Over aandacht in Nederlandse musea hebben onze artistieke Zuiderburen dit jaar niets te klagen! Drie toonaangevende musea hebben aandacht besteed aan Vlaanderen.
In het Frans Hals Museum was eind vorig jaar de boeiende tentoonstelling Nieuwkomers. Vlaamse kunstenaars in Haarlem 1580-1630 te zien. Aan de hand van Frans Hals, Karel van Mander en anderen werd getoond hoe de stijl van deze Vlaamse immigranten in Haarlem voor grote veranderingen zorgden in de schilder- en beeldhouwkunst van die tijd.
Tot en met 20 augustus is in het Haagse Kunstmuseum de tentoonstelling Vlaams Expressionisme; heerlijke herinneringen te zien. Een impressie van deze leuke tentoonstelling met vaak humoristische werken uit ‘the roaring twenties’ leest u elders op deze site.
In de expositie Ode aan Antwerpen; het Geheim van de Hollandse Meestersgaan we in het Catharijneconvent weer terug in de tijd. Zoals ook in het Frans Hals Museum te zien was konden Vlaamse schilders er in de 16e eeuw ook al wat van. Sterker nog: met hun letterlijk en figuurlijk gevarieerde palet en onderwerpkeuze legden de 16e en 17e eeuwse voorgangers van voornoemde Vlaamse expressionisten de basis voor hun kunstbroeders in de Noordelijke Nederlanden. Waarmee ik meteen het in de subtitel genoemde publieke ‘geheim’ prijsgeef. In het navolgende leest u een bescheiden impressie.
De verhelderen zaalteksten bieden de gelegenheid om uw kennis van de wellicht wat weggezakte ‘vaderlandse geschiedenis’ ten tijde van de Tachtigjarige Oorlog op te frissen.
Wegens de vervolging van andersdenkenden waren de Noordelijke Provincies in 1568 in opstand gekomen tegen hun katholieke koning Filips II van Spanje. Na de val van Antwerpen, waarbij de calvinistische Scheldestad in 1585 weer in katholieke Spaanse handen was gevallen, zochten veel Vlamingen het om religieuze en economische redenen letterlijk hoger op. In de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden streken zij niet alleen neer in Haarlem, maar ook in Zeeland en Amsterdam.
In hun geestelijke bagage reisde niet alleen het zuidelijke savoir-vivre mee. Met hun kennis van velerlei zaken en artistieke ideeën gaven de immigranten daar een enorme impuls aan het economische en artistieke leven.
In geen tijd verdubbelde de Amsterdamse bevolking; driekwart van dat aantal bestond uit immigranten! Vanuit Vlaams perspectief raakte Antwerpen door deze exodus geleidelijk aan haar leidende positie in de toenmalige wereldhandel kwijt aan Amsterdam. Toen Antwerpen weer in Spaanse handen was gevallen bleef de vloot die uitgevaren was om de de stad te bevrijden als blokkade op de Schelde liggen, waardoor de overzeese handel onmogelijk werd. De protestanten in Antwerpen konden kiezen of delen: terugkeren in de schoot van de Katholieke moederkerk of vertrekken. Velen kozen voor de laatstgenoemde optie. In een schilderij van Sebastiaen Vranckx met het havenhoofd van Antwerpen is, temidden van alle bedrijvigheid te zien hoe mensen, onder wie een zogende moeder, met have en goed wachten om scheep te gaan naar het veilige Amsterdam. Het inwonertal van de stad halveerde van 100.000 naar 50.000 zielen. Met de gouden eeuw van Antwerpen als haven- en handelsstad was het gedaan.
In de tentoonstelling worden vele glorieuze voorbeelden van Vlaamse schilderkunst getoond: klinkende namen van o.a. Peter Paul Rubens, Jacob Jordaens, Sebstiaan Vranckx, Frans Francken II, Joachim Patinir, zijn leerling Herri met de Bles en leden van de Antwerpse school als Quinten Massijs, Joos van Cleve, Maerten de Vos en Pieter Coecke van Aelst.
Met de komst van de zuiderlingen raakten de noorderlingen ook bekend met de vormentaal van de Italiaanse Renaissance. Van groot belang in de verspreiding van die vormentaal was de schilder Pieter Coecke van Aelst. Hij wordt met recht gepresenteerd als een uomo universale, zoals artistieke alleskunners als Leonardo en Michelangelo in Italië werden genoemd. Van Aelst kon niet alleen goed schilderen, maar hij ontwierp ook glas-in-loodramen, tapijten en prenten. De bereisde Van Aelst was bovendien toegerust met een talenknobbel. Hij vertaalde Italiaanse verhandelingen over architectuur van Vitruvius (1e eeuw v. Chr.) en Sebastiano Serlio (1475-1554) in onse spraeck, aldus schilders biograaf Karel van Mander. Dankzij Van Aelst publicaties werd de vormentaal van de Italiaanse Renaissance ook in onze contreien verspreid. In de tentoonstelling is een hele sectie aan werk van Pieter Coecke van Aelst gewijd.
Talloze malen stond ik -succes verzekerd- met groepen stil bij een van zijn werken in de collectie van het Catharijneconvent. Een pikante impressie van Jozef en de Vrouw van Potifar, geënsceneerd tegen een op de architectuur van de Romeinse oudheid geïnspireerd decor. De deugdzame en zeer gewaardeerde huisbediende van de rijke Potifar wordt op een ochtend in negligé achternagezeten door de minder deugdzame echtgenote van de heer des huizes.
In de calvinistische Republiek hoefde niemand de bijbel erop na te slaan. Iedereen kende het verhaal van het door zijn jaloerse broers tot slaaf gemaakte lievelingszoontje van hun vader. De beelden spreken voor zich, maar degenen die deze story niet paraat hebben verwijs ik naar het Bijbelboek Genesis 39:1 e.v. waarin Jozefs ijzingwekkende levensverhaal is opgetekend, dat met een happy end een filmscenario waardig is
Na de reformatie viel de Rooms-katholieke kerk in de Noordelijke Nederlanden als belangrijkste opdrachtgever weg. Schilders gingen zich specialiseren in onderwerpen voor de vrije markt. Verschillende soorten stillevens, zee- en stadsgezichten en talloze binnenhuisscenes. In de tentoonstelling is die ontwikkeling, onder invloed van die Vlaamse instroom in grote stappen te volgen.
Door de kruisbestuiving tussen Vlaamse en Noord-Nederlandse stijlen ontstonden in de schilderkunst nieuwe genres. Het zal de bezoekers van de tentoonstelling wellicht verbazen dat Amsterdam ten tijde van die Vlaamse immigratiegolf slechts 20 kunstschilders telde. Rond het midden van de 17e eeuw zou hun aantal uitgroeien tot ca 175.
In de tentoonstelling is een bijzondere co-productie tussen Vlaamse en Amsterdamse kunstenaar te zien. Een drieluik met Rust op de vlucht naar Egypte van Pieter Coecke van Aelst, dat door een echtpaar in de Republiek werd gekocht. Op de onbeschilderde zijluiken bracht Dirck Jacobszoon in Amsterdam vakkundig hun portret aan, waarbij hij het landschap in de achtergrond liet doorlopen. Let op het kleurverschil van de pigmenten!
Vormt in dit werk het religieuze onderwerp nog het hoofdonderwerp, in Keukenscène met Jezus en de Emmausgangers van Joachim de Beuckelaer van ca. 1560-1565 is het bijbelverhaal, ten koste van een overdadige uitstalling van kostelijke etenswaren, gereduceerd tot een stipje aan de horizon. Staaltje van 16e eeuwse secularisering.
Ode aan Antwerpen is een traditionele tentoonstelling, zoals het oudere publiek dat van het Catharijneconvent gewend is. De tentoonstelling is samengesteld met eigen werk, bruiklenen van het Rijksmuseum, het Mauritshuis en The Phoebus Foundation in Antwerpen. De schilderijen zijn niet alleen een lust voor het oog, ze vormen ook een intellectuele uitdaging. Kijkend naar de uitgebeelde voorstellingen kan de bezoeker zijn/haar/hun Bijbelkennis en die van genoemde profane takken van schilderkunst toetsen.
Jammer dat deze interessante tentoonstelling plaats vindt in het museale laagseizoen. Op een mooie junimiddag liep ik nagenoeg alleen door de zalen van het convent.
Goed nieuws voor wie niet genoeg kan krijgen van de Vlaamse schilderkunst: dit najaar organiseert het Noordbrabants Museum een grote tentoonstelling gewijd aan het werk van Jan Brueghel de Oude en familie, waarover te zijner tijd meer op dit blog.
Ode aan Antwerpen. Het Geheim van de Hollandse Meesters, tot en met 17 september in Museum Catharijneconvent Utrecht.
Met de nieuwe tentoonstelling Gospel: Muzikale reis van Kracht en Hoop laat het Catharijneconvent een krachtig nieuw geluid horen! Hoe breng je muziek die eeuwenlang voornamelijk via mondelinge overlevering werd doorgegeven in een museale context in beeld?
Conservator Rianneke van der Houwen en gospelzangeres Shirma Rouse lieten zich inspireren door de muziek en elkaar: …’wij halen het beste in elkaar naar boven’… Dat is mooi, maar nog niet genoeg om zo’n complex onderwerp in een aansprekende tentoonstelling te presenteren. Een team van deskundigen stond hen bij.
Na een korte inleiding op de tentoonstelling neemt zangeres en co-curator Shirma Rouse de microfoon over. Voor de aula van het Catharijneconvent zich met haar prachtige stem vult licht Shirma toe dat Gospel voor haar a lifestyle is. Met een swingende vertolking van ‘I just want to praise you’ krijgt ze de aanwezige journalisten, eerst nog wat aarzelend, maar al snel handenklappend en swingend op de been.
Gelegenheid voor een verzoeknummer was er helaas niet, maar dat gemis werd in de klankkleurrijke expositiezalen ruimschoots gecompenseerd. Toegerust met koptelefoon en audiotour wandelt de bezoeker door de expositiezalen, waar steeds vanzelf aan het daar gepresenteerde onderwerp gerelateerde muziek doorkomt.
De tentoonstelling is zeker ook aantrekkelijk voor jongeren, maar de doorsnee bezoekers van het Catharijneconvent, de 50-plussers, zullen veel Aha momenten beleven. Zij horen de liedjes terug die in de jaren ’60 nog op de lagere school werden gezongen: Go down Moses, Michael Row the boat ashore en Swing low, Sweet Chariot… Ook de gospelhits uit de jaren ’60 en ’70 zorgen voor nostalgie.
Zelf was ik er nog niet bij toen Mahalia Jackson in de Utrechtse Jaarbeurs de harten van 23.000 duizend protestantse jongeren veroverde. Met foto’s en video’s komt deze door het Nederlands Bijbelgenootschap georganiseerde jeugdmanifestatie weer tot leven. Voor haar als beroemde zwarte zangeres gingen deuren open die voor anderen gesloten bleven. Op de vraag hoe dat nou was antwoordt ze met haar typisch zuidelijke accent dat het geweldig was, maar … ‘at home I was just a negro woman’…
Ook haar eveneens in het kerkkoor geschoolde generatiegenoten Sister Rosetta Tharpe, Clara Ward en later ook Aretha Franklin kwamen de kerk uit en droegen hun liefde voor de Heer in hun gospels metterdaad uit. Aan deze kweekvijver van gospelzangers herinnert een met regenboogkleuren gesierd koorgewaad. De symbolische kleuren hadden nog niet de betekenis van nu, maar stonden voor de hoop dat God zal zorgen voor een nieuwe wereld. Het gewaad zelf stond voor de overtuiging dat voor God allen gelijk zijn; gelijke monniken, gelijke kappen.
Bij vele luisteraars en beoefenaars bracht gospelmuziek troost en blijdschap. Vooral in de kerk, maar later ook op concertpodia en in uitgaansgelegenheden. De carrière van veel zwarte zangeressen begon als gezegd in de kerk, zoals ook te zien in de Netflix serie Greenleaf.
Sister Rosetta Tharpe en Clara Ward droegen hun liefde voor de gospels niet alleen op concertpodia uit, maar ook in nachtclubs. Critici meenden dat hier een grens werd overschreden. Ook Mahalia Jackson ging dit te ver. Interessant is het interview waarin een witte dominee een nachtclubeigenaar aanspreekt op de in zijn ogen godslasterlijke optredens in nachtclub Sweet Chariot. De aangevallen man zegt het niet, maar ik denk aan de verhalen uit mijn jeugd: over een liefdevolle Jezus die zich om zondaren en eenvoudige van geest bekommerde.
In 1963 was ik oud genoeg om onder de indruk te raken van televisiebeelden van Dominee Martin Luther King’s Marsh to Freedom. In de aan dit onderwerp ingerichte kloostergang klinkt het uit aller kelen: We shall overcome; de tekst is geprojecteerd op een gebrandschilderd raam. Ook de beelden die in 1968 na de dodelijke aanslag op de voorvechter van de Civil Rights Movement werden uitgezonden staan nog op mijn netvlies gegrift. Dat de vrouw van de moordenaar ook Marina heette, bezorgde mij als kind plaatsvervangende schaamte.
De tentoonstelling verduidelijkt de geschiedenis, de verspreiding en ontwikkeling van de gospelmuziek. Het muzikale genre, waarin de blijde boodschap van het Evangelie wordt bezongen, vindt haar oorsprong in de spirituals. De liederen die slaafgemaakten op de katoenplantages in de zuidelijke staten zongen om het zware werk te kunnen volhouden. Het zorgde niet alleen voor een ritme waarop de arbeid ‘lichter’ viel, maar ook voor kracht en hoop.
The Great Migration Na afschaffing van de slavernij in de Verenigde Staten in 1865 trokken velen noordwaarts in de hoop op een beter bestaan. Behalve wat schamele materiële bezittingen ging gospelmuziek als geestelijke bagage mee. In de twintiger en dertiger jaren kwam het genre ook in het noorden tot bloei. Bestaande maar ook nieuwe gospels worden in 1921 in de bundel Gospel Pearls bijeengebracht. Dan wordt ook de term gospel gangbaar voor liederen die voorheen meest als spirituals aangeduid werden.
In leegstaande winkelpanden, de zogenoemde storefront churches, organiseerden de migranten hun eigen kerkdiensten. De luidruchtige met muziek en handgeklap begeleide diensten vonden in de ogen van veel eigentijdse gelovigen geen genade. Tegenwoordig is dat wel anders; in New York kun je deelnemen aan een gospeltour; een excursie naar een zwarte kerkdienst in Harlem en Brooklyn.
