Casa Romana, mooi wonen in de Romeinse tijd, t/m 17 September, Rijksmuseum voor Oudheden, Leiden

 

Een Romeins huis liep je in tijden zonder alarminstallatie of buurtpreventie ook niet zomaar binnen. De woning was aan de straatzijde hermetisch gesloten. Eenmaal binnen werd de bezoeker die kwaad in de zin had wellicht even afgeschrikt door de gemeen uitziende waakhond, maar die zat stevig vast in het vloermozaïek van de entree.

Mozaiek
Mozaiek, Cave Canem, Casa del Poeta Tragica, Pompeii

Bij opgravingen werden de resten gevonden van kettinghonden die bij de uitbarsting van de Vesuvius in 79 n. Chr. niet konden vluchten en samen met de bewoners van Pompeii en Herculaneum een gruwelijke dood vonden. Aan het begin van de tentoonstelling wordt middels een video van de opera A Dog’s Heart een connectie met de eigen tijd gemaakt.

 

Teun van Staveren, Pompejaans oker, acryl op paneel, 1992

Ook in de volgende zalen zijn hedendaagse kunstwerken -soms met een knipoog- naast antieke voorwerpen te zien. De bezoeker ziet de waakhond uit het mozaïek terug in een reeks 18e eeuwse kopieën van Pompeiaanse wandschilderingen door Camilo Buti en de eigentijdse kunstenaar Teun van Staveren.

Tijdens een virtuele rondgang door de stadsvilla van een welgesteld Romeins echtpaar ziet de bezoeker overeenkomsten, maar ook verschillen tussen het leven van toen en nu; vooral ten aanzien van gemakken en ongemakken. Om met het eerste te beginnen: de ‘gemakken’. Aan het sanitair van de Romeinen wordt in een vitrine pal naast de culina, de keuken, aandacht besteed. Handige plek want hier was afvalwater om de wc door te spoelen voorhanden. Het toilet bestond uit een gat in een zetel pal boven het riool, van waar ratten en ander ongedierte soms even bovengronds een kijkje kwamen nemen, zoals in de tentoonstelling wordt geïllustreerd. Om deze ongewenste pottenkijkers te weren plaatsten de Romeinen beeldjes van de godin Fortuna op het toilet

Toiletpot met ongedierte (rat) en o.a. beeldje Fortuna.

Na de stoelgang reinigde men zich met een xylospongium: een spons op een stok. Deze diende, evenals het ‘allemansend’ op de VOC schepen, voor algemeen gebruik. Maar dat hing na gebruik tenminste weer in het zuiverende zeewater. Even retireren in privacy was er niet bij. Je had tweepersoonstoiletten en, zoals nog te zien in Efeze, openbare toiletten met een reeks gaten in een bank. Met hun tuniek opgeschort zaten de gebruikers op een rij en wisselden, terwijl de natuur zijn loop nam, het laatste nieuws uit. Dit beeld is echter een mythe, volgens archeologe Gemma Jansen, die betrokken was bij de samenstelling van de tentoonstelling en hier veel over heeft gepubliceerd. In werkelijkheid wilde men, bang voor ‘fortuna’, de ruimte liefst zo snel mogelijk weer verlaten.  De muren waren volgeklad met grafitti; niets nieuws onder de zon. Op een illustratie in het begeleidende boekje herken ik de woorden ‘bene caca’; voor de vertaling is geen klassieke opleiding nodig.

Tweepersoons toilet in Huis van de jacht in Bulla Regia (Tunesie), vierde eeuw na Chr.
Grafitti, schildering in de bar van Terme della Sette Sapienti, Ostia antica

 

 

 

 

 

 

 

Het Atrium
De expositie begint bij het krieken van de dag in het atrium. Een zonnewijzer geeft de uren van de dag aan. In de voorhof wordt door de opening in het dak, het impluvium, regenwater opgevangen voor de cisterne onder het huis. Aan de reeks voorouderportretten is, geestig, de buste koning Willem I toegevoegd. Hier bevindt zich ook het huisaltaar, met de laren, waar de pater familias ’s morgens voorafgaand aan de salutatio, de dagopening verzorgt. Daarna ontving hij zijn cliënten; bezoekers en smekelingen met wie de heer des huizes, de domino, zaken moest regelen. De portier, de januarius, opende de deur om de cliënten binnen te laten en liet deze open staan, zodat voorbijgangers een glimp van het rijke interieur konden opvangen. Met het tonen van je welstand was in die tijd niets mis. Conservator Ruurd Halbertsma helpt onze fantasie een handje door deze audiëntie te vergelijken met scènes in The Godfather, waarin Don Vito Corleone zijn cliënten ontvangt. Een 19e eeuwse vuurvergulde klok met beeldengroep van de Eed van de Horatii geeft aan dat de tijd bij deze audiënties nauwlettend in de gaten werd gehouden.  Wie tijdens  zo’n ochtend niet meer aan de beurt kwam, moest het de volgende dag nog maar eens proberen. De voorstelling op de klok illustreert niet alleen een belangrijke gebeurtenis uit de Romeinse Oudheid, maar ook de rage die kort na de ontdekking van Pompeii en Herculaneum, rond 1850, op alle artistieke terreinen ontstond: de Empire stijl.

Na de ochtendsessie werd het atrium door slaven op orde gebracht voor de domina, de vrouw des huizes. Behalve het aansturen van personeel en het verzorgen van de kleding voor haar familia hoefde zij niets te doen. In het atrium nam zij, geholpen door een aantal slavinnen, plaats aan het weefgetouw. Een antiek beeld toont de kleding van de Romeinse vrouw. Een  tunica, onderkleed met stola, twee fraai gedrapeerde met spelden vastgezette rechthoekige lappen en palla, een soort shawl. In de vitrine ernaast worden op de antieke mode geïnspireerde direct onder de boezem ruimvallende empire- en (korsetloze!) reformjurken uit het Haagse Gemeentemuseum getoond.

Romeins beeld en daarop geinspireerde moderne japonnen

In een avondjapon van Louis Ferraud uit de jaren ’90 zien we een naklank van deze modetrends.  In de volgende ruimte staat de vrouw centraal. Vitrines met sieraden, make-up spulletjes, bustebeelden met verschillende kapsels en benodigdheden om die te creëren, zoals krultangen en zelfs hair-extensions. Het kapsel van de first-lady was toonaangevend. Een klein bustebeeldje illustreert het zogenaamde keizerinnenkapsel, de Nid d’Abeille genoemd, omdat de hoog opgetaste krulletjes op een hongingraat lijken.  Na haar ochtendtaken nam de Romeinse domina  ’s middags plaats in haar draagkoets om bezoekjes af te leggen.

 

Dames attributen en kapsel Nid d’Abeille

Anders dan de Griekse vrouw kende zij een grote mate van vrijheid. Ze kon na het huwelijk eigen bezit hebben in de vorm van geld, roerende en onroerende goederen. Zij werd weliswaar tussen hun 12e en 16e jaar al uitgehuwelijkt, maar wanneer de verbintenis tegenviel kon zij zich laten scheiden. De bruidsschat kreeg ze terug. De huwbare leeftijd voor jongens lag rond hun 20e en 25e jaar, wanneer ze uit dienst terugkeerden.Van de vrouw is het een klein stapje naar het kind, dat in de volgende ruimte centraal staat. Kinderen waren overal in huis en ze werden, zoals nog steeds in mediterrane en oosterse landen, op handen gedragen en verwend.

 

Jongen met Bula

Het moet heerlijk geweest zijn om je kindertijd in de Romeinse oudheid door te brengen. Kinderen waren een kostbaar ‘bezit’, want de kindersterfte was hoog. Om het kwaad af te weren kregen baby’s een amulet omgehangen, de zogenoemde bula, die pas op volwassen leeftijd werd afgelegd. In het hele (tentoonstellings)huis ligt rondslingerend (soms ook kapot) speelgoed, precies zoals het in veel huizen in Pompeii ook inderdaad werd aangetroffen. Rolpaardjes, beweegbare poppen, houten zwaarden, bikkels en dobbelstenen. Ook hadden ze huisdieren.  Geen cavia’s of muizen, maar schildpadden en kippen, die her en der over de vloer kruipen. In het perystilum of het atrium kregen gegoede Romeinse kinders thuis les van een geleerde Griekse slaaf of slavin. Veel kinderen bezochten een schoolklas, waar elke leerling een individuele taak had.

De bibliotheek
Na dit intermezzo betreedt de bezoeker de bibliotheek. Een moderne kast met onbeschreven papyrusrollen en een vitrine met schrijfgerei als stiften en wastafeltjes geeft een idee. De inrichting is geïnspireerd op de Villa dei Papiri die, 20 meter onder het straatniveau in Ercolano werd ontdekt. Middels mijnschacht-opgravingen (tunnels) konden archeologen het huis en de bibliotheek in kaart brengen. In de opstelling zijn twee verkoolde tekstfragmenten te zien zijn. Muurschilderingen en reliëfs tonen de kasten en nissen voor boekrollen, waarvan de titels op labels waren aangegeven.

Bibliotheek van T. Flavius Severianus
Nissen voor boekrollen in een openbare bibliotheek, Sagalassos (Turkije). ca 120 na Chr.

Evenals Alexandrië had ook Rome een grote openbare bibliotheek, gelegen aan het forum. De toegang werd  geflankeerd door de zuilen van Trajanus  In de bibliotheek was vaak een portretgalerij met bustes van goden, filosofen en geleerden te vinden. In de Leidse reconstructie prijkt ook de buste van de 19e eeuwse Duitse Egyptoloog Georg Evers. Langs de wand wordt een recent op de Tefaf gedane aankoop getoond: een reeks aquarellen van Camilo Buti (1747-1808) met kopieën van wandschilderingen uit Pompeiaanse huizen.

Serie gouaches door Camillo Buti, met Romeinse wandschilderingen, motieven en ornamenten. Gouache op papier, met sporen van onderliggende tekening Rome, c. 1780.

Iets terzijde ziet de bezoeker een model van de ronde tempel van Tivoli, die een welgestelde jongeman van een 19e eeuwse ‘grand tour’ als souvenir mee naar huis nam. Ook in de bibliotheek waren vaak kinderen te vinden tijdens de huislessen gegeven door Griekse slaven, die bekend stonden om hun kennis, zoals de hoofdpersoon in Brenda Meulmans roman Het verraad van Julia.

 

Het Peristylium

De tuin

Een blow-up van een schilderij van Alma Tadema, De Tuin, geeft een impressie van het peristylium, de met buxus en laurier begroeide binnentuin, met aangrenzende vertrekken. Rustgevend werkten de klaterende fonteintjes met water uit spuwers in de vorm van de watergod Oceanus, waarbij de buizen voor de wateraanvoer eveneens getoond worden. Bijzonder leuk is het tuin-ornament van een kikkertje dat door een ingenieus ontluchtingsysteem kwaak-geluiden voorbracht. De sfeer van een zomerse tuin wordt gecompleteerd met vogelgeluiden.

Mozaiek met badslippers, strigiles en tekst: ‘baden doet je goed’, Sabratha (Libie). derde en vierde eeuw na Chr.

Voor de hoofdmaaltijd, de cena, nam men een bad. Niet even een snelle douche, zoals bij ons, maar tussen 13.00 en 15.00 uur ging men op z’n gemak naar het badhuis. Een vitrine en een mozaïek met opschrift ‘Baden doet je goed’ tonen wat een slaaf allemaal voor de bader moest meenemen: flesjes met badolie en een strigilis, een huidschraper om de olie, het toenmalig equivalent voor zeep, af te schrapen, badslippers, een bal en wat spelletjes.

De slaaf hielp met uit- en aankleden, het insmeren met olie en deze hield tijdens het baden in de kleedkamer een oogje op de spullen.  Behalve het ‘reinigen’ van het lichaam (stel je het onhygiënische water zonder chloor of ozon eens voor) was het badhuis ook de plek om te sporten, te socializen en een tussendoortje te gebruiken. In de thermen kon je ook terecht voor een massage en wat erotische ontspanning. Op een grafsteen in Rome liet iemand de volgende levenswijsheid achter: .. ‘baden, wijn en de liefde slopen onze lichamen, maar maken het leven wel de moeite waard’…

Balspel
Balspel, mozaiek in Villa del Cassale, Piazza Americana, ca 300 na Chr.

Na te zijn ingesmeerd met olie, werd een balspel of andere sport beoefend; wie liever lui was volstond met kijken. Bezwete sportievelingen schraapten na deze work-out de olie van het lichaam. Om op de daardoor spekgladde vloer niet onderuit te gaan waren badslippers onontbeerlijk. In een vloermozaïek uit de 4e eeuw, met een dame in de thermen van Carthago zijn deze prominent afgebeeld. Leuk is de video met badende Liz Taylor, die als Cleopatra in bad zit te spelen met een verguld bootje.

Dame die toilet maakt. Mozaiek uit thermen Sidi Ghrib, Carthago, vierde eeuw na Chr.

 

Na het baden keren we, voor de maaltijd, terug naar het peristylium. Voor we gaan aanliggen, nemen we nog even een kijkje in de van oorsprong functionele Romeinse tuin. Tijdens de keizertijd (27 v. Chr. – 284 n. Chr.) veranderde deze moestuin in een lusthof met laurier, buxus en klimop, geurende rozen en viooltjes en klaterende fonteinen.

Bachus als kind, Smyrna(turkije), eerste- tweede eeuw na Chr. foto RMO

Het totaalconcept werd gedecoreerd met tuinbeelden van hedonistische goden als de bosgod Pan, de godin van de liefde Venus of een dubbelbeeld van de wijngod Bacchus, enerzijds als nog onschuldig kind, anderzijds al oudere bebaarde dronkaard.

 

 

 

 

Het Triclinium

Gemetseld Triclinium in de tuinkamer van de Casa del Criptoportico, Pompeii

Vanuit het triclinium, genoemd naar het gelijknamige aanligbed,  genoot men tijdens de maaltijd in de late namiddag van het uitzicht op de tuin. De eters lagen met z’n drieën op zo’n  bed. Drie triclinia stonden in carré vorm opgesteld. De gewoonte om liggend te eten namen de Romeinen van de Grieken over, met dat verschil dat de Romeinse dames tijdens dit zogenoemde  convivium ook welkom waren. Men at leunend op de linker- en etend met de rechterhand van gerechten die op een dienblad met pootjes, de mensa, werden opgediend.

Wat zoal ter tafel kwam wordt bij de cucina uitgebreider besproken. Behalve inheemse producten als vis, groenten en vissaus genoot men ook van importproducten als vijgen uit Afrika en zelfs hesp uit België. Anders dan wij gewend zijn, aten de Romeinen zonder bestek. Met de hand tastte men toe en wat over was of afgekloven werd op de grond gegooid. Hoe de eetkamer er na de maaltijd uitzag?

Vloermozaiek

Dat is humoristisch verbeeld in een replica van een Romeins vloermozaïek, waarin een muis tussen de lege mosselschalen en etensresten rondscharrelt.  Sprekend over muizen: tussen de potten en pannen in de keuken ontbreekt de terracotta pot, die ik enige jaren geleden in de tentoonstelling Luxe en Decadentie van de Romeinen zag. Een pot, waarin relmuizen tot de gewenste dikte werden gekweekt, alvorens ze in een honingsaus als delicatesse aan Romeinse gourmets werden geserveerd!

De tafelmanieren van de Romeinen mogen in onze ogen barbaars zijn, maar aan goede tafelgesprekken hechtten zij grote waarde. Interessante muurschilderingen konden daartoe inspireren, maar er was ook een handleiding voor: Plutarchus Quaestiones convivales,  met suggesties voor diepgaande en luchtiger gespreksonderwerpen.

In muurschilderingen is te zien dat langs de wand van het triclinium side tables stonden glazen of een pronkservies.

Zilverschat Hildesheim
Sir Alma Tadema, na de Audientie

Blikvanger in de expositie is de replica van de zogenoemde zilverschat van Hildesheim. Bezoekers van de Alma Tadema tentoonstelling zagen de zogenoemde Hildesheim krater al in het Fries museum, waar dit grote watervat, toepasselijk was opgesteld naast Tadema’s schilderij Na de Audiëntie.

Leuk zijn Petronius verhalen over hoe je je aan tafel niet moest gedragen. In zijn Satyricon (1e eeuw) beschrijft hij in het Gastmaal van Trimalchio de blunders van de parvenu Trimalchio, die niet weet hoe het hoort.

Vissen op een Mozaiek, Melos, tweede eeuw na Chr. Foto RMO
Ruud van Empel
Still Life #Funghi, Archival Pigment print, 2014

 

 

 

 

 

 

In de nagebootste eetkamer zijn antieke mozaïeken met vissen en andere etenswaren te zien,  geflankeerd door een eigentijds Visstilleven van Ruud van Empel. Langs een vitrine met oud en -uit plastic afval- nieuw gemaakt  Romeins glas, wordt de bezoeker naar de keuken geleid.

Maar voor we verder gaan nog even iets over het onderhoud van het perystilium. Het tuingereedschap van de toenmalige tuinslaaf verschilt nauwelijks van dat van huidige hovenier, maar hij beschikte niet over een kruiwagen en grasmaaier. Voor het kort houden van het gazon hadden de Romeinen een groene oplossing: geiten. Ander gereedschap wijkt evenmin veel af van dat van nu en dat geldt ook voor opbergkasten en kisten.

Beslagwerk van een slot
Brons, Romeins, 1ste-3de eeuw na Chr., herkomst Klein-Azië. Collectie Rijksmuseum voor Oudheden

Dankzij verkoolde archeologische vondsten, beschrijvingen en reliëfs in de sarcophaag van Simpelveld zijn deze goed te reconstrueren.. Replica’s van fraai bewerkte bronzen sloten zijn niet nodig, want goed bewaard en in de Atrium zaal te zien.

 

De Keuken
De maaltijd werd bereid in de culina. Een warme, rokerig ruimte; vreemd genoeg zonder schoorstenen of schouw. Enkele villa’s hadden een ‘open keuken’, niet in onze betekenis van het woord, maar als een ruimte zonder dak. Met de verering van goden op een keuken-altaartje trachtte men brandgevaar af te wenden. Lang niet alles wat in de culina bekokstoofd werd zouden wij als culinair bestempelen. Wat te denken van muizen in honingsaus, flamingo in een veelkruidige saus (ook heerlijk bij papegaai) of gevulde baarmoeders…

Voor wie eens wil eten als een Romein zijn take-away recepten voorhanden uit Apicius, De Re coquinaria  (1e e.); de Jamie Oliver van de Oudheid. Bij menig gerecht zul je de wens buon appetito en nog meer: goede bekomst, hard nodig hebben!

Behalve deze culinaire gruwelen biedt de tentoonstelling interessante informatie over voedingsmiddelen, die wij thans als prodotti tipici van Italiaanse bodem kennen. Aubergines, courgettes en tomaten waren destijds onbekend en werden vanuit de Arabische wereld geïmporteerd. Sinaasappels en citroenen -evenmin inheems- kwamen uit het Nabije Oosten en dienden aanvankelijk vooral medicinale doeleinden. Aan vrijwel alle gerechten werd garum toegevoegd; een uit vis en visafval gedurende drie maanden gefermenteerde saus. De beste kwam uit de streek rond de golf van Napels. Getuige een votiefsteen voor Nehallennia  werd garum zelfs vanuit Colijnsplaat in Zeeland naar Brittannia geëxporteerd.

De zoute saus zal dorstverwekkend zijn geweest. Dorst werd gelest met wijn, die door de Romeinen –zonde- met water werd aangelengd. Wijn werd in amforen vervoerd en bewaard. De labels die als wijnetiketten fungeerden vermeldden niet het jaar van de wijnoogst, maar de namen van de 2 consuls die toen de  wijn werd gebotteld aan de macht waren.
De Romeinse dag begon met een eenvoudig ontbijt; rond het middaguur werd een licht hapje genuttigd. In de loop van de middag werd de hoofdmaaltijd geserveerd. De dag werd besloten met een lichte avondmaaltijd. Dit schema was in de jaren ’70 in Zuid- Italië nog van kracht. Daar het regiment slaven ontbrak kon mijn Italiaanse godmother na de maaltijd nog maar twee woorden uitbrengen:  ‘fammi riposare’!

Twee mannen die seks hebben
Mannenliefde, ‘Warren Cup’, Bittir (Israel) 15 voor – 15 na Chr. British Museum Londen

Nadat de zon is onder gegaan belanden we tenslotte in de slaapkamer, waar alvorens men zich echt ter ruste begeeft het liefdesspel werd beoefend. Op olielampjes en in gesneden cameeën en gemmen is ter inspiratie de nodige erotische acrobatiek afgebeeld. Romeinen waren er niet vies van; wie ooit de camera secreta in het archeologisch museum in Napels bezocht weet dat natuurlijk al. Naast voorstellingen van het liefdesspel tussen man en vrouw komen ook homo-erotische scènes voor, zoals op de zogenaamde Warren Cup, genoemd naar een Britse verzamelaar.

Vaas met strijdwagen getrokken door een vierspan van falussen, Great Westerford, 2e eeuw na Chr.

Soms sloeg de seksuele fantasieën helemaal op hol. De  voorstelling van een strijdwagen getrokken door een vierspan van fallussen spant de kroon! De vele erotische afbeeldingen op olielampjes, titinnabula (soort ‘windorgel’ met klokjes), drinkschalen en muurschilderingen gaven in het verleden voeding aan de gedachte dat de Romeinen een verdorven volk waren. Ten onrechte meent archeoloog Eric Moormann. Tijdens een rondleiding vertelt hij dat de Romeinen inderdaad niet stiekem deden over seks, maar dat van losbandigheid toch geen sprake lijkt. Er waren gearrangeerde, maar ook vrije huwelijken. Binnen de perken (van het huis) kon de pater familias wel beschikken over meer dan alleen huishoudelijke diensten van de slavinnen. In haar roman schetst Meulman een seksuele ontmoeting van keizer Augustus met de Griekse slavin die zijn dochter lesgeeft. Qua techniek en relaties was veel mogelijk, maar overspel tussen leden van de elite kon tot schandalen leiden. Ovidius schreef een handleiding over de kunst van het versieren, de Ars Amatoria plus een boekje, de Tabellae, met tips voor verschillende standjes.
Toen ik als 13-jarige met mijn moeder door Pompeii dwaalde wenkte een suppoost met een grote sleutelbos ons even binnen. In de veronderstelling ons een plezier te doen opende hij een kastje met zo’n afschrikwekkende inhoud, dat ik dacht: als dit waar is trouw ik nooit! Overigens is de fallus in het Romeinse decoratieprogramma als multi-functioneel symbool  alom tegenwoordig. Het staat voor vruchtbaarheid en geluk. De Romein kenden het lichaamsdeel zelfs een kwaad-afwerende werking toe.

Studio Job
Pitchfork and Shovel (Farm), brons, 2008

Tenslotte werden de olielampjes uitgeblazen en gaf men zich op ‘n twee-persoons bed of twijfelaar over aan Morpheus. In de laatste zaal staat een replica van zo’n twijfelaar, gemaakt naar een verkoold exemplaar in Pompeii. Hier staat een moderne wand met olielampjes; sluitstuk uit de spiegeltentoonstelling Casa Moderna, waarvan de bezoeker door de zalen heen diverse eigentijdse objecten ziet. Zoals het fraaie bronzen tuingereedschap van Studio Job,  en het al genoemde ‘Romeinse’ glas in de installatie van ‘Water en Wijn’ van Gerd Rohling.
De op de oudheid geïnspireerde beelden van Igor Mitoraj, die ik in 2016 in Pompeii zag, zouden hier, afgezien van hun enorme formaat, ook goed passen. Het  maskerachtige silhouet op een bronzen krukje uit 2014 doet vermoeden dat Philippe Starck het werk van deze inmiddels overleden Pools-Franse kunstenaar kende.

XO Design by Philippe Starck
Bonze Stool Gold, brons, 2014
Gerd Rohling
Acqua e Vino, PVC, vanaf 1993

 

 

 

 

 

 

 

 

Link: Casa Romana, RMO Leiden

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

X Pot voor het vetmesten van zogenaamde Relmuizen.

(ook zevenslapers genoemd, wegens lange winterslaap, worden ca. 15-19 cm groot !). Cat. Valkhof, blz. 12.

 

Opgediend met honing en een laagje sesamzaad als een ware delicatesse werden beschouwd !!! …..

In zijn geestigeHet diner van Trimalchio (Satyrica 31) beschrijft Petronius dit gerecht….Het ezeltje [een soort serveerboy], werd afgedekt met 2 schalen, waarop in de rand de naam Trimalchio gegraveerd stond, PLUS het gewicht in ZILVER (hihi !)… LEUK !

Op de schotel waren ook plateautjes gesoldeerd, met daarop relmuizen onder een laagje honing met daarop maanzaad… [Er waren ook gloeiend hete braadwortjes op een zilveren roostertje, met daaronder Syrische pruimen met granaatappelpitten… ]

 

Anecdote: Arabieren konden de 4000 baden van Alexandrie, dat ze veroverd hadden,  6 maanden lang verwarmen met de Boekrollen uit de beroemde bibliotheek van A.

 

Baden en dineren gingen in de oudheid samen; de gasten werden allereerst uitgenodigd om mee in bad te gaan… daarna werd de maaltijd gebruikt.

Nog een anecdote: de parvenu Trimalchio, hoofdrolspeler in Petronius Satyricon (1e e.) nodigt zijn gasten tijdens de maalttijd uit voor een bad !  En dat was nu juist NOT DONE  (=uitt.52=).  Hij kende zijn ‘Hoe hoort het eigenlijk’ niet… !

 

 

 

Rondreis door Apulië

Napels gezien? Dan is het tijd voor een afzakkertje!

Op naar het land van de trulli, de traditionele kabouterhuisjes, waarmee Alberobello en omgeving in Puglia bezaaid is. De aanblik ervan is op z’n Amerikaans truly amazing! De naam Alberobello, mooie boom, is afgeleid van het Latijnse silva aroboris belli, maar de bomen uit dit mooie sprookjesbos zijn sinds lang gekapt. 

Over het ontstaan van de trulli, gebouwd op een vierkant grondplan met een (oorspronkelijk) uit losse stenen gestapeld kegelvormig dak, gaan diverse verhalen de ronde. Deze bouwwijze zou het idee geweest zijn van een 16e eeuwse ‘onroerendgoedbelastingschuwe’ graaf. Giangirolamo Acquaviva d’Aragona droeg zijn onderdanen op om huisjes zonder cement te bouwen, zodat, wanneer de belastinginner van de koning van Napels langs kwam, deze snel afgebroken konden worden. Nogal omslachtig, daarom lijkt de veronderstelling dat deze manier van bouwen geïmporteerd werd door immigranten van overzee geloofwaardiger. In Turkije zijn soortgelijke zeer oude bijenkorfhuisjes in (het bijbelse) Haran te vinden.

Hoe het ook zij, het betalen van belasting voor deze optrekjes zou tegenwoordig geen probleem meer zijn. Sinds het stadje Alberobello in de Valle d’Itria op de Werelderfgoedlijst van Unesco staat stromen de inkomsten binnen. Het is leuk om hier even rond te kijken en binnen te lopen bij de als museum ingerichte trullo Sovrano of bij de unieke Siamese tweeling.

Terwijl de toeristen zich hier als mieren door de straatjes voortbewegen, is op een steenworp afstand een ongehoorde rust te vinden. Ook buiten Alberobello vaart de locale agrarische bevolking wel bij het toerisme door het exploiteren van een agriturismo, zoals Arco del Sole, nog geen 10 minuten van Alberobello. Het is er doodstil, afgezien van de waakhonden in de buurt, die in beurtzang, canon of tutti voci van zich laten horen.

