Kinderen van de Haagse School Tot 21 mei in Museum Panorama Mesdag, Den Haag

Willem Bastiaan Tholen, Op de boot, marouflé, 32,5 x 17 cm, Particuliere collectie,
courtesy Hein Klaver, foto: Benno Slijkhuis

De titel van de expositie roept beelden op van kinderen die met een bootje spelen of een ezelritje maken op het Scheveningse strand. Deze zonnige kant van het kinderleven in Mesdags tijd wordt speels belicht. De subtitel: spelen, werken, overleven geeft echter aan dat het om meer dan spielerei alleen gaat.

Voor veel kinderen was in de late 19e en vroege 20e eeuw amper ruimte om te spelen. Ook daarvan getuigen de schilders van de Haagse School en hun tijdgenoten. De spruiten van de kunstenaars hadden het beter dan hun arme leeftijdgenoten. De werkende jeugd werd niet zoet spelend of musicerend geportretteerd, maar vereeuwigd als meid, boerenknecht of begeleider van ezeltjes op het strand. De vrolijke impressies die Isaac Israëls daarvan geeft waren voor de jongens die er blootsvoets naast liepen vast minder leuk.  

Isaac Israëls, Ezeltje rijden op het Scheveningse Strand, ca. 1900. Kunstmuseum, Den Haag (buiten tentoonstelling)

De scènes uit het leven van landarbeiders, vissers en hun kinderen appelleerden aan het sentiment van potentiële kopers. De modellen ontvingen weliswaar een kleine vergoeding, maar op een enkele uitzondering na valt van sociale betrokkenheid bij de schilders weinig te merken. De arme sloebers voelden hun marktwaarde goed aan. De ‘Tachtiger’ Frederik van Eden noteerde hoe Larense boeren voor poseer sessies speciaal hun alleroudste en smerigste kleren aantrokken, zodat ze nog aandoenlijker en schilderachtiger uit de verf kwamen!
Wally Moes was als een van de weinigen begaan met het lot van de werkende jeugd. Om brood op de plank te krijgen moesten kinderen van arme families een steentje bijdragen. Hoewel sinds 1901 leerplicht voor kinderen tot 12 jaar bestond, kwam voor hen van schoolgaan niet veel terecht. Wally Moes beijverde zich voor scholing van arme kinderen. Van haar hand zie je een ets van een jongen die de kost verdient als voddenraper en een Murillo-achtig portret van twee haveloos gekledemandenvlechters. De blote voeten van de jongens zullen de werkelijkheid wel benaderen, maar de sinaasappelschillen en het Chinese porselein zijn slechts uit artistiek oogpunt toegevoegd.

Wally Moes, Schaftuurtje, 1885. Doek 97 x 149 cm. Collectie Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam, foto: Studio Tromp

Op de Middelbare School leerden we dat het Kinderwetje van Van Houten uit 1874 verbetering in de regels rond kinderarbeid bracht. De initiatiefwet van de liberale politicus Samuel van Houten om àlle kinderarbeid te verbieden haalde het echter in de Tweede Kamer niet. In die tijd waren jonge kinderen in veel textiel- en sigarenfabrieken te vinden. Meer dan eens bestond het aantal werknemers voor wel 25% of meer uit kinderen. Ze maakten vaak lange dagen van soms wel vijftien uur en ook ’s nachts moest gewerkt worden. Met zijn novelle Fabriekskinderen bracht de schrijver Jacob Jan Cremer in 1863 hun mensonwaardige werkomstandigheden onder de aandacht van zijn lezers. Ook sprak hij koning Willem III erop aan. Verschillende malen wijdde Cremer krantenartikelen aan dit sociale probleem.  Tijdens lezingen las hij voor uit eigen werk. Wellicht droegen deze acties bij tot bewustwording van het probleem bij Van Houten. Op zijn initiatief werd de ‘Wet Houdende Maatregelen tot het Tegengaan van Overmatigen Arbeid en Verwaarlozing van Kinderen’ in 1874 in sterk herziene vorm aangenomen. De nieuwe regels bepaalden dat kinderen jonger dan 12 jaar niet in fabrieken en werkplaatsen mochten werken. De wet werd echter slecht gehandhaafd en betrof alleen fabrieksarbeid door kinderen tot twaalf jaar. Vanaf 13 jaar mochten ze zelfs nog worden ingezet voor nachtarbeid. Werkzaamheden in huis of veldarbeid vielen niet onder deze wet. De oorzaak van de grootschalige kinderarbeid werd niet aangepakt. Door de lage lonen van hun ouders, moesten kinderen wel meewerken. De invoering van de leerplichtwet in 1901 zou een einde gemaakt hebben aan fabrieksarbeid door kinderen, maar in de tentoonstelling zag ik een foto van meisjes die in 1919 nog werkzaam waren in een Tilburgse sigarenfabriek. Kinderen uit arme gezinnen moesten vaak na schooltijd in huis of op het land nog aan het werk, zoals te zien in het werk van Wally Moes en haar collega’s. Toen zij door reuma niet meer kon werken verruilde zij het penseel voor de pen. De verhalen waarin Moes het geromantiseerde zware plattelandsleven in het Gooi met woorden schilderde verschenen in Elseviers Geïllustreerde Maandschrift. De Wally Moes-vrijwilligersprijs die jaarlijks in de gemeente Laren wordt uitgereikt herinnert aan haar sociale betrokkenheid.

