Casa Romana, mooi wonen in de Romeinse tijd, t/m 17 September, Rijksmuseum voor Oudheden, Leiden

 

Een Romeins huis liep je in tijden zonder alarminstallatie of buurtpreventie ook niet zomaar binnen. De woning was aan de straatzijde hermetisch gesloten. Eenmaal binnen werd de bezoeker die kwaad in de zin had wellicht even afgeschrikt door de gemeen uitziende waakhond, maar die zat stevig vast in het vloermozaïek van de entree.

Mozaiek
Mozaiek, Cave Canem, Casa del Poeta Tragica, Pompeii

Bij opgravingen werden de resten gevonden van kettinghonden die bij de uitbarsting van de Vesuvius in 79 n. Chr. niet konden vluchten en samen met de bewoners van Pompeii en Herculaneum een gruwelijke dood vonden. Aan het begin van de tentoonstelling wordt middels een video van de opera A Dog’s Heart een connectie met de eigen tijd gemaakt.

 

Teun van Staveren, Pompejaans oker, acryl op paneel, 1992

Ook in de volgende zalen zijn hedendaagse kunstwerken -soms met een knipoog- naast antieke voorwerpen te zien. De bezoeker ziet de waakhond uit het mozaïek terug in een reeks 18e eeuwse kopieën van Pompeiaanse wandschilderingen door Camilo Buti en de eigentijdse kunstenaar Teun van Staveren.

Tijdens een virtuele rondgang door de stadsvilla van een welgesteld Romeins echtpaar ziet de bezoeker overeenkomsten, maar ook verschillen tussen het leven van toen en nu; vooral ten aanzien van gemakken en ongemakken. Om met het eerste te beginnen: de ‘gemakken’. Aan het sanitair van de Romeinen wordt in een vitrine pal naast de culina, de keuken, aandacht besteed. Handige plek want hier was afvalwater om de wc door te spoelen voorhanden. Het toilet bestond uit een gat in een zetel pal boven het riool, van waar ratten en ander ongedierte soms even bovengronds een kijkje kwamen nemen, zoals in de tentoonstelling wordt geïllustreerd. Om deze ongewenste pottenkijkers te weren plaatsten de Romeinen beeldjes van de godin Fortuna op het toilet

Toiletpot met ongedierte (rat) en o.a. beeldje Fortuna.

Na de stoelgang reinigde men zich met een xylospongium: een spons op een stok. Deze diende, evenals het ‘allemansend’ op de VOC schepen, voor algemeen gebruik. Maar dat hing na gebruik tenminste weer in het zuiverende zeewater. Even retireren in privacy was er niet bij. Je had tweepersoonstoiletten en, zoals nog te zien in Efeze, openbare toiletten met een reeks gaten in een bank. Met hun tuniek opgeschort zaten de gebruikers op een rij en wisselden, terwijl de natuur zijn loop nam, het laatste nieuws uit. Dit beeld is echter een mythe, volgens archeologe Gemma Jansen, die betrokken was bij de samenstelling van de tentoonstelling en hier veel over heeft gepubliceerd. In werkelijkheid wilde men, bang voor ‘fortuna’, de ruimte liefst zo snel mogelijk weer verlaten.  De muren waren volgeklad met grafitti; niets nieuws onder de zon. Op een illustratie in het begeleidende boekje herken ik de woorden ‘bene caca’; voor de vertaling is geen klassieke opleiding nodig.

Tweepersoons toilet in Huis van de jacht in Bulla Regia (Tunesie), vierde eeuw na Chr.
Grafitti, schildering in de bar van Terme della Sette Sapienti, Ostia antica

 

 

 

 

 

 

 

Het Atrium
De expositie begint bij het krieken van de dag in het atrium. Een zonnewijzer geeft de uren van de dag aan. In de voorhof wordt door de opening in het dak, het impluvium, regenwater opgevangen voor de cisterne onder het huis. Aan de reeks voorouderportretten is, geestig, de buste koning Willem I toegevoegd. Hier bevindt zich ook het huisaltaar, met de laren, waar de pater familias ’s morgens voorafgaand aan de salutatio, de dagopening verzorgt. Daarna ontving hij zijn cliënten; bezoekers en smekelingen met wie de heer des huizes, de domino, zaken moest regelen. De portier, de januarius, opende de deur om de cliënten binnen te laten en liet deze open staan, zodat voorbijgangers een glimp van het rijke interieur konden opvangen. Met het tonen van je welstand was in die tijd niets mis. Conservator Ruurd Halbertsma helpt onze fantasie een handje door deze audiëntie te vergelijken met scènes in The Godfather, waarin Don Vito Corleone zijn cliënten ontvangt. Een 19e eeuwse vuurvergulde klok met beeldengroep van de Eed van de Horatii geeft aan dat de tijd bij deze audiënties nauwlettend in de gaten werd gehouden.  Wie tijdens  zo’n ochtend niet meer aan de beurt kwam, moest het de volgende dag nog maar eens proberen. De voorstelling op de klok illustreert niet alleen een belangrijke gebeurtenis uit de Romeinse Oudheid, maar ook de rage die kort na de ontdekking van Pompeii en Herculaneum, rond 1850, op alle artistieke terreinen ontstond: de Empire stijl.

Na de ochtendsessie werd het atrium door slaven op orde gebracht voor de domina, de vrouw des huizes. Behalve het aansturen van personeel en het verzorgen van de kleding voor haar familia hoefde zij niets te doen. In het atrium nam zij, geholpen door een aantal slavinnen, plaats aan het weefgetouw. Een antiek beeld toont de kleding van de Romeinse vrouw. Een  tunica, onderkleed met stola, twee fraai gedrapeerde met spelden vastgezette rechthoekige lappen en palla, een soort shawl. In de vitrine ernaast worden op de antieke mode geïnspireerde direct onder de boezem ruimvallende empire- en (korsetloze!) reformjurken uit het Haagse Gemeentemuseum getoond.

Romeins beeld en daarop geinspireerde moderne japonnen

In een avondjapon van Louis Ferraud uit de jaren ’90 zien we een naklank van deze modetrends.  In de volgende ruimte staat de vrouw centraal. Vitrines met sieraden, make-up spulletjes, bustebeelden met verschillende kapsels en benodigdheden om die te creëren, zoals krultangen en zelfs hair-extensions. Het kapsel van de first-lady was toonaangevend. Een klein bustebeeldje illustreert het zogenaamde keizerinnenkapsel, de Nid d’Abeille genoemd, omdat de hoog opgetaste krulletjes op een hongingraat lijken.  Na haar ochtendtaken nam de Romeinse domina  ’s middags plaats in haar draagkoets om bezoekjes af te leggen.

 

Dames attributen en kapsel Nid d’Abeille

Anders dan de Griekse vrouw kende zij een grote mate van vrijheid. Ze kon na het huwelijk eigen bezit hebben in de vorm van geld, roerende en onroerende goederen. Zij werd weliswaar tussen hun 12e en 16e jaar al uitgehuwelijkt, maar wanneer de verbintenis tegenviel kon zij zich laten scheiden. De bruidsschat kreeg ze terug. De huwbare leeftijd voor jongens lag rond hun 20e en 25e jaar, wanneer ze uit dienst terugkeerden.Van de vrouw is het een klein stapje naar het kind, dat in de volgende ruimte centraal staat. Kinderen waren overal in huis en ze werden, zoals nog steeds in mediterrane en oosterse landen, op handen gedragen en verwend.

 

Jongen met Bula

Het moet heerlijk geweest zijn om je kindertijd in de Romeinse oudheid door te brengen. Kinderen waren een kostbaar ‘bezit’, want de kindersterfte was hoog. Om het kwaad af te weren kregen baby’s een amulet omgehangen, de zogenoemde bula, die pas op volwassen leeftijd werd afgelegd. In het hele (tentoonstellings)huis ligt rondslingerend (soms ook kapot) speelgoed, precies zoals het in veel huizen in Pompeii ook inderdaad werd aangetroffen. Rolpaardjes, beweegbare poppen, houten zwaarden, bikkels en dobbelstenen. Ook hadden ze huisdieren.  Geen cavia’s of muizen, maar schildpadden en kippen, die her en der over de vloer kruipen. In het perystilum of het atrium kregen gegoede Romeinse kinders thuis les van een geleerde Griekse slaaf of slavin. Veel kinderen bezochten een schoolklas, waar elke leerling een individuele taak had.

De bibliotheek
Na dit intermezzo betreedt de bezoeker de bibliotheek. Een moderne kast met onbeschreven papyrusrollen en een vitrine met schrijfgerei als stiften en wastafeltjes geeft een idee. De inrichting is geïnspireerd op de Villa dei Papiri die, 20 meter onder het straatniveau in Ercolano werd ontdekt. Middels mijnschacht-opgravingen (tunnels) konden archeologen het huis en de bibliotheek in kaart brengen. In de opstelling zijn twee verkoolde tekstfragmenten te zien zijn. Muurschilderingen en reliëfs tonen de kasten en nissen voor boekrollen, waarvan de titels op labels waren aangegeven.

Bibliotheek van T. Flavius Severianus
Nissen voor boekrollen in een openbare bibliotheek, Sagalassos (Turkije). ca 120 na Chr.