Gewend aan cultuurrijker bestemmingen als Toscane, de Veneto en Campania, waar je als cultuurminnaar geen kerk of museum wil missen, ervoer ik deze reis een weldadige rust. Want wat er te zien is, is te overzien. Begonnen in Bari bleek Villa Romanazzi Carducci een goede uitvalsbasis, gelegen in een prachtige tuin met zwembad.
Natuurlijk bezochten wij de kathedraal van Sint Nicolaas, de multi-purpose heilige, niet alleen beschermer van zoete kinderen, zeelieden en meisjes zonder bruidsschat. Ergens las ik dat vrouwen die moeilijk zwanger konden worden zich languit op zijn tombe neervlijden, maar sinds Dottore Antinori meer succes boekt verhindert een stevig hek deze behandeling. Wel zag ik in de crypte gesluierde vrouwen die prevelend veelvuldig een kruis sloegen. Enkelen knielden en staken zelfs een arm door het hek om de sokkel van de tombe van de heilige even aan te raken. Schilderijen tonen de wonderen die de bisschop van Myra (270-343) zou hebben verricht. Zeelieden die van een verdrinkingsdood worden gered, de wanhopige vader bij wie de goedheiligman 3 gouden ballen naar binnen gooit, als bruidsschat voor zijn dochters en het verhaal van de wederopstanding van de drie in mootjes gehakte en ingepekelde scholieren.

Aan de Lungomare bezochten wij de Pinacoteca Provinciale Corrado Giaquinto, op de bovenverdieping van het provinciehuis. Ingericht met barokke werken van de man naar wie de galerie genoemd is en werk van Tintoretto, Luca Giordano en een reeks werken in de stijl van Caravaggio door Giuseppe Bonito. Hier ontdek ik een doek met San Pietro liberato dall’Angelo door de uit Amersfoort afkomstige geïtalianiseerde Utrechtse Caravaggist, Matthias Stom, die ver van huis op Sicilië is overleden.

Mathias Stom (Amersfoort ca. 1600 Sicilië ca 1650), Petrus bevrijd door de engel

In een apart zaaltje, het enige met de juiste klimatologische omstandigheden, wordt het topstuk van de collectie getoond: Giovanni Bellini’s San Pietro Martire, met wie de beulen getuige zijn attributen, geen halve maatregelen namen. De keerzijde biedt de bezoeker nog een toegift: een vlot schetsje van een naakte jongeling in contrapost-houding naast de kont van een welgeschapen paard. In de afdeling met 19e eeuwse schilderkunst zien we Manet-achtige vrouwelijke naakten tegen Japanse kamerschermen, waartoe de kunstenaar Giuseppe de Nittis in Parijs werd geïnspireerd.

 

Hier, evenals in andere musea die wij later bezoeken, zijn wij de enige bezoekers. Een overijverige suppoost, blij dat hij eindelijk iets te doen had, hield ons  nauwlettend in de gaten en voorzag ons regelmatig van goedbedoelde overbodige informatie.

Bari di notte had een speciale verrassing voor ons in petto. Het centro storico, afgezet met enorme betonblokken, werd door poliziotto’s in soorten en maten bewaakt: polizia stradale, polizia communale en veel carabinieri. Keiharde heavy metal schalde door de straten, waar de hele bevolking voor was uitgelopen. Toen ik vroeg wat er aan de hand was,  luidde het antwoord ‘un Poppustarrrruh’: Iggy Pop. Die ouwe rocker! Ook in het stadskasteel van Carlo V, met architectonische en sculpturale fragmenten uit de regio, zagen we hem in een fototentoonstelling samen met David Bowie.

De streek waar wij rondreizen, de Valle d’Itria, kent een lange geschiedenis. Van Mesapiërs, Grieken, Romeinen, Byzantijnen, Ostrogoten, Normandiërs, het huis van Anjou, Habsburgers tot en met de Bourbons; allen zagen het strategisch potentieel van deze vallei.

Elke havenstad heeft een uit dikke muren opgetrokken Castello.  De eerste aanleg dateert van de tijd van Frederik II Hohenstaufen (1194-1250). Als koning van Sicilië en keizer van het Heilige Roomse Rijk beijverde Frederik II zich, in het voetspoor van zijn roemruchte grootvader Frederik I Barbarossa, voor de bescherming van het ware geloof. Op Sicilië sloeg hij een opstand neer van moslims die een islamitische staat wilden stichten (…). Later in 1228 organiseerde hij een kruistocht naar het Heilige Land om de bijbelse plaatsen voor pelgrims uit het Westen toegankelijk te maken. Deze gingen scheep vanuit de havensteden aan de Adriatische zee. Drie eeuwen later liet keizer Karel V de kastelen van Frederik in zijn strijd tegen de oprukkende Turken versterken. Ook elders, zoals in Utrecht liet hij een burcht bouwen, maar daar was in die dagen nog geen militante Turk te bekennen. Hier bewapende de keizer zich tegen de opstandige bevolking.

De kathedralen en kerken van Apulië dragen de sporen van de heersers die hier in de loop der tijd van troon wisselden. Resulterend in een mengeling van Arabische, Byzantijnse, Normandische, Lombardische en andere invloeden, die in talrijke interessante plaatsjes te zien zijn. Zoals Matera, met haar in de berg uitgehakte grotwoningen en grotkerken, dat een plaats heeft gekregen op de wereld erfgoedlijst van Unesco. Het desolate landschap inspireerde Carlo Levi tot zijn later verfilmde klassieker Cristo si è fermato ad Eboli uit 1945 en Mel Gibson liet zijn Passion of Christ op deze locatie opnemen.

Van verre zie je het witte plaatsje Locorotondo, dat, zoals het woord zegt gebouwd is rondom een heuveltop. Ook Martina Franca met haar  barokke geveltjes is de moeite van een stop waard. Hier bewonderden wij Carella’s 18e eeuwse fresco’s met romantische scènes in het Palazzo Ducale. In de San Martino zien we nog meer fresco’s, o.a. van de voor Utrechters bekende Romeinse soldaat die zijn mantel deelt met een bedelaar.

Hier ontdekken we ook iets nieuws. In de tentoonstelling Maria in Museum Catharijneconvent (zie elders op deze site) ziet de bezoeker haar vele hoedanigheden, maar Maria als herderinnetje, die afrekent met het kwaad in de gedaante van een boze wolf, kende ik nog niet.

 

 

 

 

In Taranto wachtte ons een cadeautje; in de reisgids las ik dat hier (misschien wel) het mooiste archeologisch museum gevestigd was. Met het RMO in mijn gedachten kon ik kon ik dit niet geloven, maar tijdens ons bezoek aan het MARTA troffen we een museum naar Noord-Europese standaard aan. Dat de objecten van topkwaliteit zijn verwondert niet; Taranto is één grote archeologische site. Met vondsten van de vroegste Griekse kolonisten tot en met de Romeinen kun je hier urenlang educatief genieten.  Een foto van de vroegste ‘scavi’ toont dat dat huisvrouwen hangend vanuit het raam nu eens echt iets bijzonders in hun straat konden zien. Er kwam een keur aan Griekse zwartfigurige vazen uit de 6e eeuw voor Christus bovengronds: een bronzen beeld van Zeus met een zogenoemde archaïsche glimlach en fragmenten van grafstenen met anatomisch correct vormgegeven lichamen. Bij de sieraden en gouden lauwerkransen voor overledenen vraag je je af hoe de goudsmid deze perfectie zo’n 2500 jaar geleden, zonder moderne instrumenten voor elkaar heeft gekregen. Oorhangers in de vorm van een bootje en  een op een kerstboombal lijkende hanger van bergkristal beide uit de 4e e. v. Chr. Heel bijzonder ook de twee in elkaar grijpende bronzen handen, die samen een notenkraker blijken te zijn!  Romeinse sarcofagen en kleine anatomisch correct weergegeven sculptuurtjes van dansende figuurtjes, vele nog met de oorspronkelijke polychromie en een prachtig vrouwenkopje met haar make-up 2 millennia na dato nog helemaal intact.  Talrijk zijn ook de Romeinse vondsten. Vloermozaïeken, voorouderbeelden, gebruiksvoorwerpen, glas, munten en make-up spullen, die in de Leidse tentoonstelling Casa Romana, waarover later meer, niet zouden misstaan. Ook in dit museum waren we, afgezien van een luidruchtig echtpaar met dito bambino, de enige bezoekers: jammer voor Marta.

 

 

 

 

 

 

Gallipolli, een havenstad aan de Ionische zee, waarin de naam die Griekse kolonisten aan deze plek gaven nog naklinkt: kallipolis, mooie stad en dat is ze nog steeds. Het centro storico, met kathedraal, kasteel en vissershaven ligt op een eilandje. Aan de haven genoten we bij Martinucci van degustazione di mare; crudo (even doorzetten!) en cotto. Lekker eten, kerken en musea horen erbij, maar het Italiëgevoel is voor mij niet compleet zonder zee. Baia Verde is het mooiste strand, aldus de reisgids, en dat blijkt een publiek geheim. Andiamo alla spiaggia.  Het verblijf op een overvol strand is niet mijn hobby, maar een Italiaans strand zonder diepe kuilen met oosterburen of jongelui met ghettoblasters is leuk. Af en toe opkijkend van mijn boek waan ik me toeschouwer van een Felliniaanse film met gewone Italianen als acteurs,  die niets anders hoeven te doen dan zichzelf zijn!

 

Vanuit Gallipolli bezochten we Lecce dat wegens de vele palazzi en barokke kerken als de Santa Croce, het Florence van het Zuiden wordt genoemd. Aan het Piazza Sant’Oronzo is de herinnering aan de oudheid nog zichtbaar in de resten van een Romeins amfitheater uit de 2e eeuw dat plaats bood aan 25.000 bezoekers. Even verderop ontdekken we nòg een theater dat getuige de Dixi en een rij detonerende blauwe plastic stoelen tot de huidige dag in gebruik is. Ook hier liet Karel V zijn sporen na. Een stevige stadsmuur met de Porta Napoli, moest de oprukkende Turken buiten de deur houden.

 

’s Avonds rijden we naar Leuca; de laatste in één lange rij van typisch Italiaanse stadjes, gelegen aan het einde van de wereld: Finis Terrae, gemarkeerd door een enorme kerk gewijd aan Maria. Het is zaterdagavond en vanuit luidspekers schalt de stem van de celebrerende priester over het kerkplein, gevolgd door kerkzang. Langs de boulevard beneden, staan prachtige buitenhuizen, restaurantjes en een gelateria met goddelijk ijs, maar daarvoor hoef je niet per se naar Leuca.

Om Ostuni kunnen we de volgde dag ook niet heen. De huizen van het stadje bedekken als één groot wit fort met kleine venstertjes een heuveltop. Als elders kunnen ook hier een kathedraal, een keur van kerkjes en een museo archeologico bezocht worden. Kom ’s morgens op tijd of in de namiddag, want in het mezzogiorno, het zuiden van Italië, is in de middag alles chiuso, gesloten. Bij Shuluq ceramiche artistiche laten we ons verleiden tot de aankoop van twee met citroenen beschilderde ceramische plantenhangers. De lieflijke winkeljuffrouw weet ons te overtuigen: we ship worldwide, no problemdieci giorni.. We wachten het (on)rustig af, betaald zijn ze al!

Dan rest ons nog Monopoli, een heerlijk stadje met een wirwar van kleine Middeleeuwse straatjes, winkeltjes en ‘ristorantjes’ en zowaar een niet kunstmatig gecreëerd, maar echt stadsstrand. Het Italiaanse strandgewoel laat ik achter en zwem een eind de zee in. Op dit fenomeen heeft Monopoli overigens geen monopolie; de volgende dag tref ik nog zo’n strandje aan, onder de kliffen waarop Polignano a Mare is gebouwd.
Twee uur voor de terugvlucht naar Olanda neem ik ook hier een frisse duik, maar niet vanaf de hoge rotsen vanwaar regelmatig duikwedstrijden worden gehouden. Of zij hier ook gezwommen hebben is mij niet bekend, maar tal van beroemde schrijvers bezochten Polignano. Liep ik in Monopoli nog door de Via Purgatorio (…) hier in Polignano stuit ik op een deur met de volgende, daarmee in tegenspraak zijnde tekst: ‘Questo luogo è stato creato prima del Paradiso’, was getekend Mark Twain. Voor het paradijs werd geschapen bestond deze plek al. Elders zijn nog meer opmerkelijke citaten op muren en deuren gekalkt. Onder andere van de 19e eeuwse Italiaanse dichter Giacomo Leopardi en Henry Miller die mij in het bijzonder aansprak. Voor wie nog twijfelt aan het nut van kunst …’L’Arte non insegna nulla, tranne il senso della vita!’. Vrij vertaald: Van kunst kun je niets leren, behalve levenskunst!’

Wie opmerkt dat Brindisi in deze beschrijving ontbreekt heeft dat goed gezien. In de Dominicus reisgids lees ik dat de meeste toeristen  Brindisi overslaan, maar dat er …’zeker interessante plekken zijn die de aandacht verdienen’. Anders dan gepland leggen we hier toch maar even aan. Leuk om het eindpunt van de Via Appia, dat vlakbij zee door een van de twee zuilen van Trajanus wordt gemarkeerd te zien. Maar met dit monument is wat betreft historisch Brindisi voor mij alles verteld. Zelden zagen wij een saaiere, uitgestorven stad, waar zelfs het archeologisch museum op zondag gesloten was. Anders dan genoemde gids adviseer ik: laat Brindisi links liggen, in ieder geval op zondag en voor als je toch besluit te gaan, breng dan een heildronk uit op je bezoek: brindisi!

Link: Il Museo Archeologico Nazionale di Taranto (MARTA)

Rumoer in de stad De Schilders van 80, t/m 5 November 2017, Gemeentemuseum Den Haag

Bij de entree van de tentoonstelling Rumoer in de stad krijgt de bezoeker middels oude 8 mm filmbeelden een indruk van het hoofdstedelijke straatbeeld tijdens het fin-de-siècle. Het is een va-et-vient van trams en gehaaste voorbijgangers. De Schilders van Tachtig vervullen de hoofdrol in deze expositie, samengesteld als vervolg op de tentoonstelling  Holland op z’n mooist in 2015, waar het 19e eeuwse landschap centraal stond. Kunstenaars van de Haagse School trokken in die tijd naar buiten om het veranderende landschap in beeld te brengen.

Scheveningen Kurhaus
Paul Gabriel, Scheveningen, ongedateerd, Gemeentemuseum Den Haag

Slechts sporadisch vang je bij hen een glimp op van de stad, zoals in Paul Gabriëls ongedateerde Kurhaus dat hij in een Panorama Mesdag-achtig duinlandschap situeerde. Met dit werk krijgt de bezoeker een flashback van de voorafgaande periode. De nieuwe generatie kiest de snel veranderende stad als hoofdmotief. Dit wordt in de tentoonstelling thematisch toegelicht. Er is aandacht voor de auteurs van Tachtig (de Nieuwe Gids), de Vrouw, Rumoer in de stad, de Verstilde stad, Stad in ontwikkeling en Natuur in de stad. In de kabinetten wordt het belang van de fotografie voor de ontwikkeling van de schilderkunst belicht. Ook krijgt de bezoeker onder de noemer Exotisme een toegift met werk van G.H.Breitner, Marius Bauer en Willem de Zwart.

Writer in residence’ Mischa Andriessen laat, geïnspireerd op de getoonde schilderijen, een eigentijds poëtisch geluid horen.

Twee waspitten
Isaac Israels, twee waspitten op de brug van de Herengracht ter hoogte van de Leidsegracht, ongedateerd, part. collectie

 

Op de brug, middenin, waar het water het verst
Het zicht het best is, op de bomenrijen, de boot
De volgende burg, de opening, waar nu niemand.
Het golft rondom ons, binnenin. Nieuwe blouse?
Het licht valt in ons midden, vormt een zilveren rug
Op het water tot aan de verre brug. Zelf gemaakt?
Een schuit vaart over de graat van de gracht, verdwijnt
Zo dadelijk in de opening, zal daarna nog verder gaan.
Op de brug, het water, middenin, een wig van laat licht.

Schilders en schrijvers van Tachtig

Vanaf de jaren ‘80 kiezen schilders als George Hendrik Breitner, Isaac Israëls en Willem Witsen voor uitbeelding van het stadsleven. Amsterdam wordt het Mekka van de nieuwe schilderkunst. Aan deze stad danken zij haar (inmiddels verouderde) benaming Amsterdamse impressionisten. In de tentoonstelling worden zij de Schilders van Tachtig genoemd. Onder deze paraplu vinden behalve de in Amsterdam werkende kunstenaars ook die uit Den Haag èn leden van de literaire Beweging van Tachtig een plekje. Beeldend kunstenaars èn schrijvers van Tachtig brachten het (stads)leven figuurlijk en letterlijk in beeld.

Deze verschuiving van onderwerp valt niet toevallig samen met grote veranderingen in de samenleving. Vanaf 1870 groeit de bevolking in de steden explosief; woningnood en armoede zijn het gevolg. In de voorsteden en rondom de binnenstad worden nieuwe wijken gebouwd, zoals de Amsterdamse Pijp. Ook toen werden de woningen al opgedeeld in kleine peperdure kamertjes, waar anno 2017 zelfs voor een studentenkamer zo € 650,– wordt betaald. Niets nieuws onder de zon!
Jacobus van Looy, Bastiaan Tholen, Isaac Israëls maar vooral George Hendrik Breitner brengen de bouwputten met heimachines, de werkpaarden en noeste arbeiders in beeld. In De levens van Jan Six geeft Geert Mak een mooie schets van deze nieuwe tijd met technische vernieuwingen als stoom en elektriciteit.

Wilhelmina Gasthuis
G.H.Breitner (1857-1923), Bouwterrein (van het Wilhelmina Gasthuis) bij storm, 1891, Gem. Museum Den Haag, Bruikleen

Dankzij de industrialisering neemt de welvaart toe. Luxe producten en vermaak worden voor grotere groepen bereikbaar. Van de vooruitgang profiteert niet iedereen, er is ook een keerzijde. De schilders van Tachtig brengen naast de mooie – ook de lelijke kant van de moderne stad in beeld. Bij Breitner en Israëls zien we deftige winkelende dames, maar ook dienstbodes, koffiepiksters, waspitten en hardwerkende arbeiders.

In hun schilderijen zien we winkelstraten, chique modehuizen en dankzij het nieuwe elektrische licht ‘nocturnes’ met scènes van het uitgaansleven. Een onderwerp dat ook op de Nederlandse kunstenaars in Parijs een enorme aantrekkingskracht uitoefende (zie dit najaar in het Van Gogh Museum). De bedrijvigheid op de verlichte pleinen, in theaters, kroegen en restaurants vormden een onuitputtelijke inspiratiebron. Zoals Israëls interieur van Restaurant Mille Colonnes met –goed kijken-  een ober die de bezoeker een menukaart aanreikt… 

Oranjefeest
Jacobus van Looy (1855‐1930) Oranjefeest, ca. 1890, Rijksmuseum Amsterdam

Jacobus van Looy schrijft, nadat een getekende versie door Amicitia werd geweigerd, over een hossende, door drank benevelde groep mannen en vrouwen, die van alles deden wat het daglicht niet kon verdragen.

schets kop met gapende mond
Jacobus van Looy, Schets van een kop met gapende mond, ongedateerd, Gemeentemuseum Den Haag.

Later bracht hij de sfeer van deze avond op magistrale wijze in beeld op zijn doek het Oranjefeest. Als je goed kijkt kun je ze zelfs horen, de feestgangers! In de tentoonstelling wordt een voorstudie voor de hoofdfiguur, met wijd opengesperde mond, getoond.

Even terug naar de koerswijziging van de schilders van Tachtig. Zij bewonderden de Franse naturalisten en leden van de Haagse School als Anton Mauve en Willem Maris. Met hun onderwerpkeuze en schildertechniek slaan ze echter een nieuwe weg in. De Haagse school hanteerde een overwegend donker, tonaal palet, dat bij Breitner nog lang nazindert. De meeste Tachtigers brengen  meer kleur in hun werk, zoals we dat zien bij Van Looy.

De veranderende stad

Als documenten van een voorbije tijd tonen diverse schilderijen en foto’s de ontwikkelingen in de stad waar de woningnood groot was.

Museum Het Schip geeft middels een gereconstrueerde ‘woning’ een indruk van de deplorabele woonomstandigheden van de allerarmsten. In eenkamerwoningen, zonder stromend water of sanitair, sliepen ouders en kinderen samen in een bed, met het spreekwoordelijk geworden ondergeschoven (jongste) kind in de bedlade. Zie mijn eerdere bespreking over de Amsterdams School.

Van Diemenstraat Amsterdam
G.H.Breitner, Heiwerk aan de van Diemenstraat, Amsterdam, 1897, Gemeente Museum Den Haag, Bruikleen part.collectie

Breitner bracht de stadsuitbreidingen meermaals in beeld. Staand voor zijn doeken met bouwputten en vlaktes met heimachines hoort de beschouwer met wat fantasie de hartenklop van de stad in wording. In zijn Heiwerk aan de Diemenstraat, zie ik een veelzeggend detail: de werkman die tussen het zware graafwerk door even een teug uit een fles neemt. Lest hij gewoon zijn dorst of is dit een stille verwijzing naar het alomtegenwoordige alcoholisme onder deze immer voortploeterende mannen?

Werkpaarden
G.H.Breitner, Werkpaarden, Amsterdam ca 1900, part. collectie
Rijtuigen koetsiers
Willem de Zwart (1862-1931), Rijtuigen met wachtende koetsiers, Den Haag of Loosduinen, ongedateerd, part.collectie

Wellicht kent u Breitner beter als lid van de Haagse School met Cavalerie scènes op het Scheveningse Strand, maar begin jaren ’90 slaat zijn fascinatie voor luxe paarden om in een fixatie op werkpaarden.  Willem de Zwart deelde deze fascinatie, zoals te zien in Rijtuigen met wachtende koetsiers, die wegens hun kleurrijke kostuums ‘aapjes’ werden genoemd. De sfeer is mooi geschetst met de lantaarns en de glimmende rails met aanstormende locomotief in de verte.

Ook andere Tachtigers brachten man en paard in beeld, zoals Nicolaas Van der Waay, Stadhouderskade, met achter de fris geaquarelleerde koetsjes het zojuist voltooide Rijksmuseum.  Behalve inspiratie uit eigentijdse onderwerpen, blikken de kunstenaars van Tachtig soms ook nostalgisch terug op dingen die voorbij gaan. Zoals Breitner’s Oude Beurs van Zocher op het Damrak, die plaats moet maken voor de Beurs van Berlage of zijn Afbraak aan de Oudezijdsburgwal.

Afbraak OZ Achterburgwal
G.H.Breitner, Afbraak aan de OZ Achterburgwal/ Agnietenstraat, Amsterdam, 1903-1904, Part.collectie, Met dank aan Kunsthandel A.H.Bies

 

Breitner als ‘peintre du peuple’

Interessante gedachte dat Breitner aanvankelijk historieschilder wilde worden. Nadat hij wegens balsturig gedrag van de Haagse academie was verwijderd, gooide hij het over een andere boeg. In plaats van van historische, mythologische en bijbelse onderwerpen kiest hij als ‘peintre du peuple’ voor de lelijke kant van de stad.

Zelfportret Lorgnet
G.H.Breitner, Zelfportret met lorgnet, 1882, Gemeentemuseum Den Haag

In Amsterdam vinden we Breitner terug op de Academie, tussen Israëls, Witsen, Karsen, Van Looy, Tholen, Toorop en Veth. Zij vonden op deze academie –dat traditioneel een conservatief bolwerk- wèl wat zij zochten: vrijheid! Onder de inspirerende leiding van August Allebé waaide hier een ‘on-academische’ nieuwe wind. Hij raadde zijn studenten aan geen moraliserende historiestukken te schilderen, maar vrij te werken, geleid door overwegingen van esthetiek en vorm. Zo kregen zij oog voor de schoonheid van het alledaagse maar ook voor lelijke en afstotelijke onderwerpen. We zien de uitgeputte koppen van de vrouwelijke arbeiders en impressies van een lelijke steeg.

Slachthuis
Willem Bastiaan Tholen (1860-1931), Slachthuis, 1889, Groninger Museum, bruikleen Stichting J.B.Scholtenfonds

Deze opstelling resulteert in Tholens  Slachthuis uit 1889 met boven een plas bloed opgespannen kadavers en een bundel varkensblazen als ballonnen, en een Chaim Soutine-achtig, in pasteuze toets geschilderd Stilleven met geplukte hanen van Floris Verster misschien wel het ultieme voorbeeld van de ‘schoonheid van het lelijke’.

Schilders en auteurs van Tachtig, Willem Kloos, Albert Verwey en Herman Gorter zetten een boom op over de eigentijdse kunst. Zij verfoeien de betuttelende en moraliserende toon van hun voorgangers en kiezen voor kunst gevoed door passie en hartstocht. In de tentoonstelling zien we hen, geportretteerd door de schilders van Tachtig: zelfbewuste kerels van het type bohémien of dandy, die de burgerlijke levensstijl aan hun laars lappen.

Zelfportret als nar
Willem de Zwart, Zelfportret als nar, ca. 1890-1892, Part. collectie, met dank aan Hoogsteder & Hoogsteder.

Meer nog dan geschreven woorden illustreren deze portretkoppen hun vrijgevochten levenshouding. Willem de Zwarts Zelfportret met capuchon, spant de kroon.

Ook al valt de groep rondom het literaire tijdschrift De Nieuwe Gids snel uiteen, de toon was gezet. Het nieuwe devies luidt:  l’art pour l’art; kunst omwille van de kunst. Dit idee was overgenomen van Franse denkbeelden over onafhankelijke kunstenaars uit de kring van Zola, Flaubert en de gebroeders de Goncourt. In dit geestelijke klimaat ontstond Herman Gorter’s Mei: wiens beschrijving van de natuur, de zee en de stad aanvangt met de woorden: …’een nieuwe lente een nieuw geluid’. En wie herinnert zich van de Middelbare school niet Willem Kloos definitie van kunst als de ‘aller- individueelste expressie van de aller-individueelste emotie’…?

Keerzijde van de vooruitgang

Zoals Emile Zola de erbarmelijke omstandigheden van de mijnwerkers in woorden vangt, zo brengen de schilders van Tachtig, de keerzijde van de vooruitgang in beeld. In de tentoonstelling wordt die andere kant o.a. geïllustreerd met het thema Vrouwen. Breitner brengt ze treffend in beeld. Daarin geëvenaard en soms overtroffen door zijn levenslange rivaal Israëls. Zij plukken de modellen van de straat. In volgorde van eerbaarheid: dames, dienstmeiden, winkelmeisjes, hoedenmaaksters, waspitten, koffiepiksters, straatmeiden en prostituees…

koffiepiksters
Isaac Israels (1865-1934),Koffiepiksters, ca 1893-94, Gemeentemuseum Den Haag, Wibbinastichting

De zogenoemde waspitten en koffiepiksters hadden een zwaar leven. Laatstgenoemden waren lange dagen bezig met het sorteren van de goede en slechte bonen.  De aanklacht van Eduard Douwes Dekkers Max Havelaar op de uitbuiting van de Indonesische bevolking had nog geen effect gesorteerd. Ook in het vaderland was uitbuiting van arbeidskrachten de normaalste zaak van de wereld. Van fair-trade of eerlijke arbeid als gesuggereerd in de idyllische schilderijen van Barbizon-schilders als Millet, is hier geen sprake. Hoewel sociaal engagement bij Breitner en Israëls, anders dan bij Vincent van Gogh, afwezig is, dragen hun schilderijen wel bij aan de bewustwording. In 1887 wordt een enquête naar arbeidsomstandigheden gehouden. In de catalogus wordt de ondervraging geciteerd van vier waspitten die hun verhaal mogen doen in de Tweede Kamer. De vrouwen worden met een pontje overgezet naar de kaarsenfabriek en werken onder de meest barre omstandigheden soms wel 36 uur achtereen onderbroken door slechts één uurtje rust. Terwijl ik dit lees vraag ik me af waarin deze vorm van slavernij verschilt van de slavernij in de overzeese wingewesten. Eén verschil is in elk geval wel duidelijk: over de slavernij van de 19e en 20e eeuwse fabrieks- en landarbeidsters in eigen land hoor je vrijwel nooit iets.

