Kinderen van de Haagse School Tot 21 mei in Museum Panorama Mesdag, Den Haag

Willem Bastiaan Tholen, Op de boot, marouflé, 32,5 x 17 cm, Particuliere collectie,
courtesy Hein Klaver, foto: Benno Slijkhuis

De titel van de expositie roept beelden op van kinderen die met een bootje spelen of een ezelritje maken op het Scheveningse strand. Deze zonnige kant van het kinderleven in Mesdags tijd wordt speels belicht. De subtitel: spelen, werken, overleven geeft echter aan dat het om meer dan spielerei alleen gaat.

Voor veel kinderen was in de late 19e en vroege 20e eeuw amper ruimte om te spelen. Ook daarvan getuigen de schilders van de Haagse School en hun tijdgenoten. De spruiten van de kunstenaars hadden het beter dan hun arme leeftijdgenoten. De werkende jeugd werd niet zoet spelend of musicerend geportretteerd, maar vereeuwigd als meid, boerenknecht of begeleider van ezeltjes op het strand. De vrolijke impressies die Isaac Israëls daarvan geeft waren voor de jongens die er blootsvoets naast liepen vast minder leuk.  

Isaac Israëls, Ezeltje rijden op het Scheveningse Strand, ca. 1900. Kunstmuseum, Den Haag (buiten tentoonstelling)

De scènes uit het leven van landarbeiders, vissers en hun kinderen appelleerden aan het sentiment van potentiële kopers. De modellen ontvingen weliswaar een kleine vergoeding, maar op een enkele uitzondering na valt van sociale betrokkenheid bij de schilders weinig te merken. De arme sloebers voelden hun marktwaarde goed aan. De ‘Tachtiger’ Frederik van Eden noteerde hoe Larense boeren voor poseer sessies speciaal hun alleroudste en smerigste kleren aantrokken, zodat ze nog aandoenlijker en schilderachtiger uit de verf kwamen!
Wally Moes was als een van de weinigen begaan met het lot van de werkende jeugd. Om brood op de plank te krijgen moesten kinderen van arme families een steentje bijdragen. Hoewel sinds 1901 leerplicht voor kinderen tot 12 jaar bestond, kwam voor hen van schoolgaan niet veel terecht. Wally Moes beijverde zich voor scholing van arme kinderen. Van haar hand zie je een ets van een jongen die de kost verdient als voddenraper en een Murillo-achtig portret van twee haveloos gekledemandenvlechters. De blote voeten van de jongens zullen de werkelijkheid wel benaderen, maar de sinaasappelschillen en het Chinese porselein zijn slechts uit artistiek oogpunt toegevoegd.

Wally Moes, Schaftuurtje, 1885. Doek 97 x 149 cm. Collectie Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam, foto: Studio Tromp

Op de Middelbare School leerden we dat het Kinderwetje van Van Houten uit 1874 verbetering in de regels rond kinderarbeid bracht. De initiatiefwet van de liberale politicus Samuel van Houten om àlle kinderarbeid te verbieden haalde het echter in de Tweede Kamer niet. In die tijd waren jonge kinderen in veel textiel- en sigarenfabrieken te vinden. Meer dan eens bestond het aantal werknemers voor wel 25% of meer uit kinderen. Ze maakten vaak lange dagen van soms wel vijftien uur en ook ’s nachts moest gewerkt worden. Met zijn novelle Fabriekskinderen bracht de schrijver Jacob Jan Cremer in 1863 hun mensonwaardige werkomstandigheden onder de aandacht van zijn lezers. Ook sprak hij koning Willem III erop aan. Verschillende malen wijdde Cremer krantenartikelen aan dit sociale probleem.  Tijdens lezingen las hij voor uit eigen werk. Wellicht droegen deze acties bij tot bewustwording van het probleem bij Van Houten. Op zijn initiatief werd de ‘Wet Houdende Maatregelen tot het Tegengaan van Overmatigen Arbeid en Verwaarlozing van Kinderen’ in 1874 in sterk herziene vorm aangenomen. De nieuwe regels bepaalden dat kinderen jonger dan 12 jaar niet in fabrieken en werkplaatsen mochten werken. De wet werd echter slecht gehandhaafd en betrof alleen fabrieksarbeid door kinderen tot twaalf jaar. Vanaf 13 jaar mochten ze zelfs nog worden ingezet voor nachtarbeid. Werkzaamheden in huis of veldarbeid vielen niet onder deze wet. De oorzaak van de grootschalige kinderarbeid werd niet aangepakt. Door de lage lonen van hun ouders, moesten kinderen wel meewerken. De invoering van de leerplichtwet in 1901 zou een einde gemaakt hebben aan fabrieksarbeid door kinderen, maar in de tentoonstelling zag ik een foto van meisjes die in 1919 nog werkzaam waren in een Tilburgse sigarenfabriek. Kinderen uit arme gezinnen moesten vaak na schooltijd in huis of op het land nog aan het werk, zoals te zien in het werk van Wally Moes en haar collega’s. Toen zij door reuma niet meer kon werken verruilde zij het penseel voor de pen. De verhalen waarin Moes het geromantiseerde zware plattelandsleven in het Gooi met woorden schilderde verschenen in Elseviers Geïllustreerde Maandschrift. De Wally Moes-vrijwilligersprijs die jaarlijks in de gemeente Laren wordt uitgereikt herinnert aan haar sociale betrokkenheid.

