Nederlanders in Parijs, 1789-1914. Van Gogh museum, Amsterdam, tot en met 7 januari 2018.

 

Kees van Dongen, De Blauwe Japon, 1911, Van Gogh Museum Amsterdam

Van Barbizon, eerder op deze site besproken, reizen we naar Parijs, het centrum van de toenmalige kunstwereld. De stad met befaamde kunstopleidingen en tentoonstellingen was een artistieke kraamkamer en oefende aantrekkingskracht uit op kunstenaars uit alle windstreken. Voorheen was de reis per diligence een hele onderneming, maar sinds 1847 werd de gang naar la ville lumière dankzij het spoor tot een dagreis teruggebracht. In de lange periode die de Parijse tak van de dubbeltentoonstelling beslaat is op artistiek gebied veel gebeurd. Te veel om deze thematisch-chronologisch in te delen, licht conservator en samenstelster van de expositie Mayken Jonkman tijdens een interview bij Opium op 4 toe. Daartoe werden acht kunstenaars als uitgangspunt gekozen. Aan de hand van hun werk, getoond in samenhang met hun Franse kunstbroeders, worden de belangrijke thema’s van die jaren behandeld.

Gerard van Spaendonck, Bloemen in een albasten vaas en vruchten op een marmeren blad, 1781, Het Noordbrabants Museum, Den Bosch

Zo wordt bij Gerard van Spaendonck (1746-1822) de eerste Nederlander die destijds naar Parijs trok en medeoprichter was van het Institut de France, de kunstopleiding behandeld. Kunstenaars konden uit verschillende academies kiezen, maar de belangrijkste was de École des Beaux Arts. Hier moest je zijn voor de nieuwste artistieke ontwikkelingen. In zijn atelier in de Jardin des Plantes leerde Van Spaendonck, die het tot hofschilder van koning Lodewijk XVI had gebracht, zijn Franse leerlingen het schilderen van bloemstillevens in de stijl van de Hollandse Gouden Eeuw. Zijn meest succesvolle leerlingen waren Bessa, Redouté en Van Dael. Behalve op de academies leerden schilders ook veel door hun ogen op de Salons en in de stad de kost te geven. Maar de tentoonstelling laat zien ook dat deze Franse invloed op Nederlandse kunstenaars geen eenrichtingsverkeer was, verschillende Nederlanders drukten, zoals we zullen ontdekken, hun stempel op de Franse kunst.

Ary Scheffer, Francesca da Rimini en Paolo Malatesta aanschouwd door Dante en Vergilius, 1854, Kunsthalle Hamburg

Ook Ary Scheffer (1795-1858) belandde al vroeg in Parijs. Zijn moeder had een vooruitziende blik toen zij zich met haar zoons in Parijs vestigde. Ary werd beroemd en verkeerde in de hoogste kringen. Bij zijn werk krijgt de bezoeker informatie over de Salon en alternatieve tentoonstellingen. Wanneer aankomend kunstenaars als Rousseau en Huet in 1836 door de jury van de Salon geweigerd worden, biedt Ary hen expositieruimte aan in zijn atelier. Hier vonden Franz Liszt en Frederic Chopin eveneens een podium en Charles Dickens las bij Ary Scheffer voor uit eigen werk. Met zijn vroeg-romantische maar nog wel in academische toets geschilderd werk, zet Scheffer zich, evenals Ingres en Delacroix, af tegen het traditionele classicisme. Scheffers, thans veelal als sentimenteel beoordeelde werk, genoot in de vroege 18e eeuw veel waardering. Dat geldt ook voor zijn ‘society’ portretten; een richting waarmee Kees van Dongen in de 19e eeuw eveneens succesvol zou worden.

Jacob Maris, De schilder Frederick Hendrik Kaemmerer aan het werk in Oosterbeek ca. 1863, Dordrechts Museum, Dordrecht

In de presentatie van Frederik Hendrik Kaemmerer (1839-1902) wordt de bezoeker geïnformeerd over de Kunsthandel in die dagen. Hij wordt als schoolvoorbeeld gepresenteerd van dè Salonkunstenaar. Deze thans minder bekende Nederlander was destijds een van de best verkopende kunstenaars in Parijs. Hij inspireerde tal van landgenoten tot het schilderen van mondaine scènes. In het portret dat Jacob Maris rond  1863 van hem schilderde zien we hem heel geestig zittend op een boomstam aan het werk in de bossen van Oosterbeek.

Coen Metselaar, Het atelier van de kunstenaar Frederik Hendrik Kaemmerer aan de Boulevard Vaugirard 126 bis 1877-1878, prive collectie Oss

Coen Metzelaar portretteerde hem rond 1878 in zijn Parijse atelier, te midden van rekwisieten bezig aan een impressionistisch werkje, waarin we de stijl van Isaäc Israëls latere vlot gepenseelde impressies van soortgelijke (op een ezel rijdende) figuurtjes herkennen.