Rokin
G.H.Breitner, Het Rokin gezien in de richting van de Dam, 1896, Collectie De Nederlandsche Bank

Behalve aan volkstypes is Breitner ook herkenbaar aan zijn voorliefde voor druilerige scènes in een somber palet, zoals zijn impressie van het Rokin gezien in de richting van de Dam.

Voor die tijd heel modern trekt Breitner er op uit om stegen, afbraak- en achterbuurten en vooral vrouwelijke passanten met de verborgen camera vast te leggen. In de tentoonstelling is te zien hoe hij deze snapshots als uitgangspunt voor zijn schilderijen gebruikt.

Israëls’ en Breitner’s belangstelling voor vrouwen is mannen eigen, maar het vrouwenoverschot van die tijd zal dit wel in de hand hebben gewerkt. Behalve dames (herkenbaar aan een hoed met voile) figureren zoals gezegd vooral vrouwen uit de lagere echelons van de maatschappij in hun werk. Zonder man die hen onderhoudt, moesten zij het hoofd maar boven water zien te houden. Dienstmeisjes waren qua betaling en levensonderhoud het beste af; hen werd een huwelijk dan ook afgeraden (…). Maar anderen wilden als model voor Israëls en Breitner voor wat geld wel even uit de kleren.

Naakte vrouw
G.H.Breitner, Liggende naakte vrouw met zwarte kousen, Ontwikkelgelatine-zilverdruk, Bijondere.collecties Universiteitsbibliotheek Leiden
Naakt
G.H.Breitner, Naakt, 1885, Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen

 

 

 

 

 

 

Ook in het atelier hanteerde Breitner zijn camera. Hij gebruikte  verschillende naaktfoto’s als uitgangspunt voor zijn schilderijen, zoals een opname in sepia van een liggend naakt die hij op het doek in kleur vertaalde.  Fascinerend zijn twee afbeeldingen van op de rug geziene vrouwen; één naakt en een gekleed. Sprekend over vrouwen en Breitner mag het Meisje in rode kimono, voor wie Geesje Kwak model stond, niet ontbreken. Vorig jaar speelde zij in het Rijksmuseum in de gelijknamige tentoonstelling de hoofdrol.

Ze is in een apart kabinetje te zien tussen de exotische werken van Marius Bauer en Jacobus van Looy die naar Egypte, Marokko, Constantinopel het Nabije Oosten en India reisden. Willem de  Zwart bleef voor het schilderen van exotische types gewoon thuis. Indische vrouwen en de ‘all-rounder’ Adolf Boutar had hij in Pulchri Studio in Den Haag bij de hand. Nu eens stond Boutar model voor een Japanner, dan weer voor een ander Oosters type.

Modeshow Hirsch
Isaac Israels, Modeshow bij Hirsch, ca.1910-1911, Joods Historisch Museum, bruikleen Gemeentemuseum Den Haag

Ook Israëls was zeer geïnteresseerd in vrouwen; zijn specialiteit was modinettes en mannequins. In een brief aan Frederik van Eden uitten Israëls ouders hun bezorgdheid om hun zoon in de hoofdstedelijke poel des verderfs, maar deze schrijft een geruststellende brief terug… Of het heeft geholpen is niet bekend, maar zorgen over zijn welslagen als schilder zijn in elk geval ongegrond gebleken.

Het zwakke geslacht

Lezend in de catalogus doe ik een bijzondere ontdekking. Dat Katholieke kerkvaders de vrouw eeuwenlang in een kwaad daglicht stelden is bekend, maar dat Darwin, de man van de revolutionaire evolutieleer, de fakkel van hen overneemt, vind ik ongelofelijk. In The Descent of Man uit 1871 beweert Darwin dat de vrouw, geleid door (dierlijke) instincten, tot een lager ras behoort dan de man. Door deze eigenschappen gefascineerd brengen schrijvers en schilders van Tachtig de vrouw letterlijk en figuurlijk, vaak met lelijke dierlijke koppen en eigenschappen in beeld lees ik in de catalogus, waarin tevens de dubbele moraal van deze tijd wordt onthuld. Ook de gehuwde Tachtigers gaan ‘s nachts graag op zoek naar buitenechtelijk vertier. Vast niet voor publicatie bedoeld lezen we ontboezemingen van een zekere Ising aan Van Deyssel. In 1888 schrijft hij over zijn zoektochten naar iets dat hij bij zijn brave echtgenote Mina niet kan krijgen. Voorafgegaan door een krachtterm lucht hij zijn hart: …’maar J.C., je wil toch wel eens iets anders’…. Wanneer hij dat ‘anders’ na nachtelijke omzwervingen eindelijk heeft gevonden lukt ‘het’ niet. Hij knapt af op de koude benige handen, en de dikke brede koppen van de prostituees met hun gefleem: …’een flessie wijn lievert’ ?…

Niet alle schrijvers van ’80 deden hieraan mee. De brave  Frederik van Eeden had een afkeer van deze nachtelijke escapades. En als hij al een keer mee ging, ‘vecht hij ertegen om dronken te worden’. In een van zijn boeken beschrijft hij …’ de smoezige mensen, de… feestvierende koeien, zich mooi-makende padden, de treurige beesten’  juist de onderwerpen die zijn schilderende kunstbroeders het meest aanspraken.

Het verschil tussen vrouwen en dames wordt mooi geïllustreerd met de volgende transactie.  Een potentiële koper had belangstelling voor Breitners impressie van de Singelbrug. Afgezien van twee close-up geschilderde volksvrouwen in de voorgrond, beviel de voorstelling hem. Zou Breitner deze types niet kunnen veranderen in dames? Met een voile en een bontje was de make-over èn de verkoop van het doek een een feit.

Singelbrug
G.H.Breitner, foto Singelbrug bij de Paleisstraat, Amsterdam, 1896-1898, RKD Den Haag
Singelbrug
G.H.Breitner, De Singelbrug bij de Paleisstraat, Amsterdam, 1896-1898, Rijksmuseum Amsterdam

 

 

 

 

Shoppen

De meeste kunstenaars van Tachtig kiezen aantrekkelijke aspecten van de grote stad. In de grote zaal barst het Rumoer in de stad los. Door de industrialisatie worden massaal geproduceerde producten voor grotere groepen mensen betaalbaar; de  moderne consumptiemaatschappij is geboren. De schilderijen van de Tachtigers weerspiegelen de moderne tijd met impressies van winkelstraten en prachtige etalages; een nouveauté in die dagen. Hele puien worden weggebroken om mooie ‘spiegelramen’ te plaatsen, zoals in de luxe winkels aan de Nieuwendijk en de Kalverstraat, waar Breitner een ongedateerde en amper herkenbare impressie van geeft: het is maar goed dat de titel erbij staat!

Hoeden
Hoeden in opstelling Rumoer in de Stad, Gemeentemuseum Den Haag, foto Marina Marijnen

De netflix serie Paradise, over het wel en wee van de werknemers van een 19e eeuws warenhuis, ademt de sfeer van deze tijd. Het script is  gebaseerd op Emile Zola’s roman Au bonheur des dames.

Waar gewinkeld wordt ontstaat behoefte aan een rustpunt met koffie of een maaltijd. Ter illustratie van nog een nieuw fenomeen: het restaurant en het koffiehuis, is in de tentoonstelling een koffiehoekje ingericht met een prachtig mokka servies van de plateelbakkerij Rozenburg. Het tijdsbeeld wordt gecompleteerd met een enorme blow up van een foto met winkeletalages en dameshoeden speels op een stokje, naast Israëls doek Hoeden in een etalage dat hij schilderde vanuit een gehuurde kamer ertegenover.

Mokkaservies
Mokkaservies, circa 1901; eierschaalporselein; Uitvoering Plateelbakkerij Rozenburg, Den Haag Decor Sam Schellink (1876-1947), Gemeentemuseum Den Haag, foto Marina Marijnen

“Het is tegenwoordig moeilijk voor te stellen dat alledaagse fenomenen als winkelen, dineren en uitgaan pas aan het einde van de negentiende eeuw een plek krijgen”, aldus conservator Frouke van Dijke. Door de introductie van elektrisch licht gaat het leven in de stad bovendien dag en nacht door. De toegenomen welvaart wordt ook weerspiegeld in de menukaart van bijvoorbeeld restaurant de Poort van Cleve, waar je aanvankelijk nog een halve, later, de zaken gaan goed, een hele biefstuk kon bestellen, afgetopt met een gebakken ei; bonne appétit!                       In deze zaal zien we ook Breitners portretten van een chanteuse en de actrice Theo Mann-Bouwmeester waarmee hij even afwijkt van zijn gangbare repertoire van fabrieksarbeidsters en straatmeiden. Van Jacobus van Looy zagen we al de hossende menigte die tijdens de viering van de Onafhankelijkheid ‘s nachts de bloemetjes buiten zet. In het halfduister lichtten de gezichten van de hossende, lallende, dronken feestvierders oranje op.

Vastleggen eerste indrukken

Israëls werkte graag met zijn schildersezel op straat. Hij kreeg een vergunning op voorwaarde dat er geen gedoe over zou ontstaan. Een Engelse collega had tijdens zo’n sessie een emmer water over zich heen gekregen! Schetsen in een klein boekje was echter makkelijker. En dat deed Israëls volop: in de expositie wordt een reeks verfomfaaide schetsboekjes getoond met over elkaar heen buitelende vlotte schetsen. Een harmonicaspeler, twee dansende vrouwen, publiek in Carré en een grappig bebrild Pietje Bell-achtig boefje. Leuk is ook de reeks studies van hoeden, waaronder een geestige hoge hoed zwevend in de lucht.

Dienstmeisjes
Isaac Israels, Twee dienstmeisjes bij een gracht, schetsboek nr. 65, Gemeentemuseum den Haag

Israëls schetsjes fungeerden als onze opnames met de smartphone. In verschillende schilderijen zien we de snel geschetste koppen en figuurtjes terug, zoals twee dienstboden in Twee Dienstmeisjes op de Leidschegracht.  

Dienstmeisjes
Isaac Israels, Dienstmeisjes op de Leidsegracht, ongedateerd, Groninger Museum, bruikleen van de Stichting J.B.Scholtenfonds.

Breitner legde zijn eerste impressies zoals we zagen met de camera vast. Wasvrouwen en omkijkende dienstbodes, die hij kennelijk iets naroept. Anachronistische ‘stills’ uit de film van het leven van alledag. Interessant is de foto van de Dam, waar, afgezien van voertuigen en kleding qua bedrijvigheid niet veel veranderd is. Breitner vertaalde zijn camerabeelden in wervelende geschilderde voorstellingen, waarbij zijn penseel de dynamiek van de bewegende figuren en voertuigen ternauwernood kon bijbenen.

 Rumoer en verstilling in de stad

Terwijl Van Looy c.s. werden aangetrokken door de dynamiek van de stad, zochten Willem Witsen en Eduard Karsen de verstilde pakhuizen aan achtergrachten op. Met hun werk is in de tentoonstelling een ‘alkoofje’ ingericht. We zien o.a. Witsens Montelbaenstoren, met invloed van Matthijs Maris, wiens mysterieuze, dromerige werk hij in Londen gezien had.

Prinsengracht
G.H.Breitner, Detail Prinsengracht Amsterdam, ongedateerd, Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, antwerpen

Ook Breitner legde zich een enkele keer toe op verstilde impressies van ‘oud’ Amsterdam, zoals op het doek Prinsengracht. De aanblik daarvan roept bij mij zomaar de klanken op van het slotakkoord van het Prinsengrachtconcert … ‘er staat een huis aan een gracht in oud Amsterdam’

OZ Achterburgwal
Willem Witsen (1860 -1923), Huizen aan de OZ Achterburgwal, Amsterdam, ca 1900, Centraal Museum Utrecht, Stichting van Baaren Museum

Verstild zijn ook Witsens Huizen aan de achterburgwal, die de herinnering aan een tearjerker uit mijn jeugd oproepen; Peerke en zijn kameraden, van A.J. Verhulst over een jongetje zonder benen dat vanachter een venster in een gelijke achterbuurt verlangend naar een stel voetballende jongens kijkt.

 

 

Sara de Swart
G.H.Breitner. Sara de Swart, 1880 -1900, Amsterdam Museum

In de door mannen gedomineerde kring van Tachtig ontdek ik één vrouw, de beeldhouwster Sara de Zwart. Breitner schilderde haar portret, waarop zij, de werkhanden prominent in beeld, de beschouwer met haar kortgeknipte jongenskopje recht aankijkt. Breitner, Portret van Sara de Swart 1880-1900, Amsterdam Museum. Uitgerekend op haar wordt Eduard Karsen letterlijk en figuurlijk hopeloos verliefd, want zij valt niet op mannen.

Wanneer Witsen zich enkele dagen had teruggetrokken op zijn landelijk gelegen familiebuiten, de Ewijckshoeve, lokte Amsterdam alweer. Anders dan zijn impressie van verstilde plekjes in de stad suggereren, was Witsen een rusteloze man. In een brief aan Van Looy doet hij verslag van het bruisende moderne leven in Parijs.

: …’de stad, kerel, als stad, ‘t boemelen, straatslijpen en kijken, kijken niets anders dan kijken: ik verzker je dat dat iets heerlijks is, opmerken en erover redeneren: dat vrolijke, opgewekt, gezonde van die franschen’…

Ook Londen, waar hij Matthijs Maris ontmoet, vindt hij fantastisch, maar het kleinburgerlijke huwelijksleven in Haarlem benauwde hem.

Recreatie in de stedelijke natuur

Spelende kinderen
Willem Bastiaan Tholen (1860 -1931) Spelende kinderen in de Scheveningse bosjes, ca.1890, kunsthandel Mark Smit

Terwijl volop gewerkt wordt aan het lenigen van de woningnood, begint het besef door te dringen dat frisse lucht ook belangrijk is. In de nieuwe stadsdelen worden parken aangelegd, zoals het Amsterdamse Ooster- en Vondelpark, waar burgers van alle rangen en standen van de buitenlucht kunnen genieten. In de één-na-laatste zaal van de tentoonstelling zijn mooie impressies van natuurbeleving tijdens de vier seizoenen te zien. Van Israëls wat statische zomerse Op een bankje in het Oosterpark, en Kinderen bij de vijver in het Oosterpark tot actievere impressies van spelende kinderen door Willem Bastiaan Tholen en Breitners, Spelende Kinderen in de Looierstraat. 

Papegaaienoppasser
Isaac Israels, De papegaaienoppasser in de dierentuin in Den Haag ongedateerd, particuliere collectie.

Bijzonder leuk is Israëls Man met papegaai, geschilderd in de Haagse dierentuin nabij het Malieveld.

Breitner en Tholen geven heerlijke impressies van de Keizersgracht in de herfst, en een Van Gogh-achtig Schevenings Bos uit 1893.  Ook de winter is vertegenwoordigd in in Tholen’s Schaatsenrijden (vijver in het Haagse Bos) uit 1891, met leuk: stoelen langs de kant. Het voortgaan op de schaats moet in zo’n krioelende menigte vrijwel onmogelijk zijn geweest, maar dat mag de (ijs)pret niet drukken.

 

Schaatsenrijden
Willem Bastiaan Tholen, Schaatsenrijden (vijver in het Haagse Bos), 1891, Gemeentemuseum Den Haag
H.M De Koningin op schaatsen op de sloot bij het paleis Huis ten Bosch, foto Heinrich F. Fuchs, Gemeente-archief den Haag

Toch bracht Tholen, getuige een foto uit die tijd, kennelijk de werkelijkheid in beeld. Dan had koningin Wilhelmina op een gereserveerd stuk ijs, het makkelijker.  

 

 

 

Bijzonder leuk is Breitner’s doek met een sneeuwballengevecht tussen een stel meiden op de Paleisstraatbrug uit 1898.

Sneeuwballengooien
G.H.Breitner, Sneeuwballengooien op de Paleisstraatbrug, Amsterdam, 1898, Part.collectie

 

 

 

In verschillende doeken van Van Looy wordt het dan weer zomer, zoals nu bij ons. De geschilderde natuurpracht culmineert in een orgie van kleur in  ‘The Garden’. Een enorm doek waarin de schilder inzoomt op een ogenschijnlijk mediterrane of Engelse tuin vol Oostindische kers. In werkelijkheid stond de tuin van de kunstenaar, een postzegel grond in de Amsterdamse Pijp, model voor dit kleurrijke doek, waarmee ik u tot besluit van deze bespreking een mooie zomer toewens!

De Tuin
Jacobus van Looy (1855‐1930) De tuin, 1893,  Teylers Museum Haarlem

 

Link: Rumoer in de stad, Gemeentemuseum Den Haag

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Mischa Andriessen, sinds eind 2016 ‘schrijver-in-de-residentie’ van het Gemeentemuseum Den Haag heeft zich door verschillende werken uit de tentoonstelling laten inspireren. Haar gedichten worden in de tentoonstelling aan het publiek gepresenteerd.

 

 

 

 

[

 

Nog ergens inlassen ?: Breitner, Begrafenis van een Soldaat en enkele impressies van het  …

Begrafenis van een Jager, 1882, geinspireerd op Courbets Enterrement ? Zoek op/uit

Laten we even wat langer stilstaan bij het werk van Breitner, van wie zijn meisjes in kimono DIA afb 120 wellicht bekender zijn dan de i

In het hart van de Renaissance t/m 18 Juni 2017, Rijksmuseum Twenthe

In het Hart van de Renaissance,  t/m 18 juni in Rijksmuseum Twenthe.

Lotto, Aanbidding van de herders
Lozenzo Lotto, Aanbidding van de herders, ca 1530, Pinacoteca Tosio Martinengo, Brescia

Het hart van de Renaissance klopt in Toscane. De tentoonstelling in Enschede leert echter dat de Renaissance ruimhartiger was. Tijdens het Cinquecento was haar harteklop ook hogerop in Italië te voelen. In Bologna en Venetië, Milaan, Bergamo, Brescia, Lodi en Cremona manifesteerde de renaissance zich eveneens. In de ‘gouden driehoek’ van laatstgenoemde steden kwamen verschillende artistieke invloeden samen. Vanuit Venetië werd kleur geïmporteerd, vanuit Toscane ‘disegno’ en van over de Alpen het realisme van Dürer en de ‘Vlamingen’. De Renaissance begon officieel in Florence, met Donatello en Masaccio in de vroege 15e eeuw, gevolgd door Leonardo, Michelangelo, Rafaël en anderen. Geleerden en kunstenaars kregen belangstelling voor de literatuur en kunst van de klassieke oudheid. De opgegraven antieke beelden wekten belangstelling voor de anatomie van het menselijk lichaam. Zoals te zien aan Michelangelo’s naaktfiguren en  Leonardo’s uomo nel circulo, die nog dagelijks in ons betalingsverkeer circuleert.

Rafael,Engel
Rafael, Engel, 1500, Pinacoteca Tosio Martinengo, Brescia
Rafael, Zegenende Christus
Rafael, Zegenende Christus, ca. 1505, Pinacoteca Tosio Martinengo, Brescia

 

 

 

 

 

 

 

 

Van Rafaël’s hand zijn nu in Enschede twee werken te zien en dat is een buitenkansje!  De prachtige Engel en ingetogen Zegenende Christus uit 1505, weerspiegelen ook Rafaël’s belangstelling voor de klassieke oudheid. Het lichaam van de opgestane Heer is gemodelleerd naar een antieke torso. De lieflijke, androgyne engel is het enige dat rest van een groot altaarstuk met de Heilige Nicolaas van Tolentino, dat bij een aardbeving in 1789 verloren ging. Uit Rafaël’s atelier is ook de lieflijke Madonna van de anjers te zien, geschilderd in de serene Rafaëlleske kleurstelling van blauw en bleekroze.

Rafael, Madonna met de anjers
Rafael (atelier), Madonna met kind (Madonna van de anjers) 1520-30, Pinacoteca Tosio Martinengo, Brescia

Het belang van Florence en Rome als kraamkamer van de Renaissance is bekend. De huidige expositie maakt duidelijk dat Noord-Italië ten tijde van het Cinquecento haar eigen Renaissance beleefde. Invloeden van Michelangelo en Rafaël bereikten deze streek in prentvorm, terwijl Leonardo da Vinci de nieuwe vormentaal persoonlijk naar Milaan bracht. De focus van de tentoonstelling is op die noordelijke regionen gericht, waar artistieke wegen uit alle windstreken samen kwamen. Gezien de veelheid aan geschilderde onderwerpen heb ik als rode draad vooral afbeeldingen met vrouwen gekozen, maar een enkele keer slaagt een man erin door deze beperking heen te breken.

Eén van die artistieke wegen kwam uit Venetië, waar Giovanni Bellini en zijn leerlingen Giorgione en Titiaan in de tweede helft van de vijftiende eeuw een typisch Venetiaanse stijl ontwikkelden. Giorgio Vasari schreef in 1550 al in zijn Vite dei piu eccellenti scultori e pittori… dat die van Venetië van de ‘colore’ waren en die van Florence van het door Vasari meer gewaardeerde ‘disegno’. In Giovanni Bellini’s laat 15e eeuwse Madonna in Rosso

Bellini, Madonna met kind
Giovanni Bellini, Madonna met Kind (Maria in adoratie voor het slapende Christuskind) ca. 1505, Fondazione Luciano Sorlini

zijn de kenmerkende heldere kleuren aanwezig alsook het atmosferisch perspectief, geïnspireerd op de heiige lucht boven de Venetiaanse lagune. De compositie met prominente Maria doet denken aan de statige afbeeldingen van de Moeder Gods op Byzantijnse iconen, waar Bellini een levendige toets aan toevoegt. Behalve deze zogenoemde maniera greca werden in Venetië vanuit Constantinopel ook kostbare pigmenten als lapis lazuli geïmporteerd, grondstof voor het prachtige ultramarijn. Het zoet slapende kind verkeert nog in zalige onwetendheid over zijn toekomst als redder der mensheid. Via Bellini en zijn leerling Titiaan, eveneens aanwezig in de tentoonstelling worden deze invloeden doorgegeven.

Ook het realisme van de Vlamingen (verzamelnaam voor schilders uit de Nederlanden), vormt een belangrijke inspiratiebron voor de Noord-Italianen. Dit realisme manifesteert zich in de uitbeelding van alledaagse types in huiselijke scènes en bestaanbare landschappelijke achtergronden.

Kunstenaars en geleerden bestudeerden de cultuur van de oudheid en de zogenoemde humaniora, geesteswetenschappen waarin, even kort door de bocht, God niet langer centraal staat, maar de – naar zijn evenbeeld geschapen- mens. Dit nieuwe mensbeeld wordt weerspiegeld in talrijke portretten van zelfbewuste burgers. Zoals Savoldo’s elegant geklede Jonge man met fluit,

Savoldo, portret van jongeman met fluit
Giovanni Girolamo Savoldo,Portret van een edelman met een fluit, ca 1525, Pinacoteca Tosio Martinengo, Brescia

door wie de bezoeker van de tentoonstelling wordt begroet. Behalve de fraai gepenseelde stofuitdrukking toont ook dit werk de belangstelling voor antieke kunst, literatuur en muziek. In Lombardije versmolten invloeden als kleur, disegno en realisme in de stijl van kunstenaars als Moretto, Lotto, Campi en Moroni. Moroni’s Portret van een Jurist,

Moroni_jurist
Giovanni Battista Moroni, Portret van een jurist, 1560, Pinacoteca Tosio Martinenga, Brescia

is daar een mooi voorbeeld van. De iets onderuit zittende geleerde, draagt een biretta, het hoofddeksel waaraan je eind vorige eeuw in Utrecht ook nog wel eens een hoogleraar kon herkennen. Gehuld in een met bont afgezette tabbaard, waarin je het in koude vertrekken met je neus in de boeken toch comfortabel kon uithouden. De tekst op het briefje verwijst naar het genoegen dat studieuze types daaraan beleven: ..’Aqui quedo con sosiego’… (‘hier ben ik in vrede met mijzelf’). Typisch Lombardisch is de prachtige stofuitdrukking en het niets ontziende realisme waarmee Moroni zijn zitter heeft weergegeven. Zelfs het ontsierende gezwel (een talenknobbel?) op diens voorhoofd ontsnapt niet aan Moroni’s penseel.

De expositie is niet alleen mooi maar ook leerzaam. Ik ontdek bijvoorbeeld dat het veelgeprezen (rauwe) realisme en chiaro-scuro van Caravaggio  -een van mijn favorieten- geen eigen vindingen zijn. Hij moet Moretto’s Emmaüsgangers uit 1526 gekend hebben

Moretto_Emmausgangers
Moretto da Brescia, Maaltijd in Emmaus, ca 1526, Pinacoteca Tosio Martinengo, Brescia.

Op dit voor een hoog ophangpunt gecomponeerde schilderij ziet de beschouwer onder de tafel de vieze voeten van de pelgrims en een kat. Met dit alledaagse huiselijke element, verleent Moretto het aloude bijbelverhaal een actuele toets. Wanneer de vreemdeling, het brood breekt vallen bij de aanwezigen de schellen van de ogen. De gast blijkt niemand minder dan de opgestane Heer! Christus, die getuige zijn pelgrimshoed zo uit Santiago de Compostella is gekomen, is hier weergegeven als personificatie van de aardse pelgrim op weg naar het hemelse vaderland. De in prachtig rood geklede dame is waarschijnlijk de opdrachtgever, geportretteerd in een dienstbare rol. Hoewel anders van toon, compositie, lichtval en expressie, lijkt Caravaggio’s Maaltijd in Emmaüs geïnspireerd op Moroni. Zijn realistische stijl werd niet door iedereen gewaardeerd. Romeinse prelaten gaven destijds toe dat hij talent had, maar zeiden ze: hij misbruikt het!

Terug naar het thema: vrouwen. In Bergamo schilderde Moroni rond 1552 het portret van Isotta Brembati

Moroni, Isotta Brembati
Giovan Battista Moroni_Portret van Isotta Brembati, ca 1552-1553, Fondazione Museo di Palazzo Moroni, Bergamo

Een welgestelde jonge vrouw in een prachtige groenbrokaten jurk met op haar schoot geen cool tasje uit een hedendaagse hippe winkel, maar een waaier van struisvogelveren. Laat u door deze opsmuk niet verwarren; zij is geen dom blondje maar een ontwikkelde vrouw die haar talen spreekt. Als schrijver van gedichten en essays, die correspondeerde met literaire prominenten, is zij de vrouwelijke exponent van het toenmalige humanisme. Een stroming die, anders dan de huidige niet-godsdienstige levensbeschouwing, gestoeld was op de bestudering van de klassieke cultuur, waarin ook plaats was voor theologie. Isotta Brembati was sinds 1561 gehuwd met Gian Gerolamo Grumelli, die in 1560 door Moroni werd vereeuwigd als, Il cavaliere in rosa, (quant’è bello!). Behalve aan genoemde data kan de oplettende museumbezoeker aan de kijkrichting èn het formaat van deze schilderijen zien dat deze niet als traditionele naar elkaar toegewende pendanten zijn geschilderd. Deze portretten ‘uit een vorig leven’ kwamen pas in 1561 bij elkaar.

