijen
In Monets late schilderijen zijn de bloemen van de waterlelies en blauweregen aanvankelijk -zoals in een doek uit de Romeinse Galleria d’Arte Moderna- nog als zodanig herkenbaar, maar gaandeweg nemen ze steeds abstractere vormen aan.

Monets ontwikkeling naar deze onduidelijk gedefinieerde, vrijwel geabstraheerde vormen wordt meestal verklaard uit het feit dat zijn gezichtsvermogen hem in de steek liet. De samenstellers van de tentoonstelling menen echter dat Monet op het hoogtepunt van zijn carrièrre een nieuwe artistieke ontwikkeling doormaakte. De waarheid zal wel ergens in het midden liggen. Op radio 1 ving ik 19 oktober jl. een fragment op van een vraaggesprek met kunsthistorica Karin Haanappel. Zij beweerde dat Monets stiefdochter Blanche Hochedé hem tijdens zijn laatste jaren niet alleen in huis, maar ook bij het schilderen van zijn late schilderijen een handje hielp…

Vlak na voltooiing had Monet nog succes met de ‘paysages d’eau’, zoals hij deze noemde, maar na zijn dood raakten ze door de opkomst van avant-garde stromingen als het Cubisme in de vergetelheid. Na een tentoonstelling in het toenmalige Haags Gemeentemuseum kwamen de vergeten werken in 1952 weer in de belangstelling, maar niet iedereen was enthousiast. De late schilderijen werden soms smalend afgedaan als het werk van een halfblinde. De directeur van Museum Kröller Müller, Bram Hammacher bezag de late werken destijds als een tragische episode uit Monets oeuvre. In een interview in 1988 herinnert de Amerikaanse abstract expressionist Sam Francis zich de reacties die hij in 1953 tijdens zijn zoektocht naar Monets waterschilderijen in Giverny te horen kreeg: …..’Wat, Monet? Afschuwelijk!…Ze waren destijds voor een appel en een ei te koop.

Waardering
Ook tijdens zijn leven duurde het lang voor Monet met zijn on-academische alledaagse onderwerpen geschilderd in een vluchtige stijl kopers vond. In zijn jonge jaren had hij dan ook voortdurend financiële problemen.

Het publiek, gewend aan schilderijen met de door de academie gedicteerde historische, bijbelse en mythologische onderwerpen, was nog niet toe aan de vluchtige in heldere kleuren gepenseelde indrukken zonder intellectuele lading. Met landschappen die Boudin, Monet, Renoir, Sisley en anderen niet langer als decor, maar als zelfstandig genre schilderden, werden zij niet toegelaten tot de Salon. Deze door de staat georganiseerde kunsttentoonstellingen waren van groot belang voor de deelnemers die middels deze exposities kopers hoopten te interesseren. Om de impact van Monets vernieuwingen te begrijpen moeten kijken naar de historische context. Ànders dan destijds gebruikelijk gaf Monet slechts een impressie van de alledaagse werkelijkheid, geschilderd in een kleurrijk on-academisch palet. Ook de academische techniek van mooi in elkaar overgaande kleurnuances, zoals toegepast door de destijds in Parijs zeer gewaardeerde tijdgenoot Ary Scheffer, ontbreekt.

Ary Scheffer, De geesten van Paolo en Francesca verschijnen aan Dante en Virgilius, 1855. Dordrechts Museum.

Het duurde geruime tijd voor Monet succes kreeg met deze in een nieuwe schilderwijze uitgevoerde informele onderwerpen. In 1866 doet Monet met een enigszins traditioneler uitgevoerd werk, Camille in groene japon, toch een gooi naar de Salon en hij wordt toegelaten!  

Claude Monet, Camille 1866, Kunsthalle Bremen

Monets carrière in vogelvlucht.
De periode in Giverny staat in de tentoonstelling centraal, maar wat ging daaraan vooraf? Monet geboren in 1840 in de Parijse wijk Montmartre groeide op in Le Havre. Op school probeerde hij al tekenend zijn verveling te verdrijven. Met karikaturen van zijn leraren is het allemaal begonnen. Klassiek verhaal: zijn vader wilde liever dat hij ging studeren, maar als je wieg in Montmartre heeft gestaan…  