Evenals Alexandrië had ook Rome een grote openbare bibliotheek, gelegen aan het forum. De toegang werd  geflankeerd door de zuilen van Trajanus  In de bibliotheek was vaak een portretgalerij met bustes van goden, filosofen en geleerden te vinden. In de Leidse reconstructie prijkt ook de buste van de 19e eeuwse Duitse Egyptoloog Georg Evers. Langs de wand wordt een recent op de Tefaf gedane aankoop getoond: een reeks aquarellen van Camilo Buti (1747-1808) met kopieën van wandschilderingen uit Pompeiaanse huizen.

Serie gouaches door Camillo Buti, met Romeinse wandschilderingen, motieven en ornamenten. Gouache op papier, met sporen van onderliggende tekening Rome, c. 1780.

Iets terzijde ziet de bezoeker een model van de ronde tempel van Tivoli, die een welgestelde jongeman van een 19e eeuwse ‘grand tour’ als souvenir mee naar huis nam. Ook in de bibliotheek waren vaak kinderen te vinden tijdens de huislessen gegeven door Griekse slaven, die bekend stonden om hun kennis, zoals de hoofdpersoon in Brenda Meulmans roman Het verraad van Julia.

 

Het Peristylium

De tuin

Een blow-up van een schilderij van Alma Tadema, De Tuin, geeft een impressie van het peristylium, de met buxus en laurier begroeide binnentuin, met aangrenzende vertrekken. Rustgevend werkten de klaterende fonteintjes met water uit spuwers in de vorm van de watergod Oceanus, waarbij de buizen voor de wateraanvoer eveneens getoond worden. Bijzonder leuk is het tuin-ornament van een kikkertje dat door een ingenieus ontluchtingsysteem kwaak-geluiden voorbracht. De sfeer van een zomerse tuin wordt gecompleteerd met vogelgeluiden.

Mozaiek met badslippers, strigiles en tekst: ‘baden doet je goed’, Sabratha (Libie). derde en vierde eeuw na Chr.

Voor de hoofdmaaltijd, de cena, nam men een bad. Niet even een snelle douche, zoals bij ons, maar tussen 13.00 en 15.00 uur ging men op z’n gemak naar het badhuis. Een vitrine en een mozaïek met opschrift ‘Baden doet je goed’ tonen wat een slaaf allemaal voor de bader moest meenemen: flesjes met badolie en een strigilis, een huidschraper om de olie, het toenmalig equivalent voor zeep, af te schrapen, badslippers, een bal en wat spelletjes.

De slaaf hielp met uit- en aankleden, het insmeren met olie en deze hield tijdens het baden in de kleedkamer een oogje op de spullen.  Behalve het ‘reinigen’ van het lichaam (stel je het onhygiënische water zonder chloor of ozon eens voor) was het badhuis ook de plek om te sporten, te socializen en een tussendoortje te gebruiken. In de thermen kon je ook terecht voor een massage en wat erotische ontspanning. Op een grafsteen in Rome liet iemand de volgende levenswijsheid achter: .. ‘baden, wijn en de liefde slopen onze lichamen, maar maken het leven wel de moeite waard’…

Balspel
Balspel, mozaiek in Villa del Cassale, Piazza Americana, ca 300 na Chr.

Na te zijn ingesmeerd met olie, werd een balspel of andere sport beoefend; wie liever lui was volstond met kijken. Bezwete sportievelingen schraapten na deze work-out de olie van het lichaam. Om op de daardoor spekgladde vloer niet onderuit te gaan waren badslippers onontbeerlijk. In een vloermozaïek uit de 4e eeuw, met een dame in de thermen van Carthago zijn deze prominent afgebeeld. Leuk is de video met badende Liz Taylor, die als Cleopatra in bad zit te spelen met een verguld bootje.

Dame die toilet maakt. Mozaiek uit thermen Sidi Ghrib, Carthago, vierde eeuw na Chr.

 

Na het baden keren we, voor de maaltijd, terug naar het peristylium. Voor we gaan aanliggen, nemen we nog even een kijkje in de van oorsprong functionele Romeinse tuin. Tijdens de keizertijd (27 v. Chr. – 284 n. Chr.) veranderde deze moestuin in een lusthof met laurier, buxus en klimop, geurende rozen en viooltjes en klaterende fonteinen.

Bachus als kind, Smyrna(turkije), eerste- tweede eeuw na Chr. foto RMO

Het totaalconcept werd gedecoreerd met tuinbeelden van hedonistische goden als de bosgod Pan, de godin van de liefde Venus of een dubbelbeeld van de wijngod Bacchus, enerzijds als nog onschuldig kind, anderzijds al oudere bebaarde dronkaard.

 

 

 

 

Het Triclinium

Gemetseld Triclinium in de tuinkamer van de Casa del Criptoportico, Pompeii

Vanuit het triclinium, genoemd naar het gelijknamige aanligbed,  genoot men tijdens de maaltijd in de late namiddag van het uitzicht op de tuin. De eters lagen met z’n drieën op zo’n  bed. Drie triclinia stonden in carré vorm opgesteld. De gewoonte om liggend te eten namen de Romeinen van de Grieken over, met dat verschil dat de Romeinse dames tijdens dit zogenoemde  convivium ook welkom waren. Men at leunend op de linker- en etend met de rechterhand van gerechten die op een dienblad met pootjes, de mensa, werden opgediend.

Wat zoal ter tafel kwam wordt bij de cucina uitgebreider besproken. Behalve inheemse producten als vis, groenten en vissaus genoot men ook van importproducten als vijgen uit Afrika en zelfs hesp uit België. Anders dan wij gewend zijn, aten de Romeinen zonder bestek. Met de hand tastte men toe en wat over was of afgekloven werd op de grond gegooid. Hoe de eetkamer er na de maaltijd uitzag?

Vloermozaiek

Dat is humoristisch verbeeld in een replica van een Romeins vloermozaïek, waarin een muis tussen de lege mosselschalen en etensresten rondscharrelt.  Sprekend over muizen: tussen de potten en pannen in de keuken ontbreekt de terracotta pot, die ik enige jaren geleden in de tentoonstelling Luxe en Decadentie van de Romeinen zag. Een pot, waarin relmuizen tot de gewenste dikte werden gekweekt, alvorens ze in een honingsaus als delicatesse aan Romeinse gourmets werden geserveerd!

De tafelmanieren van de Romeinen mogen in onze ogen barbaars zijn, maar aan goede tafelgesprekken hechtten zij grote waarde. Interessante muurschilderingen konden daartoe inspireren, maar er was ook een handleiding voor: Plutarchus Quaestiones convivales,  met suggesties voor diepgaande en luchtiger gespreksonderwerpen.

In muurschilderingen is te zien dat langs de wand van het triclinium side tables stonden glazen of een pronkservies.

Zilverschat Hildesheim
Sir Alma Tadema, na de Audientie

Blikvanger in de expositie is de replica van de zogenoemde zilverschat van Hildesheim. Bezoekers van de Alma Tadema tentoonstelling zagen de zogenoemde Hildesheim krater al in het Fries museum, waar dit grote watervat, toepasselijk was opgesteld naast Tadema’s schilderij Na de Audiëntie.

Leuk zijn Petronius verhalen over hoe je je aan tafel niet moest gedragen. In zijn Satyricon (1e eeuw) beschrijft hij in het Gastmaal van Trimalchio de blunders van de parvenu Trimalchio, die niet weet hoe het hoort.

Vissen op een Mozaiek, Melos, tweede eeuw na Chr. Foto RMO
Ruud van Empel
Still Life #Funghi, Archival Pigment print, 2014

 

 

 

 

 

 

In de nagebootste eetkamer zijn antieke mozaïeken met vissen en andere etenswaren te zien,  geflankeerd door een eigentijds Visstilleven van Ruud van Empel. Langs een vitrine met oud en -uit plastic afval- nieuw gemaakt  Romeins glas, wordt de bezoeker naar de keuken geleid.

Maar voor we verder gaan nog even iets over het onderhoud van het perystilium. Het tuingereedschap van de toenmalige tuinslaaf verschilt nauwelijks van dat van huidige hovenier, maar hij beschikte niet over een kruiwagen en grasmaaier. Voor het kort houden van het gazon hadden de Romeinen een groene oplossing: geiten. Ander gereedschap wijkt evenmin veel af van dat van nu en dat geldt ook voor opbergkasten en kisten.

Beslagwerk van een slot
Brons, Romeins, 1ste-3de eeuw na Chr., herkomst Klein-Azië. Collectie Rijksmuseum voor Oudheden

Dankzij verkoolde archeologische vondsten, beschrijvingen en reliëfs in de sarcophaag van Simpelveld zijn deze goed te reconstrueren.. Replica’s van fraai bewerkte bronzen sloten zijn niet nodig, want goed bewaard en in de Atrium zaal te zien.

 

De Keuken
De maaltijd werd bereid in de culina. Een warme, rokerig ruimte; vreemd genoeg zonder schoorstenen of schouw. Enkele villa’s hadden een ‘open keuken’, niet in onze betekenis van het woord, maar als een ruimte zonder dak. Met de verering van goden op een keuken-altaartje trachtte men brandgevaar af te wenden. Lang niet alles wat in de culina bekokstoofd werd zouden wij als culinair bestempelen. Wat te denken van muizen in honingsaus, flamingo in een veelkruidige saus (ook heerlijk bij papegaai) of gevulde baarmoeders…

Voor wie eens wil eten als een Romein zijn take-away recepten voorhanden uit Apicius, De Re coquinaria  (1e e.); de Jamie Oliver van de Oudheid. Bij menig gerecht zul je de wens buon appetito en nog meer: goede bekomst, hard nodig hebben!