Haagse School 
De schilders van de Haagse School raakten geïnspireerd door de School van Barbizon. Afkerig van de oprukkende verstedelijking en industrialisatie legden kunstenaars als Daubigny, Corot en Millet het ongerepte landschap vast en het ‘pure’ leven van eenvoudige lieden, die Gods aarde bewerkten. Met hun landschappen en scènes uit het leven van arme boeren en vissers bewandelden Hendrik Willem Mesdag, Jozef Israëls, Jacob Maris en tijdgenoten eenzelfde weg. Ze bleven echter wel in hun comfort-zone. Om niet in armetierige huisjes te hoeven werken bootsten Jozef Israëls, Evert Pieters en Bernard Blommers het interieur van een eenvoudig vissershuisje na in hun atelier.     

Kinderen in de hoofdrol
Anders dan in eerdere exposities als Kinderen [uit de hogere kringen] op hun mooist (Frans Halsmuseum, 2000) spelen arme kinderen nu de hoofdrol. Bijna twintig jaar later belichtte de expositie Jong in de 19e eeuw in Teylers Museum hun ontwikkeling van mini-volwassene tot … kind. Het concept van die tentoonstelling was geïnspireerd op het gedachtengoed van de 18e eeuwse schrijver Jean-Jacques Rousseau. Dankzij zijn boek Emile, ou de l’education uit 1762 begonnen opvoedkundige ideeën in de tweede helft van de 18e eeuw te veranderen. In een persbericht werd de inhoud van die tentoonstelling met de volgende woorden toegelicht:  

…’Het was bijvoorbeeld niet meer vanzelfsprekend dat kinderen zo snel mogelijk moesten gaan werken, ze kregen tijd en ruimte voor hun eigen ontwikkeling. […] Anton Mauve, Jacob Maris, George Hendrik Breitner en Jan Toorop schilderden kinderen […] in een eigen wereld, spelend of in gedachten […] Het kind werd als kind erkend’….

Maar dat hing wèl af van de plek waar je wieg had gestaan. Anders dan in onze tijd, waarin jongeren van 18 jaar als meerderjarig worden beschouwd, werden arme kinderen in Mesdags tijd noodgedwongen al veel eerder volwassen -of beter verwoord- als volwassene gezien.                                              

In de huidige expositie is voor het eerst aandacht voor de petite histoire van het kinderleven in de late 19e– en vroege 20e– eeuw. De kloof tussen rijk en arm was destijds onoverbrugbaar. De in 1901 ingestelde leerplicht veranderde daar als gezegd nog niet veel aan.

Haringkade, detail van Panorama van Scheveningen, Hendrik Willem Mesdag, 1881. Museum Panorama Mesdag.

Van zakenman tot kunstschilder  
De tentoonstelling is ondergebracht in de voormalige woning van de schilder Hendrik Willem Mesdag en zijn eveneens schilderende echtgenote Sientje van Houten. In de vaste collectie zie je de schilderijen van het echtpaar. De kroon op hun werk vormt het indrukwekkende Panorama, dat zij in 1881 in samenwerking met Bernard Blommers, Théophile de Bock en George Hendrik Breitner in vier maanden tijd voltooiden. Na mijn bezoek aan de expositie beklom ik de trap naar het Panorama, zoals ik dat 50 jaar geleden tijdens een schoolreisje had gedaan. Als een kind genoot ik weer van het fascinerende rondzicht met impressies van Scheveningen uit Mesdags tijd.

Het Panorama is niet alleen waardevol als document van een lang vervlogen tijd; het is ook een artistiek huzarenstukje. Zittend op het seinpostduin schilderde Mesdag de omgeving op een hier getoonde glazen cilinder. De voorstellingen projecteerde hij vervolgens op enorme doeken, waarna de blow-ups konden worden nageschilderd. Aan de zeezijde zie je behalve vissers, wandelaars en exercerende militairen te paard ook -goed kijken- de vrouw van Hendrik Willem Mesdag. Sientje zit naast een bomschuit, onder een parasolletje aan haar schildersezel.

H.W. Mesdag, Sientje Mesdag met haar zoon Klaasje, ca. 1866. Paneel 51,4 x 39 cm. Museum Panorama Mesdag.

