Nieuw Parijs; van Monet tot Morisot. Tot en met 9 juni in het Kunstmuseum Den Haag.

Alweer een tentoonstelling over de impressionisten? Die hebben we toch net in het Van Gogh Museum gezien? Klopt. Met een keur aan vluchtig gepenseelde impressies van landschappen, strandscènes en alledaagse voorstellingen schilderde Vive l’Impressionnisme een kleurrijk, pretentieloos beeld van deze stroming, die zo’n 150 jaar geleden met Monets Impression Soleil Levant begon. De iconische, schetsmatige impressie van een zonsopkomst boven Le Havre. Tegenwoordig zijn de vlot gepenseelde laat negentiende-eeuwse modernisten populair, maar op een tentoonstelling in 1874 wist het publiek -gewend aan schilderijen in academische stijl- niet wat het zag!

Claude Monet, Impression Soleil Levant, 1872, doek 50 x 65 cm. Musée Marmottan Monet, Parijs

Het in de complementaire kleuren oranje en blauw opgezette werk deed een groot beroep op het voorstellingsvermogen. Het licht van de opkomende zon was met wat grove vegen in oranje aangeduid, terwijl het kabbelende water met enkele schetsmatige likken zwarte verf werd gesuggereerd. Water, land en lucht gaan haast onzichtbaar in elkaar over. Gevraagd naar de titel van het schilderij zou Claude Monet geantwoord hebben: noem het maar Impression soleil Levant. Kunstcriticus Louis Leroy omschreef de schilderijen van Monet en zijn geestverwanten als het werk van de impressionisten. Dat was niet als compliment bedoeld, maar de naam van een nieuwe stroming was geboren. 

Vive l’Impressionnisme was in mijn ogen al een feest, maar de tentoonstelling Nieuw Parijs, waarin de bezoeker naast kleurrijk werk een gedegen geschiedenisles krijgt voorgeschoteld, plaatst het veelkleurige palet van de impressionisten letterlijk en figuurlijk in een ander licht.

De in het Van Gogh Museum terloopse vermelding van Claude Monets vlucht naar Engeland en daaropvolgend verblijf in Zaandam, waaraan zijn lieflijke impressie van Huizen aan de Zaan herinnert, valt in het Kunstmuseum door de historische context op zijn plaats.

Monet, Huizen aan de over van de Zaan, 1871-72. Städel Museum Frankfurt am Main

Mijn kennis over de Frans-Duitse oorlog, waarbij het Pruisische leger in 1870 het beleg voor Parijs sloeg was weggezakt. De oude stad had dankzij de renovatie van Baron Haussmann, waarover zo meer, een complete remake ondergaan. Frankrijk had zich in die jaren tot het machtigste land van Europa ontwikkeld. In een poging die status te bewaren verklaarde Frankrijk het snelgroeiende Duitsland in juli 1870 de oorlog. De gegoede burgerij kon de stad bijtijds ontvluchten, maar de arme bevolking bleef achter in de door hongersnood geteisterde stad. Naar schatting lieten 40.000 mensen het leven. Nog geen jaar later werd de strijd op 10 mei 1871 in het nadeel van de Fransen beslecht. Met de nederlaag kwam een einde aan het tweede Franse Keizerrijk en Keizer Napoleon III werd afgezet.

De belegering had behalve de door de Duitsers beoogde capitulatie, een desastreus effect.  De kiem van onvrede die door de grootscheepse stedelijke renovatie -in eigentijds jargon: gentrificatie- onder de arme bevolking was ontstaan, kwam letterlijk en figuurlijk tot een ontploffing! In een burgeroorlog lieten de underdogs van Parijs krachtig van zich horen. In hun verlangen naar onafhankelijkheid riepen zij een onafhankelijke staat uit: de ‘Commune’. In de ooggetuigen verslagen van de gebroeders de Goncourt lees je dat de stad is overgegaan in de handen van de armen, maar niet voor lang. De nationale regering sloeg de opstand met harde hand neer. Met zijn Explosie laat Edouard Manet zien hoe het nieuwe Parijs in puin wordt geschoten!

Edouard Manet, De explosie, 1871. Doek 38 x 46 cm. Museum Folkwang, Essen

Duizenden opstandelingen worden opgepakt. In een van de kabinetjes wordt dit hoofdstuk toegelicht met prenten en het portret van de anarchistische martelares, de feministe Louise Michel.

Terwijl ik dit schrijf hoor ik op 26 februari tijdens de NPO klassieke Filmmuziek Top 200 toevallig Dmitri Sjostakovitsj Nieuw Babylon, in 1921 gecomponeerd voor de gelijknamige film over de opstand in Parijs. Volgens presentator Hans Hafmans hoor je de onrust in Parijs er niet in terug, maar ik denk dat hij niet goed heeft geluisterd.

In deze woelige tijd leven en werken de impressionisten. De chroniqueurs van de luchtige, mooie kant van het leven waren er als ooggetuigen bij, maar de meesten liepen met oogkleppen op. Hun schilderijen weerspiegelen het optimisme en de vreugde van de nieuwe tijd; de gehavende gebouwen hielden ze angstvallig buiten beeld.

Nieuw Parijs 
De titel Nieuw Parijs verwijst letterlijk naar de nog altijd veelgeprezen, radicale renovatie die de architect Baron Georges-Eugène Haussmann in opdracht van keizer Napoleon III sinds 1852 ter hand nam. Hij is in de expositie vertegenwoordigd met een trots portret. Het Middeleeuwse brandgevaarlijke Parijs moest plaats maken voor een leefbare gezonde stad, met een goede infrastructuur. De arme bevolking leefde in krotten; de Seine was als open riool een broeiplaats van besmettelijke ziekten als cholera. De grootscheepse operatie ging zoals je ook vandaag de dag nog overal ter wereld ziet gepaard met onteigeningen, speculatie en corruptie. Na de afbraak knapte de stad ontegenzeglijk op. Aan brede boulevards verrezen statige woonblokken afgewisseld met lommerrijke parken. Ondergronds werd met een nieuw rioleringssysteem nog een ‘wegennet’ aangelegd. De stad werd bovendien verrijkt met theaters, restaurants en een indrukwekkende opera. Deze faciliteiten boden de welgestelde Parijzenaren een beter leven, maar dat was niet voor iedereen weggelegd. De keerzijde van het Parijse succesverhaal wordt in het hoofdstuk de Mythe van Parijs op aangrijpende wijze in woord en beeld toegelicht. Door de afbraak van de oude stad werd de arme bevolking naar de periferie van Parijs verdreven, maar de welgestelde Gustave Caillebotte had geluk. Vanaf het balkon van zijn nieuwe appartement geeft hij de beschouwer een blik op de Boulevard Haussmann.

Gustave Caillebotte, Uitzicht door een balkon, 1880. Doek 66 x 55 cm. Van Gogh Museum Amsterdam.
Honoré Daumier, uit de serie Huurders en eigenaren. “Het is een beetje moeilijk om in een vat te wonen als men niet een geboren cynicus is”. 1854 Lithografie Musée Carnavalet, Paris

Voor de nieuwbouw werden naar schatting 35.000 metselaars en timmerlieden uit de provincie opgetrommeld. Ze werden door de bourgeoisie met de nek aangekeken en moesten maar zien waar ze de nacht doorbrachten. De problemen leidden niet alleen tot de opstand van 1871, maar inspireerden Honoré Daumier. Met een flinke dosis zwarte humor brengt hij de misstanden in beeld. In zijn reeks Huurders en Eigenaren geeft hij impressies van daklozen die slapen in een nog niet geplaatste rioolbuis of met een knipoog naar Diogenes, in een lege ton. In een van zijn litho’s zie je zelfs verschoppelingen die zich nestelen in een urinoir.