Religie en muziek hield menigeen op de been, want ook al was de slavernij afgeschaft de voormalige slaafgemaakten werden voortdurend achtergesteld. Door invoering van de segregatie wetten werden de Afro-Amerikanen gescheiden van de witte Amerikanen. Die wetten werden naar een eigentijds spotlied over zwarten, vertolkt door een witte man met een black-face, Jim Crow wetten genoemd. Racisme was en is diepgeworteld in de VS en helaas ook nog op veel andere plaatsen.
De tentoonstelling gaat slechts zijdelings in op het slavernijverleden. Vorig jaar besteedden verschillende musea, waaronder het Rijks, daar in het kader van de herdenking van de afschaffing van de slavernij al veel aandacht aan en 2023 wordt het herdenkingsjaar Slavernijverleden. In het Catharijneconvent ligt de focus op de muziek en wat die muziek teweegbracht.
In een van de zalen worden authentieke trommels getoond. Van oudsher gaven deze het ritme van de muziek aan. Op de plantages in Zuid-Amerika en Suriname werden de drums ook als communicatiemiddel gebruikt. Niet alleen om onderling boodschappen door te geven, maar ook om contact te krijgen met de geesten van voorouders. Omdat trommels in de VS verboden waren, werden de spirituals in de kerk begeleid door handgeklap en gestamp. Tegen de wand worden beelden geprojecteerd van de film die Gershwin Bonevacia over dit onderwerp maakte.
En ook in Nederland wint de gospel terrein. In een van de vitrines zijn muziekboeken te zien, waaronder een uitgave van nieuwe gospels geschreven door Paul Robeson. De omslag van een gedicht door Hendrik Marsman, Paul Robeson zingt, wordt gesierd met een portret van een zingende zwarte man door Ploeg kunstenaar Hendrik Werkman. Tussen de geëxposeerde boeken en bundels ontdek ik een voor een speciale doelgroep uitgegeven versie van de Heilige Schrift: de Slave Bible, ja zo luidt de titel echt, uit 1807. Om te voorkomen dat de lezers op rebelse ideeën zouden komen zijn hele hoofdstukken weggelaten. De uittocht uit Egypte van het onder slavernij gebukt gaande volk van Israël ontbreekt. Ook veelzeggende passages uit Paulus Brieven aan de Galaten, waarin hij spreekt over christelijke vrijheid, ontbreken, zoals: …Er zijn geen Joden of Grieken meer, slaven of vrijen, mannen of vrouwen – u bent allen één in Christus” … u bent geen slaaf meer …’.
Rode Draad De ontwikkeling van de gospelmuziek loopt als een rode draad door te expositie. Steeds weer vormden de oude spirituals een inspiratiebron voor nieuwe muziekgenres. Film- en muziekfragmenten geven voorbeelden van Jazz, rock-‘n-roll, soul, pop, r & b en hedendaagse hiphop. In ons land begon de waardering voor gospels in het laatste kwart van de 19e eeuw.
Bezoekers horen en zien hoe de Fisk Jubilee Singers Nederland in 1877 ‘van Goes tot Leeuwarden’ lieten kennis maken met de spirituals. Ze traden zelfs op voor Koning Willem III, wiens portretbuste in deze sectie getoond wordt naast een foto van de zangers. Met hun optredens zamelden zij geld in voor de Fisk University, waar voormalig slaafgemaakten konden studeren.
Een kleine 100 jaar later werd Oh Happy Day van de Edwin Hawkins Singers een wereldhit. Gevolgd door Aretha Franklin met haar vertolking van Amazing Grace. Van troostrijke muziek in de dagen van de slavernij en de eerste decennia na de afschaffing daarvan, wordt gospelmuziek steeds populairder en steeds meer een vehikel voor protest tegen maatschappelijke ongelijkheid en onrecht. Een met platenhoezen beklede wand geeft een visuele samenvatting van de meest uiteenlopende gospelzangers en witte musici voor wie zwarte muziek een inspiratiebron was. Van vroege thans minder bekende namen tot Elvis Presley’s gospelalbum How Great though art heruitgegeven in 1987, Whitney Houston’s The Preacher’s Wife uit 1996 en Simon and Garfunkel’s Bridge over Troubled Water uit 1970 om enkele namen te noemen. En meer recent: MC Hammer met Pray, 1990, Kanye West, Jesus Walks uit 2004 en Snoop Dog’s Bible of Love uit 2018. Tevergeefs zocht ik naar Dusty Springfield of is zij wegens toe-eigening inmiddels weggesaneerd? Haar authentieke vertolking van Son of a Preacherman bezorgde haar in 1968 de eretitel queen of white soul.
Voor het hier en nu laat de expositie rapper Typhoon aan het woord. Voor hem is muziek een spreekbuis voor de overtuiging: Black Lives Matter. Enkele originele spandoeken, die in protestmarsen werden meegedragen hangen nu in het Catharijneconvent.
Slotakkoord vormt een video-installatie van Emma Lesuis, met een impressie van gospel in Nederland. In vier kerken in ons land filmde zij samenkomsten waarin gospelmuziek nog altijd een belangrijke rol speelt. Gospel was en blijft een muziekvorm, waarin mensen goddelijke inspiratie ervaren en een boodschap van geloof, hoop en liefde uitdragen.
Onder de enigszins schertsende titel Van God Los? presenteert het Catharijneconvent een boeiende historische tentoonstelling over de onstuimige jaren ’60. Anno 2022 is het nauwelijks meer voor te stellen, maar in 1960 was Nederland een van de meest christelijke landen van Europa. Deze expositie laat zien hoe daar in korte tijd verandering in kwam. Tijdens een inleiding laat conservator Tanja Kootte beelden zien van hasj rokende jongeren die gehuld in afgedankte misgewaden hun eigen Woodstock beleefden in het Rotterdamse Kralingse bos.
Een volgende dia toont een impressie van de ‘tweede beeldenstorm’, die tijdens de secularisering sinds de jaren ’60 in Nederland plaats vond. Heiligenbeelden werden de kerk uitgedragen, maar anders dan in 1566 niet kapotgeslagen. Een handgeschreven bord kondigt de uitverkoop van religieuze kunst aan: kruisbeelden, madonna’s, heilig hartbeelden, wijwaterkruikjes; alles voor de halve prijs! Geïnspireerd door deze uitverkoop liet kunstenaar Jacques Frencken zich in 1965 inspireren tot zijn uit een veelvoud van verzaagde Mariabeelden samengestelde Blauwe Madonna.
Jacques Frenken, Blauwe Madonna, ca.1965, foto Ruben de Heer, Museum Catharijneconvent
In zijn als ‘een gebed zonder end’ gepresenteerde Litanie van het Heilig Hart bezorgt Frencken de eveneens op straat belande Heilig Hart beelden een afterlife, al werd dit anno 1966 door praktiserende katholieken niet gewaardeerd!
Jacques Frencken Litanie van het H. Hart, 1966, Privécollectie (Agnes en Frits Becht, Amsterdam)] Foto Mike Bink
Niet alleen deze (ont)roerende stukken, maar ook onroerend goed moest eraan geloven. Een poster roept op tot protest tegen de sloop van de Rotterdamse Koninginnekerk: …’ Wat de nazi’s lieten staan, dat gaat er nu wel aan’…
Tweestromenland De naoorlogse decennia werden enerzijds gekenmerkt door een behoudende, door religie bepaalde levenshouding, deels voortkomend uit dankbaarheid voor de herkregen vrede en welvaart. Anderzijds ontstond verzet tegen de gevestigde religieuze orde en het establishment in het algemeen. Beelden van happenings, beatmissen, protesterende studenten en provo’s zullen bij 60-plussers heel wat los maken. Tegenwoordig worden wij via sociale media non-stop overspoeld met wereldnieuws. In de naoorlogse jaren kwam dat via de krant en de radio nog gedoseerd binnen. In de verspreiding van wereldnieuws en moderne ideeën ging de televisie in de jaren ’60 een belangrijke rol spelen. Beelden van de Vietnamoorlog, honger in Afrika, de rassenstrijd in Amerika en de moord op dominee Martin Luther King dwongen de kijkers om na te denken over actuele politieke en levensbeschouwelijke vragen. En ze zaaiden twijfel aan de voorheen als almachtig beschouwde God, die dit allemaal liet gebeuren. De televisie droeg er zelfs aan bij dat God van zijn voetstuk werd gehaald! In archiefbeelden van het destijds spraakmakende programma Mies en Scène laat schrijver Godfried Bomans zijn licht schijnen op het veranderende godsbeeld: …’God is verhuisd… naar cafés, naar huiskamers, de straat op’… en …‘hij is aardiger geworden’… Bomans was niet de enige die het zo zag, maar niet iedereen ervoer het vertrek van God als bevrijding. Het loslaten van de oude vertrouwde zekerheden, waarbij het leven van wieg tot graf, zowel voor katholieken als protestanten was ingebed in het geloof, betekende voor anderen verlies. In de kloostergang van het museum krijg je daarvan een indruk. Tussen de spulletjes in het verzorgingsmandje voor een katholieke baby herinnert een met een engeltje versierd wiegenkruisje hier nog aan. Andere tijden Het tij was echter niet meer te keren. De destijds populaire zanger Bob Dylan zong het ook …’ The times they are a-changing’…
Katholieke geestelijken klaar voor vertrek naar het tweede Vaticaans Concilie
Er kwamen andere tijden, zowel binnen als buiten de kerken. In de grote expositiezaal markeert een foto van katholieke geestelijken letterlijk en figuurlijk het startpunt. Voor ze in het vliegtuig stappen om deel te nemen aan het Tweede Vaticaanse Concilie (1962-1965) poseren ze nog even voor de verzamelde pers. Het fotomoment legt niet alleen het begin van hun reis vast, maar ook de aanvang van grote veranderingen binnen de Rooms-Katholieke kerk. vernieuwingen waarbij Nederland voorop zou lopen. Doelstellig van deze internationale kerkvergadering, waar meer dan 2000 prelaten en waarnemers aan deel namen, was in bondig Italiaans: ‘Aggiornamento’; het ‘bij de tijd brengen’ van de kerk. Met het afschaffen van de Latijnse mis en verschillende andere vernieuwingen begon een frisse wind te waaien. Het concretiseren van de plannen is, denkend aan het celibaat en de rol van vrouwen in de kerk is meer dan 50 jaar later echter nog steeds niet voltooid.
Het gepresenteerde kantelende tijdsbeeld zal iets oudere bezoekers zeker aanspreken en meer losmaken dan alleen maar herinneringen. Er komt ook emotie bij. Van een jonger publiek wordt wel wat inlevingsvermogen gevraagd, maar geholpen door interessante radio- en televisiefragmenten wordt voor hen een ongekende wereld ontsloten. Liepen onze oma’s (ja, die waren ooit ook jong!) er echt zó bij: in minirok of hotpants (huh?) met daarboven een beha-loos naveltruitje?! In de jaren die op het Concilie volgden, tekent zich een streven af om de ramen open te zetten. In de grote zaal hangen portretten van katholieke voormannen. Peer van den Molengraft legde het vriendelijke voorkomen van Wilhelmus Marinus Bekkers vast; een boerenzoon die het tot bisschop van ’s-Hertogenbosch schopte (1960-1966).
Hij moet een zegen geweest zijn voor het vrouwelijk deel der katholieke natie. De kerk van Rome verbood het, maar bisschop Bekkers stelde dat het gebruik van de anticonceptiepil een kwestie van het eigen geweten was. Dit bericht werd in 1963 in het actualiteitenprogramma Brandpunt gecommuniceerd en… nog meer goed nieuws: bij opvolging van dit advies werd je niet geëxcommuniceerd! In de katholieke volksmond ging de pil, aangeduid als ‘Lekkers van Bekkers’, van mond tot mond. Een opluchting voor ouders die al gebukt gingen onder de last van een (te) grote kinderschare en jongeren die eens wat verder wilden gaan…
Een katholieke vriendin weet nog dat meneer pastoor haar moeder ieder jaar kwam vragen hoe ‘het’ zat… Om de procreatie te bevorderen adviseerde hij haar om zich een beetje aantrekkelijk te presenteren. Met 13 kinderen was dit gezin uiteindelijk compleet en… verdeeld. De oudsten waren bij de geboorte van de jongste het huis al uit en hadden zelf alweer kinderen. Wat soms resulteerde in bizarre familierelaties: met oomzeggertjes van een nog jonger familielid! In de galerij van vooruitstrevende katholieke voormannen hangt ook een portret van de latere bisschop van Utrecht (1974-1983) Jo Willebrants. In zijn functie van Vaticaans secretaris reisde hij in 1964 als de ‘vliegende Hollander’ de wereld rond om onderlinge samenwerking te prediken. Ook Kardinaal Alfrink was niet wars van vernieuwingen. In zijn boek Nieuw Babylon stelt onderzoeker James Kennedy dat niet het volk van Nederland, maar de katholieke leiders de motor achter de veranderingen waren.
Jan Noyons, Liturgisch vaatwerk voor de Lucaskerk in ’s Hertogenbosch, 1964
Naast vereenvoudiging van de liturgie volgden ook versobering in de inrichting van de voorheen rijk versierde katholieke godshuizen en van het liturgische vaatwerk.
Rome was niet blij met al die nieuwlichterij. Met de benoeming van de behoudende bisschop van Rotterdam trok Rome in 1970 krachtig aan de noodrem. Adrianus Simonis wilde van de pratende kerk weer een biddende kerk maken. Afgezien van een sobere slechts met een ivoren krul bekroonde bisschopsstaf, moest hij niets hebben van vernieuwingen. De moderne herdersstaf ten spijt, wist Simonis de kudde niet bijeen te houden.
Gelovigen nemen stelling in eigen bolwerk Zowel de rooms-katholieke als de protestantse kerk oefende veel invloed uit op het dagelijks leven. Op de vraag van de hoofdmeester van mijn christelijke lagere school in Hilversum was maar één antwoord mogelijk: als er bij jullie in de buurt een katholieke en een gereformeerde bakker zit, waar koop je dan je brood?
De zogenoemde verzuiling dicteerde niet alleen naar welke kerk, school of sportvereniging je ging, maar ook wiens brood je at! Een nieuwe ringschroef voor mijn tol kocht ik bij ijzerwarenhandel de Volharding. Al besefte ik als kind niet dat naam een sleutelwoord was uit de brieven van Paulus.
Ook vrouwen volhardden op de weg naar bevrijding. Tijdens de tweede feministische golf beklommen de hervormde Thea Barnard en de gereformeerde Nora van Egmond respectievelijk in 1968 en 1970 als eerste vrouwelijke predikanten de kansel.