Met haar gaan we terug naar de tentoonstelling. Zij is een van de weinige getrouwde vrouwen die na haar huwelijk doorging met schilderen. Dat was in die dagen zeer ongebruikelijk. Zonder hulp hadden vrouwen een dagtaak aan de verzorging en opvoeding van de vele kinderen, waarmee zij ‘gezegend’ werden. Slechts een enkeling slaagde erin om haar artistieke talent te combineren met het moederschap.

De meeste schilderende vrouwen in deze tentoonstelling kozen voor een ongetrouwd bestaan en bleven kinderloos. Om de handen vrij te hebben bracht Suze Robertson, aan wie Museum Mesdag vorig jaar een overzichtstentoonstelling wijdde, haar dochter onder in een pleeggezin. In de laatste zaal zie je twee portretjes van Robertsons dochter Sara. Daar hangt ook een tekening van de naar de pionier van de kindercrèche vernoemde Femina Muller bewaarschool in de Vinckenstraat in Amsterdam. Henriëtte de Vries geeft daarin een impressie van deze moderne hygiënische plek waar fabrieksarbeidsters hun kroost konden onderbrengen.

Hendrik Willem Mesdag en zijn vrouw Sientje hadden één kind, Klaasje.  Evenals Renoir, Cézanne, Gauguin en Jongkind nam Hendrik Willem Mesdag een moedig besluit. Hij verruilde een leven als zakenman voor dat van kunstschilder. In 1866 verhuisde hij naar Brussel om zich op aanraden van zijn achterneef Lourens Alma Tadema bij landschapschilder Willem Roelofs in het schildersvak te bekwamen. Daar ontstond het huiselijke portret van zijn vrouw en kind.  

Het werk geeft niet alleen een inkijkje in een burgerlijk interieur van die tijd, maar weerspiegelt ook de belevingswereld van een kind uit de gegoede kringen. In de voorgrond zit Klaasje omringd door mooi speelgoed.

In een vitrine liggen enkele ego documentjes: een schetsboekblad met kindertekeningen van Klaasje en een aandoenlijk briefje met nieuwjaarswens dat het jongetje kort voor zijn ontijdige dood aan zijn grootvader schreef. Ter illustratie van de hoge kindersterfte in die tijd wordt een pentekening van Matthijs Maris getoond met een impressie van de uitvaart van het eveneens jonggestorven zoontje van zijn broer Jacob.

In een duinlandschapje vereeuwigde Mesdag zijn zoon Klaas staand naast zijn nichtje Barbara van Houten, die eveneens artistiek getalenteerd was.

H. W. Mesdag, Kinderen in het duin, ca. 1870. Doek, 13 x 23 cm Particuliere collectie

In weerwil van zijn progressieve ideeën ten aanzien van kinderarbeid, was Barbara’s vader Samuel van Houten binnenskamers heel wat minder modern. Hij hield zijn dochter thuis om voor de huishouding en haar halfbroer- en zus te zorgen. Tussen de huiselijke bedrijven door vond Barbara tijd om haar vader en haar halfbroer te portretteren. Voor de poseersessies kreeg ‘broer’ een kwartje als hij voor zich uit moest kijken en een dubbeltje als hij zat te lezen!

Barbara van Houten, Portret van Samuel van Houten, ongedateerd. Doek 121 x 91 cm. Museum Panorama Mesdag

De thematisch ingerichte tentoonstelling vangt aan met vrolijk stemmende werken van kinderen die luieren in een zomerse weide of de Haagse dierentuin bezoeken. Willem Bastiaan Tholen geeft een letterlijk en figuurlijk snelle impressie van sleetje rijdende kinderen vanaf een besneeuwd Scheveningse duin. Het plezier spat ervan af!

Willem Bastiaan Tholen, Winterpret: Sleetje rijden op het strand van Scheveningen, ca. 1917.
Zwart krijt. 52 x 71 cm. Part. Coll

Eveneens met snelle toets ving Barbara van Houten haar nichtje Elizabeth, dat zij getuige haar verhitte gezichtje, midden in haar spel betrapte. Het kind kan nauwelijks stil blijven staan! Goed geobserveerde details als het iets opgewipte vloerkleed en het gefriemel aan haar schortje verraden Barbara’s vakmanschap.

Barbara van Houten, Meisje met pop, ongedateerd. Doek 136 x 81 cm. Museum Panorama Mesdag.

Laat je in deze zaal verrassen door het kleinste strandgezicht ooit! Johannes Evert Akkeringa schilderde het paneeltje van 6,6 x 8 cm voor het poppenhuis van zijn kinderen. Met enkele likjes verf tovert hij de illusie van figuurtjes in de branding.
In een potloodtekening geeft Louis Apol een indruk van de moeilijkheden van zijn in de buitenlucht – en plein-air- werkende collega Karel Klinkenberg. Een betere visualisering van Jacob Cats gezegde Kinderen zijn Hinderen is nauwelijks denkbaar!
In de volgende zaal zien we voorbeelden van de vele vormen van kinderarbeid. De aandoenlijke impressie van een gehandicapt LucifermeisjedoorFloris Arntzenius. Wellicht inspireerde het sprookje van Hans Christian Andersen hem tot het maken van dit werk, maar bedoeld als een sociale aanklacht was het niet. 