Een nieuw begin
Het verhaal begint met een stadsgezicht van Monet uit de eigen collectie van het Kunstmuseum: Quai du Louvre uit 1867. In dat jaar meldde Monet zich met een ongebruikelijk verzoek bij het Louvre. Anders dan veel van zijn collega’s kwam hij niet om de oude meesters te kopiëren, maar hij vroeg toestemming om vanaf het oostelijke balkon een stadsgezicht te schilderen. Kunsthistorica Linda Nochlin duidde deze handeling in 1971 als een veelzeggend symbolisch gebaar.  Met zijn eigentijdse stadsgezicht keerde Monet de oude meesters in de zalen van het Louvre letterlijk en figuurlijk de rug toe. Dit werk markeert niet alleen het begin van een uit de as herrezen stad en een nieuwe levensstijl van de bourgeoisie, maar ook het begin van een nieuwe kunststroming. De eeuwenlang als het hoogste goed geprezen academische historiestukken, maakten plaats voor impressies van het eigentijdse leven. Monet nam het voortouw. Het schilderij dat Monet in 1867 vanaf het balkon schilderde heeft, naast twee andere stadsgezichten van zijn hand, een eigen wand gekregen. In de grote zaal hangt ook zijn Jardin de l’Infante uit het Allen Memorial Art Museum in Ohio en een zomerse impressie van de Eglise Saint-Germain-l’Auxerrois, 1867 uit Berlijn.

In de tentoonstelling zijn zo’n 65 impressionisten uit binnen- en buitenlandse collecties te zien. Voorbeelden van louter eigentijdse impressies van de bedrijvigheid in de stad; l’art pour l’art, waarin ook plaats is vooreen reclamebord en zoiets vulgairs als een urinoir. Destijds een nieuw element in het straatbeeld, waarvan je in de eerste zaal naast een reeks serieuze ontwerpen ook spotprenten ziet van Honoré Daumier.  

Claude Monet, Quai du Louvre, 1867. Doek ,65 x 93 cm. Kunstmuseum Den Haag

Het academische tijdperk, waarin het historiestuk met een mythologisch of bijbels onderwerp als de belangrijkste tak van schilderkunst gold wordt afgesloten met een streng zelfportret van de kampioen van het classicisme: Jean-Dominique Ingres. Hij overleed op bijna symbolische wijze in het jaar waarin Monet zijn Quai du Louvre schilderde. Het portret dat Carolus Durand in datzelfde jaar van Monet schilderde hangt hier ook. Nooit geweten dat de oude bebaarde Monet, in zijn jonge jaren zo’n knappe man was!

Portrait of Claude Monet (1840-1926) 1867 (oil on canvas)Carolus-Duran, MUSEE MARMOTTAN, PARIS,

Monet wordt gezien als de vader van het impressionisme, maar hij was een dwerg die stond op de schouders van een voorganger. Monet had zijn toets naar eigen zeggen geleerd van de Nederlandse Fransman Johan Bartold Jongkind. Van zijn hand zie je een impressie van de afbraak van een oude leerfabriek aan de Rue des Francs-Bourgeois-Saint-Marcel uit 1868. Op het dak gaan werklieden het oude gebouw met sloophamers te lijf.  

Johan Barthold Jongkind, Afbraak van de Rue des Francs-Bourgeois-Saint-Marcel, 1868. Doek, 34 x 42 cm. Kunstmuseum Den Haag

De meeste impressionisten brengen de mooie kant van het nieuwe Parijs in beeld. De stad die kunstenaars tot de huidige dag blijft inspireren. Dertig jaar na Monets Quai du Louvre beklom Etienne Moreau-Nelaton de Nôtre Dame. Vanaf ijzingwekkende hoogte gaf hij een originele impressie van de nog in nevelen gehulde stad.

Etienne Moreau-Nelaton, Parijs gezien vanaf de Nôtre Dame, ca. 1898. Doek 62 x 88 cm. Staatsgalerie, Stuttgart
Charles Marville, Boven aan de rue Champlain, 20e arrondissement, 1877-1878, albuminedruk van glasnegatief 26 x 37 cm, Musee Carnavalet – Histoire de Paris.

De geschilderde beelden van het nieuwe Parijs worden aangevuld met foto’s die Charles Marville van de vele sloop- en bouwactiviteiten maakte. Zoals een opname van een vies en haveloos gebouw naast de winkel van Maison Colin, waar Monet vermoedelijk zijn schilder benodigdheden kocht. Prachtig maar ook schrijnend is de foto van een groep metselaars. Zij maakten deel uit van de tienduizenden arbeiders aan wie de nieuwbouw werk verschafte. De anonieme working-class hero’s zijn roemloos de vergetelheid ingegleden, maar de werken hunner handen, waarin voor hen geen plaats was, staan nog altijd fier overeind. Met een opname uit 1877 geeft Charles Marville een desolate impressie van een man die uitkijkt over de uit planken en andere troep opgetrokken nieuwe krottenwijk. De door de sloophamers opgeruimde krotten gaven lucht en ruimte; daarvan getuigt de Jongkinds impressie van de na afbraak bijna geheel vrijstaande Nôtre Dame.

Johan Barthold Jongkind, De kapel van de Nôtre -Dame gezien van de Pont de la Tournelle, 1854.
Doek 44 x 65 cm. Kunstmuseum Den Haag.

Auguste Renoir had eveneens oog voor een middeleeuws bouwwerk dat de afbraak had overleefd. De sprankelende impressie, die hij in 1872 schilderde van de oudste brug van Parijs, de Pont Neuf is ook te zien.

Wederopbouw
Na de burgeroorlog moest, voordat aan herstel werkzaamheden kon worden gedacht, weer puin worden geruimd. De Nederlandse impressionist Arthur Briët geeft met zijn schildering van de fraai aangelichte Sacré Coeur een mooi tijdsbeeld. De nog in de steigers weergegeven basiliek werd ter nagedachtenis aan de oorlogsslachtoffers gebouwd.

Even een flashback: de impressionisten keerden terug naar hun gehavende stad, maar in hun doeken brengen ze met optimistische blik als gezegd alleen de mooie kant van de stad in beeld. Het verloederde gebied rond het Louvre, werd opgeschoond en veranderde uiteindelijk met de nabijgelegen Tuilerieën in een heerlijke plek waar Parijzenaren konden genieten van de gecultiveerde natuur. Maar anders dan het schilderij van Claude Monet uit 1876 doet vermoeden, was dit project in dat jaar nog niet gerealiseerd. In zijn kleurrijke impressie van de tuinen naast het gespaarde Pavillion de Flore houdt hij het tijdens de opstand van de Commune verbrande paleis zorgvuldig buiten beeld.

Claude Monet, De Tuilerieën, 1876. Doek 54 x 73 cm. Musée Marmottan Monet, Parijs.

De politieke voorkeuren van de impressionisten lopen uiteen, maar ze voelen zich verbonden door het gezamenlijk doel van nationale eenheid. Renoir en Degas waren in het rechts conservatieve kamp te vinden, Pissarro hing links-anarchistische idealen aan, maar hun frisse impressies getuigen van een gedeelde positieve kijk op de toekomst. Met dat doel wordt 30 juni in 1878 uitgeroepen tot een feestdag. De wereldtentoonstelling die in dat jaar wordt georganiseerd ademt dezelfde vooruitgangsgedachte. Met een impressie van honderden wapperende vlaggen brengt Monet het nieuwe elan en de feestvreugde in beeld!

Monet, De Rue Montorgueil in Parijs. Viering van 30 juni 1878. Doek 81 x 50 cm. Musee d’Orsay, Parijs
Charles Marville, Vespasienne (urinoir), Pont d’Arcole Parijs 1858-1871 Albuminedruk, Musée Carnavalet, Paris

Voorbeelden van de technologische voortuitgang die de industriële revolutie voortbracht zie je eveneens terug in de schilderijen van die tijd.  Voor de afzet van machinaal gemaakte producten werd voor het eerst op grootschalige wijze reclame gemaakt. Affiches die voorheen op muren werden aangebracht, worden nu op urinoirs en speciaal ontworpen reclamezuilen geplakt. Dit laatste als courtesy voor de dames die niet bij de pissoirs hoefden stil te staan om de reclameboodschappen voor parfumerieën te lezen. Met de renovatie van de stad werd winkelen een nieuwe vorm van vrijetijdsbesteding.

De zojuist aangelegde parken boden een nieuwe vorm van vrijetijdsbesteding. Manet geeft een leuke impressie van een groep Parijzenaren tijdens een partijtje croquet.

 

Mary Cassat, Herfst, portret van Lydia Cassat, 1880. Doek 93 x 66 cm. Petit Pales, Musee des beaux-Arts de la Ville de Paris.

Vrouwelijke kunstenaars en elegante Parisiennes
In de expositie is ook aandacht voor vrouwen. Vrouwelijke kunstenaars werden destijds niet toegelaten op de Academie. Tegenwoordig is dat ondenkbaar, maar even alleen een cafe bezoeken was not done!  Toch bliezen ze hun partijtje, gewapend met de female gaze, op schilderkunstig gebied volmondig mee!