Haagse School 
De schilders van de Haagse School raakten geïnspireerd door de School van Barbizon. Afkerig van de oprukkende verstedelijking en industrialisatie legden kunstenaars als Daubigny, Corot en Millet het ongerepte landschap vast en het ‘pure’ leven van eenvoudige lieden, die Gods aarde bewerkten. Met hun landschappen en scènes uit het leven van arme boeren en vissers bewandelden Hendrik Willem Mesdag, Jozef Israëls, Jacob Maris en tijdgenoten eenzelfde weg. Ze bleven echter wel in hun comfort-zone. Om niet in armetierige huisjes te hoeven werken bootsten Jozef Israëls, Evert Pieters en Bernard Blommers het interieur van een eenvoudig vissershuisje na in hun atelier.     

Kinderen in de hoofdrol
Anders dan in eerdere exposities als Kinderen [uit de hogere kringen] op hun mooist (Frans Halsmuseum, 2000) spelen arme kinderen nu de hoofdrol. Bijna twintig jaar later belichtte de expositie Jong in de 19e eeuw in Teylers Museum hun ontwikkeling van mini-volwassene tot … kind. Het concept van die tentoonstelling was geïnspireerd op het gedachtengoed van de 18e eeuwse schrijver Jean-Jacques Rousseau. Dankzij zijn boek Emile, ou de l’education uit 1762 begonnen opvoedkundige ideeën in de tweede helft van de 18e eeuw te veranderen. In een persbericht werd de inhoud van die tentoonstelling met de volgende woorden toegelicht:  

…’Het was bijvoorbeeld niet meer vanzelfsprekend dat kinderen zo snel mogelijk moesten gaan werken, ze kregen tijd en ruimte voor hun eigen ontwikkeling. […] Anton Mauve, Jacob Maris, George Hendrik Breitner en Jan Toorop schilderden kinderen […] in een eigen wereld, spelend of in gedachten […] Het kind werd als kind erkend’….

Maar dat hing wèl af van de plek waar je wieg had gestaan. Anders dan in onze tijd, waarin jongeren van 18 jaar als meerderjarig worden beschouwd, werden arme kinderen in Mesdags tijd noodgedwongen al veel eerder volwassen -of beter verwoord- als volwassene gezien.                                              

In de huidige expositie is voor het eerst aandacht voor de petite histoire van het kinderleven in de late 19e– en vroege 20e– eeuw. De kloof tussen rijk en arm was destijds onoverbrugbaar. De in 1901 ingestelde leerplicht veranderde daar als gezegd nog niet veel aan.

Haringkade, detail van Panorama van Scheveningen, Hendrik Willem Mesdag, 1881. Museum Panorama Mesdag.

Van zakenman tot kunstschilder  
De tentoonstelling is ondergebracht in de voormalige woning van de schilder Hendrik Willem Mesdag en zijn eveneens schilderende echtgenote Sientje van Houten. In de vaste collectie zie je de schilderijen van het echtpaar. De kroon op hun werk vormt het indrukwekkende Panorama, dat zij in 1881 in samenwerking met Bernard Blommers, Théophile de Bock en George Hendrik Breitner in vier maanden tijd voltooiden. Na mijn bezoek aan de expositie beklom ik de trap naar het Panorama, zoals ik dat 50 jaar geleden tijdens een schoolreisje had gedaan. Als een kind genoot ik weer van het fascinerende rondzicht met impressies van Scheveningen uit Mesdags tijd.

Het Panorama is niet alleen waardevol als document van een lang vervlogen tijd; het is ook een artistiek huzarenstukje. Zittend op het seinpostduin schilderde Mesdag de omgeving op een hier getoonde glazen cilinder. De voorstellingen projecteerde hij vervolgens op enorme doeken, waarna de blow-ups konden worden nageschilderd. Aan de zeezijde zie je behalve vissers, wandelaars en exercerende militairen te paard ook -goed kijken- de vrouw van Hendrik Willem Mesdag. Sientje zit naast een bomschuit, onder een parasolletje aan haar schildersezel.

H.W. Mesdag, Sientje Mesdag met haar zoon Klaasje, ca. 1866. Paneel 51,4 x 39 cm. Museum Panorama Mesdag.

