Museum Castellum Hoge Woerd, De Meern

Castellum Hoge Woerd Foto Marina Marijnen

Vijfentwintig jaar geleden waren archeologen bezig met opgravingen langs een deel van de Romeinse Limes bij de Meern. Onverwacht deden zij de vondst van hun leven. In de drassige bodem stuitten zij op een wonderwel geconserveerd Romeins schip. Een toevalstreffer met verstrekkende gevolgen. Het schip zou de aanleiding vormen voor de bouw van het archeologie Museum Hoge Woerd in 2015

Na veertig jaar parkeer ik mijn auto naast de boomgaard aan de Hoge Woerd. De plek waar ik vier decennia terug als archeologiestudent meewerkte aan een van de eerste opgravingen in de Vinexlocatie Leidsche Rijn. Voor het Romeinse bodemarchief door nieuwbouw onleesbaar zou worden kreeg de Archeologische faculteit van de Universiteit Utrecht toestemming voor een noodopgraving. Dat was een gunst, want het van 1992 daterende Verdrag van Malta, dat de bodemverstoorder verplicht om met tijd en financiële middelen mee te werken aan archeologisch onderzoek, bestond in 1982 nog niet. De destijds beoogde nieuwbouw is er gekomen, maar moest in 2013 plaats maken voor de bouw van het museum. De geheimen die de aarde toen en bij latere opgravingen prijsgaf waren zo bijzonder dat in 2015 het door Skets Architectuurstudio ontworpen Museum Hoge Woerd werd gerealiseerd. Een reconstructie van het Romeinse Castellum, dat hier bijna 2000 jaar geleden stond. Ook de Romeinse wachttoren, waarvan resten iets verderop gevonden werden, is herbouwd. Op oud ijs vriest het licht. Met mijn werkzaamheden als museumdocent in het Castellum Hoge Woerd is de cirkel van mijn arbeidzame leven rond.

Studenten archeologie werken in de Meern 1982/1983 foto: Cor Kalee

In de ijskoude winter van 1982-1983 schaafden wij, zoekend naar bewoningssporen en concrete vondsten voorzichtig de bodem af. Brandend van wetenschappelijke nieuwsgierigheid gemengd met een vleugje schatgraverslust en koffie geserveerd door professor Isings bleven we warm. In haar persoonlijkheid gingen eruditie en moederlijke zorg hand in hand. Uit bronnen en archeologische vondsten, waarvan de Utrechtse humanist Aernout van Buchel in de late 16e eeuw al melding maakte, werd Romeinse bewoning vermoed. Dat hier ooit een groot grensfort had gestaan tartte echter iedere verbeelding…

Tijdens deze opgraving kwamen de resten van een Romeinse weg aan het licht, paalsporen van wat vermoedelijk soldatenbarakken waren geweest, een haardplaats en een hoofdpantser van een paard met opengewerkte oogkorven.  

Chamfron, hoofdpantser van een paard met opengewerkte oogkorven opgraving 1982/1983

Ook fragmenten van amforen kwamen bovengronds, scherven van het verfijnde zogenoemde terra sigilata (het wedgwood van de oudheid) en dakpannen. Je zou denken, een dakpan, maar de inscripties bevatten informatie over de plaats waar ze werden gebakken. Soms geeft zo’n dakpanstempel bijzondere informatie, zoals het exemplaar met de summiere inscriptie: C.H.I.CLASSIC.P.F.D. dat voluit staat voor: Cohors I Classica Pia fidelis Domitiana; ‘toegewijd en trouw aan Domitianus’. Als dank voor ondersteuning bij het neerslaan van een opstand in Mainz ontving de vlooteenheid I deze eretitel van keizer Domitianus aan wie het Leidse RMO onlangs een tentoonstelling wijdde. Klik hier voor mijn bespreking van deze tentoonstelling. Van deze vondst wordt afgeleid dat dit cohort tijdens Domitianus bewind (89-96) in de Meern gestationeerd was en dat hier bouwactiviteiten plaats vonden. Dit accordeert met informatie uit geschreven bronnen die melding maken van uitbreiding van de versterkingen langs de Rijn, de zogenoemde Limes. Rond het jaar 85 had Domitianus deze definitief als noordgrens tussen het opgegeven Germania Superior en onze streken, Germania Inferior, bestempeld.

Keizer Caligula’s plan voor een invasie van Brittannia werd in het jaar 43 onder keizer Claudius uitgevoerd. De forten aan de Rijndelta dienden niet alleen ter consolidatie van het rijk, maar fungeerden vooral ter beveiliging van de route naar het grondstofrijke Brittannia.

In de muurtorens van het museum worden objecten getoond die op die plek gevonden zijn. In de Flumentoren, genoemd naar de voormalige rivier, zijn onder meer voorwerpen van terra sigilata te zien en de besproken dakpan van de eerste vlooteenheid.

Romeinse dakpan met stempel foto: Marina Marijnen
Make-up palet, hout, 10 x 15 cm,

Mijn vondst van een ogenschijnlijk onbeduidend houten voorwerp wekte destijds de lachlust van archeoloog Cor Kalee. Hij floot op zijn vingers, waarop alle studenten hun schep, troffel of kwastje uit hun handen lieten vallen. Lachend hield hij het object omhoog: ‘dat zij dat nou uitgerekend moet vinden!’ Het dingetje van niks bleek een make-up paletje, dat door de vindplaats in de soldatenbarakken betekenis kreeg. Romeinse soldaten mochten niet trouwen en aanwezigheid van vrouwen was in de soldatenvertrekken niet toegestaan. Blijkbaar lapte het liefje van een van de soldaten dit verbod aan haar laars, maar vergat na gedane zaken haar toiletspullen.

In de televisieserie Het Verhaal van Nederland kijkt acteur Daan Schuurmans als voyeur toe naar een spelend kind en haar moeder in de vicus, het kampdorp naast een Romeinse legerpost. Terwijl hij de kijker veel betekenend toeknikt licht hij toe: …’het mocht eigenlijk niet, maar ze namen gewoon hun gezin mee’… Wat niet helemaal klopt. Romeinse soldaten mochten niet trouwen, maar door hun contacten met lokale vrouwen ontstonden gezinnen.

Reconstructie en nieuwe bestemmingen Romeins Castellum
Een selectie van de vondsten die tijdens de aanleg van Leidsche Rijn in de jaren ’90 gedaan zijn geeft een idee van het leven in en nabij deze Romeinse grenspost. Het Castellum, gelegen aan een afslag van de Romeinse grensweg, vormde een schakel in de lange keten van verdedigingswerken langs de noordgrens van het Romeinse rijk. De uitvalsweg naar die hoofdweg, de Limes, liep door de gereconstrueerde moestuinen achter de Hortustoren van het huidige museumcomplex. De Neder-Germaanse Limes staat sinds juli 2021 op de Werelderfgoedlijst van Unesco.