Berthe Morisot schetste vrouwen en kinderen tijdens een picknick. Mary Cassatt portretteerde haar zus Lydia bij een bezoek aan het theater. In een andere impressie gaf zij haar weer terwijl ze tijdens een herfstwandeling even op een bankje zit te genieten. Niet veel later is ze dood.

In die dagen ontwikkelde Parijs een toonaangevende rol op het gebied van damesmode. In de grote zaal zie je voorbeelden van de later spreekwoordelijk geworden elegante vrouw: de Parisienne!

In 1882 schetste Manet het portret van ‘Jeanne’ als personificatie van het voorjaar. De afbeelding wordt getoond naast een editie de Petit Courrier des dames uit 1867 met de nieuwste modesnufjes. Het onderwerp wordt geïllustreerd met twee hypermoderne dames in hoepelrokken, die op het punt staan om in de trein te stappen.

Modes de Paris, Modeprent uit Petit Courrier des Dames, 1867. Staalgravure 29 x 20 cm.
Kunstmuseum Den Haag

Modieuze japonnen waren nodig voor soirées en het bezoeken van het theater en de opera. Een foto geeft een impressie van de nog in aanbouw zijnde Opera .  

Louis-Émile Durendelle, Bouwplaats van de Opéra Garnier, zijkant, Albumineprint, Bibliothèque National de France

Pisarro was onder de indruk van de nieuwe Opera en vond daarbij inspiratie. Een boom in herfsttooi fungeert als repoussoir voor zijn vluchtige impressie van de Avenue de l’Opera in 1898.

Gaf Pissarro een impressie van de buitenkant; Edgar Degas was veelvuldig binnen te vinden Zittend in de coulissen schetste hij vanuit een ongebruikelijke invalshoek, een close-up geschetste pastel van drie danseressen.

Edgar Degas, Drie danseressen, ca. 1903. Pastel op papier 94 x 81 cm.
Fondation Beyeler, Riehen/Bazel, Beyeler Collectie

Verrassend zijn Degas momentopnames waarin hij theaterbezoeksters met een toneelkijker betrapt. Probeerden ze beter zicht te krijgen op de voorstelling of bespiedden ze een interessant personage in een andere loge? Dit onderwerp werd door zijn leerling Mary Cassatt eveneens ter hand genomen.

Mary Cassatt, In het theater, ca. 1880. Litho 45 x 31 cn. Van Gogh Museum

Het ogenschijnlijk mooie, mondaine theaterleven had een keerzijde. Achter de schermen van het uit marmer opgetrokken, met goud vergulde decoraties gesierde operagebouw was veel mis. De opera bood weliswaar een podium aan arme meisjes, kinderen soms nog, maar zij vielen niet zelden ten prooi aan uitbuiting en gedwongen sekswerk, aldus de samenstellers van de tentoonstelling.

Naast een chique garderobe met uitgaanskleding, was ook kleding voor sportieve activiteiten te koop. Auguste Renoir portretteerde Madame Henriette Darras in ruiterkostuum. 

Auguste Renoir, Portret van Madame Henriette Darras, ca.  1868. Doek 48 x 40 cm. Musee d’Orsay

De voor die tijd gewaagde stoere outfit wordt versterkt door de zelfverzekerde blik die zij de beschouwer vanachter haar voile toewerpt. Sportieve parisiennes als Madame Darras waren regelmatig in het Bois de Boulogne te vinden. Vrouwen van stand die destijds nog geketend waren aan conventies, mochten hier zonder chaperonne paardrijden.

Het in kunstwerken geschetste tijdsbeeld wordt met geschreven bronnen, foto’s en affiches gecompleteerd. Je ziet interessante spotprenten van de al genoemde Daumier en foto’s van de fotograaf en ballonvaarder Felix Nadar, die de op de Salon geweigerde impressionisten in 1874 zijn studie een podium voor hun tentoonstelling bood.

Honore Daumier, Nadar verheft de fotografie tot het hoogtepunt van kunst, 1862. Uit Le Boulevard, lithografie 27 x 22 cm. Bibliothèque Nationale de France, Parijs

Naast stadsgezichten en portretten ontdekten Bazille, Manet en Renoir in figuren aan de zelfkant van de samenleving een nieuwe inspiratiebron, zoals voddenrapers, vagebonden en circusartiesten. Bekend voorbeeld is de Clown van Renoir. In de expositie zie je ook Italiaanse straatzangeres door Frederic Bazille, die in 1871 zou sneuvelen tijdens de Frans-Duitse oorlog. Toen Monet, die de oorlog ontvlucht was, terugkwam was de industriële revolutie volop in gang. De gietijzeren overkappingen en de locomotieven die daaronder op stoom kwamen vormende het symbool bij uitstek van de moderne tijd. Ze inspireerden hem tot in stoom gehulde impressies van de Pont de l’Europe Gare St. Lazare uit 1877. Het verhaal gaat dat hij de stokers vroeg om wat extra kolen op het vuur te gooien zodat hij zijn compositie in stoomwolken kon hullen.

Claude Monet, Pont de L’Europe Gare St. Lazare, 1877,

Paul Cézanne, die de geschiedenis is ingegaan als de bruggenbouwer tussen de impressionisten en de kubisten, vond in zijn jonge jaren eveneens inspiratie in het nieuwe Parijs. Van zijn hand zie je een vingeroefening, waarin hij Arman Guillaumin de Bercy’s, Quai d Guercy met havenarbeiders kopieert.    

Paul Cézanne, Quai de Bercy in Parijs, ca. 1875-1876. Doek 60 x 73 cm. Hamburger Kunsthalle

In een van de laatste zalen kom ik in Monets La Grenouillère uit 1869 de print op mijn jas tegen. De impressie van het kikkereilandje waar Parijzenaren in hun vrije tijd vertier zochten, inspireerde modeontwerpers Lizzy & Co tot de creatie waarin ook ik mij even een Parisienne waan.

Claude Monet, La Grenouillère, 1869. Doek 75 x 100 cm. The Metropolitan Museum of Art, New York.

Het bovenstaande is slechts een impressie van deze belangwekkende expositie, waarin voor het eerst het complete verhaal van de impressionisten en hun tijd verteld wordt.

Literatuur:

F. van Dijke, Nieuw Parijs: van Monet tot Morisot. Kunstmuseum Den Haag, 2024.

Link naar tentoonstelling Nieuw Parijs in het Kunstmuseum Den Haag.

Link naar mijn bespreking van de tentoonstelling Vive l’Impressionnisme.

Monet: Tuinen van verbeelding van 12 oktober tot 2 februari 2020 in Kunstmuseum Den Haag.

Claude Monet (1840-1926), Waterlelies, 1916-1919, olieverf op doek, 150 x 197 cm, Musée Marmottan.

Wie kent ze niet Monets betoverende impressies van waterlelies, de Nymphéas?

Indien niet van eigen waarneming dan wel van reproducties of met waterlelies bedrukte gordijnen en dekbedovertrekken.

Even googelen leert dat …het vrijwel onmogelijk [is] om uit het enorme oeuvre van Monet (1840-1926) een keuze te maken…Dat verklaart de selectie die tot 2 februari in het Haagse Kunstmuseum getoond wordt. Rond het doek met Blauwe regen uit de eigen collectie zijn veertig impressies met waterlelies en andere bloemen en planten uit de tuinen in Giverny te zien is. Monet schilderde deze werken tussen 1900-1926. Wegens de poëtische, bijna abstracte kwaliteit van dit late werk herkenden na-oorlogse abstract expressionisten als Jackson Pollock, Ellsworth Kelly, Sam Francis en colourfield painter Mark Rothko in de voorman van de impressionisten tevens een wegbereider van de abstracte kunst. Vorig jaar werden zij in het Musée de l’Orangerie in dialoog gepresenteerd met hun bewonderde voorganger maar in de huidige expositie schitteren zij door afwezigheid. Met hen hield Monets invloed op latere kunstenaars niet op. Bij pop-art kunstenaar Roy Liechtenstein kom ik een echo van Monets hooibergen uit 1961 tegen.

