Wassily Kandinsky; Pionier van de Abstracte Kunst. Museum H’ART tot 11 november 2024

Wassily Kandinsky, Auf Weiss II (Sur blanc II), 1923.105 x 98 cm, Olie op doek. Geschonken door Nina Kandinsky in 1976

Met deze tentoonstelling wordt een nieuw hoofdstuk in de jonge geschiedenis van Museum H’ART (voorheen Hermitage Amsterdam) geschreven. Na de breuk met Rusland is het museum nieuwe samenwerkingsverbanden aangegaan, o.a. met het Centre Pompidou in Parijs, dat de artistieke nalatenschap beheert van Wassily  Kandinsky (1866-1944). Deze connectie biedt het Nederlandse publiek de kans om kennis te maken met het fascinerende werk van deze pionier van de abstracte kunst. 

Geschoold als jurist maakt Kandinsky in 1896 een carrière switch. In München, destijds de culturele hoofdstad van Europa, neemt hij teken- en schilderlessen. Ook bekwaamt hij zich in het maken van houtsneden. Deze techniek, waarbij de motieven plat met van elkaar gescheiden kleurvlakken in beeld komen, opende de weg naar abstractie. In Samstagabend in Marken is deze invloed bij voorbeeld duidelijk te zien.

W. Kandinsky, Samstagabend, 1904, Tempera op zwart papier; geplakt op karton 35 x 50 cm.
Centre Pompidou, Parijs

Het begin van dit traject wordt geïllustreerd met kleine werkjes die ontstonden tijdens reizen door Europa en Tunesië. In de grote zaal wordt Kandinsky’s ontwikkeling naar abstractie zichtbaar gemaakt. Werken die in het Zuid-Duitse Murnau ontstonden laten zien hoe Kandinsky de zichtbare werkelijkheid geleidelijk aan verlaat.

Hoogtepunt van de tentoonstelling vormt de reconstructie van de met wand-schilderingen gesierde ontvangstsalon van de Juryfreie Kunstschau, die in 1922 in Berlijn te zien was. De explosie aan kleuren en vormen van dit ontwerp voor een fictief museum was geïnspireerd op Kandinsky’s herinneringen aan kleurrijk beschilderde Russische boerenhuizen. In de talrijke geometrische vormen zijn onmiskenbaar ook invloeden van de Russische constructivisten aanwijsbaar, waarmee hij tijdens zijn kortstondige aanstelling in dienst van het communistische regime in 1917 had kennis gemaakt. Afgezien van vijf voorstudies zijn de originele ontwerpen tijdens WOII verloren gegaan. Deze reconstructie werd in 1977 gemaakt ter gelegenheid van de opening van het Centre Pompidou. Vanaf de bovenverdieping heb je er mooi zicht op.

Museum H’ART, Reconstructie van de Salon de Reception d l’exposition van de Juryfreie in Berlijn, 1922
. Foto: Alizé Barthelémy

In 1922 was deze nieuwe beeldtaal voor velen wel even wennen. Voor een goed begrip van het toenmalige onbegrip voor abstracte kunst even een schets van het Europese kunstklimaat in de vroege twintigste eeuw. Terwijl het publiek, gewend aan traditioneel geschilderd academisch werk, na aanvankelijke weerstand eindelijk waardering begon te krijgen voor de snel gepenseelde vluchtige indrukken van de impressionisten zocht een volgende generatie kunstenaars alweer naar nieuwe artistieke wegen.

De werken van de expressionisten zijn van een heel ander kaliber. Niet de buitenwereld, maar de binnenwereld vormde hun inspiratiebron. In vereenvoudigde, vervormde beelden schilderden zij hun gevoelens in felle kleuren van zich af.Abstract werkende kunstenaars gaan even later nog een stap verder. Zij verlaten de zichtbare werkelijkheid.

Kandinsky’s kunsttheorieën
Als kind van zijn tijd, filosofeerde Kandinsky over kunst en metafysische aangelegenheden. Zijn ideeën ontvouwde hij in verschillende traktaten, waarvan Über das Geistige in der Kunst uit 1911 het bekendst is. In deze verhandeling legt hij een relatie tussen kleur en muziek: klankkleur. Hij werd daartoe geïnspireerd door zijn vriend de uitvinder van de atonale muziek Arnold Schönberg. In Kandinsky’s ogen stond de mensheid aan de vooravond van een nieuw tijdperk, waarin het materialisme zou plaats maken voor het ‘geestelijke’. Daarin stond Kandinsky niet alleen. Zijn ideeën werden gevoed door antroposofisch en theosofisch gedachtengoed dat destijds breed in de belangstelling stond. Deze gedachte manifesteert zich in alle kunstvormen. In de schilderkunst wordt deze aan een innerlijke noodzaak ontsproten ‘geestelijke’ kunst vormgegeven met kleurvlakken en lijnen die ‘net zo abstract zijn als muziek’. Met een aan Kandinsky ontleende beeldspraak wordt deze enigszins lastig te vatten abstracte gedachte in een video aanschouwelijk gemaakt:

…’Kleur is een middel om rechtstreeks de ziel te beïnvloeden… Kleur is het klavier; het oog is de hamer, terwijl de ziel een piano met vele snaren is. De kunstenaar is de hand waarmee het middel, de verschillende toetsen, de menselijke ziel kan laten trillen’…

In zijn jonge jaren was Kandinsky ook al gepreoccupeerd met kunsttheorie. In de door hem opgerichte kunstenaarsgroep Phalanx deelt hij in 1901 zijn ideeën met anderen. Zoals in de gelijknamige oud-Griekse slagorde richtten de leden hun lansen als één speerpunt op de door hen als oubollig ervaren academische stijl. Onder dezelfde naam opent Kandinsky een kunstschool, die -ongebruikelijk voor die tijd- ook vrouwelijke leerlingen toelaat. In Gabriele Münter ontmoet Kandinsky een nieuwe levenspartner. In 1902 trokken zij er met medestanders op uit om in de natuur te werken. De school werd echter in 1904 weer gesloten.

In 1904 beginnen Kandinsky en Münter aan hun trip door Nederland, Duitsland, Italië en Tunesië. Van het verblijf in Nederland dateren enkele nostalgische stadsgezichten en een impressie van de haven van Rotterdam. In een video bladert een onzichtbare hand door Münters schetsboek met impressies van Marker huisjes en raak getroffen figuurtjes. In de vergeelde foto’s die zij in Holland maakte herken je de inspiratiebron voor Kandinsky’s Kanal in Holland.