Nonnen met moderne en ouderwetse habijt
In de katholieke kerk hadden vrouwen sinds de Middeleeuwen weliswaar een belangrijke rol gespeeld in het onderwijs en de verpleging, maar niet als voorganger. Een foto waarop de ontwikkeling van het saaie vormloze habijt tot een ‘hippe’ getailleerde kloosterjurk door lachende nonnen wordt getoond, illustreert dat de jaren ’60 ook voor de veelal aan strenge regels gebonden nonnen verandering brachten.
Een vrolijke noot, gezongen door de gitaar spelende Soeur Sourire was geen wanklank geweest. 60 jaar na dato klinkt het via YouTube nog net zo aanstekelijk: …’Dominique, nique, nique…! Dat zij destichter van haar kloosterorde Dominicus Guzman bezingt zal misschien niet tot elke luisteraar zijn doorgedrongen, maar de zingende zuster scoorde wereldwijd hoog op de hitparades.
Bij het zien van Wim Sonneveld als de zingende Frater Venantius opende zich een reservoir aan lang vergeten jeugdherinneringen: …’Zeg maar ja tegen ‘t leven, ja tegen ‘t leven van je amen, van je gloria joechee!’… Het deed me ook denken aan het grappig sketchje over ‘die verrekte non’ die in het café jenever besteld met de woorden: …’doe ’t maar in een koffiekopje’…
Er klinken nog meer bekende klanken. Het lied Zolang er mensen zijn op aarde, gedicht door de ex-priester Huub Oosterhuis en getoonzet door Tera de Marez Oyens. De moeder van mijn schoolvriendinnetje op het Nieuwe Lyceum. We kregen haar maar weinig te zien, want zei ze: mijn moeder is componiste. Als 12-jarige uit een amuzikaal gezin had ik géén idee, tot ik haar naam jaren later onder dit lied op de liturgie zag staan.
In die tijd waaide vanuit Amerika het verschijnsel van massaal bezochte evangelisatie bijeenkomsten over. De goed van de tongriem gesneden predikant Johan Maasbach kreeg in 1966 de handen van velen letterlijk en figuurlijk op elkaar!
Evangelisatie campagne Johan Maasbach, Den Haag,1966, foto Koen Wessing, IISG Amsterda
Wie de jeugd heeft heeft de toekomst. Onder dit motto werden ook religieuze activiteiten voor jongeren georganiseerd. Tijdens een zomer in Zeeland liep ik, aangelokt door gitaarmuziek, de tent van Youth for Christ binnen. De herinnering hieraan kwam weer boven toen ik onlangs Jonathan Franzen’s Crossroads las.
Ook al was God, om met de auteur Geert Mak te spreken, uit Jorwerd vertrokken, in grote delen van ons land is hij gebleven. Religiositeit kende in de jaren ’80 zelfs een opleving, zoals in de tentoonstelling Bij ons in de Biblebelt te zien was.
In de orthodoxe gelederen van de gereformeerde kerk weken predikanten en gelovigen, overtuigd van Gods almacht, niet van hun koers. Een uitbraak van polio onder niet gevaccineerde kinderen werd in Elspeet als beproeving aanvaard en niet als aansporing om de kinderen in te enten. Deerniswekkend is de foto van een door polio verlamde man die de schijnbaar ongeinteresseerde kerkgangers vanuit zijn rolstoel met een tekstbord oproept: Doe dit uw kinderen niet aan!
Kerkgangers lopen achteloos voorbij aan een demonstrant die oproept kinderen in te enten tegen polio, Elspeet 1966, ANP
Veranderingen op religieus en maatschappelijk terrein waren zowel in rooms als protestants Nederland echter niet meer te stoppen. Affiches roepen op tot kennismaking met de ander(sdenkenden) en tot samenwerking: van kerken tot kerk. Niet alleen tussen de verschillende richtingen van de protestantse kerken, maar wereldwijd, aangeduid als oecumene, ook tussen protestanten en katholieken. Al ging dat niet vanzelf!
Op mijn grootmoeders keukentafel lag het hervormde kerkblaadje open bij een bericht over beoogde samenwerking tussen de plaatselijke hervormde en gereformeerde kerken. Samen op weg, maar ik ga niet mee, was haar reactie! Van de strenge levensstijl van de (oud)gereformeerden had zij een grondige afkeer. “Op zondag moesten ze twee keer naar de kerk en verder mogen ze niets”!, lichtte zij toe.
De jaren ’60 en ‘70 stonden niet alleen in het teken van afbraak; er werd ook opgebouwd en niet alleen aan interkerkelijke relaties. In de Utrechtse nieuwbouwwijken Kanaleneiland en Overvecht verrezen kerken, die door verschillende geloofsrichtingen gedeeld werden. Nadat katholieken om negen uur de mis hadden bijgewoond, konden om half elf protestantse gelovigen terecht. Onder hetzelfde dak kon ieder tot zijn of haar eigen god bidden!
In oecumenische zin ging het de goede kant op, maar bij voorgenomen gemengde huwelijken klonk nog wel de waarschuwing: twee geloven op een kussen, daar rust de duivel tussen. Een probleem dat in orthodoxchristelijke kerken niet of minder speelde. In die kringen werd en wordt onder elkaar getrouwd, maar dat wil niet zeggen dat er geen problemen waren. Terwijl de hervormde kerk ten aanzien van het homohuwelijk uiteindelijk overstag ging, kunnen paren van hetzelfde geslacht in behoudende christelijke kringen niet op begrip rekenen. In de tweede expositieruimte weerklinkt de stem van de destijds populaire radiodominee Alje Klamer. In een ontroerend radiopraatje uit 1961 (!) spreekt hij homo’s bemoedigend toe: … ‘Ook al hebben uw eigen ouders, uw vrienden, uw kerk u afgewezen, ook al zwijgen ze u dood, God aanvaardt u zoals u bent. Dank God voor de liefde die u als homoseksueel kunt en mag beleven’…
Gerard Reve’s bekering tot het katholieke geloof wekte in 1966, toen velen van hun geloof af vielen, wel enige verbazing. Kwam het voort uit religieuze overtuiging of was het een publiciteitsstunt? De twijfel hierover wordt gevoed, wanneer hij voor een als blasfemisch ervaren verhaal over seks met god in de gedaante van ezel voor het gerecht wordt gedaagd. Dit zogenoemde Ezelproces inspireerde de kunstenaar Aldert Koop in 1973 tot het opmerkelijke Slangenburgtafereel, waarop Reve liggend in habijt zijn boek Lieve jongens leest, waarvan er twee in hun blootje kerkgangers koelte toe wuiven!
Albert Koop, Slangenburgtafereel, 1973 privécollectie
De kwestie ontlokte de schrijver de volgenden woorden: Mijn God is kennelijk niet de god van Nederland. Een veelzeggende uitspraak. In die jaren gaan meer mensen op zoek naar hun ‘eigen god’ of zelfs naar een alternatieve god. En er komt belangstelling voor andere vormen van spiritualiteit.
God bestaat niet, althans… De tijden veranderden en volgens sommigen moest het niet gekker worden. Er stond zelfs een gereformeerde predikant op die het bestaan van God ontkende. God zou slechts bestaan in het denken van mensen. Omdat hun publicaties merendeels buiten het tijdsbestek van de tentoonstelling vallen wordt aan auteurs die deze overtuiging uitdragen in de tentoonstelling slechts op bescheiden wijze aandacht besteed. In een van de vitrines ligt een publicatie van de atheïstische dominee: Harry Kuitert, Verstaat gij wat gij leest? Een in 1970 verschenen ‘leeswijzer’ voor het interpreteren van de bijbel. Hoe? In elk geval niet als een waargebeurd verhaal. Tot ontzetting van de een en opluchting van de ander! God bestaat aldus Kuitert alleen in de verhalen van mensen. Daar kun je …’veel, en ook spiritualiteit uit halen. Maar meer niet’, aldus de van zijn geloof gevallen gereformeerde predikant. In Kuiterts voetspoor publiceerde Klaas Hendrikse in 2007 zijn verhandeling Geloven in een God die niet bestaat.
Ook in het katholieke kamp werd het traditionele godsbeeld tegen het licht gehouden. De dominicaan pater Edward Schillebeeckx zocht God ook niet meer ‘in den hoge’. Hij was van mening dat de ontmoeting tussen de mens en God niet meer per se in de persoon van Christus hoefde plaats te vinden. In de bestseller Jezus het verhaal van een levende; maakte Schillebeeckx zijn spirituele zoektocht naar Jezus van Nazareth in 1974 wereldkundig: wie was hij en wie is hij vandaag de dag.
God, maar dan anders Ideeën over een veranderend godsbeeld vinden eveneens hun weg naar beeldende kunst en literatuur. In de laatste zaal zie je hoe schrijver en kunstenaar Simon Vinkenoog, de ‘verpersoonlijking van de hippie generatie’, er in 1966 over dacht. In zijn kennelijk speels op de apostel Paulus geïnspireerde ’zendbrief aan christenen’ stelt hij: God is dood: hoe staat het met jou? Ook Jan Wolkers, die in een streng gereformeerd gezin opgroeide, gelooft het wel. In de roman Terug naar Oegstgeest, schrijft hij zijn jeugdtrauma’s van zich af.
Kees Buurman, Dubbelkruis, 1967, Rijksdienst voor het cultureel erfgoed Amersfoort
Wolkers is niet de enige. De van huis uit gereformeerde kunstenaar Kees Buurman keert het geloof van zijn jeugd eveneens de rug toe. Hij geeft zijn Dubbelkruis vorm in het liturgische vocabulaire van het oosterse orthodox christendom. …‘Het kruis waaraan Christus is opgehangen is het kruispunt van alle horizontalen en verticalen’, aldus Buurman, die ter verduidelijking […] vervolgt: …’De aan het kruis genagelde mens staat voor wanhoop, maar het kruis is zijns inziens ook …’het teken van de allergrootste openheid en van de uitersten van het kennen, van de centralisatie van het kruispunt’ … Kunt u het nog volgen?
Wim de Haan, God 1962, Stedelijk Museum de Lakenhal
Verschillende andere kunstenaars gaven hun (visie op) god eveneens in sculpturen weer. De god van Wim de Haan is samengesteld uit sloophout…. Menige bezoeker zal hier wellicht schouderophalend voorbijlopen, maar als je goed kijkt zie je onderaan het beeld een veelzeggend detail. Een naar beneden gerichte vinger verwijst naar de hierboven aangehaalde opvattingen van de atheïstische theoloog Kuitert: …’alle spreken over boven komt van beneden’… Waarmee, even kort door de bocht bedoeld wordt: god is bedacht door mensen.
Pierre de Grauw, Lijdende Christus, 1966
Ook de beeldhouwer Pierre de Grauw maakt zich metterdaad los. Als uitgetreden Augustijner monnik gaat hij bevrijd, maar niet ‘van god los’ verder. Overtuigd van een nieuwe levenshouding: De mens hoeft met gelukkig worden niet te wachten tot hij in de hemel komt. Het mag ook al in het hier en nu!
In de laatste expositiezalen zie je meer voorbeelden van het soms kantelende, maar vaker radicaal omvallende godsbeeld. De popart kunstenaar Woody van Amen bewerkte de ansichtkaart met beeltenis van de paus, die zijn grootmoeder ooit als devotieprent uit Rome meebracht tot een pop(e)-art kunstwerk.
Maar niet iedere kunstenaar keerde in deze onstuimige jaren God de rug toe. De schilderende Afrikaanse missiepater Tamis Wever geeft in een moderne reeks kruiswegstaties in 1963 zijn visie op Jezus.
Woody van Amen, pope art, 1964-1975 foto Mike Bink
Anderen zochten hun heil verder oostwaarts. In 1968 bezongen zij nog de op de Bijbelse moeder Maria geïnspireerde Lady Madonna als hommage aan alle moeders. In datzelfde jaar reisden de Beatles naar Rishikesh in India om deel te nemen aan een cursus Transcendente Meditatie bij Maharishi Mahes Yogi. Na eerdere pogingen om met geestverruimende middelen mentale verlichting te verkrijgen kozen zij in India voor de meditatieve weg. En het werkte: in India ontstonden veel succesvolle songteksten. Iets later zochten ook andere niet zelden hoogopgeleide personen, hun heil bij Indiase goeroes. De destijds bekende psychiater Jan Foudraine en ‘onze eigen’ Ramses Shaffy reisden in de jaren ’70 af naar Bhagwan Shree Rajneesh in Poona. De verlichting belovende en gelukbrengende levenslessen legden deze goeroes geen windeieren, maar verschillende volgelingen hielden er een blijvende psychische stoornis of een nare bijsmaak aan over.
De bevrijding van knellende godsdienstige en maatschappelijke banden bereikte de campus van de universiteit; ook studenten braken los! In 1969 volgden zij in Tilburg het voorbeeld van hun Parijse leeftijdgenoten. Ze bezetten het gebouw van de (toen nog) Katholieke Hogeschool. Als brave leerling van het Koning Willem II Lyceum ging ik (inmiddels verhuisd) na schooltijd met een ondernemend vriendinnetje mee naar het op destijds ‘alternatieve en ludieke’ wijze fonetisch aangeduide trefpunt voor studenten Posjet. Met deze verbastering van het accessoire dat ‘keurige’ bourgeois heren in hun vestzak droegen verwees de naam naar het door hen, de communistische studenten, verfoeide establishment. Het studentenprotest in de Brabantse provinciestad haalde de voorpagina’s niet, maar die van de hoofdstedelijke bezetting in 1968 van het Maagdenhuis kwam uitgebreid in het nieuws.
Op de lossere moraal en de daaruit voortgekomen nieuwe leef- en woonvorm van de commune, waarin alles en iedereen met elkaar gedeeld werd, gaat de expositie niet in. Een kunstenaar die deze vrijheden samen met niet minder dan vier echtgenotes omarmde is wel vertegenwoordigd. Tussen de besproken crucifixen hangt Anton Heyboers Gekruisigde Christus uit 1963.
Met het laatste werk van de expositie, Target, schiet Jacques Frencken letterlijk en figuurlijk in de roos. Op deze schietschijf vormt een beeldje van de gekruisigde Christus het mikpunt! Een replica met echte pijltjes zou om in stijl van de jaren ’60 te blijven, een ludiek slotakkoord geweest zijn, maar blasfemie past niet binnen de aloude gerespecteerde muren van het van oorsprong religieuze convent.