Bij Jongkind (1819-1891) komen –heel toepasselijk- de Parijse café’s als ontmoetingsplaats en inspiratiebron in beeld. Jongkind hield van de Franse levensstijl: het savoire vivre. Het genieten van een goed glas wijn ontbrak daarbij niet; een gewoonte die hem uiteindelijk op zou breken. Anders dan vaak gedacht wordt leerde Jongkind de impressionistische toets niet van Claude Monet; het was nèt andersom. Gezamenlijk schilderend aan de Seine deed Jongkind dit kunstje niet alleen voor aan Monet, maar ook Boudin en Sisley namen Jongkinds toets over! Voor wie hieraan twijfelt citeer ik Monets eigen woorden: …’c’est à lui que je dois l’éducation definitive de mon oeil’.. (van hem –Jongkind- leerde ik goed te kijken).

Johan Barthold Jongkind, Rue des Franc-Bourgeois St. Marcel, 1868, Gemeentemuseum Den Haag
Claude Monet, Vétheuil 1879, Triton Foundation

Deze vroege Nederlanders in Parijs, hebben een plek gekregen op de benedenverdieping van het museum. In Jongkinds vluchtige impressie van de Rue des Franc-Bourgeiois St. Marcel uit 1868 is de vlotte, los gepenseelde toets die het handelsmerk van de impressionisten zou worden, goed te herkennen.

In de  bovenzaal ontmoet de bezoeker Vincent Van Gogh, George Hendrik Breitner, Kees van Dongen en Mondriaan.

Ter illustratie van de vraag wat leerden kunstenaars in Parijs van elkaar worden de Nederlanders in samenhang getoond met de Fransen. Van Gogh (1853-1890) probeerde in Parijs de verschillende stijlen van Monet, Pisarro en Signac uit. Een dialoog verduidelijkt hoe Breitner schatplichtig was aan Degas.

George Hendrik Breitner (1827-1923), door Jonkman gekenschetst als een verlegen man, was maar korte tijd in Parijs, maar hij absorbeerde en verwerkte de invloeden die hij daar opdeed op een bijzondere manier. Deze leerschool wordt mooi geïllustreerd met twee schetsen van danseressen; één van Degas en één van Breitner.

Edgar Degas, Ontbijten na het baden ca. 1894, Houtskool en pastel op papier,
Bruikleen Triton Foundation
George Hendrik Breitner, Het model zoekt haar kleren bijeen, 1888, privécollectie, Den Haag

 

 

 

 

 

 

 

 

De vernieuwende manier waarop Breitner het vrouwelijk naakt in beeld brengt is zonder Degas ondenkbaar. Zij hebben elkaar niet ontmoet, maar Breitner zag zijn werk en trok er lering uit. In de tentoonstelling Rumoer in de stad werd deze invloed ook al getoond (zie elders op deze site). Op zijn beurt gaf Breitner dit weer door aan Isaäc Israëls en Willem de Zwart.
Even terug naar de hyper-sensitieve Van Gogh, die het in Parijs bij zijn broer Theo, iets langer uithield dan Breitner. Over Vincents zielenroerselen in die periode is weinig bekend, want de broers schreven elkaar toen geen brieven. Zijn schilderijen spreken echter voor zich. Geen kunstenaar heeft in slechts een half jaar zo’n grote ontwikkeling doorgemaakt. Dit wordt prachtig geïllustreerd aan de hand van twee schilderijen met Uitzicht uit mijn atelier. Het eerste, direct na aankomst gemaakt is nog gehuld in zilverachtig licht, het tweede vertoont het goudkleurige licht dat kenmerkend is voor Parijs, aldus Jonkman. Daarbij gaat van Gogh, geïnspireerd door Seurat en Signac, over op het gebruik van ongemengde kleuren, die hij in talrijke toetsjes naast elkaar opbrengt.

Vincent van Gogh ,Gezicht vanuit Theo’s appartement, 1887,Van Gogh Museum, Amsterdam
Claude Monet, Vétheuil 1879, Triton Foundation

 

 

 

 

 

 

 Zijn donkere palet klaarde in la ville lumière aanzienlijk op, maar zijn gemoed werd door de vele grootstedelijke prikkels steeds somberder en onrustiger. Februari 1888 vertrekt Van Gogh naar Arles waar in korte tijd een groot aantal kleurrijke werken ontstaat. De rest is historie. In zijn eigen tijd vrijwel onopgemerkt, weet Van Gogh kunstenaars en filmproducenten tot de huidige dag te inspireren. Daarvan getuigen de Jackson Pollock-achtige schilderijen van de Chinese kunstenaar Zeng Fanzhi die nog tot en met 5 maart in het Van Gogh Museum te zien zijn en de recente animatiefilm Loving Vincent, van de Poolse cineaste Dorota Kobiela. Gemaakt als eerbetoon aan de geestelijk gekwelde  schilder van wie zij zelf, lijdend aan een depressie, veel is gaan houden. Vincents schilderijen zijn door een leger van kunstschilders geframed en komen in prachtige gemanipuleerde beelden langs. De opgeklopte verhaallijn (‘whodunnit’) dat Van Gogh vermoord is, moet de kijker voor lief nemen.
Terug naar de Nederlanders in Parijs, waar Kees van Dongen (1877-1968) niet kan ontbreken. Bij hem komen de thema’ssociaal engagement en sensuele vrouwen’ aan bod. Van Dongen voelt zich in Parijs als een vis in het water en verwerft in korte tijd een positie in de Parijse beau monde. In de Art Deco tentoonstelling in het Haags Gemeentemuseum draait een film, waarin we Van Dongen zien in gezelschap van couturier Paul Poiret, de spil van de Haagse tentoonstelling. Boven diens bed hangt een versie van Van Dongens Inquiétude, met twee prachtig gestroomlijnde roodgloeiend aaneengesmede lichamen. (zie de Art Deco tentoonstelling,op deze site).

