Good Mom/Bad Mom; de moedermythe ontrafeld. Tot en met 14 september in het Centraal Museum, Utrecht

Good Mom/Bad Mom; de moedermythe ontrafeld tot en met 14 september in het Centraal Museum, Utrecht.

Hendrick Bloemaert, Maagd Maria, 1635-1640. Doek 67.5 x 55.8 cm. Centraal Museum. 
Tala Madani Shitmom, 2019. Doek 195,6 x 203,2 cm. Courtesy of the artist & David Kordansky Gallery, Los Angeles. Foto Lee Thompson.

Met lieflijke impressies van de Maagd Maria en haar kind presenteerden kunstenaars eeuwenlang het ideaalbeeld van een goede moeder. Beelden waaraan vrouwen zich konden spiegelen. Inspiratie is soms nodig, want het moederschap wordt niet altijd als een zegen ervaren.  

Zestigplussers herinneren zich nog wel het bestaan van gezinnen die wel 15 kinderen of meer telden. Uit de eerste hand teken ik hier de ervaring op van een vriendin wier moeder, na een jaar van zwangerschapsstilte, door de pastoor aan de tand werd gevoeld. Ik moest eraan denken bij het zien van een zeventiende-eeuws familieportret in de voorjaarseditie van Kunstschrift. Rond een welvoorziene dis zijn vader en moeder de Moucheron met hun 18 kinderen èn een eerste kleinkind rond 1653 vereeuwigd.  

Zegeningen van het moederschap?
In de tentoonstelling Good Mom/Bad Mom komt deze vraag uitgebreid aan bod. En er is een publieksboek verschenen: Mothering Myths: an ABC of Art, Birth and Care. Een boek over moeders, ouders, kinderen, zorgtaken, de ‘politiek’ van de moederbuik en emancipatie. Thema’s die raken aan de kern van het menselijk bestaan. Iedereen heeft een moeder. Vroeg of laat zien velen zich geplaatst voor de stap zelf moeder of vader te worden. Het traditionele ouderschap van één vader en één moeder is in de loop van nog geen halve eeuw verrijkt met nieuwe vormen van ouderschap.

In de Eurostar op weg naar Parijs zag ik daar onlangs een actueel voorbeeld van. Naast ons zaten twee mannen die de handen vol hadden aan hun kroost. Twee energieke peuters kropen de hele rit luid schreeuwend over en onder de klaptafels door. We zagen toe -lezen was bij dit tumult onmogelijk- hoe de vaders het moede(r)loos allemaal maar lieten gebeuren.

Taboes
Good Mom/Bad Mom, de eerste expositie over dit onderwerp, ontrafelt aldus de conservatoren mythes en stigma’s van het moederschap. ‘Met een hedendaagse reflectie op het cliché van de goede moeder, creëert de tentoonstelling ruimte voor een meer geëmancipeerd ouderschap’. Historische en eigentijdse kunstwerken waaronder sculpturen en video’s tonen de veranderende kijk op moederschap. Kernwoorden zoals supermama’s, spijtouders, bommoeders, wensmoeders, adoptiemoeders en co-moeders worden gebruikt om dit te illustreren. Het rijtje besluit met: het moederschap kent tal van varianten, hoewel ik er een mis: de draagmoeder, waarover straks meer. 

De vele persoonlijke ontboezemingen en bekentenissen spreken niet alleen tot de verbeelding, maar zorgen ook voor (h)erkenning. Taboes over zwangerschap en moederschap worden ook besproken: teleurstelling, spijt, schuldgevoel en postnatale depressie; een probleem dat tot in de jaren ’80 onbesproken bleef.

Het beëindigen van een ongewenste zwangerschap komt diepgaand aan bod. Dit onderwerp is op veel plaatsen nog een punt van discussie. In de jaren zeventig liepen de gemoederen in ons land ook hoog op. Nadat ik als tiener een adhesiebetuiging had getekend bezorgde de postbode, tot ongenoegen van mijn moeder, een enveloppe met het logo Baas in Eigen Buik.

Baas in Eigen buik. Ghent 1973, foto: Bert Verhoeff, Anefo

Het onderwerp is nog steeds beladen, terwijl de toekomstverwachting van een ongewenst kind vaak niet rooskleurig is. Daar helpt, getuige de Stichting het Vergeten Kind, geen ‘lieve vader of moeder’ aan.

Wanneer je na de geboorte weer aan het werk ging kon je eind vorige eeuw nog horen: …’als het kind er maar niet onder lijdt!’…De angst daarvoor werd nuchter ontzenuwd door de woorden: …’je bent een goede moeder of niet!’… En zo is het!

In het verlengde hiervan bestond nog een taboe. Wie destijds haar kind naar de ‘crèche’ bracht werd niet zelden van slecht moederschap verdacht. Inmiddels weten we wat kinderen in de opvang leren: zelfstandigheid, sociale vaardigheden en dat het goed is om even onder moeders vleugels uit te zijn.

Billie Zangewa, Mother and Child, 2015. Hand geborduurde collage op zijde. 137 x 125 cm. Courtesy Kunstenaar en Lehmann Mapupin, New York. Privé collectie. Photo Julie Potgieter.

Matrecence
Benieuwd naar de expositie haak ik 27 april aan bij een instaprondleiding. De rondleidster loodste de gemêleerde groep van uitsluitend vrouwen naar het startpunt van de expositie; voor de zogeheten ‘nul meting’. Ter illustratie van het traditionele, ideale moederbeeld hangt hier een lieflijke Madonna van Hendrick Bloemaert, geflankeerd door een in textiel uitgevoerd interieurstuk door Billie Zangewa met voorstelling van een zwarte moeder die, gadegeslagen door haar kind, bezig is met huishoudelijke taken. Na bespreking van het hier eveneens getoonde Zelfportret van Tanja Ritterbex; een impressie van een wezenloos voor zich uitkijkende, androgyn ogende vrouw zonder kind, inventariseert de rondleidster met welk moeder de aanwezigen zich kunnen identificeren.

Tanja Ritterbex, Zelfportret als moeder, 2022. Acryl op doek 85 x 65 cm. Courtesy Centraal Museum. Foto Adriaan van Dam.