Jacques Frenken, Jezus als schietschijf, 1966, foto Arnold Verplancke, Museum Krona
Bij de expositie is geen catalogus verschenen, maar het februarinummer van het museummagazine de Catharijne is aan deze niet alleen informatieve, maar ook mooie expositie gewijd. Een uitgebreid randprogramma met lezingen en podcasts biedt mogelijkheden om je verder te verdiepen in de grote religieuze en maatschappelijke veranderingen die in de jaren zestig plaats vonden. Zo wordt op 23 april in Tivoli Vredenburg een talkshow georganiseerd over- en voor kinderen van uitgetreden priesters. Zou Trijntje Oosterhuis haar stem daar ook laten horen?
Bibliografie
Tanja Kootte e.a., Van God Los; de onstuimige jaren ’60 in: Februarinummer Catharijne, 2022.
Idem, Bij ons in de Biblebelt, Museum Catharijneconvent, Utrecht, 2019.
Enne Koops, Harry Kuitert (1924-2017): spraakmakend protestants theoloog in: Historiek, 2 december 2019.
De meeste bezoekers van deze expositie zullen verbaasd opkijken wanneer ze horen wie het doek Elia wekt de zoon van de vrouw uit Sunem tot leven heeft geschilderd. Jan Sluijters is beter bekend van kleurrijke alledaagse impressies en kinderportretten, dan van doeken met in academische stijl geschilderde bijbelse verhalen!
Dit werk, waaruit een detail als campagnebeeld werd gekozen bevat niet alleen Vlaamse maar ook Italiaanse invloeden. In 1904 won Sluijters er de felbegeerde Prix de Rome mee. De daaraan verbonden beurs stelde hem in staat oude meesters in Italië te bestuderen om zich te verbeteren in het schilderen van historiestukken.
Jan Sluijters, De profeet Elisa wekt de zoon van de Sunamitische vrouw tot leven, 1904, Drents Museum, Assen, in langdurig bruikleen van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
Zover is hij echter niet gekomen. In Parijs werd Sluijters gegrepen door het werk van de kleurrijke Fauvisten, waardoor hij een totaal andere richting op ging. In financieel opzicht was dit wellicht niet verstandig: zijn toelage werd ingetrokken, maar het volgen van zijn hart bleek uiteindelijk een goede keuze.
Sluijters doek illustreert één van de thema’s in de expositie over de wondere wereld van onverklaarbare genezingen, natuurwonderen, reddingen uit uitzichtloze situaties, vervulling van onvoorstelbare wensen en contacten met een andere werkelijkheid. Een cyclische trip die begint met de dood en eindigt met het meest ‘alledaagse’ wonder: de geboorte.
In de presentatie heeft het museum voor een brede aanpak gekozen. Behalve aan historische katholieke mirakelen biedt de expositie ruimte aan de uitbeelding van wonderlijke ervaringen uit andere godsdiensten en culturen. Ook ziet de bezoeker hoe eigentijdse kunstenaars vorm geven aan het verlangen naar een wonder of hoe zij uiting te geven aan de teleurstelling bij het uitblijven daarvan. Althans zo interpreteer ik de Glazen toverstaf van Maria Roosen in de introductiezaal en het lichtkunstwerk van de Britse kunstenaar Nathan Coley There will be no miracles here. Zichtbaar vanaf de loopbrug staat in de kloostertuin nog een kunstwerk van zijn hand getiteld: A Place Beyond belief. Daags na de aanslagen op de Twin Towers ontsnapten deze woorden uit de mond van een verder met stomheid geslagen inwoner van New York.
Nathan Coley, A place beyond belief, 2012, Studio Nathan Coley, Glasgow
Met dit kunstwerk benadrukt Coley het belang van geloof: geloof waarin dan ook. Niet zozeer moreel of religieus, maar geloof in de goedheid en de kracht van de mens. Dit kunstwerk nodigt de bezoekers uit tot nadenken over de betekenis van wonderen en de vraag of geloof nodig is om een wonder te ervaren.
Jaren geleden zei de componist Laurens van Rooyen in een interview: …’wie niet in wonderen gelooft is geen realist’… In de tentoonstelling lees ik: …’Ook wie er niet in gelooft hoopt op wonderen’… Deze twee uitspraken omspannen de uitersten in het denken over wonderen. Wonderen? Dat is toch iets van bijbelse en lang vervlogen tijden! Als nuchtere Hollandse doe ik een wonderlijke gebeurtenis meestal af als een samenloop van omstandigheden of een gelukkig toeval. Anderen menen dat toeval niet bestaat. Toch zijn er gebeurtenissen, waarbij zelfs sceptici van hun ongeloof vallen! In een interview op 28 februari jl. bij de Ochtend van 4 maakte conservator Rianneke van der Houwen de luisteraars deelgenoot van de wonderlijke redding van een in de woestijn gestrande man. De mobiele telefoon bestond nog niet. Toen de nood het hoogst was, werd hij, evenals de oud-testamentische Hagar door een engel gered. De man, die bij gebrek aan passend gereedschap om zijn band te verwisselen ten einde raad was, zag ineens iets glinsteren in het woestijnzand: het bleek een passende moersleutel. Ook voor wie hier geen moer van gelooft is deze tentoonstelling met prachtige schilderijen, beelden, miniaturen en videokunst zeer de moeite waard. Wederom verlaat Museum Catharijne Convent de traditionele Rooms-Katholieke hoofdweg. Het universele fenomeen wonderen is van alle tijden en manifesteert zich overal ter wereld, zowel in godsdienstige als profane kringen. Protestantse sceptici moeten er ook aan geloven. Er wordt zelfs gewag gemaakt van een calvinistisch wonder dat zich in de jaren ’70 van de 17e eeuw in Utrecht, mogelijk in de naast het museum gelegen Catharinakerk, zou hebben voltrokken. Tijdens een dienst geleid door de Utrechtse godgeleerde Gisbertus Voetius, liet een verlamde man zijn krukken bij de avondmaalstafel achter.
Het thema opstanding uit de dood, waarmee dit stuk begon, heeft veel kunstenaars gefascineerd. Vaak geïnspireerd door bijbelse verhalen waarbij dit godswonder gewone stervelingen ten deel viel.
Rembrandt en zijn jonggestorven leerling Carel Fabritius brachten het bijbelse verhaal van de Opwekking van Lazarus op indringende wijze in beeld. In een ets belicht Rembrandt het wonder zelf, Fabritius brengt ook alle verwonderde omstanders in beeld.
1
2
1. Fabritius, Opwekking van Lazarus, 1643, Nationaal Museum van Warschau 2. Rembrandt, Opwekking van Lazarus, ets, 1632. Rijksmuseum Amsterdam.
In de tentoonstelling Hier. Zwart in Rembrandts tijd zag ik in het Rembrandthuis ook een geëtste versie van Jan Lievens. Indachtig de leus black lives matter ontdekten de tentoonstellingsmakers hoe zowel Rembrandt als Lievens in beide etsen ook een zwarte getuige van het wonder hebben toegevoegd. Meer hierover in mijn volgende bespreking van die tentoonstelling.
Zeventiende eeuwse meesters waren niet de eersten en evenmin de laatsten die dit wonder in beeld brachten. In de expositie ziet de bezoeker een eigentijdse, wellicht schokkende variant. De zelfverklaarde atheïst David Bowie maakte zich in 2016, drie dagen voor zijn dood onsterfelijk met een op dit verhaal geïnspireerde videoclip.*
Behalve de bijbel vormen ook de koran en andere religieuze geschriften een onuitputtelijke bron voor natuurwonderen. Naast prenten en schilderijen uit de westerse kunstgeschiedenis worden ook miniaturen en sculpturen uit oosterse godsdiensten getoond.
Het verhaal van Mozes die, wanneer zijn volk dreigt om te komen van dorst, water uit de rots slaat zal menig museumbezoeker bekend zijn. Zo ook het verhaal waarin Jezus over het water loopt, in de expositie op indringende en eigentijdse wijze door Bas Meerman verbeeld.
Bas Meerman, Jesus First!, 2010, Uden, Museum Krona
Voor het bezweren van een storm op zee draaide Jezus zijn hand niet om. Dat ook de boeddha over krachten beschikte om een gezwollen rivier tot rust te brengen is wellicht minder bekend.
Dit wonder wordt op subtiele wijze verbeeld in een verguld 19e eeuws beeld uit Thailand. Het tot rust brengen van het woeste water wordt slechts gesuggereerd door Boeddha’s bezwerende- zogenoemde abhaya-mudra handgebaar.
Afbeelding links: Boeddhabeeld met beide handen in de abhaya-mudra, 19e eeuw, Thailand, Nationaal Museum van Wereldculturen, Leiden
Omringd door een rijke beeldcultuur zijn wij 21e eeuwers wel wat gewend, maar in 1956 moet de passage door de rode zee getoond in de Ten Commandments van Cecil B. de Mille voor de kijkers een verpletterende en wellicht een tot geloof inspirerende ervaring zijn geweest. Het fragment is in de tentoonstelling te zien. De catalogus onthult hoe dit ‘special effect’ werd verkregen. De beelden van een plots leeglopende tank met ruim één miljoen liter water, werden achterstevoren afgespeeld.
Toen ik dit verhaal beschreven in Exodus 14: 21 e.v. in mijn lagere schoolbijbeltje opsloeg viel er een krantenknipsel uit. Een stukje uit de NRC, waarin dit wonder in de vroege jaren ’80 op wetenschappelijk wijze werd verklaard. In de Golf van Suez bevindt zich een rif van de ene naar de andere oever. Het vermoeden is dat het waterpeil in oud-testamentische tijden lager was dan nu. Opgestuwd door een straffe wind -in de bijbel is inderdaad sprake van een sterke oostenwind- zou zich een corridor gevormd kunnen hebben.
Voor het geestesoog van Marc Chagall ontvouwt dit wonder zich als een fantastisch visioen. De door een engel geleide Israëlieten gaan rustig voort in het licht, terwijl de Egyptenaren in bloedrode, geagiteerde vormen ten onder gaan in de golven. Bij het zien van dit waterwonder zou Jeroen Krabbé het in zijn zoektocht naar Chagall vast niet droog hebben gehouden.
Marc Chagall, Doortocht door de Rode Zee, ca.1955, Musée National Marc Chagall, Nice
De bijbel biedt kunstenaars ook een rijke voedingsbodem voor ideeën over hongerigen die op wonderbare wijze gevoed werden. Nadat Mozes tijdens de doortocht door de woestijn via hogerhand al drinkwater en, middels een zwerm kwartels, vlees had geregeld, dwarrelde even later vanuit de hemel voedsel neer. Dankzij deze wonderlijke mannaregen, werden de Israëlieten van de hongerdood gered (Exodus 16: 14 e.v.).
Elders wordt de profeet Elia gevoed door de raven (1 Koningen 17: 6). Het nieuw-testamentische verhaal waarbij het Jezus tijdens een massa bijeenkomst lukte om 5000 man te voeden met slechts 2 broden en 5 vissen vond ik als kind volstrekt ongeloofwaardig. Op mijn tegenwerpingen had mijn moeder maar een weerwoord: …je hoeft er alléén maar in te geloven…!
Bij het zien van Marina Abramovic zal menige bezoeker denken: …’tja, ik geloof het wel’…! In een van de zalen hangt zij in de holding boven een fornuis met potten en pannen. Abramovic werd tot deze act geïnspireerd door het wonder dat de Spaanse non Teresa van Avila (1515-1582) overkwam. Honger veroorzaakt door langdurig vasten en versterving leidde niet tot een gelukzalig gevoel van onthechting, maar tot boosheid. Volgens de overlevering begon Teresa van Avila -zo licht als een veertje?- kwaad en hongerig boven de pannen te leviteren (zweven)!
Afbeelding: Marina Abramović, The Kitchen I: Levitation of Saint Theresa filmstill, 2009, LIMA, Amsterdam
In deze performance speelt Marina Abramović (1946) met schijn en werkelijkheid, door zichzélf zwevend in de keuken van een Spaans clarissenklooster te presenteren. Een performance met een dubbele bodem: enerzijds verwijzend naar de mystieke ervaringen van de vliegende non, anderzijds naar de veilig plek uit haar ongelukkige kindertijd; de keuken van Marina’s grootmoeder.
Elders in de tentoonstelling ziet de bezoeker een impressie van Teresa van Avila in mystieke extase geschilderd door Giuseppe Bazzani (1515-1582). Hier komt de verre echo door van een college over Gian Lorenzo Bernini’s Extase van Teresa van Avila in de Santa Maria della Vittoria in Rome, waarover een sceptische kunsthistoricus destijds met een ondeugend lachje opmerkte: …’if this is godly ecstasy, I know it very well’…
In de tentoonstelling Caravaggio Bernini in het Rijksmuseum zag ik Bernini’s oefenstukje voor bovengenoemde sculptuur – een zogenoemde Bozzetto – dat hij in 1647 in terracotta modelleerde en waarover ik u binnenkort ook zal informeren.
Giusepe Bazzani, de mystica Teresa van Avila in extase, ca.1745-1750, Szépmuvészeti Museum, Boedapest
Als we het mogen geloven waren Teresa en Marina niet de enigen die de zwaartekracht overwonnen. In de ruimte gewijd aan het thema contact met een andere werkelijkheid ziet de bezoeker de reliekschrijn van Christina de Wonderbare (1150-1224). In een schilderij vliegt zij, dicht bij God, een rondje om de kerk van Sint Truiden. Haar levitaties begonnen tijdens haar uitvaartmis. Daarna bleef zij nog lang in de buurt rondspoken om middels haar relieken talrijke wonderen te verrichten.
In de expositie ziet de bezoeker ook de Gravity Gauge die Michael Pederson in 2017 ontwierp. Een ‘zwaartekrachtmeter’ die volgens het bijschrift met een knipoog verwijst naar de barometer, maar in mijn ogen eerder naar de (on)geloofwaardigheid van het fenomeen levitatie.
Van alle wonderen die in de tentoonstelling een plek hebben gekregen, zijn die van het katholicisme het meest talrijk. Een mooi voorbeeld van Hollandse bodem is het Mirakel van Amsterdam. In een 17e eeuws paneel wordt het wonder van de door een zieke uitgebraakte, doch in het vuur niet verteerde hostie als een stripverhaal zichtbaar gemaakt. Na de alteratie wanneer Amsterdam overgaat tot het gereformeerde geloof, belandt de kist met de hostie in het burgerweeshuis. Zieke jongens hoeven om beter te worden alleen maar even op de kist te gaan zitten. Nog ieder jaar wordt dit wonder tijdens de Ommegang van het Mirakel van Amsterdam in maart herdacht.
