Dankzij twee typische producten geniet Gouda bekendheid: kaas en kaars… Het een is op elk ontbijtbuffet van internationale hotelketens als ‘Gouda’ te vinden. Het ander staat tot eind maart centraal in de tentoonstelling Kaarslicht.
Veertig jaar geleden vertelden mijn schoonouders enthousiast over hun bezoek aan de prachtig met kaarsen verlichte vensters van de Goudse Catharina kerk, die traditiegetrouw vanaf 10 december tot 9 januari in de avonduren worden verlicht.
Zonder smartphone hadden zij alleen een herinnering aan- èn woorden voor hun belevenis. Een tekstbord in de huidige tentoonstelling nodigt de bezoeker -overbodig- uit tot het maken van een selfie:
…Vereeuwig jezelf in Kaarslicht…
Alles gaat voorbij, maar wie schrijft die blijft en dat geldt ook voor schilders. Licht, voor ons is het doodgewoon. Toen de in Gouda getoonde schilderijen ontstonden moest men het doen met dag- en kaarslicht.
Gelukkig zou ik bijna zeggen, want de schilderijen laten zien hoe kunstenaars als Rembrandt van Rijn, Gerard van Honthorst en Godfried Schalcken erin slaagden om de illusie van licht en schaduw op een paneel of doek te suggereren.
Soms helder, maar vaker lieten zij diffuus licht schijnen op alledaagse, niet zelden symbolisch geladen voorstellingen. Stadsgezichten, stillevens met vanitas elementen en nachtelijke binnenhuisscènes met drinkende, lezende, geld tellende, bordurende personages en figuren die bezig zijn met een tegenwoordig vrijwel uitgestorven bezigheid: vlooien. Wat een moeite moet het gekost hebben om dit ’s avonds bij kaarslicht te doen. Dat geldt ook voor het lezen van een boek of het priegelen aan een handwerkje. Voor zaken die het daglicht niet konden verdragen, als slempen, een potje tric-trac of bordeelbezoek was schemerlicht juist gunstig. Gerard van Honthorst paste het toe in zijn Vrolijk gezelschap uit 1623 (buiten tentoonstelling).
Behalve warmte, intimiteit of het scheppen van een broeierige sfeer, kon licht gecombineerd met schaduw ook gebruikt worden om de aandacht op een dramatische gebeurtenis te vestigen, zoals personen tegenwoordig op het toneel nog altijd in de spotlight worden geplaatst. Vroeg voorbeeld daarvan is Honthorsts Bespotting van Christus uit ca. 1614. Met de toepassing van dit zogenoemde clair-obscur dat hem in Italië de bijnaam Gerardo della Notte bezorgde, zette hij de toon voor soortgelijke nachtstukken van Matthias Stom, Godfried Schalken en Adam de Coster.
Om de museumbezoeker te laten voelen hoe dat vroeger was, is een schaars verlichte zeventiende eeuwse kamer ingericht. Wanneer je de sensatie van deze ‘dark room’ zonder struikelen hebt doorstaan bezie je de volgende schilderijen met andere ogen.
Werken waarin de hoofdpersonen, in navolging van Honthorst (die het weer van Caravaggio had) middels dat dramatisch clair-obscur worden belicht. Zoals in Matthias Stoms Maaltijd te Emmaüs. In deze wel doordachte compositie voeren breed gesticulerende handen een spannend schimmenspel op. Het kaarslicht wordt door een van die handen afgeschermd, opdat de kijker er niet door verblind wordt. Wie bijbelvast is herkent het moment waarop de zogenoemde Emmaüsgangers ontdekken wie ze aan tafel hebben uitgenodigd. Wanneer de vreemdeling het brood breekt herkennen zij de opgestane heer aan de -voor de beschouwer onzichtbare- wondtekenen in zijn handen (Lucas 24: 13-15).
In deze ruimte ziet de bezoeker ook een klassieker uit het Rijksmuseum de Heilige familie bij avond (uit het atelier) van Rembrandt.