Behalve deze culinaire gruwelen biedt de tentoonstelling interessante informatie over voedingsmiddelen, die wij thans als prodotti tipici van Italiaanse bodem kennen. Aubergines, courgettes en tomaten waren destijds onbekend en werden vanuit de Arabische wereld geïmporteerd. Sinaasappels en citroenen -evenmin inheems- kwamen uit het Nabije Oosten en dienden aanvankelijk vooral medicinale doeleinden. Aan vrijwel alle gerechten werd garum toegevoegd; een uit vis en visafval gedurende drie maanden gefermenteerde saus. De beste kwam uit de streek rond de golf van Napels. Getuige een votiefsteen voor Nehallennia  werd garum zelfs vanuit Colijnsplaat in Zeeland naar Brittannia geëxporteerd.

De zoute saus zal dorstverwekkend zijn geweest. Dorst werd gelest met wijn, die door de Romeinen –zonde- met water werd aangelengd. Wijn werd in amforen vervoerd en bewaard. De labels die als wijnetiketten fungeerden vermeldden niet het jaar van de wijnoogst, maar de namen van de 2 consuls die toen de  wijn werd gebotteld aan de macht waren.
De Romeinse dag begon met een eenvoudig ontbijt; rond het middaguur werd een licht hapje genuttigd. In de loop van de middag werd de hoofdmaaltijd geserveerd. De dag werd besloten met een lichte avondmaaltijd. Dit schema was in de jaren ’70 in Zuid- Italië nog van kracht. Daar het regiment slaven ontbrak kon mijn Italiaanse godmother na de maaltijd nog maar twee woorden uitbrengen:  ‘fammi riposare’!

Twee mannen die seks hebben
Mannenliefde, ‘Warren Cup’, Bittir (Israel) 15 voor – 15 na Chr. British Museum Londen

Nadat de zon is onder gegaan belanden we tenslotte in de slaapkamer, waar alvorens men zich echt ter ruste begeeft het liefdesspel werd beoefend. Op olielampjes en in gesneden cameeën en gemmen is ter inspiratie de nodige erotische acrobatiek afgebeeld. Romeinen waren er niet vies van; wie ooit de camera secreta in het archeologisch museum in Napels bezocht weet dat natuurlijk al. Naast voorstellingen van het liefdesspel tussen man en vrouw komen ook homo-erotische scènes voor, zoals op de zogenaamde Warren Cup, genoemd naar een Britse verzamelaar.

Vaas met strijdwagen getrokken door een vierspan van falussen, Great Westerford, 2e eeuw na Chr.

Soms sloeg de seksuele fantasieën helemaal op hol. De  voorstelling van een strijdwagen getrokken door een vierspan van fallussen spant de kroon! De vele erotische afbeeldingen op olielampjes, titinnabula (soort ‘windorgel’ met klokjes), drinkschalen en muurschilderingen gaven in het verleden voeding aan de gedachte dat de Romeinen een verdorven volk waren. Ten onrechte meent archeoloog Eric Moormann. Tijdens een rondleiding vertelt hij dat de Romeinen inderdaad niet stiekem deden over seks, maar dat van losbandigheid toch geen sprake lijkt. Er waren gearrangeerde, maar ook vrije huwelijken. Binnen de perken (van het huis) kon de pater familias wel beschikken over meer dan alleen huishoudelijke diensten van de slavinnen. In haar roman schetst Meulman een seksuele ontmoeting van keizer Augustus met de Griekse slavin die zijn dochter lesgeeft. Qua techniek en relaties was veel mogelijk, maar overspel tussen leden van de elite kon tot schandalen leiden. Ovidius schreef een handleiding over de kunst van het versieren, de Ars Amatoria plus een boekje, de Tabellae, met tips voor verschillende standjes.
Toen ik als 13-jarige met mijn moeder door Pompeii dwaalde wenkte een suppoost met een grote sleutelbos ons even binnen. In de veronderstelling ons een plezier te doen opende hij een kastje met zo’n afschrikwekkende inhoud, dat ik dacht: als dit waar is trouw ik nooit! Overigens is de fallus in het Romeinse decoratieprogramma als multi-functioneel symbool  alom tegenwoordig. Het staat voor vruchtbaarheid en geluk. De Romein kenden het lichaamsdeel zelfs een kwaad-afwerende werking toe.

Studio Job
Pitchfork and Shovel (Farm), brons, 2008

Tenslotte werden de olielampjes uitgeblazen en gaf men zich op ‘n twee-persoons bed of twijfelaar over aan Morpheus. In de laatste zaal staat een replica van zo’n twijfelaar, gemaakt naar een verkoold exemplaar in Pompeii. Hier staat een moderne wand met olielampjes; sluitstuk uit de spiegeltentoonstelling Casa Moderna, waarvan de bezoeker door de zalen heen diverse eigentijdse objecten ziet. Zoals het fraaie bronzen tuingereedschap van Studio Job,  en het al genoemde ‘Romeinse’ glas in de installatie van ‘Water en Wijn’ van Gerd Rohling.
De op de oudheid geïnspireerde beelden van Igor Mitoraj, die ik in 2016 in Pompeii zag, zouden hier, afgezien van hun enorme formaat, ook goed passen. Het  maskerachtige silhouet op een bronzen krukje uit 2014 doet vermoeden dat Philippe Starck het werk van deze inmiddels overleden Pools-Franse kunstenaar kende.

XO Design by Philippe Starck
Bonze Stool Gold, brons, 2014
Gerd Rohling
Acqua e Vino, PVC, vanaf 1993

 

 

 

 

 

 

 

 

Link: Casa Romana, RMO Leiden

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

X Pot voor het vetmesten van zogenaamde Relmuizen.

(ook zevenslapers genoemd, wegens lange winterslaap, worden ca. 15-19 cm groot !). Cat. Valkhof, blz. 12.

 

Opgediend met honing en een laagje sesamzaad als een ware delicatesse werden beschouwd !!! …..

In zijn geestigeHet diner van Trimalchio (Satyrica 31) beschrijft Petronius dit gerecht….Het ezeltje [een soort serveerboy], werd afgedekt met 2 schalen, waarop in de rand de naam Trimalchio gegraveerd stond, PLUS het gewicht in ZILVER (hihi !)… LEUK !

Op de schotel waren ook plateautjes gesoldeerd, met daarop relmuizen onder een laagje honing met daarop maanzaad… [Er waren ook gloeiend hete braadwortjes op een zilveren roostertje, met daaronder Syrische pruimen met granaatappelpitten… ]

 

Anecdote: Arabieren konden de 4000 baden van Alexandrie, dat ze veroverd hadden,  6 maanden lang verwarmen met de Boekrollen uit de beroemde bibliotheek van A.

 

Baden en dineren gingen in de oudheid samen; de gasten werden allereerst uitgenodigd om mee in bad te gaan… daarna werd de maaltijd gebruikt.

Nog een anecdote: de parvenu Trimalchio, hoofdrolspeler in Petronius Satyricon (1e e.) nodigt zijn gasten tijdens de maalttijd uit voor een bad !  En dat was nu juist NOT DONE  (=uitt.52=).  Hij kende zijn ‘Hoe hoort het eigenlijk’ niet… !

 

 

 

Rondreis door Apulië

Napels gezien? Dan is het tijd voor een afzakkertje!

Op naar het land van de trulli, de traditionele kabouterhuisjes, waarmee Alberobello en omgeving in Puglia bezaaid is. De aanblik ervan is op z’n Amerikaans truly amazing! De naam Alberobello, mooie boom, is afgeleid van het Latijnse silva aroboris belli, maar de bomen uit dit mooie sprookjesbos zijn sinds lang gekapt. 

Over het ontstaan van de trulli, gebouwd op een vierkant grondplan met een (oorspronkelijk) uit losse stenen gestapeld kegelvormig dak, gaan diverse verhalen de ronde. Deze bouwwijze zou het idee geweest zijn van een 16e eeuwse ‘onroerendgoedbelastingschuwe’ graaf. Giangirolamo Acquaviva d’Aragona droeg zijn onderdanen op om huisjes zonder cement te bouwen, zodat, wanneer de belastinginner van de koning van Napels langs kwam, deze snel afgebroken konden worden. Nogal omslachtig, daarom lijkt de veronderstelling dat deze manier van bouwen geïmporteerd werd door immigranten van overzee geloofwaardiger. In Turkije zijn soortgelijke zeer oude bijenkorfhuisjes in (het bijbelse) Haran te vinden.

Hoe het ook zij, het betalen van belasting voor deze optrekjes zou tegenwoordig geen probleem meer zijn. Sinds het stadje Alberobello in de Valle d’Itria op de Werelderfgoedlijst van Unesco staat stromen de inkomsten binnen. Het is leuk om hier even rond te kijken en binnen te lopen bij de als museum ingerichte trullo Sovrano of bij de unieke Siamese tweeling.

Terwijl de toeristen zich hier als mieren door de straatjes voortbewegen, is op een steenworp afstand een ongehoorde rust te vinden. Ook buiten Alberobello vaart de locale agrarische bevolking wel bij het toerisme door het exploiteren van een agriturismo, zoals Arco del Sole, nog geen 10 minuten van Alberobello. Het is er doodstil, afgezien van de waakhonden in de buurt, die in beurtzang, canon of tutti voci van zich laten horen.