Monet, View at Rouelles, Le Havre, 1858, Private collection

In 1856 maakt hij kennis met Eugène Boudin die het landschap als een zelfstandig genre behandelde, zònder mythologisch of historisch onderwerp. Samen werkend in de openlucht ontstaan Monets eerste landschappelijke impressies, zoals het Gezicht vanuit Rouelle, dat hij in 1858 als 18-jarige schilderde. Boudin had Monets ogen geopend voor kleuren en vormen in de natuur en het weergeven van licht en wolken boven een lage horizon. In 1862 leert hij ook Johan Barthold Jongkind kennen, die zijn stads- en strandgezichten eveneens op onconventionele wijze met vluchtige toets neerzette. Deze impressionist-avant-la lettre werd bepalend voor Monets ontwikkeling. Over Jongkind zou hij later zeggen:  …’C’est a lui que je dois l’éducation de mon oeil’

Jongkind, Landschap met paarden (Het strand bij Sainte Adresse), 1865, privé collectie

Na regelmatig voor de Salon te zijn afgewezen besluiten Monet en zijn geestverwanten Renoir, Dégas, Cézanne, Sisley, Pisarro, Manet en Jongkind eigen tentoonstellingen te organiseren. Op 15 april 1874 was hun werk in het atelier van de fotograaf Nadar te zien. Monet bracht een spraakmakend doek in: een vlekkerig, atmosferisch havengezicht bij zonsopgang. Gevraagd naar de titel van het naamloze werk zou Monet geantwoord hebben: noem het maar Impression, Soleil Levant. Kunstcriticus Louis LeRoy beschreef de daar getoonde modernistische schilderijen vervolgens in smalende bewoordingen als werk van de ‘impressionisten’. De naam van een nieuwe stroming was geboren. Wegens de schetsmatige impressie oordeelden velen het werk als onvoltooid, maar kunstverzamelaar Ernest Hochedé, zag er wel wat in en kocht het doek. Met deze transactie nam niet alleen het leven van Monet, maar ook dat van de koper een onbedoelde wending. Als logé, artist in residence, op het landgoed van zijn maecenas knoopte Monet na verloop van tijd intieme banden aan met Hochedé’s echtgenote Alice…   Maar nu loop ik op de zaken vooruit.

Claude Monet, Impression Soleil Levant, 1872, Musee Marmottan Monet,Paris

Impression Soleil Levant is in onze ogen typisch voor Monet, maar ook hij deed inspiratie op bij anderen, al zou hij dat later ontkennen. Om in 1870 tijdens de Frans-Duitse oorlog buiten schot te blijven wijkt Monet met zijn vrouw Camille uit naar Londen. Daar moet hij werk gezien hebben van Joseph Mallord William Turner, die het thema van de opkomende- en ondergaande zon in de jaren ’30 van de 19e eeuw veelvuldig schilderde, zoals in The Scarlet Sunset (Tate Britain).

The Scarlet Sunset circa 1830-40 Joseph Mallord William Turner Accepted by the nation as part of the Turner Bequest 1856 , Tate Britain
Claude Monet, Dame met een parasol en een jongen – Camille Monet en haar zoon Jean -, 1875

Terug in Frankrijk wisselt Monet, om schuldeisers voor te blijven regelmatig van adres. Met Camille en zijn zoon Jean beleeft hij achtereenvolgens in Vétheuil en Argenteuil gelukkige jaren, waarvan de kleurrijke impressie van Camille in Vrouw met parasol, getuigt. Het geluk is echter van korte duur. Op 5 september 1879 overlijdt Camille, nog maar 33 jaar oud. Haar doodsbed resulteerde in Monets meest aangrijpende impressionistische schilderij.

Alice
Na het faillissement van Monets maecenas was de familie Hochedé enige jaren tevoren bij de Monets ingetrokken. Ernest vertrok, maar Alice en haar 6 kinderen bleven. Haar dochters fungeerden meermaals als model voor vluchtig geschilderde impressies, zoals in een doek uit Musée d’Orsay In de Roeiboot (1887), dat in de expositie te zien is. Niet alleen interessant als onderwerp; die rustige, relaxed vissende meisjes, maar meer nog wegens de manier waarop Monet niet alleen de weerspiegeling van de oevervegetatie op het wateroppervlak heeft weergegeven, maar, goed kijken, tevens een indruk geeft van hetgeen zich aan plantenstengels en algen onder dat oppervlak bevindt.

