Tijdens de voorbezichtiging van Love Stories, de eerste tentoonstelling na het verbreken van de banden met Rusland, beloofde directeur Annabelle Birnie vast te houden aan de oorspronkelijke doelstelling van het museum: het vertellen van mooie verhalen.
Met topstukken uit The Leiden Collection doet de Amsterdamse Hermitage haar belofte gestand. De expositie vormt bovendien een mooi vervolg op de Hollandse Meesters die hier in het voorjaar van 2018 te zien waren.
Amerika telt verschillende grote privéverzamelingen, die tijdens de zogeheten Gilded Age door nieuwe rijken als Henry Clay Frick, John Pierpont Morgan en Isabella Stewart Gardner bijeen werden gebracht. De Leiden Collection van het echtpaar Kaplan dateert van later datum. Met ca 250 tekeningen en schilderijen is deze een van de belangrijkste privécollecties van Hollandse meesters. Anders dan gebruikelijk bij Amerikaanse verzamelingen draagt de collectie niet hun naam. Als eerbetoon aan hun favoriet Rembrandt (1609-1669) kozen de Kaplans de naam van zijn geboortestad.
Tijdens een bevlogen inleiding haalde Dr. Thomas Kaplan Cicero aan. De Romeinse redenaar bestempelde dankbaarheid als de moeder van alle deugden. Met deze zienswijze is Kaplan het helemaal eens. In dankbaarheid ligt de kiem van geluk besloten. Het vermogen om te kunnen genieten en plezier en blijdschap aan anderen door te geven vloeit daaruit voort.
Weinigen zullen ontkennen dat dankbaarheid Kaplan past. Indachtig zijn filosofie wil de collectioneur ook anderen van zijn schilderijen laten genieten. Sinds 2017 is de imposante Leiden Collection op wereldtournee, maar in Amsterdam komen de daar en in Leiden ontstane werken even thuis. In deze stad zag Kaplan als 10-jarige zijn eerste Rembrandts. Ze zijn nooit meer uit zijn gedachten geweest! Dat ervoeren ook Rembrandts eigentijdse en latere collega’s. In het werk van Rembrandt inspireerde tal van kunstenaars, zoals Turner, diverse Impressionisten en Postimpressionisten, Picasso en Lucian Freud.
Wie is Dr. Thomas Kaplan? Je kunt beter vragen wie is hij niet. In het persbericht worden zijn talrijke hoedanigheden genoemd. Zijn talenten wendt hij letterlijk en figuurlijk aan ter bevordering van culturele en kunstzinnige activiteiten èn tot behoud van onze planeet. Voorafgaand aan de opening van de tentoonstelling ontmoeten we hem in de gedaante van een bevlogen kunstliefhebber.
De expositie opent met een enorme blow-up van een werk van Rembrandts leermeester Pieter Lastman, David overhandigt Uria de brief voor Joab, uit 1619. De doorsnee beschouwer ziet onmiskenbaar een dramatische scène, maar wèlk drama zich hier afspeelt is zonder kennis niet duidelijk. Bijbelvaste bezoekers herkennen hier echter het minder mooie verhaal van koning David. Hij stuurt de echtgenoot van zijn minnares Bathseba, naar het front, zodat hij met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal sneuvelen. Kenners wisten dat deze euveldaad niet onbestraft bleef. Mooi verpakt bevatten historiestukken niet zelden een moraliserende boodschap: zo niet doen!
In de expositie ziet de bezoeker werken van bekende en minder bekende historieschilders als Ferdinand Bol, Carel Fabritius, Gerrit Dou, Frans van Mieris, Aert de Gelder, Godfried Schalcken en Jan Adriaensz van Staveren en ook -wellicht tot veler verbazing- Jan Steen!
Het stuk waar alles om draait is Rembrandts op groot formaat geschilderde Minerva, de godin van de wijsheid uit 1635. Geen Griekse schone, maar een volbloed Hollandse deerne. Voor de aankleding deed Rembrandt een greep uit zijn verkleedkist (of fantasie). Hij zette haar neer in een japon van bijna tastbaar zilvergrijs satijn met een goudglanzende omslagdoek. Getooid met een lauwerkrans op haar loshangende blonde haar. Haar mollige hand rust op een vuistdik boek vol geleerdheid, dat in verschillende andere werken fungeert als Bijbel of rekeningenboek (Staalmeesters).
Het werk is een zogeheten historiestuk. Een schilderij met een historisch, mythologisch of bijbels onderwerp. Karel van Mander, zelf schilder, bestempelde het historiestuk in zijn Schilder-boeck uit 1604 als de hoogste vorm van schilderkunst. Met zijn uitleg over aanbevolen onderwerpen, onder meer ontleend aan Ovidius Metamorfosen en de wijze waarop deze moesten worden verbeeld werd zijn ‘schilders bijbel’ een invloedrijke inspiratiebron voor 17e -eeuwse meesters. Deze tak van schilderkunst genoot in de kunsttheorie van de 17e eeuw het meeste aanzien. Waarom?
Dat verneemt u in deze expositie die tot en met 27 augustus in de Hermitage te zien is. En binnenkort leest u meer op www.uitdekunstmarina.nl
Love Stories: Kunst Passie en Tragedie: London – Amsterdam. Een impressie.
Hermitage Amsterdam presenteert haar eerste grote tentoonstelling na de noodgedwongen koerswijziging veroorzaakt door de oorlog in Oekraïne.
In plaats van noordoost wijst het kompas nu in tegengestelde richting, naar de Londense National Portrait Gallery. Tijdens de preview licht directeur Annabelle Birnie toe dat de directie, na de verbroken banden met Rusland, vasthoudt aan de oorspronkelijke doelstelling van het museum: het vertellen van mooie verhalen. Voortaan zal over de grenzen worden gekeken naar mogelijkheden voor samenwerking met internationale musea. Dat klinkt in meerdere opzichten veelbelovend. Zoals de portretten uit Londen nu naar Amsterdam zijn gekomen, kunnen in de toekomst ook andere wereldcollecties in eigen land worden bewonderd. Niet alleen goed voor de geest, maar door minder vliegen, ook goed voor de planeet!
Love Stories is daarvan het eerste voorbeeld. Con Amore toont de expositie zo’n honderd werken uit de Londense Portrait Gallery aangevuld met Nederlandse portretten die geselecteerd werden door de Dutch National Portrait Gallery. Deze organisatie stelt zich, naar eigen zeggen, ten doel om door portretkunst bij te dragen aan een samenleving waarin mensen waardering en begrip krijgen voor de manier waarop zij van elkaar verschillen.
Passie en Tragedie In deze expositie draait het om de liefde in de breedste zin van het woord. En vooral om de inspirerende kracht van liefde als drijfveer van alle mogelijke artistieke uitingen. Aan de hand van zes thema’s dwaal je door de met diagonaal geplaatste wanden ingerichte expositie. Om het niet te bont te maken zijn niet alle kleuren van de regenboog als achtergrond gekozen. De eigentijdse veelkleurigheid op het gebied van de liefde is echter wel het leidmotief. De symbolisch rood, roze en blauwgekleurde kunstig met elkaar vervlochten wanden -hokjesvorming wordt zorgvuldig vermeden- vormen het decor voor oude, moderne en eigentijdse kunstwerken.
Van oudsher zijn de liefdesgodin Venus en haar zoon de aanjagers van liefde. In deze expositie richt Amor zijn pijlen op bekende en minder bekende historische en eigentijdse figuren. Het verlangen naar of de vervulling van liefdesrelaties heeft zijn weg gevonden naar schilderijen, gedichten, literaire werken, foto’s en niet te vergeten het witte doek. Mannen en vrouwen, mannen en mannen, vrouwen en vrouwen of varianten daarop; in deze tentoonstelling zijn alle combinaties mogelijk.
Lucy Pelz, conservator van de National Portrait Gallery en Marlies Kleiterp, hoofd tentoonstellingen van de Hermitage lichtten de verschillende thema’s toe. Aan het oorspronkelijke Engelse concept heeft de Dutch National Portrait Gallery met oude en eigentijdse Hollandse portretten een extra hoofdstuk toegevoegd. De Amsterdamse Hermitage staat immers in de stad waar op het gebied van liefde alles mogelijk is!
De kunstwerken geven een indruk van die veelkleurige en soms enigszins opgerekte staalkaart van ‘de’ liefde. Zo ziet de bezoeker een videokunstwerk van Sam Taylor-Johnson uit 2004, waarin de beroemde Engelse profvoetballer David Beckham -onlangs nog gespot in de lange wachtrij voor een laatste groet aan Queen Elizabeth- slapend is gefilmd, compleet met de voor slapers kenmerkende smakgeluidjes! Volgens het bijschrift ten tonele gevoerd als sekssymbool.
Portretten van de overleden Queen Elizabeth ontbreken, maar in de kabinetten boven ontmoet je een andere koningin, de destijds in Amsterdam bekende Drag Queen en aidsactivist Hellun Zelluf (1960-1990). Onder de noemer Liefde onder Vuur ontmoeten we wel Queen Elizabeths oom, prins Edward VIII die in 1936 om de liefde voor Wallis Simpson afstand deed van de troon. Critici die de al tweemaal gescheiden geliefde van de koning ongeschikt vonden voor de rol van koningin hadden wel een punt. Edwards bruid bleek niet de ideale liefhebbende vrouw die hij eerder in haar meende te zien. Een sub thema Liefde maakt Blind had hier niet misstaan. In de tentoonstelling komt nog meer onfortuinlijke Engelse Royalty langs met de trouwfoto van prins Charles en zijn jonge bruid Lady Diana Spencer. Wat in de ogen van velen begon als een droomhuwelijk zou eindigen in een nachtmerrie.
Liefde door de eeuwen heen Ferdinand Bol vervaardigde in 1656 het Huwelijksportret van Wigbold Slicher en Elisabeth Spiegel, weergegeven als het mythologische liefdespaar Paris en Venus. Het zogenoemde portrait historié, waarin opdrachtgevers zich als Bijbelse of mythologische figuren lieten portretteren, was in de 17e eeuw populair. De geportretteerden evoceerden de boodschap dat zij dezelfde deugd of in dit geval de schoonheid als de mythologische figuur bezaten. Als een eigentijdse Paris biedt Slicher zijn vrouw in navolging van zijn voorbeeld een appel aan: voor de mooiste!
Onder de noemer Love is in the Air kom ik de naam van de 17e eeuwse meester in een enorme blow-up nogmaals tegen. Geschilderd op de romp van de KLM machine, die wacht tot de actrice Ingrid Bergman en haar man Lars Schmidt in 1960 aan boord zullen gaan. Audrey Hepburn en haar echtgenoot Mel Ferrer zijn in 1959 net geland met de Jan van Eyck. In de zinsnede de KLM geeft liefdesparen vleugels en brengt niet alleen u maar ook sterren van het witte doek in hoger sferen kan ik mij helemaal vinden! Met deze sluikreclame komt de KLM als belangrijke sponsor en passant ook even in beeld.