Wassily Kandinsky Kanal in Holland, uit 1904. Doek op karton, 23 x 33 cm. Centre Pompidou

Van 1904-1905 overwinterde het stel in Tunesië. Aan dit verblijf herinneren kleine stadsgezichten en impressies van verstilde stranden. In de dik aangebrachte verfbanen herken je de eerste symptomen van Kandinsky’s weg naar abstractie.

Wassily Kandinski, Parc de Saint-Cloud, Dunkle Allee, 1906. Centre Pompidou, Paris

In 1906 maakt het duo in Parijs kennis met werk van Matisse, Picasso, Dufy, Gauguin en Monet. Van die periode dateren Kandinsky’s in de openlucht geschetste impressies van het Parc de Saint-Cloud, met rake indrukken van de kleur- en lichtvlekken onder de schaduwrijke bomen.

Murnau
In 1908 vestigen Kandinsky en Münter zich in Beieren. In het schilderachtige Murnau werken ze vol overgave in de openlucht. Kandinsky’s figuratieve werken worden geleidelijk aan expressiever en abstracter.

Het zou, gezien haar belangrijke rol in hun gezamenlijke weg naar abstractie interessant geweest zijn om ook enkele nauwelijks van Kandinsky te onderscheiden werken van haar hand te zien, maar Münter schittert in de expositie door afwezigheid. Had Nina Kandinsky, die het werk van haar man schonk aan het Centre Pompidou, misschien iets tegen de beroemde ex van haar man? Geen slechte vraag besefte ik na lezing van de bijdrage van emeritus-hoogleraar Paul Akkerman in het zomernummer van Kunstschrift. Daarin wordt een recensent van de Haagse Post in 1963 geciteerd: …’deze levendige vrouw [Nina Kandinsky] blijkt nog steeds gebeten op Gabriele Münter’ …

Een andere journalist tekende uit Nina’s mond op dat de jaren waarin Kandinsky met een ‘Duitse schilderes’ had samengeleefd …’een zeer ongelukkige tijd [vormden], waarin hij veel geleden heeft’…

Anders dan vaak gedacht was Kandinsky’s ‘uitvinding’ van de abstracte kunst ‘geen eenmansproject, maar een gezamenlijk avontuur’ van kunstenaars die tussen 1909 en 1914 samen werkten in het huis van Gabriele Münter, die in deze ontwikkeling zelfs een belangrijk aandeel had, aldus Akkerman.

1 Wassily Kandinsky, Studie voor Murnau mit Kirche II, 1910. Karton 32 x 44 cm. Part. Coll.
2 Gabrielle Münter, Wind und Wolken, 1910, Olieverf op karton 50 x 65 Sprengel Museum, Hannover

Dat Nina liever niet aan Münter wilde worden herinnerd is niet geheel onbegrijpelijk, maar dat museumdirecteuren en samenstellers van tentoonstellingen Münters rol op weg naar abstractie eveneens hebben doodgezwegen intrigeerde Akkerman. In haar in 1914 ontstane verbeelding van vogels dat terecht de titel Abstrakt draagt, is de zichtbare werkelijkheid ver te zoeken.

Gabrielle Münter, Abstrakt, 1914

Vanaf 1914 beginnen de wegen van Kandinsky en Münter te divergeren. Kandinsky zet zijn zoektocht op de ingeslagen weg naar abstractie voort. Münter keerde in de stijl van de zogeheten Nieuwe Zakelijkheid, terug naar de figuratie.

Gabrielle Münter, Frühstuck mit Vogel, 1934

Na WOII stond abstracte kunst symbool voor vrijheid. Wie figuratief was blijven werken had volgens Akkerman de ‘afslag gemist’. In 1954 begon Münter weer abstract te werken, maar haar bekering kwam voor een vermelding bij de voorlopers van de abstracte kunst te laat.

Gabrielle. Münter, Abstrakt (Mitte hellblau, oval), 1954. Karton 45 x 33 cm. Städtische Galerie im Lenbachhaus und Kunstbau, München.

Terug naar de tentoonstelling. Met de oprichting van de Neue Kunstlervereinigung München (NKVM) ontvouwt Kandinsky in 1909 een nieuw artistiek initiatief. Onder deze paraplu werkten Gabriele Münter, Alexej von Jawlensky, Marianne Von Werefkin, Franz Marc en Paul Klee samen. Dit resulteerde in de oprichting van Der blaue Reiter. De naam is, anders dan vaak gedacht, niet ontleend aan de blauwe paarden van Franz Marc, maar aan Kandinsky’s Blaue Reiter uit 1903.

Wassily Kandinsky Der Blaue Reiter, 1903. (part.Coll.)

In 1911 publiceren Kandinsky en Marc Der Blaue Reiter Almanach. Met dit revolutionaire manifest starten zij een letterlijk en figuurlijk grensverleggende dialoog tussen verschillende artistieke genres. Met de expressieve, felgekleurde lyrische schilderijen die zij in datzelfde jaar tentoonstellen overrompelen de leden van der Blaue Reiter het publiek.

W.K. Ankündigung der Blaue Reiter, (alternativer Titel: Mit Schwan), 1911-1912

Een klein ogenschijnlijk geheel abstract werkje herinnert aan deze tijd. In Ankündigung der Blaue Reiter zie je links van het midden, gehuld in een blauwe ‘wolk’ de contouren van een ruiter te paard.   Met het uitbreken van WOI valt de groep uiteen. Macke en Marc vinden een ontijdige dood in de loopgraven.

Op weg naar abstractie.
In de grote zaal vormen Kandinsky’s vroegste bijna-abstracte werken een eye-opener voor wie niet veel op heeft met non-figuratieve kunst. In Improvisation III uit 1909 zijn een man en paard nog enigszins herkenbaar. Gaandeweg lost de figuratie echter op in een feest van kleuren en vormen, zoals in het doek Mit dem Schwarzen Bogen uit 1912. De kern van deze compositie: de zwarte boog kom je ook in andere composities tegen. Deze is afgeleid van een zogeheten doega. Een rondbogige dissel waarmee 3 paarden voor een trojka -een Russische slede- kan worden aangespannen. 