In de aangrenzende ruimte zijn drie naaktportretten van jonge moeders met hun pasgeboren kind te zien. In 1994 fotografeerde Rineke Dijkstra hen: Julia moeder van een dag, Saskia na een week, Tecla moeder van een maand. De aanblik van deze kwetsbare ten voeten uit geportretteerde moeders riep bij velen herinneringen op.

Bij Mary Kelly’s Post Partum Documents en andere aan de periode na de bevalling gerelateerde objecten bleek dat lang niet iedereen met plezier terugkijkt op de kraamtijd. In de weken waarin je verondersteld werd in een roze wolk te leven, bleek de dagelijkse realiteit van het blij verwachte moederschap niet zelden teleurstellend. Kinke Kooi illustreert dit treffend met een beeldvullende roze wolk met een donker randje waaruit een stortbui neerdaalt. De als moeilijk ervaren post-partum periode wordt niet veroorzaakt door het kind of de moeder, maar door de aanzienlijke verandering waarbij een vrije vrouw in een situatie van gebondenheid komt.

Kinke Kooi, Pink Cloud, 1997, 36 x 51,5 cm, (kleur)potlood op papier, gedroogde bloemen. Foto Marina Marijnen

Een van de toehoorders praat ons bij over een fenomeen dat nog maar 15 jaar een naam heeft: matrescence. De term dekt de inmiddels erkende niet zelden moeizame ontwikkelingsfase van vrouw naar moeder. Het woord wordt veelzeggend vergeleken met de adolescence.

Als opstapje naar het thema Bad Mom wordt nog even stilgestaan bij twee lieflijke voorstellingen van de oermoeder Maria. Jan van Scorels Madonna met de wilde rozen uit 1530 en de met female gaze in beeld gebrachte aandachtige Madonna die Artemisia Gentileschi in 1613 als twintigjarige schilderde. Beide in dialoog gepresenteerd met Miriam Cahns Sogenannt Mütterlich (2001-2020). Een doek waarin de connectie tussen moeder en kind volledig ontbreekt. Wanhopig kijken zij de beschouwer aan, alsof ze willen zeggen:

                                         … ‘Help ons’…!

Zaalwand met Artemisia Gentileschi, Madonna met kind, Doek 118 x 86 cm. Palazzo Pitti, Galeria Palatina, Florence en Miriam Cahn, Sogenannt Mütterlich (2001-2020). Doek 80 x 85 cm.. Foto: Marina Marijnen

In dezelfde ruimte bevindt zich nog een hulpbehoevende moeder. Bovenop de tot een hoop bruine smurrie gesmolten Shitmom van Tala Madani staat een stel peuters uitbundig te springen. Heel geestig, tot je beseft in welke mentale gesteldheid de maakster van dit doek in 2019 verkeerde.

In de NRC van 3 mei jl. las ik toevallig een interessant interview met Pauline Bijster. Zij is de auteur van het boek ‘Een nieuw Leven‘ dat aansluit bij deze problematiek.

Elders in de expositie worden remedies getoond tegen de door geestdodende huishoudelijke taken ontstane psychische klachten. Als tiener meende ik dat de Rolling Stones in 1966 letterlijk over Mothers little Helpers zongen; lieve kinderen die hun mamma een handje hielpen. De tentoonstelling leert echter dat het om Mornidine ging: verslavende peppillen die moeder de dag door moesten helpen. Minder schadelijk was een slokje Pleegzuster Bloedwijn. Ik herken de fles, die ook bij mijn moeder in een keukenkastje stond.

Werkende Moeders
De expositie belicht ook de uitdagende combinatie werken en moederschap. Dit wordt geïllustreerd met op het oog twee doodgewone door Charley Toorop in realistische stijl uitgevoerde portretten van moeders met hun kroost. Let op het subtiele verschil in de positie van de moeders. 

Het eerste werd in opdracht van de familie van Ravesteyn geschilderd. Het tweede is een zelfportret van Toorop met haar drie kinderen. In haar tijd was werken en moederen niet eenvoudig. Het kwam Charley op kritiek te staan toen ze, wegens een studiereis naar Parijs, haar kinderen van school hield en meenam. De kinderen zelf zullen waarschijnlijk geen bezwaar gehad hebben tegen zo’n buitenkansje!

Charley Toorop, Portret van mevrouw D. van Ravesteyn en haar kinderen. 1922. Doek 80.5 x 60.5 cm. Centraal Museum. en Charley Toorop, Zelfportret met kinderen. 1929. Doek 101 x 81 cm. Groninger Museum.

In dit verband wordt een veelzeggende uitspraak van Tracy Emin geciteerd:
.. ‘goeie kunstenaars die kinderen hebben worden man genoemd’

Om hierin verandering te brengen ging in de jaren ’80 een groep strijdbare feministes gewapend met gorilla maskers, de straat op. Met de slogan Do women have to be naked to come into the MET Museum? vroegen de nog immer bestaande Guerilla Girls aandacht voor het ontbreken van vrouwelijke kunstenaars in The Metropolitan Museum in New York.

Zwangerschap in medische handboeken
In een van de kabinetten wordt aandacht besteed aan het mysterieuze fenomeen zwangerschap. Hier zie je oude medische handboeken, zoals Andreas Vesalius, De Humani Corporis Fabrica Libri Septem, dat in 1543 in Basel werd gedrukt. Hier wordt ook een kist getoond  met modellen van de baarmoeder, de eileiders en embryo’s in verschillende staat van ontwikkeling.

Wanneer ze er blij mee zijn kunnen veel vrouwen niet wachten met het wereldkundig maken van het nieuws, maar in vroeger tijden werd een zwangerschap om uiteenlopende redenen zo lang mogelijk geheimgehouden. Daartoe werd de zwellende buik soms stevig ingesnoerd in een korset. Dat deze handelwijze niet bevorderlijk was voor de groei van de foetus laat zich raden. Rond 1900 kwam een nieuwe vorm van lingerie op de markt: het zwangerschapskorset, dat via koordjes en verstelbare haken en ogen mee kon groeien met de omvangrijker wordende buik. Het kledingstuk kwam ook na de geboorte goed van pas. Dankzij de door het korset opgestuwde borsten kon de baby ook makkelijker gevoed worden.   