Gewend aan cultuurrijker bestemmingen als Toscane, de Veneto en Campania, waar je als cultuurminnaar geen kerk of museum wil missen, ervoer ik deze reis een weldadige rust. Want wat er te zien is, is te overzien. Begonnen in Bari bleek Villa Romanazzi Carducci een goede uitvalsbasis, gelegen in een prachtige tuin met zwembad.
Natuurlijk bezochten wij de kathedraal van Sint Nicolaas, de multi-purpose heilige, niet alleen beschermer van zoete kinderen, zeelieden en meisjes zonder bruidsschat. Ergens las ik dat vrouwen die moeilijk zwanger konden worden zich languit op zijn tombe neervlijden, maar sinds Dottore Antinori meer succes boekt verhindert een stevig hek deze behandeling. Wel zag ik in de crypte gesluierde vrouwen die prevelend veelvuldig een kruis sloegen. Enkelen knielden en staken zelfs een arm door het hek om de sokkel van de tombe van de heilige even aan te raken. Schilderijen tonen de wonderen die de bisschop van Myra (270-343) zou hebben verricht. Zeelieden die van een verdrinkingsdood worden gered, de wanhopige vader bij wie de goedheiligman 3 gouden ballen naar binnen gooit, als bruidsschat voor zijn dochters en het verhaal van de wederopstanding van de drie in mootjes gehakte en ingepekelde scholieren.

Aan de Lungomare bezochten wij de Pinacoteca Provinciale Corrado Giaquinto, op de bovenverdieping van het provinciehuis. Ingericht met barokke werken van de man naar wie de galerie genoemd is en werk van Tintoretto, Luca Giordano en een reeks werken in de stijl van Caravaggio door Giuseppe Bonito. Hier ontdek ik een doek met San Pietro liberato dall’Angelo door de uit Amersfoort afkomstige geïtalianiseerde Utrechtse Caravaggist, Matthias Stom, die ver van huis op Sicilië is overleden.

Mathias Stom (Amersfoort ca. 1600 Sicilië ca 1650), Petrus bevrijd door de engel

In een apart zaaltje, het enige met de juiste klimatologische omstandigheden, wordt het topstuk van de collectie getoond: Giovanni Bellini’s San Pietro Martire, met wie de beulen getuige zijn attributen, geen halve maatregelen namen. De keerzijde biedt de bezoeker nog een toegift: een vlot schetsje van een naakte jongeling in contrapost-houding naast de kont van een welgeschapen paard. In de afdeling met 19e eeuwse schilderkunst zien we Manet-achtige vrouwelijke naakten tegen Japanse kamerschermen, waartoe de kunstenaar Giuseppe de Nittis in Parijs werd geïnspireerd.

 

Hier, evenals in andere musea die wij later bezoeken, zijn wij de enige bezoekers. Een overijverige suppoost, blij dat hij eindelijk iets te doen had, hield ons  nauwlettend in de gaten en voorzag ons regelmatig van goedbedoelde overbodige informatie.

Bari di notte had een speciale verrassing voor ons in petto. Het centro storico, afgezet met enorme betonblokken, werd door poliziotto’s in soorten en maten bewaakt: polizia stradale, polizia communale en veel carabinieri. Keiharde heavy metal schalde door de straten, waar de hele bevolking voor was uitgelopen. Toen ik vroeg wat er aan de hand was,  luidde het antwoord ‘un Poppustarrrruh’: Iggy Pop. Die ouwe rocker! Ook in het stadskasteel van Carlo V, met architectonische en sculpturale fragmenten uit de regio, zagen we hem in een fototentoonstelling samen met David Bowie.

De streek waar wij rondreizen, de Valle d’Itria, kent een lange geschiedenis. Van Mesapiërs, Grieken, Romeinen, Byzantijnen, Ostrogoten, Normandiërs, het huis van Anjou, Habsburgers tot en met de Bourbons; allen zagen het strategisch potentieel van deze vallei.

Elke havenstad heeft een uit dikke muren opgetrokken Castello.  De eerste aanleg dateert van de tijd van Frederik II Hohenstaufen (1194-1250). Als koning van Sicilië en keizer van het Heilige Roomse Rijk beijverde Frederik II zich, in het voetspoor van zijn roemruchte grootvader Frederik I Barbarossa, voor de bescherming van het ware geloof. Op Sicilië sloeg hij een opstand neer van moslims die een islamitische staat wilden stichten (…). Later in 1228 organiseerde hij een kruistocht naar het Heilige Land om de bijbelse plaatsen voor pelgrims uit het Westen toegankelijk te maken. Deze gingen scheep vanuit de havensteden aan de Adriatische zee. Drie eeuwen later liet keizer Karel V de kastelen van Frederik in zijn strijd tegen de oprukkende Turken versterken. Ook elders, zoals in Utrecht liet hij een burcht bouwen, maar daar was in die dagen nog geen militante Turk te bekennen. Hier bewapende de keizer zich tegen de opstandige bevolking.

De kathedralen en kerken van Apulië dragen de sporen van de heersers die hier in de loop der tijd van troon wisselden. Resulterend in een mengeling van Arabische, Byzantijnse, Normandische, Lombardische en andere invloeden, die in talrijke interessante plaatsjes te zien zijn. Zoals Matera, met haar in de berg uitgehakte grotwoningen en grotkerken, dat een plaats heeft gekregen op de wereld erfgoedlijst van Unesco. Het desolate landschap inspireerde Carlo Levi tot zijn later verfilmde klassieker Cristo si è fermato ad Eboli uit 1945 en Mel Gibson liet zijn Passion of Christ op deze locatie opnemen.

Van verre zie je het witte plaatsje Locorotondo, dat, zoals het woord zegt gebouwd is rondom een heuveltop. Ook Martina Franca met haar  barokke geveltjes is de moeite van een stop waard. Hier bewonderden wij Carella’s 18e eeuwse fresco’s met romantische scènes in het Palazzo Ducale. In de San Martino zien we nog meer fresco’s, o.a. van de voor Utrechters bekende Romeinse soldaat die zijn mantel deelt met een bedelaar.

Hier ontdekken we ook iets nieuws. In de tentoonstelling Maria in Museum Catharijneconvent (zie elders op deze site) ziet de bezoeker haar vele hoedanigheden, maar Maria als herderinnetje, die afrekent met het kwaad in de gedaante van een boze wolf, kende ik nog niet.

 

 

 

 

In Taranto wachtte ons een cadeautje; in de reisgids las ik dat hier (misschien wel) het mooiste archeologisch museum gevestigd was. Met het RMO in mijn gedachten kon ik kon ik dit niet geloven, maar tijdens ons bezoek aan het MARTA troffen we een museum naar Noord-Europese standaard aan. Dat de objecten van topkwaliteit zijn verwondert niet; Taranto is één grote archeologische site. Met vondsten van de vroegste Griekse kolonisten tot en met de Romeinen kun je hier urenlang educatief genieten.  Een foto van de vroegste ‘scavi’ toont dat dat huisvrouwen hangend vanuit het raam nu eens echt iets bijzonders in hun straat konden zien. Er kwam een keur aan Griekse zwartfigurige vazen uit de 6e eeuw voor Christus bovengronds: een bronzen beeld van Zeus met een zogenoemde archaïsche glimlach en fragmenten van grafstenen met anatomisch correct vormgegeven lichamen. Bij de sieraden en gouden lauwerkransen voor overledenen vraag je je af hoe de goudsmid deze perfectie zo’n 2500 jaar geleden, zonder moderne instrumenten voor elkaar heeft gekregen. Oorhangers in de vorm van een bootje en  een op een kerstboombal lijkende hanger van bergkristal beide uit de 4e e. v. Chr. Heel bijzonder ook de twee in elkaar grijpende bronzen handen, die samen een notenkraker blijken te zijn!  Romeinse sarcofagen en kleine anatomisch correct weergegeven sculptuurtjes van dansende figuurtjes, vele nog met de oorspronkelijke polychromie en een prachtig vrouwenkopje met haar make-up 2 millennia na dato nog helemaal intact.  Talrijk zijn ook de Romeinse vondsten. Vloermozaïeken, voorouderbeelden, gebruiksvoorwerpen, glas, munten en make-up spullen, die in de Leidse tentoonstelling Casa Romana, waarover later meer, niet zouden misstaan. Ook in dit museum waren we, afgezien van een luidruchtig echtpaar met dito bambino, de enige bezoekers: jammer voor Marta.

 

 

 

 

 

 

Gallipolli, een havenstad aan de Ionische zee, waarin de naam die Griekse kolonisten aan deze plek gaven nog naklinkt: kallipolis, mooie stad en dat is ze nog steeds. Het centro storico, met kathedraal, kasteel en vissershaven ligt op een eilandje. Aan de haven genoten we bij Martinucci van degustazione di mare; crudo (even doorzetten!) en cotto. Lekker eten, kerken en musea horen erbij, maar het Italiëgevoel is voor mij niet compleet zonder zee. Baia Verde is het mooiste strand, aldus de reisgids, en dat blijkt een publiek geheim. Andiamo alla spiaggia.  Het verblijf op een overvol strand is niet mijn hobby, maar een Italiaans strand zonder diepe kuilen met oosterburen of jongelui met ghettoblasters is leuk. Af en toe opkijkend van mijn boek waan ik me toeschouwer van een Felliniaanse film met gewone Italianen als acteurs,  die niets anders hoeven te doen dan zichzelf zijn!

