Grote Indonesië tentoonstelling. Tot en met 1 april 2024 in de Nieuwe Kerk Amsterdam.

Na de Grote Suriname tentoonstelling van 2019 richten de programmamakers van de Nieuwe kerk hun vizier deze winter op Indonesië. Zelf ben ik daar nooit geweest, maar door de verhalen van mijn vader en Indische vrienden reisde ik in de geest talloze malen naar Indië. De koloniale benaming van de archipel, die door Louis Couperus, Hella Haasse en meer recent Dido Michielsen nog werd bezongen als de ‘gordel van smaragd’. Deze naam kom je in de tentoonstelling niet meer tegen. Ook Wieteke van Dort en Yvonne Keuls, die eind vorige eeuw vanuit Nederlands perspectief met humor over tempo doeloe -de ‘goede oude tijd in ‘ons Indië’ – schreven doen in de Nieuwe Kerk niet meer mee.

Onbekende fotograaf, Studioportret van Pakoe Boewono X, Susuhunan van Solo, en resident Willem de Vogel, Surakarta, ca. 1897. Collectie Wereldmuseum, Amsterdam

Anders dan eerdere tentoonstellingen, waarin de geschiedenis van de voormalige Nederlandse kolonie centraal, zoals Beyond the Dutch in het Centraal Museum (2009) en Revolusi vorig jaar in het Rijks, biedt deze tentoonstelling met een nadrukkelijke keuze voor ‘het grotere verhaal’ een nieuw perspectief. We delen een verleden, maar hetzelfde verleden verdeelt ons ook, aldus de samenstellers van de expositie. Er worden nieuwe verhalen en verzwegen geschiedenissen verteld. De tentoonstelling weerspiegelt een dialoog die nog niet is afgesloten.

Benieuwd naar deze nieuwe invalshoek ging ik op een zaterdagmiddag (geen goed idee) naar de Nieuwe Kerk. Gebaseerd op de kennis van talrijke experts en ooggetuigen uit oost en west wordt de veelkleurige geschiedenis van Nederlands-Indië in negen hoofdstukken verteld. De opstelling begint met impressies van de prachtige natuur van Nusantara, zoals het land van oudsher heet.

Zaalimpressie Grote Indonesië tentoonstelling foto: Mike Bink

Er is aandacht voor oude dynastieën met fascinerende namen als het hindoeïstische Kutai Martadipura rijk (4e eeuw) op Oost-Kalimatan en het koninkrijk Srivijaya op Zuid-Sumatra en het hindoe-boeddhistische Majapahit koninkrijk op Java. Via handelscontacten werden behalve goederen ook godsdienstige ideeën verspreid. In de loop der tijd werden het boeddhisme, het hindoeïsme en de islam in de archipel geïntroduceerd. De gebruiken en rituelen zijn niet zelden versmolten met lokale gebruiken zoals voorouderverering.

De Tweede wereldoorlog en de daaropvolgende Revolusi en onafhankelijkheidsstrijd worden uitvoerig belicht. Bij een video waarin de televisiepresentator Hans Goedkoop een boekje opendoet over zijn grootvader blijven veel mensen staan. Een oudere dame raakt geëmotioneerd bij het verhaal van Rein van Langen. Als generaal speelde hij een belangrijke rol tijdens de zogeheten ‘politionele acties’, waarmee de Nederlanders tussen 1945-1949 de kolonie, na de capitulatie van Japan, weer onder Nederlands gezag probeerden te brengen.

Hierna volgt een uitgebreide terugblik op de talrijke kanten van de eeuwenlange gedeelde Nederlands-Indische geschiedenis. Een belangrijk aspect vormt de tot heden onderbelichte slavernij in de oost. Wanneer deze zwarte bladzijde van onze geschiedenis in het nieuws komt, gaat het meestal over de trans-Atlantische slavenhandel. In Nederlands-Indië waren echter ook honderdduizenden tot slaafgemaakte mensen. Zij waren werkzaam op het land, in fabrieken en als huisbediende van zowel de witte als de gekleurde elite. Slavernij bestond in Azië al voor de komst van de Europeanen, maar ten tijde van de VOC werden naar schatting 660.000 tot 1,1 miljoen mensen tot slaaf gemaakt.

Ze zijn veelal in het zwarte gat van de geschiedenis verdwenen, maar dankzij de tekeningen en silhouetportretten die de Lutherse predikant Jan Brandes in Batavia maakte is de herinnering aan twee huisbedienden, Flora en Bietja, bewaard gebleven.

Jan Brandes, Silhouetportret van Bietja, 1780-1785.Papier, potlood, inkt, 14,2 ~ 12,6 cm. Collectie Rijksmuseum.