Het thema Liefde en de lens legt het vergrootglas op meerdere celebrities en hun liefdesleven. Zagen we Audrey Hepburn net nog samen met haar man op het vliegveld, in de foto’s van Cecil Beaton is zij als icoon van ideale schoonheid zonder hem weergegeven. In de naoorlogse jaren, toen de traditionele rol van de vrouw enigszins ter discussie kwam te staan, gaven foto’s van een zorgeloze Audrey Hepburn een andere kijk op het vrouw-zijn in die dagen.
Als achtvoudige bruid kan Elizabeth Taylor moeilijk solo getoond worden. Met haar vertolking van Cleopatra in 1963 verdiende ze niet alleen onsterfelijkheid, maar in haar tegenspeler Richard Burton ontmoette ze weer een nieuwe echtgenoot. Een onnodig lange kus op de filmset ontlokte de regisseur een ongeduldig: Cut!
De glamourfoto van Vivien Leigh en Laurence Oliver, die de cover van het prachtig uitgegeven publieksboek siert, roept dierbare herinneringen op aan een hobby op de lagere school: het sparen van filmsterren die je vond in een pakje kauwgum. Toen ik een keer 5 cent van mijn moeder had ‘geleend’ en ik vol schuldige nieuwsgierigheid het pakje opende werd ik meteen gestraft met een lelijke foto van Louis Armstrong!
Vivien Leigh en Laurence stralen, maar deze presentatie weerspiegelt niet de werkelijkheid. Leigh leed aan depressies en stierf een zelfverkozen dood.
Voor mijn generatie biedt de sectie huwelijksportretten nog meer momenten van herkenning. Je ziet de destijds voor opschudding zorgende (naakt)foto’s van de Beatle John Lennon en zijn door fans en bandgenoten weinig gewaardeerde Japanse geliefde Yoko Ono.
Goed getroffen is de foto van een uitzinnige Mick Jagger met zijn in maagdelijk wit gehulde bruid Bianca, wier japon in het tijdperk van de seksuele vrijheid onverhuld zicht biedt op een ontblote borst. Het paar liep hard van stapel en stapte negen maanden na de kennismaking in het huwelijksbootje. Huwelijkstrouw was echter niet Jaggers sterkste kant. Later zei Bianca: ‘mijn huwelijk eindigde reeds op mijn trouwdag!’
Behalve buitenlandse vips kun je in de tentoonstelling ook verschillende BN’ers zien. Bijzonder leuk is een foto van Johan Cruyff en zijn vrouw Danny gefotografeerd zittend op hun bed. …’Doe wel effe je schoenen uit, liefert!’…
De expositie biedt met haar vele betekenislagen voor elk wat wils. Niet alleen op louter historisch terrein, maar ook op het gebied van literatuur, film, muziek en erotiek. Onder de noemer geobsedeerd door DeMuze is te zien hoe niet langer alleen geïdealiseerde vrouwen, maar ook mannen inspiratiebron kunnen zijn voor kunstenaars.
Het thema van de vrouw als muze wordt onder andere geïllustreerd met het portret van hertogin Barbara Villiers, de maîtresse van koning Karel II van Engeland. In 1664 gaf Sir Peter Lely (1618-1680) haar met haar onwettige zoontje weer als de Maagd Maria. Hij raakt zodanig van haar schoonheid in de ban dat zijn andere figuren altijd een echo van haar gelaatstrekken weerspiegelen. Hier had een verwijzing naar de oer muze Galatea niet misstaan. Het mythologische verhaal van de beeldhouwer Pygmalion die, geïnspireerd door zijn denkbeeldige muze, een ideale vrouw in ivoor creëerde. Geholpen door de godin van de liefde, komt het beeld na een kus van de beeldhouwer tot leven!
Maar ook de muze is vergankelijk, zoals het levensverhaal van Mathilde Willink bewijst. Gehuld in een creatie van de modeontwerpster Fong Leng schittert de vrouw die Carel Willink van 1962-1977 in haar ban wist te houden ten voeten uit op een portret uit 1975. Maar de werkelijkheid was kort na voltooiing van het portret al anders. Na de scheiding in 1977 gaf de schilder het werk een nieuwe naam: Afscheid van Mathilde. Met haar zelfverkozen dood maakte zij dit afscheid definitief.
Bij het thema Creatieve koppels ontmoeten we tweetallen die op artistiek gebied het beste in elkaar naar boven haalden. De dichters John Keats en Lord Byron, die zich destijds vrijelijk bewogen in de arena van hetero- en homoseksuele relaties. Hier ontmoet ik het ingetogen portret van de schrijfster Mary Beard naast de beeltenis van haar man Percy Shelly, die eveneens met Lord Byron bevriend waren. Over hen las ik onlangs Anne Eekhouts prachtige historische roman ‘Mary’. Anders dan de daarin geschetste seksuele vrijheden en het rijkelijk gebruik van geestverruimende middelen doen vermoeden, maakt Mary, schepper van de meesterlijke roman Frankenstein, hier een nogal preutse en ingetogen indruk.
Muziek speelt in de expositie een bescheiden rol. We zagen daarvan al voorbeelden met de portretten van de voormannen van de Beatles en de Rolling Stones.
In het portret dat Kenneth Green in 1943 van de componist Benjamin Britain (1913-1976) en zijn grote -destijds nog verboden- liefde tenor Peter Pears (1910-1986) vervaardigde, zie ik een mooi en ingetogen document van oprechte liefde. De expositie toont ook minder bekende op muzikaal terrein scheppende geesten. Bij een fotoportretje van een mij onbekende knappe man lees ik de naam van componist Samuel Colerigde-Taylor (1875-1912).
Zoon van een witte Engelse vrouw en een zwarte arts uit Sierra Leone. Nooit van gehoord. Kort daarop weerklinkt op Radio 4 een prachtig fragment van zijn concert voor viool en orkest, op. 80, uitgevoerd door het BBC Philharmonic Orchestra onder leiding van Andrew Davis. Niet alleen Samuels moeder, maar ook hijzelf volhardde in de liefde voor een partner met een andere kleur. Amor Vincit Omnia; liefde overwint alles. Goed mogelijk dat Jessie Walmisley, die hij op het conservatorium leerde kennen, hem tot het componeren van dit stuk inspireerde.
Partner in Portret Na deze elkaar op artistiek niveau inspirerende creatieve geesten laat de expositie ook huis-, tuin- en keuken voorbeelden zien van traditionele huwelijkstrouw. Voor mensen die van variatie houden wellicht oersaai, maar degenen met een levenslange relatie kunnen vaak terugbladeren door een kleurrijk boek, waarin hoogtepunten en onvermijdelijke dieptepunten een eigen hoofdstuk hebben gekregen. Dit thema wordt geïllustreerd met het in speelse toets geschilderde romantische dubbelportret van David en Eva Maria Garrick. In 1772 vereeuwigde Sir Joshua Reynolds deze acteur en de destijds gevierde danseres in wie Garrick zijn grote liefde vond. Het veilige en hartverwarmende gevoel van een stabiele relatie heeft de schilder treffend weergegeven, geënsceneerd in de openlucht op een frisse veelbelovende herfstdag.
Tot slot wandel je door rood getinte kabinetten, gewijd aan het thema Liefde is liefde, met eigentijdse impressies van liefde of wat daarvoor doorgaat. De geschilderde en gefotografeerde figuren en de kunstenaars die hen in beeld brachten zijn in Amsterdam, de stad waar iedereen zichzelf kan zijn, helemaal op hun plaats. Zij gaan hun eigen weg en tonen, hun eigen, vrije uitingen van liefde, aldus de zaaltekst.
Na deze sectie zijn we terug bij het begin en passeer je de nog niet genoemde binnenkomer. Het hyperrealistisch geschilderde portret van het echtpaar Sir Harry en Lady Carol Djanogly met hun dochter Simone dat Wim Helden in 2017 vervaardigde. De kunstenaar legde hun beeltenis op een originele wijze vast. Hij plaatste mevrouw frontaal in beeld, terwijl zij de kijker recht aankijkt. Sir Harry richt zijn aandacht op de tekening die hun dochter voor hem ophoudt. In de spiegel vang je niet alleen een glimp op van haar, maar ook van Lucian Freuds tekening Pet Mouse. De aanschaf van dit werk was een geintje: Sir Harry noemde zijn vrouw namelijk muis. Tegen de met Moiré zijde beklede wand hangt een werk van Picasso en achter Simone weerspiegelt zich een doek met een industrieel stadsgezicht door Laurence Stephen Lowry (1887-1976).
Het echtpaar, dat de Prince of Wales Medal for Arts Philantropy heeft ontvangen, afficheert zich in dit portret als kunstverzamelaars. Een portret van onvervalste liefde voor elkaar en voor de kunst.
Dit artikel is slechts een bescheiden impressie van deze liefdevolle tentoonstelling die je met eigen ogen moet gaan zien.
Een verwoestende uitbarsting van de Vesuvius in de zomer van het jaar 79 maakte een einde aan al het leven onder de vulkaan. Pierre Jacques Volaire legde overeenkomend natuurgeweld later -in 1774- op indrukwekkende wijze vast. Wie oog heeft voor detail (niet zichtbaar in de catalogus) ziet de schilder helemaal links aan het werk met achter hem zelfs nog een assistent!
Aanvankelijk probeerden schatgravers en plunderaars nog kostbaarheden uit de bedolven steden op te diepen, maar in de loop der tijd raakten Pompeii en Herculaneum in de vergetelheid. Bij het slaan van een waterput stuitte een boer in 1710 op fragmenten van gekleurd marmer. Het bleken resten van het antieke Herculaneum. Door de speciale consistentie van een zogenoemde pyroclastische asregen die na de eruptie op de stad was neergedaald zijn woningen, huisraad en beelden goed geconserveerd. Gehoor gevend aan een denkbeeldig commando freeze bleven de met hun kostbaarheden wegvluchtende slachtoffers liggen. Ingehaald door de dood; bedolven onder 25 meter gestolde lava. In de vroege 18e eeuw werd Herculaneum met veel moeite gedeeltelijk opgegraven. Evenals in Pompeï, dat toegankelijker was, werden spectaculaire vondsten gedaan. Complete bronzen en marmeren beelden, muurschilderingen, houten meubels, juwelen, keukengerei en prachtige vazen. Zelfs etenswaren waarvan de uiterste houdbaarheidsdatum allang verstreken was, bleken toch goed geconserveerd! De oudheden, destijds ondergebracht in het Paleis van Koning Karel III in Napels, vormen nu de topstukken van het Nationaal Archeologisch Museum in Napels.
Rond 1800 kreeg ook Napoleon belangstelling voor antieke beschavingen; niet alleen van Egyptenaren, maar ook van Etrusken en Romeinen. Een detail in het schilderij van Hubert Robert toont hoe archeologische roofkunst op een kar wordt geladen met bestemming Parijs.