Nog even terug naar opstart moeilijkheden. Miriam Cahn en Tala Madani waren niet de enigen die zich de periode na de geboorte anders hadden voorgesteld. Ook Marlene Dumas had er getuige de serie The first people I-IV (1990) moeite mee. Een reeks vertekende, bepaald niet vertederende portretten van haar eigen babydochter Helen. Om haar frustraties af te reageren kalkte Lily van der Stokker -overigens in zoetgevooisde tinten- het woord Motherfucker als graffiti op de wand.

Marlene Dumas, The first people (I-IV ), 1990. Elk 181.5 x 90.5 cm. Museum de Pont, Tilburg. Foto Peter Cox.

Niet alleen moeders; maar ook kinderen gaan soms levenslang gebukt onder de last van een als onplezierig ervaren moeder. Samen met Tracy Emin verwerkte Louise Bourgeois haar scheefgelopen moeder-dochter relatie in een reeks aquarellen, die door Emin van teksten werd voorzien. Ook Helen Verhoeven aquarelleert ongemak van zich af. In haar monumentale Cosmic Nude hertaalde zij Manets Olympia tot een schrikbarend beeld van een naakte zwangere vrouw, die door een man wordt belaagd.

Louise Bourgeois/Tracy Emin, Deep inside my heart; uit serie Do not abandon me, 2009-2010. Moma New York

Interessant en onontbeerlijk in deze tentoonstelling over moeder- en vaderschap is de vraag naar de Grenzen van Maakbaarheid. In dit kader komt het soms (onvervulde) verlangen naar- en het vreselijke verlies van een kind aan bod. Hier komen we Helen Verhoeven nogmaals met een indringend doek tegen Mother 4, dat een vrouw met een pop voorstelt. De kindersterfte lag tot ver in de 19e eeuw hoog. In een stil hoekje ligt een van menselijk haar vervaardig rouwmedaillon, geflankeerd door een aangrijpend doodsportretje van een zuigeling. In deze ruimte besef je meer dan eens hoe aanmatigend het klinkt wanneer paren spreken over ‘het nemen van een kind’...

Aandacht voor altruïstisch en/of commercieel draagmoederschap had hier niet misstaan. Is dit onderwerp misschien ethisch of financieel beladen? Behalve de gebruikelijke ongemakken die bij een zwangerschap horen, brengt een kind op bestelling niet alleen voor de wensouders maar ook voor de draagmoeder emotie met zich mee. Denk hierbij aan het afstand doen van het kind dat de draagmoeder 9 maanden heeft gedragen. 

Hoe gecompliceerd dit kan zijn wordt op aangrijpende wijze verbeeld in de Netflix serie A body that Works.

Carry & Cash. Zo eenvoudig als met mijn denkbeeldige titel voor dit ontbrekende hoofdstuk is het natuurlijk niet. Gevraagd naar de reden van dit manco antwoordden de samenstellers van de tentoonstelling dat ‘het onmogelijk was om alles te laten zien.

Ook aan het gevoelige onderwerp van abortus wordt, als gezegd, aandacht besteed. De roep om zelfbeschikking over het moederschap werd in de jaren ’60 door de Dolle Mina’s luid verwoord met de leus Baas in eigen Buik.

Barbara Kruger, Who becomes a Murderer in Post-Roe America

Een klein paneeltje van Barbara Kruger bewijst dat dit thema nog steeds speelt in de VS. Over een zwart wit foto van een mooie dame, staat in rode letters de woorden Who becomes a Murderer in Post-Roe America. De tekst verwijst naar een juridische kwestie die in de jaren ’70 speelde. Een alleenstaande vrouw werd onder de schuilnaam Jane Roe wegens haar roep om abortus aangeklaagd door Henry Wade. Na lang juridisch touwtrekken oordeelde het Hooggerechtshof in 1973 dat abortus in de VS legaal was. Voor Roe kwam de uitspraak te laat. Het kind dat ze inmiddels ter wereld had gebracht werd voor adoptie afgestaan. Toen het recht op abortus in 1989 door een conservatieve regering weer ter discussie stond organiseerden voorstanders mèt succes een protestmars in Washington. In 2022 werd het recht op abortus door het Hooggerechtshof echter alsnog teruggedraaid. De Staten kregen daarmee het recht om abortus weer strafbaar te stellen. Over de ontwikkelingen in deze kwestie maakte Kruger diverse flyers, zoals het hier getoonde exemplaar. In een reeks etsen op de aangrenzende wand brengt Paula Rego de gevolgen van illegaal uitgevoerde abortussen in beeld.

Giant Cloak (2025) door Emmeline de Mooij. Foto Marina

Een aparte ruimte is gewijd aan zwart moederschap. Anders dan in de vorige kunstwerken, waarin het steeds over één-op-één relaties tussen moeder en kind ging, gaat het hier om zorgtaken die collectief worden uitgevoerd. Deze vorm van ‘mothering’ wordt met een reusachtige in blauw fluweel uitgevoerde Giant Cloak (2025) door Emmeline de Mooij geïllustreerd. Een eigentijdse variant op de laatmiddeleeuwse Schutsmantel Madonna onder wier vleugels mensenkinderen bescherming konden vinden. Een vergelijkbare collectieve bescherming ervoer Tyna Adebowale. In haar Back of Bank Chronicles brengt zij een ode aan de mensen die haar hebben grootgebracht.

Tyna Adebowale, Back of Bank Chronicles, (from the #motherwombseries), 2023. Acryl op doek 2-05 x 355 cm

Tenslotte komen twee vaders in beeld. In een video doen zij een boekje open over de wijze waarop zij gestalte geven aan het vaderschap. Liggend op dezelfde bank als in de film kun je meer leren over hoe zij hun kinderen voorbereiden op de volwassen wereld.

In het Engelstalige publieksboek zijn de hoofdstukken als gezegd alfabetisch gerangschikt. Onder elke letter vind je relevante informatie, zoals Caesarean Section, Child en Childless onder de C. Het eerste woord onder de F laat zich raden: het begin van alle moederschap begint met Father!    

Hopelijk heeft deze impressie je geïnspireerd om zelf te gaan kijken. In de zalen van het Centraal Museum wordt tot en met 14 september ‘mothering’ in al haar facetten belicht!