De loop van de Limes volgt min of meer de rivier de Rijn

Onderzoek heeft uitgewezen dat hier niet één, maar wel vier achtereenvolgende militaire nederzettingen lagen. Dankzij muntvondsten met de beeltenis van keizer Caligula (37-41) weten we dat de eerste aanleg van het Castellum van rond het jaar 40 n. Chr. dateert. Deze was evenals het tweede fort uit hout opgetrokken. Na de Bataafse Opstand in het jaar 69/70 werd het Castellum in steen herbouwd. Wegens interne problemen van het Romeinse Rijk en externe factoren als binnenvallende stammen, werden de castella langs de Germaanse Limes aan het eind van de 4e eeuw verlaten.

Romeinen in Nederland
Het boek De Bello Gallico van de Romeinse veldheer Julius Caesar (100-44 v.Chr.) verschaft informatie over zijn veroveringstochten, de geografische gesteldheid van onze streken en de bewoners. In zijn ogen waren het agressieve barbaren. Caesar had zijn zinnen gezet op de gebieden ten noorden van de Rijn. Zijn pogingen om de Germaanse stammen te bedwingen stuitten echter op hevig verzet. De ambitie om het Romeinse Rijk tot de Elbe uit te breiden werd onder keizer Claudius (41-54) opgegeven. Voortaan werd de noordgrens van het rijk gemarkeerd door de Rijn. De mensen die hier woonden pasten zich aan de Romeinse zeden aan en leverden (soms onder dwang) rekruten voor het Romeinse leger.

Naast het provinciaal Romeinse verleden is in de opstelling van het museum ook aandacht voor de periode voor en na de komst van de Romeinen. Via een met bodemvondsten, historische ’nieuwsflitsen’ en foto’s geïllustreerde tijdlijn wandel je langs 5000 jaar bewoningsgeschiedenis van het gebied dat nu bekend staat als Leidsche Rijn. Over de prehistorische bewoners is weinig bekend. Ze kenden het schrift nog niet, maar daar kwam met de komst van de Romeinen verandering in. In een 360º film komt de geschiedenis van de prehistorie tot de moderne tijd tot leven.

Reconstructie Castellum De Meern, afbeelding Erfgoed Utrecht

Binnen de omwalling van het gereconstrueerde Romeinse fort herinnert alleen de bestrating nog aan de tijden van weleer. De weg die van de entree naar de achteringang loopt: de noord-zuid georiënteerde cardo en de van oost naar west lopende decumanus tref je in elke Romeinse legerplaats of stad aan. Op de kruising bevond zich de woning van de commandant. De nu met een grasmat bedekte binnenruimte ter grootte van een voetbalveld, was destijds volgebouwd met utiliteitsgebouwen en soldatenbarakken voor een cohort; een legereenheid van 480 man.
Archeologen zouden de spade hier graag in de grond willen steken, maar dat is verboden. Opgraven is alleen toegestaan wanneer het bodemarchief door bebouwing voorgoed verstoord of toegedekt dreigt te worden.

Binnen de omwalling is -fantasierijk geïnspireerd op het Romeinse verleden- aan de zuidoostzijde een educatieve stadsboerderij ingericht met kleine en grote huisdieren. Via de onderdoorgang van de Hortustoren bereik je de moestuinen. De bewoners van het fort konden zo beschikken over vers vlees en groenten. Voedingsmiddelen als graan, olijfolie en wijn werden met schepen over de rivier aangevoerd.
In de burgernederzetting naast het fort waren winkeltjes, werkplaatsen en herbergen te vinden. Op de plek waar in de Romeinse tijd de werkplaatsen lagen, vind je nu het museum café; daarboven bevindt zich theater Podium Hoge Woerd. 

Voor een idee van de oorspronkelijke standaard inrichting van een Romeinse grenspost moet je naar Valkenburg (Z.H.) dat wel is opgegraven. De contouren van dit fort, dat dateert van dezelfde tijd als Castellum Hoge Woerd, zijn in het plaveisel van het Castellumplein aangegeven. In de op ware grootte gereconstrueerde plattegrond van het grotere Fort Fectio bij Bunnik, worden alle gebouwen met hun Latijnse namen benoemd. In de voorhal van het aangrenzende Waterliniemuseum worden archeologische vondsten getoond. Je ziet er ook een replica van de zogenoemde Tabula Peutingeriana. Op deze Middeleeuwse kopie van een Romeinse wegenkaart, zoek je tevergeefs naar het kleine grensfort in de Meern. Dat het daar gelegen heeft staat echter onomstotelijk vast.

De Meern 1 in Museum Hoge Woerd foto’s: Marina Marijnen


Ontdekking van het Romeinse vrachtschip schip De Meern 1 en het Badhuis.
Dè publiekstrekker in De Meern vormt het enorme schip dat in 1997 bij toeval aan het licht kwam. Tijdens het opgraven van een fragment van de Romeinse limesweg in de wijk Balije stuitten archeologen bij het wegpompen van grondwater op een stuk hout, dat onderdeel bleek te zijn van een schip van 25 meter. Nader onderzoek wees uit dat het in de bedding lag van een oude, sinds lang verdwenen zuidelijke vertakking van de Rijn.

De rivierbocht geprojecteerd op de wijk Balie met scheepsvondsten de Meern 1 – 5.

Dankzij de vochtige bodemgesteldheid was deze Romeinse platbodem, compleet met inventaris, wonderwel bewaard.  Drieduizend jaar bewoningsgeschiedenis verdient al een museum, maar dit als De Meern 1 gedoopte schip, vormde de directe aanleiding voor de bouw van het museum Hoge woerd.

Zoals gezegd proberen archeologen het bodemarchief zo min mogelijk te verstoren. Vroeger werd gebruik gemaakt van luchtfoto’s, waarop soms de contouren van onder het oppervlak liggende gebouwen te zien waren. Met proefsleuven en sondes werd in de grond gekeken, alvorens te gaan graven. Met moderne beeldvormingstechnieken kan de bodem tegenwoordig ongeschonden worden onderzocht. Een geweldige vinding, want met weerstandsonderzoek kwam zonder een grootschalige opgraving, in 1991 de omvang van de Romeinse nederzetting in beeld. Met behulp van elektroden kan de weerstand veroorzaakt door gebouwen of objecten onder de grond gemeten worden. Even kort door de bocht: daarbij wordt de weerstand die twee in de grond gebrachte elektroden ondervinden gemeten. Deze handeling wordt in een regelmatig meetnet uitgevoerd zodat verschillen in weerstand, veroorzaakt door muren of grondsporen in beeld komen.