Oudheidkundige vondsten hadden in de 15e en 16e eeuw al eerder voor een antieke rage gezorgd. Beelden van de stervende priester Laocoön, de Apollo van Belvedere en restanten van keizer Nero’s Domus Aurea veroorzaakten een wedergeboorte van de kunst van de oudheid: de renaissance. Dit inspireerde kunstenaars als Rafaël, Michelangelo en dichter bij huis Jan van Scorel en Maarten van Heemskerck. Hun figuren zijn naar ideale klassieke maat vormgegeven in een deels authentieke, deels gefantaseerde antieke setting. Zoals in de vaste collectie van het Frans Hals Museum te zien is en deze zomer ook in de Grote Kerk in Alkmaar.
Twee eeuwen later gaven de rond 1750 herontdekte steden bij de Vesuvius wederom een impuls aan de belangstelling voor kunst en architectuur van de oudheid. Artistieke voortbrengselen uit deze periode worden als neo-classicistisch bestempeld.
De dichter Johannn Wolfgang von Goethe (1749-1832) bezag de allesverwoestende uitbarsting van de Vesuvius van een positieve kant:
‘Es ist viel Unheil in der Welt geschehen, aber wenig, das den Nachkommen sò viel Freude gemacht hat’…
Ik kan niets bedenken dat interessanter is, aldus de dichter tijdens zijn bezoek aan Herculaneum in 1787. De tentoonstelling Classic Beauties laat zien dat Goethe niet de enige was die er zo over dacht.
Aangestoken door deze antieke rage reisden welgestelde toeristen naar Italië. Kunstenaars lieten zich door de antieke architectuur en beelden inspireren. De resultaten zijn tot en met 13 januari in een betoverende expositie te zien. Als een 18e eeuwse toerist maakt de museumbezoeker een comfortabele Grand Tour langs schilderijen, prenten en op antieke beelden geïnspireerde neo-classicistische sculpturen van Antonio Canova en geestverwanten. Canova zelf is met maar liefst acht sculpturen, waaronder de Drie Gratiën vertegenwoordigd. Een trio dat ook bekend is van een muurschildering in Pompeï en in de oudheid in marmer vereeuwigd werd door de beeldhouwer Praxiteles. Het beeld van Canova’s Drie Gratiën is in verschillende uitvoeringen bekend, maar dit is de enige echte verzekert Cathelijne Broers, directeur van de Hermitage, haar gehoor. Gemaakt voor de Franse keizerin Joséphine. Anders dan antieke afbeeldingen van dit trio, zijn de hoofden van Canova’s gratiën naar elkaar toegewend. De mythologische zusters, Aglaia, Euphrosyne en Thalia stonden voor schoonheid, vreugde en geluk.
Canova is de alpha en omega van de tentoonstelling. De museale reis vangt aan met een special over de beeldhouwer en bereikt met diens monumentale sculpturen in de laatste zaal een apotheose. Een kleine ronddraaiende Amor vormt tegelijkertijd de prelude en het slotakkoord van de expositie.
In de kabinetten wordt de bezoeker aan de hand van schilderijen en prenten geïnformeerd over de uitbarsting van de Vesuvius en de herontdekking van Pompeï en Herculaneum en het ontstaan van het neo-classisisme. Het slechts gedeeltelijk opgegraven antieke Herculaneum spreekt nog altijd tot de verbeelding. Het archeologisch bodemarchief is niet alleen toegedekt met een dikke laag lava. Ook het daarop gebouwde moderne Ercolano (voorheen Resina) ligt in de weg. Een bezoek aan het kleinschalige Herculaneum is een belevenis. Vooral in het voorjaar, wanneer bloesembomen en oleanders de ruïnes van een schilderachtig decor voorzien.
De tour voert langs doeken met Italiaanse impressies, die in de tentoonstelling Romantiek in het Noorden niet zouden hebben misstaan. Voor alle duidelijkheid: de later als neo-classisisme en romantiek bestempelde stromingen bestonden gedeeltelijk naast elkaar. In Claude Joseph Vernet’s Ochtend inCastellamare di Stabia (1747) zijn vissers in de weer. Deze fraaie morgenstemming bevat ook humor. In een leuk detail probeert een visser en meisje te verleiden met een verse vis. Voor amoureuze veroveringen moet je tegenwoordig wel wat anders verzinnen!
Met uiterste precisie, waargenomen vanaf een hoog standpunt schilderde Caspar Adriaensz van Wittel in 1686 een Romeins stadslandschap met de Tiber en het Castel Sant’Angelo. De bebrilde uit Amersfoort afkomstige schilder veritalianiseerde zijn naam in Caspare Vanvitelli, waaraan zijn kunstbroeders het adjectief ‘degli Occhiali’ toevoegden. De eeuwige stad inspireerde ook Giovanni Paolo Panini. Zijn kerkinterieurs van de Sint Pieter en de Santa Maria Maggiore zijn perspectivisch zo goed weergegeven, dat je de voorstelling zo zou willen binnenstappen. Let hier en elders op de leuke opmerkingen die kinderen tijdens de speciale rondleiding ‘de open blik’ noteerden.
Niet alleen geschilderde documenten, maar ook literaire werken beschrijven de impact van de hervonden kunst van de oudheid. In de vitrines wordt met Johann Wolfgang von Goethe’s, Italienische Reise en werk van zijn vriend Johann Joachim Winckelmann (1717-1768), promotors van het neo-classicisme, letterlijk en figuurlijk een boekje open gedaan. De laatste, auteur van o.a. Geschichte der Kunst des Altherthums (1754) was in Rome werkzaam als zogenoemde cicerone, een welbespraakte gids, genoemd naar de beroemde redenaar Cicero. Winckelmann schreef het nieuwe artistieke ideaal voor: ‘edele eenvoud en stille grootsheid’. De in Rome vanuit alle windstreken neergestreken kunstenaars vervaardigden behalve kunst met een grote ‘K’, ook werkjes die de reizigers als souvenir mee naar huis konden nemen. Afgietsels van beroemde antieke beelden waren eveneens geliefd. De aankoop daarvan is leuk verbeeld in Thomas Rowlandsons, The Sculptor’s workshop, Buying casts, 1802. Als antwoord op ’s mans vraag …’zullen we deze dan maar nemen, lieve’…zegt de gelukzalige gelaatsuitdrukking van zijn echtgenote genoeg.
Tot mijn verrassing lees ik dat antieke beelden het land ook toen al niet zomaar mochten verlaten. Het verkrijgen van een exportvergunning was lastig in Italië, maar een vinding van de architect Paolo Posi bood uitkomst: het kopiëren van beroemde beelden middels gipsafgietsels. Een methode die ook succesvol gebruikt werd voor het kopiëren van de versteende slachtoffers van de vulkaanuitbarsting.
In Londen, Kopenhagen, St. Petersburg en Venetië werden hele galerijen met kopieën van antieke beelden ingericht. In 1755 opende Filippo Farsetti een galerij met afgietsels in zijn palazzo aan het Canal Grande, waar de jonge Antonio Canova de kneepjes van het vak leerde. Overigens -en Rodin later evenmin- nam Canova hamer en beitel zelden ter hand. Na voltooiing van zijn bozzetti en modellini, liet de meester het hakken van het beeld over aan assistenten.
Een apart kabinet is ingericht met werk van de ‘goddelijke’ Angelika Kaufmann (1741-1807). Na een verblijf in Engeland reisde zij naar Rome om oudheidkundige en mythologische verhalen te schilderen. Bij haar kon de toerist terecht voor een portret in een antieke mise-en-scène. Aan de cool vormgegeven figuren in haar historiestukken voegde zij een (over)dosis emotie toe, zoals in Vergilius leest de Aeneis voor aan Augustus en Octavia (1788), die daarbij kennelijk in zwijm valt. Alle figuren zijn in pseudoklassieke outfit en passende gemoedstoestand weergegeven. Haar werken werden door velen, maar niet door iedereen gewaardeerd. Een bezoeker merkte op: …’als je er één gezien hebt, heb je ze allemaal gezien’…!
De corridor naar de grote zaal geeft met portretten van de latere tsaar Paul I en Maria Fjodorova en-passant een impressie van Russische Italiëgangers, geïllustreerd met Hackerts, Villa van Maecenas en de Watervallen van Tivoli, uit 1783. Ook Louis Royers buste van Anna Pavlovna, de echtgenote van Koning Willem II, staat hier. Omdat Willem beweerde dat hij wegens staatszaken niet mee kon, ging zij met haar kinderen Alexander en Sophie, plus een leger personeel op Grand Tour. In de interessante catalogus bijdrage van Thera Coppens lees je tussen de regels door de werkelijke reden van zijn weigering. In een teruggevonden dagboek maakt Sophie regelmatig melding van de aan waanzin grenzende woede uitbarstingen van haar moeder.
Onder de noemer ‘Kunst in Huis’ ziet de bezoeker monumentale doeken van de destijds geliefde schilders Pompeo Batoni en Anton Rafaël Mengs, die beide een grote schilderswerkplaats in Rome hadden. Van Pompeio Batoni ziet de bezoeker enkele pompeuze historiestukken met mythologische thema’s, zoals Hercules op de tweesprong, 1765. Een moraliserend werk, waarop de moeilijke keuze tussen een deugzaam en een ondeugende levenswijze wordt verbeeld.
Ook Anton Raphaël Mengs was bevriend met Winkelmann. Deze raadde kunstenaars aan om ‘hun kwast in verstand te dopen’, maar er tegelijkertijd voor te zorgen dat het werk levendig en bezield werd. Mengs deed meer dan dat; hij voegde een vleugje emotie -om niet te zeggen sentiment- toe. Zoals te zien in zijn Parnassus, (na 1761); een symmetrische compositie, met de god Apollo als in een klassiek reliëf geflankeerd door muzen. De figuren zijn naar klassiek Grieks ideaal gemodelleerd. Hun houdingen en gebaren ontleend aan bekende antieke beelden als de Apollo Belvedere en de Augustus van Primaporta. De prachtig belijnde klassieke neuzen vormen de finishing touch.
Met dit sleutelstuk begint Mengs neo-classicistische fase. Het neo-classicisme werd hem met de paplepel ingegoten. Vader Ismaël Mengs nam zijn zoon mee naar Italië, waar hij zich in de schilderkunst bekwaamde door werk van Rafaël en Titiaan te kopiëren. Dat deed hij zo succesvol dat ze hem daar de Raphaele Tedesco noemden. Voor de Spaanse Koning Karel II schilderde hij rond 1767 een barokke Annunciatie; qua onderwerp en uitvoering heel anders dan de profane verstilde sfeer van zijn op de oudheid georiënteerde werken.
Mengs was niet zomaar iemand; hij schreef ook geleerde tractaten. Zijn Zelfportret (1775) toont hem in die hoedanigheid als pictor philosophus.