Claude Monet (1840-1926), En Norvégienne / La Barque á Giverny, ca. 1887, olieverf op doek, 97,5 x 130,5 cm, Musée d’Orsay

Dankzij kunsthandelaar Paul Durand- Ruel begin het financiële tij voor Monet in de jaren ’80 te keren. Met tentoonstellingen in Parijs, Londen en uiteindelijk zelfs New York worden kopers gevonden, zoals Mr. M.A. Ryerson. Hij koopt in 1893 maar liefst 7 schilderijen, waaronder een doek met hooibergen in de sneeuw. Geleidelijk aan verandert Monet van een arme sloeber in een welgesteld man.

Rond 1900 is hij arrivé; de trotse eigenaar van een riant buitenhuis in Giverny met een regiment bedienden. De door hemzelf ontworpen tuinen worden bijgehouden door 6 tuinlieden. Voor een rit naar de kust of Parijs staat hem een heel wagenpark ter beschikking. In Ross King’s biografie over de schilder tref ik een foto van Monet aan, zittend in zijn Panhard et Levassor, waarmee hij volgens het bijschrift voortdurend snelheidsrecords trachtte te breken. Dat deze gezapige, bebaarde grijsaard een snelheidsduivel was is nauwelijks voorstelbaar, maar het bewijs daarvoor, een boete voor te hard rijden, is zwart op wit bewaard.

Monet voor zijn vijver en brug in de zomer, Giverny

Alice, met wie hij inmiddels in de echt is verbonden, noemt hem spottend de ‘markies’. In het dorp is de arrogante Monet echter niet geliefd. Tot ergernis van de wasvrouwen laat hij de loop van de rivier de Ru verleggen om zijn waterlelievijver van fris stromend water te voorzien.

De boer wiens hooibergen hij in serie schildert dreigt deze af te breken als Monet hem er niet wat voor betaalt! Dit voorjaar werd er één bij Sotheby’s in New York voor een recordbedrag verkocht: ruim 110 miljoen dollar; omgerekend bijna 99 miljoen euro!

Monet, Hooibergen met sneeuw, 1891, National Gallery of Schotland, Edinburgh

Monet legde deze hooibergen op verschillende momenten van de dag en onder steeds wisselende weersomstandigheden vast. In de expositie ziet de bezoeker een versie met sneeuw uit de Schotse National Gallery. 

De nazaten van de destijds knorrige inwoners van Giverny zijn inmiddels wel blij met Monets erfenis. Sinds de openstelling in 1986 bezoeken jaarlijks duizenden toeristen Monets huis en tuinen aan de Rue Monet (…), waar de watertuin met Japanse brug favoriet is. In de tentoonstelling wordt dit niet duidelijk, maar deze is onmiskenbaar gecomponeerd naar in omloop zijnde vroege foto’s van Japanse tuinen zoals de albuminedruk van Kusakabe Kimbei en prenten van Utagawa Hiroshige, die tijdens het fin de siècle in artistieke kringen erg geliefd waren.

Kusakabe Kimbei, Bloeiende blauwe regen Kameido, ca.1900. Handgekleurde albuminedruk 20 x 26 Rijksmuseum Amsterdam.

Blauwe regen
Vóór aanvang van de tentoonstelling werd het doek Blauwe regen letterlijk en figuurlijk doorgelicht en gerestaureerd. Microscopisch onderzoek maakte niet alleen oude vernislagen en lelijke retouches zichtbaar, maar ook beschadigingen. Deze bleken veroorzaakt door glas- en metaalsplinters van het tijdens WOII ingestorte glazen dak van Monets verlaten atelier. Bij nauwkeurige observatie van een röntgenopname kreeg restaurator Ruth Hoppe de verrassing van haar leven: onder de blauwe regen was een compositie zichtbaar met waterlelies! Blijkbaar had Monet geen lege doeken voorhanden toen hij plotseling zin kreeg om na de honderden impressies van waterlelies onder de Japanse brug, nu eens de blauwe regen te schilderen die in een pergola boven de brug groeide.

Niet alleen het onderwerp veranderde maar ook het perspectief. Immers bij het kijken naar waterlelies op een wateroppervlak wordt de blik neerwaarts gericht; bij blauwe regen juist omhoog, zoals in de catalogus en een publieksboekje met het verslag van het onderzoek wordt verduidelijkt. De vondst is van groot belang. Gezien het experimentele karakter meent conservator Frouke van Dijke dat het Haagse doek wel eens het eerste kan zijn in de reeks van de slechts zeven bekende doeken met blauwe regen.

