De term impressionisme roept snel en vluchtig in lichte kleuren gepenseelde indrukken op van een zonnige tuin, ‘n stranddag of een suggestie van een portretkop. Publiek en critici, gewend aan mooie academische historiestukken gedaan in genuanceerde gemengde kleuren, bekeken deze werken aanvankelijk met argwaan en spot. Monets schilderij met opkomende zon boven de haven van le Havre gaf het impressionisme een naam. Gevraagd naar de titel van het werk dat hij in 1874 presenteerde bij de Salon des Refusés antwoordde Monet: noem het maar Impression soleil Levant. In een smalende recensie noemde kunstcriticus Louis Leroy de deelnemers aan deze Salon des Refusés (voor kunstenaars die op de officiële academische Salon waren geweigerd) impressionisten en dat was niet als compliment bedoeld !
Toch won deze stroming snel aan populariteit. Met snelle toets werd het in de open lucht –en plein air- waargenomen beeld als impressie op het doek gezet. Gewoon een vluchtige indruk, meer niet !
Van een heel andere orde zijn de eveneens snel, maar nu in felle kleuren en krachtige vormen gepenseelde werken van de expressionisten. Niet de buitenwereld maar de binnenwereld is hun inspiratiebron. Zij gaven uitdrukking aan een subjectieve innerlijke beleving of emotie. Evenals hun kunstbroeders van het impressionisme, wier werken zij oppervlakkig vonden, gooiden ook de expressionisten de academische regels overboord, maar daar houdt de overeenkomst op.
In Museum de Fundatie in Zwolle is t/m 18 september een groot overzicht van Duitse expressionisten te zien. Sinds 1905 verenigd in de door Erich Heckel, Ernst-Ludwig Kirchner en Karl Schmidt-Rotluff in Dresden opgerichte kunstenaarsvereniging Brücke, zij wilden een brug slaan naar de toekomst. In 1911 werd in München een soortgelijk collectief opgericht; Der Blaue Reiter, met o.a. Wassily Kandinsky, Franz Marc, August Macke, Heinrich Campendonk en Alexej von Jawlensky. Zij gooiden begin 20e eeuw het roer radicaal om. In felle vaak ongemengde kleuren gaven zij uitdrukking aan wat hen bezig hield. De werken weerspiegelen hun reactie op de maatschappelijke veranderingen in de jaren voor en vlak na de Eerste Wereldoorlog in Duitsland. De tijd van de industriële revolutie, urbanisatie en ‘ontgoddelijking’ van de samenleving; ‘God is dood’ zei Nietzche. De ontdekking van het onderbewuste, de opkomst van de psychoanalyse en wetenschappelijke vondsten als de relativiteitstheorie deden het vertrouwde mensbeeld wankelen en oude zekerheden weg vallen. De expressionisten moesten van die eigentijdse vernieuwingen blijkbaar niet veel hebben. Zij zetten zich af tegen het materialistische vooruitgangsdenken en richtten de blik op de natuur en de geestelijke wereld. Zij leefden in een nieuwe tijd en die vroeg om nieuwe kunst. Zij wilden de band tussen mens en natuur herstellen. Niet het onpersoonlijke stadsleven, maar de eenvoud van het landleven werd met name het ideaal van de leden van de Brücke. August Macke geeft aan dit ideaal gestalte in een vroeg werk Voor het huis in Tegernsee, uit 1910, dat welbeschouwd naar mijn idee in tint en toets ook nog wel iets impressionistisch en zelfs iets van Paul Cézanne heeft !
Dit streven wordt krachtiger weerspiegeld in de kleurrijke expressieve werken Max Pechstein en voornoemde leden van de Brücke. Hoewel sterk gestileerd blijven hun onderwerpen herkenbaar: landschappen en naakten in de natuur.
De hang naar het onbedorven landleven leidde zelfs tot naamwisseling ! Emil Hansen verruilde zijn achternaam voor die van zijn dorp: en werd Emil Nolde. Karl Schmidt bezorgde zichzelf een dubbele achternaam met het achtervoegsel Rothluf, de naam van zijn geboortedorp.
Alexej von Jawlensky en Wassily Kandinsky van Der Blaue Reiter gaan in hun artistieke ontwikkeling een stap verder. Bij hen leidt het streven naar vergeestelijking uiteindelijk tot een voorstellingsloos, abstract beeld. In Jawlensky’s Meisje met rode strik zijn de kleuren uiterst expressief, maar de hele voorstelling is goed herkenbaar. Zijn op Russische ikonen geïnspireerde portretreeks, daterend van 1917-1925, illustreert zijn ontwikkeling naar abstractie.