Ursula Palla aan het werk met spiegelende waterlelies bij het Kunstmuseum den Haag,
foto: Marina Marijnen

Wanneer ik voor de voorbezichtiging aankom bij het Haagse museum is een figuurtje met gele oliejas en muts bij de vijver in de weer met het plaatsen van grote drijvende metalen schijven in het water. Met haar installatie Floating Sky verwijst Ursula Palla naar de reflecties op het water, waardoor Monet zijn leven lang gefascineerd was. Kennelijk heeft deze kunstenares weet van hetgeen Monet naar eigen zeggen dagelijks bezighield:

…’Waar het om draait is het wateroppervlak dat voortdurend met de spiegelingen van de hemel mee verandert’…

Deze woorden worden in de tentoonstelling geïllustreerd met een schilderij van Monets schilderboot. Op een zijtak van de Seine bij Giverny werkte hij aan studies in licht- en kleurstemming die hij gedurende de cyclus van de dag vanuit zijn boot waarnam. Vroeg in de ochtend zijn de bomen en struiken nog in nevel gehuld, soms ook weergegeven in morgen- of avondrood, waarin de vormen oplossen en lucht- en waterpartijen naadloos in elkaar overgaan.

Claude Monet, Le bateau-atelier, De schilderboot, 1874, Kröller Müller Museum, Otterlo
Claude Monet, Arm van de Seine bij Giverny, 1897, Metropolitan Museum of Art, New York

De bezoeker betreedt de expositie onder een enorme installatie van blauwe hangende botanische vormen, ‘n eigentijdse ode aan Monets treurwilgen en blauwe regen door het Spaanse collectief Wanda Barcelona.

Wanda Barcelona, entree van de tentoonstelling met impressie van blauwe regen

Waterschilderijen
In Monets late schilderijen zijn de bloemen van de waterlelies en blauweregen aanvankelijk -zoals in een doek uit de Romeinse Galleria d’Arte Moderna- nog als zodanig herkenbaar, maar gaandeweg nemen ze steeds abstractere vormen aan.

Monets ontwikkeling naar deze onduidelijk gedefinieerde, vrijwel geabstraheerde vormen wordt meestal verklaard uit het feit dat zijn gezichtsvermogen hem in de steek liet. De samenstellers van de tentoonstelling menen echter dat Monet op het hoogtepunt van zijn carrièrre een nieuwe artistieke ontwikkeling doormaakte. De waarheid zal wel ergens in het midden liggen. Op radio 1 ving ik 19 oktober jl. een fragment op van een vraaggesprek met kunsthistorica Karin Haanappel. Zij beweerde dat Monets stiefdochter Blanche Hochedé hem tijdens zijn laatste jaren niet alleen in huis, maar ook bij het schilderen van zijn late schilderijen een handje hielp…

Vlak na voltooiing had Monet nog succes met de ‘paysages d’eau’, zoals hij deze noemde, maar na zijn dood raakten ze door de opkomst van avant-garde stromingen als het Cubisme in de vergetelheid. Na een tentoonstelling in het toenmalige Haags Gemeentemuseum kwamen de vergeten werken in 1952 weer in de belangstelling, maar niet iedereen was enthousiast. De late schilderijen werden soms smalend afgedaan als het werk van een halfblinde. De directeur van Museum Kröller Müller, Bram Hammacher bezag de late werken destijds als een tragische episode uit Monets oeuvre. In een interview in 1988 herinnert de Amerikaanse abstract expressionist Sam Francis zich de reacties die hij in 1953 tijdens zijn zoektocht naar Monets waterschilderijen in Giverny te horen kreeg: …..’Wat, Monet? Afschuwelijk!…Ze waren destijds voor een appel en een ei te koop.

Waardering
Ook tijdens zijn leven duurde het lang voor Monet met zijn on-academische alledaagse onderwerpen geschilderd in een vluchtige stijl kopers vond. In zijn jonge jaren had hij dan ook voortdurend financiële problemen.

Het publiek, gewend aan schilderijen met de door de academie gedicteerde historische, bijbelse en mythologische onderwerpen, was nog niet toe aan de vluchtige in heldere kleuren gepenseelde indrukken zonder intellectuele lading. Met landschappen die Boudin, Monet, Renoir, Sisley en anderen niet langer als decor, maar als zelfstandig genre schilderden, werden zij niet toegelaten tot de Salon. Deze door de staat georganiseerde kunsttentoonstellingen waren van groot belang voor de deelnemers die middels deze exposities kopers hoopten te interesseren. Om de impact van Monets vernieuwingen te begrijpen moeten kijken naar de historische context. Ànders dan destijds gebruikelijk gaf Monet slechts een impressie van de alledaagse werkelijkheid, geschilderd in een kleurrijk on-academisch palet. Ook de academische techniek van mooi in elkaar overgaande kleurnuances, zoals toegepast door de destijds in Parijs zeer gewaardeerde tijdgenoot Ary Scheffer, ontbreekt.

Ary Scheffer, De geesten van Paolo en Francesca verschijnen aan Dante en Virgilius, 1855. Dordrechts Museum.

Het duurde geruime tijd voor Monet succes kreeg met deze in een nieuwe schilderwijze uitgevoerde informele onderwerpen. In 1866 doet Monet met een enigszins traditioneler uitgevoerd werk, Camille in groene japon, toch een gooi naar de Salon en hij wordt toegelaten!  

Claude Monet, Camille 1866, Kunsthalle Bremen

Monets carrière in vogelvlucht.
De periode in Giverny staat in de tentoonstelling centraal, maar wat ging daaraan vooraf? Monet geboren in 1840 in de Parijse wijk Montmartre groeide op in Le Havre. Op school probeerde hij al tekenend zijn verveling te verdrijven. Met karikaturen van zijn leraren is het allemaal begonnen. Klassiek verhaal: zijn vader wilde liever dat hij ging studeren, maar als je wieg in Montmartre heeft gestaan…  

Monet, View at Rouelles, Le Havre, 1858, Private collection

In 1856 maakt hij kennis met Eugène Boudin die het landschap als een zelfstandig genre behandelde, zònder mythologisch of historisch onderwerp. Samen werkend in de openlucht ontstaan Monets eerste landschappelijke impressies, zoals het Gezicht vanuit Rouelle, dat hij in 1858 als 18-jarige schilderde. Boudin had Monets ogen geopend voor kleuren en vormen in de natuur en het weergeven van licht en wolken boven een lage horizon. In 1862 leert hij ook Johan Barthold Jongkind kennen, die zijn stads- en strandgezichten eveneens op onconventionele wijze met vluchtige toets neerzette. Deze impressionist-avant-la lettre werd bepalend voor Monets ontwikkeling. Over Jongkind zou hij later zeggen:  …’C’est a lui que je dois l’éducation de mon oeil’

Jongkind, Landschap met paarden (Het strand bij Sainte Adresse), 1865, privé collectie

Na regelmatig voor de Salon te zijn afgewezen besluiten Monet en zijn geestverwanten Renoir, Dégas, Cézanne, Sisley, Pisarro, Manet en Jongkind eigen tentoonstellingen te organiseren. Op 15 april 1874 was hun werk in het atelier van de fotograaf Nadar te zien. Monet bracht een spraakmakend doek in: een vlekkerig, atmosferisch havengezicht bij zonsopgang. Gevraagd naar de titel van het naamloze werk zou Monet geantwoord hebben: noem het maar Impression, Soleil Levant. Kunstcriticus Louis LeRoy beschreef de daar getoonde modernistische schilderijen vervolgens in smalende bewoordingen als werk van de ‘impressionisten’. De naam van een nieuwe stroming was geboren. Wegens de schetsmatige impressie oordeelden velen het werk als onvoltooid, maar kunstverzamelaar Ernest Hochedé, zag er wel wat in en kocht het doek. Met deze transactie nam niet alleen het leven van Monet, maar ook dat van de koper een onbedoelde wending. Als logé, artist in residence, op het landgoed van zijn maecenas knoopte Monet na verloop van tijd intieme banden aan met Hochedé’s echtgenote Alice…   Maar nu loop ik op de zaken vooruit.

Claude Monet, Impression Soleil Levant, 1872, Musee Marmottan Monet,Paris

Impression Soleil Levant is in onze ogen typisch voor Monet, maar ook hij deed inspiratie op bij anderen, al zou hij dat later ontkennen. Om in 1870 tijdens de Frans-Duitse oorlog buiten schot te blijven wijkt Monet met zijn vrouw Camille uit naar Londen. Daar moet hij werk gezien hebben van Joseph Mallord William Turner, die het thema van de opkomende- en ondergaande zon in de jaren ’30 van de 19e eeuw veelvuldig schilderde, zoals in The Scarlet Sunset (Tate Britain).