Rondgang door de expositie
Zoals gezegd begint de expositie met impressies van de rijke flora en fauna van Indonesië. Geïllustreerd met opgezette dieren, waaronder een luipaard en daarop geïnspireerde oude en eigentijdse kunstvoorwerpen. Bij het zien van een ritueel varkensmasker komt een lang vergeten herinnering boven. Als vierjarig meisje ben ik doodsbenauwd als we op bezoek zijn bij een oude dame in -echt waar- de Multatulilaan in Hilversum. Aan de wand hangt een pantervel, geflankeerd door speren en een kris. Onder de priemende blik van een enge varkenskop met spiegeltjes als ogen drink ik thee die naar sigaretten smaakt. Zo’n kris, een dolk met een gegolfde kling, zag ik jaren later ook op het bureau van mijn schoonvader. Een filmpje in de tentoonstelling laat zien hoe zo’n dolk gemaakt- en met rituelen geheiligd wordt.

Varkensmasker, 1880-1900. Hout, porselein, 40 x 13.5 cm. Coll. Wereldmuseum, Leiden.

De fotoalbums in een van de vitrines komen mij eveneens bekend voor. Kleine zwart-wit foto’s met soldaten die hun vrije tijd doden met spelletjes als cent steken of pisangs kopen op de pasar. De foto van mijn vader met Kees, het aapje dat zijn papiergeld opat, had hier zo bij gekund.

Als argeloze jongen die wat van de wereld wilde zien, tekende hij -onkundig van wat hem te wachten stond- als vrijwilliger. Wakker geschud door de tentoonstelling Beyond the Dutch, waarin de rol van de Nederlandse politionele acties mij in 2009 pas echt duidelijk werd, vroeg ik hem: …’pappa, wat hadden jullie daar te zoeken?!...

Dat was pijnlijk en ook een beetje unfair. Met de kennis van nu weten wij dat de Nederlanders -op zoek naar de verloren droom die voor de inheemse bevolking veeleer een nachtmerrie was- daar niets meer te zoeken hadden. Verleid door welgekozen propaganda, geloofden veel jonge broekjes als mijn vader, in de ‘goede’ zaak, die vanuit later perspectief volkomen fout was. Om de gebeurtenissen in de nadagen van Nederlands-Indië te begrijpen zou je met de bril van toen moeten kijken. Nu is nu, toen was toen.

Met affiches, filmbeelden, video’s, foto’s en verhalen van ooggetuigen uit zowel oost als west draagt de tentoonstelling bij tot een beter begrip van het gedeelde koloniale verleden. Zowel voor de drijfveren van de kolonisator, als die van de revolutionairen en de pijnpunten aan beide zijden.

Tijdens een sentimental journey naar Indonesië werd mijn vader jaren later geconfronteerd met het verleden. Bij de bezichtiging van een fabriek beet een werknemer hem toe:…’Blanda, rot op!

Boeddhakoppen op de tentoonstelling foto Marina Marijnen

Religie
Na de intro over Nusantara wordt de bezoeker begroet met een reeks verstilde boeddhakoppen. Soortgelijke beelden sierden ooit het van de 9e eeuw daterende Javaanse tempelcomplex de Borobudur. In dit gedeelte worden de voornoemde legendarische oud-Indische dynastieën belicht en de godsdiensten die daar beleden werden: het Boeddhisme, het Hindoeïsme en de Islam.

Legendarisch hier in de betekenis van betoverend. Wie niet oplet zou kunnen denken dat deze rijken niet echt hebben bestaan, maar de hier getoonde tastbare objecten bewijzen het tegendeel. Indrukwekkende godenbeelden en fraai bewerkte gouden sieraden. Lezing van het bijschrift naast een mij onbekend fraai bewerkt gouden voorwerp leert dat ik naar een zogeheten schaamplaat kijk.

Schaamplaat, goud. 1300-1400. Stichting Nationaal Museum van Wereldculturen. Foto Marina Marijnen

Met videobeelden en houten sculpturen wordt het belang van de voorouderverering in de Molukse, Papoease gemeenschappen en bij de Bataks op Sulawesi toegelicht. Een fenomeen dat ook elders -zoals bij de oude Romeinen- een belangrijke plaats had en soms nog heeft in de belevingswereld van nabestaanden. Zowel boeddhisten als hindoes geloven dat de geesten van de overledenen een positieve, maar ook negatieve invloed op de levenden kunnen uitoefenen. Het is daarom van belang hen met offergaven gunstig te stemmen.

Behalve sporen van wederzijdse beïnvloeding op religieus gebied, zie je ook voorbeelden van culturele uitwisseling. Tussen getoonde oosterse textilia ontdek ik twee sitsen sarongs. Op het ene exemplaar dwarrelen speelkaarten tussen de oosterse bloemmotieven, in de andere is het sprookje van Roodkapje en de wolf afgebeeld!