Claude Monet [1840-1926], Blauweregen, 1917-1920, olieverf op doek, 150,5 x 200,5 cm, Kunstmuseum Den Haag.

Waterlelies zijn in de natuur omgeven door water dat blauw, maar door de reflectie van planten aan de waterkant, ook groen overkomt. De weerspiegeling van treurwilgen, irissen en grassen is (voor een geoefend oog) in de onderliggende compositie zichtbaar. Voorstudies van deze planten zijn eveneens in de expositie te zien. Het onderzoek bracht eveneens aan het licht dat Monets late schilderijen uit veel verflagen zijn samengesteld. Hij had vaak meerdere doeken tegelijk onder handen, waarvan hij alvorens verder te werken soms hele stukken afschraapte. Nu eens mengde Monet zijn pigmenten met veel- dan weer met weinig olie, waardoor de bloemen respectievelijk glanzend of mat uit de verf komen. Soms bracht hij de verf nat-in-nat aan, soms ook nat-op-droog, waardoor de pigmenten zich respectievelijk met de eerder aangebrachte nog natte laag vermengden of in het tweede geval, juist niet. Door de verf beurtelings pasteus en dun aan te brengen ontstond bovendien de illusie van diepte in de op het platte vlak geschilderde bloemenzee.

Grande Decorations
Alle in de expositie getoonde waterlelie- en blauweregen doeken maken deel uit van het experimentele scheppingsproces op weg naar de Grandes Decorations, acht monumentale doeken bedoeld voor een eigen Monet museum. Tot zijn teleurstelling is dat speciaal voor hem gebouwde museum er nooit gekomen. In de Orangerie van het Tuilleriënpaleis, waar voorheen sportwedstrijden en hondenshows werden gehouden, vonden ze in 1927, een jaar na Monets dood, een plek. Voor de bekroning met een fries van blauwe regen was helaas geen plaats. 

In deze ovale zaal zijn de bezoekers omringd door deze enorme werken, waarin traditionele compositorische elementen als een horizon of duidelijke contouren ontbreken. In sommige gevallen is het zelfs moeilijk te zeggen wat de boven- of onderkant is. Amerikaanse kunstcritici spraken destijds van ‘upside-down paintings’ en inderdaad, rond 1909 begint Monet zijn doeken soms 90o te draaien.

Claude Monet, Morning, Setting Sun, Clouds, Grandes Decorations,
Musee de l’Orangerie, Paris

Monet schilderde de Grandes Décorations ter nagedachtenis van de slachtoffers van de Grande Guerre en de geliefden die hem kortelings waren ontvallen: Alice overleed in 1911 en Jean in 1914. De reeks is bedoeld om de beschouwer emotioneel aan te spreken. Jaren later stelde Mark Rothko zich met zijn colourfield paintings eenzelfde doel. Wie dit wil ervaren kan t/m 5 januari in het Stedelijk Museum Schiedam terecht bij de mini tentoonstelling Rothko en ik.

Inspiratiebron voor na-oorlogse kunstenaars

In 1952 bezoekt Ellsworth Kelly (1923-2015) Giverny. Hij was onder de indruk van de vergeten doeken met waterlelies en treurwilgen die hij in Monets verlaten atelier aantrof. De volgende dag schilderde hij, geïnspireerd op Monets Le Saule Pleureur (1920-1922) zijn Tableau Vert als hommage aan Monet. Het werk bevindt zich in The Art Institute in Chicago.

Elsworth Kelly, Water lelie 1968, Kröller Müller Museum, Otterlo,

Uit dat museum is een inkttekening van Kelly’s hand te zien. Anders dan de titel Water Lily suggereert, is het geen impressie van een waterlelie maar een sierlijke minimaal aangeduide plantenstengel met een pompeblad.  