Kijk op de website voor meer informatie over nevenactiviteiten en (aan te bevelen) rondleidingen.

Centraal Museum: Good/Mom Bad/Mom

Van Gogh, Cézanne, Le Fauconnier en de Bergense School, tot en met 3 september in Stedelijk Museum Alkmaar

Met panne gestrand in Enkhuizen: wat nu? Het Zuiderzeemuseum kennen we inmiddels van binnen- en van buiten. Stedelijk Alkmaar? Goed idee, maar het museum is per spoor wegens stormschade aan bovenleidingen onbereikbaar. Tweeëneenhalf uur heen met de bus en evenzoveel tijd weer terug is wel een heel hoge prijs…. Wagon wheels niet beschikbaar? Geen nood: mywheels biedt uitkomst. Dit vierwielige alternatief voor de OV fiets heeft in Enkhuizen zegge en schrijve één deelwagentje staan! Een uurtje later staan we oog in oog met de helden van het modernisme.

In de tentoonstelling Van Gogh (1853-1890), Cézanne (1839-1906), Le Fauconnier (1881-1945) zie je hoe Nederlandse kunstenaars zich in de vroege twintigste eeuw lieten inspireren door hun negentiende-eeuwse voorgangers. De tentoonstelling geeft antwoord op de vraag welke invloed zij hebben gehad op de ontstaansgeschiedenis van de Bergense School. Zelfs als je de zaalteksten negeert krijg je de doelstelling van de expositie mee. De beelden van de in dialoog gepresenteerde werken van de drie protagonisten en hun navolgers spreken voor zich! Met deze tentoonstelling plaatst Stedelijk Museum Alkmaar de Bergense School in een internationale context.

Terwijl de Nederlanders nog drukdoende zijn met onderwerpen die de schilders van de Haagse School bezighielden: schepen in de branding, vissers, armoedige binnenhuisscènes, strand- en polderlandschappen, leven kunstenaars in onze buurlanden zich uit in het vrolijke licht getinte palet van de impressionisten, de toets van de postimpressionisten of de felle kleuren van de fauvisten.

Dankzij de tentoonstellingen die Jan Toorop en Jo Bonger, de schoonzus van Vincent van Gogh, in de vroege 20e eeuw organiseren maken de Hollanders kennis met de artistieke innovaties die zich in de ateliers -en in de openlucht- onder de handen van voornoemde kunstenaars hebben voltrokken. Hier mag de naam van Piet Boendermaker niet ontbreken. Deze kunstverzamelaar en mecenas droeg met financiële steun en de (latere) opening van zijn Kunstzaal bij tot de verbreiding van de moderne kunst.

De werken van Van Gogh, Cézanne en Le Fauconnier vormen de voedingsbodem voor de Bergense School. In de compositie en het kleurgebruik van Gerrit Willem van Blaaderens (1873-1935) Huizen in een Landschap uit 1908-12, zie je duidelijk invloed van Paul Cézanne’s, Verlaten huis bij Aix-en-Provence, van ca. 1886.

En in Landschap met korenschoven van Leo Gestel van 1907-09 zijn echo’s van Van Goghs Korenschoven uit 1885 evident.

Bijzonder om in deze Noord-Hollandse provinciestad een authentieke versie van Cézanne’s Montaigne Sainte Victoire uit 1888 te aanschouwen. Dat geldt ook voor een (reproductie van) Stilleven met appels, waarbij Cézannes veel aangehaalde citaat nog steeds verfrissend klinkt:

                                   …’Avec une pomme je veux étonner Paris’

…’Zij [de appels] houden ervan zich te laten portretteren […] Zij komen naar je toe met al hun parfum, sprekende over de velden die zij hebben verlaten, de regen die hen heeft gevoed, de zonsopgangen die zij hebben gezien’…

Cézanne, stilleven met appels, 1879-1880, foto: Marina Marijnen

Met zijn prominent geportretteerde appels doorbrak Cézanne een taboe. Anders dan historiestukken waar kennis voor nodig was, werden stillevens -slechts een imitatie van de natuur- destijds in academische kringen maar matig gewaardeerd.

Cézanne keek met nieuwe ogen naar de hem omringende natuur. Hetgeen hij waarnam vertaalde hij vervolgens in geometrische vormen. Daarbij had hij lak aan de door de Academie gedicteerde regel van lineair perspectief. Gebruikmakend van lichte en donkere kleuren creëerde hij diepte in zijn werk. Aldus legde hij de basis voor de kubisten die een stap verder zouden gaan.

Paul Cezanne, Montagne Sainte Victoire, 1888. Stedelijk Museum, Amsterdam. Foto: Marina Marijnen

Ook Henri le Fauconnier begon zijn onderwerpen, eerst nog voorzichtig, in geometrische vormen te ontleden. Mooi te zien in het uit hoekige vormen opgebouwde Portret van de dichter Paul Castiaux uit 1910.

Toen zijn werk in 1911 in het Amsterdamse Stedelijk getoond werd was het wel even wennen voor het Amsterdamse publiek. Le Fauconniers stijl werd in 1911 door critici zelfs met ‘barbaarsch’ omschreven!

Henri le Fauconnier, Portret van de dichter Paul Castiaux, 1910 Foto: Marina Marijnen

Op de tweede verdieping van de Alkmaarse tentoonstelling geeft het museum een ode aan de schilders van de Bergense school; in hun werken zijn de drie inspiratiebronnen niet ver weg. In het werk van de hier getoonde kunstenaars komen alle genoemde stilistische invloeden samen. Niet alleen in de onderwerpkeuze, maar vooral in de toets en het kleurgebruik, dat varieert van een heel licht tot kenmerkend voor de vroege Bergense school, donker palet.

Gerrit Willem van Blaaderen, Impressie van de Bretonse Haven van Doarnenez 1922 Foto: Marina Marijnen

Zoals in Van Blaaderens impressie van de Bretonse Haven van Doarnenez, dat hij in 1922 uit eigen waarneming schilderde. De verzamelaar Piet Boendermaker kocht het werk en schonk het aan het Stedelijk in Amsterdam.

Leo Gestel en anderen rekenen af met de traditionele benadering: …’Om aan gevoel van ritme van vorm en expressie van de kunst te voldoen, moet de natuur eraan geloven’… aldus Leo Gestel, …’daar is niets aan te doen’…En dat was ook helemaal niet nodig.