Sarong. Katoen met roodkapje en de wolf. Stichting Nationaal Museum van Wereldculturen. Foto Marina Marijnen

Tweede Wereldoorlog en Revolusi
Hierna belandt de bezoeker met een sprong in de tijd in de dramatische gebeurtenissen van de Tweede Wereldoorlog, de Revolusi en het ontstaan van de jonge Republiek Indonesia. De turbulente periode van de Indonesische vrijheidsstrijd is op indringende wijze in beeld gebrachtmet monumentale blowups van foto’s en affiches met de strijdkreet Merdeka: de roep om vrijheid. Ontroerend zijn de in waterverf vastgelegde impressies van Mohamed Toha. Deze elfjarige jongen was getuige van de Nederlandse bombardementen op Yogjakarta en de gevangenneming van Soekarno door zogeheten pemoeda’s, nationalistische jongeren die eisten dat hij een onafhankelijkheidsverklaring zou afleggen. De leider van de Indische vrijheidsstrijd zou de eerste president van Indonesië worden.

Banier met portret van Soekarno. Foto: Marina Marijnen

Het verzet tegen de Nederlanders leidde in de naoorlogse jaren tot de stichting van de onafhankelijke republiek Indonesia. Kritische geluiden jegens de koloniale overheersing waren al veel eerder te horen. Dit wordt geïllustreerd met het verhaal van Surapati, een voormalige tot slaafgemaakte Balinese man, die eind 17e eeuw in opstand kwam tegen het koloniale gezag. Hij hield zich schuil aan het hof van de vorst van Mataram. Wanneer een VOC-delegatie onder leiding van kapitein François Tack om zijn uitlevering vraagt, wordt hij zoals te zien in een grote waterverftekening door de eigentijdse kunstenaar Heri Dono (1960), door de lokale bevolking een kopje kleiner gemaakt.

Heri Dono, Melawan Kapten Tak (2008). Met dank aan de kunstenaar. VOC kapitein Francois Tack wordt een kopje kleiner gemaakt. Foto Marina Marijnen

Surapati is de geschiedenis in gegaan als nationale held. Ruim een eeuw later verwerft prins Diponegoro als leider van de Java-oorlog dezelfde status. Tijdens vredesonderhandelingen werd hij in 1830 op lafhartige wijze door de Nederlanders gevangengenomen.

Onder het pseudoniem Multatuli uitte Eduard Douwes Dekker in 1860 ook al kritiek op de Nederlandse handel en wandel in de Oost. Als bestuursambtenaar had hij de misstanden van het koloniale bestuur met eigen ogen gezien. In zijn aan de koopman-koning Willem I opgedragen roman Max Havelaar stelt hij de misstanden en de uitbuiting van de lokale bevolking in Nederlands-Indië tevergeefs aan de kaak.

Het Portret van koopman Wollebrant Geleynssen de Jong, dat Caesar van Everdingen in 1648 vervaardigde, markeert de periode, waarin de eerste Nederlanders onder de vlag van de Verenigde Oost-Indische Compagnie de archipel bereikten. Hen stond slechts één ding voor ogen:  het vinden van goedkope specerijen om deze met veel winst in Europa te verkopen. In de achtergrond ligt de rijk beladen retourvloot klaar voor vertrek. Dit streven ging gepaard met grof geweld. Onder het koloniale bewind vielen talloze doden en honderdduizenden mensen werden tot slaaf gemaakt. Berucht is de slachting die op bevel van gouverneur Jan Pieterszoon Coen in 1621 onder de bevolking van de Banda eilanden plaats vond. Waarom? De bewoners van deze idyllische eilanden, weigerden de VOC het alleenrecht op de levering van kruidnagels. In zijn drieluik Our Beautiful Indies verstopte Timoteus Anggawan Kusno (1989) de beeltenis van Coen en zijn vrouw. Als je goed kijkt zie je het portret van de moordenaar terug in de achtergrond van een van de drie letterlijk en figuurlijke inktzwarte kunstwerken. In het exemplaar met de prominente schedel herken je Coens echtgenote Eva Ment.

Timoteus Anggaw an Kusno, In a landscape Our Beautiful Indies. Foto Marina Marijnen.

In deze sectie worden ook schilderijen getoond; idyllische Indische landschappen met palmbomen en groene sawa’s. Hier zie je ook het in in 1841 in academische stijl geschilderde zelfportret van de in Nederland geschoolde Indische kunstenaar Raden Saleh. Zo’n 70 jaar later reisde Isaac Israëls naar Indië waar hij Prins Pangeran Adipati Ario Praboe Mankoenegara VII portretteerde.

Isaac Israels, Portret van Pangeran Adipati Ario Praboe Mankoenegara VII, 1922

In deze rijk geïllustreerde historische tentoonstelling wordt het complexe verleden van Nederland en Indonesië op verhelderende wijze gepresenteerd. Dat deze geschiedenis nog geen voltooid verleden tijd is bewijzen eigentijdse kunstenaars. Sommigen reflecteren kritisch op het verleden, anderen richten de blik hoopvol op de toekomst. Kritische geluiden beperken zich niet tot de Nederlandse overheersing. Verschillende kunstenaars stellen vormen van onderdrukking en discriminatie in het postkoloniale tijdperk aan de orde. Agus Ongge memoreert niet alleen de koloniale geschiedenis van Papoea en de komst van de missionarissen, maar plaatst ook een kritische noot bij de situatie onder de verschillende Indonesische presidenten.