Contouren van het Romeinse badhuis als lijnenspel van siergras en corten-staal foto: Erfgoed Utrecht

Toen het Romeinse badhuis, dat al voor WOII ontdekt was, door de aanleg van een weg in 2006 voorgoed onder het asfalt dreigde te verdwijnen werden de contouren daarvan met behulp van grondradar in kaart gebracht. Bij deze techniek worden elektromagnetische pulsen met hoge frequentie de bodem ingestuurd. Deze worden door muren of andere objecten als haardplaatsen of harde kleilagen gereflecteerd. De snelheid van de terugkaatsing zegt iets over de diepte van de muur. Gebruikmakend van deze techniek werden ook de genoemde elkaar kruisende wegen van het fort gelokaliseerd.  

Van het nog volledig in de bodem verscholen badhuis is niets te zien. De landschappelijke met planten ingekleurde plattegrond geeft een impressie van de verschillende baden en andere ruimtes. In de Balneum toren worden aan het badhuis gerelateerde objecten getoond. Een kruikje voor olie dat, vermengd met zand -de badgel- van de Romeinen- met een strigilis van de huid gescrubd werd. Aan de hand van een stapel ronde stenen wordt uitleg gegeven over de Romeinse vloerverwarming, het zogenoemde hypocaustum. Vanuit het praefurnium, de stookplaats, werd hete lucht tussen de wanden en onder de vloeren gebracht om het water en het badhuis te verwarmen.

Landschappelijke plattegrond badhuis Foto: Marina Marijnen

Berging en conservering van De Meern 1.
Wanneer genoemde beeldvormingstechnieken voldoende informatie hebben opgeleverd houden archeologen het, overeenkomstig het motto ‘…laat maar zitten… wellicht met spijt voor gezien. Zodat toekomstige generaties met geavanceerdere middelen ook naar antwoorden op hun vragen kunnen zoeken

Het in 1997 ontdekte schip kon, sprekend in jargon niet in situ blijven zitten. Blootgesteld aan verschillende zuurstofrijke grondwaterstromen dreigde het voorgoed verloren te gaan. Om te voorkomen dat het schip, dat eeuwenlang ‘luchtdicht verpakt’ geweest was door blootstelling aan zuurstof uit elkaar zou vallen werd een grootscheepse reddingsoperatie op touw gezet.

Het schip wordt in een stalen kooi opgehesen, Foto: Nol de Wit

In een speciaal daarvoor geconstrueerde stalen mand werd het schip in 2003 opgetakeld en naar het restauratieatelier Batavialand in Lelystad gebracht. Om het hout voor desintegratie te behoeden moest het worden ondergedompeld in een warm bad met een wasachtige substantie: polyethyleenglycol (PEG). Omdat een bassin van 25 meter niet voorhanden was werd het schip doormidden gezaagd. Tijdens een jarenlang conserveringsproces werden de vermolmde houtcellen op deze manier verstevigd. In 2011 was de behandeling voltooid en sinds 2015 is het schip in Castellum Hoge Woerd te bewonderen. Staand op de omloop rond het schip zie je hier en daar nog witte sporen van het op kaarsvet lijkende conserveringsmateriaal.

Archeologen en andere wetenschappers probeerden de vele vragen die het schip opriep te beantwoorden. Hoe werd het schip voortbewogen? Met een klein hulpzeiltje aan de 5 meter hoge mast kwam een zwaarbeladen schip nauwelijks vooruit. Met een aan de mast bevestigd touw kon de schuit door een man of paard op de kant worden voortgetrokken. Voor beantwoording van de vraag waarom en hoe het schip gezonken is geeft de merkwaardige kromming in het voorschip een hint. Vermoedelijk is het in een bocht per ongeluk tegen de oever gevaren, waarna de schuit met de stroom mee is omgedraaid, gekapseisd en gezonken. Na eeuwenlang in deze ongemakkelijke houding te hebben gelegen is het schip vervormd. Kennelijk zonk het schip snel, want alle bezittingen en werktuigen gingen mee naar de kelder. Zo is een tijdcapsule van onschatbare waarde ontstaan.

De schijnbaar onbeduidende schoenzolen die werden opgediept bleken belangrijke betekenisdragers. Een grote en een kleinere maat doen vermoeden dat behalve de schipper ook zijn vrouw of scheepsmaatje aan boord was. Afgaande op modellen van die tijd kan zelfs bij benadering gezegd worden wanneer de boot gezonken is. Sandalen van dit model, met een extra ruimte voor de kleine teen -de Birckenstock van de Romeinse Oudheid- waren rond 180-190 in de mode. De andere zool is het restant van een schoen met een dubbele rij spijkertjes, een model dat eveneens tijdens het laatste kwart van de 2e eeuw gangbaar was.

Linkerzool van een sandaal met rechts enige kromme spijkers en boven een scherf in situ foto: Erfgoed Utrecht

Ook andere spullen verschaffen informatie over de opvarenden. De schrijfstift -stilus- waarmee je op een met was bestreken plankje kon schrijven en de ‘kroontjespen’ verraden dat de schipper een geletterd man was. Dat was tweeduizend jaar geleden in onze streken nog bijzonder. Soldaten in het Romeinse leger moesten leren lezen en schrijven, anders konden ze geen bevelen opvolgen of verslagen maken. Ook boerenjongens die vòòr de Bataafse opstand in 69/70 nog uit de lokale bevolking voor het Romeinse leger werden gerekruteerd moesten dit kunnen. Mogelijk was de schipper een veteraan uit het Romeinse leger die, toen zijn diensttijd van 25 jaar erop zat, met dit schip, als klusjesman langs de forten van de Limes voer. Dit wordt afgeleid uit de goed gevulde gereedschapskist in de inventaris van het schip. Schepen van dit type werden oorspronkelijk gebruikt voor de aanvoer van bouwmaterialen, graan, olijfolie en wijn, maar deze zaken waren ten tijde van de schipbreuk niet aan boord.