1
2
1. Een zieke man krijgt de hostie aangereikt door een priester, processievaandel (detail), 1555 Amsterdam, Amsterdam Museum 2. De jaarlijkse sacramentsprocessie in Amsterdam, Processievaandel, 1555, Amsterdam Museum bruikleen stichting Het Begijnhof Amsterdam
Wonderbare genezingen; katholieke mirakelboeken staan er vol mee. Niet alleen in de middeleeuwen, maar ook in de klassieke oudheid en in vroegmoderne tijden hechtten velen geloof aan wonderbare genezingen. En dat geloof, of in elk geval de hoop op genezing leeft nog steeds. Ook eigentijdse patiënten hopen op herstel na bezoek aan een erkend bedevaartsoord.
Hoopvol gestemd reisde de verlamde Jan Toorop in 1919 in zijn rolstoel naar Lourdes, waar de maagd Maria het boerenmeisje Bernadette Soubiroux in 1858 had gewezen op een geneeskrachtige bron.
Jan Toorop, Onze Lieve Vrouw van Lourdes, 1910, Museum Catharijneconvent Utrecht
In de tentoonstelling ziet de bezoeker Toorops impressie van Onze Lieve Vrouw van Lourdes. De bedevaart noch het (als votiefgeschenk bedoelde?) schilderij brachten hem genezing.
Sinds de Griekse en Romeinse Oudheid offerden gelovigen geschenken om de goden gunstig stemmen. Zoals het fraaie kopje van een antieke godin, daterend van de 4e eeuw v. Chr.
In de hoop op genezing, of als dank daarvoor, werden ook zogenoemde ex-voto’s in de vorm van het zieke lichaamsdeel achtergelaten bij heiligdommen gewijd aan Asklepios. Een gebruik dat tot de huidige tijd niet alleen in mediterrane kerken, maar ook in ons land heeft stand gehouden. In de expositie ziet u een verzilverd, letterlijk als luisterend oor bedoeld exemplaar.
Verzilverd Oor, Zuid-Nederland, 1800-1925. Utrecht, Museum Catharijneconvent
In de verklarende objecttekst bij de ex voto’s wordt dankbaarheid als motief genoemd. Als tweede reden voor het schenken van een ex voto wordt het afdwingen van een wonder genoemd. Dat zou wellicht vervangen kunnen worden door het afsmeken van een wonder. Goden van welke signatuur ook laten zich niet dwingen.
Dan is er nog ruim aandacht voor wonderbaarlijke reddingen. In een groot paneel van Reyer Jacobsz. Van Blommendael uit 1673 is te zien hoe St. Bavo de stad Haarlem in 1274 van een belegering door de Kennemers redt. Een primitief votiefschilderijtje herinnert aan de wonderbaarlijke redding van een Mexicaans gezin, dat in 1918 midden in een storm op zee ook nog in een bombardement over zich heen kreeg. Ook het Boeddhisme en de Islam kennen soortgelijke reddingen. In een Chinese schildering verhindert de zeegodin Mazu een schipbreuk.
De Chinese zeegodin Mazu redt een schip op volle zee, China, 18e eeuw, Rijksmuseum Amsterdam
Een miniatuur toont hoe de soefi-heilige Abdul Qadir Jilani (1077-1166), die evenals Jezus over water kon lopen, het presteerde om de opvarenden van een gezonken schip weer gezond en wel boven water te brengen. Met het element water belandt deze bespreking in een recent verleden.
Na talrijke eerdere in geschrift, prent, miniatuur en schilderij geboekstaafde mirakelen, tonen videobeelden dat wonderen vandaag de dag de wereld nog niet uit zijn. Behalve reddingen van onder puin bedolven slachtoffers worden beelden getoond van captain Sully’s bepaald niet sullig uitgevoerde ditching. Een gevaarlijke landingsprocedure die piloten en cabinepersoneel tijdens flight safety slechts in case of an unlikely event oefenen. Op 15 januari 2009 landde captain Sullenberger zijn Airbus A320 op spectaculaire wijze op het water van de Hudson in New York.
In het licht van alle ramspoed die mensen over de hele wereld op alle mogelijke manieren proberen af te wenden, zijn er gek genoeg ook mensen die de goden -of veeleer het noodlot- tarten om hen te sparen bij een gevaarlijke onderneming. Een mislukt voorbeeld daarvan wordt geïllustreerd met de foto waarop kunstenaar Bas Jan Ader in 1975 met een tupperware bootje van wal stak, om de Atlantische oceaan over te steken.
Een proeve van blind godsvertrouwen? Zeezeilers zullen het eerder als een grote stommiteit beschouwen. Van Bas Jan Ader is -een navrante vergelijking met een kinderliedje dringt zich op- behalve het lege onzeewaardige bootje, nooit meer iets teruggevonden.
Bas Jan Adler, In search of the Miraculous, 1975, foto: Mary Sue Adler-Andersen
Ondoenlijk om alle wonderen hier te bespreken, een grote schildering uit Tibet met het wonder van Shravasti, wil ik u echter niet onthouden. Een soortgelijke beschilderde banier zag ik 20 maart jl. op de tv. Tijdens haar reisprogramma bezoekt Erica Terpstra in Nepal een atelier. De vrouwelijke schilder geeft tekst en uitleg bij het meest bijzondere wonder uit het Boeddhisme, dat zich voltrok in de verdwenen Indiase stad Shravasti. Zes magiërs dagen de boeddha tijdens een soort toverwedstrijd uit. Deze geeft een staaltje van zijn kunnen ten beste door zichzelf tegelijkertijd, staand, zittend en liggend te presenteren. En dat is nog niet alles: bovenin de schildering is te zien hoe hij zijn lichaam in meerdere lichamen opsplitst, zodat er voor iedereen ‘een eigen boeddha’ is. De tegenstanders vinden hierna de dood.
Thangka met het wonder van Shravasti, 18e eeuw, Tibet, Museum voor kunst en geschiedenis, Brussel
Wanneer u nog nooit een wonder heeft meegemaakt, of indien u er nog wel een zou willen ervaren biedt de zogenoemde Godhelm wellicht uitkomst. Dit vernuftige door Bert Molenkamp in 2016 vervaardigde ‘hoofddeksel’ wordt in het Religion, Cognition and Behavior Lab van de Uva gebruikt bij onderzoek naar de vraag in hoeverre ons brein betrokken is bij religieuze en spirituele ervaringen en waarom sommige mensen vatbaarder voor dit soort ervaringen zijn dan anderen.
Benieuwd? Doe de zelftest!
Tenslotte betreedt de bezoeker een thema-ruimte gewijd aan het ogenschijnlijk alledaagse mysterie van conceptie en geboorte, dat in welke godsdienst of cultuur ook, als een wonder beschouwd wordt. En dat is, indachtig verhalen over ongelukkig verlopen zwangerschappen, geen wonder. Ook auteur Bill Bryson bestempelt het ontstaan van nieuw leven en de geboorte in zijn onlangs verschenen ‘reisgids’ door het menselijk lichaam als zodanig. …’De ontwikkeling van een bevruchte eicel tot de geboorte is een van de grootste wonderen van de biologie en.. de belangrijkste gebeurtenis van je leven’….
De geboorte wordt met een keur aan mythologische, bijbelse, antieke en oosterse verhalen in de expositie geïllustreerd.
In een anoniem noord-nederlands schilderij herkennen christenen en moslims het verhaal van de engelen die de stokoude Abraham en Sara een bizarre boodschap brengen. Sara schiet in de lach, maar tegen elke verwachting in raakt zij ver na de menopauze toch zwanger. Zij schenkt Abraham de lang verlangde zoon: Isaäc, waarmee hij de stamvader wordt van het Joodse volk.
Onbekende kunstenaar, Drie engelen bezoeken Abraham en voorspellen de komst van zijn zoon, Noord Nederland, 1625-1650, museum Catharijneconvent, Utrecht
Dit geluk betekent ongeluk voor Abrahams oudste zoon, Ismaël, die hij wegens hun kinderloosheid, op aandringen van Sara bij de slavin Hagar verwekte. Nu fluistert de jaloerse Sara hem iets in dat de geschiedenis van de wereldgodsdiensten ingrijpend zou bepalen. Ismaël wordt met zijn moeder verstoten, maar ook met hem had God een plan. Wanneer zij van dorst dreigen om te komen in de woestijn, wijst een engel hen op een bron. Ismaël wordt de stamvader der moslims. Deze zogenoemde zemzem bron is samen met de Ka’aba, de plek waar Abraham zijn zoon Isaac moest offeren, een bedevaartsoord voor miljoenen moslims.
De Boeddha in lotuszit in de baarmoeder van zijn moeder, Myanmar, 20e eeuw, part. coll.
Altijd gedacht dat de maagdelijke conceptie van Jezus van Nazareth een uniek fenomeen was? Deze tentoonstelling leert dat ook andere wonderdoeners op wonderbaarlijke wijze geconcipieerd en geboren werden. Zo zou de boeddha verwekt zijn door een witte olifant, die zijn moeder tijdens een droom bezocht. Een 20e eeuws reliëf uit Myanmar toont de boeddha in lotushouding in de schoot van koningin Maya. De heerlijke inrichting van haar baarmoeder als een gouden paleis, verklaart wellicht waarom het kind pas na een 10 maanden durende zwangerschap ter wereld kwam. En hoe! Na één wee werd prins Siddhartha Gautama op miraculeuze wijze via de rechterheup van zijn moeder geboren, waarna hij wonder boven wonder ook meteen kon lopen!
In een 20e eeuwse schildering uit India, zijn de wonderen rond de geboorte van de hindoegod Krishna verbeeld. Opgesloten door haar demonische broer koning Kamsa brengt prinses Devaki in de gevangenis Krishna ter wereld. Door een wonder gaat de gevangenispoort open, zodat Krishna’s vader hem kan bevrijden.
Als een rondeel wordt de tentoonstelling besloten met een reeks christelijke geboortescènes van de maagd Maria en het kindje Jezus.
Een ikoon met de voorheen kinderloze Joachim en Anna memoreert de wonderlijke conceptie van Maria, die tijdens een kuise omhelzing in de Gouden Poort van Jeruzalem werd verwekt. Deze gebeurtenis wordt in de katholieke en Russich orthodoxe kerk aangeduid als de onbevlekte ontvangenis. Dit betekent dat zij niet belast is met de erfzonde, die met Adam en Eva in de wereld is gekomen. Aldus werd Maria zuiver genoeg om de moeder van Gods zoon te worden. De term onbevlekte ontvangenis wordt vaak ten onrechte gebruikt om de maagdelijke conceptie van het Christuskind aan te duiden.
Ontmoeting van Anna en Joachim bij de gouden poort, Rusland, eind 16e eeuw, Ikonen-Museum Recklinghausen D
Via een 15e eeuwse miniatuur waarin de Tiburtijnse Sibille keizer Augustus de geboorte van een nog machtiger heerser voorspelt bereikt de bezoeker het slotakkoord van de tentoonstelling. Voor trouwe bezoekers van het Catharijne Convent een oude bekende: het Middelrijns altaar uit de refter. Het werk bevat tegenwoordig niet makkelijk meer te herkennen wonderen. Dat wij dit werk ruim vijfhonderd jaar na voltooiing nog kunnen bewonderen, is ook een wonder !
Terwijl veel middeleeuwse kunstwerken tijdens de beeldenstorm of door de tand des tijds verloren gingen, bleef dit altaarstuk, na de reformatie verstopt achter een witgewassen muur, gespaard. In de 19e eeuw kwam het weer tevoorschijn. De destijds gesloten zijluiken zijn beschadigd, maar daarachter bleven de voorstellingen goed geconserveerd. Tegen een gouden achtergrond ontvouwt zich een schitterend stripverhaal, waarin de kernpunten van de christelijke heilsgeschiedenis voor ongeletterden kleurrijk in beeld worden gebracht. Details van de daarin verstopte wonderen vertel ik u graag een keer tijdens een rondleiding in Museum Catharijne Convent.
Geboorte van Christus, paneel uit het Middelrijns altaar, Middelrijn of Westfalen?, ca. 1410, Museum Catharijneconvent
Voor u de tentoonstelling verlaat ziet u een drietal foto’s die Rineke Dijkstra maakte van vrouwen die zojuist moeder zijn geworden en een film van Jeroen Eisinga, gewijd aan hetzelfde thema. Hierna volgt een video van Bill Viola, waarin enkele mensen symbolisch de soms (on)aangenaam verrassende levensstadia doorlopen. Na deze duistere ruimte bereikt u aan het einde van deze leerzame tentoonstelling weer het licht. Zouden de tentoonstellingsmakers hier een symbolische bedoeling mee hebben gehad?
R. van der Houwen-Jelles e.a. Allemaal wonderen, Museum Catharijneconvent Utrecht, 2020
*NPO 2 Jeroen Krabbé zoekt Chagall, AvroTros.nl.
* B.Bryson, Het Lichaam: Een Reisgids, Amsterdam/Antwerpen, 2019
Campagnebeeld Bij ons in de Biblebelt, foto Sjaak Verboom, ontwerp Fabrique
Dubbelbeelden
Portretten
uit de fotoserie Zaterdag/Zondag van Sjaak Verboom, waarin vrouwen op zondag een totale make-over
ondergaan, roepen een herinnering op.
Wij
lopen naar buiten voor een ommetje. Bij de brievenbus staat een jonge vrouw.
Onder haar prachtige lange haar is een oor piercing zichtbaar. Ze vertelt dat
postbezorging maar een bijbaantje is. Ze doceert kunstvak en is in-between-jobs
even thuis bij haar ouders.
Een paar weken later nodig ik haar binnen voor een kop thee. Onze studerende dochter revalideert na een knieoperatie bij ons thuis. Met stijgende verbazing hoort zij het gesprek aan. De ‘postbode’ heeft kunstacademie gedaan. In haar vrije tijd past ze vaak op de vier kinderen van haar zus, die ook les geeft. Welk vak? Geboorte regulatie. Wat vooruitstrevend denk ik, naïef. Pas wanneer de methode wordt genoemd, valt het kwartje: periodieke onthouding. Verbaasd roept dochterlief uit: maar dat werkt toch niet?!
Wanneer onze gast in de loop van het gesprek onbevangen en moedig getuigt dat God voor haar wel nummer één is beseffen we onmiskenbaar dat we in de Biblebelt wonen.
Uit de serie Zaterdag/Zondag, foto Sjaak Verboom
Uit de serie Zaterdag/zondag, foto Sjaak Verboom
Historie Met
verwondering en soms verbazing loop ik door de zalen van het Catharijneconvent,
waar de wereld van de bevindelijk gereformeerden ontsloten wordt. In de
fotoserie zie ik meer dubbelbeelden; door de week casual en hip, op zondag refo-chique.