Wassily Kandinsky, Improvisation 3, 1909. 94 x 130 cm, Olieverf op doek Centre Pompidou Paris Geschonken door Nina Kandinsky in 1976

Twee jaar later ontstond het monumentale Bild mit rotem Fleck. Kandinsky’s verkenning van conflicterende kleurverhoudingen zou zijn ingegeven door de dissonanten in Schönbergs composities. De bewering dat elke verwijzing naar de werkelijkheid hier verlaten zou zijn klopt echter niet. Linksonder staat in mijn ogen toch duidelijk een ballerina in de spotlight.

1  Wassily Kandinsky, Mit dem schwarzen Bogen (Avec l’arc noir), 1912. 189 x 198 cm Olieverf op doek, Centre Pompidou Paris, Geschonken door Nina Kandinsky in 1976.
2. Wassily Kandinsky, Bild mit rotem Fleck 1914. 189 x 198 cm Olieverf op doek, Centre Pompidou Paris, Geschonken door Nina Kandinsky in 1976

Rusland Overgangsjaren.
Onder deze noemer besteedt de tentoonstelling aandacht aan de periode na Gabriele Münter. Bij het uitbreken van de WOI keerde Kandinsky noodgedwongen terug naar Rusland. Münter vestigt zich in Stockholm. Na een kortstondige hereniging gaat het stel in 1916 uit elkaar. Niet lang daarna leerde Kandinsky een nieuwe liefde kennen. Geen liefde op het eerste gezicht, maar op het eerste gehoor. Na een telefoongesprek wilde hij de vrouw met de lieflijke stem aan de andere kant van de lijn leren kennen. In 1917 trad de vijftigjarige schilder in het huwelijk met de 16-jarige Nina Andrejevskaja. Kort daarna werd hun zoon Vsevolod geboren. Tijdens de ontberingen die volgden op de Russische Revolutie overleed het kind op 16 januari 1920. Van dat onheil is in de impressie van Nina en haar zus Tatiana nog geen spoor. In deze idylle houdt hij nog even vast aan de stijl uit Murnau, maar niet voor lang….

Wassily Kandinsky, Akhtyrka, Nina & Tatiana dans la veranda, 1917 olieverf op doek 27,5 x 33,6 cm Centre Pompidou, Paris

Ook op artistiek terrein is het tijd voor verandering. In Moskou richt Kandinsky in 1921 de Russische Academie der Kunstwetenschappen op. Twee jaar eerder ontstond het destijds opzienbarende doek Im Grau. Wegens de ingetogen tinten die scherp contrasteren met primaire kleuren kenschetste de eigentijds kunstcriticus Will Grohmann het werk als …’extreem ingewikkeld en onrustbarend in zijn uitbundigheid’… De vormen zweven door een oneindige ruimte. Voor een rood hemellichaam tekent zich wederom de zwarte boogvorm af. Dit werk markeert een waterscheiding. Na 1919 ontstaan evenwichtige composities samengesteld uit duidelijke geometrische vormen.

Kandinsky, Im Grau, 1919. Olieverf op doek 129 x 176 cm Centre Pompidou,Paris

Op weg naar het vervolg van de expositie ziet de bezoeker oude ‘abstracte’ filmbeelden van Walter Ruttmann: Opus II, III, IV: Black and White Silent, uit 1921-1925. Op de trap weerklinkt de betoverende prelude van Richard Wagners romantische opera Lohengrin. Het horen van deze muziek veroorzaakte in 1896 een doorslaggevende ervaring in Kandinsky’s artistieke ontwikkeling die leidde tot zijn carrière switch.

Bauhaus
In de bovenzalen staat Kandinsky’s relatie met het Bauhaus centraal: de progressieve kunstopleiding die van 1919 tot sluiting door de nazi’s in 1933 achtereenvolgens in Weimar, Dessau en Berlijn gevestigd was. Je ziet documenten, foto’s en meubels uit die tijd geven een indruk van Kandinsky’s eetkamer. Aan de wand hangt het uit 1923 daterende doek Auf Weiss. In het Bauhaus, de kraamkamer van de Gesamtkunst, ontstonden creaties die de traditionele grenzen tussen architectuur, beeldende kunst en nijverheid overstegen.

Onder invloed van collega docent Lazlo Moholy Nagy nemen Kandinsky’s composities na 1925 een meer analytische, systematische wending. Mooi voorbeeld van dit zogeheten lyrisch geometrisme is het doek Auf Spitzen, dat ook suprematische invloed vertoont van de geometrische abstracte stijl van Kazimir Malevitsj.

Wassily Kandinsky Auf Spitzen, 1928. Doek 140 x 140 cm. Centre Pompidou Paris

In 1925 ordent Kandinsky zijn ideeën hierover in de publicatie Punkt und Linie zu Fläche. In de expositie wordt een bladzijde uit dit boek getoond, waarin Kandinsky tekst en uitleg geeft over de plek – en daarmee samenhangende betekenis van de punt. Het vergt enig geduld en -lastig met al die mensen om je heen- concentratie, maar vooral goede ogen om de pointevan dit exposé te vatten!

Getuige enkele als Entwicklung aangeduide werken stond Kandinsky ook na zijn Bauhaustijd niet stil! Het doek Zerbrechlich uit 1931vormt het uitgangspunt voor de installatie Kunst is een reis van Bink van Vollenhoven en Søren Siebel. In dit digitale ‘klank en lichtspel’ worden aan Kandinsky’s werk ontleende vormen geprojecteerd, aangevuld met een geestig: oer-Hollandse bottertje dat de opmerkzame bezoeker elders in de expositie heeft kunnen zien. Eveneens indrukwekkend is het monumentale Entwicklung in Braun, dat de overgang markeert van Kandinsky’s tijd aan het Bauhaus en de jaren in Parijs. Vanuit sombere bruintinten lichten, als door een geopende deur, vormen en kleuren als een hoopgevend toekomstperspectief op. Picasso, Braque en Moholy Nagy zijn niet ver weg; Jean Arp en Joan Miro met zijn biomorfe figuren evenmin.

Wassily Kandinsky, Entwicklung in Braun, 1933. Doek 101 x 121 cm. Centre Pompidou Paris

Mijn gedachten over -ogenschijnlijke- overeenkomsten tussen de stijl van het Bauhaus en dè Stijl van Gerrit Rietveld, Theo van Doesburg en Piet Mondriaan worden bevestigd bij het zien van een in het publieksboek afgebeelde reconstructie van een wandschildering in het Bauhaus in Weimar. Na een uitnodiging om lid te worden van de kunstenaarsgroep Cercle & Cahier maakt Kandinsky in 1929 kennis met die andere pionier van de abstracte kunst: Piet Mondriaan.