Beide kunstenaarsgroepen riepen jonge kunstenaars op om de gevestigde orde de rug toe te keren en te kiezen voor bewegings- en levensvrijheid. ‘Bij ons hoort iedereen die direct en onvervalst weergeeft wat hem tot scheppen aanzet’, aldus een pamflet van Brücke in 1906. Gedurende enkele jaren vormde Brücke het bindmiddel voor kunstenaars als Emil Nolde, Max Pechtein en Otto Mueller. Edvard Munch en Vincent van Gogh waren hun grote voorbeeld. Daarvan getuigen o.a. Christian Rohlfs Zonnebloemen, als hommage aan Vincent van Gogh. Niet toevallig rond 1905-1906 geschilderd, het jaar van de eerste overzichtstentoonstelling van Van Gogh in het Stedelijk en de publicatie van zijn brieven. Hun bewondering voor Van Gogh ging zelfs zo ver dat Max Pechstein het kunstenaars collectief naar hem wilde vernoemen: Van Goghiana.
De expositie in Zwolle toont ook Van Goghs ‘Molen le Blute-fin’ uit de eigen collectie nabij -met een knipoog- een door Rob Scholte gesigneerd borduurwerk van een Molen, dat achterstevoren is ingelijst, waarover straks meer. In deze ruimte hangt ook Emil Noldes, Moeraslandschap met, even heel goed kijken: ook een molen uit ca. 1920-25. Galerie Ludorff, Düsseldorf alleen bij bijschrift dus.
In die vroege 20e eeuw ontstond belangstelling voor ‘primitieve’ volken. Moderne kunstenaars zagen hen als erfgenamen van het verloren paradijs. In volkenkundige musea in Dresden en Berlijn zagen zij uitheemse sculpturen en maskers. In deze overzeese kunstuitingen herkenden zij een gemeenschappelijke oerbron van pure op innerlijke beleving ontstane expressieve kunst. Deze invloed is in verschillende creaties van Brücke te zien. Hoekige vormen, herinneren aan de uit hout gesneden beelden, maar ook ronde vormen vinden in hun werk een echo, in respectievelijk Karl Schmidt Rothlufs, Stilleven met Afrikaanse pijpenkoppen uit 1913, en Max Pechsteins Liggend naakt op een tweezijdig beschilderde doek uit 1920.
In het geprononceerde achterwerk van deze figuur zien de tentoonstellings-makers onmiskenbaar invloed van de ronde billen van Afrikaanse sculpturen. In Frankrijk waren Pablo Picasso en Paul Gauguin eveneens geboeid en geïnspireerd door exotische kunst. Gauguin gaf aan deze fascinatie zelfs metterdaad gehoor en vertrok in 1891 naar Tahiti. Emil Nolde en Max Pechstein gingen eveneens scheep naar de verre kusten van Nieuw Guinea en de Palau-eilanden, waar Pechstein zelfs een onbewoond eiland kocht. Zijn schilderij Teruggekeerde Zeilschepen uit 1919 brengt dit Fernweh mooi in beeld
De term expressionisme werd rond 1910 voor het eerst gebruikt om deze nieuwe stroming te onderscheiden van het impressionisme. Manifestaties van een heftige weergave van de werkelijkheid ontstonden in Parijs. Henri Matisse en Kees van Dongen zetten de toenmalige kunstwereld op z’n kop met woest gepenseelde, felgekleurde werken, die hen de scheldnaam ‘Les Fauves’ (de wilden) bezorgden !
De tentoonstellingsmakers kozen deze scheldnaam -later geuzennaam- als titel voor de huidige tentoonstelling, Wilden. Vooral het revolutionaire gedachtengoed van de maatschappelijk geëngageerde Duitse expressionisten wordt in de thematisch ingedeelde opstelling benadrukt. Zij probeerden zich via deze felgekleurde kunst los te maken van de bestaande orde, die al snel een steeds sterkere greep op het leven kreeg. De Eerste Wereldoorlog maakte een einde aan hun optimistische streven naar artistieke vrijheid en Brücke en Der Blaue Reiter vielen uiteen. August Macke en Franz Marc, die enthousiast vrijwillig onder de wapenen gingen, waren in de loopgraven gesneuveld.
Erich Heckels, Vlaamse Vlakte uit 1916 illustreert de troosteloosheid en immense verlatenheid, waarmee deze vrijwilligers in Flanders Fields werden omarmd. Individueel gingen de overige kunstenaars verder, gebukt onder het nazi-regime dat hun werk als Entartete Kunst stigmatiseerde en vernietigde.
Gelukkig waren er in die dagen verzamelaars die oog hadden voor het revolutionaire en bijzondere karakter van de expressionistische werken. Ondergronds ontkwamen deze bij particulieren aan vernietiging waarna ze uiteindelijk hun weg naar musea vonden, zoals het Von der Heydtmuseum in Wuppertal en Museum de Fundatie, dat met Marcs Schepping van de paarden uit 1913, DIA Kees van Dongens Mobilisatie en het Van Gogh voornoemde De Molen ‘Le Blute-fin’ een aantal sleutelwerken bezit.