Floris Arntzenius, Het lucifermeisje, 1890. Doek, 130 x 75,8 cm. Historisch Museum, Den Haag.

Het ging de schilder naar eigen zeggen om de weergave van karakteristieke straattypes.
Zestien 16 jaar later schilderde Arntzenius een meisje dat onder een gelukkiger gesternte was geboren. In een doek uit 1906 zien we zijn 4-jarige dochter Liesje, die later ook kunstenaar zou worden.
Met Anthon van Rappards impressie van blootsvoets sjouwende kinderen zijn we terug in de harde werkelijkheid. Hij legde het tafereel vast in de Utrechtse steenfabriek Ruimzicht van zijn neef Alexander van Rappard, waar meer dan de helft van de werknemers kind was.
Op mijn vraag of Van Rappard, evenals zijn vriend Vincent van Gogh begaan was met het lot van deze arme mensen, antwoordt conservator Adrienne Quarles van Ufford ontkennend. De briefwisseling tussen beide schilders beperkt zich tot compositorische en coloristische aspecten.

Anthon van Rappard, Fabrieksterrein met arbeiders, 1885. Doek 26 x 45 cm. Centraal Museum, Utrecht

Ook andere kinderberoepen worden getoond: jongens als veehoeder of scheepsmaatje en veel breiende meisjes. Dat deden ze niet, zoals tegenwoordig voor hun plezier, maar uit noodzaak om warme sokken en ondergoed te maken. Zelfs als ze wandelden gingen ze ermee door: … Praten en Breien

Pieter de Josselin de Jong, Schevenings Meisje, ongedateerd. Paneel. Particuliere Collectie.
Courtesy Hein Klaver, Baarn

Ook kleine kinderen werden ingezet bij velerlei klussen als het voeren van de kippen, het pellen van garnalen en het verzamelen van sprokkel- of wrakhout. In een monochroom sneeuwlandschap gaf Sientje Mesdag daar een verstilde ijskoude impressie van, waaraan het rode rokje van het kind een subtiel warm toetsje geeft.

Sientje Mesdag van Houten, Sneeuwlandschap met sprokkelende vrouw, 1878. Doek 41 x 51 cm. Jan Menze van Diepen Stichting.

Op een paneel van Philip Sadee is het spreekwoord ‘van dik hout zaagt met planken’ meer van toepassing. Hij brengt het zware vissersbestaan op (on)dubbelzinnige wijze in beeld. Zowel de angst voor schipbreuk is in beeld gebracht, alsook de kansen die zo’n ramp anderen geeft om brandhout te verzamelen. De een zijn dood is de ander zijn brood.

Joseph Israels, Visserskinderen / Kinderen der Zee, 1863. Doek 85 x 70 cm. Amsterdam Museum

Die angst zit eveneens verstopt in Jozef Israëls ogenschijnlijk vredige scène Kinderen der Zee, waarin twee kinderen met een bootje spelen. Geïnspireerd op Israëls werk voorzag de dichter Carel Vosmaer dit schilderij van een diepere betekenislaag. In zijn vers Zondagmorgen aan het strand schetst de dichter een akelig beeld. Wanneer de jongen een storm nabootst, slaat de roerganger van het  speelgoedbootje overboord, zoals het hun vadertje ook is vergaan.De geschilderde beroepen worden in de tentoonstelling aangevuld met advertenties en foto’s van kinderen in een fabriek of die aan de keukentafel pellend een enorme berg garnalen wegwerken.

Kinderportretten                      
Leuk zijn de portretten die de kunstenaars van hun eigen kinderen vervaardigden. Jacob Maris was gezegend met een grote schare nakomelingen. We ontmoetten hem eerder in droevige omstandigheden, maar de portretjes van zijn dochtertje Henriëtte en zijn 4-jarige zoontje Willem als een 17e -eeuws jongetje stemmen ronduit blij. Dit waren presentjes voor zijn echtgenote. De portretten van zijn musicerende dochters maakte hij voor de kunsthandel.

Jacob Maris, Portret van Willem Maris, 1876. Paneel 14 x 12 cm. Rijksmuseum, Amsterdam

Met het Rembrandteske portret van zijn 7-jarige zoon greep ook Joseph Israëls terug op de 17e eeuw. Anders dan het donkere palet van zijn vader, zou dat van Isaac later worden gekenmerkt door lichte, kleurrijke tinten.

Jozef Israëls, Portret van de jonge Isaac, ca. 1872. Doek. Part. Coll.

Maar het meest origineel is het kinderportret in de expositie is van Albert Roelofs. Hij schilderde de beeltenis van zijn zoontje op een palet. Zoals kantoormensen later een ingelijste foto op hun bureau neerzetten, had Albert Roelofs de beeltenis van zijn zoontje Giele hiermee binnen handbereik.