Met haar gaan we terug naar de tentoonstelling. Zij is een van de weinige getrouwde vrouwen die na haar huwelijk doorging met schilderen. Dat was in die dagen zeer ongebruikelijk. Zonder hulp hadden vrouwen een dagtaak aan de verzorging en opvoeding van de vele kinderen, waarmee zij ‘gezegend’ werden. Slechts een enkeling slaagde erin om haar artistieke talent te combineren met het moederschap.

De meeste schilderende vrouwen in deze tentoonstelling kozen voor een ongetrouwd bestaan en bleven kinderloos. Om de handen vrij te hebben bracht Suze Robertson, aan wie Museum Mesdag vorig jaar een overzichtstentoonstelling wijdde, haar dochter onder in een pleeggezin. In de laatste zaal zie je twee portretjes van Robertsons dochter Sara. Daar hangt ook een tekening van de naar de pionier van de kindercrèche vernoemde Femina Muller bewaarschool in de Vinckenstraat in Amsterdam. Henriëtte de Vries geeft daarin een impressie van deze moderne hygiënische plek waar fabrieksarbeidsters hun kroost konden onderbrengen.

Hendrik Willem Mesdag en zijn vrouw Sientje hadden één kind, Klaasje.  Evenals Renoir, Cézanne, Gauguin en Jongkind nam Hendrik Willem Mesdag een moedig besluit. Hij verruilde een leven als zakenman voor dat van kunstschilder. In 1866 verhuisde hij naar Brussel om zich op aanraden van zijn achterneef Lourens Alma Tadema bij landschapschilder Willem Roelofs in het schildersvak te bekwamen. Daar ontstond het huiselijke portret van zijn vrouw en kind.  

Het werk geeft niet alleen een inkijkje in een burgerlijk interieur van die tijd, maar weerspiegelt ook de belevingswereld van een kind uit de gegoede kringen. In de voorgrond zit Klaasje omringd door mooi speelgoed.

In een vitrine liggen enkele ego documentjes: een schetsboekblad met kindertekeningen van Klaasje en een aandoenlijk briefje met nieuwjaarswens dat het jongetje kort voor zijn ontijdige dood aan zijn grootvader schreef. Ter illustratie van de hoge kindersterfte in die tijd wordt een pentekening van Matthijs Maris getoond met een impressie van de uitvaart van het eveneens jonggestorven zoontje van zijn broer Jacob.

In een duinlandschapje vereeuwigde Mesdag zijn zoon Klaas staand naast zijn nichtje Barbara van Houten, die eveneens artistiek getalenteerd was.

H. W. Mesdag, Kinderen in het duin, ca. 1870. Doek, 13 x 23 cm Particuliere collectie

In weerwil van zijn progressieve ideeën ten aanzien van kinderarbeid, was Barbara’s vader Samuel van Houten binnenskamers heel wat minder modern. Hij hield zijn dochter thuis om voor de huishouding en haar halfbroer- en zus te zorgen. Tussen de huiselijke bedrijven door vond Barbara tijd om haar vader en haar halfbroer te portretteren. Voor de poseersessies kreeg ‘broer’ een kwartje als hij voor zich uit moest kijken en een dubbeltje als hij zat te lezen!

Barbara van Houten, Portret van Samuel van Houten, ongedateerd. Doek 121 x 91 cm. Museum Panorama Mesdag

De thematisch ingerichte tentoonstelling vangt aan met vrolijk stemmende werken van kinderen die luieren in een zomerse weide of de Haagse dierentuin bezoeken. Willem Bastiaan Tholen geeft een letterlijk en figuurlijk snelle impressie van sleetje rijdende kinderen vanaf een besneeuwd Scheveningse duin. Het plezier spat ervan af!

Willem Bastiaan Tholen, Winterpret: Sleetje rijden op het strand van Scheveningen, ca. 1917.
Zwart krijt. 52 x 71 cm. Part. Coll

Eveneens met snelle toets ving Barbara van Houten haar nichtje Elizabeth, dat zij getuige haar verhitte gezichtje, midden in haar spel betrapte. Het kind kan nauwelijks stil blijven staan! Goed geobserveerde details als het iets opgewipte vloerkleed en het gefriemel aan haar schortje verraden Barbara’s vakmanschap.

Barbara van Houten, Meisje met pop, ongedateerd. Doek 136 x 81 cm. Museum Panorama Mesdag.