Winkelmanns devies van edele eenvoud en stille grootsheid is eveneens vertaald in het zoetgevooisde Oordeel van Paris uit 1750-1760,waarin hij de naakte godinnen met een zijdezacht incarnaat heeft bekleed. Paris wordt voor de keuze gesteld om -met gevaar voor repercussies- uit Hera, Athene en Afrodite de mooiste aan te wijzen.
Een onmogelijke taak, zoals uit het verloop van het verhaal dan ook zal blijken. Alledrie proberen ze Paris met een beloning te verleiden. Lang stond hij besluiteloos, maar Aphrodite wint. Zij belooft hem de liefde van de allermooiste vrouw op aarde: Helena. Een heerlijke beloning, maar er is een complicatie: Helena was getrouwd met koning Menelaos van Troje…. De rest is geschiedenis.
Op meerdere plekken is via de audiotour muziek te beluisteren, zoals Monteverdi’s smachtende Lamento della ninfa in de ruimte met Batoni en Mengs of in de grote beeldenzaal: Un été 42 van Mashup met de harp door Stefan Schmidt/Von Rosenthal verklankt. Hier wacht de bezoeker een neo-classicistische climax. Op de wanden van de grote zaal zijn enorme blow-ups van Giovanni-Battista Piranesi’s vedute aangebracht. In deze als souvenirs voor toeristen gemaakte stadsgezichten sjoemelde Piranesi wat met de onderlinge afstanden, zodat hij zoveel mogelijk Romeinse oudheden in één prent kwijt kon. Deze wandbekleding vormt de perfecte setting voor de acht eigenhandige sculpturen van Antonio Canova en werk van zijn gelijkgestemde collega’s. Conform Winckelmanns devies voegt Canova aan de koele, wat gelikt vormgegegeven figuren een mespuntje emotie toe. Door de subtiele belichting maken deze beelden een adembenemende indruk op de bezoeker.
Twee bustebeelden van Paris en Helena uit 1819, de geliefden die door het schenken van de gouden (twist)appel aan Aphrodite bij elkaar werden gebracht. Hij met een zogenoemde Phrygische muts, waar krullen als tortelloni onderuit piepen; zij van een van een welhaast onaardse schoonheid.
Prachtig is Canova’s Danseres met de suggestie van haar naakte lichaam onder een ragdun gebeeldhouwd gewaad. Datzelfde geldt voor Hebe, de Griekse godin van de jeugd, bij wie het gewaad tot haar middel is afgezakt. De rest wappert rond haar benen, waardoor de beweging wordt gesuggereerd, waarmee zij met haar schenkkan langs de hemelbewoners snelt om nectar bij te vullen.
Onder Canova’s talrijke profane werken ontdek ik één religieus onderwerp; een boetvaardige Maria Magdalena. Haar handen in een klassieke gebedshouding, geflankeerd door een schedel als vanitassymbool. Ingetogen, maar net boven haar quasi onschuldig afgezakte gewaad een pikant detail.
Het toppunt van Canova’s sculpturale acrobatiek vormt het dubbelbeeld van Amor en psyche (1800-1803), waarmee Canova het prachtige verhaal uit de metamorfosen van Lucius Apuleius Madaurensis (2e eeuw) in beeld brengt. Aphrodite, godin van de liefde vervloekt de mooie Psyche en zendt haar zoon de liefdesgod Amor, met een speciale pijl op haar af. Hij moet haar verliefd laten worden op een monster. Op weg struikelt Amor, valt in de pijl en wordt zelf verliefd op Psyche. Omdat de tegenwerking van Amors moeder haar teveel wordt springt Psyche van een rots. Hiermee komt een einde aan haar aardse bestaan. In de hemel ziet zij Amor terug, waarmee het verhaal een happy end krijgt!
Moraal van het verhaal: schoonheid is een vloek, maar een zegen voor de museumbezoeker!
Hiermee is de cirkel van deze virtuele rondleiding rond. Aan het eind staat de bezoeker weer oog in oog met Canova’s Amor die hem bij aanvang van de expositie begroette.
Ze zijn er nog steeds. De 63 Hollandse Meesters uit St. Petersburg logeren in Amsterdam. Tot en met 27 mei krijgt de bezoeker in de Hermitage een cursus schilderkunst van de Gouden Eeuw aangeboden. Van de zes werken van Rembrandt vormt Flora het stralende middelpunt. Rembrandts jonge vrouw Saskia als de godin van de lente. Ze kijkt een beetje onzeker in de denkbeeldige lens, alsof ze vraagt: “sta ik zo goed?” Ontroerend!
Voor dit schilderij roept Henk van Os vol bewondering: ‘Wauw, goeiedag, sodemieter zeg!Flora, ze was niet zo knap. Rembrandt kon niet goed idealiseren. Tja, dan krijg je zoiets als dit’, merkt hij bijna verontschuldigend op. ‘Maar kijk eens naar die stofuitdrukking, die kleuren’. Dit iseen van de leuke momenten uit de documentaire the making of, waarin de camera directeur Cathelijne Broers volgt op het traject van het idee naar de uiteindelijke realisatie van de tentoonstelling Hollandse Meesters uit de Hermitage. Ze voert besprekingen met adjunct-directeur Svetlana Adaksina. Door het raam zie ik de torens van de Petrus en Pauluskerk aan de overkant van de Neva, maar het is net of we in Amsterdam zijn. Zowel Svetlana als haar collega Irina Sokolova spreken Nederlands. Gedrieën betreden ze de kamer van Michail Piotrovsky, het opperhoofd van de Hermitage, die zich verschanst heeft achter talrijke stapels geleerdheid. Hier moeten nog enkele noten worden gekraakt.
Het resultaat is in Amsterdam te zien. Schilderijen, niet alleen op doek of paneel, maar zelfs geschilderd op porselein. Bijzonder zijn de monumentale pronkvazen met op hun buik reproducties van Jan Steen en Jacob van Ruisdael. De Russische collega’s zijn ruimhartig: alle 57 vazen mogen naar Amsterdam, maar dat vindt Cathelijne Broers wel wat veel! Over smaak valt niet te twisten maar ze zijn zeker fraai gemaakt.
Na het overleg in Rusland is het tijd voor een bezoekje aan de directeur van het Rijksmuseum Taco Dibbets. In 2004 werd afgesproken dat de Hermitage Amsterdam met het tonen van Hollandse meesters niet met het Rijks zou concurreren. Dat gaat nu toch gebeuren. Broers laat zien welke werken vanuit Petersburg verwacht worden. Dibbets zegt niet zoveel, reageert wel even op de Elinga met bezemende vrouw in een Pieter de Hooghachtig interieur: …’Ah dat is een van mijn favorieten’…
Maar wanneer een d’Hondecoeter uit Rusland in beeld komt, loopt hij warm. Het werk lijkt erg op een schilderij in de eigen collectie. Het Rijks heeft kortgeleden enkele tekeningen van deze meester aangekocht met vogels die in een iets andere dispositie in beide exemplaren voorkomen. Wat Broers hoopt, gebeurt: Dibbets doet mee! Inmiddels hangen de bijna identieke d’Hondecoeters op zaal. Leuk voor het spelletje zoek de verschillen….
Wanneer directeur Piotrovsky in Amsterdam arriveert is iedereen een beetje zenuwachtig. Hopelijk kan de inrichting van de tentoonstelling zijn goedkeuring wegdragen. Dit lijkt niet meteen het geval. Bij het begin van de expositie wordt stilgestaan bij het Meisje met de oorbel, maar van de andere Rembrandts geen spoor.
Wanneer de restauratie van een Moeyaert uitgebreid wordt toegelicht raakt Piotrovsky ongeduldig en vraagt enigszins geïrriteerd waar zijn de Rembrandts? Bij het betreden van de ovale erezaal, waar zijn Rembrandts schitterend uitkomen tegen een taupekleurige wand, verschijnt een goedkeurende lach op zijn ernstige gezicht.
Behalve de Rembrandts zijn in de expositie werken van andere Hollandse meesters te zien zoals Joachim Wtewael, Cornelis Cornelisz. van Haarlem, Frans Hals, Gerard Dou, Paulus Potter en niet te vergeten Ferdinand Bol en Govert Flinck, die onlangs in een dubbeltentoonstelling te zien waren.
De subtitel Oogappels van de tsaren verwijst naar de herkomst van de enorme Hollandse collectie die in de 18e eeuw door Tsaar Peter (1672-1725) en vooral Catharina de Grote (1729-1796) werd aangelegd.
De relatie Nederland en Rusland dateert van late 18e eeuw, toen Tsaar Peter een bezoek bracht aan Nederland. Hij werd met alle égards ontvangen en ging aan de slag op de Amsterdamse scheepswerf van de VOC waar hij eigenhandig een Oost-Indiëvaarder bouwde. Terug in Rusland bouwde hij naar Amsterdams model een nieuwe stad, doortrokken met grachten: St. Petersburg.
Legde Peter de Grote het fundament voor het moderne Rusland; Catharina de Grote zet zijn werk voort. Geboren als een onbeduidend Duits prinsesje wist zij het tot de machtigste vrouw ter wereld te brengen. Sophia Augusta von Anhalt Zerbst werd door tsaar Peters dochter Elizabeth uitgehuwelijkt aan Peters kleinzoon Peter III. Het was de bedoeling dat zij onopvallend zou blijven, maar na de moord op haar echtgenoot ontpopte de inmiddels tot Catharina omgedoopte Duitse prinses zich tot een sterke heerseres.
Zij liet het door haar voorgangster gebouwde Winterpaleis uitbreiden met ontvangst en expositiezalen voor haar kunstcollectie. De aankoop van 320 schilderijen van de in financiële moeilijkheden geraakte graanhandelaar Gotzowksy, vormt daartoe in 1764 de eerste bouwsteen. Met deze transactie is het Portret van een man, geschilderd door Feans Hals in de Hermitage beland.
De voor zijn tijd ongebruikelijke, losse, schetsmatige toets werd niet alleen in de Gouden Eeuw, maar ook in de 19e eeuw bewonderd. De Franse impressionisten zeiden: ..’Frans Hals, c’est un moderne!’. Over dit onderwerp organiseert het Frans Hals Museum komend najaar een grote tentoonstelling: Frans Hals en de Modernen.
Catharina correspondeerde met de groten der Verlichting, zoals Voltaire en Diderot. De laatste bemiddelde in 1772 bij de aankoop van de kunstcollectie van Louis Antoine Crozat, waarmee zij Rembrandts Danaë verwierf. Dit doek schittert overigens door afwezigheid; hersteld van een aanval met zoutzuur in de jaren ’80, is het te delicaat om te reizen. Van Rembrandts hand zijn als gezegd wel 6 andere werken te bewonderen plus de Profetes Hanna (1650-55), waar het Rembrandt Research Project eind vorige eeuw een nieuw naamkaartje aan heeft gehangen: Willem Drost. Het schilderij is er niet minder om met de simpele doch betekenisvolle verbeelding van een oude vrouw die een jongetje leert lezen. Tijdens de Gouden Eeuw was de geletterdheid in de Hollandse Republiek hoog. De calvinistische overheid vond het belangrijk dat kinderen zelf de bijbel konden lezen. De bestseller auteur Dan Brown ziet hierin het fundament voor de leeslust in Nederland, waar zijn boeken heel goed verkopen.