Moroni, ridder in roze
Giovan Battista Moroni, Ridder in het roze, Gian Gerolamo Grumelli, ca. 1560, Palazzo Moroni, Bergamo

Op Grumelli’s portret staat een curieuze Catalaanse tekst: MAS EL CAGUERO QUE EL PRIMERO; in vertaling: ‘de tweede is beter dan de eerste’. Zou Grumelli bedoelen dat zijn tweede echtgenote beter is dan de eerste? De voorstelling op het reliëf geeft antwoord. Daar vliegt de oudtestamentische profeet Elia met zijn vurige wagen hemelwaarts, terwijl hij zijn opvolger Elisa, zijn mantel toewerpt. In 2 Koningen 2: 11 staan de letterlijk en figuurlijk gevleugelde woorden …’de eersten zullen de laatsten zijn’…

Getuige het antieke bijwerk, waaronder zelfs een fraaie torso, was Grumelli eveneens geïnteresseerd in de klassieke oudheid. Deze lag in Brescia, gebouwd op de Romeinse plaats Brix, voor het oprapen. In de bouwkunst van die dagen werden zelfs antieke spolia verwerkt. Ter illustratie staan enkele archeologische vondsten op zaal opgesteld.

De tentoonstelling verrast met informatie over de in Bergamo actieve schilderende zusjes Anguissola. Meteen rechts in de grote zaal hangt het portret van een Lateraanse Kannunnik, dat in 1566 werd geschilderd door Sofonisba Anguissola.

Lucia, portret van Europa
Lucia Anguissola_portret van Europa Anguissola, ca 1556-1558

Haar zus Luisa vervaardigde het lieflijke portretje van de jongste, toen tienjarige, Europa, die even later zelf ook begon te schilderen. Een portret in museum Narodowe in Poznan toont de meisjes Anguissola close-up tegen een landschappelijke achtergrond. Eén van hen staat er zelfs –uitzonderlijk- lachend op!

Anguissola, Schaakspel
Sofonisba Anguissola, Schaakspel (de zusjes Anguissola) 1555, Museum Narodowe, Poznan

Sofonisba was ook werkzaam in Rome en Palermo, waar zij de beroemde societyschilder Antoon van Dijck ontmoette. Getuige een dagboeknotitie was hij zo onder de indruk van de 90-jarige grande dame, dat hij haar portretteerde.

Moretto, Salome
Moretto, Portret van een adelijke dame als Salomé, ca 1537, Pinacoteca Tosio Martinengo, Brescia

Intrigerend is het Portret van een vrouw als Salomé door Moretto, bijgenaamd de ‘Rafaël van Brescia’. Het opschrift op de balustrade  verduidelijkt in vertaling het onderwerp: …’zij die al dansend het hoofd van de heilige Johannes verkreeg’ (Matth. 14: 6-8). Het zogenoemde portrait historié, waarin burgers zich als voorbeeldige antieke of bijbelse figuren lieten portretteren, was geliefd. Toch blijft het raadselachtig waarom je, als brave huisvrouw, je zou laten vereeuwigen als de gemene Salomé. De catalogus oppert de veronderstelling dat deze Salomé het portret is van de dichteres Tullia d’Aragona, een ‘losbandige vrouw’ evenals haar naamgenote.

Een beter rolmodel is de bijbelse Suzanna. Al zal een dame van stand voor een een gehistorieerd portret wellicht minder snel in de huid van de naakte Suzanna kruipen!  In de 16e en 17e eeuw waren bijbelse vrouwen ‘tot lering èn vermaak’ geliefd in de schilderkunst. Onder het mom van een morele boodschap te brengen, verschaften ze opdrachtgevers en schilders een alibi om vrouwelijk naakt af te beelden. Behalve ‘functioneel naakt’ in scènes met Adam en Eva, werd naakt om het naakt destijds niet gepast gevonden. Leuk om te weten: in een wetenschappelijke top 10 van bijbelse thema’s met vrouwelijk naakt staat Suzanna op de één-na-hoogste plaats genoteerd!

Campi, Suzanna
Antonio Campi, Suzanne en de ouderlingen, fresco op doek, ca 1556-57, Pinacoteca Tosio Martinengo, Brescia

Voor wie het bijbelverhaal niet (meer) paraat heeft: de getrouwde Suzanna wordt tijdens het baden in haar tuin lastig gevallen door twee ‘vecchioni’, ouderlingen als je het netjes wilt vertalen, maar meer naar waarheid: geile oude mannetjes. Wanneer zij niet ingaat op hun villeine voorstellen, beschuldigen zij haar van overspel. Een zonde waarop steniging staat. De profeet Daniël weet haar onschuld (zie scène in de achtergrond) echter te bewijzen. (Daniël 13:15-25). Ook Campi was aangestoken met het Renaissance virus. In dit werk komen verschillende artistieke invloeden samen. De fontein in de achtergrond is gevormd naar het beeld van de Nacht dat Michelangelo, ontwierp voor het Medici grafmonument in de Florentijnse San Lorenzo.

Een bijbelse vrouw die met zekerheid gestenigd zou zijn is de zondares in  Polidoro da Lanciano’s Christus en de overspelige vrouw uit 1545.

Polidoro, Christus en de overspelige vrouw
Polidoro da Lanciano, Christus en de overspelige vrouw, 1540-45, Pinacoteca Tosio Martinengo, Brescia

Wanneer farizeërs en schriftgeleerden (zie de tekstband op een van hun hoofden) een op heterdaad betrapte vrouw bij Jezus brengen spreekt deze de historische woorden: …’wie van u zonder zonden is werpe de eerste steen’… (Johannes 8: 1-11). Bij berichten over vrouwen die vandaag de dag nog gestenigd worden (zoals te zien in de film de Vliegeraar) denk ik aan deze bijbelpassage, waarin Jezus van Nazareth, deze onmenselijke straf 2000 jaar geleden al heeft afgeschaft. De schilder brengt de beklemmende sfeer op meesterlijke wijze over. De beschaamde vrouw die niet eens de kans kreeg haar naaktheid te bedekken, te midden van een dreigende menigte. Ook dit werk bevat Venetiaanse invloeden; de vrouw en de losse toets in de rode mantel zijn ontleend aan Titiaan.

Wanneer ik Campi’s Portret van een Edelman uit 1530 zie moet ik mijn rode draad andermaal loslaten. De compositie is gemodelleerd naar Rafaëls portret van Baldassare Castiglione, auteur van de bestseller Il Cortegiano; het ‘Hoe hoort het Eigenlijk’ van de 16e eeuw. Dit etiquetteboek was zo populair dat, zo las ik in Geert Maks familiegeschiedenis van Jan Six, het boek door de ‘eerste Jan’ in het Nederlands werd vertaald. Een zelfhulpboek met aanwijzingen voor persoonlijke ontwikkeling tot iemand die zich met (ogenschijnlijk) gemak, ‘con sprezzatura’, in de hoogste kringen kan bewegen. Intelligente en sportieve zaken horen daarbij: zoals literatuur, kunst, muziek en paardrijden, prettige conversatie en goede (tafel)manieren. Op NOS nieuws las ik de do’s and dont’s waaraan de genodigden aan de dis van onze 50-jarige koning zich moesten houden. Spreek de koning aan met majesteit; geef hem op eigen initiatief geen hand, stel geen vragen, vraag hem niet om de aardappelen even aan te reiken en onthoud dit: goede manieren vallen niet op, slechte wel!

Campi, Edelman
Giulio Campi, Portret van een edelman in het zwart, ca. 1530, Museo Lechi, Montichiari
Rafael, Baldassare Castiglione
Rafael_Portret van Baldassare Castiglione, 1514-1515, Musee du Louvre, Parijs

 

 

 

 

 

 

 

 

 

In Cariani’s Kruisdraging uit 1530 ontdek ik nog een bijzondere vrouw: Veronica. Tijdens de moeizame weg naar Golgotha wist zij het bezwete gezicht van Jezus af, waarna zijn gelaatstrekken achterblijven op de doek. In dit schilderij, met realistische Bosschiaanse koppen, is Vlaamse invloed goed zichtbaar.

Giovanni Busi, Christus en Veronica
Giovanni Busi (Il Cariani), Christus en Veronica, 1530-40, Pinacoteca Tosio Martinengo, Brescia

Uit de talrijke schilderijen met de aanbidding der herders kies ik die van Lotto, waarin de blik niet alleen getrokken wordt door het heldere ultramarijn, maar ook door de overdresste herders.

Lotto, Aanbidding van de herders
Lozenzo Lotto, Aanbidding van de herders, ca 1530, Pinacoteca Tosio Martinengo, Brescia
Detail, Aanbidding van de herders

 

 

 

 

Alvorens op kraamvisite te gaan, hebben zijn zich in hun zondagse kleren gestoken. Het zijn dan ook geen echte herders, maar twee broers die zich als devote herders lieten vereeuwigen, tijdens hun bezoek aan het pas geboren kind en de mooie typisch Venetiaanse Maria. Namelijk haar hoofd iets schuin en bedekt met een afhangende sluier.

Piazza, adoratie
Callisto Piazza, Adoratie van het Christuskind, 1524, Pinacoteca Tosio Martinengo, Brescia

Wanneer we dit schilderij vergelijken met Callisto Piazza’s, Aanbidding van het Christuskind met heiligen Stefanus en Antoninus van Florence, 1524 springt een opmerkelijk kleurverschil in het oog. Dit wordt veroorzaakt door het gebruik van de sneldrogende tempera techniek, waarbij de pigmenten gemengd worden met eigeel. In de tweede helft van de 16e eeuw maakt deze techniek steeds meer plaats voor de kleurrijkere olieverf. Dit medium heeft, door de langere droogtijd, meer mogelijkheden om langzaam en gedetailleerd met mooie kleurovergangen te werken. De ruïne en het engeltje dat speelt met het kindje Jezus, werden door Callisto op expressieve wijze, in dunne verfstreken neergezet, waardoor -modern avant-la-lettre- de structuur van het doek zichtbaar blijft.

Tot zover bespraken we Florentijnse en Venetiaanse invloeden die hun weg naar Noord-Italië vonden. Minstens zo interessant zijn de artistieke ideeën die Italië van gene zijde van de Alpen bereikten. Zo is Piazza’s  compositie ontleend aan Albrecht Dürer, die de Italiaanse Renaissance in de Noordelijke landen introduceerde. Piazza koos voor zijn compositie het beste uit twee van Dürer’s vroeg 16e eeuwse prenten met de Aanbidding der Koningen en Aanbidding der Herders.

Durer, aanbidding
Albrecht Durer, aanbidding van de Koningen, 1501-1502, houtsnede
Durer, aanbidding
Albrecht Durer, Aanbidding van de Herders, 1510, houtsnede

 

 

 

 

 

 

 

 

Heel anders van toon -bijna in de stijl van de 19e eeuwse pre-Rafaëlieten- is Moretto da Brescia’s, De Heilige  Nicolaas presenteert  Galeazzo Rovellio’s leerlingen aan de tronende Maria uit 1539.

Moretto, St Nicolaas en Madonna
Moretto, St Nicolaas van Bari presenteert de leerlingen van G. Rovelli aan Madonna met kind, 1539, Pinacoteca Tosio Martinengo, Brescia

Grammatica leraar Rovellio gaf opdracht voor dit monumentale altaarstuk. Het werk vertoont behalve het Lombardisch realisme in de vochtstrepen op muur en de sleetse loper onder de voeten van Maria, ook coloristische en compositorische Venetiaanse invloeden. De opbouw van het werk doet denken aan Titiaans beroemde Pesaro altaarstuk in de basilica di Santa Maria Gloriosa dei Frati in Venetië.  De twee in groene schooluniformpjes gestoken knaapjes dragen de attributen van Sint Nicolaas, in wie onderzoekers de gelaatstrekken van de opdrachtgever vermoeden. De bisschopsmijter en de gouden ballen, die de goedheiligman volgens de legende, op een avond bij een wanhopige vader naar binnen gooide. Met dit strooigoed (…) kon de man zijn dochters een bruidsschat geven.

Mombello, Maria Immaculata
Luca Mombello, Maria immaculata met God de Vader, ca 1580, Pinacoteca Tosio Martinengo, Brescia

Luca Mombello’s Maria Immaculata tenslotte, heeft een eervol plekje in een met goud beklede zaal. Niet alleen de voorstelling, maar ook de door de schilder zelf vervaardigde lijst rechtvaardigen deze solitaire plek. Maria is vergezeld van een figuur die zelden wordt afgebeeld. Naast haar staat, als een prachtige hemelse koning niemand minder dan God de Vader zelf! Hij wijst de beschouwer op de Maagd Maria in haar hoedanigheid van Immacolata, de vrouw die door haar onbevlekte ontvangenis in de schoot van haar moeder Anna, zonder erfzonde is geboren. Uitverkoren om eveneens op maagdelijke wijze moeder te worden van Gods Zoon. Zo maakt zij de fout van Eva weer goed. In de voorgrond van deze miniatuur op reuzenformaat, is nòg een zeldzame figuur afgebeeld. De catalogus rept hier niet over, maar de slang met vrouwenkop verwijst naar het weinig bekende Joodse apocriefe verhaal van Lilith; de eerste vrouw van Adam. Omdat zij geen talent voor ondergeschiktheid had, was zij weggelopen. Toen ze merkte dat Adam een nieuwe vrouw had, kwam ze jaloers, via de achterdeur het paradijs weer binnen om Eva te verleiden tot het eten van de appel.

Savoldo, Annunciatie
Giovanni Girolama Savoldo, Annunciatie, ca 1538, Galleria dell Academia
Savoldo, detail Annunciatie, zie links

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Je ziet Hem vrijwel nooit, maar in deze expositie ontmoet ik God de Vader nogmaals. Onze virtuele rondleiding begon met Rafaël’s opgestane Heer; de laatste episode uit het aardse leven van Jezus. Met Giovanni Savoldo’s Annunciatie uit 1538 staan we aan het begin. Door het venster van een renaissance vertrek is te zien hoe God vanuit de hemel een duif neerlaat, symbool van de Heilige Geest, door wiens tussenkomst Maria God’s Zoon op miraculeuze wijze in haar schoot ontvangt.

Voor de goedgelovige moet dit genoeg zijn, maar aan de annunciatie in het Rijnlands altaar in Museum Catharijneconvent heeft de anonieme schilder voor de zekerheid een kant-en-klaar baby’tje toegevoegd. Meer hierover leest u in mijn bespreking van de Maria tentoonstelling die nog nog t/m 20 augustus in Utrecht te zien is.

Literatuur:

Bram de Klerck, In het hart van de Renaissance: schilderkunst uit Noord- Italië, 1500 -1600, Rijksmuseum Twenthe, 2017.

Link: Rijksmuseum Twenthe

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Slow Food: Stillevens uit de Gouden Eeuw, Mauritshuis, Den Haag, 9 maart t/m 25 juni 2017 

Clara Peeters in de tentoonstelling Slow Food: Stillevens in de Gouden Eeuw.

Slow Food, boekomslag
Boekomslag, catalogus bij de tentoonstelling Slow Food, Mauritshuis, Den Haag

Het Mauritshuis had geen betere tijd kunnen kiezen voor de tentoonstelling Slow Food dan de huidige, die van green happiness. Adviseerden voedingsdeskundigen eind vorige eeuw al om minstens 20 keer op een hapje te kauwen, tegenwoordig is slow food een rage.

Wellicht heeft u al kennis gemaakt met slow reading en slow art; inmiddels is er ook slow food. De beweging die in 1989 in Italië als reactie op fast food  ontstond, promoot het gebruik van ‘prodotti tipici’.  In ons land manifesteert deze beweging zich o.a. in de aan huis bezorgde ‘streekboxen’ met verse groenten. In de introductiefilm bij de tentoonstelling breekt de chef kok van het met een ster bekroonde restaurant van het Rijksmuseum een lans voor boeren en wijnbouwers die eerlijke producten kweken.

In de Haagse expositie van maaltijdstillevens is te zien dat voor verse etenswaren in de 17e eeuw ook veel belangstelling bestond. Schilderijen met smakelijke taferelen en rijk gedekte tafels. Bij de aanblik van de 17e eeuwse zachte broodjes denk ik met enige weemoed terug aan de kadetjes die je als kind met  schoolreisjes meekreeg. De brokkelige kazen en smeuiige boterkrullen doen je watertanden in deze tijd van cholesterolarme diëten!

Het sappige fruit en de rode en witte wilde aardbeitjes, fragraria vesca, die als vergeten vruchten hun come-back maken op ons menu, zien er ruim 400 jaar nadat ze geschilderd werden, nog net zo fris en fruitig uit.

Nicolaes Gillis, stilleven met kazen en fruit
Nicolaas Gillis, stilleven met kazen en fruit,1612, Particuliere verzameling

Stillevens worden niet vaak zo prominent gepresenteerd. In de  17e en 18e eeuw werden ze in kunsttheoretische geschriften maar matig gewaardeerd. Samuel van Hoogstraeten noemt stillevenschilders in zijn Inleyding tot de Hooge Schoole der Schilderkonst …’maar gemene soldaeten in het veltleger van de konst’. In de ogen van Gerard de Lairesse zijn ze ‘swacke geesten’, die zich tot slaaf maken van de natuur. Deze opvattingen lijken niet overeen te stemmen met de waardering van het publiek; in de 17e eeuw zijn duizenden stillevens van velerlei soort geschilderd.

De bezoeker wacht in het Mauritshuis veel verrassende ontdekkingen, zoals de ogenschijnlijke versheid van de 400 jaar terug geschilderde etenswaren. Of de informatie dat de ontwikkeling van het maaltijdstilleven rond 1600 in gang werd gezet door een vrouw, Clara Peeters. Tijdens de eerste decennia van de 17e eeuw was zij werkzaam in Antwerpen. In 2012 verwierf het Mauritshuis het
Stilleven met kazen, amandelen en krakelingen (1615); het sleutelstuk van deze tentoonstelling.

Clara Peeters, Stilleven met kazen amandelen
Clara Peeters Stilleven met kazen, amandelen en krakelingen, c.1615
Den Haag, Mauritshuis, verworven met steun van de Stichting Vrienden van het Mauritshuis, de BankGiro Loterij, de Vereniging Rembrandt ( A.M. Roeters van Lennep Fonds), Utrechtse Rembrandt Cirkel en Caius Cirkel en een particulier, 2012

Dankzij een bruikleen uit het Madrileense Prado kunnen vier van haar (met koninklijke lelie gemerkte) werken worden vergeleken met die van tijdgenoten en navolgers. Om daarna met eigen ogen vast te stellen hoe invloedrijk Peeters was op de stillevenschilders Floris van Dijck en Nicolaes Gillis, die in de eerste helft van de 17e eeuw in Haarlem werkzaam waren. Haar invloed is eveneens duidelijk in de nauwelijks van elkaar te onderscheiden topwerken van twee andere Haarlemmers Pieter Claesz en Willem Heda. Waren deze werken, zoals in de huidige kunsthistorische benadering vaak wordt benadrukt (alleen maar) om van te genieten? Volgens klassieke opvattingen zit in de overdadig geschilderde producten en kostbaarheden een vanitasgedachte verscholen. Clara Peeters voegt, nauwelijks zichtbaar’ op het in haar werk vaak terugkerende mes een aansporing tot matigheid toe: Tem[perantia]. Wanneer Claes en Heda een horloge, hèt symbool van vergankelijkheid, aan de voorstelling toevoegen is geen twijfel mogelijk, memento mori: gedenk te sterven.

Clara Peeters markeert samen met Osias Beert het begin van van het genre maaltijdstilleven. In het Mauritshuis is de ontwikkeling van Antwerpen tot Haarlem te zien.

Behalve op delicatessen als oesters, garnalen, noten en olijven leefden deze schilders zich uit op de weergave van vergulde bokalen, kannen van tin en aardewerk, Chinees porselein en spiegelend glas.

Stillevens een genre voor ‘swacke geesten’ ?

Hoe het begon

Meteen links in de opstelling ziet de bezoeker een groot laat-16e eeuws keukenstuk van Joachim Beuckelaar met een overvloedige uitstalling van al wat op de markt te koop wordt aangeboden. Groenten, fruit, vis en vlees. Bij de aanblik van het zeer realistisch weergegeven lillende vet zou je zò vegetariër worden.

Beuckelaer, keukenscene met Christus en de Emmausgangers
Joachim Beuckelaer, Keukenscene met Christus en de Emmausgangers c.1560-1565, Den Haag, Mauritshuis , in bruikleen van de stichting Collectie P. & N. de Boer, Amsterdam

De titel Keukenscène met Christus en de Emmaüsgangers plaatst de toeschouwer van nu waarschijnlijk voor een raadsel. Bijbelse thema’s vormden in voorgaande eeuwen het hoofdthema van zogenoemde historiestukken, maar in dit schilderij verschoof het eigenlijke onderwerp nauwelijks zichtbaar naar de achtergrond. Later verdwenen bijbelse onderwerpen helemaal uit de markt- en keukenstukken. Naast de Beuckelaer staan twee vitrines met een (in de literatuur ten onrechte zo genoemde) tinnen Jan Steenkan, een teljoor, het  frühstückbrettchen van de 16e eeuw, pronkbekers, tazza’s en steengoed kruiken. Vanuit dit standpunt ziet de bezoeker in de tentoongestelde stillevens echo’s van deze objecten.

Laten we de stillevens van Clara Peeters eens beter bekijken. Met technische perfectie schilderde zij haar objecten uiterst gedetailleerd en prachtig belicht, vaak tegen een donkere achtergrond.

Peeters, Stilleven met tazza
Clara Peeters, Stilleven met tazza, kan en lekkernijen, c.1611,
Madrid, Museo Nacional del Prado

In het Stilleven met tazza, kan en lekkernijen van ca. 1611 is de stofuitdrukking goed getroffen: de versgebakken pastei, het geribbelde oppervlak van de steengoed kan, het kippenvel, de vergulde tazza, de glanzende olijven en het damast; het is net echt.  Interessant is het zout, destijds een kostbaar en onontbeerlijk conserveringsmiddel, gepresenteerd in een zilveren zoutvat. In de Romeinse Oudheid was het al zò kostbaar dat de soldaten een deel van hun soldij in zout, salaris, kregen uitbetaald.

Clara Peeters, Stilleven met kazen amandelen
Clara Peeters
Stilleven met kazen, amandelen en krakelingen, c.1615, den Haag, Mauritshuis

Het eerder getoonde Stilleven met kazen, amandelen en krakelingen (1615) uit de eigen collectie leent zich bij uitstek voor Slow Art. De verstilde objecten vormen niet alleen een lust voor het oog: bij nadere beschouwing blijken ze ook nog heel wat te vertellen. De grote Goudse kaas bijvoorbeeld vertoont sporen van de kaasboor, waarmee de keurmeester een monster nam. Na keuring stopte hij het proefstukje weer terug en maakte het cirkelvormige gaatje, zoals de groundsman op een golfbaan, weer netjes dicht.

Over de prominent gestapelde kazen afgetopt met een schaaltje boter geeft het gratis bezoekersgidsje geen informatie. Waarschijnlijk bracht Peeters het moraliserende spreekwoord: zuivel op zuivel dat haalt je de duivel in beeld, ofwel overdaad schaadt. Dit motief wordt door de Haarlemse schilders veelvuldig in beeld gebracht.

De Chinese schotel vertelt iets over het porselein dat in de vroege 17e eeuw als nouveauté door de schepen van de VOC werd aangevoerd.

Anders dan in het Stilleven met tazza, kan en lekkernijen uit 1611, waarin de (goedkope) blauwe verf van de Chinese schotel verkleurd is, gebruikte Peeters hier een kleurecht blauw pigment. Het quasi achteloos geplaatste bruidsmes, dat ook in haar andere stillevens figureert, bevat ook informatie. Op de zijkant van het heft staat haar signatuur; het handje op het lemmet verwijst naar Antwerpen.

Detail Bruidsmes
Clara Peeters, detail, Stilleven met kazen, amandelen en krakelingen, C 1615

Het heft is versierd met personificaties van het geloof, fides, en matigheid, temperantia, twee van de christelijke hoofddeugden. Zou het figuurtje op de bokaal, in de catalogus omschreven als een krijger uit de oudheid, niet eerder geïnspireerd zijn op de christenstrijder waarover de apostel Paulus schrijft aan Timotheus: …’strijd de goede strijd van het geloof’… (1 Tim. 6:12).

De krakeling ondersteunt deze duiding. De achtvorm van het koekje verwijst symbolisch naar de cyclus van leven en dood, welke volgens de christelijke leer voortgezet wordt in het eeuwige leven na de dood. De bloemen behoeven als vanitas-symbool natuurlijk geen uitleg. Maar is dit, hoe realistisch geschilderd ook, wel een bestaanbaar boeket?

Detail stilleven Clara Peeters
Clara Peeters, detail, Stilleven met kazen, amandelen en krakelingen, C 1615

Met deze elementen lijkt Clara Peeters de goede verstaander een morele boodschap mee te geven. Zij ziet daar vanaf het tinnen dekseltje van de baardmankruik hoogstpersoonlijk op toe!

 

 

 

Peeters zelfportret komen we in deze expositie meermaals tegen. In het Stilleven met bloemen en lekkernijen uit 1611 wordt haar portret wel vijf maal gereflecteerd op de tinnen ‘Jan Steenkan’ als een 17e eeuwse variant van het Droste effect. Er is zelfs nog een zesde zelfportretje te zien op de bolling van de vergulde bokaal.

Clara Peeters, stilleven met bloemen
Clara Peeters, stilleven met bloemen en lekkernijen, 1611, Madrid Museo Nacional del Prado
Peeters, detail stilleven met bloemen
Clara Peeters, detail stilleven met bloemen en lekkernijen, 1611

 

 

 

 

 

 

Deze piepkleine zelfportretjes voegde Clara Peeters ook op andere stillevens toe. Een vaag gezichtje met daarboven een wit kapje. Hoe zou ze er in werkelijkheid hebben uitgezien? Deze vraag wordt in de tentoonstelling niet beantwoord, maar in in de catalogus is een Stilleven met zelfportret of beter: een Zelfportret met stilleven uit 1618 afgebeeld.

Clara Peeters, zelfportret
Clara Peeters, Zelfportret aan een tafel met kostbaarheden en boeket, c1618, Particuliere verzameling (foto RKD)

We zien een chique dame met diep decolleté en een jakje met zeer fijn geklost Vlaams kant. Haar mollige armen met werkhanden(!) rusten op een tafel vol kostbaarheden; sierschalen, een pronkbeker bekroond met de Christenstrijder, sieraden en munten. Deze aardse zaken zijn net zo vergankelijk als de zeepbel naast haar hoofd; je kunt er maar kortstondig van genieten. Voor de goede verstaander is duidelijk dat Clara Peeters zich van die vergankelijkheid bewust is.

Clara Peeters was van alle markten thuis. Ze schilderde met het meeste (ogenschijnlijke) gemak pronkschalen, glaswerk, vergulde drinkschalen, brood, bloemen, pasteien olijven, gevogelte, vlees en ….vis. Met haar Visstilleven uit 1611 zou zij zelfs het allereerste visstilleven hebben geschilderd. Het vond zijn weg vond naar de collectie van de Spaanse koning Filips IV.

Clara Peeters, visstilleven
Clara Peeters, Visstilleven met kandelaar, 1611, Madrid, Museo Nacional del Prado

Uniek is ook het Stilleven met gevogelte, (1611) waarin zij aan een uitstalling van geschoten jachtbuit een levende sperwer toevoegde. Tien aan een spies geregen vinkjes doen mij denken aan het dieet advies van de Dordtse arts Johan van Beverwijck. In zijn Schat der Gesontheydt uit 1636 adviseert hij mensen met een zittend beroep vogels te eten (waar weinig vlees aan zit). Mooi voorbeeld van bewust ‘consuminderen’!