Er is weliswaar enige gelijkenis, maar anders dan in de Nieuwe Beelding van De Stijl zijn de geometrische vormen van Kandinsky’s Bauhausjaren bepaald niet strak en monochroom. Later worden Kandinsky’s abstracte composities zelfs nog complexer. 

Van de Bauhausjaren dateren werken in meer of minder ver doorgevoerde stadia van abstractie. In de geometrische vormen op de kerstkaart die Kandinsky in 1926 voor Nina maakte zijn de zon, de maan en met wat fantasie een kerstboom met ballen en een orthodox kruis nog herkenbaar.

Wassily Kandinsky A Nina pour Noël, 1926. Olieverf op karton 33 x 45 cm. Centre Pompidou, Paris

In de kabinetten zijn meer minder bekende Kandinsky’s te zien zoals het indrukwekkende Einzelne Klänge uit 1927. Dit suggestieve werkje bezorgde mij een vreemde sensatie. Het was als of ik mij in een onmetelijk donkerheelal bevond, waar allerlei vormen gewichtloos rondzweefden als voorafbeelding van het ruimteafval in de 21e eeuw.

Wassily Kandinsky, Einzelne Klänge, 1927. Olieverf op karton 33 x 41 cm
Centre Pompidou, Paris

Zijn laatste jaren brengt Kandinsky door in Neuilly-sur-Seine, waar zijn palet, naar eigen zeggen ‘ontspant’. De soberheid van de laatste Bauhaus schilderijen maakt plaats voor een feest van vorm en kleur. In Frankrijk doet hij bovendien weer nieuwe invloeden op. Na kennismaking met Marcel Duchamp verschijnen naast strenge geometrische ook aan de fantasie ontsproten vormen. In 1933 doet Kandinsky mee aan een tentoonstelling van de Surrealisten. En zelfs in Amerika was Kandinsky in  1936 te zien. In de tentoonstelling Cubism and Abstract Art in het MOMA werd het doek Deux Points uit 1935 getoond, waarin hij naast olieverf, evenals de kubisten, zand verwerkt had. In de laatste zalen zie je meer voorbeelden van Kandinsky’s niet aflatende vernieuwingsdrang. In diverse abstracte werken steekt zelfs de figuratie weer de kop op. De boven een oudroze achtergrond zwevende motieven in Cercle et Carré zijnonmiskenbaar afgeleid van realistische vormen, die mij doen denken aan  figuren op gebatikt Oosters textiel.

Wassily Kandinsky, Cercle et Carré, 1943. Olieverf en tempera op karton, 42 x 58 cm. Centre Pompidou, Parijs

De expositie eindigt met twee onvoltooide werken, die er overigens niet als zodanig uitzien. In de ene Peinture Inachevée zie je zwarte lijnvormige figuren op een groen veld. In de tweede onvoltooide roepen de op een zwart vlak aangebrachte figuurtjes associaties op met het artistieke vocabulaire van de Maya’s of Inca’s in Zuid-Amerika, maar misschien heb ik te veel fantasie.

Kort na voltooiing van deze onvoltooide werken overlijdt Kandinsky aan de gevolgen van een beroerte. Boven de baar hing zijn laatste grote doek: Accord Réciproque. In dit luchtige werk waarin Kandinsky een precaire balans tussen natuurlijke organische vormen zocht, zou je een uitnodiging kunnen zien om Kandinsky’s leven te vieren; het plezier spat ervan af!

Wassily Kandinsky, Accord réciproque, 1942. Olieverf en ripolin op doek, 114 x 146 cm. Centre Pompidou, Parijs.


Link: Museum H’Art, Wassily Kandinsky

Rembrandt en tijdgenoten: historiestukken uit The Leiden Collection. Tot en met 27 augustus in de Hermitage Amsterdam.

Rembrandt, Borstportret van een oude man met baard, 1633, olieverf op papier op paneel (10.6 x 7.2 cm)

Tijdens de voorbezichtiging van Love Stories, de eerste tentoonstelling na het verbreken van de banden met Rusland, beloofde directeur Annabelle Birnie vast te houden aan de oorspronkelijke doelstelling van het museum: het vertellen van mooie verhalen.

Met topstukken uit The Leiden Collection doet de Amsterdamse Hermitage haar belofte gestand. De expositie vormt bovendien een mooi vervolg op de Hollandse Meesters die hier in het voorjaar van 2018 te zien waren.

Amerika telt verschillende grote privéverzamelingen, die tijdens de zogeheten Gilded Age door nieuwe rijken als Henry Clay Frick, John Pierpont Morgan en Isabella Stewart Gardner bijeen werden gebracht. De Leiden Collection van het echtpaar Kaplan dateert van later datum. Met ca 250 tekeningen en schilderijen is deze een van de belangrijkste privécollecties van Hollandse meesters. Anders dan gebruikelijk bij Amerikaanse verzamelingen draagt de collectie niet hun naam. Als eerbetoon aan hun favoriet Rembrandt (1609-1669) kozen de Kaplans de naam van zijn geboortestad.

Tijdens een bevlogen inleiding haalde Dr. Thomas Kaplan Cicero aan. De Romeinse redenaar bestempelde dankbaarheid als de moeder van alle deugden. Met deze zienswijze is Kaplan het helemaal eens. In dankbaarheid ligt de kiem van geluk besloten. Het vermogen om te kunnen genieten en plezier en blijdschap aan anderen door te geven vloeit daaruit voort.

Weinigen zullen ontkennen dat dankbaarheid Kaplan past. Indachtig zijn filosofie wil de collectioneur ook anderen van zijn schilderijen laten genieten. Sinds 2017 is de imposante Leiden Collection op wereldtournee, maar in Amsterdam komen de daar en in Leiden ontstane werken even thuis. In deze stad zag Kaplan als 10-jarige zijn eerste Rembrandts. Ze zijn nooit meer uit zijn gedachten geweest! Dat ervoeren ook Rembrandts eigentijdse en latere collega’s. In het werk van Rembrandt inspireerde tal van kunstenaars, zoals Turner, diverse Impressionisten en Postimpressionisten, Picasso en Lucian Freud.  

Wie is Dr. Thomas Kaplan? Je kunt beter vragen wie is hij niet. In het persbericht worden zijn talrijke hoedanigheden genoemd. Zijn talenten wendt hij letterlijk en figuurlijk aan ter bevordering van culturele en kunstzinnige activiteiten èn tot behoud van onze planeet. Voorafgaand aan de opening van de tentoonstelling ontmoeten we hem in de gedaante van een bevlogen kunstliefhebber.