Met de verwerving van dertig schilderijen uit de nalatenschap van Gerard Braamcamp (1699-1777) wilde Catharina haar collectie uitbreiden. Helaas is de zending nooit aangekomen. In de Finse Golf ligt op een diepte van 40 meter het wrak van de Vrouwe Maria nog steeds op berging te wachten. Zullen de in loden kokers opgerolde doeken ooit nog boven water komen? Eén werk uit die collectie is via andere wegen in St. Petersburg beland: een Verkondiging aan de Herders, uit 1649 van de Italianisant Nicolaas Berchem.
De Hollandse collectie omvat een diversiteit aan stromingen en genres: historiestukken met bijbelse- en mythologische onderwerpen, zee- en stadsgezichten, portretten en stillevens. In de ogen van contemporaine kunsttheoretici als Gerard de Lairesse en Samuel van Hoogstraten stonden historiestukken het hoogst in aanzien. Om deze te kunnen vervaardigen èn begrijpen was kennis nodig. Portretten en stillevens beschouwden zij als genres ‘voor zwakke geesten’; haar beoefenaars als ‘maer gemene soldaten in het veltleger van de const!’ Getuige de talrijke stillevens en portretten die in de 17e en 18e eeuw ontstonden deelde het koperspubliek deze mening niet. In de ‘constcamers’ van de grachtengordel was het duiden van historiestukken een aangenaam tijdverdrijf. Met bijbelse onderwerpen zal de 17e eeuwse calvinist weinig moeite hebben gehad, zoals het duiden van de voorstelling op dit grote drieluik van Lucas van Leyden met de genezing van een blinde. Dankzij de wapenschilden kunnen de opdrachtgevers 500 jaar na dato nog worden geïdentificeerd: Jacob Florisz van Montfoort en Dirckje Boelensdr. De memorietafel heeft haar werk, het levend houden van de herinnering aan de overledenen, goed gedaan.
De meeste bijbelverhalen ken ik van de lagere school, maar als student kunstgeschiedenis vond ik de episode verbeeld in Wttewaels doek Lot en zijn dochters niet terug in mijn geheugenpaleis. Goed mogelijk dat het de deelnemers aan de nationale bijbelquiz eveneens een denkrimpel bezorgt. Nog maar nauwelijks ontsnapt aan het brandende Sodom geven Lot en zijn dochters zich over aan de zonde; en hoe! Anders dan in een Rembrandteske versie in Museum Catharijneconvent, waarin de benevelde Lot nauwelijks beseft waar hij mee bezig is, neemt Lot in dit schilderij vol overgave deel aan het liefdesspel. De wormstekige appel verwijst naar de zondeval. Niet verwonderlijk dus dat we daar op de lagere school geen kleurplaat van kregen. Het doek van Wtewael, dat goed gepast zou hebben in de NRC bijlage Me-To in Art van 15 maart jl., is een mooi voorbeeld van een maniëristisch werk. Wanneer zij artistieke verworvenheden als anatomisch correcte weergave van het het menselijk lichaam, perspectief en compositie onder de knie hebben doen diverse Renaissance kunstenaars er met overdreven langgerekte, getordeerde lichamen nog een schepje bovenop. Hoofdzaken worden bijzaken. Het resultaat is nogal gekunsteld. Giorgio Vasari sprak in zijn Vite dei piu Eccellenti Pittori e Scultori (1550) van ‘La bella Maniera’. Wij zouden zeggen: beetje over de top!
Wttewael leeft zich niet alleen uit in de weergave van de figuren, maar ook in het bijwerk met stillevens, waarvan de expositie enkele autonome exemplaren van Willem Claesz Heda, en Willem Kalff toont.
Naakt om het naakt kon in de calvinistische republiek eigenlijk niet, maar functioneel naakt was geen probleem. De gebruikelijke naaktlopers Adam en Eva worden in de 17e eeuw verdrongen door enkele bijbelse figuren, waaraan een moraliserende betekenis kan worden verbonden. Zoals koning David en zijn mooie buurvrouw Bathseba of Suzanna en de ouderlingen. Deze gaven schilders en opdrachtgevers een alibi (zo niet doen!) voor een mooi erotisch getint schilderij.
In de expositie hangt wel een klein paneeltje dat louter om het naakt geschilderd lijkt. Een baadster door de fijnschilder Gerard Dou gepenseeld op het formaat van een I-pad. Eén uit een serie van drie. Deze hingen waarschijnlijk in de privé vertrekken van Catharina de Grote, die naast regeren, bouwen en het verzamelen van kunst nòg een hobby had… Stof te over voor een extra editie van het roddelblad Privé, zoals onlangs verscheen bij de tentoonstelling High Society in het Rijks.
Ook de zogenoemde Utrechtse Caravaggisten zijn in de tentoonstelling te zien. Dirck van Baburen, Hendrick Ter Brugghen, Gerard van Honthorst en Matthias Stomer waren in Italië in de ban geraakt van het realistische werk van Michelangelo Merisi da Caravaggio ( 1571-1610). De Madonna dei Pelegrini illustreert zijn vernieuwende stijl heel duidelijk met zijn voorliefde voor alledaagse figuren als hoofdrolspelers in profane, maar ook in religieuze voorstellingen.
Caravaggio’s motieven en stijlmiddelen werden niet door iedereen gewaardeerd. Veel Romeinse prelaten, vonden het niets ontziende realisme afstotelijk. Zij gaven toe dat hij talent had, maar ‘…hij misbruikt het’…! Zoals het grote, blote Christuskind en zijn moeder als een Romeinse matrone. Het gaf geen pas de Heilige familie zo uit te beelden, aanbeden door een stel haveloze pelgrims die hun vuile voeten zo in het gezicht van de beschouwer steken.
Stomer vertrok vanuit Amersfoort naar Italië om nooit meer terug te keren. Moeder Rebecca, de dramatisch belichte lelijke oude vrouw, betrekt met haar blik de beschouwer in het verhaal. Zij heeft haar lievelingszoon Jacob aangezet tot het ontstelen van de vaderlijke zegen die bedoeld was voor de eerstgeboren zoon Ezau. (Genesis 25: 27 e.v.). Het inzoomen op enkele dramatisch belichte half-figuren zien we ook in twee schilder-ingen van Concerten door Dirck van Baburen en Hendrick Ter Brugghen.
Van het door De Lairesse en Hoogstraten geminachte genre portret toont de expositie mooie voorbeelden van Rembrandt: een Oude Man in het Rood, Een oude Jood, een Schrijvende man en het reeds genoemde doek van Saskia als Flora. De zwangere Saskia is prachtig gekleed; op haar hoed prijkt een kostbare tulp. Het werk is geschilderd tijdens de toen heersende tulpomania. De in de 16e eeuw als exotische plant vanuit Turkijke geïmporteerd tulp heeft tegenwoordig een oerhollands imago, maar destijds was de tulp een felbegeerde exoot. Zo zeldzaam en gewild, dat voor een bol van zo’n rood-wit gevlamde tulp grif 500,– soms wel 1000,– gulden werd neergeteld. Het bedrag waarvoor Rembrandt destijds het Rembrandthuis kocht. Een timmerman verdiende een jaarsalaris van ca. 300,–. En dan te bedenken dat de rood-witte tekening een symptoom van een tulpenziekte was!
Ook Rembrandts beste leerlingen zijn vertegenwoordigd; Govaert Flinck en Ferdinand Bol, die aanvankelijk nog in de stijl van hun leermeester werkten. (zie bespreking op deze site). Het portret dat Bol rond 1640 van Rembrandt en Saskia schilderde vormt de sleutel tot identificatie van Rembrandts tot voor kort raadselachtige Dame met Oorbel uit 1657. De overeenkomst is treffend.
Van Govaert Flinck ziet de bezoeker een portret van een Jongeman met baret, uit 1637. Hij is gehuld in een rood fluwelen kleed en draagt een Ottomaanse sjaal uit Rembrandts verkleedkist. De groene wambuis daaronder lijkt wel gemaakt uit een lapje dat overschoot van Flora’s kleed. Leuk zijn de niet geretoucheerde oneffenheden in het gezicht; met hier en daar een pukkel en een moedervlek.
In Flincks Portret van Cornelia Haringh herken ik net zo’n elegante platte kraag als gedragen door Rembrandts Oopjen in de tentoonstelling High Society waarover ik binnenkort zal schrijven.
Rembrandts succesvolle stijl met palet van herfstkleuren dat ook zijn leerlingen hanteerden raakte in de 2e helft van de 17e eeuw geleidelijk aan uit de mode. Onder invloed van het classicisme treedt in de schilderkunst een smaak-verandering op met voorliefde voor gelijkmatig belichte onderwerpen geschilderd in heldere, glad gepenseelde kleuren. Zoals het familieportret van Abraham van den Tempel daterend van de late zestiger jaren. Als laken-handelaar kende hij de verfijnde textuur van zijde, doorzichtig gaas en kantwerk. Met het subtiele kleurengamma lijkt de voorstelling wel een modeshow, aldus de catalogus. Om wie het gaat is onbekend, maar de geportretteerden zijn in elk geval welgesteld; daarop duiden de wandelstok, het geweer, de weitas en de hond verwijzend naar de jacht. De attributen van de dames: de luit, de bloemen het schoothondje verwijzen naar de tijdspassering van aristocratische dames. Ook dit familieportret figureert -zelfs in drievoud- op siervazen van de Keizerlijke Porseleinfabriek.
In de tentoonstelling zijn ook enkele genrestukken te zien, zoals het interieur van Elinga met de vegende dienstmeid. De ogenschijnlijk simpele weergave van het verstilde binnenhuis met de mooie lichtval en de meid van wie we het gezicht niet kunnen zien (of toch?) is zeer geraffineerd. De handeling zelf, het vegen, stond symbool voor morele zuiverheid. Netheid en een huishoudelijke aard werden in de 17e eeuw gezien als belangrijke vrouwelijke deugden. Lees er de bijbel maar op na: …‘Een degelijke vrouw wie zal haar vinden?’ (Spreuken 31: 10 e.v.)
Minder deugdzaam gaat het er aan toe in Gerard Ter Borchs ogenschijnlijk onschuldige Glas limonade, waarin de subtiele doch veelbetekenende blikken en handelingen voor de goede 17e eeuwse verstaander niets te raden over lieten. Tot lering, maar zeker ook tot vermaak. Dat geldt ook voor Gabriël Metsu’s Oestermaaltijd. Oesters waren in de 17e eeuw geliefd als aphrodisiacum.