The Scarlet Sunset circa 1830-40 Joseph Mallord William Turner Accepted by the nation as part of the Turner Bequest 1856 , Tate Britain
Claude Monet, Dame met een parasol en een jongen – Camille Monet en haar zoon Jean -, 1875

Terug in Frankrijk wisselt Monet, om schuldeisers voor te blijven regelmatig van adres. Met Camille en zijn zoon Jean beleeft hij achtereenvolgens in Vétheuil en Argenteuil gelukkige jaren, waarvan de kleurrijke impressie van Camille in Vrouw met parasol, getuigt. Het geluk is echter van korte duur. Op 5 september 1879 overlijdt Camille, nog maar 33 jaar oud. Haar doodsbed resulteerde in Monets meest aangrijpende impressionistische schilderij.

Alice
Na het faillissement van Monets maecenas was de familie Hochedé enige jaren tevoren bij de Monets ingetrokken. Ernest vertrok, maar Alice en haar 6 kinderen bleven. Haar dochters fungeerden meermaals als model voor vluchtig geschilderde impressies, zoals in een doek uit Musée d’Orsay In de Roeiboot (1887), dat in de expositie te zien is. Niet alleen interessant als onderwerp; die rustige, relaxed vissende meisjes, maar meer nog wegens de manier waarop Monet niet alleen de weerspiegeling van de oevervegetatie op het wateroppervlak heeft weergegeven, maar, goed kijken, tevens een indruk geeft van hetgeen zich aan plantenstengels en algen onder dat oppervlak bevindt.

Claude Monet (1840-1926), En Norvégienne / La Barque á Giverny, ca. 1887, olieverf op doek, 97,5 x 130,5 cm, Musée d’Orsay

Dankzij kunsthandelaar Paul Durand- Ruel begin het financiële tij voor Monet in de jaren ’80 te keren. Met tentoonstellingen in Parijs, Londen en uiteindelijk zelfs New York worden kopers gevonden, zoals Mr. M.A. Ryerson. Hij koopt in 1893 maar liefst 7 schilderijen, waaronder een doek met hooibergen in de sneeuw. Geleidelijk aan verandert Monet van een arme sloeber in een welgesteld man.

Rond 1900 is hij arrivé; de trotse eigenaar van een riant buitenhuis in Giverny met een regiment bedienden. De door hemzelf ontworpen tuinen worden bijgehouden door 6 tuinlieden. Voor een rit naar de kust of Parijs staat hem een heel wagenpark ter beschikking. In Ross King’s biografie over de schilder tref ik een foto van Monet aan, zittend in zijn Panhard et Levassor, waarmee hij volgens het bijschrift voortdurend snelheidsrecords trachtte te breken. Dat deze gezapige, bebaarde grijsaard een snelheidsduivel was is nauwelijks voorstelbaar, maar het bewijs daarvoor, een boete voor te hard rijden, is zwart op wit bewaard.

Monet voor zijn vijver en brug in de zomer, Giverny

Alice, met wie hij inmiddels in de echt is verbonden, noemt hem spottend de ‘markies’. In het dorp is de arrogante Monet echter niet geliefd. Tot ergernis van de wasvrouwen laat hij de loop van de rivier de Ru verleggen om zijn waterlelievijver van fris stromend water te voorzien.

De boer wiens hooibergen hij in serie schildert dreigt deze af te breken als Monet hem er niet wat voor betaalt! Dit voorjaar werd er één bij Sotheby’s in New York voor een recordbedrag verkocht: ruim 110 miljoen dollar; omgerekend bijna 99 miljoen euro!

Monet, Hooibergen met sneeuw, 1891, National Gallery of Schotland, Edinburgh

Monet legde deze hooibergen op verschillende momenten van de dag en onder steeds wisselende weersomstandigheden vast. In de expositie ziet de bezoeker een versie met sneeuw uit de Schotse National Gallery. 

De nazaten van de destijds knorrige inwoners van Giverny zijn inmiddels wel blij met Monets erfenis. Sinds de openstelling in 1986 bezoeken jaarlijks duizenden toeristen Monets huis en tuinen aan de Rue Monet (…), waar de watertuin met Japanse brug favoriet is. In de tentoonstelling wordt dit niet duidelijk, maar deze is onmiskenbaar gecomponeerd naar in omloop zijnde vroege foto’s van Japanse tuinen zoals de albuminedruk van Kusakabe Kimbei en prenten van Utagawa Hiroshige, die tijdens het fin de siècle in artistieke kringen erg geliefd waren.

Kusakabe Kimbei, Bloeiende blauwe regen Kameido, ca.1900. Handgekleurde albuminedruk 20 x 26 Rijksmuseum Amsterdam.

Blauwe regen
Vóór aanvang van de tentoonstelling werd het doek Blauwe regen letterlijk en figuurlijk doorgelicht en gerestaureerd. Microscopisch onderzoek maakte niet alleen oude vernislagen en lelijke retouches zichtbaar, maar ook beschadigingen. Deze bleken veroorzaakt door glas- en metaalsplinters van het tijdens WOII ingestorte glazen dak van Monets verlaten atelier. Bij nauwkeurige observatie van een röntgenopname kreeg restaurator Ruth Hoppe de verrassing van haar leven: onder de blauwe regen was een compositie zichtbaar met waterlelies! Blijkbaar had Monet geen lege doeken voorhanden toen hij plotseling zin kreeg om na de honderden impressies van waterlelies onder de Japanse brug, nu eens de blauwe regen te schilderen die in een pergola boven de brug groeide.

Niet alleen het onderwerp veranderde maar ook het perspectief. Immers bij het kijken naar waterlelies op een wateroppervlak wordt de blik neerwaarts gericht; bij blauwe regen juist omhoog, zoals in de catalogus en een publieksboekje met het verslag van het onderzoek wordt verduidelijkt. De vondst is van groot belang. Gezien het experimentele karakter meent conservator Frouke van Dijke dat het Haagse doek wel eens het eerste kan zijn in de reeks van de slechts zeven bekende doeken met blauwe regen.

Claude Monet [1840-1926], Blauweregen, 1917-1920, olieverf op doek, 150,5 x 200,5 cm, Kunstmuseum Den Haag.

Waterlelies zijn in de natuur omgeven door water dat blauw, maar door de reflectie van planten aan de waterkant, ook groen overkomt. De weerspiegeling van treurwilgen, irissen en grassen is (voor een geoefend oog) in de onderliggende compositie zichtbaar. Voorstudies van deze planten zijn eveneens in de expositie te zien. Het onderzoek bracht eveneens aan het licht dat Monets late schilderijen uit veel verflagen zijn samengesteld. Hij had vaak meerdere doeken tegelijk onder handen, waarvan hij alvorens verder te werken soms hele stukken afschraapte. Nu eens mengde Monet zijn pigmenten met veel- dan weer met weinig olie, waardoor de bloemen respectievelijk glanzend of mat uit de verf komen. Soms bracht hij de verf nat-in-nat aan, soms ook nat-op-droog, waardoor de pigmenten zich respectievelijk met de eerder aangebrachte nog natte laag vermengden of in het tweede geval, juist niet. Door de verf beurtelings pasteus en dun aan te brengen ontstond bovendien de illusie van diepte in de op het platte vlak geschilderde bloemenzee.

Grande Decorations
Alle in de expositie getoonde waterlelie- en blauweregen doeken maken deel uit van het experimentele scheppingsproces op weg naar de Grandes Decorations, acht monumentale doeken bedoeld voor een eigen Monet museum. Tot zijn teleurstelling is dat speciaal voor hem gebouwde museum er nooit gekomen. In de Orangerie van het Tuilleriënpaleis, waar voorheen sportwedstrijden en hondenshows werden gehouden, vonden ze in 1927, een jaar na Monets dood, een plek. Voor de bekroning met een fries van blauwe regen was helaas geen plaats. 

In deze ovale zaal zijn de bezoekers omringd door deze enorme werken, waarin traditionele compositorische elementen als een horizon of duidelijke contouren ontbreken. In sommige gevallen is het zelfs moeilijk te zeggen wat de boven- of onderkant is. Amerikaanse kunstcritici spraken destijds van ‘upside-down paintings’ en inderdaad, rond 1909 begint Monet zijn doeken soms 90o te draaien.