 

Vanuit Gallipolli bezochten we Lecce dat wegens de vele palazzi en barokke kerken als de Santa Croce, het Florence van het Zuiden wordt genoemd. Aan het Piazza Sant’Oronzo is de herinnering aan de oudheid nog zichtbaar in de resten van een Romeins amfitheater uit de 2e eeuw dat plaats bood aan 25.000 bezoekers. Even verderop ontdekken we nòg een theater dat getuige de Dixi en een rij detonerende blauwe plastic stoelen tot de huidige dag in gebruik is. Ook hier liet Karel V zijn sporen na. Een stevige stadsmuur met de Porta Napoli, moest de oprukkende Turken buiten de deur houden.

 

’s Avonds rijden we naar Leuca; de laatste in één lange rij van typisch Italiaanse stadjes, gelegen aan het einde van de wereld: Finis Terrae, gemarkeerd door een enorme kerk gewijd aan Maria. Het is zaterdagavond en vanuit luidspekers schalt de stem van de celebrerende priester over het kerkplein, gevolgd door kerkzang. Langs de boulevard beneden, staan prachtige buitenhuizen, restaurantjes en een gelateria met goddelijk ijs, maar daarvoor hoef je niet per se naar Leuca.

Om Ostuni kunnen we de volgde dag ook niet heen. De huizen van het stadje bedekken als één groot wit fort met kleine venstertjes een heuveltop. Als elders kunnen ook hier een kathedraal, een keur van kerkjes en een museo archeologico bezocht worden. Kom ’s morgens op tijd of in de namiddag, want in het mezzogiorno, het zuiden van Italië, is in de middag alles chiuso, gesloten. Bij Shuluq ceramiche artistiche laten we ons verleiden tot de aankoop van twee met citroenen beschilderde ceramische plantenhangers. De lieflijke winkeljuffrouw weet ons te overtuigen: we ship worldwide, no problemdieci giorni.. We wachten het (on)rustig af, betaald zijn ze al!

Dan rest ons nog Monopoli, een heerlijk stadje met een wirwar van kleine Middeleeuwse straatjes, winkeltjes en ‘ristorantjes’ en zowaar een niet kunstmatig gecreëerd, maar echt stadsstrand. Het Italiaanse strandgewoel laat ik achter en zwem een eind de zee in. Op dit fenomeen heeft Monopoli overigens geen monopolie; de volgende dag tref ik nog zo’n strandje aan, onder de kliffen waarop Polignano a Mare is gebouwd.
Twee uur voor de terugvlucht naar Olanda neem ik ook hier een frisse duik, maar niet vanaf de hoge rotsen vanwaar regelmatig duikwedstrijden worden gehouden. Of zij hier ook gezwommen hebben is mij niet bekend, maar tal van beroemde schrijvers bezochten Polignano. Liep ik in Monopoli nog door de Via Purgatorio (…) hier in Polignano stuit ik op een deur met de volgende, daarmee in tegenspraak zijnde tekst: ‘Questo luogo è stato creato prima del Paradiso’, was getekend Mark Twain. Voor het paradijs werd geschapen bestond deze plek al. Elders zijn nog meer opmerkelijke citaten op muren en deuren gekalkt. Onder andere van de 19e eeuwse Italiaanse dichter Giacomo Leopardi en Henry Miller die mij in het bijzonder aansprak. Voor wie nog twijfelt aan het nut van kunst …’L’Arte non insegna nulla, tranne il senso della vita!’. Vrij vertaald: Van kunst kun je niets leren, behalve levenskunst!’

Wie opmerkt dat Brindisi in deze beschrijving ontbreekt heeft dat goed gezien. In de Dominicus reisgids lees ik dat de meeste toeristen  Brindisi overslaan, maar dat er …’zeker interessante plekken zijn die de aandacht verdienen’. Anders dan gepland leggen we hier toch maar even aan. Leuk om het eindpunt van de Via Appia, dat vlakbij zee door een van de twee zuilen van Trajanus wordt gemarkeerd te zien. Maar met dit monument is wat betreft historisch Brindisi voor mij alles verteld. Zelden zagen wij een saaiere, uitgestorven stad, waar zelfs het archeologisch museum op zondag gesloten was. Anders dan genoemde gids adviseer ik: laat Brindisi links liggen, in ieder geval op zondag en voor als je toch besluit te gaan, breng dan een heildronk uit op je bezoek: brindisi!

Link: Il Museo Archeologico Nazionale di Taranto (MARTA)

Rumoer in de stad De Schilders van 80, t/m 5 November 2017, Gemeentemuseum Den Haag

Bij de entree van de tentoonstelling Rumoer in de stad krijgt de bezoeker middels oude 8 mm filmbeelden een indruk van het hoofdstedelijke straatbeeld tijdens het fin-de-siècle. Het is een va-et-vient van trams en gehaaste voorbijgangers. De Schilders van Tachtig vervullen de hoofdrol in deze expositie, samengesteld als vervolg op de tentoonstelling  Holland op z’n mooist in 2015, waar het 19e eeuwse landschap centraal stond. Kunstenaars van de Haagse School trokken in die tijd naar buiten om het veranderende landschap in beeld te brengen.

Scheveningen Kurhaus
Paul Gabriel, Scheveningen, ongedateerd, Gemeentemuseum Den Haag

Slechts sporadisch vang je bij hen een glimp op van de stad, zoals in Paul Gabriëls ongedateerde Kurhaus dat hij in een Panorama Mesdag-achtig duinlandschap situeerde. Met dit werk krijgt de bezoeker een flashback van de voorafgaande periode. De nieuwe generatie kiest de snel veranderende stad als hoofdmotief. Dit wordt in de tentoonstelling thematisch toegelicht. Er is aandacht voor de auteurs van Tachtig (de Nieuwe Gids), de Vrouw, Rumoer in de stad, de Verstilde stad, Stad in ontwikkeling en Natuur in de stad. In de kabinetten wordt het belang van de fotografie voor de ontwikkeling van de schilderkunst belicht. Ook krijgt de bezoeker onder de noemer Exotisme een toegift met werk van G.H.Breitner, Marius Bauer en Willem de Zwart.

Writer in residence’ Mischa Andriessen laat, geïnspireerd op de getoonde schilderijen, een eigentijds poëtisch geluid horen.

Twee waspitten
Isaac Israels, twee waspitten op de brug van de Herengracht ter hoogte van de Leidsegracht, ongedateerd, part. collectie

 

Op de brug, middenin, waar het water het verst
Het zicht het best is, op de bomenrijen, de boot
De volgende burg, de opening, waar nu niemand.
Het golft rondom ons, binnenin. Nieuwe blouse?
Het licht valt in ons midden, vormt een zilveren rug
Op het water tot aan de verre brug. Zelf gemaakt?
Een schuit vaart over de graat van de gracht, verdwijnt
Zo dadelijk in de opening, zal daarna nog verder gaan.
Op de brug, het water, middenin, een wig van laat licht.

Schilders en schrijvers van Tachtig

Vanaf de jaren ‘80 kiezen schilders als George Hendrik Breitner, Isaac Israëls en Willem Witsen voor uitbeelding van het stadsleven. Amsterdam wordt het Mekka van de nieuwe schilderkunst. Aan deze stad danken zij haar (inmiddels verouderde) benaming Amsterdamse impressionisten. In de tentoonstelling worden zij de Schilders van Tachtig genoemd. Onder deze paraplu vinden behalve de in Amsterdam werkende kunstenaars ook die uit Den Haag èn leden van de literaire Beweging van Tachtig een plekje. Beeldend kunstenaars èn schrijvers van Tachtig brachten het (stads)leven figuurlijk en letterlijk in beeld.

Deze verschuiving van onderwerp valt niet toevallig samen met grote veranderingen in de samenleving. Vanaf 1870 groeit de bevolking in de steden explosief; woningnood en armoede zijn het gevolg. In de voorsteden en rondom de binnenstad worden nieuwe wijken gebouwd, zoals de Amsterdamse Pijp. Ook toen werden de woningen al opgedeeld in kleine peperdure kamertjes, waar anno 2017 zelfs voor een studentenkamer zo € 650,– wordt betaald. Niets nieuws onder de zon!
Jacobus van Looy, Bastiaan Tholen, Isaac Israëls maar vooral George Hendrik Breitner brengen de bouwputten met heimachines, de werkpaarden en noeste arbeiders in beeld. In De levens van Jan Six geeft Geert Mak een mooie schets van deze nieuwe tijd met technische vernieuwingen als stoom en elektriciteit.

Wilhelmina Gasthuis
G.H.Breitner (1857-1923), Bouwterrein (van het Wilhelmina Gasthuis) bij storm, 1891, Gem. Museum Den Haag, Bruikleen

Dankzij de industrialisering neemt de welvaart toe. Luxe producten en vermaak worden voor grotere groepen bereikbaar. Van de vooruitgang profiteert niet iedereen, er is ook een keerzijde. De schilders van Tachtig brengen naast de mooie – ook de lelijke kant van de moderne stad in beeld. Bij Breitner en Israëls zien we deftige winkelende dames, maar ook dienstbodes, koffiepiksters, waspitten en hardwerkende arbeiders.