Met zijn video kunstwerk Writing in the Rain vestigt FX Harsono (1949) de aandacht op het uitwissen van zijn identiteit, waartoe Indonesiërs van Chinese afkomst onder Soekarno’s opvolger, president Soeharto werden gedwongen. Over Soeharto’s jacht op communisten, waarbij tussen 1965-1966 naar schatting 500.000 tot misschien wel 1 miljoen doden vielen, wordt in de tentoonstelling niets gezegd.

Mangmoel, LUNA 9. Garen,kabeldraad, dacron, plastic net,206 x 50 x 44 cm. Met dank aan Mogus Studio

De kleurrijke uit gerecyclede materialen gemaakte kunstwerken van Mangmoel (1984) en Ari Bayualji (1975) vestigen aandacht op actuele aan de klimaatverandering gerelateerde kwesties. Alfiah Radini en Citra Sasmita, beide geboren in 1990, maken met hun levensgrote sculpturen, een krachtig statement over de positie van de vrouw in Indonesië. Eko Nugroho (1977) sluit de rij. Met zijn hedendaagse wajangpoppen serveert hij nieuwe wijn in oude zakken. De ultramoderne spelers in het eeuwenoude schimmenspel verwijzen naar het potentiële geweld dat -nog altijd, ook in het postkoloniale tijdperk- ‘schuilgaat achter de mens’.

Eko Nugroho, Wajangpoppen uit de serie Hidden Violence. Leer, hout, verf 2008. Foto Marina Marijnen

De tentoonstelling biedt een boeiende visuele geschiedenisles over het rijke verleden van Nederlands-Indië en de huidige Republiek Indonesië. In de laatste zaal kun je nog meer cultuur proeven. Hier krijg je letterlijk de gelegenheid om olfactorisch en gustatorisch iets van het verre en nabije verleden op te snuiven. Steek je neus achtereenvolgens in een van de vier schalen met exotische specerijen. De schalen met kerrie, kruidnagels, nootmuskaat en kaneel vervolmaakten het visueel waargenomen gedeelde verleden. De geurervaringen roepen niet alleen associaties op met nasi goreng, maar ook met oer-Hollandse stoofperen, appeltaart en speculaas. Eind goed al goed?!  

M. Knol e.a.,Beyond the Dutch. Indonesië, Nederland en de beeldende kunst van 1900 tot nu. Centraal Museum, Utrecht, 2009.

H. Stevens e.a., Revolusie: Indonesië Onafhankelijk. Rijksmuseum, 2022.

P. Eckhardt e.a., Atlas van Indonesië: Een cultuurgeschiedenis van het Eilandenrijk, W Books, 2023.

De Grote Suriname Tentoonstelling tot en met 1 maart 2020 in de Nieuwe Kerk, Amsterdam.

Onafhankelijkheidsplein Paramaribo

Met deze tentoonstelling over de koloniale geschiedenis van Suriname loopt de Nieuwe kerk vooruit op de herdenking van het feit dat Suriname volgend jaar november 45 jaar onafhankelijk zal zijn. 

De inheemse bewoners, de Afrikaanse arbeidskrachten en de bevolkingsgroepen die, na afschaffing van de slavernij in 1863 als contractarbeiders arriveerden komen aan bod. Allen krijgen een gezicht en middels oral history een stem. De tentoonstelling geeft een goed beeld van de veelzijdige etnische en culturele smeltkroes Suriname, waar deze verschillende bevolkingsgroepen, anders dan wel eens beweerd wordt, tolerant en vreedzaam met elkaar omgaan: no spang!

Voor veel Nederlanders zijn de ‘laatste resten tropisch Nederland’, zoals W.F. Hermans Suriname in 1969 omschreef, bekend als geboorteland. Voor anderen een droombestemming op de bucketlist. 

Met zee- en landkaarten, prenten, schilderijen, boeken, documenten,  bruiklenen van de Zeister Broedergemeente en eigentijdse kunst wordt niet alleen een historisch- maar ook een actueel beeld van Suriname geschetst. Filmfragmenten, foto’s en voorbeelden van mode en muziek vullen het historische beeld aan. Ook over de flora en fauna en de delving van natuurlijke grondstoffen als bauxiet en goud worden de bezoekers geïnformeerd. Zij worden niet alleen tot kijken, maar middels de zogenoemde Suriname Monologen ook tot meedenken uitgenodigd. Acteurs kruipen in de huid van belangrijke figuren uit de Surinaamse geschiedenis.