Albert Roelofs, Schilderspalet, ongedateerd. Paneel, Particuliere collectie.

Vakvrouwen                                                                                                                
De expositie eindigt met werk van vrouwelijke kunstenaars. Aan hen besteedde de museale wereld tot voor kort weinig aandacht, maar in de laatste zaal hebben zij het rijk alleen: Wally Moes, Henriëtte de Vries, Froukje Wartena, Barbara van Houten, Suze Robertson en Thérèse Schwartze. Van laatstgenoemde zie je een liefdevol portret van haar nichtje Thérèse Ansingh. Grappig is de kindertekening van haar zusje Lizzy, waarin ze haar tante Thérèse achter de schildersezel schetste. Jong geleerd oud gedaan: zij werd later ook kunstenaar. Thérèse Schwartze tekende en schilderde zelf ook van jongs af aan. Na het overlijden van haar vader werd zij op haar drieëntwintigste kostwinner van het gezin.

1. Thérèse Schwartze, Portret van Thérèse Ansingh, Doek, 59 x 47 cm. Particuliere collectie, foto: Piet Gispen 2. Lizzy Ansingh (1875-1959), Portret van Thérèse Schwartze en een model. Ongedateerd. Potlood op papier 18 x 23 cm. Rijksmuseum Amsterdam

Verschillende schilderijen in deze zaal tenslotte zijn beelddocumenten van onschatbare waarde. Zoals de krijttekening van de Breischool van Griet in Huizen, waar meisjesbreien en haken leerden. Op het rooster van mijn middelbare school stond ook nog het vak ‘nuttige handwerken’. Behalve een uurtje kletsen zagen wijhet nut daar niet van in, maar destijds was het bittere noodzaak om zelfvoorzienend te zijn in de vervaardiging van warme sokken en ondergoed.  

Wally Moes, Breischool te Huizen, 1891, zwart, bruin en wit krijt op ecru vergé papier

In de laatste zaal kwam nog een verre jeugdherinnering boven. Om te bedaren is een stout meisje in de hoek gezet. Nog na giechelend werpt ze tersluiks een blik achterom.

Wally Moes, Kind in de hoek. Ongedateerd. Paneel. Singer Laren.

De Kinderen van de Haagse School is tot 21 mei te zien. Vanaf 15 maart leuk te combineren met de tentoonstelling Haagse School in een ander licht in het Haagse Kunstmuseum. Hier kom je verschillende van de zojuist besproken schilders ook weer tegen. Enkelen worden zelfs als medeoprichters van het museum ten tonele gevoerd. In 1866 schonken Anton Mauve en Jan Hendrik Weissenbruch werken van eigen hand. In de vaste opstelling zijn deze permanent te zien. De nieuwe expositie werpt letterlijk een ander licht op deze typisch Haagse kunstenaars.

A. Quarles van Ufford & J. Kapelle, Kinderen van de Haagse School. Spelen, Werken, Overleven. Museum Panorama Mesdag, Den Haag. 2023.

https://panorama-mesdag.nl

Suze Robertson: Toegewijd, Eigenzinnig, Modern. Tot en met 5 maart in Museum Panorama Mesdag, Den Haag.

Suze Robertson, Pietje, lezend meisje ca 1898, Paneel 42 x 32 cm. Part. Collectie

Pietje. Onlangs zag ik haar terug in de aan Suze Robertson (1855 – 1922) gewijde solotentoonstelling. In 1893 portretteerde de Haagse kunstenares deze jonge vrouw, gekleed in haar eenvoudige donkerbruine goed. Robertson zette haar neer tegen een non-descripte achtergrond, versierd met puur bladgoud.
Waarom? Zoals iedere werkende vrouw wist Robertson: een goede hulp is goud waard! Met een boek rust Pietje even uit. Wat zou ze lezen? Een keukenmeidenroman of een bijbel?

Dit portret is ter gelegenheid van Robertsons honderdste sterfdag tot en met 5 maart in Museum Panorama Mesdag te zien samen met ruim 75 vlot geschetste tekeningen en schilderijen. Ze dateren van de late 19e en vroege 20e eeuw. Het was nog lastig om enige chronologie in de meest ongedateerde tekeningen aan te brengen. Dankzij het familiearchief kon daar, afgaande op Robertsons verschillende woonplaatsen, door de samenstellers van de expositie Kees van der Geer en Suzanne Veldink enige lijn in worden gebracht. De getekende en geschilderde werken van eenvoudige, hardwerkende boerenvrouwen vormen het hoofdonderwerp van Robertsons oeuvre, dat qua onderwerp en stijl doet denken aan Vincent van Gogh. Close-up weergegeven in de pastel Oude Hanna (1903-1910) of op de rug gezien zoals in Vrouw met geit.  