Dit nieuwe uitgangspunt resulteerde in krachtig werk geschilderd door de andere leden van de Bergense School. We zien kleurrijke landschappen van Dirk Filarski (1885-1964) en Jan Sluyters (1881-1957). In Laag water, kanaal bij Veere paste de artistieke kameleon Jan Toorop (1858-1928) een luministische toets toe.

Zijn dochter Charly, met haar eigen duidelijk herkenbare (bijna magisch) realistische stijl, is eveneens vertegenwoordigd. In Kroeg in Westkapelle zet ze de enigszins trieste boertige  bartypes en een naar aandacht hunkerend Zeeuws meisje treffend neer. 

Charly Toorop (1891-1955), Kroeg Westkapelle, 1925 Foto: Marina Marijnen

Heel toepasselijk voor ons dagje in Alkmaar ontdek ik een schitterende impressie van de wekelijkse Kaasmarkt. Volgens het bijschrift schilderde Charly Toorop dit werk in 1932-33 op verzoek van de Joodse kunsthandelaar Jacques Goudstikker. De aanblik van dit schilderij roept een verre persoonlijke herinnering op: een schoolreisje naar de kaasmarkt in Alkmaar. Mijn vermoeden dat je met dit uitje tegenwoordig niet meer hoeft aan te komen wordt in een oogopslag bevestigd. Op de site www.schoolreis.nl met wel dertig interactieve, sportieve en educatieve suggesties komt de kaasmarkt in Alkmaar niet voor.

Charly Toorop, Kaasmarkt in Alkmaar, 1932-1933 Foto: Marina Marijnen

Ook Toorops zoon Edgar Fernhout (1912-1974), die het schildersvak van zijn van zijn moeder leerde, is aanwezig. Van zijn hand zie je twee weidse oer-Hollandse duinlandschappen. Met het volledig abstracte Bos uit 1961 gooide hij na haar dood het roer radicaal om.  

Het voorgaande is slechts een impressie van het weinig bekende, prachtige werk van de Bergense School, dat met deze expositie in een Europese context wordt geplaatst.  

Na het uitbreken van WOI is het met de beïnvloeding van dit op Van Gogh, Cézanne en Le Fauconnier geïnspireerde werk gedaan. De tastbare herinnering aan dit hoofdstuk uit de vroeg twintigste -eeuwse moderne Hollandse schilderkunst wordt in het Stedelijk Museum bewaard en is tot 3 september in deze bijzonder verhelderende tentoonstelling te zien.

Link: Stedelijk Museum Alkmaar

Tentoonstelling In the Picture, in het Van Gogh Museum Amsterdam tot en met 30 augustus 2020

Campagnebeeld Van Gogh Museum, Zelfportret met verbonden oor, 1889.The Samuel Courtauld Trust, The Courtauld Gallery, Londen

Eind januari zag ik in de NRC een karikatuur van het onlangs als een èchte Van Gogh geaccepteerde zelfportret. Met de woorden:  …Hey, het is oké, maak depressie bespreekbaar… stond deze boven een pleidooi tegen de opheffing van de jaarlijkse Bob den Uyl-prijs. Ingesteld ter herinnering aan de in 1992 overleden schrijver, die met zwarte humor niet alleen de worsteling van het reizen, maar ook die van het leven zelf -hij was manisch depressief- beschreef.

Ruben Oppenheimer, Cartoon in NRC op 21 januari 2020

Het originele zelfportret uit Oslo is te zien in de zaal die gewijd is aan het thema de Lijdende Kunstenaar. Het hangt naast de Pieta die Van Gogh kort na een zenuwinzinking schilderde naar voorbeeld van een gelijknamige werk door Eugène Delacroix. Het zal de opmerkzame beschouwer niet ontgaan dat Vincent de dode Christusfiguur voorzag van een rode baard en haardos. Zo identificeert Van Gogh zich met de lijdende Christus. In een van zijn brieven vertrouwt hij zijn broer Theo toe:

 …’In het lijden zelf geven godsdienstige gedachten soms veel troost’

En lijden deed hij. In de tentoonstelling met ruim 77 kunstenaarsportretten fungeert Vincents Zelfportret met verbonden oor (1889) uit de Londense Courtauld Gallery als sleutelstuk. Tweemaal bracht hij de gevolgen van zijn wanhoopsdaad –na een ruzie met Gauguin sneed hij op 23 december 1888 zijn rechteroor af- in beeld. Maar in zijn brieven vond hij geen woorden voor zijn automutulatie.  

Vincent van Gogh, Zelfportret met verbonden oor, 1889. The Samuel Courtauld Trust, The Courtauld Gallery, Londen

Vanuit dit solitair gepresenteerde werk waaiert de blik van de bezoeker in alle richtingen uit naar meer zelfportretten van zijn hand en kunstenaarsportretten van anderen. Dichtbij zijn de portretten die vrienden en tijdgenoten van hem maakten en langs de wanden portretten van eigentijdse schilders en schilderessen. Autonome portretten, vingeroefeningen en studies van het eigen gelaat, of dat van een ander. Naast Edvard Munch, Gustave Courbet en Pierre Auguste Renoir komen ook vrouwelijke kunstenaars mooi uit de verf. Helene Schjerfbeck, Charly Toorop, Thérèse Schwartze, Berthe Morisot en Milly Childers doen niet onder voor hun mannelijke collega’s.

Hoe kan de grote productie van kunstenaarsportretten in de 19e eeuw worden verklaard? In de Middeleeuwen werd een kunstenaar nog als een ‘gewone’ ambachtsman beschouwd, maar in de eeuwen daarna kregen opdrachtgevers en publiek belangstelling voor de mens achter die kunstwerken. Zo kwam in de 19e eeuw de kunstenaar letterlijk en figuurlijk steeds meer in beeld.

Een portret vertelt vaak meer dan je op het eerste gezicht zou denken. Vanuit deze overtuiging onderzochten de tentoonstellingsmakers de keuzes van de moderne kunstenaar. Wil deze slechts een goed gelijkende beeltenis presenteren of had hij of zij een andere drijfveer?