Anders dan de bezoeker van het Catharijneconvent gewend is, deze keer geen
oogverblindende objecten en bijzondere schilderijen, maar vooral foto’s en
boeken met en over het woord van God. De door dit woord gedicteerde
levenshouding van streng gereformeerde gelovigen in de laatste zuil van
Nederland, de Biblebelt, wordt niet door beelden, maar vooral met woorden geïllustreerd.
De reformatorische cultuur is geen materiële cultuur. Dat heeft te maken met het
Tweede van de Tien geboden; de richtlijn voor een zuivere levenswandel. Bijbelteksten
spelen een belangrijke rol in het leven van streng gereformeerden, die overigens
niet één groep vormen, maar in de woorden van conservator Tanja Kootte uit …’een mozaïek van verschillende
kerkgenootschappen bestaat, die we rekenen tot de rechterflank van het
protestantisme’…
De tentoonstelling verklaart het ontstaan van de Biblebelt; dat deel van ons land met een hoge bevolkingsdichtheid aan reformatorische christenen. Deze streek loopt diagonaal vanuit Zeeland tot diep in het oosten van ons land. Deze demografische gesteldheid vindt haar oorsprong in de late 16e eeuw, de tijd van de 80-jarige oorlog, toen de Noordelijke Nederlanden in opstand kwamen tegen de overheersing van het katholieke Spanje.
Verkiezingsuitslagen laten zien dat de SGP hier favoriet is. Een historisch overzicht verduidelijkt de ontwikkeling van de verschillende afscheidingen, de bijbehorende geschriften en afbeeldingen van de godshuizen. Waar elders kerken worden gesloten of voor een seculiere doorstart opgedeeld in appartementen, verrijzen in de Biblebelt nieuwe kerken met soms wel 2500 zitplaatsen. De bezoeker ziet foto’s van deze zogenoemde refo-domes in o.a. Bleskensgraaf en Barneveld.
De Hoeksteen, Barneveld
Levenskeuzes
De mensen in de Biblebelt en hun levensstijl staan centraal. Eigentijdse literatuur biedt interessante uitgangspunten. In hun romans beschrijven Jan Siebelink en Franca Treur meermaals momenten waarop de werking van God in het hart van de gelovige wordt ervaren: het bevinden, waar het voor buitenstaanders wat raadselachtige bijvoeglijk naamwoord bevindelijk van is afgeleid.
Aanhakend op de actualiteit wordt de Nashville verklaring zonder commentaar getoond: met stellingname over Bijbelse seksualiteit gebaseerd op psalm 100:3: …‘Weet dat de Heere God is: Hij heeft ons gemaakt – en niet wij-…’ Dit in Amerika opgestelde pleidooi voor het traditionele gezin, waarmee alternatieve gezinsvormen en het praktiseren van homoseksualiteit op grond van Genesis 1: 27 worden afgekeurd, vindt ook binnen reformatorische kringen in ons land veel weerklank.
…’En God schiep den mens naar Zijn beeld;…man en vrouw schiep Hij ze’.. Wanneer ik dit lees komt nog een herinnering boven. In New York worden we in een trendy restaurant door een leuke ober bediend. We raken in gesprek en hoe we erop kwamen weet ik niet meer, maar anders dan we verwachten zegt hij met een lach:
…’God created Adam and Eve; not Adam and Steve’… Elders in de expositie is de stem te beluisteren van een man voor wie wegens zijn seksuele geaardheid geen plaats meer is in de gereformeerde kerk van zijn jeugd.
De Bijbel en wetenschap
Bijbelteksten
en de drie zogenoemde formulieren: de Heidelbergse Catechismus uit 1563, de
Nederlandse Geloofsbelijdenis van 1561 en de van 1619 daterende Dordtse
leerregels spelen een belangrijke rol in het dagelijks leven van reformatorische
christenen. Een paar jaar geleden hoorde ik een leerling van Pabo de Driestar in
Gouda tijdens een rondleiding zeggen:…‘wij geloven dat de Bijbel van kaft tot kaft
waar is’. Sprekend over de Heilige Schrift wordt niet gedoeld op
eigentijdse edities, maar op de Statenvertaling uit 1637, waartoe in 1619 bij
de Synode van Dordrecht werd besloten. Hoe valt deze overtuiging te rijmen met
de huidige stand van wetenschap inzake de evolutieleer en recente verkenningen
van het heelal?
In de tentoonstelling ligt een geschiedenisboek open bij een hoofdstuk over de oude Egyptenaren. Een kadertje geeft richting aan de gewenste gedachtegang van de leerlingen: ‘…Vaardigheid. Geschiedenis beschouwen vanuit de Bijbel. Je moet een historisch persoon of een periode uit de geschiedenis proberen te beoordelen vanuit de Bijbel. Vraag je hierbij af welke richtlijnen de Bijbel geeft over dit onderwerp’…
Ik
sla even een zijweg in. Tot mijn verbazing nam ik onlangs kennis van de
stellingname van Heino Falcke, hoogleraar radioastronomie en
astrodeeltjesfysica aan de Universiteit van Nijmegen. Wetenschapsjournalist Govert
Schilling ging tijdens een recente tv-serie met hem op zoek naar de Grenzen van
het Heelal. Deze moderne wetenschapper, onlangs in het wereldnieuws met de eerste
foto van een zwart gat, gelooft in de oerknal èn het bestaan van God. In Falcke’s
eigen woorden: … ‘De oerknal kan nooit de oorsprong zijn. Er was al
iets. God is groter dan alles wat wij in kaart hebben gebracht en hij houdt
alles ‘in control”, aldus Falcke in een
interview bij ForumC geloofenwetenschap.nl. Bij het zien van deze bepaald niet
wereldvreemde wetenschapper, ben ik wederom verwonderd: hoe is dit mogelijk? Het
antwoord geeft hij zelf:
…’Sterrenkundig
onderzoek leert ons hoe het heelal in elkaar steekt. Maar geloof en
wetenschap zijn ook met elkaar verbonden. Mijn onderzoek van het heelal geeft
me bijvoorbeeld nieuwe beelden om het scheppingsverhaal uit de Bijbel te
beleven. Natuurlijk is een Bijbels verhaal iets heel anders dan een
wetenschappelijke theorie. Maar het bevat wel waarheid, net als een gedicht of
een liefdesbrief…’
Het gezin als hoeksteen
van de samenleving.
In
de eerste zalen van de tentoonstelling staat de beeldvorming over de Biblebelt centraal.
Deze term is eind vorige eeuw overgewaaid uit
Amerika. Afgezien van deze benaming zijn er weinig overeenkomsten tussen Amerikaanse
en Nederlandse orthodoxe christenen. Aan uiterlijkheden of levensstijl zijn
Amerikanen van de Biblebelt nauwelijks te onderscheiden. Ze wijzen het gebruik
van moderne media of vaccinaties niet af, aldus hoogleraar James Kennedy in de Catharijne, het magazine van het
Catharijneconvent. Anders dan de bescheiden op zelfreflectie en innerlijke
beleving gerichte bevindelijkheid van hun Hollandse geloofsgenoten zijn de
Amerikanen uitbundig in hun gemeenschappelijk met muziek ondersteunde
lofprijzing. Maar op één terrein komen de opvattingen weer samen: een strenge
seksuele moraal.
Refo meisjes, herkenbaar aan lange haren en rokken trouwen jong, zonder eerst samen te wonen. Terwijl doorsnee twintigers nog druk zijn met studeren en aanverwante zaken, krijgen zij al kinderen. Tussen twee kerkdiensten door zie ik ze op zondag vaak wandelen met één kind in de wagen, één op het treeplankje voorop en één onderweg.
Samuel
Otte’s foto’s van verloofde en jonggehuwde stellen in de serie Gods Bedoeling, illustreren
het beeld van het gezin als hoeksteen van de samenleving. Ze poseren zittend op
een eenpersoonsbed in hun tienerkamers of een stap verder, in trendy grijs-wit
ingerichte ‘modelwoningen’. Op zoek naar landelijk meubilair belandde ik jaren geleden
in een ‘country winkel’ op de Veluwe, waar ik mij toen nog onwetend, verbaasde
over het winkelende ‘zwarte kousen’ publiek.
Samuel Otte, Peter en Aline, uit de serie Gods bedoeling, 2014
Reformatorische Kunst
In de laatste zaal komt eigentijdse gereformeerde kunst aan bod met verrassende en soms ronduit geestige creaties zoals Martin de Heer’s tekeningen van de Reformeerkoet uit 2015.
Martin de Heer, Reformeerkoet, 2015
Reformatorische kerken zijn sober ingericht; maar anders dan vaak gedacht was Calvijn geen tegenstander van beelden. Hij was alleen tegen het afbeelden van God, licht Tanja Kootte toe. In reformatorische afbeeldingen van de brede en de smalle weg is Hij dan ook afwezig.
De brede en de smalle weg, toegeschreven aan Laurence Neter,1630-1639, collectie Museum Catharijneconvent
Die
brede en smalle weg beschreven in Mattheus 7: 13-14, inspireerde de Zeeuwse
kunstenares Liesbeth Labeur tot haar bijdrage aan de tentoonstelling.
Liesbeth Labeur, Ballenbad
Je zou haar
installatie in de vorm van een ballenbad, als ludiek kunnen ervaren, maar de
rode, gele en oranje ballen verwijzen (met wat fantasie) naar de vlammen van de
hel in voorstellingen van de smalle en met name de brede weg die daar uitkomt.
Ligt wel lekker hoor… en als je er op tijd weer uit klimt bereikt het
hellevuur je niet!
Het Tweede Gebod (Exodus 20: 1-17) staat kunstenaars dus (bijna) niets in de weg. Er is zelfs een beroepsvereniging van Kunstenaars op Reformatorisch Fundament, KORF. In verschillende kunstwerken resoneren de thema’s van de expositie. Zoals de in hemelsblauwe tinten verbeelde Pelgrimsreis van Bert Bosch; een trap over een bergkam eindigend in een dubbele hemelwaarts gerichte lichtbaan. Een eigentijdse symbolische verbeelding van de middeleeuwse levensreis van de viator mundi op weg naar het hemelse vaderland.
Bert Bosch, einde van de Pelgrimsreis, 2015
Heel modern en diep doorwrocht is de Kruisiging van Martijn Duifhuizen; een minimalistisch drieluik. In een bijbehorende vitrine ligt een klein paneeltje met -zichtbaar onder een loupe- de namen van 1000 christenen. De horizontale en verticale lijnen vormen een kruis als symbool van alle christenen ter wereld. Het werk bevat een diepere betekenislaag; de figuur ter linkerzijde van christus, de sinistere kant, voor de beschouwer rechts, komt aan het kruis niet tot inkeer, ‘alles blijft horizontaal’, de goede moordenaar aan de rechterkant zal, indachtig de verticale lijn, met Jezus naar de hemel gaan.
Martijn Duifhuizen, Kruisiging, 2019
Wat
raadselachtig is de knoestige verbeelding van de ellenlange psalm 119 door Tijs
Huisman uit 2016. Bovenin deze sculptuur zit de psalmist van dit 176 regels tellende
lied. In mijn afscheidscadeau van de lagere school met de bijbel lees ik de
beginregels: …’Welzalig zij, die
onberispelijk van wandel zijn, die in de wet des Heren gaan’……Gevolgd door
o.a. ….’Met heel mijn hart heb ik u
gezocht…. Laat mij niet afdwalen van uw geboden’..het oog op uw paden gericht…
wanneer zult u mijn vervolgers berechten… ze hebben voor mij een kuil gegraven…
bijna was ik van de aarde verdwenen… aanvaard Heer, de lof uit mijn mond en
onderwijs mij in uw voorschriften… zondaars hebben een net gespannen… ik dwaal
rond als een verloren schaap’…
Tijs Huisman, Psalm 119: hoe wonderbaar is uw getuigenis, 2016
Aan de hand van deze tekst probeer ik de gedachtegang van de beeldhouwer te volgen, maar ik zie, afgezien van wat haken, ogen en holtes, geen aanknopingspunten.
Ook
de andere kunstwerken blijken geïnspireerd op bijbelteksten, zoals Piet den
Hertog’s paneel getiteld:
Als broeders…? Gebaseerd op de berijmde psalm 133.
Piet den Hertog, Als broeders samenwonen, 2016
..’Ai ziet hoe goed, hoe lief’lijk is ‘t, dat zonen van ’t zelfde huis, als broeders samen wonen’ …’waar liefde woont, gebiedt de Heer den zegen…’. Dat de werkelijkheid vaak anders is spreekt uit dit prachtige, bijna magisch realistische beeld.
Ogenschijnlijk lieflijk is het paneel met Mirjam, Kwetsbaar weefsel door Jan den Ouden uit 2016. De kunstenaar kwam tot deze creatie door de woorden uit de berijmde psalm 102: …’als een kleed zal ’t al verouden; niets kan hier zijn stand behouden…’, waarmee het beeld van dit jonge meisje op haar skateboard tot een vergankelijkheidssymbool wordt; er hangt zelfs al een draadje los.
Jan den Ouden, Miriam. Kwetsbaar weefsel, 2016
Wie de zojuist besproken eigentijdse kunstwerken uit deze bijzondere tentoonstelling wil zien kan van dinsdag tot en met zaterdag terecht. Op verzoek van de kunstenaars zijn deze werken op de dag des Heren verscholen achter een gordijn.
Het is met Middeleeuwse manuscripten niet anders dan met hedendaagse boeken ; eenmaal liefhebber krijg je er nooit genoeg van. In deze tentoonstelling Magische Miniaturen worden letterlijk en figuurlijk de best bewaarde schatten van de Middeleeuwen ontsloten. Letterlijk want veel manuscripten zijn voorzien van sloten als bescherming tegen vocht, licht en ongedierte. Met bruiklenen uit de Koninklijke Bibliotheek, het Museum Meermanno, Kasteel Huis Berg, verschillende Universiteitsbibliotheken en exemplaren uit eigen bezit heeft het Catharijneconvent een bloemrijke tentoonstelling ingericht. Onder een erehaag van strooibloemen – een uitvergroting van een zogenoemde Gents Brugse strooirand – betreedt de bezoeker de wondere wereld van de miniaturen.
Strooirand uit getijdenboek, atelier Simon Bening, Brugge ca. 1510-1520, ABM S11
De Middeleeuwen werden vaak gezien als een duistere periode, ingeklemd tussen de klassieke Oudheid en de Renaissance. Met deze gedachte wordt in deze tentoonstelling afgerekend. Miniaturen vormen de best bewaarde kunst van de 14e en 15e eeuw; dichterbij de Middeleeuwen kun je niet komen.