Suze Robertson, Oude Hanna, circa 1903-1910, pastel op karton, 47 x 38 cm, particuliere collectie.Foto Piet Gispen.

Deze overeenkomst geldt ook voor diverse, simpele stillevens. De vruchten in Stilleven met rode appelen, roepen ook herinneringen op aan de appels van Cézanne, die Robertson waarschijnlijk in een kunsttijdschrift op de leestafel van Pulchri in Den Haag had gezien. Aanvankelijk hanteerde zij nog de destijds gebruikelijke donkere kleuren van de Haagse School, maar al snel klaarde haar palet op. Zoals te zien in het doek Vrouw aan tafel. Robertson schilderde meermaals verstilde binnenkamers met vrouwen die, zittend bij een raam, opgaan in huiselijke bezigheden. Tot deze compositiewijze werd zij mogelijk geïnspireerd door de schilderijen van Johannes Vermeer, die destijds weer in de belangstelling stonden. Tijdens de Vermeer tentoonstelling in het Rijks, waarover ik binnenkort zal spreken, kan deze veronderstelling worden getoetst. 

Suze Robertson, Adolphe Boutard ca. 1884-1889, zwart krijt op papier, Museum Kröller Müller, Otterlo. Foto:Marina Marijnen

Waar leerde Robertson het vak?
In 1877 nam ze avondlessen aan de kunstacademie in Rotterdam. Overdag gaf ze tekenlessen. Na enige jaren verruilde ze Rotterdam voor Amsterdam. Ze verwachtte veel van de destijds gevierde docent August Allebé, maar dat viel tegen. Hij adviseerde haar om het eerst eens met stillevens te proberen. In de tentoonstelling zijn enkele voorbeelden te zien, maar ze vond het zonde om met dit genre haar ‘kostelijke tijd’ te verdoen!
Hij vond haar eigenlijk te eigenzinnig, maar adviseerde haar wel om zich als zelfstandig kunstenaar in Den Haag te vestigen. Ze is 27 jaar en haar weg naar succes kon beginnen! Ze gaat lessen volgen aan de kunstacademie en ze wordt lid van kunstenaarsvereniging Pulchri Studio. Van die tijd dateren raak geschetste portretten van de populaire zwarte variétéartiest Adolphe Boutard, die ook model stond voor Breitner en Israëls.

Tijdens een ontvangst voor de leden van de NVK (Nederlandse Vereniging van Kunsthistorici) op 19 januari jl., komt de verwantschap tussen Robertson en Van Gogh ter sprake. Suzanne Veldink corrigeert het beeld als zou Robertson de vrouwelijke Van Gogh zijn en draait de rollen resoluut om. In plaats van haar aan te duiden als de vrouwelijke Van Gogh verdient Van Gogh veeleer het predicaat: de mannelijke Robertson! Deze visie wordt ook uitgedragen in de interessante documentaire en Podcast Beter bestreden dan genegeerd, over Robertsons leven en werk.

Veldink licht toe dat zij de Robertson tentoonstelling die het museum in 2014 organiseerde over wilde doen. Anders dan toen ligt de nadruk niet op Robertsons privéleven, maar op haar kunst. Robertson liet zich niet door schoonheid leiden, maar zij zag schoonheid in verval. Deze zienswijze wordt geïllustreerd met ruim 75 voornamelijk particuliere bruiklenen. De bezoeker ziet een vroeg, nog in academische stijl geschilderd naakt; verscheidene binnenhuisscènes, portretten van (alleen maar) vrouwen en een reeks stadsgezichten. Het zogeheten Witte Huis en poortgebouwen in Harderwijk en Zierikzee staan daarin centraal. En er zijn enkele zelfportretten. Een realistisch, wat streng Zelfportret met rode jurk; geplaatst tegen een Rembrandteske achtergrond. Alleen de linkerkant van haar gezicht is zichtbaar.

Suze Robertson, 1890: Zelfportret, olieverf op paneel

In een wat schalks, Frans Hals-achtig zelfportret kijkt Robertson de beschouwer lachend aan. Mooi en illustratief voor haar virtuoze toets is ook het ongedateerde zelfportret waarin zij zichzelf in grove penseelstreken als een Italiaanse zigeunerin in een blauwe rok en rozerode omslagdoek, vereeuwigde. De blik onbewogen gericht op de beschouwer. In dit werk doet de toets en de dik opgebrachte verf denken aan het werk van haar tijdgenoot Antonio Mancini (1852-1930), aan wie het museum in 2020 een overzichtstentoonstelling wijdde. Suze Robertson moet zijn werk via hun beider mecenas Hendrik Willem Mesdag gekend hebben. De gedachte aan deze Italiaanse tijdgenoot komt ook op bij Robertsons Meisje in ruste uit 1893-1894 en In gedachten dat tussen 1901-1903 ontstond. U kunt mijn artikel over Mancini lezen via de link onderaan deze pagina.