Van Clara Peeters is een oeuvre van ca. 40 schilderijen bekend. Daarnaast zijn kopieën en eigenhandige replica’s in omloop. Kennelijk was er veel vraag naar. Over haar leven is vrijwel niets bekend. In de annalen van het Antwerpse schildersgilde, dat ook vrouwen toeliet, wordt zij vreemd genoeg niet vermeld.

Claesz, stilleven met vruchten
Pieter Claesz, Stilleven met vruchten, vergulde Tazza en mand met kazen, c 1623-1624, Haarlem, Frans Hals Museum

In de tentoonstelling is Peters invloed op Haarlemse schilders  duidelijk te zien. In het Stilleven met vruchten, vergulde tazza en kazen uit ca.1624 van Pieter Claesz. en in Floris van Schootens, Stilleven met tinnen kan en mand met kazen uit datzelfde jaar, waarin we ‘haar’ kazen uit 1615 terugzien. Ook Floris van Dijck en Nicolaas Gillis hanteren dit motief in Stilleven met kazen uit ca. 1620 en in Stilleven met kazen en fruit uit 1612.

Nicolaes Gillis, stilleven met kazen en fruit
Nicolaas Gillis, stilleven met kazen en fruit,1612, Particuliere verzameling

In dit werk wordt de blik tevens getrokken door een vergulde bekerschroef; een houder waarin een berkemeier geschroefd werd. Aanvankelijk voorbehouden aan vorsten en leden van de adel, kwam dergelijk vaatwerk later ook bij stadsbesturen, gilden en rijke burgers in gebruik. Terwijl hoofdconservator Quentin Buvelot mij rondleidt op de tentoonstelling attendeert een bezoekster hem op een foutje in de vouwtjes van het damast in dit stilleven. Oud nieuws voor Buvelot. Wanneer ik aandachtig kijk, zie ik het ook.

Van Floris van Dijck zijn slechts 13 stillevens bekend. De donkere achtergrond, overgenomen van Osias Beert en Clara Peeters, zien we ook bij de Haarlemmers Nicolaes Gillis en Willem Heda. Bij hen verloopt de taupekleurige achtergrond op identieke wijze van donker naar licht. Dat Claesz en Heda bij elkaar over de vloer kwamen lijkt aannemelijk. Beiden schilderden dezelfde roemer, de zilveren tazza, de citroen en het geopende uurwerk met het blauwe lint.

Willem Heda, stilleven met roemer
Willem Heda, Stilleven met roemer en horloge, 1629, Den Haag, Mauritshuis
Pieter Claesz, Stilleven met tazza, 1636, Den Haag, Mauritshuis, schenking Willem baron van Dedem aan de Stichting Vrienden van het Mauritshuis, 2002

 

 

 

 

 

 

Aan de samenstelling van de tentoonstelling ging een uitgebreid onderzoek vooraf. In oude kookboeken, reisverslagen en spijslijsten zochten de onderzoekers naar het antwoord op de vraag wat er indertijd op tafel kwam. Op de getoonde stillevens zien we vooral de etenswaren van de elite; de ‘eenpansmaaltijden’ van de gewone man ontbreken. Ter illustratie van dit verschil zijn twee eenvoudige stillevens toegevoegd. David Rijckaerts Stilleven met gebraden haantje (1617) en een uitgebreide versie van het zogenaamd Toebackje; een stilleven met  rookwaren, door Floris van Schooten.

Van schooten Stilleven met haringen en oesters
Floris van Schooten, Stilleven met haringen en oesters, c.1625-1630
Haarlem, Frans Hals Museum, verworven met steun van “Schenking drs. J-P. de Man” en de Vereniging Rembrandt, 2011

In dit Stilleven met haringen en oesters, (ca. 1625) zien we een Goudse pijp, een tabaksdoosje, aanmaakhoutjes en een testje met gloeiende kooltjes. Voorts oesters, twee bokkingen en …‘vis moet zwemmen’ een roemer met noppen, zodat het niet uit de vette vingers van de drinker kon glippen.

Anthonius Magirus, Koock-boeck ofte Familieren kevken-boeck
Antwerpen, Godtgaf i Verhulst, 1663
Exemplaar: Antwerpen, Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience

Bestudering van het oudste Nederlandse kookboek het Koocboec oft familieren keukenboec van Antonius Magirus uit 1612, leert dat vlees in de gegoede kringen vaak op het menu stond. Anders dan nu, waarin kip het lijkt te winnen van rood vlees, kende de 17e eeuwse keuken een grote variatie aan rund- en varkensvlees, kapoen (‘n gecastreerd haantje) wild en gevogelte van diverse pluimage!

Zijn er nog meer verschillen? Jazeker, een ander verschil met de huidige tijd is het gebruik van zout. Op veel stillevens staat een fraai zilveren zoutvat, waarvan een snufje tussen de vingers rijkelijk over de gerechten werd gestrooid. Het gebruik van deze toen kostbare smaakmaker wordt tegenwoordig als ongezond ontraden!

Goed nieuws voor wie na het zien van deze appetijtelijke tentoonstelling denkt: ‘dit smaakt naar meer’.  In het najaar presenteert het Frans Hals Museum de tentoonstelling a Global Table, ook met stillevens uit de Gouden Eeuw. In deze expositie zal niet alleen aandacht zijn voor de geschilderde objecten, maar -in het licht van thans actuele vragen- ook voor de herkomst en productie van voedingsmiddelen. Hierover leest u in het najaar meer op deze site.

 

Bibliografie

Quentin Buvelot , Slow Food, Hollandse en Vlaamse maaltijdstillevens 1600 – 1640, tentoonstellingscatalogus, Mauritshuis den Haag, Waanders Zwolle, 2017

Riley, The Dutch Table: Gastronomy in the Golden Age, London, 1994.

Link Mauritshuis, Slow Food

 

 

Gek van surrealisme •Dalí • Ernst • Magritte • Miró, Museum Boijmans van Beuningen, Rotterdam t/m 28.05.2017

 

Magritte, Het glazen huis, 1939
Rene Magritte, La maison de verre, 1939, Museum Boijmans van Beuningen, Rotterdam

Het Surrealisme en Museum Boijmans hebben een lange gezamenlijke geschiedenis. De plannen voor een tentoonstelling bestaan al 50 jaar, vertelt directeur Sjarel Ex. In 1970 wist hoofdconservator Renilde Hammacher na lang aanhouden de weigerachtige Salvador Dali binnen te halen.

Dali en Hammacher 1970
Salvador Dali en Renilde Hammacher bij de opening van de tentoonstelling Dali in Museum Boijmans van Beuningen 1970

De door duizenden belangstellenden bezochte opening van de grote overzichtstentoonstelling, waarbij de komst van Dali tot het laatst toe onzeker bleef, resulteerde in een surrealistische chaos! De navolgende weken stonden de wachtenden onder een getimmerd afdak tot in de Mathenesserlaan. In die kou stonden destijds ook twee pubers Paul van der Eerden en Olphaert den Otter. Eenmaal binnen raakten beiden geïnfecteerd met het Dali-virus en na een lange incubatietijd is Van der Eerden dit voorjaar met een eigen expositie als surrealistisch kunstenaar terug in Boijmans!

De Dali-tentoonstelling kreeg in 2007 een vervolg met de tentoonstelling Vreemde Dingen. Het museum bezit inmiddels ongeveer 125 objecten waar het etiket Surrealisme opgeplakt kan worden. Deze objecten hebben in de periferie van de huidige tentoonstelling een plekje gekregen. Bij nieuwe aankopen checkt Sjarel Ex altijd of er een Surrealisme gen aanwezig is.

In de begintijd van de surrealistische beweging werd de controle uitgevoerd door André Breton, ‘de chef de protocol’, die verantwoordelijk was voor de ballotage. Hij bepaalde wie wel en wie niet tot de club mocht toetreden.

Wat is surrealisme eigenlijk?

Het woord ‘surrealisme’ bestond eind 19e eeuw nog niet. Bedacht door de schrijver Guillaume Apollinaire (1880-1918) werd het woord in 1924 door André Bretons Surrealistisch manifest een begrip. Het Surrealisme begon als literaire beweging. Al snel lieten ook beeldend kunstenaars zich door hun inspiratie-bronnen leiden: fantasie, dromen en associaties, toeval, ‘automatisch’ opkomende ‘surrealistische’ invallen en beelden die opborrelen uit het onderbewustzijn. De uitdrukking ‘het moet niet gekker worden’ kwam niet in hun vocabulaire voor; integendeel hoe of gekker hoe beter!

Het surrealisme –meer een mentaliteit dan een bepaalde stijl, aldus Ex, is bij het publiek bekend geworden als een van de ‘ismen’ van de 20e eeuw. Van Parijs sloeg de beweging over naar Madrid, Brussel en andere Europese steden.

Na een vliegende start belandt het Surrealisme in de jaren ‘30 in een crisis. De schilders vragen zich af hoe het verder moet. Sommigen zoeken aansluiting bij het communisme anderen besluiten surrealistische objecten te gaan maken. Met zijn Fountain –een pisbak gepresenteerd als kunst- was Marcel Duchamp in 1917 zijn tijd vooruit. En Magritte spreekt over zijn La Réprésentation uit 1937, als een object.

Magritte_representation
Rene Magritte, La representation / De weergave, 1937, Scottish National Gallery of modern , EdinburghArt

Dit schilderij verbeeldt niet alleen het onderlichaam van een vrouw, maar heeft daar ook de vorm van. Het wordt in de expositie tweezijdig getoond, zodat de bezoeker aan de etiketten, als stickers op een koffer, kan zien welke bestemmingen deze dame tijdens haar tachtigjarige bestaan heeft bezocht.

 De tentoonstelling met zo’n 200 werken, foto’s en documenten was eerder in Edinburgh en Hamburg te zien. Conservator Saskia van Kampen vertelt enthousiast over de collecties van vier verzamelaars, die elk in een aparte zaal worden getoond. Daarnaast zijn in het hart van de expositie werken rond acht surrealistische thema’s bijeengebracht. In de buitenste ring zijn, zoals gezegd, objecten uit de eigen -surrealistische- collectie te zien.

Verzamelaar van het eerste uur, Edward James had vooral interesse in het onderbewustzijn. René Magritte vereeuwigde hem in het doek La réproduction interdite (1937), een vervreemdend ‘portret’. Hij staat voor een spiegel, maar die weerspiegelt gek genoeg niet zijn gezicht, maar zijn achterhoofd. Anders dan zijn surrealistische kunstbroeders is Magritte vooral geïnteresseerd in het ‘mysterie van de werkelijkheid’.

Gek van surrealisme
Zaalimpressie 2017, met Dali Mae West Lips sofa , Champagnelampen, Couple aux tetes pleines de nuages, Gek van surrealisme, Boijmans 2017, Foto Marina Marijnen

James, die zelf ook kunstenaar was, inspireerde Dali tot het maken van de bekende White Aphrodisiac Telephone (1936) en de Mae West Lips Sofa (1938). Toen James Dali’s gouache ‘Mae West’s face which may be used as a surrealist appartement’ zag ontstond het idee om die mond als sofa, concreet te maken. Er werden vijf versies gemaakt. Een daarvan belandde in James buitenverblijf. Voor Monkton House in Sussex ontwierp Dali in 1938 ook de Champagnelampen.  Omdat gasten de kelkjes van de Champagnelampen als asbakken gebruikten werden speciale inzetbakjes met inkeping ontworpen, waarop ze de brandende sigaret even kwijt konden.

Dali, Couple
Salvador Dali, Couple aux tetes plein de nuages / een paar met het hoofd vol wolken, 1936, Museum Boijmans van Beuningen, Rotterdam

Van Dali kocht hij ook Couple aux têtes Pleines de nuages, uit 1936, in de vorm van twee met wolken gevulde hoofden. Dali’s eigen hoofd en dat van zijn vrouw Gala, geïnspireerd op een boer en een boerin uit Jean-Francois Millet, ‘L’Angelus’, stonden model. In de voorgrond van een oneindige vlakte, staan twee tafels met prachtig geschilderde kleden, gedekt met slechts een glas, wat druiven en een enorme bonbon. De vreemde voorstelling roept een unheimische sensatie op. Gelukkig hoeven we hier niet aan te schuiven!

Met zijn belangstelling voor vrouwelijke surrealisten was James zijn tijd ver vooruit. Zij werden eigenlijk tot de jaren ’70 niet voor vol aangezien en meer als muze of lustobject weggezet. Hooguit konden hun verleidingskunsten gelinkt worden aan het onderbewuste. Van Leonora Carrington bezat James The House Opposite en The Giantess uit de jaren ’40, dat nu in de thema-zaal te zien is.
Voor de bezoeker met goede ogen en geduld vormt James correspondentie met Dali en Magritte een interessante bron van informatie. James grote collectie Dali’s kwam voort uit een deal. In ruil voor een maandelijkse toelage ontving James van juni 1937 een jaar lang alles wat Dali op artistiek gebied voortbracht. De collectie James vormt sinds 1977 de basis van Boijmans verzameling surrealisten. Zeer vervreemdend is het  het doek Impressions d’Afrique uit 1938, voortgekomen uit zijn ‘paranoïde-kritische methode’, zoals hij het zelf noemde. Dali zegt in 1933 dat het enige verschil tussen hem en een gek is dat hij niet gek is! Elders lees ik dat Dali, gedreven door paranoia wel degelijk dingen zag die er niet zijn. Zijn vrouw Gala spoort hem aan om deze hallucinaties te schilderen. Op de vraag of deze psychedelische beelden onder invloed van drugs ontstaan zijn antwoordde Dali cryptisch: ik gebruik ze niet, ik ben drugs!

Dali_zelfportret_voorstudie
Salvador Dali, Zelfportret, studie voor Impressions d’Afrique, 1938, Museum Boijmans van Beuningen, Rotterdam
Impression d'Afrique_Dali
Dali, Impressions d’Afrique, 1938Museum Boijmans van Beuningen, Rotterdam

In Impressions d’Afrique zien we Dali achter een schildersezel. In de verte zien we zijn echtgenote en muze Gala. Haar oogkassen vallen samen met de bogen van het achterliggende gebouw. Soortgelijke  schilderkunstige trucjes, ‘dubbelbeelden’, past Dali vaker toe. Soms zijn het echte zoekplaatjes, zoals in het Da Vinci-achtige strijdtoneel ‘Tête de femme ayant la forme d’une bataille’ waarin een vrouwenhoofd verscholen zit. In de  voorstudie van het zelfportret kun je wel zien  dat Dali ook heel goed gewoon kan tekenen!

De volgende zaal toont werken uit de verzameling van Roland Penrose.  Heel surrealistisch benadrukte hij het toevallige (…) ontstaan ervan. Penrose, zelf kunstenaar, was ook actief als maecenas. In 1937 wist hij de hand te leggen op werk van Max Ernst en Alberto Giacometti, gevolgd door de aankoop van een reeks Miro’s, de Chirico’s en werk van Picasso, in wie de surrealisten een groot voorbeeld zagen. Op amoureus gebied nam hij de muze en minnares van Man Ray, model en oorlogsfotografe Lee Miller over.

Picasso met Antony Penrose

Met haar kreeg Penrose een zoon, Antony, die ondanks zijn kunstzinnige jeugd gewoon boer werd. In een interview in de NRC van 5 januari jl. vertelt hij over zijn excentrieke ouders, die hij als kind weinig te zien kreeg. Toen hij op school aan de beurt was om te vertellen wat hij in de paasvakantie had gedaan kon de meester zijn oren niet geloven toen Antony antwoordde dat hij bij Picasso had gelogeerd. Zelf vond hij dat de gewoonste zaak van de wereld. Bijna alle kunstenaars van wie Penrose werk kocht, waren kind aan huis bij zijn ouders.

Breton, boekomslag
Boekomslag, Andre Breton, Qu’est-ce que le SURREALISME

Penrose introduceerde het surrealisme in Engeland. In een van de vitrines zie ik een leuk werkje dat hij kocht van André Breton: Qu’estque c’est que le Surrealisme? 

Ook Penrose rariteiten-verzameling met o.a. een gegraveerde walrustand, een pre-Colombiaans beeldje en een fallussymbool, worden getoond.

Penrose rariteiten
Romeinse vrouwenfiguur die op een fallus rijdt, object uit de rariteitenverzameling van Roland Penrose, foto Marina Marijnen

 

 

 

 

 

 

Gabrielle Keille_gek van surrealisme
Gabrielle Keiller, portret op tentoonstelling Gek van surrealisme, Museum Boijmans van Beuningen, Rotterdam

In de volgende zaal ontmoet de bezoeker Gabrielle Keiller. Vanaf de wand slaat zij de bezoekers van haar verzameling gade. Deze zien op hun beurt foto’s waarop zij sportief een golfballetje slaat. De mooie rijkeluisdochter Keiller verzamelde moderne kunst met geld van daddy en haar vermogende (derde) echtgenoot. Tijdens een ontmoeting met Eduardo Paolozzi en Peggy Guggenheim begin jaren ’60 in Venetië, kreeg zij oog voor de surrealisten. Om deze aan te kopen deed ze zelfs een Cézanne van de hand. Magritte’s reeds genoemde La Réprésentation uit de verzameling Penrose komt in haar bezit. Ook koopt ze vroeg werk van Max Ernst,Jeune Homme intrigué par le vol d’une mouche non euclidienne ( Jongeman geïntrigeerd door de  vlucht van een niet eucladische vlieg ) uit 1942-1947.

Ernst jeune homme
Max Ernst, Jeune homme intrigue par le vol d’une mouche non-euclidienne, 1942-1947, Collectie Ulla und Heiner Pietzsch, Berlijn

Evenals Jackson Pollock was Ernst begonnen met het ‘automatisch’ druppen van verf. Na zijn abstract expressionistische periode, die in Jeune Homme nog een beetje nadruppelt, gooide Ernst het roer in surrealistische richting om, zoals we nog zullen zien.

Hugnet_portrait automatique
George Hugnet, Portrait automatique de l’automate d’Albert-le-Grand,1938, Scottish National Gallery of Modern Art, Edinburg

In deze Keiller zaal  is het door G. Huguet automatisch vervaardigde Portret van Albert-le-Grand uit 1938 te zien. Het ‘portret’ ontstond middels de decalcomanie-methode, waarbij een leeg blad gelegd wordt op een met verf of inkt ingesmeerd stuk papier.

In Keillers collectie bevindt zich ook Duchamps ‘Boîte-en-valise’, het leuke koffertje dat Marcel Duchamp in 1952 vulde met ‘de bagage van het surrealisme’, getiteld: De ou par M. Duchamp ou prose Sélavy, met o.a. een miniatuur pisbakje!

 

Margritte_Doodshoofd
Rene Magritte, La gacheuse, 1935, Scottish National Gallery of Modern art, Edinburgh

Bepaald beangstigend is Magritte’s memento mori, La  gâcheuse, uit 1935, waarbij een in staat van ontbinding verkerend hoofd de beschouwer, vanaf de mooie tors van een jonge vrouw, toegrijnst.

Naast objecten verzamelde zij ook dadaïstische en surrealistische documenten, waaronder publicaties van André Breton, die zij terecht als wezenlijk onderdeel van de surrealistische beweging beschouwde. Hier krijgt de bezoeker informatie over de historische context. Tijdens WOI richtten enkele kunstenaars de Dada beweging op. Zij verzetten zich tegen de traditionele normen en waarden (die de oorlog niet hadden kunnen voorkomen) en reageren met absurde ‘kunstzinnige’ uitingen. De dadaïstische beweging is de kraamkamer van het surrealisme.

Keiller was al kunstkenner ook actief betrokken bij het aankoopbeleid van de Scottish National Gallery of Modern Art in Edinburgh. Ook haar eigen collectie vond hier uiteindelijk zijn bestemming.

Verzameling Pietzsch
Ulla en Heiner Pietzsch met een deel van hun verzameling in hun huis in Berlijn, 2016

Uit de collectie Ulla en Heiner Pietzsch zijn maar liefst tweeënveertig werken te zien. In een enorme blow-up van hun de zitkamer, herkent de bezoeker er een aantal. Begonnen met werk van de  abstract expressionisten gingen zij, geboeid door de ideeën van Sigmund Freud, over op het verzamelen van surrealistisch werk van o.a. Arp, Dali, Magritte, Masson, Miro en Leonora Carrington. Haar  Ladies Run, there’s a man in the Rose Garden uit 1948 is een interessant surrealistisch droom – of nachtmerrie – beeld; al naar gelang je verwachtingspatroon!

Carrington_run ladies
Leonora Carrington, Ladies Run, there is a man in the rosegarden, 1948, Collectie Ulla en Heiner Pietzsch, Berlijn

 

 

 

 

 

 

 

In deze collectie  komen we Max Ernsts Jeune Homme intrigué, weer tegen. Bij Pietzsch maken we kennis met verzamelaar Roland Penrose in de hoedanigheid van  kunstenaar. In zijn Hand with three figures uit 1934 zie ik onmiskenbaar invloeden van Miro’s Peinture uit 1925 en van Max Ernsts Masques et Phantasmes uit 1929.

Penrose_hand
Roland Penrose, hand with three figures, ca.1934 Collectie Ulla en Heiner Pietzsch, Berlijn

Om er dagelijks van te kunnen genieten liet het echtpaar een speciaal voor hun kunstbezit ontworpen villa bouwen. In een interview lees ik dat de werken, uiteindelijk toch niet op de daarvoor geplande muren terecht kwamen. Het is de bedoeling dat de collectie uiteindelijk in een nog te bouwen museum in Berlijn wordt ondergebracht. De verzameling vult het hiaat dat tijdens het interbellum in Duitsland ontstond, toen werk van surrealisten als entartete kunst door de nazi’s werd verboden.

In de ovale binnenzaal wordt het surrealisme aan de hand van acht thema’s verduidelijkt. Onder de noemer onheilspellende landschappen ziet de bezoeker uit Keillers voormalige collectie Max Ernst, Le joie de vivre en met een knipoog naar Manet, zijn Le dejeuner sur l’Herbe, uit 1936. Ze zijn gebaseerd op de ervaringen van de  jonge Ernst alleen in een bos. In deze werken past hij de zelf verzonnen techniek van ‘grattage’ toe, waarbij hij de opgebrachte verf met een paletmes deels weer wegkrabt.  

Ernst_Dejeuner
Max Ernst, La dejeuner sur l’herbe, 1936, particuliere collectie.

Bij het thema de poëzie van Delvaux, rijdt als in een droom Paul Delvaux tram voorbij in, La Rue du Tramway (1939). Delvaux verzamelde speelgoedtreintjes.

Delvaux_Tram
Paul Delvaux, La rue du tramway, 1939, Scottish National gallery of Modern Art, Edinburgh

Hij licht toe dat de geschilderde exemplaren voortkomen uit zijn jeugd. Over andere elementen in dit schilderij zegt hij enigszins cryptisch: …’het zijn dingen  (…) van het dagelijks leven, dingen die mensen gebruiken maar niet zien’… Leuk in het licht van deze woorden was de ontdekking van een overschilderd vrouwelijk naakt in deze voorstelling. De betekenis van deze schilderijen, bedoeld als visuele gedichten, is niet duidelijk. Dat hoeft ook niet, want die onduidelijkheid is inherent aan poëzie.

Tannguy_Cadavre exquis
Andre Breton, Jaqueline Lamba, Yves Tanguy, Cadavre Exquis, 1938, collage op papier, Scottish National Gallery of Modern Art

In deze ruimte zien we een aantal van de eerder genoemde kunstenaars weer terug, zoals een co-productie van André Breton en Yves Tanguy,  Cadavre excquis uit 193 en Leonora Carringtons Giantess met Bosschiaanse figuurtjes in de achtergrond.

Met werken van Juan Miro en Yves Tanguy, wordt nòg een surrealistische inspiratiebron belicht: het automatisme. Een werkwijze waarbij  kunstenaars woorden en beelden automatisch laten komen.

Hier ook aandacht voor minder bekende namen. Zoals de in 1857 geboren Max Klinger, een kunstenaar met een surrealistische mentaliteit avant-la-lettre en werk van hedendaagse kunstenaars als Paul van der Eerden, die als schooljongen in 1970 in de ban van Dali raakte. Aan hem is t/m 14 mei elders in het museum bovendien een special gewijd: Paul van der Eerden in good company: René Magritte. Ook het bizarre werk van Rhonda Zwillinger heeft hier èn elders in het museum een plekje gevonden.

Wat beogen de tentoonstellingsmakers met het tonen van het werk van eigentijdse kunstenaars? Met wat goede wil kunnen deze creaties gezien worden als geïnspireerd op- of gerelateerd aan het surrealisme.

Dali_Venus
Dali, Venus van Milo met laden, 1936, Museum Boijmans

Bent u inmiddels oververzadigd van surrealisme? Zet dan toch nog even door of kom na een kop koffie terug. In de buitenste ring van de tentoonstelling zijn een aantal interessante surrealistische objecten uit de vaste collectie opgesteld. Het beeld Venus van Milo met laden, 1936, dat Boijmans met het kassucces van de Dali tentoonstelling uit 1970 kon aankopen en enkele leuke commerciële creaties van Salvador Dali. Een parfumflesje in de vorm van een stralende zon met een uit Dali-snorren en vliegende vogels samengesteld gezichtje en een Poederdoosje in destijds actuele vormgeving: de draaischijf van een telefoon. Leuk is ook het in de ontstaanstijd -toen iedereen nog rookte- passende hebbedingetje dat Dali voor eerste-klas passagiers van Air India ontwierp: een wit asbakje gedragen door zwanen, waarin ik nu mijn laatste (denkbeeldige) sigaretje uitmaak.

Poederdoos
Dali, Draaischijf telefoon met functie poederdoos
Dali_asbak
Dali, asbakje als relatiegeschenk voor eerste klas passagiers van Air India
Parfumflesje_Dali
Salvador Dali in opdracht van Elsa Schiaparelli, Parfumfles, aankoop met steun Mondriaan fonds, Gemeentemuseum Den Haag.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Link: Museum Boijmans van Beuningen, Gek van Surrealisme

 

Barbaren & Wijsgeren : het beeld van China in de Gouden Eeuw. Frans Hals Museum t/m 20 augustus 2017.

Anoniem, prent uit Olfert Dapper, Gedenkwaerdig bedryf in het Keizerrijk van Taising of Sina, 1670, Bijzondere Collecties, Universiteit van Amsterdam

Jaren geleden presenteerde het Rijksmuseum de tentoonstelling Royers Chinese Kabinet, met de verzameling Chinese rariteiten (zeldzaamheden) van de Haagse jurist Jean Theodore Royer (1737-1809). Royer leerde zelfs de Chinese taal om de cultuur van het verre China beter te begrijpen. Sprak het mysterieuze Cathai in de oudheid reeds tot de verbeelding. Tegenwoordig bestaat die fascinatie nog steeds. Eind maart opende het Frans Hals museum haar deuren voor de letterlijk en figuurlijk bloemrijke tentoonstelling Barbaren & Wijsgeren: het beeld van China in de Gouden Eeuw. De expositie toont niet alleen de westerse kijk op China, maar ook het westen gezien door Chinese ogen. Deze tentoonstelling is de eerste van een reeks waarbij het Frans Hals museum over de grenzen kijkt. Zo zullen tijdens de najaarsexpositie, a Global table, 17e eeuwse stillevens als historische documenten worden gepresenteerd in het licht van actuele vragen naar de productie en herkomst van voedsel.

Bij de huidige tentoonstelling over China en de Gouden Eeuw kun je je afvragen: waarom in Haarlem? Liggen de havensteden van de VOC, vertrekpunt naar het verre China, niet meer voor de hand? Directeur Ann de Meester legt uit dat zich in de collectie van het Frans Hals museum veel objecten bevinden die refereren aan het handelsverleden van de 17e eeuw. Zoals een kleine majolicategel met een Chinese pagode die geïnspireerd is op een afbeelding in Johan Nieuhofs opzienbarende verslag van zijn bezoek aan de keizer van China.