Ook Jackson Pollock, Jean-Paul Riopelle, Sam Francis, Philip Guston en Roy Liechtenstein putten in de jaren ’50 en ’60 van de vorige eeuw inspiratie uit de late werken van Monet, in wie zij een voorloper van de abstracte kunst zagen. Ook bij een eigentijds doek met pioenrozen en ranonkels van Marc Mulders lijkt Monet niet ver weg. Wanneer ik ter toetsing van deze vinding Mulders website raadpleeg kom ik de verwachte naam van Claude Monet in het rijtje van bewonderde voorgangers niet tegen. Wèl die van Jackson Pollock; ook goed!

Jackson Pollock, Gothic 1944, Museum of Modern Art New York

Diens naam viel ook in het voornoemde vraaggesprek met Karin Haanappel, die de veronderstelling dat Pollock inspiratie vond in het late werk van Monet maar onzin vindt. De Amerikaan was in 1956 al dood. Mij overtuigde Haanappel niet. Veel Amerikanen reisden in de na-oorlogse jaren weliswaar naar Parijs en Giverny, maar door de aankoop van Monets werk door diverse Amerikaanse kunstliefhebbers was diens werk ook in de VS te zien. Pollocks doek Gothic, dat in de Parijse expositie vorig jaar een paar vormde met één van Monets Treurwilgen, dateert van 1944, toen Pollock nog springlevend was.

Monet is meer dan de voorman van het impressionisme, de stroming waarmee hij sinds de jaren ’80 tot de huidige dag de harten van het publiek weet te veroveren. Het is niet moeilijk om in Monets late, bijna abstracte impressies een inspiratiebron voor na-oorlogse kunstenaars te herkennen.

Monet, de tuin in Giverny, 1922 – 1924, Musée Marmottan Parijs

Literatuur:

R. King, Mad Enchantment: Monet and the Painting of the Water Lilies, Londen, 2016                                                                                               M. Haveman e.a., Een Nederlander in Frankrijk: Jongkind etc. Kunstschrift nr. 5, 2017.                                                                      C. Debray e.a., Nymphéas: l’Abstraction américaine et le dernier Monet, l’ Orangerie, Parijs, 2018
B. Tempel e.a., Monet: Tuinen van Verbeelding, Kunstmuseum Den Haag, 2019.
S.Bekker e.a., De Blauwe Regen ontward, Kunstmuseum Den Haag, 2019.

Virtueel bezoek Orangerie Parijs Link: https://www.musee-orangerie.fr/fr/article/visite-virtuelle-des-nympheas

Link: Kunstmuseum Den Haag, Monet, Tuinen van verbeelding

Nederlanders in Parijs, 1789-1914. Van Gogh museum, Amsterdam, tot en met 7 januari 2018.

 

Kees van Dongen, De Blauwe Japon, 1911, Van Gogh Museum Amsterdam

Van Barbizon, eerder op deze site besproken, reizen we naar Parijs, het centrum van de toenmalige kunstwereld. De stad met befaamde kunstopleidingen en tentoonstellingen was een artistieke kraamkamer en oefende aantrekkingskracht uit op kunstenaars uit alle windstreken. Voorheen was de reis per diligence een hele onderneming, maar sinds 1847 werd de gang naar la ville lumière dankzij het spoor tot een dagreis teruggebracht. In de lange periode die de Parijse tak van de dubbeltentoonstelling beslaat is op artistiek gebied veel gebeurd. Te veel om deze thematisch-chronologisch in te delen, licht conservator en samenstelster van de expositie Mayken Jonkman tijdens een interview bij Opium op 4 toe. Daartoe werden acht kunstenaars als uitgangspunt gekozen. Aan de hand van hun werk, getoond in samenhang met hun Franse kunstbroeders, worden de belangrijke thema’s van die jaren behandeld.

Gerard van Spaendonck, Bloemen in een albasten vaas en vruchten op een marmeren blad, 1781, Het Noordbrabants Museum, Den Bosch

Zo wordt bij Gerard van Spaendonck (1746-1822) de eerste Nederlander die destijds naar Parijs trok en medeoprichter was van het Institut de France, de kunstopleiding behandeld. Kunstenaars konden uit verschillende academies kiezen, maar de belangrijkste was de École des Beaux Arts. Hier moest je zijn voor de nieuwste artistieke ontwikkelingen. In zijn atelier in de Jardin des Plantes leerde Van Spaendonck, die het tot hofschilder van koning Lodewijk XVI had gebracht, zijn Franse leerlingen het schilderen van bloemstillevens in de stijl van de Hollandse Gouden Eeuw. Zijn meest succesvolle leerlingen waren Bessa, Redouté en Van Dael. Behalve op de academies leerden schilders ook veel door hun ogen op de Salons en in de stad de kost te geven. Maar de tentoonstelling laat zien ook dat deze Franse invloed op Nederlandse kunstenaars geen eenrichtingsverkeer was, verschillende Nederlanders drukten, zoals we zullen ontdekken, hun stempel op de Franse kunst.