Behalve de prachtige stofuitdrukking en erotische ondertoon bevat het werk nog een leuk detail. De afgebeelde drinkhoorn, destijds gebruikt bij feestelijkheden van het Amsterdamse Kloveniersgilde bestaat nog en wordt bewaard in het Amsterdam Museum.
Bijzonder zijn twee nog steeds herkenbare 17e eeuwse stadsgezichten.
Het opgespannen karkas en de groenten in het eerste doek komen mooi uit tegen het speciaal voor de tentoonstelling gemaakte donkergroene goudleerbehang. De kinderen met een varkensblaas verwijzen op subtiele wijze naar de vergankelijkheid van het bestaan. Een beeld dat beter bekend is van het eigentijdse embleem van de Homo Bula. Een bellen blazend kind. Symbool voor de broosheid van het menselijk bestaan. De mens is als de zeepbel, die zomaar uiteen kan spatten.
In Berckheydes Gezicht op de Nieuwezijdsvoorburgwal, zien we nog net een glimp van het door Jacob van Campen ontworpen Amsterdamse stadhuis, dat naar ik mij heb laten vertellen voor het enorme bedrag van 8 miljoen gulden werd neergezet. Joost van den Vondel bezong het als het 8e wereldwonder, dat ver over de landsgrenzen bekendheid genoot. Cosimo de Medici kocht een soortgelijke Berckheyde met een afbeelding van het Amsterdamse Stadhuis, dat zich nog altijd in de Florentijnse Uffizi bevindt.
Na deze uitleg over de opbouw van de collectie Hollandse Meesters nog even iets over de gedeeltelijke teloorgang daarvan. Anders dan vaak verondersteld wordt vormde niet de Russische Revolutie, maar Stalin het grootste gevaar voor de kunstwerken in de Hermitage. In 1929 liet hij ca. 250 kunstwerken verkopen, waaronder het Portret van Loef Vredericx uit 1626, dat uiteindelijk in het Mauritshuis belandde. In de huidige expositie is hij even herenigd met zijn oude vrienden. De zilversmid Loef Vredericx bekleedde als vaandeldrager een erebaantje in de Amsterdamse schutterij. Thomas de Keyser portretteerde hem in het okergele schutterskostuum met een groene sjerp, een ijzeren ringkraag en een degen. Op het vaandel prijken de Hollandse leeuw en de tekst Pro Patria, voor het vaderland.
Dit en meer is nog tot en met 27 mei te zien in de Hermitage Amsterdam.
Op zondagmiddag om één uur moesten we vroeger stil zijn aan tafel, dan was G.B.J. Hilterman op de radio. Aan mij gingen zijn bespiegelingen over de toestand in de wereld voorbij, maar twee nieuwsfeiten uit respectievelijk 1963 en 1967 bleven wel hangen. De moord op John F. Kennedy en een bericht over de vrouw die beweerde de dochter van de vermoorde tsaar Nicolaas te zijn.
Op de Romanov tentoonstelling kwam deze laatste jeugdherinnering boven bij een vitrine met krantenknipsels over Anna Anderson, die beweerde de enige overlevende te zijn van de moordpartij op tsaar Nicolaas en zijn gezin. Ze gaf zich uit voor Anastasia. Het bleek bedrog.
Eerder las ik de laatste woorden die tsarina Alexandra in haar dagboek noteerde: …’grey morning, later lovely sunshine… baby has a light cold’… Een alledaagse mededeling gedateerd 16 juli 1918; aan het papier toevertrouwd zonder te vermoeden dat dit haar laatste geschreven woorden zouden zijn. Ontroerend. In de nacht van 17 op 18 juli werden de Romanovs in de kelder van hun banningsoord door een vuurpeloton vermoord. Het corpus delicti ligt als stille getuige in een vitrine. De bajonet waarmee de dochters van de tsaar, toen kogels op hun met juwelen gevulde korsetten afketsten, werden doodgestoken. Aan ontroering ontkom je evenmin bij het zien van de kindertekeningen en de speelgoedbeer van Aleksej, de zoon die de tsaar en zijn vrouw na 4 dochters kregen. De blijdschap om de komst van een stamhouder sloeg om in verdriet toen het jongetje aan hemofilie bleek te lijden. Deze toen nog levensbedreigende aandoening had hij aan zijn moeder te danken, die draagster was van het voor mannelijke nakomelingen fatale gen.
Troonopvolger Nikolaj Aleksandrovitsj was sinds zijn tienerjaren al verliefd op Alix von Hessen-Darmstadt. Ondanks het negatieve advies van zijn familie trad hij op 14 november (26 november volgens de Russische kalender) 1894 met haar in het huwelijk. Zij was gereserveerd sprak stuntelig Frans en was aan het hof en bij het volk niet geliefd.
Wie de beeltenis van de door de tsaar aanbeden Alix, alias Alexandra ziet begrijpt het gezegde dat liefde blind maakt. Vanaf alle tentoongestelde foto’s blikt de tsarina, door Nikolaj Sunny genoemd, humeurig de wereld in. Dagboeknotities van haar dochters bevestigen de chagrijnige buien van mama. Ze hield niet van feestelijkheden en contact met hovelingen en onderdanen probeerde ze zoveel mogelijk te vermijden. Wanneer haar grootmoeder koningin Victoria haar per brief adviseert een beetje haar best te doen om zich bij het volk geliefd te maken, antwoordt Alexandra dat de zaken in Rusland anders liggen dan in Engeland. Het Russische volk hoùdt gewoon van de tsarenfamilie. Dit blijkt een verkeerde inschatting.
Presenteerde de Hermitage Amsterdam eerder kleurrijke kunsthistorische tentoonstellingen zoals over de Impressionisten en Gauguin en de Nabis, nu krijgt de bezoeker een vooral historische expositie te zien. Geïllustreerd met geschreven bronnen, schilderijen, prenten, kleding, sieraden en persoonlijke eigendommen als tekeningen en speelgoed van de tsaren-kinderen, waar het DNA van de Romanovs nog aan hangt. Ogenschijnlijk terug bij af, want ook in 2009 stonden zij in Amsterdam centraal in de tentoonstelling Aan het Russische hof. In die expositie werden echter de hoogtijdagen van de Romanovs belicht, de huidige tentoonstelling brengt de neergang van dit roemruchte geslacht in beeld.
De keizerlijke familie is onlosmakelijk verbonden met de Russische Revolutie van 1917, die dit jaar wordt herdacht. De tentoonstelling laat zien hoe de Romanovs het doelwit werden van de revolutionairen. Deze zagen in hen de oorzaak van alle ellende die Rusland in die jaren teisterde. In de opstelling miste ik filmbeelden van het idool van mijn tienerjaren Omar Shariv, wiens onstuimige levensverhaal in de rol van Dr Zhivago zich afspeelt tegen het turbulente decor van de Russische Revolutie. Publicatie van Boris Pasternak’s gelijknamige boek was in Rusland verboden. In 1958 won hij er de Nobelprijs voor literatuur mee, die hij onder druk van de autoriteiten moest weigeren. Dertig jaar later nam Pasternak’s zoon deze alsnog in ontvangst.
Tijdens de voorbezichtiging vertelt Michail Piotrovsky, directeur van Hermitage Petersburg, dat de Russische Revolutie geïnspireerd was op de mythe van de Franse Revolutie. De woede van de revolutionairen richtte zich op de tsarenfamilie. Het Winterpaleis werd geplunderd en de Romanovs werden verbannen en later op gruwelijke wijze vermoord.
In een interview op 7 februari jl. bij Opium op radio 4 vertelde Paul Mosterd van de Amsterdamse Hermitage dat de Russische conservatoren aanvankelijk niet warm liepen voor de deze tentoonstelling. In Rusland is de tragische geschiedenis van de laatste Romanovs een pijnlijk onderwerp. Aan de hand van getuigenissen van de moordenaars zijn vijf van de zeven lichamen in de jaren ’70 van de vorige eeuw teruggevonden. Wat voeding gaf aan de verkeerde veronderstelling dat Anastasia en Alexej mogelijk nog in leven zouden zijn. In 2007 werden ook hun stoffelijke resten ontdekt.
Onder president Jeltsin zijn de laatste Romanovs met pracht en praal bijgezet in de St. Petrus en Pauluskerk in Sint Petersburg. De vindplaats van de lichamen is een bedevaartsoord geworden. De Romanovs zijn inmiddels tot heilige martelaren verheven, maar voor zover mij bekend niet op ikonen geschilderd. In de expositie zag ik er in elk geval geen voorbeelden van. Een ikoon die in 1913 ter gelegenheid van het 300 jarig jublileum van de Romanov dynastie werd vervaardigd is er wel. Gevat in een lijst met zilver, email en brokaat zien we hoog verheven de door de Romanovs speciaal vereerde Moeder Gods van Fjodor. Zij wordt geflankeerd door de heiligen Michaël, Alexandra, Alexius en Nicolaas; de beschermheiligen van de eerste en de laatste Romanovs. In de achtergrond is het Kremlin afgebeeld met de Oespenski kathedraal, waar de tsaren gekroond werden.
Ondanks aanvankelijke terughoudendheid van de Russen is de tentoonstelling over de laatste tsaar en zijn familie er toch gekomen. Deze vertelt het hele verhaal van de Romanovs en de Revolutie, nou ja, bijna, want het boek is nog niet gesloten, aldus Cathelijne Broers, directeur van de Amsterdamse Hermitage.
De bezoeker begint zijn wandeling door de geschiedenis van de nadagen van de Romanovs in de nagebootste moderne winkelstraat van Sint Petersburg. Deze passage werd in 1848 naar Europees voorbeeld aan de Nevski Prospekt voltooid. Jammer dat Peter- en Catharina de Grote dit niet meer hebben meegemaakt. Zij wilden van St. Petersburg een Europese stad te maken. Lopend door deze passage krijgt de bezoeker in de etalages niet alleen informatie over de Russische geschiedenis ten tijde van de laatste Romanovs gepresenteerd, maar ook informatie over mode en juwelen van Fabergé. In een ervan is te zien dat Fabergé nog meer kon. Toen Rusland betrokken raakte in WOI boog hij de productie van verfijnd edelsmeedwerk om in de vervaardiging van veldbenodigdheden van minder edele metalen. Een andere etalage geeft een indruk van het rijke culturele leven op het gebied van theater, muziek, en de Ballets Russes van Diaghilev. Elders neemt de bezoeker aan de hand van (spot)prenten kennis van de in het westen weinig bekende Russische Oorlog met Japan, waarbij in 1904 met een aanval op Port Arthur, de Russische vloot werd vernietigd.