Claude Monet, Morning, Setting Sun, Clouds, Grandes Decorations,
Musee de l’Orangerie, Paris

Monet schilderde de Grandes Décorations ter nagedachtenis van de slachtoffers van de Grande Guerre en de geliefden die hem kortelings waren ontvallen: Alice overleed in 1911 en Jean in 1914. De reeks is bedoeld om de beschouwer emotioneel aan te spreken. Jaren later stelde Mark Rothko zich met zijn colourfield paintings eenzelfde doel. Wie dit wil ervaren kan t/m 5 januari in het Stedelijk Museum Schiedam terecht bij de mini tentoonstelling Rothko en ik.

Inspiratiebron voor na-oorlogse kunstenaars

In 1952 bezoekt Ellsworth Kelly (1923-2015) Giverny. Hij was onder de indruk van de vergeten doeken met waterlelies en treurwilgen die hij in Monets verlaten atelier aantrof. De volgende dag schilderde hij, geïnspireerd op Monets Le Saule Pleureur (1920-1922) zijn Tableau Vert als hommage aan Monet. Het werk bevindt zich in The Art Institute in Chicago.

Elsworth Kelly, Water lelie 1968, Kröller Müller Museum, Otterlo,

Uit dat museum is een inkttekening van Kelly’s hand te zien. Anders dan de titel Water Lily suggereert, is het geen impressie van een waterlelie maar een sierlijke minimaal aangeduide plantenstengel met een pompeblad.  

Ook Jackson Pollock, Jean-Paul Riopelle, Sam Francis, Philip Guston en Roy Liechtenstein putten in de jaren ’50 en ’60 van de vorige eeuw inspiratie uit de late werken van Monet, in wie zij een voorloper van de abstracte kunst zagen. Ook bij een eigentijds doek met pioenrozen en ranonkels van Marc Mulders lijkt Monet niet ver weg. Wanneer ik ter toetsing van deze vinding Mulders website raadpleeg kom ik de verwachte naam van Claude Monet in het rijtje van bewonderde voorgangers niet tegen. Wèl die van Jackson Pollock; ook goed!

Jackson Pollock, Gothic 1944, Museum of Modern Art New York

Diens naam viel ook in het voornoemde vraaggesprek met Karin Haanappel, die de veronderstelling dat Pollock inspiratie vond in het late werk van Monet maar onzin vindt. De Amerikaan was in 1956 al dood. Mij overtuigde Haanappel niet. Veel Amerikanen reisden in de na-oorlogse jaren weliswaar naar Parijs en Giverny, maar door de aankoop van Monets werk door diverse Amerikaanse kunstliefhebbers was diens werk ook in de VS te zien. Pollocks doek Gothic, dat in de Parijse expositie vorig jaar een paar vormde met één van Monets Treurwilgen, dateert van 1944, toen Pollock nog springlevend was.

Monet is meer dan de voorman van het impressionisme, de stroming waarmee hij sinds de jaren ’80 tot de huidige dag de harten van het publiek weet te veroveren. Het is niet moeilijk om in Monets late, bijna abstracte impressies een inspiratiebron voor na-oorlogse kunstenaars te herkennen.

Monet, de tuin in Giverny, 1922 – 1924, Musée Marmottan Parijs

Literatuur:

R. King, Mad Enchantment: Monet and the Painting of the Water Lilies, Londen, 2016                                                                                               M. Haveman e.a., Een Nederlander in Frankrijk: Jongkind etc. Kunstschrift nr. 5, 2017.                                                                      C. Debray e.a., Nymphéas: l’Abstraction américaine et le dernier Monet, l’ Orangerie, Parijs, 2018
B. Tempel e.a., Monet: Tuinen van Verbeelding, Kunstmuseum Den Haag, 2019.
S.Bekker e.a., De Blauwe Regen ontward, Kunstmuseum Den Haag, 2019.

Virtueel bezoek Orangerie Parijs Link: https://www.musee-orangerie.fr/fr/article/visite-virtuelle-des-nympheas

Link: Kunstmuseum Den Haag, Monet, Tuinen van verbeelding

Daubigny, Monet en Van Gogh: Impressies van het Landschap. t/m 29 januari 2017 in het Van Goghmuseum, Amsterdam

 

Van Gogh, tuin van Daubigny
Vincent van Gogh, De tuin van Daubigny, 1890, collection R.Staechlin

Oud nieuws… het verhaal over Van Goghs Tuin van Daubigny geschilderd op een theedoek? Voor wie deze anekdote eerder hoorde misschien wel, maar leuk voor wie het verhaal niet kent. Wanneer Vincent van Gogh, enigszins hersteld van zijn waanzin, in 1890 verhuist om rust te vinden en een nieuwe arts te bezoeken, komt hij terecht in Auvers-sur-Oise.

Van Gogh, De tuin van Daubigny,1890, Van Gogh Museum Amsterdam
Van Gogh, De tuin van Daubigny,1890, Van Gogh Museum Amsterdam

Het dorp waar Charles Daubigny in 1878 was overleden. Daar klopt hij aan bij Daubigny’s weduwe met de vraag of hij de tuin mag zien. Wanneer hij een aanvechting krijgt om de rijkelijk bloeiende tuin te schilderen legt hij de kleurenpracht -bij gebrek aan schilderslinnen- vast op de vierkante theedoek die mevrouw Daubigny hem geeft. Dit werk hangt bij de laatste schilderijen van zijn hand in de bovenzaal van de expositie, nabij een ander doek van Daubigny’s tuin.

Driehoeksverhouding

Er is altijd wel een tentoonstelling te bedenken waarin Monet, in relatie tot een andere kunstenaar van naam, gepresenteerd kan worden. In Tate Britain zag ik in 2005 de tentoonstelling Turner, Whistler, Monet, met voorbeelden van wederzijdse beïnvloeding. Nu doet Monet weer mee in de tentoonstelling Daubigny, Monet, Van Gogh gepresenteerd als een nimmer bedoelde driehoeksverhouding. Hun werk wordt in een ‘tegelijkertijd terughoudende en aanwezige’ setting door Studio Berry Slik  gepresenteerd. De inrichting is aangevuld met groot geprojecteerde filmbeelden van land, water en lucht; de elementen van het landschap. Directeur Axel Rügen licht toe: het beleid van ons museum is niet alleen Vincent Van Gogh te tonen, maar ook zijn voorlopers, tijdgenoten en navolgers. Hij noemt het een prettige bijkomstigheid dat ‘ons andere museum’, Museum Mesdag, de grootste verzameling werken van Daubigny bezit.

In de tentoonstelling wordt Daubigny’s vernieuwende invloed op Claude Monet en Vincent Van Gogh belicht en aanschouwelijk gemaakt door hun werken naast elkaar te presenteren. Behalve van Daubigny’s invloed op Monet was ook sprake van wisselwerking tussen beide. Bij sommige werken vraag je je zelfs af: wie beïnvloedde nou wie?

Daubigny, appelbloesem
Daubigny, Appelbloesems, 1873, The Metropolitan Museum of Art, New York

In de laatste expositiezaal komt Van Gogh in beeld. Hij koesterde een levenslange fascinatie voor het werk van Daubigny, waarmee hij als jongeman in dienst van kunsthandel Goupil, al kennis had gemaakt. Toen Van Gogh besloten had om schilder te worden schreef hij aan zijn broer Theo dat hij geïnspireerd werd door Daubigny ’Ik zag een Daubigny in de bloeiende boom’. In de expositie hangen ze bij elkaar: een realistisch vorm gegeven traditionele bloeiende boom van Daubigny, Appelbloesems uit 1873 en een van de doeken met bloeiende bomen van Van Gogh, de Witte boomgaard uit 1888.

Van Gogh, boomgaard
Vincent van Gogh, de witte boomgaard, 1888, Van Gogh museum, Amsterdam

De boomgaard waarin Van Gogh later inzoomde op de Bloesemboom, geschilderd voor Theo bij de geboorte van diens zoontje Vincent Willem. Bij deze bloesembomen hangt ook, als traîte-d’union, een doek met bloeiende fruitbomen, Lente, van Monet uit 1873,  dat wel in een heel ander perspectief geschilderd is dan de appelbloesems van Daubigny. Het is alsof je zo die zonnige boomgaard zo

Monet, Lente, spring, printemps
Claude Monet, Lente (fruitbomen in bloei), 1873 The metropolitan Museum of Art, New York

kunt binnenstappen. Met enig
inlevingsvermogen ruik je zelfs de zoete bloesemgeur; l’air du (prin)temps!