Terwijl grootmoeder Anna bij het wiegen van het kindje Jezus zelf in slaap gesukkeld is, zit Maria bij een voor de kijker verborgen lichtbron te lezen. Wat gebeurt er onder de trap? Uitvergroot op mijn beeldscherm doemt een figuur met hoed op. Dit moet Jozef zijn. Zoals vaker in middeleeuwse voorstellingen mogelijk in de weer met een eind hout, een symbolische verwijzing naar het doel waarmee het zoet slapende kindje op aarde is gekomen. Drieëndertig jaar na dato zal hij, ter vergeving van de zonden der mensheid, sterven aan het kruis.
Via schilderijen van de Utrechtse Caravaggisten, prenten van Gesina ter Borch en Sara Troost, belandt de bezoeker uiteindelijk in de 19e eeuw, maar laten we even stilstaan bij het verschijnsel licht.
Van kaarsen naar gas- en elektrisch licht
Tot in de vroege 19e eeuw vormden kaars- en petroleumlicht de enige lichtbronnen. De introductie van gaslicht betekende een enorme sprong voorwaarts. Ter gelegenheid van het huwelijk van zijn zoon met grootvorstin Anna Paulowna ontstak Koning Willem I in 1816 in de Amsterdamse Amstelhof –waar nu de Hermitage gevestigd is- de eerste gaslamp. Rond 1880 was ongeveer een vijfde van de Nederlandse huishoudens aangesloten op de gasleiding. Mijn generatiegenoten herinneren zich vast nog wel de gasfabriek, die in elke stad te vinden was. Velerlei activiteiten konden nu makkelijker in de avonduren worden verricht. Ook kunstenaars maakten langere uren en gas- en het iets later geïntroduceerde elektrisch licht, bood tevens nieuwe artistieke mogelijkheden. Daarvan getuigen de impressies van ballet- en theatervoorstellingen van Edgar Degas en Henry de Toulouse l’Autrec. Het is ook mooi te zien in Vincent van Goghs Nachtcafé uit 1888.
Begin 20e eeuw zette het elektrische licht Kees van Dongen en Jan Sluijters in vuur en vlam. Gefascineerd door het heldere schijnsel gaven zij kleurige impressies van danslokalen. In Sluijters meesterlijke Bal Tabarin dansen talloze lichtvlekjes mee boven de zwierende figuren.
Deze werken vallen echter buiten het bestek van de tentoonstelling. In Gouda zie je kunstenaars die van de 16e tot in de 19e eeuw toverden met het effect van olielampen, kaars- en toortslicht.
Terug naar de tentoonstelling.
De vaardigheid om licht op een schilderij te vangen, of liever: de illusie van licht op een paneel of doek te suggereren was een hele kunst. In de expositie zie je werken van zo’n veertig kunstenaars die daarin succesvol waren.
Zoals Esaias Boerse’s oude bebrilde vrouw die geconcentreerd zit te borduren. De oudjes van Matthias Stom en Gerard van Honthorst tellen of bestuderen munten. Leuk is Honthorsts portret van een jongeman die tevreden lachend zijn spiegelbeeld bestudeert. Christiaen Jansz. Dusart vereeuwigde een bij kaarslicht lezende jongeman. Deze en andere bezigheden, variërend van schrijfwerk tot nachtelijke wandelingen; kunstenaars brachten het vroeger allemaal in beeld.
De destijds doodgewone taferelen hebben nu documentaire waarde. Ze tonen de vrijetijdsbesteding van mensen van toen: het drinken van een pint, het spelen van een potje tric-trac of bordeelbezoek. Halfdonkere vertrekken waren voor bezigheden die het daglicht niet konden verdragen geen probleem. Om met mijn grootmoeder te spreken: de nacht is voor het ongedierte!
Nocturnes waren in de 17e eeuw erg geliefd. Verschillende schilderijen werden in prent uitgegeven. Zoals Abraham Bloemaerts Heilige Hieronymus die rond 1622-30 door Cornelis Bloemaert (II) in het koper werd gestoken. Datzelfde deed Lucas Vorsterman met Adam Costers Triktrakspelers bij kaarslicht, 1619-1628 uit het Rijksmuseum.