Laat u niet misleiden door de recensie in de NRC van 5 oktober jl. waarin over de tentoonstelling geschreven wordt als een blockbuster die er vooral op gericht lijkt om de gezèlligheid van de Surinaamse multiculturele samenleving te onderstrepen’ . Met als kop:…‘Er ontbreekt treurig makend veel’… De recensent verwijt de organisatoren afwezigheid van heikele politieke kwesties en het ontbreken van context inzake het slavernijverleden, dat slechts wordt geïllustreerd met een …‘paar opgepoetste boeien’…     

Dit alles komt wel degelijk aan de orde, niet alleen in de opstelling, maar ook in de inrichting. Bureau Caspar Conijn brengt het slavernijverleden op indringende wijze in beeld middels wanhopig door de spijlen van het koorhek gestoken zwarte handen.

Reikende armen op de Suriname tentoonstelling, foto: Evert Elzinga

Op 26 februari 1667 gingen zeven Zeeuwse schepen onder leiding van Abraham Crijnsen op de rede van Paramaribo voor anker. Een nieuwsbrief van 29 mei maakt melding van de ‘heerlijke overwinning van Pirmeriba’, dat wordt omgedoopt in Nieuw Middelburg. Bij de Vrede van Westminster in 1674 wordt Nieuw Amsterdam, daarna New York, met de Engelsen geruild voor Suriname. Met de overname van Suriname, eigenden de Zeeuwen zich ook het aandeel in de slavenhandel toe. De rest is geschiedenis; koloniale geschiedenis van Suriname als wingewest, waar op de honderden plantages suiker, tabak, cacao en verfhout werd geproduceerd. Deze economie dreef in hedendaags jargon, op de kurk van de slavernij. De minutieus uitgewerkte ogenschijnlijk idyllische driedimensionale scènes van Gerrit Schouten geven een inkijkje in het dagelijks leven op de plantages zoals in het diorama van de katoenplantage Zeezicht waarin een opzichter te paard een slaafgemaakte meetrekt aan een inmiddels verteerd koord. Dit touw mag verteerd zijn maar dat geldt niet voor de herinneringen aan de slavernij.

Vanuit de voormalige Portugese slavendepots op de westkust van Afrika brachten Hollandse en Zeeuwse schepen tussen 1637 – 1863 naar schatting 600.000 zwarte arbeidskrachten naar de West. Deze arme zielen werden omschreven als ‘sotuwatra nengre’: zoutwaternegers. In zijn memoires beschrijft de vrijgemaakte  slaaf Olaudah Equiano, alias Gustavus Vassa, de lotgevallen die hem in slavernij brachten. Gevangen genomen door de zwarte vorst van een naburig dorp werd hij aan de Europeanen verkocht. Door Equiano’s  autobiografie en Harriet Beecher Stowe’s klassieker de Hut van Oom Tom, begint langzaam het besef door te dringen dat er een einde moet komen aan de dit mensonterend stelsel. De Quakers in Engeland slaagden erin de parlementariër William Wilberforce voor de anti-slavernijbeweging te winnen. In Engeland wordt slavernij in 1836 afgeschaft; de VS volgde in 1865.
Met zijn boek Slaven en vrijen onder de Nederlandsche wet doet politicus Wolter Robert baron Van Hoëvell in 1854 een oproep tot onmiddellijke emancipatie. Toch zou het nog tot 1 juli 1863 duren voor slavernij in Nederland -althans op papier- werd afgeschaft. De vrijgemaakte arbeiders moesten nog 10 jaar na de ‘emancipatie’ op de plantage te blijven werken. De eigenaren ontvingen ter compensatie van het verlies van hun ‘eigendommen’ een bedrag van f 300,– per individu.

De tentoonstelling
Door enorme blow-ups van oerwoudbomen en vogelgeluiden waant de bezoeker zich bij binnenkomst in het Surinaamse regenwoud. Het klinkt authentiek, maar het klopt niet. Ook W.F. Hermans stelde dit in voornoemd boekje al vast: …’anders dan documentaires en Tarzanfilms doen geloven, is het in het regenwoud géén oorverdovend pandemonium in schetterende geluiden; in werkelijkheid is het doodstil!…
Voor de klanken van zangvogeltjes moet men zondagmorgen vroeg op het Onafhankelijkheidsplein zijn. Wanneer vogelliefhebbers uit alle richtingen met auto’s en brommers en hun vogelkooitjes aankomen voor de wekelijkse zangwedstrijd. Het vogeltje dat het langst zingt wint. De beoordeling is een heel serieuze zaak. Terwijl juryleden met een luisterend oor rondlopen om de door de vogeltjes gezongen noten te noteren wordt het publiek verzocht haar snavel te houden!