Op de plinttegels in de gangen van het Frans Hals museum kan de opmerkzame bezoeker afbeeldingen van Chinezen vinden. Voor wie niet door de knieën wil: enkele van deze tegels zijn ook elders in de opstelling en in het begeleidende boek te zien. Deze publicatie bevat bijdragen van de samensteller van de expositie, Thijs Weststeijn en oude bekenden van de koloniale geschiedschrijving: Leonard Blussé en Jan van Campen. De expositie is gebaseerd op het interdisciplinaire onderzoeksproject ‘The Chinese Impact’. (Kunst)historici, archeologen en filosofen vroegen zich af: hoe zagen de 17e en 18e eeuwse Chinezen de westerlingen zagen en andersom. Deze vraag is tot de eigen tijd doorgetrokken.

Keramiek, Hans van Bentem

In de expositiezalen zijn keramische werken en vazen met voorjaarsbloemen te zien, gemaakt door docent Hans van Bentem en studenten van de Rietveld academie. Van Evelyn Taocheng Wang, winnares van de Volkskrant Beeldende Kunst Prijs 2016, zijn aquarellen te zien en een video-installatie over de in haar ogen ‘exotische’ Waddeneilanden. In de Hallen wordt het Chinese feestje voortgezet met een solotentoonstelling van deze jonge kunstenares.

China gold in het 16e en 17e eeuwse westen als een raadselachtig land. Het riep tal van vragen op. Op geografisch gebied had Ptolemaeus zich er in de 2e eeuw al mee bezig gehouden. Hij beschouwde het verre Sina als het einde van de wereld. Ook op filosofisch gebied waren er vragen zoals: wie was Confucius?

Een vraag van meer praktische aard hield de westerlingen evenzeer bezig: hoe maakten ze dat prachtige porselein?

Deze vraag zou nog tot ver in de 18e eeuw onbeantwoord blijven. De Chinezen hielden het productieproces angstvallig geheim. Pas in de vroege 18e eeuw werd de receptuur, gebaseerd op de zeer fijne kaolien aarde, ontdekt en in Meissen in productie gebracht.

Vrijwel alle historische en eigentijdse kunstwerken en publicaties zijn voortgekomen uit verwondering en nieuwsgierigheid of gekleurd door de vooroordelen, waarmee deze 17e eeuwse waarnemers de wereld van de anderen bezagen. Dat geldt zowel voor Joost van den Vondel in de Gouden Eeuw, over wie straks meer, als voor de eerder genoemde Evelyn Taocheng Wang.

Dit tweezijdige beeld wordt in de tentoonstelling geïllustreerd aan de hand van geschreven, getekende en geschilderde bronnen én porselein!

Het populaire Chinese porselein, deels als ballast aangevoerd, veroverde de Europese markt. Aanvankelijk was het nog een luxe product, waarmee welgestelden en vorstinnen als Amalia van Solms in speciale kabinetten pronkten. Maar nadat in 1612 een Portugees schip met ‘kraakporselein’ (verbastering van het scheepstype, een caraque) door de Hollanders gekaapt was raakte de markt overspoeld met Chinees porselein. Het was zelfs in de meest eenvoudige huishoudens te vinden. Plateelbakkers in Delft en andere steden, zagen een gat in de markt en maakten het Chinese porselein met steeds meer succes na.

Omgekeerd zijn in de expositie westerse invloeden en imitaties te zien. In 1640 schonken Jezuïeten de keizer van China een boekje met afbeeldingen uit het leven van Christus. Chinese kunstenaars kopieerden de in Hendrick Golzius Doornenkroning weergegeven Christusfiguur met geloken ogen!

Goltzius doornenkroning
Hendrick Goltzius, De doornenkroning, 1597, prent, Rijksmuseum, Amsterdam
Chinees doornenkroning
Anoniem (Chinees), de doornenkroning prent in Johann Adam Schall von Bell, Jingxeng shuxiang, 1640

 

 

 

 

 

 

 

 

 

In dit hoekje van de tentoonstelling zou het theeservies van Jezuïetenporselein met kruisigingsscènes uit de collectie van Museum Catharijneconvent niet misstaan. In dit voorbeeld van door Europeanen bestelde Chine de Commande, heeft Christus eveneens een Chinese oogopslag.

Om de Chinese kijk op westerlingen als ‘roodharige barbaren’ te begrijpen, moet je weten dat Chinezen hun land als het centrum van de wereld beschouwden. De keizer heerste bij goddelijk mandaat over dit Rijk van het Midden. Alles wat daarbuiten bestond werd als barbaars bestempeld.

In de manuscriptkaart die Joan Blau rond 1666 van het verre oosten tekende bevindt dit rijk zich helemaal niet in het midden. Vanuit Europees perspectief bevindt China zich in een uithoek van de toen bekende wereld. Aan de hand van deze kaart kan de bezoeker zich enigszins oriënteren, alvorens zijn virtuele reis naar China te ondernemen. Varend op mijn herinneringen als rondleider in het Scheepvaartmuseum herken ik er een zogenoemde overzeiler in. Voorzien van interessante informatie over de verre kusten en windrozen als hulpmiddel voor het uitzetten van de te varen koers. Een kaart voor navigatie op volle zee, maar niet geschikt om binnen te lopen. Detailkaarten met aanlooproutes van exotische havens waren uitsluitend bestemd voor de ogen van de schipper en zijn ‘co-piloten’, de stuurman en de derde waak. Met zoveel buitenlandse matrozen aan boord was geheimhouding daarvan in tijden van opkomende concurrentie van de Engelsen en de Denen, van vitaal belang.

Het vinden van de weg naar China was geen sinecure. De Amsterdamse dominee Petrus Plancius (eigenlijk Pieter Platvoet), stond niet alleen op zondag op de kansel van de Oude Kerk, maar ook doordeweeks. Dan verruilde hij het woord van God voor lessen in geografie en cartografie. Tijdens de 80-jarige oorlog ontstond de wens om de weg naar Azië zelf te bevaren. Plancius stuurde spionnen naar Lissabon om daar de hand te leggen op zeekaarten van deze pioniers op de wereldzeeën. Met succes. Rond 1600 koersten de Hollanders met Portugese zeekaarten, maar op eigen kompas naar het Verre Oosten. In de tentoonstelling zijn de resultaten van deze tochten te zien in reisverslagen, exotische voorwerpen en in prenten en schilderijen.

Nederlanders door Chinese schilder
Zhang Rulin, drie Nederlanders met rood haar, 1738, Rijksmuseum, Amsterdam

Vanaf het moment dat de eerste Hollanders voet aan wal zetten in China brachten lokale kunstenaars deze ‘roodharige barbaren’ in beeld. Een rolschildering door Zhang Rulin uit 1738, toont twee volwassenen met vlammend rood haar en geloken ogen en zelfs het blauwogige kleintje op de grond is real ginger!

Vanuit westers oogpunt werd het onbekende China zoals gezegd lange tijd gezien als een mysterieus land. De eerste Europeanen wisten niet wat ze zagen. Het door vooroordelen en mythes gekleurde beeld maakte gaandeweg plaats voor begrip en bewondering voor de buitengewone intelligentie van de Chinezen, zoals Hugo de Groot in een publicatie uit 1602 al opmerkte.

Anderzijds bleken westerlingen bij nadere kennismaking minder barbaars dan gedacht. Vooral hun technische kennis onder andere op het gebied van scheepvaart en navigatie, maakte veel indruk. Keizer Kangxi (1654-1722) was vooral geïnteresseerd in kennis op astronomisch gebied. Twee portretten van Keizer Kangxi illustreren de verschillen tussen oost en west.

Kangxi
Caspar Luyken, Kangxi, keizer van China, 1698, Rijksmuseum, Amsterdam
Kangxi
Emperor Kangxi reading, Qing Dynasty, na 1644, Palace museum, Bejing, China

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De telescopen, automaten en uurwerken van de Jezuïeten, pioniers in de contacten tussen oost en west, openden deuren die voor anderen gesloten bleven. Ferdinand Verbiest (1623-1688) kreeg, evenals zijn voorgangers Matteo Ricci en Athanasius Kirchner, toegang tot de Verboden Stad. Verbiest corrigeerde de Chinese kalender en berekende een aantal zons- en maansverduisteringen die, gepresenteerd als voorspellingen van de keizer zelf, diens positie als zoon van de hemel bevestigden.

Eclipsis solis
Ferdinand Verbiest, Typus eclipsis solis, 1669, chronologie van zons- en maans-verduisteringen, bijzondere collecties Universiteit Leiden

Verbiest wist het tot hoofd van het keizerlijk astronomisch bureau te brengen. Als vertrouweling van Keizer Kangxi werd hij zelfs kind aan huis in de Verboden Stad. In de museumcollectie van de Verboden stad zijn nog verschillende automaten, uurwerken en astronomische instrumenten uit die tijd te zien. Zoals een door Verbiest ontworpen bolvormige astrolabe op een met draken versierd bronzen onderstel.

Verbiest, ontwerp astronomisch uurwerk
Ferdinand Verbiest, Liber Organicus, 1674, ontwerp voor een astronomisch observatorium, bibliotheque nationale de France
Equatorial instrument
Ferdinand Verbiest, Astronomisch observatorium op een met draken versierde bronzen sokkel voor keizer Kangxi. Palace Museum Bejing.

 

 

 

 

 

 

 

 

Het mes sneed (tijdelijk) van twee kanten. Even leek het erop dat de blijdschap van de keizer de Jezuïeten ongekende kansen zou bieden voor de verkondiging van het christelijk geloof. Maar niet iedereen was blij met het hun optreden. De paus en de curie waren van mening dat de Jezuïeten ‘te Chinees’ waren geworden. In 1773 werd de orde, die in 1814 haar comeback zou maken, door paus Clemens XIV officieel opgeheven. De bul werd in veel overzeese missiegebieden niet geëffectueerd, maar deze had voor het christendom in China grote gevolgen. Als reactie van de keizer op dit pauselijk edict wordt het christelijk geloof in China verboden. De keizer wenste geen buitenlandse inmenging.

Een eerste uitgebreide Nederlandse publicatie over China werd bezorgd door Johan Nieuhof, een globetrotter die eerder al verslag deed van een reis naar Nederlands Brazilië. Tussen 1655 en 1657 nam hij deel aan een handelsmissie naar China. Zijn ervaringen tekende hij op in zijn Beschrijving van ‘t Gesandschap der Nederlndsche Oost-Indische Compagnie aen den grooten Tartarischen Cham nu Keyser van China, (1665).

Het is een rijkelijk geïllustreerd encyclopedisch naslagwerk, waarin behalve het bezoek aan de Verboden Stad ook de zeden en gewoonten, de flora en fauna van China worden besproken. Gebaseerd op eigen waarneming en ten dele ontleend aan publicaties van missionarissen als Athanasius Kircher. Nieuhofs boek bevat -als een 17e eeuwse Lonely Planet– zelfs een routekaart en stadsgezichten van o.a. Batavia, Kanton Macao en Peking. Op een van de wanden is een blow-up aangebracht van een prent uit Nieuwhofs boek. Deze geeft een impressie van de ontvangst in de Verboden Stad.

Titelpagina Nieuhof
Atelier Jacob van Meurs, titelpagina in: Johan Nieuhof: Het Gezandtschap van de Nederlandtsche Oost-Indische Compagnie Amsterdam 1665, UVA bijzondere collecties

Alle figuren kijken de museumbezoeker aan, alsof ze even kijken naar de lens van een anachronistische fotograaf, of mochten ze de keizer niet in de ogen kijken?

Nieuhofs boek werd kort na publicatie al in diverse talen, waaronder Latijn, uitgegeven. De 150 door de uitgever deels opgeleukte afbeeldingen, gebaseerd op originele tekeningen van de auteur, zijn beeldbepalend geworden voor de Europese kijk op China. Nieuhofs tekening van een pagode met naar Chinees gebruik het oneven aantal van 9 verdiepingen bijvoorbeeld, werd in latere edities van een extra laag voorzien. De pagode die in de Engelse Kew Gardens verrees, is gemodelleerd naar dit foute voorbeeld.

 

Nieuhofs illustraties stonden ook model voor de afbeeldingen op Delfts blauwe tegels. Zoals de afbeelding van de keizer met de wereldbol, de bedienden met vaandel en de man in het schandblok, die eveneens figureert in een van de plinttegels van het museumgebouw. Op een andere zien we een kleine pagode, eveneens geïnspireerd op Nieuhofs Porecelijne toren van Nanking, die bovendien weer model stond voor de Delftse vinding van de torenhoge tulpenvazen!

Porcellyne tooren
Atelier Jacob van Meurs, Porcellyne Tooren, Johan Nieuhof: Het Gezandtschap van de Nederlandtsche Oost-Indische Compagnie Amsterdam 1665, UVA bijzondere collecties
Tulpenvaas
Tulpenvaas, piramidevorm, foto; Gert Jan van Rooy

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

In Nederland waren deze tegels populair, maar toen de Hollanders bij een bezoek aan de keizer als tribuut een partij van deze blauwwitte tegels meebrachten, noteerde een Chinese klerk in de annalen van 1686, dat de gezanten deze een volgende keer niet meer mee hoefden te brengen (…). Liever ontving de keizer westerse jachtgeweren, kanonnen, uurwerken en astronomische instrumenten. Aan deze laatste wens hadden de Jezuïeten, eerder ook al gehoor gegeven. In de Verboden Stad zijn deze nog steeds te bewonderen.

Nieuhofs illustraties vormden nog lange tijd een inspiratiebron voor de Chinoiserie, een 18e eeuwse rage voor quasi Chinese afbeeldingen en decoraties.

Informatie over China las de Nederlandse lezer ook in Olfert Dappers Gedenkwaerdig bedrijf der Nederlandsche Oost-Indische Maatschappye op de kuste van het Keizerrijk van Taising of Sina, uit 1670. Dapper, die nooit in China geweest was, fungeert als doorgeefluik van andermans waarnemingen. Zoals informatie van de Jezuïet Adriano De Las Cortes, die in 1625 zijn lotgevallen als schipbreukeling had opgetekend. Hij schreef o.a. over geneeskrachtige Chinese wortels en kruiden, zoals het  levensverlengend ‘duizendjarig kruit’, dat zelfs wit haar weer zwart kan maken en ‘sina’, ook ginseng genoemd. Hier verdient Dr Vogel tot op de huidige dag nog goed aan.

De grote afwezige in de Haarlemse expositie is Dirck Pomp, beter bekend als Dirck China, die in 1585 in Portugese dienst al naar het Verre Oosten reisde en zijn landgenoten wees op handelsmogelijkheden met China en Japan. In 1592 verscheen zijn Tesoor der Zeevaart, waarin hij vertelt: In Sina woont seere goet volck ende is een landt seer ryck van Gout, Edel ghesteente, alderhande syde, Perlen, Perlemoer, Camfer, Quicksilver, Rhabarber, Goutdraet, Muscus ende van al dat men mach bedincken,[…]… D’inwoonders… hebben Afgoden als Duyuelen in hun kercken gheschildert die sy eeren. Sy laten hun nagels groeyen also lanck als sy mogen, […] D’inwoonders van desen lande zyn brassers, sy eten alderhande spyse, maer liever van een hont dan van eenich ander wiltbraet oft gedierte. Sy maecken henlieder wyn oft dranck van Rys, […] nochtans zyn sy cloecksinnighe lieden, die alle dinghen connen seer subtylyck ende scherpsinnich maecken’….

De tentoonstelling laat ook nieuwsbrieven zien, voorlopers van onze kranten, zoals de Oprechte Haarlemse Courant en een nieuwsbrief door Chrispijn de Passe, het Kort en bondigh verhaal van ’t schoone eyland Formosa uit 1661, waarin het verlies van het huidige Taiwan aan de Chinese krijgsheer ‘Coxinga’ wordt beschreven. In deze nieuwsbrief rechtsonder ook een klein geïllustreerd bericht over de moord op een aantal gereformeerde zendelingen…’hier worden se aan de boomen genagelt’…, aldus het bijschrijft. Van tijd tot tijd werden christenen in China vervolgd. De uitoefening en verbreiding van het christelijk geloof wordt in de vroege 18e eeuw definitief verboden.

Confiture set
Confiture set, blauw porselein, China

In de tentoonstelling zijn ook minder bekende modellen van Chinees porselein te zien, zoals een confiture set, met afbeeldingen van Chinese goden. Een van hen draagt een swastika op de borst, hier niet in negatieve zin, zoals wij het symbool kennen, maar in de oorspronkelijke, gelukbrengende betekenis.

Rubens_Yppong
Portret van de Chinese koopman Yppong, circa 1617, door Peter Paul Rubens

Met de retourschepen van de VOC kwamen ook weleens Chinezen mee. Zo zette in 1600 de Chinese koopman Yppong voet aan wal in Middelburg, waar hij niet alleen qua uiterlijk, maar ook qua innerlijk opzien baarde, want hij liet zich dopen!

Tijdens de voorbereidingen van de huidige tentoonstelling werd het portret van Yppong herkend in een van de figuranten op het altaarstuk van Peter Paul Rubens, De wonderen van de Heilige Franciscus Xaverius, uit 1618 in het Weense Kunsthistorisches Museum.

Menige bezoeker wacht een verrassing bij het zien van een model van de zeilwagen van Simon Stevin zoals we leerden op school. Maar wat blijkt? Simon Stevin had deze vinding niet helemaal of zelfs helemaal niet van zichzelf. De wagen werd gebouwd naar Chinees ontwerp. Op het Scheveningse strand bereikte de opgetogen Prins Maurits er een behoorlijke snelheid mee. Het enthousiasme van de prins deel ik volkomen. Op een zogenoemde ‘mazo-dag’ van de Technische Universiteit Delft sjeesden wij, moeders, op het strand van Ouddorp oerend hard in een moderne variant van dit 17e eeuwse concept.

Mallewagen
Hendrick Gerritsz Pot, Flora’s Mallewagen c. 1637, Frans Hals Museum, Haarlem

Een schilderij met zeilwagen van Hendrick G. Pot uit de vaste collectie van het Frans Hals museum vond hier heel toepasselijk ook een plekje: Flora’s Mallewagen uit 1637.  Maar wie zijn die passagiers met hun hoofdbedekking getooid met tulpen? Ook Flora houdt enkele tulpen in de hand en in de vlag zien we ze eveneens, gestoken in een zotskap. Dit symbool van de dwazen vormt de sleutel tot het begrip van de voorstelling. Niet het rijden in zo’n zeilwagen wordt afgekeurd, maar met de hoge snelheid waarmee deze op de zee afkoerst wordt de waan van die dagen, de tulpomanie, aan de kaak gesteld. Anno 1637 stortte de windhandel in tulpen in. Het hebzuchtige volk loopt achter de tulpenwagen aan.

Terug naar de ontmoeting tussen Oost en West. Niet alle ontdekkingen uit China vielen in de Nederlanden in goede aarde. Dat de Chinese beschaving ouder zou zijn dan de Europese stelde calvinisten voor grote problemen. Zij zagen de bijbel als maatgevende historische bron. De zondvloed beschreven in Genesis, zou aldus knappe koppen in die tijd hebben plaats gevonden in 2349 v. Chr.  Hoe viel dit te rijmen met de Chinese tijdrekening die al rond 5000 v. Chr. een aanvang zou hebben genomen? Missionarissen die hiermee geconfronteerd werden deden het af als een misrekening van de Chinezen, doordat ze zelf geen wijs konden uit hun onleesbare karakters! In de calvinistische Nederlanden zette Isaäc Vossius de gevestigde bijbels-historische orde op zijn kop met zijn publicatie: De echte ouderdom van de wereld, waarin hij stelt dat tot nu toe niemand de juiste versie van de Heilige schrift heeft gelezen. Deze wetenschap vormde voer voor filosofen als Spinoza en Descartes, die de bijbel als historische bron reeds hadden afgewezen. Anderen zagen een parallel tussen Spinoza en de grootste Chinese wijsgeer Confucius. Na zijn kennismaking met China bezorgde Pieter van Hoorn in 1675, daarin bijgestaan door de Chinees ‘Michael Alfonsus’, een vertaling van Confucius ‘Gesprekken’: Eenige vorname eygenschappen van de waren deugdt…… getrocken uyt den Chineschen Confucius.

Ook de toenmalige ‘dichter des vaderlands’ Joost van den Vondel, was door zijn ontmoeting met twee Chinezen de missionaris Martino Martini en de bekeerde Chinees, Dominicus geïnspireerd tot het schrijven van zijn Chinese toneelstuk Zungchin, of ondergang der Sineesche heerschappye, over het einde van de Ming-dynastie. Het eerste bedrijf begint met een filmische beschrijving avant-la-lettre: …’…’Hier staenwe op ’t voorhof van het keizerlijk Peking, de hoofdstadt van heel Sine, en zien aen ’s hemels ring de zon alree gedaelt ….’

Vondel heeft daarin oog voor de emoties van het keizerlijk paar dat zich verhing aan een boomtak. Jaren geleden liep ik ‘door de achterdeur’ van de Verboden Stad even naar die verstilde plek, hoog op een heuvel, waar de laatste keizer van de Ming dynastie afscheid nam van het leven. Zou Vondels stuk ooit nog eens op de planken komen?

In een ets van Rembrandt uit 1655 is te zien dat Chinese invloed ook is doorgedrongen in de studeerkamer van de apotheker Abraham Frantzen. Aan zijn bureau, waarop een Chinees beeldje, bestudeert hij  een rolschildering. In de vitrine ernaast ziet de bezoeker voorbeelden van in Delft nagemaakte ‘Chineesjes’. Een beeldje van de moedergodin van het mededogen Guanyin naast een wit porseleinen beeldje van Patai, de lachende Chinese god van de voorspoed.

De moedergodin van het mededogen Guanyin

 

Patai, de lachende Chinese god van de voorspoed

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Interessant zijn ook voorbeelden van het zogenoemde Chine de Commande, zoals een Chinees bord waarop een Rotterdamse volksopstand te zien is: de Costermans oproer, van na 1690.

Chine de Commande
Chine de Commande, Costerman’s oproer, ca. na 1670

Tegen het decor van Hollandse trapgeveltjes zijn de opstandelingen –met Chinese ogen- volop bezig met het opnemen van dakpannen, om de oproerpolitie te gaan bekogelen? Tenslotte geeft de tentoonstelling ook antwoord op de vraag: Waarom in Haarlem? Naast het bekende Delfts blauw werd ook Haarlems Blauw gemaakt, zoals een op Wan-li porselein geïnspireerde schotel met vogels en bloesemtakken daterend van het midden van de 17e eeuw.

 

 

Chinees porselein is op talrijke 17e eeuwse stillevens te zien, zoals in Willem Claesz Heda’s Stilleven met pastei en zilveren kan.

Heda_Stilleven
Willem Claesz Heda, Stilleven met pastei en zilveren kan en bord van Chinees porselein, 1658, Frans Hals Museum, Haarlem

Over de ontwikkeling van deze maaltijdstillevens leest u binnenkort in mijn bespreking van de tentoonstelling: Slow Art: stillevens in de Gouden Eeuw, in  het Mauritshuis.

Links:

Frans Hals Museum Haarlem

Palace Museum Bejing

1917 Romanovs & Revolutie: het einde van een Monarchie. Hermitage Amsterdam t/m 17 september 2017.

Ilja Repin, Portret van tsaar Nicolaas II, 1895. Olieverf op doek
© State Hermitage Museum, St Petersburg

Op zondagmiddag om één uur moesten we vroeger stil zijn aan tafel, dan was G.B.J. Hilterman op de radio. Aan mij gingen zijn bespiegelingen over de toestand in de wereld voorbij, maar twee nieuwsfeiten uit respectievelijk 1963 en 1967 bleven wel hangen. De moord op John F. Kennedy en een bericht over de vrouw die beweerde de dochter van de vermoorde tsaar Nicolaas te zijn.

Op de Romanov tentoonstelling kwam deze laatste jeugdherinnering boven bij een vitrine met krantenknipsels over Anna Anderson, die beweerde de enige overlevende te zijn van de moordpartij op tsaar Nicolaas en zijn gezin. Ze gaf zich uit voor Anastasia. Het bleek bedrog.

Eerder las ik de laatste woorden die tsarina Alexandra in haar dagboek noteerde: …’grey morning, later lovely sunshine… baby has a light cold’… Een alledaagse mededeling gedateerd 16 juli 1918; aan het papier toevertrouwd zonder te vermoeden dat dit haar laatste geschreven woorden zouden zijn. Ontroerend. In de nacht van 17 op 18 juli werden de Romanovs in de kelder van hun banningsoord door een vuurpeloton vermoord. Het corpus delicti ligt als stille getuige in een vitrine. De bajonet waarmee de dochters van de tsaar, toen kogels op hun met juwelen gevulde korsetten afketsten, werden doodgestoken. Aan ontroering ontkom je evenmin bij het zien van de kindertekeningen en de speelgoedbeer van Aleksej, de zoon die de tsaar en zijn vrouw na 4 dochters kregen. De blijdschap om de komst van een stamhouder sloeg om in verdriet toen het jongetje aan hemofilie bleek te lijden. Deze toen nog levensbedreigende aandoening had hij aan zijn moeder te danken, die draagster was van het voor mannelijke nakomelingen fatale gen.

Laurits Tuxen, De huwelijksinzegening van tsaar Nicolaas II en tsarina Alexandra Fjodorovna, olieverf op doek, 1895
© State Hermitage Museum, St Petersburg

Troonopvolger Nikolaj Aleksandrovitsj was sinds zijn tienerjaren al verliefd op Alix von Hessen-Darmstadt. Ondanks het negatieve advies van zijn familie trad hij op 14 november (26 november volgens de Russische kalender) 1894 met haar in het huwelijk.  Zij was gereserveerd sprak stuntelig Frans en was aan het hof en bij het volk niet geliefd.

Tsarina Alexandra en tsaar Nicolaas op een van hun laatste statiefoto’s, Tsarskoje Selo, 1917, Atelier von Hahn & Co

Wie de beeltenis van de door de tsaar aanbeden Alix, alias Alexandra ziet begrijpt het gezegde dat liefde blind maakt. Vanaf alle tentoongestelde foto’s blikt de tsarina, door Nikolaj Sunny genoemd, humeurig de wereld in. Dagboeknotities van haar dochters bevestigen de chagrijnige buien van mama. Ze hield niet van feestelijkheden en contact met hovelingen en onderdanen probeerde ze zoveel mogelijk te vermijden. Wanneer haar grootmoeder koningin Victoria haar per brief adviseert een beetje haar best te doen om zich bij het volk geliefd te maken, antwoordt Alexandra dat de zaken in Rusland anders liggen dan in Engeland. Het Russische volk hoùdt gewoon van de tsarenfamilie. Dit blijkt een verkeerde inschatting.

Art nouveau-avondjapon van beige satijn, met sleep en twee tunieken. Moskou, atelier van Nadezjda Lamanova, ca. 1914
© State Hermitage Museum, St Petersburg

Presenteerde de Hermitage Amsterdam eerder kleurrijke kunsthistorische tentoonstellingen zoals over de Impressionisten en Gauguin en de Nabis, nu krijgt de bezoeker een vooral historische expositie te zien. Geïllustreerd met geschreven bronnen, schilderijen, prenten, kleding, sieraden en persoonlijke eigendommen als tekeningen en speelgoed van de tsaren-kinderen, waar het DNA van de Romanovs nog aan hangt. Ogenschijnlijk terug bij af, want ook in 2009 stonden zij in Amsterdam  centraal in de tentoonstelling Aan het Russische hof. In die expositie werden echter de hoogtijdagen van de Romanovs belicht, de huidige tentoonstelling brengt de neergang van dit roemruchte geslacht in beeld.