Dezelfde robuuste toets zien we in de verschillende versies die Robertson schilderde van Het Witte huis van ca. 1901.
In de door de omlijsting afgesneden gebouwen meen ik invloed van de fotografie te herkennen. Dit vermoeden wordt in de documentaire bevestigd. Veldink toont Robertsons zelf gemaakte foto’s, die zij als inspiratiebron voor haar composities gebruikte. Hier en daar combineerde zij deze; ze vouwde ze om en legde ze naast elkaar in haar zoektocht naar een manier om deze in kleurvlakken op te bouwen.

Vanaf de jaren 80 ontstaan aldus gecomponeerde stadsgezichten, maar topografisch correct, zoals die van Breitner, zijn ze niet. Het moderne stijlmiddel van de afsnijding, ontstaan bij het maken van een snelle snapshot, paste zij ook toe in het doek Moeder met Kind.

Vooruitstrevend
Suze Bisschop-Robertson brak een lans voor vrouwelijke kunstenaars. En dat was nodig want vrouwen hadden nauwelijks kansen om zich in het schildersvak te bekwamen. Enerzijds doordat hen de toegang tot kunstopleidingen lang ontzegd werd, anderzijds eenvoudigweg door het vrouw-zijn, voorbestemd voor de rol van getrouwde huismoeder.

Na de geboorte van haar dochter Sara, die in het artistieke voetspoor van haar moeder zou treden, viel Robertson tijdelijk in die traditionele rol terug. Nu zij minder schilderde vielen de inkomsten weg. Van haar weinig succesvolle echtgenoot, de schilder Richard Bisschop had ze niets te verwachten. Gelukkig kwam ze in 1895 in contact met de zondagsschilder Hein Dolk, die haar in ruil voor schilderlessen woonruimte in het Brabantse Leur aan bood. Hier ontstonden de werken met bleekvelden en de gouache Kindermeisje in het gras, voor wie Petronella (Pietje) Prins, model stond. Dankzij dit meisje kon Suze haar penseel weer opnemen; en hoe! In het portret Pietje; lezend meisje bracht Robertson de waterverf heel vernuftig aan, zodat de ontstane kringen in de rok en blouse de  lichaamsvormen van het model suggereren.  

De naam van het meisje zorgt voor enige verwarring. Suze kon weinig modellen vinden. Twee nichtjes die Suze in de huishouding en als oppas hielpen, waren echter bereid om voor haar te poseren. Beide luisterden naar de naam Pietje! Driemaal portretteerde Suze Pietje met zoals gezegd een gouden randje. Collega Jakob Smits, die het wellicht bij Gustav Klimt had afgekeken, deed haar dit gulden idee aan de hand.

In de in Leur ontstane schilderijen met bleekvelden begon Robertson haar composities in welhaast geometrische kleurvlakken op te delen. In het exemplaar uit 1895-98 is een met horizontale en verticale toetsen aangebracht raster zichtbaar.

Suze Robertson, Het Bleekveld, detail, ca. 1895-98. Aquarel, 28,5 x 25,2 cm. Particuliere collectie.
Foto Venduehuis Den Haag

In 1898 was het gezin terug in Den Haag, waar Robertson vastberaden haar comeback maakte. Zij zocht een gastgezin voor haar dochter en nam weer plaats achter de schildersezel. In 1905 brak zij door met een tentoonstelling bij de Rotterdamse Kunstkring. Voortbordurend op haar eerdere thema’s: boerenvrouwen en oude gebouwen, deelde ze haar composities steeds meer in grote expressieve, donker omlijnde kleurvlakken in.

Deze zoektocht zet zij voort in de doeken met het Witte Huis en in 1908-1909 eveneens in de werken waarin de Vischpoort in Harderwijk centraal staat. Hier maakt de realiteit plaats voor experiment en expressie. Haar palet bestaat uit contrastrijk steeds onnatuurlijker toegepaste tinten geel, rood, blauw en wit neigend naar enigszins abstracte vormgeving. Hiermee was Robertson haar tijd vooruit was.

Suze Robertson, Vischpoort van Harderwijk, ca. 1908–1909, olieverf op doek,
100 x 80 cm, Mark Smit Kunsthandel, Ommen.