De ondergang van de Romanovs is te wijten aan een reeks misstappen van de tsaar, doceert conservator Vincent Boele, tijdens de preview. De eerste fout was zijn huwelijk met de Duitse prinses Alix, zoals we al zagen. Wanneer tsaar Alexander op 20 oktober (1 november) 1894 komt te overlijden volgt Nicolaas hem totaal onvoorbereid op. Getuigend van opmerkelijke zelfkennis zei Nicolaas direct na de dood van zijn vader al dat hij ‘helemaal niet geschikt was om tsaar te zijn’… Het bleken profetische woorden. Nicolaas was aartsconservatief, hield politieke vernieuwingen tegen en verschool zich achter de overtuiging dat hij zijn leiderschap van God had ontvangen. Toen tijdens de kroningsplechtigheid een jaar later, bij de uitdeling van de zogenoemde kroningsgeschenken ruim 1400 doden vielen, was dat voor de tsaar geen reden om de feestelijkheden te stoppen. Dit zette veel kwaad bloed.
Intussen neemt de politieke en sociale onrust in het land toe. De verschillen tussen arm en rijk zijn schrijnend. De onrust onder arbeiders, boeren en etnische minderheden vormt een vruchtbare voedingsbodem voor revolutionaire activiteiten. De geldverslindende oorlogen tegen Japan en later Duitsland hadden grote economische gevolgen. De Russische industrieën konden de vraag naar oorlogsmaterieel niet aan. Door militaire mobilisaties kon de opbrengst van de oogst niet tijdig naar de steden worden getransporteerd resulterend in gebrek, honger en inflatie. Op zondag 9 (22) januari 1905 barste de bom. Toen ongewapende demonstranten bij het Winterpaleis een petitie aan (de elders verblijvende) tsaar Nicolaas wilden aanbieden werden zij door de paleiswacht onder vuur genomen. Deze gebeurtenis, ‘Bloedige Zondag’ had een kettingreactie van stakingen en opstanden tot gevolg. Geschrokken trok de keizerlijke familie, zoals vorsten in de Middeleeuwen, afwisselend van het ene paleis naar het andere. Ook verbleven zij graag op het jacht de Standart, waar een regiment van 200 bedienden voor hen klaar stond.
Als tegemoetkoming aan het volk wordt een volksvertegenwoordiging ingesteld, de Doema. Maar deze bleek door herhaalde veto’s van de tsaar vleugellam. Intussen is niet alleen het volk, maar ook de adel ontevreden. Zij mist de feestelijkheden van weleer; de grote bals op het paleis. In 1903 leek dat oude Rusland nog even te herleven. Tijdens een feestelijk bal masqué verschenen de tsaar en de tsarina als de vader van Peter de Grote en zijn echtgenote, uit de tijd dat Rusland een opkomende mogendheid was. Die tijden waren inmiddels echter definitief voorbij. Het uitblijven van deze ontvangsten was aan de tsarina, die de Petersburgse jet-set verafschuwde, te wijten.
Tijdens het fin-de-siècle werd de Russische tsaar nog gezien als de vader van denatie. Traditiegetrouw nam hij op zijn verjaardag van alle volken een pop in ontvangst, maar door zijn afstandelijke houding heeft Nicolaas deze positie ondergraven.
De tsaar en zijn gezin leefden in een cocon; zonder de minste aandacht voor het volk. Terwijl de verschillen tussen arm en rijk almaar toenamen, leefden de Romanovs en famille op grote voet. De afschaffing van de lijfeigenschap in 1861 had geen echte vrijheid opgeleverd en evenmin een oplossing voor de armoede. Sociale tegenstellingen leidden in 1905 tot opstanden. Nadat deze waren neergeslagen woekerde het ongenoegen over sociale ongelijkheid voort. De gespannen sfeer van die tijd, met de op handen zijnde revolutie, wordt mooi verklankt in de muziek en literatuur van die dagen. Zoals in de dramatisch aanzwellende tonen van Igor Strawinsky’s Le sacré du temps. Wie de magistrale boeken van Dostojevski en Tolstoj goed leest herkent daarin voorboden van de revoluties. Met name Tolstoj ziet wel iets in het anarchisme als middel om los te komen van de onderdrukking.
In deze verscheurde Russische maatschappij leek WOI even een bindmiddel voor nationale eenheid. Wanneer de Oostenrijks-Hongaarse troonopvolger Frans Ferdinand in Sarajevo wordt vermoord verklaart keizer Wilhelm Servië en even later ook Rusland de oorlog. Rusland bevecht de vijand aanvankelijk met wisselend succes, maar in de zomer van 1915 lijdt het Russische leger zware verliezen.
Daarom werpt de tsaar zich, daartoe aangespoord door de slechte raadgever Raspoetin, in de nazomer van 1915 persoonlijk op als opperbevelhebber van het leger. De tsaar geeft het goede voorbeeld door samen met zijn zoon Aleksej naar het front te gaan. Dit blijkt een vergissing. Nicolaas mist charisma en is ook voor deze rol volkomen ongeschikt. De Russische deelname aan WOI droeg ook al niet bij aan de populariteit van de tsaar. De verliezen aan Russische zijde worden geschat op zes miljoen slachtoffers. De Duitse troepen zouden in 1918 zelfs oprukken naar Petrograd, vanwaar de kunstschatten uit de Hermitage allerijl naar Moskou worden getransporteerd.
Vooruitlopend op de latere dramatische gebeurtenissen ziet de bezoeker persoonlijke spullen en foto’s van de mooie kinderen. Olga, Tatjana, Maria en Anastasia en Aleksej in matrozenpak. Evenals hun ouders leefden zij in een gouden kooi, maar tijdens de oorlogsjaren leveren de meisjes, samen met hun moeder een maatschappelijke bijdrage. Het Winterpaleis wordt ingericht als veldhospitaal, waar zij zich evenals de adellijke dochters in de BBC serie Downton Abbey, als verpleegsters ontfermen over de gewonde soldaten.
In een van de ‘etalages’ is te zien dat Russische kunstenaars als Malevitsj en Majakovsky wel raad weten met de vijanden van Rusland. In spotprenten gemaakt in de geest van de traditionele volksprent, de loebok, zien we hoe een struise Russische boerin een Oostenrijker aan een mestvork rijgt!
Tijdens Nicolaas afwezigheid kreeg Raspoetin aan het thuisfront steeds meer invloed. Tsarina Alexandra is helemaal in de ban van de gebedsgenezer. Ook dat wekt de woede van zowel de intellectuelen als het volk. In december van het jaar 1916 wordt hij vermoord en met kettingen verzwaard in de Neva gegooid.
De moord op Raspoetin vormt de prelude op de revolutie. Op 8 maart 1917 protesteerden honderden vrouwen voor gelijke rechten. De dagen daarna kwamen nog eens talrijke demonstranten op de been. Anderen legden het werk neer. Toen de politie er niet in slaagde de ongeregeldheden te stoppen, gaf Nicolaas opdracht om het leger in te zetten, maar veel soldaten liepen over. Wanneer de voorzitter van de Doema Nicolaas waarschuwt dat de stad in staat van anarchie verkeert, doet de tsaar dit bericht af als onzin ‘van die dikke Rodzjanko’.
Uiteindelijk besluit Nicolaas toch maar terug te keren van het front, maar het is te laat. De gebeurtenissen raken in een stroomversnelling. Nicolaas doet afstand van de troon; hij biedt deze nog aan aan zijn broer Michail, maar die weigert wijselijk. De tsaar en zijn familie worden verbannen en een Voorlopige Regering onder Aleksandr Kerenski vestigt zich in de voormalige werkkamer van Nicolaas in het Winterpaleis.
Er volgen onrustige maanden, getekend door economische crises, nieuwe opstanden en rivaliteit tussen de opstandelingen. Onder leiding van Vladimir Iljitsj Lenin grijpen de bolsjewieken de macht waarna nòg een revolutie volgt. Lenin maakt in 1917 met zijn Aprilstellingen zijn doelen kenbaar: alle grond aan de boeren, macht aan de sovjets (de arbeidersraden) alle fabrieken aan de arbeiders en vrede met Duitsland. Na nog wat touwtrekken met de tegenstanders van de Voorlopige Regering komt Lenin uiteindelijk in november 1917 aan de macht; het begin van het communistische tijdperk. De tentoonstelling laat zien dat dit niet zonder slag of stoot ging.
Het keizerlijk gezin was inmiddels naar Siberië verbannen, waar zij hun dagelijkse routine weer oppakten. Ze lazen boeken speelden toneel en Nicolaas hield zich met zijn hobby bezig: houthakken. Toen anti-bolsjewistische eenheden oprukten werd de familie overgebracht naar Jekaterinenburg, waar zij hun eindbestemming zouden vinden. Na maandenlange gevangenschap werden de tsaar, de tsarina en hun kinderen in de nacht van 17 op 18 juli in de kelder van de woning waar ze werden vastgehouden vermoord door Jakov Joerovski en zijn helpers. De moordenaars begroeven de lichamen in de bossen. In 1976 werden 5 lichamen door een geoloog teruggevonden. Hij hield zijn gruwelijke vondst nog tot na het uiteenvallen van de Sovjet Unie in 1991 geheim.
Fascinatie voor de Romanovs inspireerde Rasha Peper in 1995 tot de roman Russisch Blauw, waarin een jonge historicus op grond van genealogisch ‘bewijsmateriaal’ tot de overtuiging komt dat hij de kleinzoon is van de evenals hijzelf aan hemofilie lijdende tsarenzoon Aleksej. Peper beschrijft dit zo suggestief dat je er als lezer ook bijna in gaat geloven!
Ten tijde van president Jeltsin werden de inmiddels heilig verklaarde Romanovs met veel vertoon bijgezet in de Peter en Paulus kathedraal, waar ook hun voorvaderen rusten. Ook de jonge Poetin liep mee in de stoet. Woorden van de huidige president van Rusland vormen het slotakkoord van deze tentoonstelling. Poetin meent dat de opvattingen over de Russische Revolutie moeten worden herzien. Voor Lenin en de Revolutie heeft hij geen goed woord over. De tsaar liet zich de macht afpakken. Poetin verzekert de bezoeker dat hij zich de macht nooit zal laten afnemen!
Bij het portret dat Vigilius Eriksen rond 1763 van Catharina maakte, rijst de vraag hoe zag zij zichzelf en hoe werd zij door anderen gezien)?
Uit eigentijdse bronnen komt tsarina Catharina naar voren als een persoonlijkheid met vele gezichten. De samenstellers van de tentoonstelling omschrijven haar enigszins bombastisch als ‘zelfgeslepen diamant van de Hermitage’. Voltaire noemde haar ‘de sprankelendste ster van het Noorden’. Graaf de Ségur prijst haar intellect en beminnelijkheid, maar baron de Corberon (door)zag de Macchiavelliaanse trekken in haar karakter. Stanislaus August Poniatowski evenwel bezingt haar: ..’Ze had een verblindend blank gelaat met enorme blauwe ogen en donker haar… een mond die tot zoenen uitnodigde… fraaie armen en benen’ […] Geen wonder dat zij menig mannenhart sneller deed kloppen; de eer het bed te kunnen delen met de machtigste vrouw ter wereld droeg wellicht ook bij tot de opwinding ! De directeuren van de Hermitage, Cathelijne Boers en Michail Piotrovski projecteren twee hedendaagse hoedanigheden op Catharina’s persoonlijkheid: zij noemen haar respectievelijk een ‘netwerker pur sang’ en de ‘eerste feministe’.