In de expositie zien we niet alleen zelfportretten, maar ook vriendenportretten en beeltenissen die gemaakt zijn om een identiteit, imago, kunstopvatting, levensstijl, statement te evoceren of een emotie, zoals in Van Goghs Zelfportret als schilder (1887-88). Een prachtig kleurrijk portret. Op mijn reactie dat de schilder zichzelf met in-droevige, lege ogen vereeuwigde, antwoordt conservator Nienke Bakker: dat klopt, Van Gogh schilderde dit portret in zijn nadagen in Parijs, waar hij zich opgejaagd en ongelukkig voelde.

In een brief aan zijn zus Willemien beschrijft Van Gogh  zijn gelaat als een associatie met Magere Hein, de personificatie van de dood: ….…’zijn roze grijs gelaat met groene oogen, aschkleurige haar, rimpels in voorhoofd en om den mond, stijf houterig een zeer rooden baard, vrij ongeredderd en triest’… (626, medio juni 1888). 

Hij had al meer zelfportretten gemaakt, maar dit werk is qua kleurgebruik en compositie zeer ambitieus. Het is ook het enige gesigneerde zelfportret uit zijn Parijse periode. Met het felle palet presenteert hij zich als een moderne kunstenaar; weg zijn de sombere Brabantse kleuren!

Vincent Van Gogh, zelfportret als schilder, 1887-1888, Van Gogh Museum Amsterdam, Vincent van Gogh Stichting

Bij portretten speelt de herkenbaarheid van de afgebeelde persoon een belangrijke rol. Letterlijk herkenbaar, maar ook figuurlijk. Realistisch of geïdealiseerd. De mate van herkenbaarheid gold in het verleden niet alleen voor vorsten en hoogwaardigheidsbekleders, maar ook voor de moderne kunstenaars in deze tentoonstelling. Wat gold voor sculpturen van Romeinse keizers, geldt nog steeds voor eigentijdse heersers. Met hun staatsieportretten laten onze koning en koningin, zich evenals de heersers van weleer, tot in de verste uithoek van hun rijk representeren. Daarbij is een gelijkende weergave van belang, maar idealisering soms wenselijk.

Zelfverbeelding: vandaag de dag is vrijwel iedereen ermee bezig. Wat laten we wel en wat juist niet zien vragen gebruikers van Instagram en FaceBook zich dagelijks af. Sommige geïllustreerde levensverhalen zijn jaloersmakend, maar vaak te mooi om waar te zijn!

Terug naar het sleutelstuk. Vincents Zelfportret met verbonden oor roept vele vragen op die als leidraad voor de inrichting van de tentoonstelling hebben gediend. Het werk vertelt iets over de identiteit en toestand van de schilder. Door zijn lijden in beeld te brengen toont hij zijn kwetsbaarheid, maar ook zijn kracht. Werk is het beste medicijn. Hij maakt zelfs nog een impressie van zijn gehavende hoofd: Zelfportret met pijp dat zich thans in privébezit bevindt.

Behalve schilderijen van tijdgenoten ziet de bezoeker ook werken van hedendaagse kunstenaars die zich door Van Gogh lieten inspireren. Zoals Francis Bacons Eerbetoon aan Van Gogh, 1960, geïnspireerd op Vincents Zelfportret met pijp. Een expressief, wat griezelig portret van een pijprokend spook in rode mantel met een groen, narrig hoofddeksel. De houding doet enigszins denken aan die van barokke pausportretten. Zijn lijkbleke, vervormde gelaat geeft aan dat de kunstenaar er slecht aan toe is. Het werk bevat volgens sommigen een autobiografische component, ingegeven door de conflictueuze en zelfdestructieve relatie van de schilder met zijn partner Peter Lacy.

Francis Bacon, Eerbetoon aan Van Gogh, 1960, Göteborgs Konstmuseum, © Estate of Francis Bacon c/o Pictoright Amsterdam, 2020

Emo Verkerk (1955) koos in 2015 eveneens een beeltenis van Van Gogh als uitgangspunt voor zijn vlot, enigszins naïef geschilderde, geestige kijk op de kunstenaar. Het uiterlijk van Vincent van Gogh is wereldwijd bepaald door zijn zelfportretten, maar zijn werkelijke uiterlijk is maar in één foto vastgelegd. Als 19 jarige liet hij dit portret als verjaarscadeau voor zijn vader maken. Een ontroerende beeltenis van Vincent, keurig in het pak, dressed to impress, voor zijn eerste baan als assistent in de Haagse vestiging van Kunsthandel van Goupil. De toekomst ligt nog voor hem open. Van aspiraties om kunstenaar te worden hier nog geen spoor; dat besluit nam hij pas op 25-jarige leeftijd.  

Vincent van Gogh (19 jaar) , 1873, Van Gogh Museum Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting)
Emo Verkerk, Vincent als filiaalmanager, 2015 Privécollectie (Met dank aan willem Baars Projects)

Het tragische levensverhaal van de jonggestorven Vincent van Gogh, de man van twaalf ambachten en dertien ongelukken, inspireerde niet alleen beeldend kunstenaars, maar ook filmmakers. Nu zou hij een rijk man geweest zijn maar tijdens zijn leven verkocht hij maar één werk. In de laatste tentoonstellingszaal zijn, behalve eigentijdse ‘portretten’ ook posters en filmfragmenten te zien. In 1965 kwam Vincente Minelli’s film Lust for Life uit, met in de hoofdrol de onlangs overleden Kirk Douglas. In  2018 was At Eternity’s Gate, geregisserd door beeldend kunstenaar Julian Schnabel in de bioscoop te zien met in de hoofdrol Willem Dafoe. Deze treffende look-alike inspireerde Schnabel tevens tot het maken van een portret getiteld Nummer 1 (Van Gogh Plate Painting, Willem) Vincent met verbonden oor, geschilderd op – zoals ik het interpreteer- de scherven van diens gebroken geest.   