Het gezonken schip is ook een fundgrube voor informatie over het leven aan boord. In de kleine kajuit bevond zich een uit resthout getimmerd bed op gedraaide pootjes, een kastje dat op slot kon -de sleutel ligt eveneens in de vitrine- en tal van gebruiksvoorwerpen. Het menu van de opvarenden zal biologen, voedingsdeskundigen en misschien ook kookgekken interesseren. Er zijn botrestjes van kip, snoek, rund en de kolgans gevonden. De doorsnee lezer zegt het waarschijnlijk niets, maar voor de bioloog en de archeoloog is deze laatstgenoemde vondst van groot belang. De kolgans overwintert tussen oktober en maart in onze contreien. Deze vondst bevat dus een indicatie van het jaargetijde waarin de De Meern 1 is gezonken.

Het vlees werd in een grote pot gestoofd op een als ‘ceramische plaat’ gebruikte Romeinse dakpan. In de bodem van de boot verraadt zwartgeblakerd hout waar deze kookplaat lag. De maalsteen geeft aan dat de opvarenden zelf brood moesten bakken. Nadat ze het graan hadden gemalen werd het met een scheut water met een handgarde tot een beslag gemengd. Deze Romeinse ‘staafmixer’ wordt ook getoond. 
Het meest spectaculair was echter de vondst van een dankzij het vochtige klimaat, volledig intact gebleven gereedschapskist. Belangstellenden komen er vanuit de hele wereld naar kijken.  Ook ik ben verwonderd. Het zien van de millennia oude objecten brengt mij terug naar het schuurtje van mijn grootvader, waar ik in de jaren ’60 van de vorige eeuw net zo’n blokschaaf, handzaag en klauwhamer als de hier getoonde bijna 2000 jaar oude exemplaren zag. Niets nieuws onder de zon!

Uit de gereedschapskist, blokschaven en zaag Foto: Marina Marijnen

Tenslotte vraag je je als lezer wellicht af: wat deed dat schip hier tweeduizend jaar geleden? Het antwoord wekt vast verbazing. Castellum Hoge Woerd was destijds een belangrijke haven aan een honderd meter brede zuidelijke vertakking van de Rijn. Behalve door de natuur veroorzaakte veranderingen wordt de loop van waterwegen soms ook door menselijk ingrijpen beïnvloed. Een van de vertakkingen van de Rijn, de zogenoemde Kromme Rijn, werd in 1122 bij Wijk bij Duurstede ingedamd om het nabijgelegen moerasland te kunnen ontginnen. Bijgevolg stroomde er minder water in de zuidelijke- ook wel Oude Rijn genoemde- vertakking waaraan Castellum Hoge Woerd lag. Mede door verzanding is deze uiteindelijk verdwenen.

Bij de reconstructie van het Castellum heeft de landschapsarchitect de loop van de verdwenen rivier op suggestieve wijze met golven in het gras gemarkeerd. De Romeinse haven, die met een houten pad naast de westkant van het Castellum is aangegeven, fungeerde ooit als aanlegplaats voor passanten en bij de eerste aanleg als thuishaven van de voornoemde vlooteenheid Classis I. In de bodem van Leidsche Rijn zijn nog meer schepen gevonden, maar die moesten de archeologen zoals eerder gezegd letterlijk en figuurlijk wèl … laten zitten!

Overzicht Castellum Hoge Woerd met de oude Rijnloop, weergegeven door golvende grasheuvels
Ontwerp Skets Architectuurstudio 2015

Nog even terug naar de datering van het schip zelf.
Dendrochronologisch onderzoek dat zich baseert op het patroon van jaarringen, heeft uitgewezen dat het hout waarvan de boot gemaakt is rond het jaar 148 in de omgeving van het Zeeuwse Borsele gekapt is. De boot is rond 150 gebouwd met het hout van drie woudreuzen van ca. 35 meter.

Voorbeeld van jaarringen zoals gezien op een massieve bank geplaatst op de Marker Wadden,
Foto Marina Marijnen

Vanaf de omgang kun je zien dat de spanten, met zogenoemde klimstukken, uit één stuk gemaakt zijn. De planken van de bodem zijn om en om met grote spijkers vastgezet. De boot werd waterdicht gemaakt door de kieren tussen de grote planken met lisdodden te dichten. Deze werden met duizenden kleine kruiselings geplaatste spijkertjes op hun plaats gehouden. Het water dat desondanks naar binnen sijpelde werd met de hoosschep verwijderd die in een van de vitrines naast andere scheepsmaterialen te zien is. In de hal rechts van het schip bevindt zich een educatief speelhuisje in de vorm van een kajuit. Hier vinden jong en oud niet alleen informatie over het schip, maar ook over de uitrusting van een Romeinse voetsoldaat.
Achter het speelhuisje wordt een interessante film getoond, waarin gemeentelijk archeoloog Erik Graafstal op bevlogen wijze tekst en uitleg geeft bij het vinden, bergen en conserveren van het vlaggenschip van het museum de De Meern 1.

Roy de Villevoye’s installatie de Propeller van Leidsche Rijn, foto Marina Marijnen

Vlak naast de ingang van het museum komen verleden en heden samen in Roy de Villevoye’s intrigerende installatie de Propeller van Leidsche Rijn. Overblijfsel van een gevechtsvliegtuig van het type Junkers 88, dat op 10 mei 1940 door Nederlands luchtafweer werd geraakt. In de 360º film die in de ruimte achter de tijdlijn wordt getoond is de crash, op enkele kilometers van het Castellum, op spectaculaire wijze in beeld gebracht. De propeller wordt bewonderd door twee in hyperrealistische stijl uitgevoerde beelden van Bataafse vrouwen. Remie Bakker van Manimalworks vormde de lichamen in polyurethaanschuim met een epoxylaag. Voor de huid werden siliconen gebruikt; de kapsels zijn van echt mensenhaar. Ze vergapen zich aan een voor hen futuristisch object.

Met deze verwonderde vrouwen uit de Romeinse tijd geeft de kunstenaar een twist aan het fenomeen perceptie. Zoals de hedendaagse mens met belangstelling de blik op het verleden richt, kijken deze vrouwen aan de andere kant van de caleidoscoop naar een voorwerp in de toekomst. Het kunstwerk lijkt te zeggen dat mensen, ondanks veranderde tijden in wezen hetzelfde zijn. Een universeel aspect van de condition humaine toen en nu is belangstelling voor de ons omringende wereld en de mensen die daarin leven.

Ga voor informatie over (gratis) rondleidingen, educatieve projecten voor de basisschool, voortgezet onderwijs, bso en meer naar: www.castellumhogewoerd.nl

Film over Castellum Hoge Woerd

Bibliografie:
E. Graafstal, Castellum Hoge Woerd, Parel aan de Limes, Utrecht, 2020.
P. Van de Heijden e.a., De Romeinse Limes in Nederland, RomeinenNU 2016

www.Romeinen.nu

Met een replica van de De Meern 1 kun je een rondvaart door Utrecht maken.