Ary Scheffer, Francesca da Rimini en Paolo Malatesta aanschouwd door Dante en Vergilius, 1854, Kunsthalle Hamburg

Ook Ary Scheffer (1795-1858) belandde al vroeg in Parijs. Zijn moeder had een vooruitziende blik toen zij zich met haar zoons in Parijs vestigde. Ary werd beroemd en verkeerde in de hoogste kringen. Bij zijn werk krijgt de bezoeker informatie over de Salon en alternatieve tentoonstellingen. Wanneer aankomend kunstenaars als Rousseau en Huet in 1836 door de jury van de Salon geweigerd worden, biedt Ary hen expositieruimte aan in zijn atelier. Hier vonden Franz Liszt en Frederic Chopin eveneens een podium en Charles Dickens las bij Ary Scheffer voor uit eigen werk. Met zijn vroeg-romantische maar nog wel in academische toets geschilderd werk, zet Scheffer zich, evenals Ingres en Delacroix, af tegen het traditionele classicisme. Scheffers, thans veelal als sentimenteel beoordeelde werk, genoot in de vroege 18e eeuw veel waardering. Dat geldt ook voor zijn ‘society’ portretten; een richting waarmee Kees van Dongen in de 19e eeuw eveneens succesvol zou worden.

Jacob Maris, De schilder Frederick Hendrik Kaemmerer aan het werk in Oosterbeek ca. 1863, Dordrechts Museum, Dordrecht

In de presentatie van Frederik Hendrik Kaemmerer (1839-1902) wordt de bezoeker geïnformeerd over de Kunsthandel in die dagen. Hij wordt als schoolvoorbeeld gepresenteerd van dè Salonkunstenaar. Deze thans minder bekende Nederlander was destijds een van de best verkopende kunstenaars in Parijs. Hij inspireerde tal van landgenoten tot het schilderen van mondaine scènes. In het portret dat Jacob Maris rond  1863 van hem schilderde zien we hem heel geestig zittend op een boomstam aan het werk in de bossen van Oosterbeek.

Coen Metselaar, Het atelier van de kunstenaar Frederik Hendrik Kaemmerer aan de Boulevard Vaugirard 126 bis 1877-1878, prive collectie Oss

Coen Metzelaar portretteerde hem rond 1878 in zijn Parijse atelier, te midden van rekwisieten bezig aan een impressionistisch werkje, waarin we de stijl van Isaäc Israëls latere vlot gepenseelde impressies van soortgelijke (op een ezel rijdende) figuurtjes herkennen.

Bij Jongkind (1819-1891) komen –heel toepasselijk- de Parijse café’s als ontmoetingsplaats en inspiratiebron in beeld. Jongkind hield van de Franse levensstijl: het savoire vivre. Het genieten van een goed glas wijn ontbrak daarbij niet; een gewoonte die hem uiteindelijk op zou breken. Anders dan vaak gedacht wordt leerde Jongkind de impressionistische toets niet van Claude Monet; het was nèt andersom. Gezamenlijk schilderend aan de Seine deed Jongkind dit kunstje niet alleen voor aan Monet, maar ook Boudin en Sisley namen Jongkinds toets over! Voor wie hieraan twijfelt citeer ik Monets eigen woorden: …’c’est à lui que je dois l’éducation definitive de mon oeil’.. (van hem –Jongkind- leerde ik goed te kijken).

Johan Barthold Jongkind, Rue des Franc-Bourgeois St. Marcel, 1868, Gemeentemuseum Den Haag

Claude Monet, Vétheuil 1879, Triton Foundation

Deze vroege Nederlanders in Parijs, hebben een plek gekregen op de benedenverdieping van het museum. In Jongkinds vluchtige impressie van de Rue des Franc-Bourgeiois St. Marcel uit 1868 is de vlotte, los gepenseelde toets die het handelsmerk van de impressionisten zou worden, goed te herkennen.