Amsterdam revisited
Catharina de Grote was in ook 1996 te gast in Amsterdam. Tijdens een tentoonstelling in de Nieuwe Kerk was de focus gericht op tsarina Catharina, de kunsten èn verhalen over haar talloze minnaars. In de huidige tentoonstelling komen naast persoonlijke aspecten ook de economische en politieke ontwikkelingen die Rusland tot een Europese grootmacht maakten aan de orde. En de kunsten die door Catharina voor propaganda en persoonsverheerlijking werden ingezet. Met het door haar zelf bedachte grafschrift leverde zij een bijdrage aan de positieve beeldvorming rond haar persoonlijkheid:
‘Hier ligt Catharina de Tweede, geboren in Stettin op 21 april 1729. Ze kwam in 1744 naar Rusland om te trouwen met Peter III. […] ze had een drievoudig doel: haar man, Elisabeth en het volk behagen. Ze liet niets na om dit te bereiken. Gedurende achttien jaar van verveling en eenzaamheid las ze nolens volens vele boeken. Na bestijging van de Russische troon wenste ze goed te doen en probeerde ze haar onderdanen geluk, vrijheid en bezit te verschaffen. Ze vergaf makkelijk en koesterde jegens niemand haat. Ze was vergevingsgezind, makkelijk in de omgang, vrolijk van aard, met een republikeinse ziel en een goed hart, en ze had vrienden. Het werken viel haar makkelijk, ze hield van kunst en was graag onder de mensen.’
Scherts of werkelijkheid ?
Bij een rondgang door de expositiezalen van de Hermitage lijken deze woorden deels met de historische werkelijkheid overeen te stemmen.
Catharina de Grote, geboren als prinses Sophia Augusta Frederika von Anhalt-Zerbst, trad in 1745 inderdaad in het (gearrangeerde) huwelijk met haar achterneef Karl Peter Ulrich van Holstein-Gottorp, alias Pjotr Fjodorovitsj, de latere Tsaar Peter III.
Tsarina Elisabeth had hem, kleinzoon van haar vader Peter de Grote, voorbestemd als opvolger.
Om dynastieke redenen koos Elisabeth een onbeduidend Duits prinsesje als zijn bruid. Bij de eerste kennismaking, de toekomstige bruid en bruidegom waren respectievelijk 15 en 16 jaar oud, ontdekte Catharina hoe kinderlijk hij was en totaal niet geïnteresseerd in de taak die hem wachtte. Hij vertrouwde haar toe met haar te willen trouwen omdat zijn tante dat wilde, maar dat hij eigenlijk verliefd was op een hofdame. Het huwelijksfeest werd uitbundig gevierd, maar de glans ervan verbleekte al snel.
Hoewel de verbintenis ongelukkig was en zonder intimiteit, beviel Catharina in 1754 toch van een zoon, Pavel, de latere Tsaar Paul I.
In de wandelgangen werd gefluisterd dat Catharina’s (eerste) minnaar Sergej Saltykov de vader was. Tsarina Elizabeth nam haar het kind direct af om het zelf op te voeden. De eenzame ontmoederde, maar geenszins ontmoedigde Catharina doodde de saaie tijd aan het hof met lezen, studeren en paard rijden.
Regeren is vooruitzien, maar de loop der geschiedenis volgde niet het door tsarina Elisabeth uitgestippelde parcours. Niet de daartoe voorbestemde Pjotr, maar het Duitse prinsesje, dat minder kneedbaar bleek dan verwacht, zou gedurende 34 jaar regeren over het Russische keizerrijk. Op 28 juni 1762 werd haar incompetente echtgenoot tsaar Peter III gevangen genomen, waarna zij tot soeverein heerser werd uitgeroepen. Drie weken later werd Peter III door een groep officieren onder leiding van Aleksej Orlov -de broer van Catharina’s minnaar Grigori- vermoord.
Gedurende de eerste decennia aan het Russische hof had Catharina, als een spin in haar web, de binnen- en buitenlandse politiek van Tsarina Elisabeth nauwlettend gevolgd. Zij wist zich door opportunistisch gedrag en sprezzatura, de vaardigheid om je met het grootst gemak te bewegen in de hoogste kringen, geliefd te maken aan het hof. Tot ergernis van tsarina Elisabeth, die haar allerlei beperkingen oplegde. Catharina incasseerde dit alles geduldig. Toen zij eenmaal aan de macht was kon zij zich omringen met toegewijde en bekwame personen.
Tijdens Catharina’s regime kende het land een periode van politieke stabiliteit. In alles nam Catharina haar voorganger Peter de Grote tot voorbeeld. Evenals hij wist ook zij de grenzen van het rijk te verleggen en te consolideren. Postuum bood zij hem in 1782 een geschenk aan, het ruiterstandbeeld door Falconet, met op het sokkel de volgende woorden: Voor Peter I van Catharina II. Hier te zien op een ets van Benjamin Patersen.
Ze veroverde Polen en plaatste een ex-favoriet Stanislaus Poniatowski in 1764 op de troon. Tijdens de Russisch-Turkse oorlogen 1768-74 en 1787-92 werd nota bene met hulp van de Hollandse admiraal Jan Hendrik van Kinsbergen de Krim veroverd, waarmee Rusland een strategisch steunpunt verkreeg aan de Zwarte Zee.
Stel je voor dat de huidige commandant der Nederlandse Zeestrijdkrachten, Rob Verkerk, voor hulp aan de regeringsleider van Rusland richting de Krim zou opstomen!
Het bezit van de Krim zou tot in onze tijd voor conflicten zorgen. De huidige Russische president, die blijkbaar graag als Poetin de Grote de geschiedenis hoopt in te gaan, claimt de door hem inmiddels op 18 maart 2014 geannexeerde Krim als eeuwenlang Russisch bezit.
Na diverse krachtmetingen met Zweden kregen de Russen in Catharina’s tijd eveneens toegang tot de Oostzee.
Behalve buitenlandse expansie voerde Catharina, gevoed door verlichtingsideeën van Montesqieu en Voltaire binnenslands velerlei hervormingen door op het gebied van handel, landbouw, industrie, gezondheidszorg, rechtspraak, onderwijs. Zelfs de kerkmuziek werd gemoderniseerd. Gebaseerd op Montesqieu’s De l’esprit des lois stelde zij een leidraad voor staatslieden op, de zogenoemde ‘Nakaz’.
Ingegeven door de Franse verlichtingsidealen besloot zij de lijfeigenschap af te schaffen. Deze maatregel bleek echter te voortvarend. De adel protesteerde en noodgedwongen draaide Catharina dit besluit terug. Dat veroorzaakte weer protest bij de lijfeigenen, die tijdens de zogenoemde Pugatsjov opstand van 1773-74 van zich lieten horen. Om pragmatische redenen had Catharina de vrijheidsidealen gereduceerd tot een salon versie. Haar politieke beleid volgde een conservatieve koers.
Maar bevordering van kunsten en wetenschappen bleven op haar program. Zij stichtte de Russische Academie, met aan het hoofd haar vriendin Ekaterina Romanovna Dasjkova (1745-1810). Bij de staatsgreep van 1762 had Dasjkova een cruciale rol gespeeld; in haar vond Catharina een geestverwant. In 1794 werd zij echter op verdenking van republikeinse idealen door Catharina ontslagen en tot ballingschap veroordeeld.
Op zoek naar het waarheidsgehalte van Catharina’s grafschrift zouden we haar in dit geval op een leugentje kunnen betrappen. Beweert zij niet een republikeinse ziel te hebben ?
Onder Catharina de Grote groeide Rusland uit tot een groot en machtig rijk. Deze grootsheid wordt weerspiegeld in een éclatant hofleven. De pracht en praal wordt in de tentoonstelling geïllustreerd met afbeeldingen van fraaie gebouwen, paleisvertrekken gestoffeerd met kunstig gemaakte meubels, beelden, schilderijen, objects of virtue en prachtige serviezen. De aan de serviezen verbonden smakelijke anekdotes, opgedist bij de Catharina tentoonstelling van 1996, ontbreken in de huidige expositie. Conservator Vincent Boelen zei daar bij Opium op Radio 4 over dat men bij deze tentoonstelling is uitgegaan van wetenswaardigheden die er echt toe doen: politiek, economie, kunsten en wetenschappen. Het regiment van Catharina’s (tenminste twaalf) amants blijft historisch overeind, maar zij zijn nu op een enkeling na in de coulissen teruggetreden.
Eén smeuïg detail wil ik u niet onthouden. In de vorige Catharina tentoonstelling werd bij het kostbare Cameeën- Servies van Sèvres, verteld dat het een afscheidsgeschenk (lees: ‘oprotpremie’) was voor Grigori Potjomkin.
Naast staatszaken hield Catharina zich bezig met het verzamelen van kunst. In 1764 werd met de aankoop van de schilderijencollectie van de Berlijnse koopman Gotzkowsky de basis gelegd voor de Hermitage. In de tentoonstelling zijn werken van o.a. Guido Reni, Van Dijck, Teniers de Jongere, Anton Mengs en Angelika Kaufmann te zien, alsook beeldhouwwerk, gesneden stenen en cameeën.
St. Petersburg, de stad die Tsaar Peter naar Amsterdams voorbeeld doortrokken met grachten, op een moeras liet aanleggen, werd door Italiaanse en Franse barok architecten bebouwd. In Catharina’s tijd kwamen daar strakke, classicistische gebouwen bij, ontworpen door o.a. Francesco Bartolomeo Rastrelli. Hij was ook verantwoordelijk voor de bouw van het Winterpaleis aan de Neva, dat in de loop der tijd uitgroeide tot een conglomeraat van paleizen, schuilgaand achter een honderden meters lange paleisfacade.
Ga in de tentoonstelling zelf op zoek naar het waarheidsgehalte van hetgeen in Catharina’s grafschrift wordt beweerd. Middels historische feiten, dagboeknotities en ooggetuigenverslagen; prenten, sculpturen en schilderijen hebben de tentoonstellingsmakers de vele facetten van Catharina de Grote en haar regeringsperiode in beeld gebracht. En dat is goed gelukt !
Tot besluit geef ik Catharina het laatste woord:
…‘Als het lot mij een man zou hebben gegeven van wie ik had kunnen houden, zou ik hem nimmer ontrouw zijn geworden’…
Ter rechtvaardiging van haar losbandige seksleven, het knaagde wellicht toch, verontschuldigde ze zich op haar oude dag met de woorden:
…’Ik zal alleenheerser zijn, dat is mijn taak. De goede God zal mij vergeven, dat is zijn taak’…
Dit was een voorproefje van mijn lezing over Catharina de Grote op 29 september en 7 oktober in de Oosterkerk in Zeist. Komt u luisteren dan zal ik u veel meer vertellen over het leven van Catharina de Grote. U vindt hier het contactformulier .