Laat je in deze zaal verrassen door het kleinste strandgezicht ooit! Johannes Evert Akkeringa schilderde het paneeltje van 6,6 x 8 cm voor het poppenhuis van zijn kinderen. Met enkele likjes verf tovert hij de illusie van figuurtjes in de branding.
In een potloodtekening geeft Louis Apol een indruk van de moeilijkheden van zijn in de buitenlucht – en plein-air- werkende collega Karel Klinkenberg. Een betere visualisering van Jacob Cats gezegde Kinderen zijn Hinderen is nauwelijks denkbaar!
In de volgende zaal zien we voorbeelden van de vele vormen van kinderarbeid. De aandoenlijke impressie van een gehandicapt LucifermeisjedoorFloris Arntzenius. Wellicht inspireerde het sprookje van Hans Christian Andersen hem tot het maken van dit werk, maar bedoeld als een sociale aanklacht was het niet. 

Floris Arntzenius, Het lucifermeisje, 1890. Doek, 130 x 75,8 cm. Historisch Museum, Den Haag.

Het ging de schilder naar eigen zeggen om de weergave van karakteristieke straattypes.
Zestien 16 jaar later schilderde Arntzenius een meisje dat onder een gelukkiger gesternte was geboren. In een doek uit 1906 zien we zijn 4-jarige dochter Liesje, die later ook kunstenaar zou worden.
Met Anthon van Rappards impressie van blootsvoets sjouwende kinderen zijn we terug in de harde werkelijkheid. Hij legde het tafereel vast in de Utrechtse steenfabriek Ruimzicht van zijn neef Alexander van Rappard, waar meer dan de helft van de werknemers kind was.
Op mijn vraag of Van Rappard, evenals zijn vriend Vincent van Gogh begaan was met het lot van deze arme mensen, antwoordt conservator Adrienne Quarles van Ufford ontkennend. De briefwisseling tussen beide schilders beperkt zich tot compositorische en coloristische aspecten.

Anthon van Rappard, Fabrieksterrein met arbeiders, 1885. Doek 26 x 45 cm. Centraal Museum, Utrecht

Ook andere kinderberoepen worden getoond: jongens als veehoeder of scheepsmaatje en veel breiende meisjes. Dat deden ze niet, zoals tegenwoordig voor hun plezier, maar uit noodzaak om warme sokken en ondergoed te maken. Zelfs als ze wandelden gingen ze ermee door: … Praten en Breien

Pieter de Josselin de Jong, Schevenings Meisje, ongedateerd. Paneel. Particuliere Collectie.
Courtesy Hein Klaver, Baarn

Ook kleine kinderen werden ingezet bij velerlei klussen als het voeren van de kippen, het pellen van garnalen en het verzamelen van sprokkel- of wrakhout. In een monochroom sneeuwlandschap gaf Sientje Mesdag daar een verstilde ijskoude impressie van, waaraan het rode rokje van het kind een subtiel warm toetsje geeft.

Sientje Mesdag van Houten, Sneeuwlandschap met sprokkelende vrouw, 1878. Doek 41 x 51 cm. Jan Menze van Diepen Stichting.

Op een paneel van Philip Sadee is het spreekwoord ‘van dik hout zaagt met planken’ meer van toepassing. Hij brengt het zware vissersbestaan op (on)dubbelzinnige wijze in beeld. Zowel de angst voor schipbreuk is in beeld gebracht, alsook de kansen die zo’n ramp anderen geeft om brandhout te verzamelen. De een zijn dood is de ander zijn brood.

Joseph Israels, Visserskinderen / Kinderen der Zee, 1863. Doek 85 x 70 cm. Amsterdam Museum

Die angst zit eveneens verstopt in Jozef Israëls ogenschijnlijk vredige scène Kinderen der Zee, waarin twee kinderen met een bootje spelen. Geïnspireerd op Israëls werk voorzag de dichter Carel Vosmaer dit schilderij van een diepere betekenislaag. In zijn vers Zondagmorgen aan het strand schetst de dichter een akelig beeld. Wanneer de jongen een storm nabootst, slaat de roerganger van het  speelgoedbootje overboord, zoals het hun vadertje ook is vergaan.De geschilderde beroepen worden in de tentoonstelling aangevuld met advertenties en foto’s van kinderen in een fabriek of die aan de keukentafel pellend een enorme berg garnalen wegwerken.

Kinderportretten                      
Leuk zijn de portretten die de kunstenaars van hun eigen kinderen vervaardigden. Jacob Maris was gezegend met een grote schare nakomelingen. We ontmoetten hem eerder in droevige omstandigheden, maar de portretjes van zijn dochtertje Henriëtte en zijn 4-jarige zoontje Willem als een 17e -eeuws jongetje stemmen ronduit blij. Dit waren presentjes voor zijn echtgenote. De portretten van zijn musicerende dochters maakte hij voor de kunsthandel.

Jacob Maris, Portret van Willem Maris, 1876. Paneel 14 x 12 cm. Rijksmuseum, Amsterdam

Met het Rembrandteske portret van zijn 7-jarige zoon greep ook Joseph Israëls terug op de 17e eeuw. Anders dan het donkere palet van zijn vader, zou dat van Isaac later worden gekenmerkt door lichte, kleurrijke tinten.