Casa Romana, mooi wonen in de Romeinse tijd, t/m 17 September, Rijksmuseum voor Oudheden, Leiden

 

Een Romeins huis liep je in tijden zonder alarminstallatie of buurtpreventie ook niet zomaar binnen. De woning was aan de straatzijde hermetisch gesloten. Eenmaal binnen werd de bezoeker die kwaad in de zin had wellicht even afgeschrikt door de gemeen uitziende waakhond, maar die zat stevig vast in het vloermozaïek van de entree.

Mozaiek
Mozaiek, Cave Canem, Casa del Poeta Tragica, Pompeii

Bij opgravingen werden de resten gevonden van kettinghonden die bij de uitbarsting van de Vesuvius in 79 n. Chr. niet konden vluchten en samen met de bewoners van Pompeii en Herculaneum een gruwelijke dood vonden. Aan het begin van de tentoonstelling wordt middels een video van de opera A Dog’s Heart een connectie met de eigen tijd gemaakt.

 

Teun van Staveren, Pompejaans oker, acryl op paneel, 1992

Ook in de volgende zalen zijn hedendaagse kunstwerken -soms met een knipoog- naast antieke voorwerpen te zien. De bezoeker ziet de waakhond uit het mozaïek terug in een reeks 18e eeuwse kopieën van Pompeiaanse wandschilderingen door Camilo Buti en de eigentijdse kunstenaar Teun van Staveren.

Tijdens een virtuele rondgang door de stadsvilla van een welgesteld Romeins echtpaar ziet de bezoeker overeenkomsten, maar ook verschillen tussen het leven van toen en nu; vooral ten aanzien van gemakken en ongemakken. Om met het eerste te beginnen: de ‘gemakken’. Aan het sanitair van de Romeinen wordt in een vitrine pal naast de culina, de keuken, aandacht besteed. Handige plek want hier was afvalwater om de wc door te spoelen voorhanden. Het toilet bestond uit een gat in een zetel pal boven het riool, van waar ratten en ander ongedierte soms even bovengronds een kijkje kwamen nemen, zoals in de tentoonstelling wordt geïllustreerd. Om deze ongewenste pottenkijkers te weren plaatsten de Romeinen beeldjes van de godin Fortuna op het toilet

Toiletpot met ongedierte (rat) en o.a. beeldje Fortuna.

Na de stoelgang reinigde men zich met een xylospongium: een spons op een stok. Deze diende, evenals het ‘allemansend’ op de VOC schepen, voor algemeen gebruik. Maar dat hing na gebruik tenminste weer in het zuiverende zeewater. Even retireren in privacy was er niet bij. Je had tweepersoonstoiletten en, zoals nog te zien in Efeze, openbare toiletten met een reeks gaten in een bank. Met hun tuniek opgeschort zaten de gebruikers op een rij en wisselden, terwijl de natuur zijn loop nam, het laatste nieuws uit. Dit beeld is echter een mythe, volgens archeologe Gemma Jansen, die betrokken was bij de samenstelling van de tentoonstelling en hier veel over heeft gepubliceerd. In werkelijkheid wilde men, bang voor ‘fortuna’, de ruimte liefst zo snel mogelijk weer verlaten.  De muren waren volgeklad met grafitti; niets nieuws onder de zon. Op een illustratie in het begeleidende boekje herken ik de woorden ‘bene caca’; voor de vertaling is geen klassieke opleiding nodig.

Tweepersoons toilet in Huis van de jacht in Bulla Regia (Tunesie), vierde eeuw na Chr.

Grafitti, schildering in de bar van Terme della Sette Sapienti, Ostia antica

 

 

 

 

 

 

 

Het Atrium
De expositie begint bij het krieken van de dag in het atrium. Een zonnewijzer geeft de uren van de dag aan. In de voorhof wordt door de opening in het dak, het impluvium, regenwater opgevangen voor de cisterne onder het huis. Aan de reeks voorouderportretten is, geestig, de buste koning Willem I toegevoegd. Hier bevindt zich ook het huisaltaar, met de laren, waar de pater familias ’s morgens voorafgaand aan de salutatio, de dagopening verzorgt. Daarna ontving hij zijn cliënten; bezoekers en smekelingen met wie de heer des huizes, de domino, zaken moest regelen. De portier, de januarius, opende de deur om de cliënten binnen te laten en liet deze open staan, zodat voorbijgangers een glimp van het rijke interieur konden opvangen. Met het tonen van je welstand was in die tijd niets mis. Conservator Ruurd Halbertsma helpt onze fantasie een handje door deze audiëntie te vergelijken met scènes in The Godfather, waarin Don Vito Corleone zijn cliënten ontvangt. Een 19e eeuwse vuurvergulde klok met beeldengroep van de Eed van de Horatii geeft aan dat de tijd bij deze audiënties nauwlettend in de gaten werd gehouden.  Wie tijdens  zo’n ochtend niet meer aan de beurt kwam, moest het de volgende dag nog maar eens proberen. De voorstelling op de klok illustreert niet alleen een belangrijke gebeurtenis uit de Romeinse Oudheid, maar ook de rage die kort na de ontdekking van Pompeii en Herculaneum, rond 1850, op alle artistieke terreinen ontstond: de Empire stijl.

Na de ochtendsessie werd het atrium door slaven op orde gebracht voor de domina, de vrouw des huizes. Behalve het aansturen van personeel en het verzorgen van de kleding voor haar familia hoefde zij niets te doen. In het atrium nam zij, geholpen door een aantal slavinnen, plaats aan het weefgetouw. Een antiek beeld toont de kleding van de Romeinse vrouw. Een  tunica, onderkleed met stola, twee fraai gedrapeerde met spelden vastgezette rechthoekige lappen en palla, een soort shawl. In de vitrine ernaast worden op de antieke mode geïnspireerde direct onder de boezem ruimvallende empire- en (korsetloze!) reformjurken uit het Haagse Gemeentemuseum getoond.

Romeins beeld en daarop geinspireerde moderne japonnen

In een avondjapon van Louis Ferraud uit de jaren ’90 zien we een naklank van deze modetrends.  In de volgende ruimte staat de vrouw centraal. Vitrines met sieraden, make-up spulletjes, bustebeelden met verschillende kapsels en benodigdheden om die te creëren, zoals krultangen en zelfs hair-extensions. Het kapsel van de first-lady was toonaangevend. Een klein bustebeeldje illustreert het zogenaamde keizerinnenkapsel, de Nid d’Abeille genoemd, omdat de hoog opgetaste krulletjes op een hongingraat lijken.  Na haar ochtendtaken nam de Romeinse domina  ’s middags plaats in haar draagkoets om bezoekjes af te leggen.