Pieter Lastman, David overhandigt Uria de brief voor Joab, 1619, the Leiden Collection

De expositie opent met een enorme blow-up van een werk van Rembrandts leermeester Pieter Lastman, David overhandigt Uria de brief voor Joab, uit 1619. De doorsnee beschouwer ziet onmiskenbaar een dramatische scène, maar wèlk drama zich hier afspeelt is zonder kennis niet duidelijk. Bijbelvaste bezoekers herkennen hier echter het minder mooie verhaal van koning David. Hij stuurt de echtgenoot van zijn minnares Bathseba, naar het front, zodat hij met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal sneuvelen. Kenners wisten dat deze euveldaad niet onbestraft bleef. Mooi verpakt bevatten historiestukken niet zelden een moraliserende boodschap: zo niet doen!

In de expositie ziet de bezoeker werken van bekende en minder bekende historieschilders als Ferdinand Bol, Carel Fabritius, Gerrit Dou, Frans van Mieris, Aert de Gelder, Godfried Schalcken en Jan Adriaensz van Staveren en ook -wellicht tot veler verbazing- Jan Steen!  

Jan Steen, het feestmaal van Marcus Antonius en Cleopatra, ca. 1673-1675, the Leiden Collection

Het stuk waar alles om draait is Rembrandts op groot formaat geschilderde Minerva, de godin van de wijsheid uit 1635. Geen Griekse schone, maar een volbloed Hollandse deerne. Voor de aankleding deed Rembrandt een greep uit zijn verkleedkist (of fantasie). Hij zette haar neer in een japon van bijna tastbaar zilvergrijs satijn met een goudglanzende omslagdoek. Getooid met een lauwerkrans op haar loshangende blonde haar. Haar mollige hand rust op een vuistdik boek vol geleerdheid, dat in verschillende andere werken fungeert als Bijbel of rekeningenboek (Staalmeesters).  

Rembrandt van Rijn, Minerva in haar studeervertrek, 1635, Part. Collectie

Het werk is een zogeheten historiestuk. Een schilderij met een historisch, mythologisch of bijbels onderwerp. Karel van Mander, zelf schilder, bestempelde het historiestuk in zijn Schilder-boeck uit 1604 als de hoogste vorm van schilderkunst. Met zijn uitleg over aanbevolen onderwerpen, onder meer ontleend aan Ovidius Metamorfosen en de wijze waarop deze moesten worden verbeeld werd zijn ‘schilders bijbel’ een invloedrijke inspiratiebron voor 17e -eeuwse meesters. Deze tak van schilderkunst genoot in de kunsttheorie van de 17e eeuw het meeste aanzien. Waarom?

Dat verneemt u in deze expositie die tot en met 27 augustus in de Hermitage te zien is. En binnenkort leest u meer op www.uitdekunstmarina.nl

Hermitage Amsterdam; Rembrandt & tijdgenoten, historiestukken uit The Leiden Collection

Ga voor de voorbije tentoonstelling Hollandse meesters uit 2018 naar:

Juwelen: uit de schatkamer van de Hermitage, Hermitage Amsterdam tot in het najaar 2020 (datum volgt nog)

Jérémie Pauzié, Bloemenboeket van goud, zilver, briljanten, edelstenen, glas en
stof 1740–1750 St.Petersburg

Bij deze tweede jubileumtentoonstelling in de Hermitage zou de gedachte kunnen opkomen: alwéér een expositie over het Russische hof?

De conservatoren zijn er opnieuw in geslaagd een ander aspect van het rijke Russische verleden te belichten. Tot half maart zijn de zalen van de Hermitage omgetoverd in één grote schatkamer vol juwelen en sierobjecten van de Romanovs en hun gefortuneerde tijdgenoten. Topstukken die de modes van vier eeuwen edelsmeedkunst weerspiegelen.

In het verleden waren buitenlandse reizigers ook al verwonderd over de enorme rijkdom aan het Russische Hof. Tijdens een bal in St. Petersburg hoorde één van hen de restjes van losgeraakte briljanten en parels onder zijn schoenen kraken, aldus gastconservator Martijn Akkerman. Niet alleen de dames, maar ook de heren droegen juwelen en insignes bezet met edelstenen.

Verschillende eigenaren van de getoonde kostbaarheden zijn middels hun beeltenis en kleding bijna tastbaar aanwezig. Op enkele portretten herken je zelfs sieraden uit de vitrines.

Maar het is niet louter goud wat er blinkt. Soms zat achter details in de door goudsmeden als Boucheron, Cartier en Fabergé vervaardigde sierobjecten een uitsluitend voor intimi bedoelde geheime boodschap verstopt.

Uit de kluizen van het museum in St. Petersburg is een onvoorstelbare rijkdom tevoorschijn is gekomen. De schittering doet letterlijk en figuurlijk bijna pijn aan je ogen. Zeker wanneer de beelden van schrijnende armoede van het Russische volk, zoals getoond in de Netflix serie The Last Czars, nog op je netvlies staan. Een geromantiseerd, maar historisch verantwoord relaas over het leven van tsaar Nicolaas II en tsarina Alexandra Fjodorovna; heersers over een enorm rijk dat op het punt staat in te storten.
Hoewel door volksopstanden en raadgevers gewaarschuwd, sloten de wereldvreemde tsaar Nicolaas II en zijn echtgenote hun ogen voor het naderende einde.  

Tsaar Nicolaas en tsarina Alexandra

In voornoemde serie ziet de kijker in een flash-back hoe na vier dochters de felbegeerde troonopvolger wordt geboren èn, het blijft een Netflix serie: hoe deze zoon geconcipieerd wordt. Terwijl zij op een Perzisch tapijt voor een open haard de liefde bedrijven roepen Nicolaas & Alexandra zuchtend de zegen van de Allerhoogste aan!
Het heeft maar ten dele geholpen.
Met de geboorte van een zoon is hun gebed weliswaar verhoord, maar wanneer de trotse ouders Aleksej presenteren trekt een wolk voor de zon; zijn naveltje blijft bloeden. De boreling lijdt aan hemofilie.