De keizerlijke familie is onlosmakelijk verbonden met de Russische Revolutie van 1917, die dit jaar wordt herdacht. De tentoonstelling laat zien hoe de Romanovs het doelwit werden van de revolutionairen. Deze zagen in hen de oorzaak van alle ellende die Rusland in die jaren teisterde. In de opstelling miste ik filmbeelden van het idool van mijn tienerjaren Omar Shariv, wiens onstuimige levensverhaal in de rol van Dr Zhivago zich afspeelt tegen het turbulente decor van de Russische Revolutie. Publicatie van Boris Pasternak’s gelijknamige boek was in Rusland verboden. In 1958 won hij er de Nobelprijs voor literatuur mee, die hij onder druk van de autoriteiten moest weigeren. Dertig jaar later nam Pasternak’s zoon deze alsnog in ontvangst.

Tijdens de voorbezichtiging vertelt Michail Piotrovsky, directeur van Hermitage Petersburg, dat de Russische Revolutie geïnspireerd was op de mythe van de Franse Revolutie. De woede van de revolutionairen richtte zich op de tsarenfamilie. Het Winterpaleis werd geplunderd en de Romanovs werden verbannen en later op gruwelijke wijze vermoord.

Het Sirenenboudoir van tsarina Alexandra Fjodorovna na de bestorming tijdens de Oktoberrevolutie, 1917. Foto Karl Kubesch
© State Hermitage Museum, St Petersburg

In een interview op 7 februari jl. bij Opium op radio 4 vertelde Paul Mosterd van de Amsterdamse Hermitage dat de Russische conservatoren aanvankelijk niet warm liepen voor de deze tentoonstelling. In Rusland is de tragische geschiedenis van de laatste Romanovs een pijnlijk onderwerp. Aan de hand van getuigenissen van de moordenaars zijn vijf van de zeven lichamen in de jaren ’70 van de vorige eeuw teruggevonden. Wat voeding gaf aan de verkeerde veronderstelling dat Anastasia en Alexej mogelijk nog in leven zouden zijn. In 2007 werden ook hun stoffelijke resten ontdekt.

Vasili Goerjanov (1867–1920) Icoon met vier heiligen: H. Michaël, H. Martelares tsaritsa Alexandra, H. Metropoliet van Moskou Alexius en H. Wonderdoener Nicolaas tegen de achtergrond van een klooster; in het bovendeel de Moeder Gods van de Fjodor Kerk. Lijst: Moskou, fabriek van D. Smirnov, 1913

Onder president Jeltsin zijn de laatste Romanovs met pracht en praal bijgezet in de St. Petrus en Pauluskerk in Sint Petersburg. De vindplaats van de lichamen is een bedevaartsoord geworden. De Romanovs zijn inmiddels tot heilige martelaren verheven, maar voor zover mij bekend niet op ikonen geschilderd. In de expositie zag ik er in elk geval geen voorbeelden van. Een ikoon die in 1913 ter gelegenheid van het 300 jarig jublileum van de Romanov dynastie werd vervaardigd is er wel. Gevat in een lijst met zilver, email en brokaat zien we hoog verheven de door de Romanovs speciaal vereerde Moeder Gods van Fjodor. Zij wordt geflankeerd door de heiligen Michaël, Alexandra, Alexius en Nicolaas; de beschermheiligen van de eerste en de laatste Romanovs. In de achtergrond is het Kremlin afgebeeld met de Oespenski kathedraal, waar de tsaren gekroond werden.

Ondanks aanvankelijke terughoudendheid van de Russen is de tentoonstelling over de laatste tsaar en zijn familie er toch gekomen. Deze vertelt het hele verhaal van de Romanovs en de Revolutie, nou ja, bijna, want het boek is nog niet gesloten, aldus Cathelijne Broers, directeur van de Amsterdamse Hermitage.

Art nouveau-avondjapon van zwart kant. Moskou, atelier van Nadezjda Lamanova, 1916–17
© State Hermitage Museum, St Petersburg

De bezoeker begint zijn wandeling door de geschiedenis van de nadagen van de Romanovs in de nagebootste moderne winkelstraat van Sint Petersburg. Deze passage werd in 1848 naar Europees voorbeeld aan de Nevski Prospekt voltooid. Jammer dat Peter- en Catharina de Grote dit niet meer hebben meegemaakt. Zij wilden van St. Petersburg een Europese stad te maken. Lopend door deze passage krijgt de bezoeker in de etalages niet alleen informatie over de Russische geschiedenis ten tijde van de laatste Romanovs gepresenteerd, maar ook informatie over mode en juwelen van Fabergé. In een ervan is te zien dat Fabergé nog meer kon. Toen Rusland betrokken raakte in WOI boog hij de productie van verfijnd edelsmeedwerk om in de vervaardiging van veldbenodigdheden van minder edele metalen. Een andere etalage geeft een indruk van het rijke culturele leven op het gebied van theater, muziek, en de Ballets Russes van Diaghilev. Elders neemt de bezoeker aan de hand van (spot)prenten kennis van de in het westen weinig bekende Russische Oorlog met Japan, waarbij in 1904 met een aanval op Port Arthur, de Russische vloot werd vernietigd.

 

De slag bij Port Arthur. De heroische ondergang van generaal Stepan Osipovitsj Makarov

De ondergang van de Romanovs is te wijten aan een reeks misstappen van de tsaar, doceert conservator Vincent Boele, tijdens de preview. De eerste fout was zijn huwelijk met de Duitse prinses Alix, zoals we al zagen. Wanneer tsaar Alexander op 20 oktober (1 november) 1894 komt te overlijden volgt Nicolaas hem totaal onvoorbereid op. Getuigend van opmerkelijke zelfkennis zei Nicolaas direct na de dood van zijn vader al dat hij ‘helemaal niet geschikt was om tsaar te zijn’… Het bleken profetische woorden. Nicolaas was aartsconservatief, hield politieke vernieuwingen tegen en verschool zich achter de overtuiging dat hij zijn leiderschap van God had ontvangen. Toen tijdens de kroningsplechtigheid een jaar later, bij de uitdeling van de zogenoemde kroningsgeschenken ruim 1400 doden vielen, was dat voor de tsaar geen reden om de feestelijkheden te stoppen. Dit zette veel kwaad bloed.

Boerenfamilie op het Zuid-Russische platteland.

Intussen neemt de politieke en sociale onrust in het land toe. De verschillen tussen arm en rijk zijn schrijnend. De onrust onder arbeiders, boeren en etnische minderheden vormt een vruchtbare voedingsbodem voor revolutionaire activiteiten. De geldverslindende oorlogen tegen Japan en later Duitsland hadden grote economische gevolgen. De Russische industrieën konden de vraag naar oorlogsmaterieel niet aan. Door militaire mobilisaties kon de opbrengst van de oogst niet tijdig naar de steden worden getransporteerd resulterend in gebrek, honger en inflatie. Op zondag 9 (22) januari 1905 barste de bom. Toen ongewapende demonstranten bij het Winterpaleis een petitie aan (de elders verblijvende) tsaar Nicolaas wilden aanbieden werden zij door de paleiswacht onder vuur genomen. Deze gebeurtenis, ‘Bloedige Zondag’ had een kettingreactie van stakingen en opstanden tot gevolg. Geschrokken trok de keizerlijke familie, zoals vorsten in de Middeleeuwen, afwisselend van het ene paleis naar het andere. Ook verbleven zij graag op het jacht de Standart, waar een regiment van 200 bedienden voor hen klaar stond.

Tsaar Nicolaas II en tsarina Alexandra Fjodorovna met hun tweede dochter Tatjana, 1897. Foto A. Smirnov
© GARF, State Archive of the Russian Federation

Als tegemoetkoming aan het volk wordt een volksvertegenwoordiging ingesteld, de Doema. Maar deze bleek door herhaalde veto’s van de tsaar vleugellam. Intussen is niet alleen het volk, maar ook de adel ontevreden. Zij mist de feestelijkheden van weleer; de grote bals op het paleis. In 1903 leek dat oude Rusland nog even te herleven. Tijdens een feestelijk bal masqué verschenen de tsaar en de tsarina als de vader van Peter de Grote en zijn echtgenote, uit de tijd dat Rusland een opkomende mogendheid was. Die tijden waren inmiddels echter definitief voorbij. Het uitblijven van deze ontvangsten was aan de tsarina, die de Petersburgse jet-set verafschuwde, te wijten.

Giljak (ook wel Nivch), figuur uit de serie porseleinen beeldjes Volkeren van Rusland. St.-Petersburg, Keizerlijke Porseleinfabriek, ontworpen door Pavel Kamenski, 1907
© State Hermitage Museum, St Petersburg

Tijdens het fin-de-siècle werd de Russische tsaar nog gezien als de vader van denatie. Traditiegetrouw nam hij op zijn verjaardag van alle volken een pop in ontvangst, maar door zijn afstandelijke houding heeft Nicolaas deze positie ondergraven.

Michail Roendaltsov, Portret van Lev Tolstoj, 1910. Ets op papier
© State Hermitage Museum, St Petersburg

De tsaar en zijn gezin leefden in een cocon; zonder de minste aandacht voor het volk. Terwijl de verschillen tussen arm en rijk almaar toenamen, leefden de Romanovs en famille op grote voet. De afschaffing van de lijfeigenschap in 1861 had geen echte vrijheid opgeleverd en evenmin een oplossing voor de armoede. Sociale tegenstellingen leidden in 1905 tot opstanden. Nadat deze waren neergeslagen woekerde het  ongenoegen over sociale ongelijkheid voort. De gespannen sfeer van die tijd, met de op handen zijnde revolutie, wordt mooi verklankt in de muziek en literatuur van die dagen. Zoals in de dramatisch aanzwellende tonen van Igor Strawinsky’s Le sacré du temps. Wie de magistrale boeken van Dostojevski en Tolstoj goed leest herkent daarin voorboden van de revoluties. Met name Tolstoj ziet wel iets in het anarchisme als middel om los te komen van de onderdrukking.

In deze verscheurde Russische maatschappij leek WOI even een bindmiddel voor nationale eenheid. Wanneer de Oostenrijks-Hongaarse troonopvolger Frans Ferdinand in Sarajevo wordt vermoord verklaart keizer Wilhelm Servië en even later ook Rusland de oorlog. Rusland bevecht de vijand aanvankelijk met wisselend succes, maar in de zomer van 1915 lijdt het Russische leger zware verliezen.

Nicolaas en Aleksej in een loopgraaf bij het hoofdkwartier in Mogiljov 1916

Daarom werpt de tsaar zich, daartoe aangespoord door de slechte raadgever Raspoetin, in de nazomer van 1915 persoonlijk op als opperbevelhebber van het leger. De tsaar geeft het goede voorbeeld door samen met zijn zoon Aleksej naar het front te gaan. Dit blijkt een vergissing. Nicolaas mist charisma en is ook voor deze rol volkomen ongeschikt. De Russische deelname aan WOI droeg ook al niet bij aan de populariteit van de tsaar.  De verliezen aan Russische zijde worden geschat op zes miljoen slachtoffers. De Duitse troepen zouden in 1918 zelfs oprukken naar Petrograd, vanwaar de kunstschatten uit de Hermitage allerijl naar Moskou worden getransporteerd.

Michail Roendaltsov, Portret van troonopvolger Aleksej met kleine portretjes van zijn zusters, [v.l.n.r.] Tatjana, Anastasia, Maria en Olga, 1915, naar een foto uit 1910. Ets, drogenaald op rijstpapier
© State Hermitage Museum, St Petersburg
Tsarina Alexandra met haar dochters Olga en Tatjana als zusters van barmhartigheid 1915

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Vooruitlopend op de latere dramatische gebeurtenissen ziet de bezoeker persoonlijke spullen en foto’s van de mooie kinderen. Olga, Tatjana, Maria en Anastasia en Aleksej in matrozenpak. Evenals hun ouders leefden zij in een gouden kooi, maar tijdens de oorlogsjaren leveren de meisjes, samen met hun moeder een maatschappelijke bijdrage. Het Winterpaleis wordt ingericht als veldhospitaal, waar zij zich evenals de adellijke dochters in de BBC serie Downton Abbey, als verpleegsters ontfermen over de gewonde soldaten.

Malevich, Luboks, spotprent, boerin steekt Oostenrijker aan hooivork, 1914

In een van de ‘etalages’ is te zien dat Russische kunstenaars als Malevitsj en Majakovsky wel raad weten met de vijanden van Rusland. In spotprenten gemaakt in de geest van de traditionele volksprent, de loebok, zien we hoe een struise Russische boerin een Oostenrijker aan een mestvork rijgt!

Tijdens Nicolaas afwezigheid kreeg Raspoetin aan het thuisfront steeds meer invloed. Tsarina Alexandra is helemaal in de ban van de gebedsgenezer. Ook dat wekt de woede van zowel de intellectuelen als het volk. In december van het jaar 1916 wordt hij vermoord en met kettingen verzwaard in de Neva gegooid.

Grigori Raspoetin [1915]. Fotograaf onbekend
© GARF, State Archive of the Russian Federation
De moord op Raspoetin vormt de prelude op de revolutie. Op 8 maart 1917 protesteerden honderden vrouwen voor gelijke rechten. De dagen daarna kwamen nog eens talrijke demonstranten op de been. Anderen legden het werk neer. Toen de politie er niet in slaagde de ongeregeldheden te stoppen, gaf Nicolaas opdracht om het leger in te zetten, maar veel soldaten liepen over. Wanneer de voorzitter van de Doema Nicolaas waarschuwt dat de stad in staat van anarchie verkeert, doet de tsaar dit bericht af als onzin ‘van die dikke Rodzjanko’.

 

Uiteindelijk besluit Nicolaas toch maar terug te keren van het front, maar het is te laat. De gebeurtenissen raken in een stroomversnelling. Nicolaas doet afstand van de troon; hij biedt deze nog aan aan zijn broer Michail, maar die weigert wijselijk. De tsaar en zijn familie worden verbannen en een Voorlopige Regering onder Aleksandr Kerenski vestigt zich in de voormalige werkkamer van Nicolaas in het Winterpaleis.

Jonkers en kozakken beschieten een vreedzame arbeidersoptocht op de Nevski Prospekt, 4 (17) juli 1917. Reproductie door Jakov Steinberg van de originele foto van Viktor Bulla
© State Hermitage Museum, St Petersburg

Er volgen onrustige maanden, getekend door economische crises, nieuwe opstanden en rivaliteit tussen de opstandelingen. Onder leiding van Vladimir Iljitsj Lenin grijpen de bolsjewieken de macht waarna nòg een revolutie volgt. Lenin maakt in 1917 met zijn Aprilstellingen zijn doelen kenbaar: alle grond aan de boeren, macht aan de sovjets (de arbeidersraden) alle fabrieken aan de arbeiders en vrede met Duitsland. Na nog wat touwtrekken met de tegenstanders van de Voorlopige Regering komt Lenin uiteindelijk in november 1917 aan de macht; het begin van het communistische tijdperk. De tentoonstelling laat zien dat dit niet zonder slag of stoot ging.

Het gezin van tsaar Nicolaas II, 1914. Foto Atelier Boissonnas & Eggler
© GARF, State Archive of the Russian Federation

Het keizerlijk gezin was inmiddels naar Siberië verbannen, waar zij hun dagelijkse routine weer oppakten. Ze lazen boeken speelden toneel en Nicolaas hield zich met zijn hobby bezig: houthakken. Toen anti-bolsjewistische eenheden oprukten werd de familie overgebracht naar Jekaterinenburg, waar zij hun eindbestemming zouden vinden. Na maandenlange gevangenschap werden de tsaar, de tsarina en hun kinderen in de nacht van 17 op 18 juli in de kelder van de woning waar ze werden vastgehouden vermoord door Jakov Joerovski en zijn helpers. De moordenaars begroeven de lichamen in de bossen. In 1976 werden 5 lichamen door een geoloog teruggevonden. Hij hield zijn gruwelijke vondst nog tot na het uiteenvallen van de Sovjet Unie in 1991 geheim.

Tsaar Nicolaas II en tsarevitsj Aleksej, ca. 1910 © GARF, The State Archive of the Russian Federation, Moscow

Fascinatie voor de Romanovs inspireerde Rasha Peper in 1995 tot de roman Russisch Blauw, waarin een jonge historicus op grond van genealogisch ‘bewijsmateriaal’ tot de overtuiging komt dat hij de kleinzoon is van de evenals hijzelf aan hemofilie lijdende tsarenzoon Aleksej. Peper beschrijft dit zo suggestief dat je er als lezer ook bijna in gaat geloven!

Ten tijde van president Jeltsin werden de inmiddels heilig verklaarde Romanovs met veel vertoon bijgezet in de Peter en Paulus kathedraal, waar ook hun voorvaderen rusten. Ook de jonge Poetin liep mee in de stoet. Woorden van de huidige president van Rusland vormen het slotakkoord van deze tentoonstelling. Poetin meent dat de opvattingen over de Russische Revolutie moeten worden herzien. Voor Lenin en de Revolutie heeft hij geen goed woord over. De tsaar liet zich de macht afpakken. Poetin verzekert de bezoeker dat hij zich de macht nooit zal laten afnemen!

Link: 1917 Romanovs en Revolutie, Hermitage, Amsterdam

Bibliografie:

Rasha Peper, Russisch Blauw, Amsterdam, 1995.

I. Bagdasarova,  Aan het Russische hof. Paleis en Protocol in de 19e eeuw, Hermitage Amsterdam, 2009.

I. Zacharova e.a., 1917 Romanovs & Revolutie; het einde van een monarchie, Hermitage Amsterdam, 2017

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

‘Maria’ t/m 20 augustus 2017 in Museum Catharijneconvent.

Pieter Fransz de Grebber, Maria met kind, 1632, museum Jacob van Horne, Weert

Maria bij het horen van deze naam begint een liedje in mijn hoofd rond te zingen: …’ The most beautiful sound I’ve ever heard:…Maria, Maria, Maria,’… Herinnering aan mijn eerste bioscoopbezoek: The West Side Story met Nathalie Wood als Maria. Vernoemd naar Maria, de moeder van Jezus, die in de voorjaarstentoonstelling van Museum Catharijneconvent de hoofdrol speelt.

Natalie Wood als Maria in West Side Story, film, 1961

De vele hoedanigheden, of beter gezegd gezichten van Maria worden in deze tentoonstelling in beeld gebracht; letterlijk en figuurlijk. Beschreven, geschilderd, gebeeldhouwd en zelfs getatoeëerd. Op een beeldscherm in de Devotie zaal vertelt Sara Koning over het ontwerpen en zetten van Maria tatoeages.
Op een wereldkaart zijn de vijftien locaties waar Maria ooit zou zijn verschenen aangegeven. De Zuid-Europese plaatsen Lourdes en Fatima kent iedere katholiek.

Onze lieve vrouw van Guadeloupe

Maar dat de allereerste Maria verschijning plaats vond in Zuid-Amerika is wellicht minder bekend. Op 9 december 1531 kreeg de bekeerde Azteek Juan Diego Cuauhtlatoatzin de schrik van zijn leven toen hij op weg naar de mis, plotseling oog in oog stond met de moeder van Jezus. De heilige Maagd van Guadeloupe vormt op de kaart in het Catharijneconvent slechts een speldenprik maar wie goed zoekt vind haar in de wand van de internet-madonna’s.

 

 

Tatoeage Onze lieve vrouw van Guadaloupe, Curacao

Een paar jaar geleden verscheen de Maagd van Guadeloupe ook aan mij, als tatoeage op de arm van een Venezolaanse fruitverkoper op de drijvende markt in Curacao. Ooit zag ik het beeld van deze Zuid-Amerikaanse hemelkoningin met het gezicht van een Indiaans meisje in het echt. Op het enorme plein voor de aan haar gewijde basiliek van Mexicostad kropen jonge moeders met hun baby’s naar de ingang van dit enorme door Oscar Niemeyer gebouwde godshuis om dank te zeggen voor de geboorte van hun kindje. Binnen werden gelovigen en toeristen om filevorming te voorkomen, via een lopende band langs de Maagd van Guadeloupe geleid; ook voor niet-gelovigen een onvergetelijke ervaring!

In de NRC schrijft Joyce Roodnat op 16 februari dat zij veel verwachtte van de tentoonstelling, maar ’het valt tegen. Ik was uit op lekker veel afbeeldingen van de Visitatie…Er is er maar een’…Ze ‘steigert’ zelfs bij het schilderij met de Verloving van Maria en Jozef. Dit duidt op onbegrip en dat is jammer. Gelukkig denkt collega Gretha Pama er anders over en maakt dit met haar positieve bespreking in dezelfde krant helemaal goed.
De expositie biedt een breed scala aan afbeeldingen van Maria door de eeuwen heen. Wegens haar beperkte aanwezigheid in de bijbel werd de beeldvorming van Maria in de loop der tijd verrijkt met informatie uit apocriefen en legenden. Deze ontlokken de bezoeker met historisch bewustzijn en gevoel voor humor hoogstens een glimlach, maar steigeren?

In de eerste zaal maakt de bezoeker niet alleen kennis met Maria, maar ook met voorchristelijke moedergodinnen. Zij zijn in nissen gepresenteerd rond een stralend middelpunt: een 15e eeuws Marianum, dat oorspronkelijk hoog in de viering van de kerk hangt.

Anoniem (Egyptisch). ‘Beeld van  Isis die het kind Horus voedt, 664-525 BC. brons. Walters Art Museum

Lang voor de geboorte van Jezus kende de mensheid moedercultussen rond Kybele, de Magna Mater van de Griekse oudheid. Ook Artemis en Isis, geliefd om hun scheppende en beschermende krachten werden met gebeden, gaven en processies geëerd. Maria wordt evenals de Egyptische godin Isis met haar zoon Horus in beeld gebracht en aanbeden. Het uiterlijk van de Maagd van Guadeloupe gaat eveneens terug op een Indiaanse moedergodin: Tonantzin. Door aansluiting bij bestaande godsdiensten probeerden missionarissen zieltjes voor het eigen geloof te winnen.

Het gepiep dat de bezoeker in de introductiezaal hoort is geen beginnende tinnitus, maar het toepasselijke geluid van krekels, of beter: bidsprinkhanen…

Evenals de voor-christelijke moedergodinnen wordt ook Maria gezien als bemiddelaar tussen de gelovigen en God. Behalve de ontwikkeling van de bekende Maria-met-kind afbeeldingen uit het westerse- en oosterse christendom toont het museum ook werk van eigentijdse kunstenaars, zoals de prachtige Roosenkrans, door Maria Roosen, waarover straks meer.

In Efeze bevond zich het heiligdom van de moedergodin Artemis. De godin met de vele borsten, althans zo worden de bollen op haar lichaam doorgaans geïnterpreteerd. Een misvatting volgens gastconservator Desirée Krikhaar die een prachtige tentoonstelling heeft samengesteld. De ‘borsten’ moeten gezien worden als vruchten en zijn bedoeld als vruchtbaarheidssymbolen. Na het Concilie van Efeze in 431, toen aan Maria het dogma Moeder Gods werd verleend, moest de Artemis verering wijken voor Maria. Terwijl ik dit schrijf komt een interessante herinnering boven. Jaren geleden werd mij in Efeze het huisje van Maria gewezen. Wat moest zij daar ? Verbaasd verdiepte ik mij in de (legendarische) reis die Maria en Jezus naar India gemaakt zouden hebben. [link artikel Trouw; Jezus hemel is een graf in Srinagar].  

Terug naar de tentoonstelling. In een intieme tussenruimte wordt de bezoeker geïnformeerd over de splitsing van het Romeinse Rijk. In 395 gingen ook de oostelijke en westelijke kerken een eigen weg en dat geldt ook voor de beeldvorming rond Maria. De allereerste afbeelding van Maria werd volgens de overlevering geschilderd door de evangelist Lucas. De bezoeker kan haar portret aan de hand van een 18e eeuwse ikoon  uit Cyprus vergelijken met een laat-15e eeuwse Lucasmadonna door Derick Baegert.  Een 17e eeuwse ikoon toont de Geboorte van Christus met Maria op een roodpurperen kraambed en het stralende kindje Jezus, dat niet in een kribbe ligt, maar in een rotshol.

Lucas schildert de ikoon van de moeder God’s, begin 15e eeuw, Ikonen-museum Recklinghausen
Derick Baegert, Lucas schildert de Madonna, Westfalisches Landesmuseum, Munster

 

 

 

 

 

 

 

 

De kleur purper, voorbehouden aan de keizers van het Oost Romeinse Rijk, symboliseert de goddelijkheid van moeder en kind. Uit de 10e eeuw dateert een prachtige ivoren beeldje uit Constantinopel, met beeltenis van de Moeder Gods Hodegetria; zij die de weg wijst. De benaming Moeder Gods klinkt westerlingen wellicht wat vreemd in de oren, maar in het oosten kwam men via het dogma van de Drieëenheid op deze titel. De Hodegetria is een goed voorbeeld van de oosterse visie op Maria als een boven het volk verheven koningin des hemels. Dit beeld verschilt  wezenlijk van de westerse iconografie. Daarin is Maria als een ‘gewone’ liefhebbende moeder afgebeeld, die dicht bij de gelovigen staat, maar wel van groot belang.

Tronende Maria met kind, Zuid Nederland, 17e eeuw, Museum Catherijneconvent, Utrecht

Als tweede Eva, maakte zij de misstap van de eerste vrouw weer goed. De tentoonstelling licht de verschillen toe tussen de beeldtradities van Oost en West.

Kort na 431 verrijst de eerste grote kerk van het christendom,  Santa Maria Maggiore in Rome. Hier vindt men mozaïeken met de oudste afbeeldingen van Maria als hemelkoningin.

Wat weten we eigenlijk van Maria en het ontstaan van het Christendom? Niet veel. De belangrijkste informatie komt van de vier evangelisten; Lucas is nog het meest uitvoerig. Mattheüs wordt al minder mededeelzaam, Marcus doet er het zwijgen toe en Johannes rept slechts cryptisch over het woord dat vlees geworden is.

Geen wonder dat gelovigen behoefte hadden aan meer informatie. In Robert Ankers roman In de Wereld buigt de hoofdpersoon zich met zijn kompanen bij kaarslicht over een Grieks manuscript, waarin zij op zoek gaan naar de herkomst  van het begrip erfzonde. Ze komen tot de (ketterse) conclusie dat Jezus er met geen woord over rept. Ze stellen vast dat het leerstuk vooral door de kerkvader Augustinus is ontwikkeld. Ook vragen zij zich af hoe het komt dat Maria in de kerk zo’n bijna allesoverheersende rol is gaan spelen. De kerk heeft haar gepromoot, maar de mannen vragen zich af hoe de mensen, inzonderheid de paus, in staat kunnen zijn te weten of iemand heilig is. Hoe dit ook zij: de hiaten in de evangeliën zijn ingevuld met apocriefe geschriften, legendes en volksverhalen. Het Pseudo Evangelie van Jacobus ( 2e eeuw) en de Legenda Aurea van Jacobus de Voragine (13e eeuw) zijn het bekendst. Deze vormden wat kennis betreft, naast de afbeeldingen op vroege ikonen, een belangrijke inspiratiebron voor kunstenaars.

Wanneer je door de glazen luchtbrug, onder de zoete tonen van het Ave Maria, naar de westelijke kloostergang wandelt zie je beneden in de pandhof een curieus Mariabeeld met zwaailicht. Is dit een misplaatste grap van een eigentijds kunstenaar? Geenszins: het beeld fungeerde als beschermend lichtbaken voor schippers in de Waal! Veilig aan de overkant wordt de bezoeker middels een 14e eeuws geschilderd beeldverhaal door Turone di Maxio da Camnago en andere afbeeldingen, ingelicht over het leven van Maria.