Julian Schnabel, Nummer1 (Van Gogh Plate Painting,Willem) Collectie van de kunstenaar

Van eigentijdse vriendenportretten trekt het in krijt geschetste Profielportret van Vincent van Gogh door Henri de Toulouse Lautrec mijn aandacht. Een impressie gedaan in een vergelijkbare kleurstelling als Vincents Zelfportret met grijze vilthoed uit 1887, dat er tegenover hangt. Goed getroffen. Je ziet hem voor je geestesoog zitten in zijn stamkroeg, Café le Tabourin, waar Vincent niet alleen vertroosting vond in de armen van de bazin, maar ook in de drank. Een glas absinth is binnen handbereik afgebeeld. Dit sterk verslavende gifgroene alcoholisch drankje droeg na consumptie wellicht bij aan de kleurexplosies in Van Goghs doeken. Met een welhaast dolgedraaide toets heeft hij in dit portret, waarin de oorspronkelijk paarse achtergrond verbleekt is, mijns inziens ook de hersenspinsels en demonen die hem in Parijs achtervolgden, verwerkt.   

1. Vincent van Gogh Zelfportret met grijze vilthoed, 1887, Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting).  

2. Henri-de-Toulouse-Lautrec (1864-1901), Profielportret van Vincent van Gogh, 1887. Krijt op papier ( Van Gogh Museum )

Hoewel veel andere portretten zeer de moeite waard zijn, beperk ik me hier nog tot één mansportret, waarna ik de focus zal richten op enkele vrouwelijke kunstenaars.

Frederic Bazilles portret van Pierre-Auguste Renoir wil ik u echter niet onthouden. Beide schilders hadden elkaar in het atelier van de gerenommeerde meester Gleyre leren kennen, bij wie ook Claude Monet in de leer was.

Frédéric Bazille, Pierre Auguste Renoir, 1887, Musée d’Orsay, Parijs in bruikleen aan Musée Fabre, Montpellier

In een heel ongemakkelijke houding poseert Renoir (1841-1919); zijn knieën opgetrokken, de voeten op de zitting van de stoel! Een vriendenportret in een volstrekt unieke houding. De onderkant van zijn schoenzolen zijn zelfs zichtbaar. Zomaar een snapshot, een geintje. Ook Renoir maakte een portret van zijn vriend aan het werk in zijn atelier, maar dat is veel traditioneler en alleen als steunafbeelding in de catalogus te zien. Bij het zien van dit originele werk vraag ik me af wat er nog meer uit de handen van Bazille had kunnen komen.  Anders dan Monet, die de wijk nam naar Londen meldde Bazille zich als vrijwilliger en sneuvelde in 1870 tijdens de Frans Duitse oorlog.

We verlaten het mannenbolwerk en openen het vizier op de vrouwelijke collega’s. Bij hen geen voorbeelden van letterlijk op Van Gogh geïnspireerd werk. Allen hebben zich wel zelfbewust, al dan niet herkenbaar als kunstenaar, in beeld gebracht.

Ook al is zij niet met eigen werk vertegenwoordigd, toch verdient het portret van één van hen speciale vermelding: Anna Bloch (1848-1936). Theo van Rijsselberghe (1862-1926) bracht haar gekleed in een keurige japon mèt palet in beeld. Haar uiterlijk verraadt dit niet maar zij was in meerdere opzichten bijzonder. Zij was de enige vrouw in het progressieve schilderscollectief Les XX, waar ook James Ensor en Jan Toorop lid van waren. Ook zij zijn in deze expositie aanwezig.

Anna Bloch was bovendien in 1890 de eerste -en tijdens zijn leven enige- koper van Vincents werk: De Rode Wijngaard, waar ze 400 fr voor betaalde. 

Theo van Rysselbeghe, Anna Bloch, 1892,Michele and Donals D’Amour Museum of Fine Arts, Springfield Museums, The J.Philip Gray Collection

In de eerste zaal hangt het portret van nog een schilderende dame, maar dat moet je wel weten. In Sir John Everett Millais’ (1829-1896) beeltenis van de chique geklede Louise Jane Jopling (1843-1933) wijst niets op haar beroep als succesvol schilder. Bij Richard Taylor Fine Art vond ik wel een zelfportret uit 1875 in die hoedanigheid, dat voor £ 20.000 wordt aangeboden.Wat je wel aan Millais portret kunt aflezen -een portret zegt inderdaad meer dan je zou denken- is haar zelfverzekerde, tikkeltje hooghartige blik. Als voorvechtster van vrouwenkiesrecht was ze inderdaad een krachtdadig type en in 1887 richtte ze ook de Jopling School of Painting voor vrouwen op.      

1.Sir John Everett Millais, Portret van Louise Jane Jopling, 1879. National Portrait Gallery, Londen.

2. Louise Jane Jopling, zelfportret, Richard Taylor Fine Art, Londen

Minstens zo zelfverzekerd blikt Helene Schjerfbeck (1862-1946) de toeschouwer aan. Hoewel ze het naar eigen zeggen helemaal niet prettig vond om zichzelf te zien, koos Schjerfbeck haar spiegelbeeld regelmatig tot onderwerp. Dit resulteerde in een reeks, soms onbarmhartige portretten, waarin haar artistieke ontwikkeling zich als in een stripverhaal ontvouwt. Een groots overzicht van haar werk was in 2007 te zien in het -toen nog- Gemeentemuseum, Den Haag. Als je niet beter wist zou de rode pot met ‘pollepel’ de suggestie kunnen wekken dat we met een keukenprinses van doen hebben. Het is echter geen pan pompoensoep, maar het is een pot thinner met kwasten! Met haar eenvoudige, doch indringende in pasteltinten geschilderde composities, is Schjerfbeck een originele eenling. Interessant te bedenken dat ook zij, evenals de meeste van haar mannelijke collega’s, academische geschoold is. Wellicht herinnert u zich de bijna beter dan het origineel van Frans Hals geschilderde kopie van een mansportret, dat ik tijdens mijn lezing over Frans Hals en de Modernen liet zien.

Helene Schjerfbeck, Zelfportret, zwarte achtergrond, 1915, Finnish National Gallery, Ateneum Art Museum, Helsinki, The Hallonblad Collection. Photo: Finnish National Gallery / Hannu Aaltonen

Aan haar zelfportret is Paula Modersohn-Becker (1876-1907) helemaal niet als kunstenaar herkenbaar. Het vorm- en kleurgebruik in dit gestileerde zelfbeeld doet enigszins denken aan dat van Modigliani. De indringende beeltenis roept ook associaties op met mummieportretten van de oude Egyptenaren. Voor wie een goed gelijkende beeltenis van essentieel belang was. Door het dodenportret kon de ziel het lichaam van de overledene terugvinden. Lezing leert dat antieke kunst inderdaad een belangrijke inspiratiebron voor Modersohn was.