In hun schilderijen zien we winkelstraten, chique modehuizen en dankzij het nieuwe elektrische licht ‘nocturnes’ met scènes van het uitgaansleven. Een onderwerp dat ook op de Nederlandse kunstenaars in Parijs een enorme aantrekkingskracht uitoefende (zie dit najaar in het Van Gogh Museum). De bedrijvigheid op de verlichte pleinen, in theaters, kroegen en restaurants vormden een onuitputtelijke inspiratiebron. Zoals Israëls interieur van Restaurant Mille Colonnes met –goed kijken-  een ober die de bezoeker een menukaart aanreikt… 

Oranjefeest
Jacobus van Looy (1855‐1930) Oranjefeest, ca. 1890, Rijksmuseum Amsterdam

Jacobus van Looy schrijft, nadat een getekende versie door Amicitia werd geweigerd, over een hossende, door drank benevelde groep mannen en vrouwen, die van alles deden wat het daglicht niet kon verdragen.

schets kop met gapende mond
Jacobus van Looy, Schets van een kop met gapende mond, ongedateerd, Gemeentemuseum Den Haag.

Later bracht hij de sfeer van deze avond op magistrale wijze in beeld op zijn doek het Oranjefeest. Als je goed kijkt kun je ze zelfs horen, de feestgangers! In de tentoonstelling wordt een voorstudie voor de hoofdfiguur, met wijd opengesperde mond, getoond.

Even terug naar de koerswijziging van de schilders van Tachtig. Zij bewonderden de Franse naturalisten en leden van de Haagse School als Anton Mauve en Willem Maris. Met hun onderwerpkeuze en schildertechniek slaan ze echter een nieuwe weg in. De Haagse school hanteerde een overwegend donker, tonaal palet, dat bij Breitner nog lang nazindert. De meeste Tachtigers brengen  meer kleur in hun werk, zoals we dat zien bij Van Looy.

De veranderende stad

Als documenten van een voorbije tijd tonen diverse schilderijen en foto’s de ontwikkelingen in de stad waar de woningnood groot was.

Museum Het Schip geeft middels een gereconstrueerde ‘woning’ een indruk van de deplorabele woonomstandigheden van de allerarmsten. In eenkamerwoningen, zonder stromend water of sanitair, sliepen ouders en kinderen samen in een bed, met het spreekwoordelijk geworden ondergeschoven (jongste) kind in de bedlade. Zie mijn eerdere bespreking over de Amsterdams School.

Van Diemenstraat Amsterdam
G.H.Breitner, Heiwerk aan de van Diemenstraat, Amsterdam, 1897, Gemeente Museum Den Haag, Bruikleen part.collectie

Breitner bracht de stadsuitbreidingen meermaals in beeld. Staand voor zijn doeken met bouwputten en vlaktes met heimachines hoort de beschouwer met wat fantasie de hartenklop van de stad in wording. In zijn Heiwerk aan de Diemenstraat, zie ik een veelzeggend detail: de werkman die tussen het zware graafwerk door even een teug uit een fles neemt. Lest hij gewoon zijn dorst of is dit een stille verwijzing naar het alomtegenwoordige alcoholisme onder deze immer voortploeterende mannen?

Werkpaarden
G.H.Breitner, Werkpaarden, Amsterdam ca 1900, part. collectie
Rijtuigen koetsiers
Willem de Zwart (1862-1931), Rijtuigen met wachtende koetsiers, Den Haag of Loosduinen, ongedateerd, part.collectie

Wellicht kent u Breitner beter als lid van de Haagse School met Cavalerie scènes op het Scheveningse Strand, maar begin jaren ’90 slaat zijn fascinatie voor luxe paarden om in een fixatie op werkpaarden.  Willem de Zwart deelde deze fascinatie, zoals te zien in Rijtuigen met wachtende koetsiers, die wegens hun kleurrijke kostuums ‘aapjes’ werden genoemd. De sfeer is mooi geschetst met de lantaarns en de glimmende rails met aanstormende locomotief in de verte.

Ook andere Tachtigers brachten man en paard in beeld, zoals Nicolaas Van der Waay, Stadhouderskade, met achter de fris geaquarelleerde koetsjes het zojuist voltooide Rijksmuseum.  Behalve inspiratie uit eigentijdse onderwerpen, blikken de kunstenaars van Tachtig soms ook nostalgisch terug op dingen die voorbij gaan. Zoals Breitner’s Oude Beurs van Zocher op het Damrak, die plaats moet maken voor de Beurs van Berlage of zijn Afbraak aan de Oudezijdsburgwal.

Afbraak OZ Achterburgwal
G.H.Breitner, Afbraak aan de OZ Achterburgwal/ Agnietenstraat, Amsterdam, 1903-1904, Part.collectie, Met dank aan Kunsthandel A.H.Bies

 

Breitner als ‘peintre du peuple’

Interessante gedachte dat Breitner aanvankelijk historieschilder wilde worden. Nadat hij wegens balsturig gedrag van de Haagse academie was verwijderd, gooide hij het over een andere boeg. In plaats van van historische, mythologische en bijbelse onderwerpen kiest hij als ‘peintre du peuple’ voor de lelijke kant van de stad.

Zelfportret Lorgnet
G.H.Breitner, Zelfportret met lorgnet, 1882, Gemeentemuseum Den Haag

In Amsterdam vinden we Breitner terug op de Academie, tussen Israëls, Witsen, Karsen, Van Looy, Tholen, Toorop en Veth. Zij vonden op deze academie –dat traditioneel een conservatief bolwerk- wèl wat zij zochten: vrijheid! Onder de inspirerende leiding van August Allebé waaide hier een ‘on-academische’ nieuwe wind. Hij raadde zijn studenten aan geen moraliserende historiestukken te schilderen, maar vrij te werken, geleid door overwegingen van esthetiek en vorm. Zo kregen zij oog voor de schoonheid van het alledaagse maar ook voor lelijke en afstotelijke onderwerpen. We zien de uitgeputte koppen van de vrouwelijke arbeiders en impressies van een lelijke steeg.

Slachthuis
Willem Bastiaan Tholen (1860-1931), Slachthuis, 1889, Groninger Museum, bruikleen Stichting J.B.Scholtenfonds

Deze opstelling resulteert in Tholens  Slachthuis uit 1889 met boven een plas bloed opgespannen kadavers en een bundel varkensblazen als ballonnen, en een Chaim Soutine-achtig, in pasteuze toets geschilderd Stilleven met geplukte hanen van Floris Verster misschien wel het ultieme voorbeeld van de ‘schoonheid van het lelijke’.

Schilders en auteurs van Tachtig, Willem Kloos, Albert Verwey en Herman Gorter zetten een boom op over de eigentijdse kunst. Zij verfoeien de betuttelende en moraliserende toon van hun voorgangers en kiezen voor kunst gevoed door passie en hartstocht. In de tentoonstelling zien we hen, geportretteerd door de schilders van Tachtig: zelfbewuste kerels van het type bohémien of dandy, die de burgerlijke levensstijl aan hun laars lappen.

Zelfportret als nar
Willem de Zwart, Zelfportret als nar, ca. 1890-1892, Part. collectie, met dank aan Hoogsteder & Hoogsteder.

Meer nog dan geschreven woorden illustreren deze portretkoppen hun vrijgevochten levenshouding. Willem de Zwarts Zelfportret met capuchon, spant de kroon.

Ook al valt de groep rondom het literaire tijdschrift De Nieuwe Gids snel uiteen, de toon was gezet. Het nieuwe devies luidt:  l’art pour l’art; kunst omwille van de kunst. Dit idee was overgenomen van Franse denkbeelden over onafhankelijke kunstenaars uit de kring van Zola, Flaubert en de gebroeders de Goncourt. In dit geestelijke klimaat ontstond Herman Gorter’s Mei: wiens beschrijving van de natuur, de zee en de stad aanvangt met de woorden: …’een nieuwe lente een nieuw geluid’. En wie herinnert zich van de Middelbare school niet Willem Kloos definitie van kunst als de ‘aller- individueelste expressie van de aller-individueelste emotie’…?

Keerzijde van de vooruitgang

Zoals Emile Zola de erbarmelijke omstandigheden van de mijnwerkers in woorden vangt, zo brengen de schilders van Tachtig, de keerzijde van de vooruitgang in beeld. In de tentoonstelling wordt die andere kant o.a. geïllustreerd met het thema Vrouwen. Breitner brengt ze treffend in beeld. Daarin geëvenaard en soms overtroffen door zijn levenslange rivaal Israëls. Zij plukken de modellen van de straat. In volgorde van eerbaarheid: dames, dienstmeiden, winkelmeisjes, hoedenmaaksters, waspitten, koffiepiksters, straatmeiden en prostituees…

koffiepiksters
Isaac Israels (1865-1934),Koffiepiksters, ca 1893-94, Gemeentemuseum Den Haag, Wibbinastichting

De zogenoemde waspitten en koffiepiksters hadden een zwaar leven. Laatstgenoemden waren lange dagen bezig met het sorteren van de goede en slechte bonen.  De aanklacht van Eduard Douwes Dekkers Max Havelaar op de uitbuiting van de Indonesische bevolking had nog geen effect gesorteerd. Ook in het vaderland was uitbuiting van arbeidskrachten de normaalste zaak van de wereld. Van fair-trade of eerlijke arbeid als gesuggereerd in de idyllische schilderijen van Barbizon-schilders als Millet, is hier geen sprake. Hoewel sociaal engagement bij Breitner en Israëls, anders dan bij Vincent van Gogh, afwezig is, dragen hun schilderijen wel bij aan de bewustwording. In 1887 wordt een enquête naar arbeidsomstandigheden gehouden. In de catalogus wordt de ondervraging geciteerd van vier waspitten die hun verhaal mogen doen in de Tweede Kamer. De vrouwen worden met een pontje overgezet naar de kaarsenfabriek en werken onder de meest barre omstandigheden soms wel 36 uur achtereen onderbroken door slechts één uurtje rust. Terwijl ik dit lees vraag ik me af waarin deze vorm van slavernij verschilt van de slavernij in de overzeese wingewesten. Eén verschil is in elk geval wel duidelijk: over de slavernij van de 19e en 20e eeuwse fabrieks- en landarbeidsters in eigen land hoor je vrijwel nooit iets.