 

Dames attributen en kapsel Nid d’Abeille

Anders dan de Griekse vrouw kende zij een grote mate van vrijheid. Ze kon na het huwelijk eigen bezit hebben in de vorm van geld, roerende en onroerende goederen. Zij werd weliswaar tussen hun 12e en 16e jaar al uitgehuwelijkt, maar wanneer de verbintenis tegenviel kon zij zich laten scheiden. De bruidsschat kreeg ze terug. De huwbare leeftijd voor jongens lag rond hun 20e en 25e jaar, wanneer ze uit dienst terugkeerden.Van de vrouw is het een klein stapje naar het kind, dat in de volgende ruimte centraal staat. Kinderen waren overal in huis en ze werden, zoals nog steeds in mediterrane en oosterse landen, op handen gedragen en verwend.

 

Jongen met Bula

Het moet heerlijk geweest zijn om je kindertijd in de Romeinse oudheid door te brengen. Kinderen waren een kostbaar ‘bezit’, want de kindersterfte was hoog. Om het kwaad af te weren kregen baby’s een amulet omgehangen, de zogenoemde bula, die pas op volwassen leeftijd werd afgelegd. In het hele (tentoonstellings)huis ligt rondslingerend (soms ook kapot) speelgoed, precies zoals het in veel huizen in Pompeii ook inderdaad werd aangetroffen. Rolpaardjes, beweegbare poppen, houten zwaarden, bikkels en dobbelstenen. Ook hadden ze huisdieren.  Geen cavia’s of muizen, maar schildpadden en kippen, die her en der over de vloer kruipen. In het perystilum of het atrium kregen gegoede Romeinse kinders thuis les van een geleerde Griekse slaaf of slavin. Veel kinderen bezochten een schoolklas, waar elke leerling een individuele taak had.

De bibliotheek
Na dit intermezzo betreedt de bezoeker de bibliotheek. Een moderne kast met onbeschreven papyrusrollen en een vitrine met schrijfgerei als stiften en wastafeltjes geeft een idee. De inrichting is geïnspireerd op de Villa dei Papiri die, 20 meter onder het straatniveau in Ercolano werd ontdekt. Middels mijnschacht-opgravingen (tunnels) konden archeologen het huis en de bibliotheek in kaart brengen. In de opstelling zijn twee verkoolde tekstfragmenten te zien zijn. Muurschilderingen en reliëfs tonen de kasten en nissen voor boekrollen, waarvan de titels op labels waren aangegeven.

Bibliotheek van T. Flavius Severianus
Nissen voor boekrollen in een openbare bibliotheek, Sagalassos (Turkije). ca 120 na Chr.

Evenals Alexandrië had ook Rome een grote openbare bibliotheek, gelegen aan het forum. De toegang werd  geflankeerd door de zuilen van Trajanus  In de bibliotheek was vaak een portretgalerij met bustes van goden, filosofen en geleerden te vinden. In de Leidse reconstructie prijkt ook de buste van de 19e eeuwse Duitse Egyptoloog Georg Evers. Langs de wand wordt een recent op de Tefaf gedane aankoop getoond: een reeks aquarellen van Camilo Buti (1747-1808) met kopieën van wandschilderingen uit Pompeiaanse huizen.

Serie gouaches door Camillo Buti, met Romeinse wandschilderingen, motieven en ornamenten. Gouache op papier, met sporen van onderliggende tekening Rome, c. 1780.

Iets terzijde ziet de bezoeker een model van de ronde tempel van Tivoli, die een welgestelde jongeman van een 19e eeuwse ‘grand tour’ als souvenir mee naar huis nam. Ook in de bibliotheek waren vaak kinderen te vinden tijdens de huislessen gegeven door Griekse slaven, die bekend stonden om hun kennis, zoals de hoofdpersoon in Brenda Meulmans roman Het verraad van Julia.

 

Het Peristylium

De tuin

Een blow-up van een schilderij van Alma Tadema, De Tuin, geeft een impressie van het peristylium, de met buxus en laurier begroeide binnentuin, met aangrenzende vertrekken. Rustgevend werkten de klaterende fonteintjes met water uit spuwers in de vorm van de watergod Oceanus, waarbij de buizen voor de wateraanvoer eveneens getoond worden. Bijzonder leuk is het tuin-ornament van een kikkertje dat door een ingenieus ontluchtingsysteem kwaak-geluiden voorbracht. De sfeer van een zomerse tuin wordt gecompleteerd met vogelgeluiden.

Mozaiek met badslippers, strigiles en tekst: ‘baden doet je goed’, Sabratha (Libie). derde en vierde eeuw na Chr.

Voor de hoofdmaaltijd, de cena, nam men een bad. Niet even een snelle douche, zoals bij ons, maar tussen 13.00 en 15.00 uur ging men op z’n gemak naar het badhuis. Een vitrine en een mozaïek met opschrift ‘Baden doet je goed’ tonen wat een slaaf allemaal voor de bader moest meenemen: flesjes met badolie en een strigilis, een huidschraper om de olie, het toenmalig equivalent voor zeep, af te schrapen, badslippers, een bal en wat spelletjes.

De slaaf hielp met uit- en aankleden, het insmeren met olie en deze hield tijdens het baden in de kleedkamer een oogje op de spullen.  Behalve het ‘reinigen’ van het lichaam (stel je het onhygiënische water zonder chloor of ozon eens voor) was het badhuis ook de plek om te sporten, te socializen en een tussendoortje te gebruiken. In de thermen kon je ook terecht voor een massage en wat erotische ontspanning. Op een grafsteen in Rome liet iemand de volgende levenswijsheid achter: .. ‘baden, wijn en de liefde slopen onze lichamen, maar maken het leven wel de moeite waard’…

Balspel
Balspel, mozaiek in Villa del Cassale, Piazza Americana, ca 300 na Chr.

Na te zijn ingesmeerd met olie, werd een balspel of andere sport beoefend; wie liever lui was volstond met kijken. Bezwete sportievelingen schraapten na deze work-out de olie van het lichaam. Om op de daardoor spekgladde vloer niet onderuit te gaan waren badslippers onontbeerlijk. In een vloermozaïek uit de 4e eeuw, met een dame in de thermen van Carthago zijn deze prominent afgebeeld. Leuk is de video met badende Liz Taylor, die als Cleopatra in bad zit te spelen met een verguld bootje.

Dame die toilet maakt. Mozaiek uit thermen Sidi Ghrib, Carthago, vierde eeuw na Chr.