Jozef Israëls, Portret van de jonge Isaac, ca. 1872. Doek. Part. Coll.

Maar het meest origineel is het kinderportret in de expositie is van Albert Roelofs. Hij schilderde de beeltenis van zijn zoontje op een palet. Zoals kantoormensen later een ingelijste foto op hun bureau neerzetten, had Albert Roelofs de beeltenis van zijn zoontje Giele hiermee binnen handbereik.

Albert Roelofs, Schilderspalet, ongedateerd. Paneel, Particuliere collectie.

Vakvrouwen                                                                                                                
De expositie eindigt met werk van vrouwelijke kunstenaars. Aan hen besteedde de museale wereld tot voor kort weinig aandacht, maar in de laatste zaal hebben zij het rijk alleen: Wally Moes, Henriëtte de Vries, Froukje Wartena, Barbara van Houten, Suze Robertson en Thérèse Schwartze. Van laatstgenoemde zie je een liefdevol portret van haar nichtje Thérèse Ansingh. Grappig is de kindertekening van haar zusje Lizzy, waarin ze haar tante Thérèse achter de schildersezel schetste. Jong geleerd oud gedaan: zij werd later ook kunstenaar. Thérèse Schwartze tekende en schilderde zelf ook van jongs af aan. Na het overlijden van haar vader werd zij op haar drieëntwintigste kostwinner van het gezin.

1. Thérèse Schwartze, Portret van Thérèse Ansingh, Doek, 59 x 47 cm. Particuliere collectie, foto: Piet Gispen 2. Lizzy Ansingh (1875-1959), Portret van Thérèse Schwartze en een model. Ongedateerd. Potlood op papier 18 x 23 cm. Rijksmuseum Amsterdam

Verschillende schilderijen in deze zaal tenslotte zijn beelddocumenten van onschatbare waarde. Zoals de krijttekening van de Breischool van Griet in Huizen, waar meisjesbreien en haken leerden. Op het rooster van mijn middelbare school stond ook nog het vak ‘nuttige handwerken’. Behalve een uurtje kletsen zagen wijhet nut daar niet van in, maar destijds was het bittere noodzaak om zelfvoorzienend te zijn in de vervaardiging van warme sokken en ondergoed.  

Wally Moes, Breischool te Huizen, 1891, zwart, bruin en wit krijt op ecru vergé papier

In de laatste zaal kwam nog een verre jeugdherinnering boven. Om te bedaren is een stout meisje in de hoek gezet. Nog na giechelend werpt ze tersluiks een blik achterom.

Wally Moes, Kind in de hoek. Ongedateerd. Paneel. Singer Laren.

De Kinderen van de Haagse School is tot 21 mei te zien. Vanaf 15 maart leuk te combineren met de tentoonstelling Haagse School in een ander licht in het Haagse Kunstmuseum. Hier kom je verschillende van de zojuist besproken schilders ook weer tegen. Enkelen worden zelfs als medeoprichters van het museum ten tonele gevoerd. In 1866 schonken Anton Mauve en Jan Hendrik Weissenbruch werken van eigen hand. In de vaste opstelling zijn deze permanent te zien. De nieuwe expositie werpt letterlijk een ander licht op deze typisch Haagse kunstenaars.

A. Quarles van Ufford & J. Kapelle, Kinderen van de Haagse School. Spelen, Werken, Overleven. Museum Panorama Mesdag, Den Haag. 2023.

https://panorama-mesdag.nl

TEFAF 2024 tot donderdag 14 Maart in MECC Maastricht

In de veronderstelling dat het na het tumultueuze openingsweekend wat rustiger zou zijn bezocht ik op maandag 11 maart de belangrijkste internationale Kunstbeurs van het Europese continent. De belangstelling was toch nog overweldigend. Naar verluid waren er veel kooplustigen. Tenminste 3 schilderijen die ik wilde bekijken waren reeds verkocht en meegenomen. Voorafgaand aan mijn bezoek had ik op de site van de TEFAF vast een route uitgestippeld. Raadzaam want waar moet je beginnen aan een wandeling door 7000 jaar kunstgeschiedenis? Je kunt je uiteraard laten verrassen, maar met een leidmotief kijk je toch relaxter en gerichter.

Als thema koos ik de klassieke oudheid en het Nachleben daarvan tot de huidige dag. Maar toen ik uitsluitend mannelijke kunstenaars tegen kwam, veranderde ik van gedachte. Misschien niet meer zo origineel, maar nog wel actueel besloot ik op zoek te gaan naar vrouwelijk kunstenaars. In deze editie van de TEFAF zijn zij beter vertegenwoordigd dan ooit.