Het duurde even voor zij haar een plek in de toenmalige door de schilders van de Haagse School gedomineerde kunstwereld, veroverde. Toen zij haar werk aan kunsthandelaren aanbood kreeg ze te horen dat ze meer kans zou maken wanneer ze …’wat mooiere gezichten schilderde zoals die en die. Maar ik schilderde geen lieve gezichtjes!
Vastbesloten en eigenzinnig als zij was besloot ze dit advies niet op te volgen. Ze bleef op koers. Werkend in de reeds beschreven eigen stijl, die vooral gekenmerkt wordt door opvallende penseelstreken in een geheel eigen palet. In 1912 zou ze hierover zeggen:… ’t is beter om te worden bestreden, dan genegeerd’…

Ze werd als een van de weinige vrouwen lid van Pulchri Studio in Den Haag en raakte bevriend met de voorzitter Hendrik Willem Mesdag en zijn vrouw Sientje. Robertson eiste haar positie als kunstenaar op. Ze mocht meedoen met het tekenen naar naaktmodel dat voorheen alleen voor mannen was weggelegd en ze kreeg toegang tot de leestafel met internationale kunsttijdschriften. Haar doorzettings-vermogen leverde uiteindelijk succes op. Vanaf 1905 kreeg zij exposities in binnen- en buitenland tot in Buenos Aires aan toe! Na haar dood in 1922 raakte Robertson echter in de vergetelheid. Met deze expositie, documentaire en podcast komt daar nu verandering in.

Verrassend palet
Aan de hand van een van de doeken met het Witte Huis doet restauratrice Annemiek van Stokkom een interessant boekje open. Robertson werkte met grove penselen, waarmee ze meerdere kleuren mengde. Deze bracht ze aan met een robuuste, vlotte, krachtige, vibrerende èn verrassende toets. Het wit op de muren van het Witte Huis lijkt louter wit, tot je goed gaat kijken. In de pasteus aangebrachte witte verf zitten allerlei tinten verscholen: ultramarijn, zalmroze, rood, geelgroen en paarsblauw, maar van een afstand oogt het gewoon… wit!

Suze Robertson, Witte huizen, (Vollenhove) 1907, Part. Coll.

Tot slot wordt in de documentaire een schetsboekje getoond, waarmee je aldus Veldink in het hoofd van de kunstenares kijkt. De snelle schetsen vormden het uitgangspunt voor haar schilderijen. Het cahier ligt aan het begin van de opstelling open bij een schets van een zittende vrouw. Wanneer je de blik naar rechts wendt wordt duidelijk dat deze schets als inspiratiebron diende voor Vrouw aan ’t spoelwiel van ca. 1904. Robertson gaf de spinster van een laag standpunt weer, waardoor zij volumineus in beeld komt.

1. Suze Robertson, Vlaskaardster ca. 1885-1886, zwart krijt op papier. Part. Coll. Foto: Marina Marijnen. 2. Suze Robertson, Aan het spinnewiel, ca. 1885-1886, pastelkrijt op papier. Part.Coll. Foto: Marina Marijnen

Een van haar laatste werken is de Havenpoort van Zierikzee, daterend van 1918. Een ruig gepenseeld werk, waarin zij met rode accenten ‘rust en richting’ aanbracht. Wellicht was deze woeste toets het gevolg van de artrose waaraan zij leed.
Rond 1917 komt de klad in haar tomeloze scheppingskracht. Tijdens haar laatste levensjaren leed Robinson aan depressies, lichamelijke klachten en verlies van creativiteit. Een moeizaam huwelijk en de ellende van WOI zijn daar waarschijnlijk debet aan.

De documentaire begint met haar einde. Op 22 oktober 1922 overlijdt Suze Robertson, 66 jaar oud. Tijdens haar leven leidde ze een teruggetrokken bestaan, maar haar uitvaart vond onder grote publieke belangstelling plaats. In zijn afscheid prees Pulchri voorzitter Hendrik Haverman haar: Suze was voor het schilderen geboren.
Haar expressieve kleurrijke werken bleven ten onrechte lang ondergewaardeerd. Nu wordt erkend dat zij met haar bijna abstracte blik en toepassing van grote kleurvlakken aan het begin stond van de weg naar moderne, expressieve en abstracte kunst. In de ogen van de samenstellers van de tentoonstelling was Robertson een inspiratiebron voor Mondriaan en een rolmodel voor Charley Toorop! Met haar indringende werk wist zij bovendien haar gevoel op de beschouwers over te brengen, aldus Veldink. Zelf zei Robertson er het volgende over: …’de natuur schenkt mij een gegeven, waar ik dan wat van maak. En ja, dat geloof ik wel: de kleur is mijn hoofdzaak!’

Suze Robertson. Toegewijd, Eigenzinnig, Modern; een unieke tentoonstelling die je niet mag missen! Waarom? Om aan de hand van nooit getoonde werken uit particuliere collecties te ontdekken tot welke hoogte een vrouwelijk schilderstalent -toen dat ongebruikelijk was- kon stijgen.

S.Veldink, Suze Robertson, Toegewijd, Eigenzinnig, Modern. Museum Panorama Mesdag, Den Haag. 2021.

Link: Museum Panorama Mesdag Suze Robertson

Link: Op YouTube is de documentaire Beter Bestreden dan genegeerd door Renate van der Zee en de podcast te zien en te beluisteren.

LINK: Lees hier mijn bespreking over Mancini

Link: Lees hier mijn bespreking over Klimt

Geverifieerd door MonsterInsights