 

Na het baden keren we, voor de maaltijd, terug naar het peristylium. Voor we gaan aanliggen, nemen we nog even een kijkje in de van oorsprong functionele Romeinse tuin. Tijdens de keizertijd (27 v. Chr. – 284 n. Chr.) veranderde deze moestuin in een lusthof met laurier, buxus en klimop, geurende rozen en viooltjes en klaterende fonteinen.

Bachus als kind, Smyrna(turkije), eerste- tweede eeuw na Chr. foto RMO

Het totaalconcept werd gedecoreerd met tuinbeelden van hedonistische goden als de bosgod Pan, de godin van de liefde Venus of een dubbelbeeld van de wijngod Bacchus, enerzijds als nog onschuldig kind, anderzijds al oudere bebaarde dronkaard.

 

 

 

 

Het Triclinium

Gemetseld Triclinium in de tuinkamer van de Casa del Criptoportico, Pompeii

Vanuit het triclinium, genoemd naar het gelijknamige aanligbed,  genoot men tijdens de maaltijd in de late namiddag van het uitzicht op de tuin. De eters lagen met z’n drieën op zo’n  bed. Drie triclinia stonden in carré vorm opgesteld. De gewoonte om liggend te eten namen de Romeinen van de Grieken over, met dat verschil dat de Romeinse dames tijdens dit zogenoemde  convivium ook welkom waren. Men at leunend op de linker- en etend met de rechterhand van gerechten die op een dienblad met pootjes, de mensa, werden opgediend.

Wat zoal ter tafel kwam wordt bij de cucina uitgebreider besproken. Behalve inheemse producten als vis, groenten en vissaus genoot men ook van importproducten als vijgen uit Afrika en zelfs hesp uit België. Anders dan wij gewend zijn, aten de Romeinen zonder bestek. Met de hand tastte men toe en wat over was of afgekloven werd op de grond gegooid. Hoe de eetkamer er na de maaltijd uitzag?

Vloermozaiek

Dat is humoristisch verbeeld in een replica van een Romeins vloermozaïek, waarin een muis tussen de lege mosselschalen en etensresten rondscharrelt.  Sprekend over muizen: tussen de potten en pannen in de keuken ontbreekt de terracotta pot, die ik enige jaren geleden in de tentoonstelling Luxe en Decadentie van de Romeinen zag. Een pot, waarin relmuizen tot de gewenste dikte werden gekweekt, alvorens ze in een honingsaus als delicatesse aan Romeinse gourmets werden geserveerd!

De tafelmanieren van de Romeinen mogen in onze ogen barbaars zijn, maar aan goede tafelgesprekken hechtten zij grote waarde. Interessante muurschilderingen konden daartoe inspireren, maar er was ook een handleiding voor: Plutarchus Quaestiones convivales,  met suggesties voor diepgaande en luchtiger gespreksonderwerpen.

In muurschilderingen is te zien dat langs de wand van het triclinium side tables stonden glazen of een pronkservies.

Zilverschat Hildesheim

Sir Alma Tadema, na de Audientie

Blikvanger in de expositie is de replica van de zogenoemde zilverschat van Hildesheim. Bezoekers van de Alma Tadema tentoonstelling zagen de zogenoemde Hildesheim krater al in het Fries museum, waar dit grote watervat, toepasselijk was opgesteld naast Tadema’s schilderij Na de Audiëntie.

Leuk zijn Petronius verhalen over hoe je je aan tafel niet moest gedragen. In zijn Satyricon (1e eeuw) beschrijft hij in het Gastmaal van Trimalchio de blunders van de parvenu Trimalchio, die niet weet hoe het hoort.

Vissen op een Mozaiek, Melos, tweede eeuw na Chr. Foto RMO

Ruud van Empel
Still Life #Funghi, Archival Pigment print, 2014

 

 

 

 

 

 

In de nagebootste eetkamer zijn antieke mozaïeken met vissen en andere etenswaren te zien,  geflankeerd door een eigentijds Visstilleven van Ruud van Empel. Langs een vitrine met oud en -uit plastic afval- nieuw gemaakt  Romeins glas, wordt de bezoeker naar de keuken geleid.

Maar voor we verder gaan nog even iets over het onderhoud van het perystilium. Het tuingereedschap van de toenmalige tuinslaaf verschilt nauwelijks van dat van huidige hovenier, maar hij beschikte niet over een kruiwagen en grasmaaier. Voor het kort houden van het gazon hadden de Romeinen een groene oplossing: geiten. Ander gereedschap wijkt evenmin veel af van dat van nu en dat geldt ook voor opbergkasten en kisten.

Beslagwerk van een slot
Brons, Romeins, 1ste-3de eeuw na Chr., herkomst Klein-Azië. Collectie Rijksmuseum voor Oudheden

Dankzij verkoolde archeologische vondsten, beschrijvingen en reliëfs in de sarcophaag van Simpelveld zijn deze goed te reconstrueren.. Replica’s van fraai bewerkte bronzen sloten zijn niet nodig, want goed bewaard en in de Atrium zaal te zien.

 

De Keuken
De maaltijd werd bereid in de culina. Een warme, rokerig ruimte; vreemd genoeg zonder schoorstenen of schouw. Enkele villa’s hadden een ‘open keuken’, niet in onze betekenis van het woord, maar als een ruimte zonder dak. Met de verering van goden op een keuken-altaartje trachtte men brandgevaar af te wenden. Lang niet alles wat in de culina bekokstoofd werd zouden wij als culinair bestempelen. Wat te denken van muizen in honingsaus, flamingo in een veelkruidige saus (ook heerlijk bij papegaai) of gevulde baarmoeders…

Voor wie eens wil eten als een Romein zijn take-away recepten voorhanden uit Apicius, De Re coquinaria  (1e e.); de Jamie Oliver van de Oudheid. Bij menig gerecht zul je de wens buon appetito en nog meer: goede bekomst, hard nodig hebben!

Behalve deze culinaire gruwelen biedt de tentoonstelling interessante informatie over voedingsmiddelen, die wij thans als prodotti tipici van Italiaanse bodem kennen. Aubergines, courgettes en tomaten waren destijds onbekend en werden vanuit de Arabische wereld geïmporteerd. Sinaasappels en citroenen -evenmin inheems- kwamen uit het Nabije Oosten en dienden aanvankelijk vooral medicinale doeleinden. Aan vrijwel alle gerechten werd garum toegevoegd; een uit vis en visafval gedurende drie maanden gefermenteerde saus. De beste kwam uit de streek rond de golf van Napels. Getuige een votiefsteen voor Nehallennia  werd garum zelfs vanuit Colijnsplaat in Zeeland naar Brittannia geëxporteerd.