Kees van Dongen was een non-conformist; hij begon zijn carrière zelfs als anarchist. Hij wilde geen schilderijen voor de elite maken, maar alleen getekend werk dat voor iedereen bereikbaar was. Wanneer hij echter eenmaal van succes en geldelijk gewin geproefd heeft, laat hij deze instelling varen. Hij gaat schilderen… en hoe!

Zijn kleurrijke door kunstlicht beschenen scènes van het nachtelijke uitgaansleven, konden niet iedereen bekoren. De daarin figurerende arbeidersvrouwen, die slempend de nacht doorbrengen worden door een kunstcriticus wegens de oorlogskleuren op hun gezicht, afkeurend omschreven als ‘Apachemeiden’. Heren en vooral dames uit de upper-class vragen evenwel al snel om geportretteerd te worden. In prachtige kleuren, niet zelden sensueel, brengt hij hen in beeld. De sjieke Comtesse Anna de Noialles met een (goed kijken) ondeugend toetsje en Madame Jasmy, wier portret in de actuele Haagse Art Deco tentoonstelling als steunafbeelding fungeert bij de avondjaponnen van Paul Poiret. Deze dames van stand zette hij een tikkeltje ondeugend neer, maar met het meeste gemak maakte Van Dongen van een ondeugend bartypetje een dame door haar een mooie hoed op te zetten.

Kees van Dongen, Dame met zwarte hoed 1912
Kees van Dongen, Comtesse Anna de Noialles, 1931, Amsterdam Stedelijk Museum

 

 

 

 

 

 

 

 

In deze tentoonstelling vormt Piet Mondriaan het sluitstuk. Het aan zijn naam gekoppelde thema: Kubisme als katalysator: de behoedzame zoektocht naar het universele, geeft aan dat met zijn werk het laatste woord over moderne eigentijdse kunst nog niet is gezegd. Integendeel: Mondriaans figuratief begonnen werk vindt in Parijs een nieuw begin. Even aangeraakt door het kubisme verlaat hij de figuratie geleidelijk aan, op weg naar een nieuw begin; de weg naar volledige abstractie, maar dat is een ander verhaal, waarover ik onlangs onder de titel de Ontdekking van Mondriaan heb beschreven.

Kees van Dongen, Herinnering aan het Russische operaseizoen 1909, National Gallery of Canada, Ottowa

De in Parijs werkzame kunstenaars putten in die jaren ook inspiratie uit theater- en dansvoorstellingen, zoals ‘Cleopatra’ van de Ballets Russes, waarmee ik even terugkom op de genoemde uitzending van Opium. Uit dit ballet, dat als een ‘salade van nationale [Russische] componisten’ getoonzet werd, maakte Mayke Jonkman een toepasselijke muziek keuze: de wonderschone bijdrage van Modest Moessorski.

Tenslotte: zoals de Haagse tentoonstelling Rumoer in de Stad vooral de stedelijke bedrijvigheid in Nederland toonde, zo laat de huidige tentoonstelling zien hoe kunstenaars in Parijs de dynamiek van de Franse hoofdstad in al haar facetten in beeld brachten. De bezoeker ziet de fraai aangelegde boulevards van Haussmann, de kleurrijke parken, impressies van het pittoreske Montmartre en nieuwe uitgaansgelegenheden als de Moulin Rouge en de Moulin de la Galette. Met zo’n 120 eigen schilderijen en bruiklenen uit heel de wereld, biedt het Van Goghmuseum niet alleen een kleurrijk beeld van een voorbije wereld, maar tot en met 7 januari tevens een aanschouwelijk college in de ontwikkeling van de 19e eeuwse schilderkunst. Warm aanbevolen voor de kerstvakantie!

Bibliografie:

Jonkman e.a., Nederlanders in Parijs, tentoonstellingscatalogus Van Goghmuseum, Amsterdam, 2017.

Themanummer Kunstschrift, Een Nederlander in Frankrijk: Jongkind en de anderen, oktober/november 2017.

Link: Nederlanders in Parijs 1789-1914

 

Geverifieerd door MonsterInsights