Tsaar Nicolaas II en zijn zoon Aleksej


Tsarina Alexandra, de als Alix van Hessen-Darmstadt geboren kleindochter van koningin Victoria, zoekt haar heil bij de charismatische gebedsgenezer Grigori Raspoetin. Uiteindelijk krijgt hij haar met zijn desastreuze raadgevingen, helemaal in de ban. Onder meer met zijn advies aan het adres van de tsaar om als bevelhebber van het Russische leger deel te nemen aan WOI. Gespeend van elke realiteitszin begeeft Nicolaas II zich  als een Don Quichotte, nota bene met zijn aan hemofilie lijdende zoon aan zijn zijde, op het oorlogspad.

Na de ontijdige dood van tsaar Alexander III in 1894 moest Nicolaas zijn vader totaal onvoorbereid opvolgen. Zijn bewind stond van meet af aan onder een slecht gesternte. Tijdens de kroningsceremonie in 1896 viel de keten met de ster van de Sint Adreasorde, symbool van de onoverwinnelijke macht van Rusland, voor de voeten van de tsaar.
 Dit beloofde niet veel goeds!

De expositie toont verschillende exemplaren van dit ordeteken, zoals de met honderden briljanten en diamanten bezette ster van hofjuweliers Kämmerer & Selftigen. Dit object zou als topstuk van edelsmeedkunst alleen al als pars pro toto voor de getoonde kostbaarheden kunnen fungeren, maar in de tentoonstelling zijn sierobjecten te zien die door de relatie met de oorspronkelijke eigenaren en het verhaal er àchter nog interessanter zijn.
Al is het moeilijk kiezen!

Laat ik beginnen met de laatste reis van de Romanov juwelen. Op 1 augustus 1917 vertrok het gezin van tsaar Nicolaas II onder dwang naar Tobolsk in Siberië. In de bagage waren talrijke juwelen verstopt. Een klein jaar later werden de tsaar en zijn gezin in de nacht van 17 op 18 juli in de kelder van het Ipatjevhuis doodgeschoten. De juwelen waarmee de tsarendochters tijdens hun leven goede sier hadden gemaakt, zorgden voor een afschuwelijke doodstrijd. Toen kogels op hun met juwelen gevulde korsetten afketsten, werden zij doodgestoken met een bajonet. Pas in 1991 werden hun stoffelijke resten in de bossen van Jekaterinenburg teruggevonden.

Met de bijzetting van de Romanovs in de Petrus en Pauluskathedraal in Sint Petersburg volgde zeven jaar later eerherstel. In 2000 werden zij door de Russisch Orthodoxe kerk zelfs heilig verklaard. Tussen de opgegraven lichamen werd, als stille getuige, een pareloorknop van tsarina Alexandra gevonden.

Parels spelen in de tentoonstelling een prominente rol. Voor uitvinding van de gecultiveerde variant, vormden ze een kostbaar, kant en klaar geschenk van de natuur. Rusland zijn parels veelvuldig gebruikt in snoeren, oorbellen, diademen en vastgezet op de zomen en lijfjes van japonnen, zoals  in Louis Caravaque’s portret van tsarina Elisabeth, uit het Russisch Museum. Meebewegend op de korte ademhaling van de in korsetten gevangen draagsters zorgden de opgestikte parels voor een adembenemende sensatie!  

Louis Caravaque, portret van tsarina Elisabeth ca. 1750

Vanaf de eerste helft van de 18e eeuw zetten Russische tsarina’s de toon met een uitbundige voorliefde voor juwelen. De sieraden van tsarina Anna Ioannovna, die van  1730 tot 1740 regeerde, vormen de  basis van de rijke juwelencollectie van de Hermitage. Uit haar bezit ziet de bezoeker een 46-delige uit puur goud bestaande toiletset. Ook de dochter van Peter de Grote, tsarina Elisabeth, die tussen 1741-1762 aan de macht was, en Catharina de Grote (1729-1796) voegden kostbare stukken aan de Romanov collectie toe.

De modebewuste moeder van tsaar Nicolaas II, Maria Fjodorovna (1847-1928) wordt in de tentoonstelling zelfs gepresenteerd als een fashionista. Uit haar garderobe, die van haar schoondochter Alexandra Fjodorovna en tijdgenoten ziet de bezoeker schitterende avond- en baljaponnen met bijpassend schoeisel en een keur aan juwelen. In 1919 wist Maria Fjodorovna, met medenemen van een aantal sieraden, naar Denemarken te ontkomen. Het doodsbericht van haar zoon negerend- plaatste zij elke avond een kaars voor haar raam, zodat:
…’Nicky weet dat ik op hem wacht’…

Haar diadeem, (zeg niet: tiara waarschuwt Akkerman), rond 1885 vervaardigd door Michael Perchin van het juweliershuis Fabergé, vormt de glansrijke afsluiting van de tentoonstelling. Het pronkjuweel is bezet met ontelbare briljanten en drie guirlandes van diamantjes, zogenoemde pampilles, die schitterend meebewegen met de draagster.

Een soortgelijk exemplaar uit Maria Fjodorovna’s bezit belandde achtereenvolgens op de hoofden van de hertogin van Marlbourough en Imelda Marcos om te eindigen in een kluis op de Filipijnen.

Diadeem van tsarina Maria Fjodorovna. St.-Petersburg, firma Carl Fabergé, edelsmid Michail Perchin, ca. 1880, goud, zilver, diamanten, briljanten, Bruikleen © Fabergé Museum Baden-Baden;

De laatste tsarina Alexandra Fjodorovna (1872-1918) tenslotte, belichaamt het schitterende en tevens dramatische slotakkoord van dit verhaal.

Naar ideeën van Carlo Wijnands en Vanessa van Dam is de grote zaal van de Hermitage omgevormd tot een monumentale balzaal met als achterwand een enorme in facet geslepen nep-diamant. Voor de inrichting lieten de ontwerpers zich inspireren door het fin de siècle, dat samenviel met de laatste bloeiperiode van de Russische tsaren. Tegen dit décor is met baljurken, japonnen, kostuums en oogverblindende accessoires, aldus het persbericht: een feest van ‘Jewels & Fashion’ gecreëerd.

Bloemenboeket van edelstenen, St.-Petersburg, Jérémie Pauzié, 1740–50

In een zijzaal is een complete schatkamer ingericht met kleinoden van edelmetaal: beeldjes en miniatuur kinderspeelgoed. Hier herken je ook het 18e eeuwse boeketje dat het campagnebeeld siert: door Jérémie Pauzié voor tsarina Elizabeth samengesteld van bloemrijke edelstenen.   