Rokin
G.H.Breitner, Het Rokin gezien in de richting van de Dam, 1896, Collectie De Nederlandsche Bank

Behalve aan volkstypes is Breitner ook herkenbaar aan zijn voorliefde voor druilerige scènes in een somber palet, zoals zijn impressie van het Rokin gezien in de richting van de Dam.

Voor die tijd heel modern trekt Breitner er op uit om stegen, afbraak- en achterbuurten en vooral vrouwelijke passanten met de verborgen camera vast te leggen. In de tentoonstelling is te zien hoe hij deze snapshots als uitgangspunt voor zijn schilderijen gebruikt.

Israëls’ en Breitner’s belangstelling voor vrouwen is mannen eigen, maar het vrouwenoverschot van die tijd zal dit wel in de hand hebben gewerkt. Behalve dames (herkenbaar aan een hoed met voile) figureren zoals gezegd vooral vrouwen uit de lagere echelons van de maatschappij in hun werk. Zonder man die hen onderhoudt, moesten zij het hoofd maar boven water zien te houden. Dienstmeisjes waren qua betaling en levensonderhoud het beste af; hen werd een huwelijk dan ook afgeraden (…). Maar anderen wilden als model voor Israëls en Breitner voor wat geld wel even uit de kleren.

Naakte vrouw
G.H.Breitner, Liggende naakte vrouw met zwarte kousen, Ontwikkelgelatine-zilverdruk, Bijondere.collecties Universiteitsbibliotheek Leiden
Naakt
G.H.Breitner, Naakt, 1885, Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen

 

 

 

 

 

 

Ook in het atelier hanteerde Breitner zijn camera. Hij gebruikte  verschillende naaktfoto’s als uitgangspunt voor zijn schilderijen, zoals een opname in sepia van een liggend naakt die hij op het doek in kleur vertaalde.  Fascinerend zijn twee afbeeldingen van op de rug geziene vrouwen; één naakt en een gekleed. Sprekend over vrouwen en Breitner mag het Meisje in rode kimono, voor wie Geesje Kwak model stond, niet ontbreken. Vorig jaar speelde zij in het Rijksmuseum in de gelijknamige tentoonstelling de hoofdrol.

Ze is in een apart kabinetje te zien tussen de exotische werken van Marius Bauer en Jacobus van Looy die naar Egypte, Marokko, Constantinopel het Nabije Oosten en India reisden. Willem de  Zwart bleef voor het schilderen van exotische types gewoon thuis. Indische vrouwen en de ‘all-rounder’ Adolf Boutar had hij in Pulchri Studio in Den Haag bij de hand. Nu eens stond Boutar model voor een Japanner, dan weer voor een ander Oosters type.

Modeshow Hirsch
Isaac Israels, Modeshow bij Hirsch, ca.1910-1911, Joods Historisch Museum, bruikleen Gemeentemuseum Den Haag

Ook Israëls was zeer geïnteresseerd in vrouwen; zijn specialiteit was modinettes en mannequins. In een brief aan Frederik van Eden uitten Israëls ouders hun bezorgdheid om hun zoon in de hoofdstedelijke poel des verderfs, maar deze schrijft een geruststellende brief terug… Of het heeft geholpen is niet bekend, maar zorgen over zijn welslagen als schilder zijn in elk geval ongegrond gebleken.

Het zwakke geslacht

Lezend in de catalogus doe ik een bijzondere ontdekking. Dat Katholieke kerkvaders de vrouw eeuwenlang in een kwaad daglicht stelden is bekend, maar dat Darwin, de man van de revolutionaire evolutieleer, de fakkel van hen overneemt, vind ik ongelofelijk. In The Descent of Man uit 1871 beweert Darwin dat de vrouw, geleid door (dierlijke) instincten, tot een lager ras behoort dan de man. Door deze eigenschappen gefascineerd brengen schrijvers en schilders van Tachtig de vrouw letterlijk en figuurlijk, vaak met lelijke dierlijke koppen en eigenschappen in beeld lees ik in de catalogus, waarin tevens de dubbele moraal van deze tijd wordt onthuld. Ook de gehuwde Tachtigers gaan ‘s nachts graag op zoek naar buitenechtelijk vertier. Vast niet voor publicatie bedoeld lezen we ontboezemingen van een zekere Ising aan Van Deyssel. In 1888 schrijft hij over zijn zoektochten naar iets dat hij bij zijn brave echtgenote Mina niet kan krijgen. Voorafgegaan door een krachtterm lucht hij zijn hart: …’maar J.C., je wil toch wel eens iets anders’…. Wanneer hij dat ‘anders’ na nachtelijke omzwervingen eindelijk heeft gevonden lukt ‘het’ niet. Hij knapt af op de koude benige handen, en de dikke brede koppen van de prostituees met hun gefleem: …’een flessie wijn lievert’ ?…

Niet alle schrijvers van ’80 deden hieraan mee. De brave  Frederik van Eeden had een afkeer van deze nachtelijke escapades. En als hij al een keer mee ging, ‘vecht hij ertegen om dronken te worden’. In een van zijn boeken beschrijft hij …’ de smoezige mensen, de… feestvierende koeien, zich mooi-makende padden, de treurige beesten’  juist de onderwerpen die zijn schilderende kunstbroeders het meest aanspraken.

Het verschil tussen vrouwen en dames wordt mooi geïllustreerd met de volgende transactie.  Een potentiële koper had belangstelling voor Breitners impressie van de Singelbrug. Afgezien van twee close-up geschilderde volksvrouwen in de voorgrond, beviel de voorstelling hem. Zou Breitner deze types niet kunnen veranderen in dames? Met een voile en een bontje was de make-over èn de verkoop van het doek een een feit.

Singelbrug
G.H.Breitner, foto Singelbrug bij de Paleisstraat, Amsterdam, 1896-1898, RKD Den Haag
Singelbrug
G.H.Breitner, De Singelbrug bij de Paleisstraat, Amsterdam, 1896-1898, Rijksmuseum Amsterdam

 

 

 

 

Shoppen

De meeste kunstenaars van Tachtig kiezen aantrekkelijke aspecten van de grote stad. In de grote zaal barst het Rumoer in de stad los. Door de industrialisatie worden massaal geproduceerde producten voor grotere groepen mensen betaalbaar; de  moderne consumptiemaatschappij is geboren. De schilderijen van de Tachtigers weerspiegelen de moderne tijd met impressies van winkelstraten en prachtige etalages; een nouveauté in die dagen. Hele puien worden weggebroken om mooie ‘spiegelramen’ te plaatsen, zoals in de luxe winkels aan de Nieuwendijk en de Kalverstraat, waar Breitner een ongedateerde en amper herkenbare impressie van geeft: het is maar goed dat de titel erbij staat!

Hoeden
Hoeden in opstelling Rumoer in de Stad, Gemeentemuseum Den Haag, foto Marina Marijnen

De netflix serie Paradise, over het wel en wee van de werknemers van een 19e eeuws warenhuis, ademt de sfeer van deze tijd. Het script is  gebaseerd op Emile Zola’s roman Au bonheur des dames.

Waar gewinkeld wordt ontstaat behoefte aan een rustpunt met koffie of een maaltijd. Ter illustratie van nog een nieuw fenomeen: het restaurant en het koffiehuis, is in de tentoonstelling een koffiehoekje ingericht met een prachtig mokka servies van de plateelbakkerij Rozenburg. Het tijdsbeeld wordt gecompleteerd met een enorme blow up van een foto met winkeletalages en dameshoeden speels op een stokje, naast Israëls doek Hoeden in een etalage dat hij schilderde vanuit een gehuurde kamer ertegenover.