Prachtig is Gesina ter Borchs doorvoelde getekende impressie van een verliefd paartje, dat tijdens een nachtelijk wandeling gechaperonneerd wordt door een meid met een enorme lantaarn.
De onbetwiste kampioen van met kaarsen verlichte genrevoorstellingen en historiestukken is zonder twijfel Godfried Schalcken (1643-1706). In het themanummer dat Kunstschrift aan het fenomeen kaarslicht in de kunst wijdt, wordt hij als de grootmeester van het kaarslicht omschreven. De weerschijn van het licht op welk materiaal ook: een metalen kandelaar, de glanzende textuur van zijde, de menselijke huid, de glimlichtjes in ogen of op de tanden, het is steeds met de grootst mogelijke virtuositeit op het doek gebracht.
In zijn zelfportret uit 1695 kijkt de schilder de beschouwer, wijzend op zijn palet en penselen veelbetekenend aan. De tools waaraan hij zijn met een fraaie mantelspeld en halsketen geëtaleerde welstand dankt.
Veelbetekende blikken worden eveneens gewisseld in het doek, waarin een jonge vrouw een oorhanger in een door haar geliefde opgehouden spiegel bewondert. De mysterieuze sfeer in het door kaarslicht verlichte vertrek, inspireerde de Ierse schrijver Sheridan le Fanu in 1839 tot het schrijven van de gothic novel: ‘Strange Event in the Life of Schalken the Painter’. In de special van Kunstschrift leest u meer over de in 1979 gerealiseerde verfilming van dit boek.
In het prachtig rood-doorgloeide doek Slapende Venus met Cupido, zien we het (mogelijke) vervolg. De vrouw die in het vorige schilderij verblijd werd met een prachtige parelhanger ligt hier letterlijk en figuurlijk rozig te sluimeren. Wat hieraan vooraf ging laat zich, mede door de Cupido die ons met een schalks gebaar tot stilte maant, raden. Schalcken gaf het lichaam van de schone slaapster op erotiserende wijze weer; de tepels van haar pronte borsten gloeien zacht op in het kaaslicht…
Schalcken’s succesvolle stijl werd nog eeuwenlang nagevolgd, onder anderen door Petrus van Schendel, die in de tentoonstelling vertegenwoordigd is met een Vismarkt bij avond uit 1841. Dat niet iedereen geporteerd was van Schalckens rood-opgloeiende palet lees je eveneens in Kunstschrift. De 19e eeuwse Franse kunstcriticus Theophile Thoré was niet erg onder de indruk van de trucjes waarmee de 17e eeuwers en hun 19e eeuwse bewonderaars kaarslichtscènes in beeld brachten.
Extra licht
Om ten volle van het schaarse licht te profiteren, werden de wanden in de woningen van welgestelde burgers voorzien van goudleerbehang. In de kleurrijke in zilver- of bladgoud gevatte florale motieven, werd het kaarslicht weerkaatst. Verzilverde kandelaars, vergulde spiegels en schilderijlijsten zorgden voor een soortgelijk effect. Zoals te zien in de prentenreeks van Sara Troost, waarin zij het verloop van een soirée schetst.
De avond begint met een (nog fatsoenlijk) samenzijn van een aantal bepruikte, ogenschijnlijk keurige heren. Maar naar mate de tijd vordert en de wijnflessen leger raken, stijgt de stemming ten koste van het peil! Uitgelaten gasten klimmen op tafels, er worden veelbetekenende blikken gewisseld, terwijl een bediende onverstoorbaar doorgaat met het ontkurken van de volgende fles. De prenten zijn voorzien van geestige Latijnse teksten als Rumor erat in Casa; het werd rumoerig in huis en Ibant qui poterant, qui non poteuere cadebant… wie nog lopen kon ging, wie dat niet meer kon, viel om! En er gebeuren dingen die het daglicht toen nog niet konden verdragen. Bij het afscheid zoenen twee mannen elkaar hartstochtelijk op de mond!