Masker, Stichting Surinaams Museum

De entree van de expositie vormt het perfecte decor voor de gebruiksvoorwerpen en rituele objecten van de ruim 20.000 oorspronkelijke bewoners van Suriname. De pioniers van de amazone zijn hier in woord en beeld aanwezig. De Lokono en Kari’na (voorheen als Arowakken en Caraïben aangeduid) en de Trio en Wayana in het regenwoud. Solitair en welhaast verbaast staart het precolumbiaanse stenen masker uit het Surinaams museum de bezoeker aan.

Impressie Suriname tentoonstelling in de Nieuwe kerk foto: Evert Elzinga

In de tentoonstelling is eveneens aandacht voor vroege kolonisten, zoals de voor de Spaanse inquisitie gevluchte Sefardische Joden. Alsook de koloniale bestuurders, zwarte arbeidskrachten en Chinese, Hindostaanse en Javaanse contractarbeiders. Officieel waren deze laatsten vrije mensen, maar in de praktijk bleef hun werk slavenarbeid. Ondergebracht in de voormalige ‘slavenhutten’ woonden ze vaak in armoedige omstandigheden. Aan elke groep is een hoofdstuk gewijd met documenten, voorwerpen en foto’s.

De Sefardische joden bouwden zo’n 50 km ten zuiden van Paramaribo een welhaast stedelijke nederzetting met uit steen opgetrokken gebouwen: de Jodensavanne. Met 115 van de 400 suikerplantages waren zij rond 1730 zeer succesvol. Destijds vormden zij met 1300 koppen één derde van de Surinaamse bevolking tegen nog maar 200 vandaag de dag. De in 1832 door brand verwoeste Jodensavanne is genomineerd voor Werelderfgoedlijst van Unesco.

Marrons
In de loop van de tijd ontvluchtten enige honderden slaafgemaakten het harde leven op de plantages. Ongeveer één derde van de weglopers, naar het Spaanse woord ‘cimarron’, dat ‘wild’ betekent, marrons genoemd, wist in het oerwoud te overleven. Rond het midden van de 18e eeuw bedroeg hun aantal al 3000 personen.  

Ze werden noodgedwongen ‘self-supporting’; in de tentoonstelling is kleurige kleding en houtsnijwerk van de Marroncultuur te zien. Voor het wegnemen van gereedschappen, gebruiksvoorwerpen en -zoals eertijds bij de Sabijnse maagdenroof- vrouwen, pleegden ze roofovervallen op hun oude plantages. De koloniale overheid rustte expedities uit om hen te vangen en af te straffen; De premie voor een teruggebrachte wegloper bedroeg 50 gulden. In zijn Narrative of a five years’ expedition against the revolted negroes of Surinam publiceerde John Gabriel Stedman (1744-1797) zijn ervaringen als slavenjager. Nadat hij verliefd werd op het ‘slavenmeisje’ Joanna, propageerde Stedman een mildere behandeling van de slaafgemaakten, maar voorstander van afschaffing van de slavernij was hij niet. Onder de titel Dichter in de Jungle, kwam vorig jaar een biografie over John Gabriel Stedman uit geschreven door historicus R. van Gelder.

Suriname wingewest?
Tegengewerkt door de inheemse bevolking en bedreigd door de Engelsen lukte het de Zeeuwen, ondanks vele investeringen niet het overzeese gebiedsdeel winstgevend te maken. In 1683 neemt de WIC onder de naam de Geoctroyeerde Sociëteit van Suriname, samen met de stad Amsterdam en de familie Van Aerssen van Sommelsdijck, de kolonie voor 260.000 gulden over.

Onder het bestuur van gouverneur Cornelis van Aerssen van Sommelsdijck, werd de infrastructuur verbeterd, Paramaribo kreeg een keurig stratenplan; verdedigingswerken werden aangelegd en Van Aerssen sloot vrede met de Arowakken en Caraïben. Tijdens zijn bewind werden tussen 1683-1688 veel nieuwe plantages aangelegd.Aan daadkracht ontbrak het deze bestuurder niet, maar wel aan empathie. Van Aerssen maakte zich niet geliefd en werd door muitende soldaten vermoord.

Gouverneur Cornelis van Aerssen van Sommelsdijck

De Surinaamse economie dreef niet alleen op de kurk van de slavernij maar ook op krediet. Investeerders leenden miljoenen uit met plantages als onderpand. De planters staken dat geld niet alleen in de aanleg en opbouw van hun plantages, maar leefden vaak ook boven hun stand. Toen de winsten minder werden en Amsterdamse beurs in 1773 instortte, gingen veel planters failliet.