Mokkaservies
Mokkaservies, circa 1901; eierschaalporselein; Uitvoering Plateelbakkerij Rozenburg, Den Haag Decor Sam Schellink (1876-1947), Gemeentemuseum Den Haag, foto Marina Marijnen

“Het is tegenwoordig moeilijk voor te stellen dat alledaagse fenomenen als winkelen, dineren en uitgaan pas aan het einde van de negentiende eeuw een plek krijgen”, aldus conservator Frouke van Dijke. Door de introductie van elektrisch licht gaat het leven in de stad bovendien dag en nacht door. De toegenomen welvaart wordt ook weerspiegeld in de menukaart van bijvoorbeeld restaurant de Poort van Cleve, waar je aanvankelijk nog een halve, later, de zaken gaan goed, een hele biefstuk kon bestellen, afgetopt met een gebakken ei; bonne appétit!                       In deze zaal zien we ook Breitners portretten van een chanteuse en de actrice Theo Mann-Bouwmeester waarmee hij even afwijkt van zijn gangbare repertoire van fabrieksarbeidsters en straatmeiden. Van Jacobus van Looy zagen we al de hossende menigte die tijdens de viering van de Onafhankelijkheid ‘s nachts de bloemetjes buiten zet. In het halfduister lichtten de gezichten van de hossende, lallende, dronken feestvierders oranje op.

Vastleggen eerste indrukken

Israëls werkte graag met zijn schildersezel op straat. Hij kreeg een vergunning op voorwaarde dat er geen gedoe over zou ontstaan. Een Engelse collega had tijdens zo’n sessie een emmer water over zich heen gekregen! Schetsen in een klein boekje was echter makkelijker. En dat deed Israëls volop: in de expositie wordt een reeks verfomfaaide schetsboekjes getoond met over elkaar heen buitelende vlotte schetsen. Een harmonicaspeler, twee dansende vrouwen, publiek in Carré en een grappig bebrild Pietje Bell-achtig boefje. Leuk is ook de reeks studies van hoeden, waaronder een geestige hoge hoed zwevend in de lucht.

Dienstmeisjes
Isaac Israels, Twee dienstmeisjes bij een gracht, schetsboek nr. 65, Gemeentemuseum den Haag

Israëls schetsjes fungeerden als onze opnames met de smartphone. In verschillende schilderijen zien we de snel geschetste koppen en figuurtjes terug, zoals twee dienstboden in Twee Dienstmeisjes op de Leidschegracht.  

Dienstmeisjes
Isaac Israels, Dienstmeisjes op de Leidsegracht, ongedateerd, Groninger Museum, bruikleen van de Stichting J.B.Scholtenfonds.

Breitner legde zijn eerste impressies zoals we zagen met de camera vast. Wasvrouwen en omkijkende dienstbodes, die hij kennelijk iets naroept. Anachronistische ‘stills’ uit de film van het leven van alledag. Interessant is de foto van de Dam, waar, afgezien van voertuigen en kleding qua bedrijvigheid niet veel veranderd is. Breitner vertaalde zijn camerabeelden in wervelende geschilderde voorstellingen, waarbij zijn penseel de dynamiek van de bewegende figuren en voertuigen ternauwernood kon bijbenen.

 Rumoer en verstilling in de stad

Terwijl Van Looy c.s. werden aangetrokken door de dynamiek van de stad, zochten Willem Witsen en Eduard Karsen de verstilde pakhuizen aan achtergrachten op. Met hun werk is in de tentoonstelling een ‘alkoofje’ ingericht. We zien o.a. Witsens Montelbaenstoren, met invloed van Matthijs Maris, wiens mysterieuze, dromerige werk hij in Londen gezien had.

Prinsengracht
G.H.Breitner, Detail Prinsengracht Amsterdam, ongedateerd, Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, antwerpen

Ook Breitner legde zich een enkele keer toe op verstilde impressies van ‘oud’ Amsterdam, zoals op het doek Prinsengracht. De aanblik daarvan roept bij mij zomaar de klanken op van het slotakkoord van het Prinsengrachtconcert … ‘er staat een huis aan een gracht in oud Amsterdam’

OZ Achterburgwal
Willem Witsen (1860 -1923), Huizen aan de OZ Achterburgwal, Amsterdam, ca 1900, Centraal Museum Utrecht, Stichting van Baaren Museum

Verstild zijn ook Witsens Huizen aan de achterburgwal, die de herinnering aan een tearjerker uit mijn jeugd oproepen; Peerke en zijn kameraden, van A.J. Verhulst over een jongetje zonder benen dat vanachter een venster in een gelijke achterbuurt verlangend naar een stel voetballende jongens kijkt.

 

 

Sara de Swart
G.H.Breitner. Sara de Swart, 1880 -1900, Amsterdam Museum

In de door mannen gedomineerde kring van Tachtig ontdek ik één vrouw, de beeldhouwster Sara de Zwart. Breitner schilderde haar portret, waarop zij, de werkhanden prominent in beeld, de beschouwer met haar kortgeknipte jongenskopje recht aankijkt. Breitner, Portret van Sara de Swart 1880-1900, Amsterdam Museum. Uitgerekend op haar wordt Eduard Karsen letterlijk en figuurlijk hopeloos verliefd, want zij valt niet op mannen.

Wanneer Witsen zich enkele dagen had teruggetrokken op zijn landelijk gelegen familiebuiten, de Ewijckshoeve, lokte Amsterdam alweer. Anders dan zijn impressie van verstilde plekjes in de stad suggereren, was Witsen een rusteloze man. In een brief aan Van Looy doet hij verslag van het bruisende moderne leven in Parijs.

: …’de stad, kerel, als stad, ‘t boemelen, straatslijpen en kijken, kijken niets anders dan kijken: ik verzker je dat dat iets heerlijks is, opmerken en erover redeneren: dat vrolijke, opgewekt, gezonde van die franschen’…

Ook Londen, waar hij Matthijs Maris ontmoet, vindt hij fantastisch, maar het kleinburgerlijke huwelijksleven in Haarlem benauwde hem.

Recreatie in de stedelijke natuur

Spelende kinderen
Willem Bastiaan Tholen (1860 -1931) Spelende kinderen in de Scheveningse bosjes, ca.1890, kunsthandel Mark Smit

Terwijl volop gewerkt wordt aan het lenigen van de woningnood, begint het besef door te dringen dat frisse lucht ook belangrijk is. In de nieuwe stadsdelen worden parken aangelegd, zoals het Amsterdamse Ooster- en Vondelpark, waar burgers van alle rangen en standen van de buitenlucht kunnen genieten. In de één-na-laatste zaal van de tentoonstelling zijn mooie impressies van natuurbeleving tijdens de vier seizoenen te zien. Van Israëls wat statische zomerse Op een bankje in het Oosterpark, en Kinderen bij de vijver in het Oosterpark tot actievere impressies van spelende kinderen door Willem Bastiaan Tholen en Breitners, Spelende Kinderen in de Looierstraat. 

Papegaaienoppasser
Isaac Israels, De papegaaienoppasser in de dierentuin in Den Haag ongedateerd, particuliere collectie.

Bijzonder leuk is Israëls Man met papegaai, geschilderd in de Haagse dierentuin nabij het Malieveld.

Breitner en Tholen geven heerlijke impressies van de Keizersgracht in de herfst, en een Van Gogh-achtig Schevenings Bos uit 1893.  Ook de winter is vertegenwoordigd in in Tholen’s Schaatsenrijden (vijver in het Haagse Bos) uit 1891, met leuk: stoelen langs de kant. Het voortgaan op de schaats moet in zo’n krioelende menigte vrijwel onmogelijk zijn geweest, maar dat mag de (ijs)pret niet drukken.

 

Schaatsenrijden
Willem Bastiaan Tholen, Schaatsenrijden (vijver in het Haagse Bos), 1891, Gemeentemuseum Den Haag
H.M De Koningin op schaatsen op de sloot bij het paleis Huis ten Bosch, foto Heinrich F. Fuchs, Gemeente-archief den Haag

Toch bracht Tholen, getuige een foto uit die tijd, kennelijk de werkelijkheid in beeld. Dan had koningin Wilhelmina op een gereserveerd stuk ijs, het makkelijker.  

 

 

 

Bijzonder leuk is Breitner’s doek met een sneeuwballengevecht tussen een stel meiden op de Paleisstraatbrug uit 1898.

Sneeuwballengooien
G.H.Breitner, Sneeuwballengooien op de Paleisstraatbrug, Amsterdam, 1898, Part.collectie

 

 

 

In verschillende doeken van Van Looy wordt het dan weer zomer, zoals nu bij ons. De geschilderde natuurpracht culmineert in een orgie van kleur in  ‘The Garden’. Een enorm doek waarin de schilder inzoomt op een ogenschijnlijk mediterrane of Engelse tuin vol Oostindische kers. In werkelijkheid stond de tuin van de kunstenaar, een postzegel grond in de Amsterdamse Pijp, model voor dit kleurrijke doek, waarmee ik u tot besluit van deze bespreking een mooie zomer toewens!

De Tuin
Jacobus van Looy (1855‐1930) De tuin, 1893,  Teylers Museum Haarlem

 

Link: Rumoer in de stad, Gemeentemuseum Den Haag

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Mischa Andriessen, sinds eind 2016 ‘schrijver-in-de-residentie’ van het Gemeentemuseum Den Haag heeft zich door verschillende werken uit de tentoonstelling laten inspireren. Haar gedichten worden in de tentoonstelling aan het publiek gepresenteerd.

 

 

 

 

[

 

Nog ergens inlassen ?: Breitner, Begrafenis van een Soldaat en enkele impressies van het  …

Begrafenis van een Jager, 1882, geinspireerd op Courbets Enterrement ? Zoek op/uit

Laten we even wat langer stilstaan bij het werk van Breitner, van wie zijn meisjes in kimono DIA afb 120 wellicht bekender zijn dan de i

Geverifieerd door MonsterInsights