De zoute saus zal dorstverwekkend zijn geweest. Dorst werd gelest met wijn, die door de Romeinen –zonde- met water werd aangelengd. Wijn werd in amforen vervoerd en bewaard. De labels die als wijnetiketten fungeerden vermeldden niet het jaar van de wijnoogst, maar de namen van de 2 consuls die toen de  wijn werd gebotteld aan de macht waren.
De Romeinse dag begon met een eenvoudig ontbijt; rond het middaguur werd een licht hapje genuttigd. In de loop van de middag werd de hoofdmaaltijd geserveerd. De dag werd besloten met een lichte avondmaaltijd. Dit schema was in de jaren ’70 in Zuid- Italië nog van kracht. Daar het regiment slaven ontbrak kon mijn Italiaanse godmother na de maaltijd nog maar twee woorden uitbrengen:  ‘fammi riposare’!

Twee mannen die seks hebben
Mannenliefde, ‘Warren Cup’, Bittir (Israel) 15 voor – 15 na Chr. British Museum Londen

Nadat de zon is onder gegaan belanden we tenslotte in de slaapkamer, waar alvorens men zich echt ter ruste begeeft het liefdesspel werd beoefend. Op olielampjes en in gesneden cameeën en gemmen is ter inspiratie de nodige erotische acrobatiek afgebeeld. Romeinen waren er niet vies van; wie ooit de camera secreta in het archeologisch museum in Napels bezocht weet dat natuurlijk al. Naast voorstellingen van het liefdesspel tussen man en vrouw komen ook homo-erotische scènes voor, zoals op de zogenaamde Warren Cup, genoemd naar een Britse verzamelaar.

Vaas met strijdwagen getrokken door een vierspan van falussen, Great Westerford, 2e eeuw na Chr.

Soms sloeg de seksuele fantasieën helemaal op hol. De  voorstelling van een strijdwagen getrokken door een vierspan van fallussen spant de kroon! De vele erotische afbeeldingen op olielampjes, titinnabula (soort ‘windorgel’ met klokjes), drinkschalen en muurschilderingen gaven in het verleden voeding aan de gedachte dat de Romeinen een verdorven volk waren. Ten onrechte meent archeoloog Eric Moormann. Tijdens een rondleiding vertelt hij dat de Romeinen inderdaad niet stiekem deden over seks, maar dat van losbandigheid toch geen sprake lijkt. Er waren gearrangeerde, maar ook vrije huwelijken. Binnen de perken (van het huis) kon de pater familias wel beschikken over meer dan alleen huishoudelijke diensten van de slavinnen. In haar roman schetst Meulman een seksuele ontmoeting van keizer Augustus met de Griekse slavin die zijn dochter lesgeeft. Qua techniek en relaties was veel mogelijk, maar overspel tussen leden van de elite kon tot schandalen leiden. Ovidius schreef een handleiding over de kunst van het versieren, de Ars Amatoria plus een boekje, de Tabellae, met tips voor verschillende standjes.
Toen ik als 13-jarige met mijn moeder door Pompeii dwaalde wenkte een suppoost met een grote sleutelbos ons even binnen. In de veronderstelling ons een plezier te doen opende hij een kastje met zo’n afschrikwekkende inhoud, dat ik dacht: als dit waar is trouw ik nooit! Overigens is de fallus in het Romeinse decoratieprogramma als multi-functioneel symbool  alom tegenwoordig. Het staat voor vruchtbaarheid en geluk. De Romein kenden het lichaamsdeel zelfs een kwaad-afwerende werking toe.

Studio Job
Pitchfork and Shovel (Farm), brons, 2008

Tenslotte werden de olielampjes uitgeblazen en gaf men zich op ‘n twee-persoons bed of twijfelaar over aan Morpheus. In de laatste zaal staat een replica van zo’n twijfelaar, gemaakt naar een verkoold exemplaar in Pompeii. Hier staat een moderne wand met olielampjes; sluitstuk uit de spiegeltentoonstelling Casa Moderna, waarvan de bezoeker door de zalen heen diverse eigentijdse objecten ziet. Zoals het fraaie bronzen tuingereedschap van Studio Job,  en het al genoemde ‘Romeinse’ glas in de installatie van ‘Water en Wijn’ van Gerd Rohling.
De op de oudheid geïnspireerde beelden van Igor Mitoraj, die ik in 2016 in Pompeii zag, zouden hier, afgezien van hun enorme formaat, ook goed passen. Het  maskerachtige silhouet op een bronzen krukje uit 2014 doet vermoeden dat Philippe Starck het werk van deze inmiddels overleden Pools-Franse kunstenaar kende.

XO Design by Philippe Starck
Bonze Stool Gold, brons, 2014

Gerd Rohling
Acqua e Vino, PVC, vanaf 1993

 

 

 

 

 

 

 

 

Link: Casa Romana, RMO Leiden

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

X Pot voor het vetmesten van zogenaamde Relmuizen.

(ook zevenslapers genoemd, wegens lange winterslaap, worden ca. 15-19 cm groot !). Cat. Valkhof, blz. 12.

 

Opgediend met honing en een laagje sesamzaad als een ware delicatesse werden beschouwd !!! …..

In zijn geestigeHet diner van Trimalchio (Satyrica 31) beschrijft Petronius dit gerecht….Het ezeltje [een soort serveerboy], werd afgedekt met 2 schalen, waarop in de rand de naam Trimalchio gegraveerd stond, PLUS het gewicht in ZILVER (hihi !)… LEUK !

Op de schotel waren ook plateautjes gesoldeerd, met daarop relmuizen onder een laagje honing met daarop maanzaad… [Er waren ook gloeiend hete braadwortjes op een zilveren roostertje, met daaronder Syrische pruimen met granaatappelpitten… ]

 

Anecdote: Arabieren konden de 4000 baden van Alexandrie, dat ze veroverd hadden,  6 maanden lang verwarmen met de Boekrollen uit de beroemde bibliotheek van A.

 

Baden en dineren gingen in de oudheid samen; de gasten werden allereerst uitgenodigd om mee in bad te gaan… daarna werd de maaltijd gebruikt.

Nog een anecdote: de parvenu Trimalchio, hoofdrolspeler in Petronius Satyricon (1e e.) nodigt zijn gasten tijdens de maalttijd uit voor een bad !  En dat was nu juist NOT DONE  (=uitt.52=).  Hij kende zijn ‘Hoe hoort het eigenlijk’ niet… !

 

 

 

Geverifieerd door MonsterInsights