In de TEFAF-catalogus van 2012 staat tussen een eindeloze reeks mannen zegge en schrijve één vrouw: Maria Sybilla Merian (1647-1717). Van haar hand was een aquarel te koop van een opengebarsten granaatappel met rups en daaruit voortgekomen vlinder. De illustratie getuigt niet alleen van groot artistiek vak’man’schap, maar ook van wetenschappelijke interesse in de wonderen der natuur.

Ook voor Merians tijd waren ze er, maar veel vrouwelijke kunstenaars zijn in de mist van het verleden uit beeld geraakt. In het navolgende neem ik u mee op een tijdreis langs vrouwelijke kunstenaars die hun comeback gemaakt hebben.

In de 16e en 17e eeuw kozen zij vaak voor een mythologisch en bijbels onderwerp. Ook ‘typisch vrouwelijke’ genres als bloemstillevens en portretten waren geliefd. In de 19e en 20e eeuw vonden vrouwen ook inspiratie in de natuur. In die tijd ontstonden ook sociaal geëngageerde onderwerpen.

Het vroegste voorbeeld van een religieus werk op de huidige TEFAF dateert van 1575. Een Tenhemelopneming van de Maagd Maria met de Heilige Catherina van Alexandrië en Franciscus van Assisi  door Lavinia Fontana. Op de stand van Maurizio Nobile Fine Art blijkt dat het op koper geschilderde werkje al is ‘weggevlogen’…..

Diverse andere werken waren eveneens verkocht en -om anderen niet teleur te stellen- verplaatst naar een achterkamertje. De volgende werken waren maandag evenwel nog te koop.

Bij Robilant + Voena zag ik een Boetvaardige Magdalena, geschilderd door Artemisia Gentileschi.

Artemisia Gentileschi, Boetvaardige Magdalena, doek 81 x 69 cm. ca. 1625/30.

Dit werk dook enkele jaren geleden op uit een privécollectie in de VS. Door Magdalena als halffiguur neer te zetten bracht Artemisia het drama van de berouwvolle Magdalena, die in het verleden onterecht als vrouw van lichte zeden werd neergezet, dicht bij de beschouwer. In dit compositorische devies is invloed van de Italiaanse kunstenaar Michelangelo Merisi da Caravaggio herkenbaar. Het doek werd in 2021 in New York getoond in de tentoonstelling over vrouwelijke pioniers in de schilderkunst  ‘Ahead of her time’ . In dat jaar maakte ook het Nederlandse publiek in Rijksmuseum Twente kennis met Artemisia Gentileschi.  

Van haar tijdgenote Diana di Rosa, alias Annella di Massimo, wordt bij Porcini een groot doek aangeboden voorstellende de Verkrachting van Europa. Anders dan de titel doet vermoeden heeft Annella dit mythologische onderwerp uiterst terughoudend in beeld gebracht. Om aan de priemende blikken van zijn jaloerse echtgenote te ontsnappen koos de oppergod Zeus, wanneer hij weer eens op vrijersvoeten ging, steeds voor een nieuwe vermomming om zijn  nieuwe liefde te veroveren. Hier presenteert hij zich als een koe…

Diana di Rosa, Rape of Europa, ca. 1640. Doek, 128.5 x 182 cm

In dezelfde galerie zie je een onderwerp dat Gentileschi eveneens ter hand nam. Een fragment van het Bijbelse (apocriefe) verhaal over de moedige weduwe Judith die haar volk tijdens het beleg van de stad, op listige wijze redt. Zij loopt over naar de vijand, brengt het hoofd van de vijandige legeraanvoerder Holofernes op hol en maakt hem daarna een kopje kleiner!

Zowel Artemisia als Diana hadden in hun jonge jaren met seksueel geweld te maken gehad. Diana schilderde haar trauma op terughoudende wijze van zich af. In Artemisia’s  bijbelse moordscènes met Judith en Holofernes spat de boosheid letterlijk en figuurlijk van het doek af! Later werd Diana door haar jaloerse echtgenoot de schilder Agostino Beltrano zelfs vermoord.

Elisabetta Sirani, Judith en het Hoofd van Holofernes, doek, 67 x 109 cm

Na deze dramatische start belanden we met de volgende onderwerpen in romantisch vaarwater. Stair Sainty bood een ‘zoetgevooisd’ romantisch werk Marguerite Gérard aan. Toen ik de stand bezocht was het doek echter al verkocht en weggehangen, maar ik mocht er achter het gordijntje toch nog even naar kijken!

Marguerite Gérard, Souvenir d’Amour, ca. 1801-06, paneel 54 x 43 cm.