In de  bovenzaal ontmoet de bezoeker Vincent Van Gogh, George Hendrik Breitner, Kees van Dongen en Mondriaan.

Ter illustratie van de vraag wat leerden kunstenaars in Parijs van elkaar worden de Nederlanders in samenhang getoond met de Fransen. Van Gogh (1853-1890) probeerde in Parijs de verschillende stijlen van Monet, Pisarro en Signac uit. Een dialoog verduidelijkt hoe Breitner schatplichtig was aan Degas.

George Hendrik Breitner (1827-1923), door Jonkman gekenschetst als een verlegen man, was maar korte tijd in Parijs, maar hij absorbeerde en verwerkte de invloeden die hij daar opdeed op een bijzondere manier. Deze leerschool wordt mooi geïllustreerd met twee schetsen van danseressen; één van Degas en één van Breitner.

Edgar Degas, Ontbijten na het baden ca. 1894, Houtskool en pastel op papier,
Bruikleen Triton Foundation

George Hendrik Breitner, Het model zoekt haar kleren bijeen, 1888, privécollectie, Den Haag

 

 

 

 

 

 

 

 

De vernieuwende manier waarop Breitner het vrouwelijk naakt in beeld brengt is zonder Degas ondenkbaar. Zij hebben elkaar niet ontmoet, maar Breitner zag zijn werk en trok er lering uit. In de tentoonstelling Rumoer in de stad werd deze invloed ook al getoond (zie elders op deze site). Op zijn beurt gaf Breitner dit weer door aan Isaäc Israëls en Willem de Zwart.
Even terug naar de hyper-sensitieve Van Gogh, die het in Parijs bij zijn broer Theo, iets langer uithield dan Breitner. Over Vincents zielenroerselen in die periode is weinig bekend, want de broers schreven elkaar toen geen brieven. Zijn schilderijen spreken echter voor zich. Geen kunstenaar heeft in slechts een half jaar zo’n grote ontwikkeling doorgemaakt. Dit wordt prachtig geïllustreerd aan de hand van twee schilderijen met Uitzicht uit mijn atelier. Het eerste, direct na aankomst gemaakt is nog gehuld in zilverachtig licht, het tweede vertoont het goudkleurige licht dat kenmerkend is voor Parijs, aldus Jonkman. Daarbij gaat van Gogh, geïnspireerd door Seurat en Signac, over op het gebruik van ongemengde kleuren, die hij in talrijke toetsjes naast elkaar opbrengt.

Vincent van Gogh ,Gezicht vanuit Theo’s appartement, 1887,Van Gogh Museum, Amsterdam

Claude Monet, Vétheuil 1879, Triton Foundation

 

 

 

 

 

 

 Zijn donkere palet klaarde in la ville lumière aanzienlijk op, maar zijn gemoed werd door de vele grootstedelijke prikkels steeds somberder en onrustiger. Februari 1888 vertrekt Van Gogh naar Arles waar in korte tijd een groot aantal kleurrijke werken ontstaat. De rest is historie. In zijn eigen tijd vrijwel onopgemerkt, weet Van Gogh kunstenaars en filmproducenten tot de huidige dag te inspireren. Daarvan getuigen de Jackson Pollock-achtige schilderijen van de Chinese kunstenaar Zeng Fanzhi die nog tot en met 5 maart in het Van Gogh Museum te zien zijn en de recente animatiefilm Loving Vincent, van de Poolse cineaste Dorota Kobiela. Gemaakt als eerbetoon aan de geestelijk gekwelde  schilder van wie zij zelf, lijdend aan een depressie, veel is gaan houden. Vincents schilderijen zijn door een leger van kunstschilders geframed en komen in prachtige gemanipuleerde beelden langs. De opgeklopte verhaallijn (‘whodunnit’) dat Van Gogh vermoord is, moet de kijker voor lief nemen.
Terug naar de Nederlanders in Parijs, waar Kees van Dongen (1877-1968) niet kan ontbreken. Bij hem komen de thema’ssociaal engagement en sensuele vrouwen’ aan bod. Van Dongen voelt zich in Parijs als een vis in het water en verwerft in korte tijd een positie in de Parijse beau monde. In de Art Deco tentoonstelling in het Haags Gemeentemuseum draait een film, waarin we Van Dongen zien in gezelschap van couturier Paul Poiret, de spil van de Haagse tentoonstelling. Boven diens bed hangt een versie van Van Dongens Inquiétude, met twee prachtig gestroomlijnde roodgloeiend aaneengesmede lichamen. (zie de Art Deco tentoonstelling,op deze site).