Ontmoeting van Anna en Joachim bij de gouden poort, eind 16e eeuw, Ikonen museum Recklinghausen

Het begint met de wonderbaarlijke conceptie. Wanneer Maria’s toekomstige ouders, Joachim en Anna, wegens hun kinderloosheid  -in bijbelse tijden een schande- uit elkaar gaan brengt een engel hen weer samen. In de Gouden Poort van Jeruzalem vallen de echtelieden elkaar in de armen.  Tijdens deze kuise omhelzing ontving Anna het kind in haar schoot. Ook de volgende episodes uit het leven van Maria zijn verbeeld: haar geboorte, haar kindertijd (doorgebracht in de tempel), haar verloving, moederschap, haar verdriet om het lijden van haar zoon en tenslotte haar dood en ten hemelopneming, van waar zij fungeert als bemiddelaar voor de mensheid.

Interessant zijn de ‘cross-overs’; voorbeelden van wederzijdse beïnvloeding tussen de beeldtaal van oost en west. Het westerse Maria type van Maria als Sedes Sapientiae, zetel der wijsheid, is bijvoorbeeld ontleend aan Byzantijnse ikonen met tronende Maria. Anderzijds zijn in de starre, aan strenge regels gebonden ikonen, in de 18e en 19e eeuw soms invloeden van de Italiaanse Renaissance te ontwaren. Verrassend vond ik de tekst in de mihrab, de gebedsrichting, in een Montenegrijnse moskee. Deze meldt dat de kleine Maria, in de Koran Maryam, tijdens haar jarenlange verblijf in de tempel op miraculeuze wijze gevoed werd door een engel. ’Telkens, wanneer Zakariya bij haar binnentrad in de kapel, vond hij levensonderhoud aan haar zijde’  Soera 3, 27: 37. Mooi dat deze weinig bekende overeenkomst tussen het christendom en de islam in het Catharijneconvent zichtbaar wordt. Maryam wordt als de moeder van Isa (Jezus) de laatste profeet voor de komst van Mohammed geëerd.

Even terug naar de maagdelijke conceptie en geboorte van Jezus. Hadden predikers in vroeg-christelijke tijden hierover al wat uit te leggen; vandaag de dag heeft vrijwel niemand meer oren naar dit wonder. Kerkvaders legden uit dat de conceptie plaats vond via het (geh)oor; de conceptio per aurem. Du moment dat Maria de blijde boodschap hoort is de conceptie een feit!

Middelrijns altaar, verkondiging,1410,

In het Rijnlands altaar uit 1410 in de refter van het museum wordt dit mirakel aanschouwelijk gemaakt. Vanuit de hemel daalt de duif, symbool van de Heilige Geest, boven het hoofd van Maria neer… met in zijn kielzog een kant- en- klaar baby’tje!

In de orthodoxe kerk werd op dit ongeloofwaardige theologische concept wat gevonden: de testwater proef. In het mooie begeleidend boek, waarin  Desirée Krikhaar voor alle dagen van het jaar een afbeelding, weetje of recept bijeen bracht, vindt u deze oplossing bij 25 september. Een illustratie toont dat Maria en Jozef zich moeten onderwerpen aan een test met een archaïsche leugen-detector om te controleren of zij aangaande de maagdelijke conceptie de waarheid spreken.

 

Rembrandt (atelier van) De heilige familie bij avond ca 1642-1648, Rijksmuseum Amsterdam

Houd in de kloostergang bij de bocht naar links even stil; vanuit dit standpunt krijg je drie topstukken in het vizier: (omgeving) Rembrandt de Heilige familie bij nacht,  Toorop’s Jezus ontmoet zijn moeder en uit het atelier van Cuypers een 19e eeuwse impressie van de Leerjaren van Christus.

De Rembrandt toont een prachtige in clair-obscur weergegeven intieme scène met de lezende Maria en Anna, die terwijl zij het kindje wiegt, zelf in slaap is gesukkeld. Als je goed kijkt zie je een leuk detail: wat moet Jozef daar, nauwelijks zichtbaar, onder de trap; een subtiele verwijzing naar het feit dat hij niet de biologische vader is van het kind?

In het paneel met de Heilige Maagschap van de meester van Liesborn kunnen liefhebbers van genealogie de stamboom van Maria bestuderen, met haar ouders, halfzusters, en hun kinderen. Aan deze loot is zelfs Sint Servaas ontsproten, de eerste bisschop van Maastricht!

Elisabet Stienstra, Virgin of Mercy, 2015, particuliere collectie

Het verdere parcours langs Maria’s levensverhaal laat behalve traditionele schilderijen en beelden ook een aantal verrassende eigentijdse creaties zien. Zoals het op oude Sheela-na-gig beelden geïnspireerde lindenhouten beeld Virgin of Mercy door Elisabet Stienstra uit 2015. Een ontroerend beeld van een jong meisje dat, misschien wel voor het eerst ongesteld, zich bewust wordt van haar vrouwelijkheid.
Naast een 14e eeuwse Pieta hangt een in mijn ogen op een pleister gelijkende collage van Klaas Kloosterboer, waarmee hij de aanslag in Parijs uit 2015 memoreert. Onder het met goudverf gelakte oppervlak zijn krantenartikelen (nauwelijks) zichtbaar. Mooie intentie, al vrees ik dat de portee van dit werk de minder oplettende museumbezoeker zal ontgaan.

Ger van Elk, Honda Gothic

Misschien springt Ger van Elks Honda Gothic uit 1986 meer in het oog. Van Elk gebruikt zijn eigen portret voor zowel de beeltenis van Jezus als Maria, gevat in het wiel met spaken dat dienst doet als een aureool met stralenkrans.

 

 

De laatste episode uit het leven van Maria. Nadat zij is ontslapen in plaats van gewoon dood te gaan, vaart zij ten hemel. In Italië wordt deze gebeurtenis, Ferragosto, nog altijd groots gevierd. Vijftien augustus is een nationale feestdag, een christelijke voortzetting van het heidense oogstfeest de Feriae Augustie. In een olieverfschets, die gedurende drie maanden in de expositie te zien zal zijn, geeft Peter Paul Rubens zijn kijk op de Hemelvaart van Maria. Tijdens deze hemelreis ontmoet Maria de apostel Thomas die, komende van zijn missiegebied in India te laat kwam om afscheid van haar te nemen. Als eerder bij de verschijning van Jezus na zijn dood, kon hij ook nu zijn ogen niet geloven. Daarom overhandigde Maria hem haar gordel; als tastbaar bewijs van hun ontmoeting op kruishoogte. Dit wonder is in Rubens ‘modello’ niet te zien, maar wel in de Porta della Mandorla van de Florentijnse Dom.

In de zogenoemde dakkamer kan de bezoeker eigen ervaringen met Maria kwijt, die in een beeldarchief van het museum bewaard zullen worden.

De expositie gaat verder met Maria devotie en Maria processies; praktijken die eveneens wortelen in het oude Rome, waar al processies werden gehouden om de goden gunstig te stemmen. Wie is grootgebracht tijdens het rijke roomse verleden, wacht hier menige aha-erlebnis, hetzij in negatieve, hetzij in positieve zin. Het vertrouwen van katholieke gelovigen in Maria’s bemiddeling bij gebedsverhoring wordt geïllustreerd met een reeks, voor deze gelegenheid afgestofte, stolpen waaronder bloemrijke Mariabeeldjes en porseleinen wijwaterbakjes en ex-voto’s. Een video toont tatoeëerder Sara Koning tijdens het ontwerpen- en zetten van heilbrengende tatoeages met beeltenis van Maria.

De laatste Maria verschijning vond dichtbij huis plaats. In de 20e eeuw zou Maria zijn verschenen aan Ida Peerdeman in Amsterdam. Het tekstboekje meldt dat er grootse plannen zijn voor de bouw van een basiliek; wellicht een nieuw ‘Lourdes aan de Amstel’?

In een ruimte voor de laatste zaal draait Bill Viola’s The Greeting, uit 1995. Een contemporaine verbeelding van de Visitatie, geïnspireerd op Pontormo’s Visitatie in de Pieve di San Michele Arcangelo in Carmignano.

Maria Roosen,Roosenkrans, 2017

Tot slot wachten de bezoeker nog enkele eigentijdse kunstwerken, waaronder Maria Roosen’s rozenkrans, samengesteld uit reusachtige glas geblazen kralen in de vorm van groenten. De oranje gevlekte misbaksels zijn in mijn ogen het mooist!

De expositie die begint met een cluster antieke godinnen-beelden geschaard rond de beeltenis van de Maagd Maria eindigt als een rondeel met eigentijdse moedergodinnen zoals de Hindoestaanse Durga,  Yashoda de stiefmoeder van Krishna en zijn vrouw Radha. En van de andere zijde van de Atlantische Oceaan: de Braziliaanse Iemanja, de godin van de liefde en de zee, evenals Maria gehuld in een lichtblauw gewaad.

Link: Museum Catharijneconvent

Rodin: A Genius at Work, Goninger Museum t/m 30 april 2017.

 

Om Rodin in het Haags Gemeentemuseum te zien is het nu te laat, maar in Groningen kunt u nog tot en met 30 april terecht voor de tentoonstelling Rodin: a Genius at Work. Hier staan Rodins gipsmodellen centraal. Deze voorheen niet voor vol aangeziene ‘proefstukjes’ zijn opgewaardeerd tot fingerprints van Rodins definitieve beelden. Het gebruik van gips was nieuw. Traditioneel maakten beeldhouwers zoals bijvoorbeeld Bernini hun eerste artistieke ingeving tastbaar in terracotta, klei, of was. Ateliermedewerkers namen vervolgens de uitvoering van het kleimodel in brons of marmer ter hand. Rodin maakte echter van die vergankelijke kleimodellen afgietsels in gips alvorens het ontwerp uit te voeren in brons. Waarom gips?

Rodin, de Prediker

Na gieting blijft het nog lang kneedbaar, zodat de kunstenaar anders dan bij bijvoorbeeld het houwen in marmer, makkelijk veranderingen kan aanbrengen. Van de gipsmodellen werden delen ‘geamputeerd’ en later door Rodin hergebruikt met zijn zogenoemde fragmentatie- en assembleer-methode. Deze losse ledematen belandden genummerd en gecatalogiseerd in zijn archief, dat als ‘grabbelton’ fungeerde voor later werk. Rodin bleef er eindeloos mee variëren. Zijn toepassing van afgietsels van bestaande objecten was ook nieuw. Zoals het ‘echte’ boek dat als sokkel fungeert voor het merkwaardige beeldje van de Prediker (1869), die om een mij onbekende reden met de billen bloot moest.

Rodin, de Schreeuw

Door bestaande voorwerpen in zijn sculpturen op te nemen staat Rodin aan het begin van een nieuwe kunsthistorische traditie; de ready-mades, waarin gewone objecten als kunst gepresenteerd worden, zoals Marcel Duchamp’s Fountain. Met het creatieve gebruik van stukjes eierschaal, takjes, stukken krant en lappen stof, waarvan afdrukken zichtbaar zijn in bijvoorbeeld de Schreeuw, (1898) was Rodin zijn tijd eveneens vooruit.

 

 

Met een doodgewone baksteen als sokkel en in gips gedrenkte lappen als aankleding van zijn figuren gaat Rodin nog een stap verder. Het zichtbaar laten van oneffenheden, breuken en naden van gietvormen tenslotte, wordt een artistieke keuze! Dat geldt ook voor de onorthodoxe presentatie van de voltooide beelden op die baksteen, een zuil of juist zònder sokkel. Bijzonder mooi zijn de beelden waarin de figuur gedeeltelijk uit het onbewerkte materiaal tevoorschijn komt, zoals in in het Portret van Marie Fenaille.

Rodin, portret van Marie Fenaille

Kunstkenners zien direct dat deze presentatie geen nieuwtje is. Rodin keek dit idee af van Michelangelo. Zíjn slaven, te zien in het Louvre in Parijs, bleven echter onopzettelijk onvoltooid.

De tentoonstelling met ruim 140 beelden en 20 tekeningen is samengesteld door het Musée des Beaux-Arts in Montreal en het Musée Rodin Meudon, dat bijna al zijn werk bezit. In de introductieruimte staat Rodins Hand van God centraal. Solitair, omgeven door blow-ups van foto’s van Rodins atelier.

Rodin, de hand van God

Rodins eigen handen stonden talloze malen model: smekend, strelend en dreigend. Handen waarmee Rodin het scheppend vermogen ontving. Hoe hij dat gebruikte wordt in films getoond: het modelleren in klei en gips, het hakken in marmer en het gieten van beelden in bronsNaast bewondering wekt de tentoonstelling ook verbazing. Zoals dat Rodins marmeren beelden, anders dan die van Michelangelo, grotendeels door ànderen werden gehakt. Eigentijdse kunstcritici vonden dat maar niets. Nog méér verbazing wekt de afwezigheid van Camille Claudel, de 24 jaar jongere assistente, met wie de beeldhouwer van 1882-1898 een langdurige relatie had. Toen ik vroeg naar het waarom van haar absentie antwoordde directeur Blum dat het museum ervoor gekozen heeft om dit geromantiseerde verhaal niet te vertellen. Jammer, zij vormt een wezenlijk hoofdstuk in het leven van Rodin. Zou het zijn omdat deze tovenaarsleerling haar meester naar de kroon stak?
Wie goed zoekt kan in de tentoonstelling een in gips gegoten incognito portretje van haar vinden, gepresenteerd onder de poëtische naam de gedachte.

Camille Claudel. de Gedachte
Camille Claudel in het atelier (met Jessie Lipscomb)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

In de mooi geïllustreerde en op folio formaat uitgevoerde catalogus vond ik een piepklein fotootje,  waarop Camille in japon met queue vol overgave werkt aan het (profetische) l’Abandon. Na de breuk met Rodin neemt haar leven een droevige wending. Haar broer laat zijn onaangepaste zus levenslang opsluiten in een psychiatrische inrichting. In betere tijden maakte Rodin geïnspireerd op zijn liefde voor Camille  een assemblage van de vallende man en de hurkende vrouw. Hij noemde het naar de beginregel van een gedicht van Beaudelaire ‘Je suis belle’.

Rodin, ik ben mooi, assemblage van de vallende man en de hurkende vrouw

Van eenvoudige komaf had Rodin de belangstelling voor kunst niet van huis uit mee gekregen. Toen hij voor het toelatingsexamen voor de Academie was gezakt, nam hij als 14-jarige les aan de Pétite École. Daar leerde de jonge Rodin de modellen nauwkeurig te observeren om ze vervolgens uit zijn hoofd op papier te zetten! Daarna werkt hij in het atelier van Albert Carrier-Belleuse en in de porseleinfabriek van Sèvres. Pas in 1877 brak hij door met (de eerste gipsen versie van)  Het Bronzen Tijdperk.

Rodin, het bronzen tijdperk (gips)
Rodin, het bronzen tijdperk

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Kwade tongen beweerden dat het maken van een afgietsel van een levend model geen kunst was. In werkelijkheid had Auguste Neyt maandenlang geduldig voor hem geposeerd. Daarvan getuigt de vreemde houding van de linkerarm. Om tijdens de eindeloze sessies niet om te vallen hield het model een stok in de hand!

Toen Rodin dit beeld maakte was hij al bijna veertig. Zou hij al voor die tijd zijn overleden dan had niemand ooit zijn naam gekend. Maecenas Max Linde (zie bespreking Munch Van Gogh) bestelde een exemplaar, dat hij in zijn tuin plaatste. Door weersinvloeden kwamen, tot Lindes ontsteltenis, naden en andere oneffenheden tevoorschijn. De gieter had deze met soldeersels, was en kleurstof weggemoffeld. Bovendien bleek het beeld uit twee stukken te bestaan. Rodin ontsloeg de gieter van dit prutswerk en gaf Francois Rudier opdracht om een nieuw gietsel te maken.
Deze (uit Praag) staat nu temidden van 4 kloons in de expositie. De bezoeker kan de verschillen in gietwerk en patina vergelijken. Vier van de 5 exemplaren dateren uit de tijd dat Rodin nog in leven was. Eén ervan is postuum gegoten. Wat mij op het volgende brengt. Musée Rodin bezit de originele mallen en de rechten en tot de huidige dag worden, voor veel geld, nog casts gemaakt. Met de opbrengst van één enkele grote replica kan, aldus een conservator van het Musée Rodin, 4 jaar lang het salaris van 100 medewerkers worden betaald. Toen dit tijdens de lunch na de voorbezichtiging, nogmaals over tafel ging, deed ik dit af als een broodje aap verhaal. Door een latere ontdekking in de museumwinkel van Singer Laren moest ik het wel geloven!  Ter gelegenheid van de tentoonstelling over de Kunsthandel Frans Buffa waar behalve de Denker ook enkele andere sculpturen van Rodin getoond werden zijn daar diverse replica’s te koop. Een kleine bronzen Denker  voor € 799,–; met inscriptie: ‘reproduction-Musee Rodin’  als certificaat van echtheid.  Te prijzig? Voor € 89,– is De kus en voor € 39,90 al een Hand  binnen handbereik!

In 1887 ontstaat een ander spraakmakend beeld met interessante ontstaansgeschiedenis. Door aan een Apollo Belvedere-achtige torso, een paar benen te monteren ontstond de Lopende man, die Rodin door toevoeging van een kop completeerde. Op de Salon werd het beeld wegens de onbeduidende benaming met gehoon ontvangen, maar toen Rodin hem een salonfähige titel gaf: Johannes de Doper, werd het beeld geaccepteerd en zelfs aangekocht door de Staat. Critici waren echter niet enthousiast: moest het publiek de voorloper van Christus alleen aan die opgeheven hand herkennen?

Rodin, prekende Johannes de doper
Pignatelli staat model voor Johannes de doper

 

 

 

 

 

 

 

 

Wellicht het meest bekend is Rodins Hellepoort, die hij in opdracht van de Franse staat ontwierp als toegangsdeur voor het nieuw op te richten Musée des Arts Décoratifs. De Hellepoort dreigde de onvoltooide van Rodin te worden. Het project hield hem 37 jaar lang bezig en werd pas jaren na zijn dood geplaatst. Middels een enorme foto krijgt de bezoeker een idee van het concept.

Rodin, de hellepoort (1926)

Terwijl de poort zelf al die jaren voor het publiek verborgen bleef, gebruikte Rodin afzonderlijke Hellepoort figuren als zelfstandige beelden, zoals de Denker, alias de Dichter (Dante) op wiens beschrijving van de hel in de Divina Commedia (vroege 14e eeuw) de Hellepoort geïnspireerd is. Italianofielen herkennen natuurlijk ook een tweede inspiratiebron: de bronzen paradijspoort die Lorenzo Ghiberti (1425-52) voor het Baptisterium in Florence vervaardigde. In de tentoonstelling staat een maquette met een versie van de Hellepoort in een vroeg stadium.

Rodin, De hellepoort (maquette)

Anders dan bij Ghiberti, wiens scènes netjes binnen de perken blijven, breken Rodins figuren door de kaders heen. Hij bleef eindeloos variëren op de figuren van de Hellepoort, die hij veelvuldig in een andere context gebruikte. Zoals het literaire liefdespaar Francesca en Paolo, dat in soorten en maten werd hergebruikt voor De Kus,

Rodin, de kus

of de dramatische figuur Ugolino, uit de geschiedenis van Pisa, in wie Rodin al zijn expressieve krachten kon uitleven. Gaandeweg groeide de mensenmenigte aan de Hellepoort met figuren ontleend aan Ovidius Metamorfosen en werk van Beaudelaire uit tot een duizelingwekkende hellescène, waar Dante zelf nog versteld van zou hebben gestaan! In 1900 gunde Rodin het publiek een inkijkje in the making of de Hellepoort. Tijdens een solotentoonstelling stelde hij een figuurloos gipsmodel ten toon, waarbij de bezoekers de gelegenheid kregen om –in hun fantasie- de los geëxposeerde beelden in de lege plekken te projecteren.  Leuk staaltje van museale interactie avant-la-lettre!  Er kwam maar liefst een kwart miljoen mensen op af. Rodins naam was gevestigd!  Niet alleen in Europa maar ook in de VS. Het zou echter nog tot 1926 duren voor de Hellepoort in brons werd gegoten. Rodin zelf heeft het nooit gezien.

Tombe en grafmonument met de Denker.

En dat brengt mij tot de grootste inspiratiebron van Rodin: vrouwen. Vele modellen en liefdes kwamen en gingen. Rose Beuret, met wie hij twee weken voor haar dood in 1917 in het huwelijk trad was zijn grootste liefde; zij bleef; malgré tout. Naast haar vond de rusteloze Rodin in november van datzelfde jaar, zijn laatste rustplaats in de met de Denker bekroonde tombe.

 

 

 

Rodin, de Denker (gepatineerd gips)

In Groningen ziet de bezoeker een exemplaar van de Denker, uitgevoerd in gepatineerd gips. Het overbrengen en plaatsen van het uit zeven onderdelen bestaande beeld was een gevaarlijk klusje, aldus de projectleidster. Via een doorkijkje in wand van de ervoor liggende ruimte krijg je hem al in het vizier. Groot en dreigend. Tussen de gipsfragmenten en beeldjes, ontdek ik een verrassend miniatuurtje van de Denker, dat ik in de museumwinkel weer tegenkom….als gummetje!
Bekender wellicht dan de Hellepoort zijn Rodins Burgers van Calais. Een mooi voorbeeld van een academisch onderwerp, dat Rodin in een non-conformistisch jasje heeft gestoken.

Rodin, de burgers van Calais

Met deze groep wordt een belangrijk moment uit het beleg van Calais gememoreerd. In 1347 offerden 6 notabelen zich op om een einde aan de belegering door de Engelse Koning te maken. Emoties zijn expressief verbeeld; verdriet en pijn omgebogen naar moedige opofferingsgezindheid! De man die zijn handen voor de ogen slaat, verraadt Rodins bezoek aan de Brancacci kapel in Florence, waar hij Masaccio’s Adam verjaagd uit het paradijs gezien moet hebben. In het weergeven van hun psychische strijd, als doodgewone bange en verdrietige mensen, wijkt Rodin af van het academische devies van klassieke heldenmoed, zoals verbeeld in Francois Rudes, L’Arc de Triomphe, opgericht ter ere van Napoleons overwinning bij Austerlitz, waarin de figuren heroïsch op een hoog voetstuk staan.

De tentoonstelling besteedt ook aandacht aan Rodins tekeningen: in Rodins eigen woorden ‘de sleutel tot mijn oeuvre’. Behalve door emotie werd Rodin gefascineerd door beweging van eigentijdse danseressen als Mata Hari, Isadora Duncan en de exotische Japanse danseres Hanako. Op dit aspect zal ik in mijn lezing over Rodin nader ingaan. Om beweging op een ongedwongen manier te vangen liepen Rodins modellen naakt door het atelier. Hij zette ze in krachtige ononderbroken lijnen in eenvoudige composities neer. Ook hierin bleef hij eindeloos variëren, knippen en assembleren, waarmee Rodin eveneens als voorloper van de collage-techniek kan worden gezien.

Rodin, Mysterie (tekening)
Rodin, Iris de boodschapper van de goden

 

 

 

 

 

 

 

Rond 1900 begon Rodin met behulp van punteermachine en pantograaf beelden te vergroten of te verkleinen. Dit lot onderging de kop van Pierre de Wissant, het model voor een van de Burgers van Calais, die solo ging.

Rodin, Pierre de Wisant
Rodin, Pierre de Wisant
Rodin, Pierre de Wisant

 

 

 

 

 

Groningen heeft nog een verrassing. Mooi aangelicht onder glazen stolpen worden Rodins sculpturale bloemen en kelken gepresenteerd. Ze zitten en liggen in- of komen tevoorschijn uit authentieke antieke schaaltjes en kruiken of afgietsels daarvan. Aanvankelijk zag ik deze creaties eveneens voor een nieuw idee van Rodin aan, maar in de Haagse Rodin tentoonstelling ontdekte ik een soortgelijk bronzen sculptuurtje dat Edgar Degas al in 1889 vervaardigde.

Degas,Tub
Edgar Degas, Le Tub, ca. 1889, National Gallery, Scotland, Edinburgh
Rodin,Galatea
Rodin, Galatea in een gemouleerde kom, naar oud Beotisch vaatwerk, gips, 1895-1905, Musee Rodin Parijs

 

 

 

 

 

 

 

 

In Groningen vraag ik mij af, bij het zien van Rodins waternimfen als Galathea gepresenteerd in (afgietsels van) oudheidkundige schaaltjes: Wie imiteert nou wie. Kijkend naar de dateringen lijkt het erop dat Rodin (rond 1895) dit leuke idee van Degas heeft afgekeken!

Balzac, in rode klei

Vlakbij de Denker kom ik een oude bekende tegen van de kunstgeschiedenisles op de Middelbare school: Balsac.  Honoré de Balsac, (1799-1850), auteur van La Comédie Humaine. Deze merkwaardig achteroverhangende 3 meter hoge figuur met zijn hautaine kop op een gedrongen lijf is in Groningen letterlijk in alle staten te zien. Van Balsac als een klodder rode klei tot Balsac als een Griekse atleet hoewel hij daar het postuur  niet voor heeft. En in diverse stadia daar daartussen. ; het koploze lichaam en zijn  benen uitgevoerd in gips.                         Bij ontstentenis van zijn model, Balsac overleed op 52-jarige leeftijd, koos Rodin een op hem gelijkende stand-

Rodin, Balzac naaktstudie

in, met wat pafferig figuur. Toen Rodin eindelijk tevreden was over Balsac’s kop zat hij nog met dat vadsige lichaam. In plaats van het zichtbaar te laten omkleedde  Rodin hem met een in gips gedrenkte kamerjas!  Het resultaat maakte de tongen wederom los. Een criticus die het werk op de Salon van 1898 zag schreef dat Rodin de auteur als een zak met kolen had neergezet. Ook dit beeld werd wegens de kritiek pas in 1936 geplaatst. Behalve in Parijs zijn versies van het imposante beeld ook in New York, Antwerpen en Eindhoven te zien.

 

Rodin, benen voor Balzac

Hoe kreeg Rodin al dat werk gedaan? Zo’n 50 assistenten, brons- en gipsgieters, een specialist met een pantograaf, die hem met het uitvergroten van klei- en gipsmodellen hielp, handwerkslieden die met het punteerapparaat werkten, patineerders en modellen stonden Rodin in het uitvoeren van zijn creaties onder streng toezicht van de meester, bij. Over deze werkwijzen, andere creaties en anecdotes hoort u meer tijdens mijn lezingen in de Oosterkerk in Zeist en bij het Wijks Atelier in Wijk bij Duurstede.
Loop in Groningen ook even langs de foto’s die Erwin Olaf, geïnspireerd op de tentoonstelling maakte; zoals

Rodin, Balzac

een prachtige eigentijdse De Kus en twee ineengestrengelde Handen.
Na Groningen reist de expositie ter gelegenheid van de 100-jarige anniversaire van Rodin, door naar het Grand Palais in Parijs. Tijdens de perspreview verklapte de curator van het Musée Rodin dat Rodins werk daar gepresenteerd zal worden met dat van Michelangelo. Leuk idee: dat is precies wat ik ook van plan ben in mijn lezing op 3 en 10 maart in de Oosterkerk in Zeist en die op 28 april in Wijk bij Duurstede.

 

Lezing op vrijdagmorgen 3 Maart 10.00 uur en op donderdagavond 16 Maart 20.00 uur in de Oosterkerk in Zeist. Aanmelden via dit inschrijfformulier.

Lezing op dinsdagavond 28 April in Wijk bij Duurstede. Inschrijven kunt u bij het Wijks Atelier.

Rodin in het Groninger museum.

 

Geverifieerd door MonsterInsights