Veelkleurige flora, fauna en bevolking
Onder banieren met de uitvergrote penseelvruchten van Maria Sybilla Merian wordt de Surinaamse flora en fauna belicht. Het beeld van een betoverende koningsblauwe Surinaamse vlinder gezien in een Amsterdams rariteitenkabinet, liet haar niet meer los. Van kindsbeen al gefascineerd door de metamorfoses van rupsen in vlinders reist zij met haar dochter naar Suriname om, heel modern voor die tijd, deze wonderen der natuur met eigen ogen te observeren en in beeld te brengen. Via de familie Van Aerssen van Sommelsdijck betrok zij een woninkje op plantage Providentia. De bezoeker ziet prachtige illustraties in haar in eigen beheer uitgegeven boeken. In 2001 publiceerde Inez van Dullemen een biografische roman over deze vrijgevochten vrouw en haar zwarte bediende Kwasiba, die tegelijkertijd vanuit een andere windrichting onvrijwillig was scheep gegaan naar Suriname.

Maria Sybilla Merian, bananenplant, rups en vlinder

De veelkleurige bevolking van Suriname bestond eind 18e eeuw uit zo’n 10.000 inwoners; waarvan naar schatting ca. 7000-8000 slaafgemaakten en 2000 tot 3000 vrije personen. Dankzij de mogelijkheid van manumissie, waarbij slaafgemaakten zich met goedkeuring van de eigenaren en steun van anderen konden vrijkopen, nam het aantal vrije personen steeds meer toe. Maar pas in 1828 werd een slaafgemaakte bij de wet als mens erkend. Om het verschil tussen vrij en niet-vrij te verduidelijken werd in 1769 bepaald dat slaafgemaakten geen schoenen mochten dragen.

Het Koto Museum uit Paramaribo heeft op de tentoonstelling een kleurrijke catwalk ingericht. In 1879 werd de verordening van kracht dat zwarte vrouwen buitenshuis een rok en een ‘kort jakkie’ moesten dragen vertelt directeur Christine Henar. Zo onstond de zogenoemde koto; de traditionele Creoolse klederdracht. De draagsters van deze kleding worden kotomisis genoemd… mevrouwen in een rok
Een kunstig gevouwen èn veelzeggende hoofddoek, de angisa, vormt letterlijk de kroon op het werk. Middels die ingenieus geknoopte mutsen evoceerden de draagsters voor de planters geheime boodschappen zoals laat ze maar kletsen, ontmoet me op de hoekkiss me quick because I love somebody else/ en de autobakka met wat fantasie geïnspireerd op de achterbak van de eerste auto in Paramaribo!

In de tentoonstelling ziet de bezoeker fraaie hoofddoeken met opdruk over  afschaffing van de slavernij en de onafhankelijkheid van het land. Een  exemplaar met opschrift Kwakoe, dat in de rituele Kromanti-taal van de marrons woensdag betekent, verwijst naar de dag waarop de slavernij werd afgeschaft: woensdag 1 juli 1863.

Hoofddoek bij onafhankelijkheid Suriname

Ter illustratie van de vroegmoderne Surinaamse geschiedenis in de tentoonstelling grijp ik terug op de lezing die Cynthia McCleod voorafgaand aan de opening uitsprak. Het was met de plantages en daarmee de Surinaamse economie gedaan. Toen kwam de Tweede Wereldoorlog. Om de winning van bauxiet, van belang voor de bouw van aluminium gevechtsvliegtuigen, zeker te stellen arriveerden duizenden Amerikanen. Ze legden vliegveld Zanderij, destijds het grootste militaire vliegveld van Zuid-Amerika aan en brachten coca cola en andere producten mee. Alles wat Holland nooit gedaan heeft, deed Amerika in één jaar. Er kwam welvaart, maar er was niets te koop. Inmiddels wasMcLeods vader, Johan Ferrier, gouverneur.  

Bij veel Surinamers brak het bewustzijn door: wij willen baas in eigen huis zijn.  Deze beweging zorgde voor het ‘surinamiseren’ van het onderwijs. Anne de Vries schreef lesboekjes met een zwarte moeder en dochter in de hoofdrol: ‘Loes en Mama’ geïllustreerd met alledaagse bezigheden in en om een Surinaams huisje met faya lobbi in de tuin.

Ook werd actie ondernomen om Filaria, ‘volksziekte’ nummer één, aan te pakken. Een Comité voor volkshuisvesting beijverde zich voor de bouw van huisjes met eigen erf voor iedereen. In de jaren ‘50 werden tal van onderwijs vernieuwingen alsook verbeterde sociale omstandigheden gerealiseerd.  

Politici als Johan Ferrier, Jagernath Lachmon en Adolf Pengel, vertegenwoordigers van de verschillende bevolkingsgroepen in Suriname, realiseerden zich dat ze moesten samenwerken. Het Brokopondo project om energie op te wekken werd gerealiseerd.

Toen kwam in Holland het punt ‘afschaffing van de koloniën’ op de politieke agenda. ‘Linkse jongens’ als Joop den Uyl wilden van de koloniën af; kolonialisme kòn niet meer, aldus McCleod. Haar vader Johan Ferrier, de toenmalige gouverneur sprak in 1973 de volgende woorden: …wij laten ons niet uit het koninkrijk schoppen, we gaan zèlf en we houden de eer aan onszelf!..