Trouwens, ook Camille Pissarro liet zich door Daubigny’s inspireren met zijn Bloeiende Boomgaard in Louveciennes.

 

 

In deze zaal hangen drie schilderijen met klaprozen. Daubigny’s Velden in juni, 1874;  Claude Monets Veld met Klaprozen uit 1881 en Vincent van Goghs gelijknamige versie, uit 1890.

Daubigny, velden, Juni
Daubigny, Velden in Juni, 1874, Herbert F. Johnson Museum of Art, Ithaca

Monet, klaprozen
Claude Monet, Veld met klaprozen, 1881, Museum Boymans van Beuningen, Rotterdam

 

 

Gogh, klaprozen
Vincent van Gogh, veld met klaprozen, auvers sur Oise, 1890, Gem. Museum den Haag, Rijksdienst voor het Cultureel erfgoed

 

 

 

 

Hier is hun uiteenlopende benadering van hetzelfde onderwerp goed te zien. De eerste geeft een tamelijk glad gepenseelde impressie van werkers die nog tot laat in het veld staan; de zon zakt al weg achter de wolken en er tekent zich een maansikkeltje af. De tweede is een impressionistische scène op klaarlichte dag, waarin de horizon iets hoger ligt. Daarnaast het veld met dynamisch weergegeven klaprozen van Van Gogh, waar we middenin staan. In de achtergrond een dorpje en boven een bomenrij een stukje zinderende lucht, dat hier nog minder dan een derde van het doek inneemt.

Daubigny, ondergaande zon, Villerville
Daubigny, Ondergaande zon bij Villerville, c. 1876, De Mesdag Collectie, den Haag

In dezelfde ruimte bevinden zich enkele zonsondergangen die Daubigny, vanuit hetzelfde standpunt, in de loop van de jaren ’70 schilderde. De verschillen zijn miniem. Twee versies van Ondergaande zon bij Villerville – waarvan er een gebruikt wordt als het  posterbeeld van de tentoonstelling –  worden vergeleken met een ondergaande zon van Monet.

 

Turner, Calais, low water,collecting bate
Turner, Calais sands at low water poissards collecting bait, 1832, Bury Art Museum, Bury Greater Manchester

De Ondergaande zon bij Villerville met de twee wandelende figuurtjes, doet mij eerder denken aan William Mallord Turner’s Calais sands at low water poissards collecting Bait uit 1830, dat hij zeker gezien moet hebben. Ook Daubigny’s Strand bij eb uit 1876 , wijst in in dezelfde richting, maar de onmiskenbare invloed van de revolutionaire Brit wordt niet genoemd.

Monet, soleil couchant, zonsondergang
Claude Monet Zonsondergang op de Seine bij Lavacourt, wintereffect, 1880. Musée des Beaux-Arts de la Ville de Paris, Petit Palais.

Ze worden, als gezegd, vergeleken met een werk van Claude Monet, Zonsondergang op de Seine bij Lavacourt, uit 1880, als substituut voor diens veel bekendere Impression Soleil Levant dat de tentoonstellingsmakers in verband met de naam impressionisten die daarvan is afgeleid, liever, hadden getoond, maar dat het Musée Marmottan Paris niet mag verlaten.

Monet Impression soleil levante
Monet, Impression soleil levante, Musee Marmottan Monet, Paris

Gevraagd naar de titel van het naamloze werk dat Monet had ingezonden op de Salon des Refusé’s van 1873 antwoordde Monet: noem het maar Impression Soleil Levant, waarmee de (scheld)-naam van een nieuwe stroming was geboren: de impressionisten. De criticus die dit schreef bedoelde het beslist niet als compliment!

 

De tentoonstelling eindigt met impressies van het landschap rond Auvers-sur-Oise, waar Vincent van Gogh zich op 27 juli 1890 het fatale schot toebracht. Werken met boerderijen en korenvelden illustreren deze laatste periode van Van Goghs arbeidzame leven. Voor meer informatie over Vincent van Gogh, zie mijn bijdrage op dit blog.

Na-Aper
Kent u de atelierboot van Monet? Het drijvende atelier waarmee hij vanaf de jaren ‘60 prachtige impressies van het omringende landschap schilderde.

Monet, atelierboot
Claude Monet, De atelierboot, 1874, Museum Kroller Muller, Otterlo

Het bestaan van Monets schilderboot is diep verankerd in het collectieve geheugen van kunstliefhebbers, maar wist u dat Charles-Francois Daubigny al eerder op dit idee kwam? Verknocht aan water was hij met zijn atelierboot Le Botin vaak op de Franse rivieren te vinden. Aan boord werkte hij niet alleen, maar hij gebruikte daar ook de maaltijd, die getuige een ets uit Middagmaal op de boot niet uit een simpele baguette met brie bestond!
Zo rustig als het oogt in de prent, was het overigens lang niet altijd. Wanneer een stoomboot langs komt gaat het bootje  flink heen en weer!

Daubigny, ets, middagmaal, boot
Daubigny, Middagmaal op de boot (uit Reis met de boot), 1862, Bibliotheque nationale de France, Parijs

Daubigny, stoomboten, ets,
Daubigny, Kijk uit voor de stoomboten (Reis met de boot) 1862, ets, Bibliotheque nationale de France, Parijs

 

 

 

 

 

 

Daubigny, atelierboot
Daubigny, de Atelierboot, 1862, Rijksmuseum, Amsterdam

In de expositie zijn niet alleen prenten van de boot te zien, maar de atelierboot van Daubigny is, compleet met schilder attributen, in replica aanwezig. Vanaf een bankje ziet de bezoeker een film over het werken vanaf het water. Langs de wand van deze zaal hangen prenten met landschappen gemaakt vanaf de boot. Op zoek naar nieuwe gezichtspunten werd ‘Le Botin’ door een sleepboot verplaatst of als trekschuit voortgetrokken, zoals wanneer je  goed kijkt te zien is in het schilderij Jaagpad aan de oevers van de Oise, ca. 1875.

Daubigny, jaagpad, oise
Daubigny, Jaagpad aan de oevers van de Oise, ca. 1875, De Mesdag collectie, Den Haag

Op een grote rivierenkaart zijn de plekken gemarkeerd waar Daubigny met zijn boot gewerkt heeft. Het landschap  waargenomen vanaf het water leverde verrassende werken op. Het ven van Gylieus uit 1853, leverde hem tijdens de Salon zelfs een medaille opEen soortgelijk landschap mooi gespiegeld in het verstilde Riviergezicht met eenden uit 1859, in National Gallery, waarop je rechts nog net Le Botin kunt zien. 

Daubigny, ven, Gylieu
Daubigny, Het ven van Gylieu, 1853, Cincinnati Art Museum, Cincinnati OH

Daubigny, riviergezicht met eenden, le Botin
Daubigny, Riviergezicht met eenden, (en ‘le Botin’), 1859, The National Gallery, Londen

 

 

 

 

 

Mooi, maar niet iedereen was enthousiast: critici vonden deze werken onvoltooid. Toch vonden Daubigny’s frisse, schetsmatige impressies van het landschap al snel kopers, zelfs tot in Amerika aan toe.