Het is een kleine op paneel geschilderde variant van een groter doek dat op de salon van 1801 in Parijs te zien was onder de titel: ‘Deux Jeunes expoux lisant leur correspondance d’amour.  Gérard, leerde de fijne kneepjes van het vak van haar zwager Jean-Honoré Fragonard. Zij exposeerde haar werk sinds 1799 met succes op de Salon van Parijs, waarna haar naam en faam via prenten werden verspreid.

Bij dezelfde galeriehouder zie je een doek met een jonge bedelaar door Hortense (Haudebourt-) Lescot.

Hortense (Haudebourt-) Lescot, De kleine bedelaar (Le petit Mendiant), 1808-09.

Zowel in het onderwerp als in de dramatische belichting zijn Italiaanse invloeden aanwijsbaar. Haar inspiratie deed Hortense dan ook op in Rome. Deze sympathieke, knappe jongen is niet zomaar een bedelaar; aan zijn hanger is hij  herkenbaar als christen. De zorg voor minder bedeelden, een van de werken van barmhartigheid, werd sinds de Middeleeuwen vaak geschilderd. In deze 19e -eeuwse compositie, wordt de beschouwer door de prominent in het beeldvlak geplaatste jongen, emotioneel aangesproken.

We blijven nog even op de romantische toer bij Brun Fine Art zien we een jonge vrouw die in haar mooie jurk kaas staat te maken.

Marie Victoire Lemoine, Jonge vrouw die kaas maakt, 1802. Doek 116 x 88 cm.

Na eerdere portretten en genrestukken begon Marie-Victoire zich toe te leggen op dit soort ‘alledaagse’ voorstellingen, zoals deze ogenschijnlijk realistische impressie. Wellicht bevat het werk een versluierde betekenis, maar in elk geval weerspiegelt de voorstelling de door Jean-Jacques Rousseau (1712-1778)  gepropageerde levenshouding: terug naar de natuur.  In 1777 liet Marie-Antoinette, echtgenote van koning Lodewijk XVI een landelijk optrekje bouwen met een boerderijtje, waar ze volgens de overlevering het boerenleven ‘naspeelde’. In de gezonde rurale omgeving konden ook haar kinderen wat leren over het buitenleven.  

Uit diezelfde tijd dateert een lieflijk werkje van tijdgenoot Victoria Dubourg, Violen in een pot, dat bij de reeds genoemde galerie van Robilant + Voena in een bijna onzichtbaar hoekje wordt getoond. Aan dit eenvoudige bloemstilleven ligt nauwkeurige observatie ten grondslag. Zij gaf de violen met een losse penseelstreek weer. Het werk is gevat in de originele lijst, waarin de Franse kunsthandelaar Goupil het werk destijds aanbood.

Victoria Dubourg, Violen in een pot, ca. 1870’s. Doek 21 x 27 cm

Het wordt gepresenteerd vanwege haar persoonlijke merites, maar de galeriehouder wil wel even kwijt dat zij de echtgenote was van de befaamde bloemenschilder Henri-Fantin-Latour. Tot 1897 -u leest het goed- hadden vrouwen geen toegang tot de Ecole des Beaux Arts. Na de Franse Revoulutie mochten zij in de kunstcollectie van het voormalige koninklijk paleis, het Louvre, wel de kunst van grote voorgangers bestuderen. Voor een project van Napoleon III, die kopieën van grote meesters in overheidsgebouwen liet hangen, ontving zij in 1866 het bedrag van 800 Francs voor een kopie van Pietro da Cortona’ Maagd Maria en Kind. Tijdens een van haar studiesessies in het Louvre ontmoette ze haar toekomstige echtgenoot. Leuke openingsscène voor een filmscenario!  

Liefhebbers van bloemen en planten kunnen bij Agnews repectievelijk Van der Meij Fine Arts terecht voor stemmige landschappen:

Emilie Mediz-Pelikan, Willows at a Creek, 1895. Doek 65 x 85 cm
Bertha Wegmann (1847-1926), Forest Ferns, 1885, doek 54 x 75 cm

Bertha Wegmann is een van de bekendste Deense kunstenaars van het fin-de-siècle. Ze liet zich inspireren door de Franse impressionisten en de kunstenaars van Barbizon.  

Met Käthe Kolwitz betreden we de twintigste eeuw. Bij W&K-Wienerroither & Kohlbacher zag ik een tekening waar je zomaar aan voorbij zou lopen. Het werk werpt echter licht op haar sociaal geëngageerde levenshouding.

Käthe Kolwitz , Sharpening the Scythe, 1905. Potlood op papier, 506 x 347 mm.

Terwijl veel van haar collega’s de figuratie verruilden voor abstractie, bleef Kolwitz trouw aan de realiteit. Geïnspireerd op eigentijdse- en voorbije oorlogen reflecteert zij in haar werk op het leed en de emoties die deze toen en nu veroorzaakten.  Andere thema’s zijn de strijd om het dagelijkse bestaan, moederschap en -ingegeven door de tragische dood van haar zoon- rouw.