In 1974 was de onafhankelijkheid een feit. In de tentoonstelling gememoreerd met foto’s, documenten en de appelgroene japon die een stralende prinses Beatrix bij deze historische gebeurtenis droeg.

Aanvankelijk waren er grootse plannen om in West-Suriname industrieën op te zetten, maar ik citeer …’er is niets van terecht gekomen; de sergeanten hebben alles stopgezet; alles ging down the drain’…!

In de hoop dat het élan, de werklust en het geloof in de toekomst van de jaren vijftig terugkeren heeft McLeod met haar zus Kathleen het Johan Ferrier fonds opgericht, ter bevordering van onderwijskundige, economische en culturele vooruitgang in Suriname.

Eigentijdse kunst

Erwin de Vries, Anton de Kom

Terug naar de tentoonstelling. Anders dan in voornoemde recensie beweerd wordt besteden eigentijdse Surinaamse kunstenaars aandacht aan heikele politieke kwesties. Met een standbeeld door de vorig jaar overleden Surinaamse kunstenaar Erwin de Vries wordt de herinnering aan Anton de Kom levend gehouden. De auteur van het de koloniale overheid onwelgevallige boek Wij Slaven van Suriname. De voorman van de socialistische beweging in Suriname en latere verzetsstrijder in Nederland die in 1945 in concentratiekamp Neuengamme aan zijn einde kwam.

In de kooromgang staat een mooi gedekte tafel van Marcel Pinas. Aan deze  Moiwana 86 Tafaa, zou je echter geen hap door je keel kunnen krijgen. Niet van de lepels met een in Marron taal gegraveerde bede om bescherming: KIBII WI, noch van de borden. Deze zijn voorzien van gruwelijke scènes en tekstfragmenten die verwijzen naar de Binnenlandse oorlog (1986-1992) en de bloedige strijd tussen de getrouwen van Desi Bouterse van het Nationaal Leger en die van de gevallen engel Ronnie Brunswijk en zijn aanhang onder de Marrons van het Junglecommando. Met deze tafel memoreert Pinas de koelbloedige moord gepleegd door de soldaten van Desi Bouterse op 38 onschuldige mensen in Moiwana.  Over 38 stoelen, hangt voor elke dode, een in zwart wit geborduurde pangsi met traditionele rouwmotieven van de Marrons.

Marcel Pinas Moiwana 86 Tafaa, foto:Evert Elzinga

Naast deze tafel hangt een installatie van Iris Kensmil, getiteld De ware geest van ’t vrije, vrije Suriname, 2009. Op de achterzijde van een reeks ansichtkaarten uit de koloniale tijd staan fragmenten van de autopsierapporten van de 15 slachtoffers van de decembermoorden in 1981. Aan de voorzijde citaten uit het boek van Edgar Cairo, De smaak van Sranan Libre. In combinatie hiermee ziet de bezoeker het getekende portret van Desi Bouterse, getiteld Landgenoten, naar de aanhef van zijn vele volksmennende toespraken, naar ik aanneem.

In de laatste ruimte wandelt de bezoeker onder de stamboom van de Surinaamse bevolking Paramaribo binnen. Begroet door de letterlijk en figuurlijk veelkleurige inwoners van Suriname. Wie iets mankeert kan bij Inge’s kruidenstalletje een dresie kopen, wie dorst heeft een parbobiertje of een portie schaafijs!

Waarmee een mooi slotakkoord wordt gegeven aan een verhelderende, historisch verantwoorde èn ook nog gezèllige Surinaamse tentoonstelling:

Christine Henar, Hoofdtooi of Angisa

Wan bon, someni wiwiri,    Een boom, zoveel haarkleuren…

Wan Sranan Eén Suriname 
someni wiwiri zoveel soorten haar 
someni skin zovele huidskleuren 
someni tongo zoveel talen 
Wan pipel Eén volk

Literatuur:

I. van Dullemen, Maria Sybilla: een ongebruikelijke passie, Amsterdam, 2001.

C. McLeod, Hoe duur was de Suiker, Schoorl, 1985/1995.

E. Veen e.a., Black is Beautiful, Nieuwe Kerk Amsterdam, 2008.

R. van Gelder, Dichter in de Jungle, Amsterdam, 2018.

C. Broers e.a., Het Grote Suriname Magazine, Nieuwe Kerk, Amsterdam. 2019.

Tentoonstelling Aan de Surinaamse Grachten, Museum van Loon, t/m 13 januari

Tentoonstelling Sabi Suriname; Ken Suriname, speciaal voor kinderen en families, t/m 1 maart in het Tropenmuseum.

Museum Het Hernhutterhuis, Zeist. http://www.hethernhutterhuis.nl

www.johanferrierfonds.nl

Geverifieerd door MonsterInsights