Kees van Dongen was een non-conformist; hij begon zijn carrière zelfs als anarchist. Hij wilde geen schilderijen voor de elite maken, maar alleen getekend werk dat voor iedereen bereikbaar was. Wanneer hij echter eenmaal van succes en geldelijk gewin geproefd heeft, laat hij deze instelling varen. Hij gaat schilderen… en hoe!

Zijn kleurrijke door kunstlicht beschenen scènes van het nachtelijke uitgaansleven, konden niet iedereen bekoren. De daarin figurerende arbeidersvrouwen, die slempend de nacht doorbrengen worden door een kunstcriticus wegens de oorlogskleuren op hun gezicht, afkeurend omschreven als ‘Apachemeiden’. Heren en vooral dames uit de upper-class vragen evenwel al snel om geportretteerd te worden. In prachtige kleuren, niet zelden sensueel, brengt hij hen in beeld. De sjieke Comtesse Anna de Noialles met een (goed kijken) ondeugend toetsje en Madame Jasmy, wier portret in de actuele Haagse Art Deco tentoonstelling als steunafbeelding fungeert bij de avondjaponnen van Paul Poiret. Deze dames van stand zette hij een tikkeltje ondeugend neer, maar met het meeste gemak maakte Van Dongen van een ondeugend bartypetje een dame door haar een mooie hoed op te zetten.

Kees van Dongen, Dame met zwarte hoed 1912

Kees van Dongen, Comtesse Anna de Noialles, 1931, Amsterdam Stedelijk Museum

 

 

 

 

 

 

 

 

In deze tentoonstelling vormt Piet Mondriaan het sluitstuk. Het aan zijn naam gekoppelde thema: Kubisme als katalysator: de behoedzame zoektocht naar het universele, geeft aan dat met zijn werk het laatste woord over moderne eigentijdse kunst nog niet is gezegd. Integendeel: Mondriaans figuratief begonnen werk vindt in Parijs een nieuw begin. Even aangeraakt door het kubisme verlaat hij de figuratie geleidelijk aan, op weg naar een nieuw begin; de weg naar volledige abstractie, maar dat is een ander verhaal, waarover ik onlangs onder de titel de Ontdekking van Mondriaan heb beschreven.

Kees van Dongen, Herinnering aan het Russische operaseizoen 1909, National Gallery of Canada, Ottowa

De in Parijs werkzame kunstenaars putten in die jaren ook inspiratie uit theater- en dansvoorstellingen, zoals ‘Cleopatra’ van de Ballets Russes, waarmee ik even terugkom op de genoemde uitzending van Opium. Uit dit ballet, dat als een ‘salade van nationale [Russische] componisten’ getoonzet werd, maakte Mayke Jonkman een toepasselijke muziek keuze: de wonderschone bijdrage van Modest Moessorski.

Tenslotte: zoals de Haagse tentoonstelling Rumoer in de Stad vooral de stedelijke bedrijvigheid in Nederland toonde, zo laat de huidige tentoonstelling zien hoe kunstenaars in Parijs de dynamiek van de Franse hoofdstad in al haar facetten in beeld brachten. De bezoeker ziet de fraai aangelegde boulevards van Haussmann, de kleurrijke parken, impressies van het pittoreske Montmartre en nieuwe uitgaansgelegenheden als de Moulin Rouge en de Moulin de la Galette. Met zo’n 120 eigen schilderijen en bruiklenen uit heel de wereld, biedt het Van Goghmuseum niet alleen een kleurrijk beeld van een voorbije wereld, maar tot en met 7 januari tevens een aanschouwelijk college in de ontwikkeling van de 19e eeuwse schilderkunst. Warm aanbevolen voor de kerstvakantie!

Bibliografie:

Jonkman e.a., Nederlanders in Parijs, tentoonstellingscatalogus Van Goghmuseum, Amsterdam, 2017.

Themanummer Kunstschrift, Een Nederlander in Frankrijk: Jongkind en de anderen, oktober/november 2017.

Link: Nederlanders in Parijs 1789-1914

 

Geverifieerd door MonsterInsights