Geschoold als schilder legde zij zich steeds meer toe op grafiek, een medium waarin sociaal onrecht aan de kaak kon stellen. In deze tekening van een figuur die met een verbeten uitdrukking zijn/haar zeis aanscherpt, evoceert zij haar eigen strijdvaardigheid.

In het voorbijgaan signaleerde ik bij Galerie Bijl-Van Urk een Wall of Ladies met werk van vrouwelijke 17e eeuwse kunstenaars. Een Portretstudie van Michaelina Wautier en een Fruitstilleven door Rachel Ruysch. De verpersoonlijking van het gezegde waar een wil is  een weg. Zij presteerde om als moeder van tien kinderen toch een geweldig oeuvre te creëren! 

Galerie Patrice Trigano is ingericht met uitsluitend vrouwelijke kunstenaars. Voor zowel figuratieve- als abstracte 20e eeuwse- en eigentijdse kunst kun je hier terecht. Ik zag een Stilleven van Dora Maar uit 1950, een kleurrijke Wuchernde Kampfnatur van Ursula Schultze-Bluhm uit 1963 en een fascinerende uitstalling van met glazen halfedelstenen versierde dierfiguurtjes van de ceramiste Carolein Smit.

In een doek van Maria Helena Vieira da Silva getiteld Normandie uit 1949 meende ik een abstracte impressie te herkennen van de geallieerde landingen, maar ik had het mis. Samen met de galeriehoudster keek ik even later met een andere blik door een keukenraam naar buiten! Nota bene: de potten en pannen rechts in beeld.

Maria Helena Vieira da Silva, Normandie, 1949. Gouache op doek, 40 x 47 cm.

Peter Harrington haalde alles letterlijk uit de kast: hier mocht ik het uitgebreide archief van Itchell Colquhoun inzien.  Het Archiv of Magical writings and original illustrations, (c. 1958-79). Deze enorme verzameling autografen, occulte geschriften, schetsen en correspondentie vormt een ware fundgrube voor een liefhebber die een Master of monografie over deze belangrijke, doch vergeten Engelse vrouwelijke surrealist wil schrijven! Voor 37.500 pond mocht ik het meenemen.

Via deze laat 19e -eeuwse en vroeg 20e eeuwse werken belanden we tijdens deze virtuele rondleiding in het hier en nu!

Bij Patrick Heide, Contemporary Art zocht ik wederom tevergeefs naar een inmiddels verkocht kunstwerk van Minjung Kim. Toen deze kunstenaar op een regenachtige dag vanuit haar raam naar beneden keek, ontstond de inspiratie voor The Street. Dit werk bestaat uit talrijke met de hand vervaardigde parapluutjes. Ze maakte ze met engelengeduld van flinterdunne laagjes zogeheten fijn Koreaans  Mulberry Hanji papier. De lijntjes zijn voornamelijk ingebrand. Het geheel biedt en betoverende aanblik! Niet alleen in reproductie, maar ook in het echt, want ook hier verkreeg ik toegang tot het rommelkamertje op de stand, waar het werk tijdelijk geparkeerd staat in afwachting van verzending naar de nieuwe eigenaar.

Minjung Kim, The Street, 2023. Gemengde techniek op Mulberry Nanji papier, 180 x 130 cm

Een andere versie van dit werk siert de cover van het voor de TEFAF uitgegeven tijdschrift, waarin je een interview met de kunstenares kunt lezen.

Twee nog recentere van 2024 daterende werken beveel ik graag voor zelfstudie aan. Georgia Russell, Silent Stream V, 2024 uigevoerd in Acryl & gouache op organza, Plexiglas. 50 x 32 x 22 cm.  Te zien bij Galerie Karsten Geve AG.
I cut and slash the paper and play with gradations of shaes, rhythemed by the motions of my incisions, through which light filters in’, aldus de kunstenares Georgia Russell. Deze werkwijze resulteert in een soort luchtspiegeling die het midden houdt tussen de realiteit en een illusie.

Bij Galerie Templon tenslotte zag ik een werk van de Japanse kunstenares Chiharu Shiota een tot in het oneindige doorlopende lijn; waar begint het en waar eindigt het [leven]?

Chiharu Shiota, Endless Line, 2024, Draden op doek. 140 x 160 cm.

Dit en nog eindeloos veel meer is tot en met donderdag 14 maart te zien in Maastricht.  Geen tijd of energie om zelf te gaan kijken? Op de site van de TEFAF vind je alle exposanten en kunstwerken terug. Via de volgende links kunt u op mijn website verder lezen over Caravaggio, Artemisia Gentileschi en haar schilderende vrouwelijke collega’s:  Artemisia Gentileschi en Caravaggio

Link: TEFAF 2024

Geverifieerd door MonsterInsights