Aanleiding voor de tentoonstelling is het sterfjaar van Marc, die honderd jaar geleden in de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog het leven liet. Zijn doek de Schepping van de Paarden uit de eigen collectie, daterend van 1913 -wie kent het niet van de kunstgeschiedenisles op de middelbare school ?- is in de laatste zaal te zien. DIA Een variant van meerdere werken met blauwe paarden, waarmee Wassily Kandinsky in 1903 reeds de toon had gezet met zijn doek Der Blaue Reiter (part. Coll.), dat later door de kunstenaarsgroep als naam werd geadopteerd.
De expositie in de Fundatie, van een serie met speciale aandacht voor de maatschappelijke rol van kunst, maakt deel uit van een dubbeltentoonstelling. In het Groninger Museum zijn t/m 23 oktober de Nieuwe Wilden met het neo-expressionisme van de jaren ’80 te zien. Ondanks verschillen hebben beide stromingen één gemene deler: artistieke vrijheid zonder compromis. In het radioprogramma Opium op 4 van 28 april jl. was een interessant vraaggesprek te beluisteren met Andreas Blühm, directeur van het Groninger Museum. In dit interview werd gememoreerd dat de vorige directeur Frans Hack, nogal wat werken van de Nieuwe Wilden had aangekocht. Deze aankopen vormen het uitgangspunt voor de huidige expositie in Groningen. Opvallend is het enorme formaat van deze schilderijen, de felle kleuren en de teruggekeerde figuratie. Bezien tegen de historische context, de minimal art en conceptual art van de jaren ‘60 en ‘70, waarin figuratie uit den boze was, is het interessant dat de Nieuwe Wilden teruggrepen op de avant-garde van de vroege 20e eeuw. Zij vroegen zich af waarom kunstenaars steeds iets nieuws zouden moeten verzinnen. Les Fauves en de Duitse Expressionisten maakten zich destijds los van het knellende keurslijf van academische en kleinburgerlijke regels. De Nieuwe Wilden voelden zich op hun beurt ook bevrijd: want figuratie mocht weer; en hoe !
Enkelen borduurden voort op de traditie, anderen sloegen een nieuwe weg in door zo lelijk mogelijk te schilderen: bad painting werd de leus !
Toch voegden zij wel degelijk iets nieuws toe met hun rauwe, provocerende soms zelfs agressieve werken met hier en daar een vleugje humor ! Zo brutaal en heftig als de punk ooit de wereld van de popmuziek opschudde, zo manifesteerde het neo-expressionisme zich iets later in de kunstwereld. Aangezien ik deze expositie niet met eigen ogen gezien heb, beveel ik deze verder voor zelfstudie aan.
Over voortborduren gesproken. Ook Rob Scholte is terug van weggeweest ! Bekend van tentoonstellingen in de jaren ’80 in Boijmans Van Beuningen, de Dokumenta, de Venetiaanse Biënnale van 1990 en de bomaanslag in 1995, waarbij hij beide benen verloor. De Fundatie toont nu een opzienbarende tentoonstelling van bijna 1000 borduurwerken van zijn hand; nou ja hij maakte ze niet eigenhandig, maar hij kocht ze wel zelf in kringloopwinkels, waarna hij ze van zijn signatuur voorzag en achterstevoren inlijste. En zo werd kitsch kunst: de kleurrijke keerzijdes met rafelige, deels slordig loshangende niet afgehechte draden doen met wat fantasie denken aan expressionistische penseelstreken. Origineel is het zeker deze Embroidery Show. De talrijke anonieme vrouwenhanden die de voorgedrukte borduurpatronen van Tesselschade Arbeid Adelt met kruissteken vulden, krijgen in de Fundatie een eerbetoon waar de brave bordurende dames zelf niet van hadden kunnen dromen !
En hoe vreemd ook, het heeft wel iets, die hele rijen overbekende vissers met zuidwester en pijp, de eindeloze reeks weelderige zigeunerinnen, Leonardo’s laatste avondmaal, de drinker van Frans Hals en de nachtwacht van Rembrandt, zo rafelig raar en vertrouwd tegelijk !
Wie nog steeds niet genoeg heeft van expressieve kunst, kan tot 18 september ook nog terecht in kasteel het Nijenhuis in Heino/Wijhe, dependance van het Zwolse museum, waar onder de titel De Lyriek van het landschap, 100 jaar expressionistische landschapschilderkunst in Nederland wordt getoond. De invloed van de bevrijding van knellende academische regels in van het begin van de 20e eeuw is hier te zien in kleurrijk en vormvernieuwend werk van Jan Sluijters, Leo Gestel, Jan Wiegers, Ger Lataster, Armando, Jan Cremer, Marc Mulders e.a.
Literatuur:
Hoekstra e.a., Wilden: Expressionisme van Brücke en der Blaue Reiter, Museum de Fundatie, Zwolle, 2016.
Keuning, M. Bril e.a., Rob Scholte: Embroidery Show, Museum de Fundatie, Zwolle, 2016.
Blühm e.a., Nieuwe Wilden: Duits neo-expressionisme uit de jaren 80, Groninger Museum, 2016.
Links:
Museum de Fundatie, Zwolle
Groninger Museum