De kleurrijke goudversierde initialen en miniaturen hebben 500 jaar na dato niets van hun glans verloren. Naast een lust voor het oog bieden de boeken niet alleen godsdienstige-, historische- en politieke informatie, maar ook inkijkjes in het dagelijks leven. In de randdecoraties en kalenders van getijdenboeken zien we ontluikend en vaak overtuigend realisme. De illustraties van de werken van de maanden in het Getijdenboek van de Meester van Morgan maken duidelijk dat de ‘duistere’ Middeleeuwen veel kleurrijker waren dan vaak wordt gedacht.
Maand juni, in een getijdenboek Meester van Morgan M. 491, Brabant, ca. 1530 Den Haag, Koninklijke Bibliotheek, 133 D 11
Diverse films verduidelijken de wordingsgeschiedenis van de handgeschreven en prachtig verluchte boeken. Van het prepareren van het perkament (voor een lijvig boek was een kudde schapen nodig) tot de ‘finishing touch’ uitgevoerd door de makers van de versierde hoofdletters (de initialen) , de randversieringen (de marginalia) en niet in de laatste plaats de miniaturen. Hoewel miniatuur in ons taalgebruik staat voor iets kleins, is dat niet de oorspronkelijke betekenis van het woord waarmee deze illustraties worden aangeduid. Ze werden aanvankelijk met rode verf aangebracht. Een handeling die in het Latijn werd aangeduid als miniare ofwel rood maken. Gaandeweg werden de illustraties kleurrijker. Kleine wandteksten informeren de bezoeker over organische en anorganische kleurstoffen: het uiterst kostbare ultramarijn, gemaakt van gemalen lapis lazuli, het rozerode kraplak gewonnen uit schildluizen, waaraan in die tijd geen gebrek was! En natuurlijk goud dat rijkelijk gebruikt om teksten en illustraties letterlijk te verlichten: illuminare.
Later sneden op geld beluste handelaren mooie miniaturen en versierde hoofdletters uit de boeken om los te verkopen. In de kloostergang hangen er enkele; keurig ingelijst, waaronder een initiaal met de oudtestamentische heldin Judith, die in oorlogstijd (zogenaamd) overloopt naar de vijand. De illustratie laat zien hoe zij de hoofdman Holofernes onthoofdt, nadat zij hem eerder het hoofd op hol had gebracht.
Fragment van de Glazier-Rylands Bijbel, Henegouwen ca 1260-1270, Vervluchting: Pontifical Master Enschede, Rijksmuseum Twenthe
Het is nauwelijks meer voor te stellen dat al deze boeken met de hand werden afgeschreven. De uitdrukking monnikenwerk geeft aan dat het kopiëren van grote folianten, maar ook kleine gebedenboekjes geen sinecure was. Urenlang pennen in een slecht verlicht, koud scriptorium met pijn aan hand en schouders moet voor velen een kwelling zijn geweest. Het werd nog niet zo genoemd, maar RSI bestond ook toen al. Dit alles ter ere van God: Soli Deo Gloria.
Johannes de Evangelist, in een evangeliarium Maasland, tweede helft 12e eeuw, Den Haag, Koninklijke Bibliotheek, 76 E
Hoe verheugd een monnik kon zijn na voltooiing van een lange schrijfopdracht, blijkt uit een opmerking in het colofon van een middeleeuws handschrift: … ‘Men brenge de schrijver nu wijn, en wel van de beste…
Wanneer in de 15e eeuw handel en welvaart toenemen ontstaat onder invloed van de Moderne Devotie vraag naar gebedenboeken voor privé devotie. Deze zogenoemde getijdenboeken bevatten een verkorte versie van de officiële koorgebeden, welke binnen de kloostermuren 8 maal per dag op vaste tijden (de getijden) werden gezegd en gezongen. De verschillende gebeden, zoals de Maria getijden, de boetpsalmen en het dodenvigilie, zijn in de rijk versierde boeken geïllustreerd met een miniatuur. Om aan de vraag te kunnen voldoen ontstaan buiten de kloostermuren steeds meer profane schrijfateliers. De tentoonstellingsmakers spreken van de bestsellers van de Middeleeuwen, maar alleen de allerrijksten konden zich zulke dure boeken veroorloven. Op de internationale kunstbeurs de Tefaf waren deze handschriften bij Les Enluminures en Dr. Günther Jorn visueel en zelfs manueel even binnen handbereik; wat een rijk gevoel.
Datzelfde gevoel ervaart de bezoeker in deze wonderschone tentoonstelling. Je mag er alleen maar naar kijken, maar aankomen niet…. Dit is gelukkig niet helemaal waar, want de museumbezoeker kan op verschillende plekjes zelf creatief aan de slag; fröbelen met het stempelen van marges en het stickeren van strooiranden.
Boeken waren kostbaar en het bezit ervan was slechts weggelegd voor kloosterbibliotheken, vorsten, vermogende geestelijken, leden van de adel en welgestelde burgers. In de tentoonstelling zijn grote en kleine religieuze werken te zien en wereldlijke boeken. Eén, misschien wel twee kent u nog wel van de Middelbare school: de Roman de la Rose, hier bezorgd door Jean Molinet, die het werk aan zijn opdrachtgever Philips van Kleef aanbiedt. In de achtergrond ziet u Molinets logo: een molentje.
Jean Molinet, roman de la Rose Moralisé et Translaté De Rime en Prose Henegauwen, 1500 Den Haag Koninklijke Bibliotheek, Ms.128 Het andere boek dat u wellicht nog kent is Jacob van Maerlants Spieghel Historiael. Het eerste geschiedenisboek in de volkstaal, waarin de verhalen uit de Bijbel, beginnend met de Schepping, kunstig vervlochten zijn met gebeurtenissen uit de wereldse geschiedenis. De Middeleeuwer was niet verbaasd wanneer Alexander de Grote plotseling een verhaal binnen stapte. Van Maerlants Spieghel Historiael wordt voor de ogen van de museumbezoeker ontsloten. Via een touchscreen verschijnt de aangeklikte miniatuur vol in beeld en ziet de bezoeker bijvoorbeeld hoe Godfried van Bouillon met ware doodsverachting een ladder beklimt om de belegerde stad Jeruzalem binnen te gaan. Deze daad in 1099 overleefde hij, maar in 1100 vond hij een ontijdige dood in het Heilige Land. Hij werd in de Heilig Grafkerk in Jeruzalem begraven.
Jacob van Maerlant, Rhijmbijbel, die wrake van Jherusalem, ca 1340, Belegering van Jeruzalem, Groningen Universiteits-bibliotheek
Een van de films toont hoe de boeken van Jacob van Maerlants werden onderzocht met Infrarood Reflectografie. Deze methode om onder de verf te kijken brengt soms verrassende pentimenti aan het licht. Momenten waarop de miniaturist zich bedacht. Zo was onder een scène met vissen eerder een woud met bomen gepland.
De tentoonstelling werpt ook licht op de plaatsen van herkomst en voor zover bekend voor en door wie ze zijn geschreven. U ontmoet enkele voorname opdrachtgevers zoals Philips de Goede en zijn (onwettige) zoon David van Bourgondië, die door zijn vader krachtdadig als bisschop van Utrecht naar voren werd geschoven. Niet alleen met deze bisschopsbenoeming, maar ook in 1430 met de stichting van de Orde van het Gulden Vlies probeerde de Bourgondische hertog zijn invloed overal in zijn rijk te laten gelden. In verschillende miniaturen zien we Philips de Goede in gebedshouding; voor het gemak heeft hij zijn trippen uitgeschopt. Naar de toenmalige smaak modieus gekapt knielt hij in een inmiddels 500-jarige aanbidding…
Getijdenboek van Philips de Goede Oudenaarde, Jean De Tavernier en assistent, 1453(?) Toegevoegde gedeelten: Brugge, Meester van de Gebedenboeken van omstreeks 1500, ca. 1490-1495, Den Haag, Koninklijke Bibliotheek, 76 F 2
In de laatste zaal krijgen de doorgaans anonieme kunstenaars, een naam. In de hier getoonde verfijnd verluchte getijdenboekjes lieten zij hun sporen na: Simon Marmion, vader en zoon Bening, Lieven van Lathem en de uit Utrecht afkomstige Willem Vrelant die om den brode naar Brugge vertrok. Had hij misschien heimwee toen hij in de achtergrond van een miniatuur met kruisdraging de Domtoren schilderde?
Kruisdraging met in de marges engelen en wildemannen, Getijdenboek, overgangsstijl tussen Goudenrankenmeester en Willem Vrelant, Brugge ca 1450, Den Haag, Koninklijke Bibliotheek
Hier ziet u ook een miniatuur met berouwvolle Koning David uit het laatste kwart van de 15e eeuw. Op de linker bladzijde heeft hij zijn kroon en harp neergelegd en smeekt God om vergeving. De rechterpagina onthult de aard van zijn berouw. In de versierde hoofdletter bespiedt David zijn buurvrouw, die zich in de ondermarge van het blad in haar tuin zit te poedelen. Hij nodigt haar uit op het paleis en …. van het een kwam het ander… Op de linkerpagina heeft David spijt.
De miniaturist heeft het oudtestamentische verhaal geactualiseerd. We bevinden ons in Brussel, daarover bestaat dankzij het urinerende kereltje in de achtergrond geen twijfel.
Getijdenboek Meester van Gerard Brilis, Meester van de Vederwolken en Meester van Willem van Bossuyt, Gent, ca. 1475 Amsterdam, Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam, XXV C 26
Stond u in de eerste zaal vol bewondering voor het kleine getijdenboekje van de Meester van Morgan, in de laatste zaal wacht u een visueel afscheidsgeschenk: het Trivulzio getijdenboek. Een gebedenboekje zo groot als een I-Phone, dat ondanks het formaat beschouwd wordt als de Nachtwacht van de Koninklijke bibliotheek. Het ligt open op een miniatuur met Johannes op Padmos. Een engel dicteert de tekst. Achter deze vitrine ligt een facsimile op folio formaat, waarin u, anders dan met overige manuscripten, eigenhandig mag bladeren!
Johannes op Patmos, Trivulzio-getijdenboek, Simon Marmion, Valenciennes; Liever van Lathem, Antwerpen; weense meester van Maria van Bourgondië, Gent ca 1470, Den Haag KB, 1900 A 009, f. 157v
Pieter Fransz de Grebber, Maria met kind, 1632, museum Jacob van Horne, Weert
Maria bij het horen van deze naam begint een liedje in mijn hoofd rond te zingen: …’ The most beautiful sound I’ve ever heard:…Maria, Maria, Maria,’… Herinnering aan mijn eerste bioscoopbezoek: TheWest Side Story met Nathalie Wood als Maria. Vernoemd naar Maria, de moeder van Jezus, die in de voorjaarstentoonstelling van Museum Catharijneconvent de hoofdrol speelt.
Natalie Wood als Maria in West Side Story, film, 1961
De vele hoedanigheden, of beter gezegd gezichten van Maria worden in deze tentoonstelling in beeld gebracht; letterlijk en figuurlijk. Beschreven, geschilderd, gebeeldhouwd en zelfs getatoeëerd. Op een beeldscherm in de Devotie zaal vertelt Sara Koning over het ontwerpen en zetten van Maria tatoeages.
Op een wereldkaart zijn de vijftien locaties waar Maria ooit zou zijn verschenen aangegeven. De Zuid-Europese plaatsen Lourdes en Fatima kent iedere katholiek.
Onze lieve vrouw van Guadeloupe
Maar dat de allereerste Maria verschijning plaats vond in Zuid-Amerika is wellicht minder bekend. Op 9 december 1531 kreeg de bekeerde Azteek Juan Diego Cuauhtlatoatzin de schrik van zijn leven toen hij op weg naar de mis, plotseling oog in oog stond met de moeder van Jezus. De heilige Maagd van Guadeloupe vormt op de kaart in het Catharijneconvent slechts een speldenprik maar wie goed zoekt vind haar in de wand van de internet-madonna’s.
Tatoeage Onze lieve vrouw van Guadaloupe, Curacao
Een paar jaar geleden verscheen de Maagd van Guadeloupe ook aan mij, als tatoeage op de arm van een Venezolaanse fruitverkoper op de drijvende markt in Curacao. Ooit zag ik het beeld van deze Zuid-Amerikaanse hemelkoningin met het gezicht van een Indiaans meisje in het echt. Op het enorme plein voor de aan haar gewijde basiliek van Mexicostad kropen jonge moeders met hun baby’s naar de ingang van dit enorme door Oscar Niemeyer gebouwde godshuis om dank te zeggen voor de geboorte van hun kindje. Binnen werden gelovigen en toeristen om filevorming te voorkomen, via een lopende band langs de Maagd van Guadeloupe geleid; ook voor niet-gelovigen een onvergetelijke ervaring!
In de NRC schrijft Joyce Roodnat op 16 februari dat zij veel verwachtte van de tentoonstelling, maar ’het valt tegen. Ik was uit op lekker veel afbeeldingen van de Visitatie…Er is er maar een’…Ze ‘steigert’ zelfs bij het schilderij met de Verloving van Maria en Jozef. Dit duidt op onbegrip en dat is jammer. Gelukkig denkt collega Gretha Pama er anders over en maakt dit met haar positieve bespreking in dezelfde krant helemaal goed.
De expositie biedt een breed scala aan afbeeldingen van Maria door de eeuwen heen. Wegens haar beperkte aanwezigheid in de bijbel werd de beeldvorming van Maria in de loop der tijd verrijkt met informatie uit apocriefen en legenden. Deze ontlokken de bezoeker met historisch bewustzijn en gevoel voor humor hoogstens een glimlach, maar steigeren?
In de eerste zaal maakt de bezoeker niet alleen kennis met Maria, maar ook met voorchristelijke moedergodinnen. Zij zijn in nissen gepresenteerd rond een stralend middelpunt: een 15e eeuws Marianum, dat oorspronkelijk hoog in de viering van de kerk hangt.
Anoniem (Egyptisch). ‘Beeld van Isis die het kind Horus voedt, 664-525 BC. brons. Walters Art Museum
Lang voor de geboorte van Jezus kende de mensheid moedercultussen rond Kybele, de Magna Mater van de Griekse oudheid. Ook Artemis en Isis, geliefd om hun scheppende en beschermende krachten werden met gebeden, gaven en processies geëerd. Maria wordt evenals de Egyptische godin Isis met haar zoon Horus in beeld gebracht en aanbeden. Het uiterlijk van de Maagd van Guadeloupe gaat eveneens terug op een Indiaanse moedergodin: Tonantzin. Door aansluiting bij bestaande godsdiensten probeerden missionarissen zieltjes voor het eigen geloof te winnen.