Door de manier waarop zij de lege ogen zonder iris weergaf, krijgt het portret een afstandelijk, vervreemdend karakter. Met het krappe beeldvlak komt het portret, neergezet tegen een monochrome achtergrond, tegelijkertijd indringend over. De grote eenvoud die Modersohn naar eigen zeggen nastreeft, kenmerkt ook de eveneens heel eigen stijl van Charly Toorop (1891-1955).

 1.Paula Modersohn-Becker, Zelfportret met barnstenen ketting, ca. 1905. Paula Modersohn-Becker-Stiftung, Bremen.  

2. Mummieportret van een vrouw, ca. 169-180 n. Chr. Parijs, Musee du Louvre   

Voorafgaand aan het schilderwerk onderwierp de getalenteerde dochter van Jan Toorop zich aan een genadeloos zelfonderzoek. Daarna koos zij enkele essentiële gelaatstrekken om deze in gestileerde vorm zonder emotie in een sterk vereenvoudigd palet in beeld te brengen. Daarbij paste ze een geraffineerde licht-donkerwerking toe. De hoekige, geometrische vormen verraden invloed van het kubisme dat in die tijd in opkomst was. Net als je denkt met een ‘gewoon’ portret te maken te hebben, valt je oog op nog net zichtbaar links, een palet met penselen!

Charley Toorop, Zelfportret, 1922, Kunstmuseum Den Haag

Anders dan de voorgaande dames presenteert Mina Carlson (1857-1943) zich als een echte ambachtsvrouw. Staand in haar grauwe schilderkiel, waarin ze alle kleurtjes van haar palet verstopte, kijkt ze even op van haar werk. Wat ze schildert is helaas aan ons blikveld onttrokken. Wel zichtbaar zijn haar met verf besmeurde handen en, geestig opgemerkt in de catalogus, haar rode neus- verwijzend naar de temperatuur op de atelierzolder. Het dakraam biedt, naast een toefje klimop, uitzicht op de daken en schoorstenen van Parijs, waar ze van 1883 tot 1887 in-between-marriages zo te zien gelukkig was.

Mina-Carlson-Bredberg, Zelfportret, 1889, Prins Eugens Waldemarsudde, Stockholm

Haar ontberingen werden in 1893 beloond met exposities in het Paleis voor Schone kunsten en op de World’s Columbian Exposition in Chicago.

Als gehuwde vrouw kwam ze niet meer aan schilderen toe maar na de dood van haar tweede man haalde ze haar schade in.

Na het overlijden van haar echtgenoot raakte Thérèse Schwartze (1851-1918), daarentegen geen penseel meer aan. Dat hoefde ook niet. In 1889 won ze op de Wereldtentoonstelling in Parijs een belangrijke prijs, waarna zij erkenning genoot als ‘de koningin der Nederlandsche schilderkunst’. Het bekroonde, zeer originele zelfportret is nu in Amsterdam te zien. Aan haar presentatie als kunstenaar heeft ze haar handen letterlijk en figuurlijk vol. In het gebaar van de linkerhand boven haar turende blik, herkenden connaisseurs ongetwijfeld een citaat uit het beroemde zelfportret dat Sir Joshua Reynolds enkele decennia eerder schilderde.

Wie (ooit nog) de kans krijgt om in het voetspoor van de Medici via de eertijds ‘geheime’ Corridoio Vasariano van het Palazzo Vecchio naar het Palazzo Pitti te wandelen ziet het portret, dat Schwartze op verzoek voor deze beroemde portretgalerij maakte. Voorlopig is dit, evenals een bezoek aan de hier besproken tentoonstelling onmogelijk. Er is echter goed nieuws: sinds kort kunt u een virtueel bezoek aan het Van Gogh museum brengen.    

Therese Schwartze, zelfportret, 1888, Uffizi Florence

Schwartze had niet veel op met het kleurrijke palet van de Franse impressionisten ‘met hun wirwar van kleuren en vormen’, maar hier en daar hanteert ze wel een vluchtige, losse penseelstreek. Dezelfde toets die zij en de impressionisten bewonderden in het werk van Frans Hals.

Het portret van de Franse impressioniste, Berthe Morisot (1841-1895)  zou Thérèse Schwarze, wegens die slordig geplaatste kleurig toetsen vast niet hebben bekoord. Het werk heeft door de snelle schetsmatige toets schwung; haar rechterhand lijkt wel te bewegen. Waarmee het schilderij voor het impressionisme nog meer exemplarisch is dan het werk van alle mannelijke vertegenwoordigers van deze stijl bij elkaar.

Tegenwoordig wordt zo’n eerste artistieke ingeving hogelijk gewaardeerd, maar destijds werd soortgelijk werk gekritiseerd als zijnde onvoltooid. Morisot stopte het zelfportret weg. Pas na haar dood kwam het weer uit de kast.   

Berthe Morisot, Zelfportret, 1885, Musee Marmottan.

Met haar zelfbewuste presentatie gaat de Engelse Emily Childers (1866-1922) tenslotte nog een stapje verder dan Thérèse Schwartze. Vanuit de hoogte kijkt zij neer op de beschouwer, alsof ze zeggen wil: … ik ben schilder,…so what’…!

Ze plaatste haar portret tegen een ongedefinieerde ‘zeventiende eeuwse’ achtergrond, met een (als aureool bedoelde?) lichtvlek. Knap gaf zij haar palet in het verkort weer.

Dit portret is echt een statement. Vrouwen werden tot voor kort niet toegelaten in de door mannen beheerste academies, kunstopleidingen en expositiezalen. In deze tentoonstelling heeft zij mooi op kleur, haar welverdiende plek gevonden tussen haar beroemde mannelijke collega’s. 

Emily (Milly) Childers, ‘Zelfportret’, Leeds Museums and Galleries. Schenking van Emmeline Dean, 1937.

Link: Van Gogh Museum, In the Picture

Geverifieerd door MonsterInsights