Voor wie van ondeugende plaatjes houdt valt er nog meer te genieten… zoals de in prent uitgebrachte bordeelscènes, die Johann Sadeler (I) naar Joos van Winghe’s Huis van lichte zeden maakte. Een in maniëristische stijl weergegeven bacchanaal. Onder het beeld van een zichzelf betastende naakte Venus geven tempelbezoekers zich over aan een orgie. Musici zorgen voor een vrolijke noot; waarop uitbundig wordt gedanst. Anderen geven zich ongeremd over aan het liefdesspel. Op mijn foto valt een deel van de latijnse tekst weg, maar Fornicatoriis doet het ergste vermoeden.
Naast deze profane scènes zijn in de expositie ook bijbelse en mythologische historiestukken te zien. De hoofdrolspelers zijn vaak in een eigentijds jasje gestoken, zoals Jan Steens Bespotting van Ceres.
De Romeinse godin van de akkerbouw is in het donker op zoek naar haar dochter Proserpina. Wanneer ze de drank, aangeboden door een oud vrouwtje, in een keer naar binnen klokt, wordt ze bespot door een kleine jongen. Voor straf verandert Ceres hem in een hagedis. Anders dan in de eerder getoonde werken geeft Jan Steen zijn lichtbron een prominente plek. De toorts belicht de ontblote borst van Ceres en het Caravaggeske halfnaakte jochie.
De achterwand toont een enorme blow-up van een klein prentje van een bebrilde uil, voorzien van een moraliserende tekst: …’Wat baet keers of brill als den uil niet sien en wil’… wat zoiets betekent als het geven van goed advies is nutteloos, wanneer de toehoorder er geen oren naar heeft.
De kaars kan ook fungeren als symbool. In een vanitas stilleven van Albert Janszoon van der Schoor verwijst de opbrandende kaars naar de eindigheid van het leven: memento mori; gedenk te sterven.
Geïnspireerd op de woorden van Mattheus 5: 15, staat de kaars ook symbool voor het evangelie. Het licht moet niet onder de korenmaat geplaatst worden, maar zichtbaar voor iedereen op de kandelaar. Een anonieme schilder bracht deze woorden in een ‘spotschilderij’ uit het Catharijneconvent in beeld. Hij posteerde Maarten Luther en zijn volgelingen rond een tafel met een helder brandende kaars.
Aan de andere kant van de tafel probeert een stel “papen” het licht van het ware geloof uit te blazen! Het is wel duidelijk wie hier de good- en de bad guys zijn. Tussen een bisschop, een Jezuïet, een paus en een monnik zit een salamander, symbool van de duivel. Het verhaal gaat dat de vorige eigenaar van dit schilderij het doek uit de lijst liet halen om het op de tafelrand netjes om te vouwen, zodat er geen haan meer kraaide naar deze voor katholieken onkiese voorstelling….
De laatste zaal is gewijd aan de 19e eeuw. Verschillende romantici waren gefascineerd door het werk van hun 17e eeuwse collega’s. Met zijn Vrouw in een nis bij kaarslicht liet Michiel Versteegh zich onmiskenbaar inspireren door Gerard Dou’s Meisje met lamp.
Je ziet hier mooie met fakkels en gaslicht beschenen stads-, markt-, en kermisgezichten van Jan Hendrik van Grootvelt, Johannes Rosierse en Petrus van Schendel alsook een bijzondere nocturne van Jean Jacob Verreyt. In deze religieuze processie vormen de maan, haar weerschijn in de gracht en de meegedragen kaarsen: een symbolische verwijzing naar het kruis van Christus. Ook Sint Nicolaas doet mee. In een Dickensiaanse enscènering staan kinderen te watertanden voor een mooi verlichte etalage met suikergoed.
De nachtelijke voorstellingen van Petrus van Schendel en de Dordse schilder Rosierse zijn niet alleen betoverend van sfeer, maar hebben bovendien grote documentaire waarde. Zo ging je ‘s avonds nog even naar de vismarkt; zo vierden de mensen kermis!
Bij de tentoonstelling is geen catalogus verschenen, maar Kunstschrift heeft dit najaar een themanummer uitgegeven, waarin de in de expostitie getoonde werken in een bredere context gepresenteerd worden.
In het licht van de Kaars: Kunstschrift, no. 5, oktober/november, 2021.