Het gepiep dat de bezoeker in de introductiezaal hoort is geen beginnende tinnitus, maar het toepasselijke geluid van krekels, of beter: bidsprinkhanen…
Evenals de voor-christelijke moedergodinnen wordt ook Maria gezien als bemiddelaar tussen de gelovigen en God. Behalve de ontwikkeling van de bekende Maria-met-kind afbeeldingen uit het westerse- en oosterse christendom toont het museum ook werk van eigentijdse kunstenaars, zoals de prachtige Roosenkrans, door Maria Roosen, waarover straks meer.
In Efeze bevond zich het heiligdom van de moedergodin Artemis. De godin met de vele borsten, althans zo worden de bollen op haar lichaam doorgaans geïnterpreteerd. Een misvatting volgens gastconservator Desirée Krikhaar die een prachtige tentoonstelling heeft samengesteld. De ‘borsten’ moeten gezien worden als vruchten en zijn bedoeld als vruchtbaarheidssymbolen. Na het Concilie van Efeze in 431, toen aan Maria het dogma Moeder Gods werd verleend, moest de Artemis verering wijken voor Maria. Terwijl ik dit schrijf komt een interessante herinnering boven. Jaren geleden werd mij in Efeze het huisje van Maria gewezen. Wat moest zij daar ? Verbaasd verdiepte ik mij in de (legendarische) reis die Maria en Jezus naar India gemaakt zouden hebben. [link artikel Trouw; Jezus hemel is een graf in Srinagar].
Terug naar de tentoonstelling. In een intieme tussenruimte wordt de bezoeker geïnformeerd over de splitsing van het Romeinse Rijk. In 395 gingen ook de oostelijke en westelijke kerken een eigen weg en dat geldt ook voor de beeldvorming rond Maria. De allereerste afbeelding van Maria werd volgens de overlevering geschilderd door de evangelist Lucas. De bezoeker kan haar portret aan de hand van een 18e eeuwse ikoon uit Cyprus vergelijken met een laat-15e eeuwse Lucasmadonna door Derick Baegert. Een 17e eeuwse ikoon toont de Geboorte van Christus met Maria op een roodpurperen kraambed en het stralende kindje Jezus, dat niet in een kribbe ligt, maar in een rotshol.
Lucas schildert de ikoon van de moeder God’s, begin 15e eeuw, Ikonen-museum Recklinghausen
Derick Baegert, Lucas schildert de Madonna, Westfalisches Landesmuseum, Munster
De kleur purper, voorbehouden aan de keizers van het Oost Romeinse Rijk, symboliseert de goddelijkheid van moeder en kind. Uit de 10e eeuw dateert een prachtige ivoren beeldje uit Constantinopel, met beeltenis van de Moeder Gods Hodegetria; zij die de weg wijst. De benaming Moeder Gods klinkt westerlingen wellicht wat vreemd in de oren, maar in het oosten kwam men via het dogma van de Drieëenheid op deze titel. De Hodegetria is een goed voorbeeld van de oosterse visie op Maria als een boven het volk verheven koningin des hemels. Dit beeld verschilt wezenlijk van de westerse iconografie. Daarin is Maria als een ‘gewone’ liefhebbende moeder afgebeeld, die dicht bij de gelovigen staat, maar wel van groot belang.
Tronende Maria met kind, Zuid Nederland, 17e eeuw, Museum Catherijneconvent, Utrecht
Als tweede Eva, maakte zij de misstap van de eerste vrouw weer goed. De tentoonstelling licht de verschillen toe tussen de beeldtradities van Oost en West.
Kort na 431 verrijst de eerste grote kerk van het christendom, Santa Maria Maggiore in Rome. Hier vindt men mozaïeken met de oudste afbeeldingen van Maria als hemelkoningin.
Wat weten we eigenlijk van Maria en het ontstaan van het Christendom? Niet veel. De belangrijkste informatie komt van de vier evangelisten; Lucas is nog het meest uitvoerig. Mattheüs wordt al minder mededeelzaam, Marcus doet er het zwijgen toe en Johannes rept slechts cryptisch over het woord dat vlees geworden is.
Geen wonder dat gelovigen behoefte hadden aan meer informatie. In Robert Ankers roman In de Wereld buigt de hoofdpersoon zich met zijn kompanen bij kaarslicht over een Grieks manuscript, waarin zij op zoek gaan naar de herkomst van het begrip erfzonde. Ze komen tot de (ketterse) conclusie dat Jezus er met geen woord over rept. Ze stellen vast dat het leerstuk vooral door de kerkvader Augustinus is ontwikkeld. Ook vragen zij zich af hoe het komt dat Maria in de kerk zo’n bijna allesoverheersende rol is gaan spelen. De kerk heeft haar gepromoot, maar de mannen vragen zich af hoe de mensen, inzonderheid de paus, in staat kunnen zijn te weten of iemand heilig is. Hoe dit ook zij: de hiaten in de evangeliën zijn ingevuld met apocriefe geschriften, legendes en volksverhalen. Het Pseudo Evangelie van Jacobus ( 2e eeuw) en de Legenda Aurea van Jacobus de Voragine (13e eeuw) zijn het bekendst. Deze vormden wat kennis betreft, naast de afbeeldingen op vroege ikonen, een belangrijke inspiratiebron voor kunstenaars.
Wanneer je door de glazen luchtbrug, onder de zoete tonen van het Ave Maria, naar de westelijke kloostergang wandelt zie je beneden in de pandhof een curieus Mariabeeld met zwaailicht. Is dit een misplaatste grap van een eigentijds kunstenaar? Geenszins: het beeld fungeerde als beschermend lichtbaken voor schippers in de Waal! Veilig aan de overkant wordt de bezoeker middels een 14e eeuws geschilderd beeldverhaal door Turone di Maxio da Camnago en andere afbeeldingen, ingelicht over het leven van Maria.
Ontmoeting van Anna en Joachim bij de gouden poort, eind 16e eeuw, Ikonen museum Recklinghausen
Het begint met de wonderbaarlijke conceptie. Wanneer Maria’s toekomstige ouders, Joachim en Anna, wegens hun kinderloosheid -in bijbelse tijden een schande- uit elkaar gaan brengt een engel hen weer samen. In de Gouden Poort van Jeruzalem vallen de echtelieden elkaar in de armen. Tijdens deze kuise omhelzing ontving Anna het kind in haar schoot. Ook de volgende episodes uit het leven van Maria zijn verbeeld: haar geboorte, haar kindertijd (doorgebracht in de tempel), haar verloving, moederschap, haar verdriet om het lijden van haar zoon en tenslotte haar dood en ten hemelopneming, van waar zij fungeert als bemiddelaar voor de mensheid.
Interessant zijn de ‘cross-overs’; voorbeelden van wederzijdse beïnvloeding tussen de beeldtaal van oost en west. Het westerse Maria type van Mariaals Sedes Sapientiae, zetel der wijsheid, is bijvoorbeeld ontleend aan Byzantijnse ikonen met tronende Maria. Anderzijds zijn in de starre, aan strenge regels gebonden ikonen, in de 18e en 19e eeuw soms invloeden van de Italiaanse Renaissance te ontwaren. Verrassend vond ik de tekst in de mihrab, de gebedsrichting, in een Montenegrijnse moskee. Deze meldt dat de kleine Maria, in de Koran Maryam, tijdens haar jarenlange verblijf in de tempel op miraculeuze wijze gevoed werd door een engel. ’Telkens, wanneer Zakariya bij haar binnentrad in de kapel, vond hij levensonderhoud aan haar zijde’ Soera 3, 27: 37. Mooi dat deze weinig bekende overeenkomst tussen het christendom en de islam in het Catharijneconvent zichtbaar wordt. Maryam wordt als de moeder van Isa (Jezus) de laatste profeet voor de komst van Mohammed geëerd.
Even terug naar de maagdelijke conceptie en geboorte van Jezus. Hadden predikers in vroeg-christelijke tijden hierover al wat uit te leggen; vandaag de dag heeft vrijwel niemand meer oren naar dit wonder. Kerkvaders legden uit dat de conceptie plaats vond via het (geh)oor; de conceptio per aurem. Du moment dat Maria de blijde boodschap hoort is de conceptie een feit!
Middelrijns altaar, verkondiging,1410,
In het Rijnlands altaar uit 1410 in de refter van het museum wordt dit mirakel aanschouwelijk gemaakt. Vanuit de hemel daalt de duif, symbool van de Heilige Geest, boven het hoofd van Maria neer… met in zijn kielzog een kant- en- klaar baby’tje!
In de orthodoxe kerk werd op dit ongeloofwaardige theologische concept wat gevonden: de testwater proef. In het mooie begeleidend boek, waarin Desirée Krikhaar voor alle dagen van het jaar een afbeelding, weetje of recept bijeen bracht, vindt u deze oplossing bij 25 september. Een illustratie toont dat Maria en Jozef zich moeten onderwerpen aan een test met een archaïsche leugen-detector om te controleren of zij aangaande de maagdelijke conceptie de waarheid spreken.
Rembrandt (atelier van) De heilige familie bij avond ca 1642-1648, Rijksmuseum Amsterdam
Houd in de kloostergang bij de bocht naar links even stil; vanuit dit standpunt krijg je drie topstukken in het vizier: (omgeving) Rembrandt de Heilige familie bij nacht, Toorop’s Jezus ontmoet zijn moeder en uit het atelier van Cuypers een 19e eeuwse impressie van de Leerjaren van Christus.
De Rembrandt toont een prachtige in clair-obscur weergegeven intieme scène met de lezende Maria en Anna, die terwijl zij het kindje wiegt, zelf in slaap is gesukkeld. Als je goed kijkt zie je een leuk detail: wat moet Jozef daar, nauwelijks zichtbaar, onder de trap; een subtiele verwijzing naar het feit dat hij niet de biologische vader is van het kind?
In het paneel met de Heilige Maagschap van de meester van Liesborn kunnen liefhebbers van genealogie de stamboom van Maria bestuderen, met haar ouders, halfzusters, en hun kinderen. Aan deze loot is zelfs Sint Servaas ontsproten, de eerste bisschop van Maastricht!
Elisabet Stienstra, Virgin of Mercy, 2015, particuliere collectie
Het verdere parcours langs Maria’s levensverhaal laat behalve traditionele schilderijen en beelden ook een aantal verrassende eigentijdse creaties zien. Zoals het op oude Sheela-na-gig beelden geïnspireerde lindenhouten beeld Virgin of Mercy door Elisabet Stienstra uit 2015. Een ontroerend beeld van een jong meisje dat, misschien wel voor het eerst ongesteld, zich bewust wordt van haar vrouwelijkheid.
Naast een 14e eeuwse Pieta hangt een in mijn ogen op een pleister gelijkende collage van Klaas Kloosterboer, waarmee hij de aanslag in Parijs uit 2015 memoreert. Onder het met goudverf gelakte oppervlak zijn krantenartikelen (nauwelijks) zichtbaar. Mooie intentie, al vrees ik dat de portee van dit werk de minder oplettende museumbezoeker zal ontgaan.
Ger van Elk, Honda Gothic
Misschien springt Ger van Elks Honda Gothic uit 1986 meer in het oog. Van Elk gebruikt zijn eigen portret voor zowel de beeltenis van Jezus als Maria, gevat in het wiel met spaken dat dienst doet als een aureool met stralenkrans.
De laatste episode uit het leven van Maria. Nadat zij is ontslapen in plaats van gewoon dood te gaan, vaart zij ten hemel. In Italië wordt deze gebeurtenis, Ferragosto, nog altijd groots gevierd. Vijftien augustus is een nationale feestdag, een christelijke voortzetting van het heidense oogstfeest de Feriae Augustie. In een olieverfschets, die gedurende drie maanden in de expositie te zien zal zijn, geeft Peter Paul Rubens zijn kijk op de Hemelvaart van Maria. Tijdens deze hemelreis ontmoet Maria de apostel Thomas die, komende van zijn missiegebied in India te laat kwam om afscheid van haar te nemen. Als eerder bij de verschijning van Jezus na zijn dood, kon hij ook nu zijn ogen niet geloven. Daarom overhandigde Maria hem haar gordel; als tastbaar bewijs van hun ontmoeting op kruishoogte. Dit wonder is in Rubens ‘modello’ niet te zien, maar wel in de Porta della Mandorla van de Florentijnse Dom.
In de zogenoemde dakkamer kan de bezoeker eigen ervaringen met Maria kwijt, die in een beeldarchief van het museum bewaard zullen worden.
De expositie gaat verder met Maria devotie en Maria processies; praktijken die eveneens wortelen in het oude Rome, waar al processies werden gehouden om de goden gunstig te stemmen. Wie is grootgebracht tijdens het rijke roomse verleden, wacht hier menige aha-erlebnis, hetzij in negatieve, hetzij in positieve zin. Het vertrouwen van katholieke gelovigen in Maria’s bemiddeling bij gebedsverhoring wordt geïllustreerd met een reeks, voor deze gelegenheid afgestofte, stolpen waaronder bloemrijke Mariabeeldjes en porseleinen wijwaterbakjes en ex-voto’s. Een video toont tatoeëerder Sara Koning tijdens het ontwerpen- en zetten van heilbrengende tatoeages met beeltenis van Maria.
De laatste Maria verschijning vond dichtbij huis plaats. In de 20e eeuw zou Maria zijn verschenen aan Ida Peerdeman in Amsterdam. Het tekstboekje meldt dat er grootse plannen zijn voor de bouw van een basiliek; wellicht een nieuw ‘Lourdes aan de Amstel’?
In een ruimte voor de laatste zaal draait Bill Viola’s The Greeting, uit 1995. Een contemporaine verbeelding van de Visitatie, geïnspireerd op Pontormo’sVisitatie in de Pieve di San Michele Arcangelo in Carmignano.
Maria Roosen,Roosenkrans, 2017
Tot slot wachten de bezoeker nog enkele eigentijdse kunstwerken, waaronder Maria Roosen’s rozenkrans, samengesteld uit reusachtige glas geblazen kralen in de vorm van groenten. De oranje gevlekte misbaksels zijn in mijn ogen het mooist!
De expositie die begint met een cluster antieke godinnen-beelden geschaard rond de beeltenis van de Maagd Maria eindigt als een rondeel met eigentijdse moedergodinnen zoals de Hindoestaanse Durga, Yashoda de stiefmoeder van Krishna en zijn vrouw Radha. En van de andere zijde van de Atlantische Oceaan: de Braziliaanse Iemanja, de godin van de liefde en de zee, evenals Maria gehuld in een lichtblauw gewaad.