Van Catharina de Grote’s tijd dateren kostbare snuifdozen in de meest fantasierijke vormgeving. Soms ontleend aan de natuur, zoals schelpen of aan een alledaags object als een damesschoentje. De snuifdoos, thans een vergeten object, was destijds zeer geliefd; niet alleen voor het bewaren van snuiftabak, maar ook geraffineerd verstopt onder een dubbel dekseltje, voor het bewaren van het portret van een geheime liefde.

Snuifdoos met geheim, Jean Jaques Duc, ca 1775

Voor haar toenmalige favoriet Semjon Zoritsj liet zij rond 1775 een prachtig in goud, groen email en briljanten uitgevoerd exemplaar vervaardigen. In de klauwen van een adelaar zijn, heel geraffineerd de monogrammen van haarzelf EII (Ekaterina II) en de Z van haar amant verwerkt. Na opening middels een klein knopje, worden de symbolen van geloof, hoop en toewijding in de vorm van een zonnebloem en een hand met een vlammend altaar zichtbaar.

Snuifdoos met ornament van edelsteen, Saksen (Dresden), onbekend, ca 1750 – 1800

In een belendend kabinetje wordt de tentoonstelling met uitstalling van erotisch getinte objecten, nog spannender: ringen met ‘peep’kleine verleidelijke scènes en nog meer snuifdoosjes met een letterlijk en figuurlijk ‘dubbele bodem’; een geheim vakje voor een minuscuul liefdesbriefje.

Ter illustratie van het thema dandy, de tot in de puntjes verzorgde, wat ijdele man, wordt het portret getoond van een aristocraat aan het Russische hof: vorst Konstantin Gortsjakov. Een quasi nonchalant, deels met impressionistische toets neergezette beau met donkere, serieuze blik boven een daarmee in tegenspraak lijkende wat frivole snor. Mooi afstekend tegen het smetteloze overhemd glanst een gouden horlogeketting. In het mannen boudoir zijn fraaie zakhorloges en andere gadgets als zegelringen, gespen, flonkerende medailles en mooie soms humoristisch versierde pijpen te zien.

Nikolaj Bogdanov-Belski, Portret van vorst Konstantin Gortsjakov, eind 19de – begin 20ste eeuw

Twee horloges in de vorm van scarabeeën zijn werkelijk ingenieuze staaltjes van Zwitserse uurwerkprecisie. Om te zien hoe laat het is kunnen de met email en briljanten versierde vleugeltjes via een verborgen palletje worden opengeklapt.

Zowel door heren als dames waren destijds fraai versierde wandelstokken in gebruik. Enkele dienden niet alleen voor fysieke ondersteuning maar, dankzij ingebouwde degens, ook voor zelfverdediging. Deze informatie roept associaties op met eveneens goed verstopte wapens in oude James Bond films: zoals de stilettoschoen met een giftig mes of het Carrote-horloge: met een uitschietbaar touw om een tegenstander te verstrengelen. Ben benieuwd welke dodelijke vindingen te zien zullen zijn in de nieuwe James Bond: No time to die!

Ring voor een hanger, Europees, 16e eeuw

In de tentoonstelling zijn nog enkele levensgevaarlijke sieraden te zien. Ringen met een reservoirtje voor vergif, waar de Borgia’s ten tijde van de Renaissance ook al kwistig mee strooiden. De moordenaar had het gif letterlijk bij de hand om de dood ongemerkt in het glas of op het bord van het slachtoffer te droppen.

Elders wordt een vrolijker thema, Bruiloft, geïllustreerd met een schitterende bruidsjapon en persoonlijke voorwerpen uit het bezit van Maria Fjodorovna. Sierobjecten en een waaier, waarop middels de vlekken van haar parfum, het DNA van de tsarina nog aanwezig is.
Emoties komen dichtbij in een ruimte met gedachtenis sieraden; medaillons met een portret of een haarlok van een geliefd persoon.

Nicaise de Keyser Portret van koningin Anna Pavlovna, 1849–1850

Een speciaal hoofdstuk is gewijd aan de prachtlievende Russische tsarendochter Anna Pavlovna (1795-1865), echtgenote van koning Willem II. Uit haar eveneens legendarische (op ca 22 miljoen euro geschatte) juwelencollectie worden drie gouden armbanden getoond, waarin turkoois -symbool voor een gelukkig huwelijk- en mensenhaar verwerkt is. ‘Gesigneerd’ met hun beider initialen, zoals destijds bon ton in het Frans: A en G voor Annette en Guillaume, wiens portret op één van de armbanden prijkt. Conform de toenmalige mode werden armbanden naast elkaar om een arm gedragen. Na de huwelijksvoltrekking in het Winterpaleis vertrokken Willem en Anna per koets naar Nederland. Een reis vol ontberingen en met Anna’s bruidsschat in de volgkoetsen, niet zonder gevaar.  

Armband van princes Anna Pavlovna, Joseph Germain Dutalis, Brussel, 1822
Geschenk van Adolf Friedrich von Mecklenburg aan koningin Wilhelmina, bij de geboorte van prinses Juliana.
Armband van Anna Pavlona met beeltenis van Koning Willem II, Nederland, 1848

Naar de mode van die dagen droeg Anna Pavlovna bij haar inhuldiging als koningin een fabelachtige diadeem. Een soortgelijke op de couronette van de laatste tsarina Alexandra Fjodorovna geïnspireerde kopie wordt tegenwoordig met nauw verholen trots gedragen door koningin Maxima.

Tijdens het fin de siècle was het diadeem zo populair dat aristocratische families speciale diadeem-bals organiseerden. Wanneer de opera uitging deinde, naar verluidt, gadegeslagen door het gewone volk, een golvende zee van diademen langs de Boulevard des Capucines op weg naar het souper in een van de luxueuze restaurants.

Het op een oud-Russisch hoofddeksel, de kokoshnik geïnspireerde voornoemde diadeem van tsarina Maria Fjodorovna, te zien in haar portret door Ivan Kramskoj, spande absoluut de kroon. Wie destijds oog in oog met haar stond, wist vast niet waar hij kijken moest, want ook het collier met parels als pingpongballen trok de aandacht.  