Hoewel het schilderen van onbeduidende stukjes landschap ongebruikelijk was, stonden Daubigny en Monet in hun onderwerpkeuze niet alleen. Steeds meer kunstenaars stapten af van het academische devies om historiestukken, werken met bijbelse, mythologische of historische onderwerpen, te schilderen. Nu trokken zij er op uit om de natuur ‘en plein air’ vast te leggen. Schilders van de School van Barbizon, zoals Theodore Rousseau, Jean-Baptiste Corot en Johan Barthold Jongkind deden dat sinds 1830 ook al. Het werken in de open lucht werd bevorderd door het gemak van kant-en-klare verf in tubes en de

Daubigny, het vertrek
Daubigny, Het vertrek (uit Reis met de boot), 1862, ets Bibliotheque nationale de France, Parijs

mogelijkheid om sinds de aanleg van de eerste spoorwegen eenvoudiger te reizen. Zie de prent Het vertrek, waarin reizigers de waarschuwing om niet uit de ramen te hangen negerend, de ouderwetse vervoermiddelen over water lijken uit te wuiven ! Daubigny, Monet en Van Gogh trokken er ook op uit om buiten te werken. Ondanks dat de gezaghebbende 19e eeuwse kunstcriticus Theophile Gautier de landelijke impressies van Daubigny ruw en onvoltooid vond werden zijn verrichtingen met veel belangstelling gevolgd door de impressionisten Pissarro en Sisley, van wie eveneens werk te zien is. Daubigny wordt als de pionier van de impressionisten gezien. In diezelfde periode was in Nederland ook een kunstenaar werkzaam die verzot was op water: Hendrik Willem Mesdag. Dankzij diens enthousiasme voor Daubigny bezit Museum Mesdag nu een grote collectie werk van deze kunstenaar.
Het is bijzonder dat ook Van Gogh, als tijdgenoot en daarom nog niet vanuit ons perspectief, in Daubigny, al het ‘begin der groote revolutie in de kunst’ zag, zoals hij schrijft aan zijn broer Theo. Dat geldt niet alleen voor de reeds genoemde bloesembomen en klaprozen, maar ook voor Daubigny’s monochrome landschap onder een zwaar bewolkte lucht in Maaiers, waarvan we in Vincents Korenveld onder onweerslucht uit 1890, een echo zien. Hij waardeerde Daubigny omdat deze niet alleen met zijn oog, maar ook met zijn hart schilderde, en daarmee emotie wist over te brengen; ook Vincent Van Gogh’s drijfveer.

Korenveld onder onweerslucht, 1890
Vincent van Gogh, korenveld onder onweerslucht, 1890, Van Gogh Museum , Amsterdam

Daubigny, de maaiers
Daubigny, De maaiers, ongedateerd, Museum Gouda

Vroeg werk
De tentoonstelling laat voorbeelden zien van Daubigny’s vroege stijl met academische historiestukken en Italiaanse landschapjes op klein formaat, die wortelen in de classicistische landschapstraditie. Zoals De Kruising bij le Nid de l’Aigle, bos van Fontainebleau, 1843. Ook zien we verwantschap met 17e eeuwse meesters als Philips de Konink en Ruysdael van wie Daubigny de befaamde dreigende wolkenluchten overnam. De 17e eeuwse inspiratiebron voor zijn Veerboot bij Bonnieres-sur-Seine uit 1861 DIA blz. 84 laat zich gemakkelijk raden. Voor wie dit niet meteen paraat heeft, denk aan Het Ponteveer door Esaias van de Velde, uit het Rijksmuseum.

Daubigny, veerboot, Bonnieres
Daubigny, Veerboot bij Bonnieres, 1864, Museum der bildenden Kunste, Leipzig

Vooruitlopend op mijn latere opmerkingen over wisselwerking tussen deze kunstenaars, komen we hetzelfde onderwerp, een veerboot, eveneens tegen in Pissarro’s De Marne bij Chennevières uit 1864-65.
Daubigny’s vroege dramatisch belichte Italianiserende landschappen, als Landschap bij Crémieu, van ca. 1849, zijn veeleer idyllisch dan realistisch van sfeer. Gaandeweg wordt  Daubigny’s toets losser en hij gaat experimenteren met kleur en verf, dat hij, zoals Rembrandt, bewerkt met zijn paletmes. Mooi te zien in zijn Rotsen bij Villerville (1864-72)  dat beschouwd wordt zijn eerste (deels) en plein air geschilderde werk. De in de verf zichtbare sporen van een paletmes worden toegeschreven aan een aanvaring met de hoorns van een rund!

Daubigny, rotsen, Villerville
Daubigny, rotsen bij Villerville, 1864-1872, De Mesdag collectie, den Haag

Deze vernieuwende schilder, was ook een kind van zijn tijd. Hij was werkzaam als restaurateur in het Louvre en hij was lid van de jury van het gevestigde instituut de Salon. Dit was niet onbelangrijk, want in die functie kon hij in 1868 een goed woordje voor de impressionisten doen!

 

Wisselwerking
Sinds de jaren ’70 wordt zelfs een wisselwerking zichtbaar tussen de impressionisten en Daubigny. Hij hanteert, onder invloed van Monet, een lichter palet in vluchtige natuur impressies. Zoals we konden zien in zijn Ondergaande zon bij Villerville, uit 1874 en Monets Zonsondergang op de Seine bij Lavacourt, 1880. Niet alleen Monet, maar ook Pisarro raakt onder de indruk van Daubigny. Zij hebben contact met elkaar in Londen , waar zij wegens het uitbreken van de Frans-Pruisische oorlog in 1870 als refugiés verbleven. Zakelijk ontmoetten zij elkaar ook bij de toonaangevende kunsthandelaar Durand Ruel. Op de paarse wanden zijn de werken uit de Londense periode tentoongesteld. Op de aangrenzende wand krijgt de bezoeker een impressie van de Hollandse werken.

Daubigny, molens, Dordrecht
Daubigny,Molens bij Dordrecht, Salon van 1872, Detroit Institute of Ar

Monet, molens, zaandam
Claude Monet, Molens bij Zaandam,1871, Ashmolean Museum, Oxford

 

 

 

 

 

Daubigny en Monet reisden na Londen namelijk gezamenlijk naar Holland. Waar water en molens op het programma stonden. In deze zaal hangt Daubigny’s Molens bij Dordrecht uit 1872, gedaan in een Rembrandtesk palet van bruintonen, dat weer opgepikt werd door Van Gogh in zijn Brabantse fase en Monets Molen bij Zaandam, uit 1871. Hetzelfde onderwerp, maar wat een verschil in uitvoering!

Vergelijk tenslotte ook Monets Pointe de la Heve, dat hij in navolging van Daubigny aan het strand van St. Adresse schilderde, met Daubigny’s Rotsen bij Villerville, 1864-72. Behalve deze geschilderde landschappen worden in het prentenkabinet van het museum schetsen en tekeningen getoond die het drietal in de open lucht hebben gemaakt.

Perspectiefwisseling
Anders dan Van Gogh was Daubigny tijdens zijn leven al succesvol; terwijl Vincent tijdens zijn leven maar een enkel werk verkocht. Maatschappelijk gezien was Daubigny, anders dan Van Gogh, ook gearriveerd. Hij had vrouw en kinderen, waarvan Vincent, die voortdurend blauwtjes liep, alleen maar van kon dromen. Dat brave leventje van Daubigny levert echter geen boeiend scenario voor een film, terwijl het leven van Vincent van Gogh haast niet te filmen is!

Over Daubigny’s leven en werk is tot heden slechts een inmiddels verouderde biografie geschreven. Terwijl het aantal publicaties over Van Gogh, thans de beroemdste 19e eeuwse schilder, ontelbaar zijn. Deze week werd weer een, zij het dubieus, exemplaar over de vondst van een onbekend schetsboek, aan de rij toegevoegd. Daubigny, die in deze tentoonstelling een prominente rol speelt, is lang in de vergetelheid geweest. Hoe dat komt? Conservator Maite van Dijk meent dat Daubigny na zijn dood in 1878 ondergesneeuwd is door het succes van de impressionisten. Veel van zijn werk was bovendien in Europa uit beeld geraakt, want verkocht aan Amerikanen.

Conclusie

Het was in Daubigny’s tijd, waarin de academische stijl nog bon ton was, ongebruikelijk om doodgewone landelijke onderwerpen te schilderen. Een bloeiende fruitboom of het binnenhalen van de oogst als autonoom onderwerp en dan ook nog met schetsmatige, vlotte toets neergezet was ondenkbaar! Critici hadden er aanvankelijk geen goed woord voor over, maar voorstanders en kunstbroeders als Monet en Pissarro zagen in hem een voorbeeld. Vincent van Gogh waardeerde Daubigny’s stijl en onderwerpkeuze omdat hij niet alleen met het oog, maar ook met het hart schilderde! In Daubigny’s losse schilderwijze  zouden de impressionisten Monet en Pissarro en later Vincent van Gogh zich, zoals we bij de bloesembomen en klaprozen zagen, helemaal uitleven !

De vrije penseelvoering van Daubigny leidt bij Van Gogh tot navolging met een kleurrijke expressieve manier van schilderen, zoals te zien in zijn laatste werken waarin korenvelden, onder dreigende luchten.

Link: Van Gogh Museum

Link: het schetsboek van Van Gogh

 

 

 

 

Geverifieerd door MonsterInsights