Ivan Kramskoj, tsarina Maria Fjodorovna met een tiara, collier en broche van briljanten en grote parels van juwelier Bolin, 1881

Niet alleen Maria Fjodorovna bezat kostbare parels, ook de schatrijke prinses Zinaïda Joesoepov kon het zich permitteren. In haar portret door Francois Flameng  springt een enorm exemplaar in het oog: de inmiddels legendarische Pelegrina. De parel doet haar naam eer aan, want uit koninklijk bezit pelgrimeerde ze vanuit  Spanje en Frankrijk naar Rusland. Behalve fameus om haar rijkdom en schoonheid kreeg Zinaïda bekendheid als moeder van de moordenaar van Raspoetin. Haar zoon Felix, nam de parel na zijn vlucht uit Rusland mee en verkocht deze in 1953 aan een juwelier in Genève. Zinaïda was met aardse goederen en uiterlijk schoon rijkelijk bedeeld, maar na een ongelukkige val uit een koets, ging zij mank. Gekleed in een  donkerblauwe japon, getooid met een briljanten ster op haar voorhoofd en gewapend met een eveneens met briljanten bezette wandelstok, wist zij dit gebrek tijdens een bal in 1837 op geraffineerde wijze te verbloemen. Aan het eind van haar leven in ballingschap tot armoede vervallen, restten haar slechts glansrijke herinneringen.

François Flameng Portret van vorstin Zinaïda Joesoepova, 1894

Met de intrede van een nieuwe mode, was het ook met de glans van goud, zilver èn parels gedaan. Rond 1804 kwam het tijdens de Industriële Revolutie als bouwmateriaal ontwikkelde gietijzer ook in de mode voor juwelen. Onder invloed van de Romantiek ontstonden ontwerpen in neogotische- en later bloem- en bladmotieven. Wasmodellen van dit zogenoemde Fer de Berlin werden afgedrukt in fijn rivierzand. In de aldus ontstane sjabloon werd gesmolten ijzer gegoten. De filigreinachtige afgietsels werden met de hand afgewerkt en zwart gelakt.

Verschillende gietijzeren juwelen zijn verbonden met historische gebeurtenissen.
Na het onverwachte overlijden van de geliefde koningin Louise van Pruisen werden in 1810 als aandenken hangers met haar beeltenis in neogotische stijl geproduceerd. Wegens de kwetsbaarheid en de geringe waarde zijn niet veel van deze juwelen bewaard. Nu zijn ze zeldzaam.  

Hanger met portret van Koningin Louise van Pruisen,ca 1810, Berlijn, Hofer Antikschmuck

Ter financiering van de oorlog tegen Frankrijk riep de koning van Pruisen, Frederik Willem III, zijn onderdanen op om goud in te leveren. Als dank ontvingen de schenkers een gietijzeren juweel met inscriptie Gold gab ich fur Eisen; zum Wohl des Vaterlandes.

De eerste Wereldoorlog markeert een definitieve breuk met de eraan voorafgaande periode, waarin de decadentie aan het Russische hof haar hoogtepunt bereikte. Een tijdgenoot omschreef de ongebreidelde show-off van rijkdom in kleding en juwelen als ‘een bachanaal van de overdaad’. Met het Bal van de Petersburgse Adelsvereniging geeft de schilder Dimitri Kardovski in 1915 een impressie van de feestelijkheden ter gelegenheid van het 300-jarig regeringsjubileum van de Romanovs. Tijdens hofbals werd gefeest alsof men voorvoelde dat het einde nabij was. De Russische Revolutie maakte aan deze overdaad een abrupt einde.

Dimitri Kardovski, Bal van de Petersburgse adelvereniging bij het 300 jarig regeringsjubileum van de Romanov dynastie, 1915, Hermitage

Maar met dit slotakkoord is het laatste woord over de Russische juwelen nog niet gezegd. Uit de collectie van de Hermitage kozen drie hedendaagse topontwerpers een object als inspiratiebron voor eigen creaties. Het resultaat is in de laatste zaal te zien. De fantastisch vormgegeven Memento Mori Ring van Bibi van der Velden, geïnspireerd op een 17e eeuws beeldje van Neptunus. Met de in deze barokke creatie verwerkte cyclus van leven en dood verwijst zij op symbolische wijze naar de veelbewogen geschiedenis van de Romanovs.

De kleuren van Edwin Oudshoorns feeërieke avondjapon vormen een duidelijke echo van het object van zijn keuze: een 19e eeuwse broche in de vorm van een in goud, zilver en email uitgevoerde met briljanten versierde orchidee.  

De bijdrage van Jan Taminiau het Postzakjasje van koningin Maxima uit 2013 ervoer ik, als inspiratiebron met terugwerkende kracht, als oud nieuws. De door Taminiau gegeven verklaring dat het gebruikte papier-maché in de door hem gekozen 18e eeuwse parure van goudfiligrein en cameeën zou appelleren aan zijn voorliefde voor alledaagse materialen dat vond ik wat vergezocht.

Dat doet niets af aan mijn waardering voor deze in verschillende betekenislagen leerzame (kunst)historische tentoonstelling als geheel, die ik, met een woordspeling op de zinsnede in het persbericht: een feest van Fashion and Jewels, inderdaad omschrijf als een feest van jewelste….

Alle afbeeldingen © Hermitage St. Petersburg, tenzij anders vermeld

Literatuur:

I. Bagdasarova,   Aan het Russische hof. Paleis en Protocol in de 19e eeuw,  Hermitage Amsterdam, 2009.

V. Fjodorov e.a.,  Catharina de Grootste: Zelfgeslepen diamant (…)
 Hermitage Amsterdam, 2016.

I. Zacharova e.a., 1917 Romanovs & Revolutie; het einde van een monarchie, Hermitage Amsterdam, 2017

O. Kostjoek e.a.,  Juwelen: Schitteren aan het Russische hof,                 
Hermitage Amsterdam, 2019

Link naar Museum Hermitage Amsterdam: Juwelen! Schitteren aan het Russische hof

Tijdens mijn lezing over Juwelen hoort en vooral; ziet u meer!
Woensdagmorgen 19 februari in de Cultuurhoek in Driebergen;
Vrijdagmorgen 21 en donderdagavond 27 februari in de Oosterkerk in Zeist.

Oosterkerk ZeistWoudenbergseweg 44, 3701 BC Zeist (ingang Laantje zonder eind). Donderdagavond 27 februari om 20:00 uur en vrijdagmorgen 21 februari om 10:00 uur.

Cultuurhoek Driebergen Engweg 14, 3972 JH Driebergen-Rijsenburg:
Woensdagmorgen 19 februari om 10:00 uur.

Inschrijven kunt u hier: Inschrijfformulier

Geverifieerd door MonsterInsights