Reizen…. Het zit de Hollanders in het bloed ! In de Haarlemse Hallen is t/m 11 september de grensoverschrijdende tentoonstelling Reiskoorts bij Nederlandse kunstenaars sinds 1850 te zien.
Zelf behept met reiskoorts, of zoals de Duitsers het zeggen ‘Fernweh’, word ik soms overvallen door een intens verlangen naar vreemde oorden en verre kusten. Vanuit mijn comfortabele stoel geniet ik enigszins afgunstig van de avontuurlijke omzwervingen van Floortje Dessing op (be)zoek naar het ‘einde van de wereld’, maar op haar ontberingen ben ik niet jaloers ! Eénmaal bezocht ik zo’n Floortje Dessing bestemming. In een nog niet door 9/11 bezoedelde wereld reisde ik via New Delhi naar Kasjmir. Zoals fotograaf J.C.J. Vanderheyden in de jaren ‘70 boven de Himalaya vloog, bezag ook ik comfortabel vanuit mijn vliegtuigstoel de Mount Everest.
In de hoofdstad Srinagar deed ik een bijzondere ontdekking: in een onooglijk moskeetje bezocht ik het graf van Jezus van Nazareth; ja u leest het goed ! Bent u benieuwd naar mijn reisverhaal ? Ik tekende het op voor dagblad Trouw en Geschiedenis Magazine. De link vindt u onder dit artikel.
In de Haarlemse tentoonstelling bereist de beschouwer in de geest, zowel in tijd als in geografische zin, verre en nabije bestemmingen. Zoals bovengenoemde globetrotter mij verbaast met haar afgelegen bestemmingen, zo spreken ook de pelgrimsreizen van kunstenaars als Jan van Scorel tot mijn verbeelding. Wanneer je vandaag de dag naar Israël reist is dat met een vroege meldingstijd op Schiphol naar eigentijdse begrippen, al een tijdrovende onderneming. In de 16e eeuw gingen er maanden overheen eer je je bestemming bereikte. Deels te voet, te paard of meerijdend op een boerenkar bereikte een reiziger als Jan van Scorel in 1518 uiteindelijk Venetië om van daar scheep te gaan naar het Heilige land. Gedreven door de wens het land van Jezus te bezoeken, als zelf opgedragen- of door de overheid opgelegde boetedoening of uit verlangen naar een middeleeuws sabbatical of wellicht gewoon uit ‘wandersucht’. Eenmaal veilig terug in Nederland sloten deze pelgrims zich aan bij een Jeruzalembroederschap. In een speciale kapel hielden hun groepsportretten (te zien in het Frans Hals- en Centraal Museum) de herinnering aan de pelgrimage levend. Met een mis en gezamenlijke maaltijd werd deze jaarlijks gememoreerd.
Jan van Scorel schetste de landschappen en plaatsen in het heilige land. In de Lockhorsttryptiek (Utrecht Centraal Museum) gaf hij de eerste topografisch correcte afbeelding van Jeruzalem. Op de terugweg bracht hij een bezoek aan zijn zojuist tot paus gekozen landgenoot: Adriaen Boeyens. Deze vroeg hem te blijven als conservator van de pauselijke collecties. Dit kortstondig verblijf in het Vaticaan, waaraan door de ontijdige dood van paus Adriaan in 1523 een einde kwam, maakte een onuitwisbare indruk op Van Scorel. In zijn Schilderboeck van 1604 beschreef Karel van Mander hem als …’de lantaarndrager die licht bracht in de duisternis’, doelend op Scorels introductie van de vormentaal van de Italiaanse Renaissance in de Noordelijke landen. Met zijn bestudering van de werken van Michelangelo en Rafaël gaf hij latere kunstenaars een voorbeeld. In Van Scorels voetspoor trokken andere kunstenaars over de Alpen naar Italië en nog verder. De weerslag van dergelijke studiereizen naar Italië is in het Frans Halsmuseum o.a. te zien in tekeningen en schilderijen van Maarten van Heemskerck. Frans Post reisde niet zuid-, maar westwaarts. In 1636 vergezelde hij gouverneur Johan Maurits van Nassau Siegen naar Brazilië. Van deze expeditie wordt t/m 28 augustus een goede indruk gegeven in de tentoonstelling Mapping Brasil in de Amersfoortse Kunsthal aan de Eem, waar naast eigentijdse Braziliaanse kunst ook een zaal gewijd is aan de 17e eeuwse Nederlandse periode in Brazilië. Terug naar Haarlem waar in het Frans Halsmuseum een kleine presentatie is ingericht met vroege voorbeelden van kunst-over-de-grenzen.
Voor modernere voorbeelden van door reiskoorts geïnspireerde kunst moet u in de Haarlemse Hallen zijn, waar werken van reizende kunstenaars uit de afgelopen 150 jaar te zien zijn. De geschilderde, geschetste of gefotografeerde reisimpressies geven niet alleen informatie over het weergegeven onderwerp, maar ze zeggen ook iets over de aard van de kunstenaar. Waarnemingen van uitheemse mensen, objecten en landschappen inspireren eigentijdse kunstenaars niet alleen tot weergave van de werkelijkheid, maar ook tot artistieke creaties, waarbij de realiteit ogenschijnlijk is achtergelaten, zoals in de performance Sammlung Weltensand: Quartz, waarin Elvira Wersche zand, dat zij op haar wereldreizen verzamelde, in geometrische vloerpatronen strooit.
Onderverdeeld in de thema’s reisschetsen, reisherinneringen, rondreizen en herbeleving van historische tochten, toont de expositie werken van o.a. Jan Sluijters, Isaäc Israëls, Marius Bauer en hedendaagse kunstenaars als Jan Dibbets en Joost Conijn. Het eigenhandig gebouwde vliegtuig van Conijns Afrikaanse odyssee in 2010 schittert door afwezigheid, maar de ‘handgemaakte’, houtgestookte houten auto, waarmee hij in 2001 door Oost-Europa en Rusland toerde, is wel te zien.
Zoals Conijn bevangen werd door reiskoorts had ook Marius Bauer het twee eeuwen geleden ook behoorlijk te pakken ! Na eerdere verkenningen in Noord Afrika raakte hij in India in vuur en vlam. Met de volgende woorden trachtte hij ook anderen met reiskoorts te infecteren: …’komt hier zelf en ziet. Breekt uw spaarpot open en pakt uw valiesje. Al was het uw laatste geld, waarmede ge de reis moet maken, doet het, doet het !’
Is een reis door India nu al enerverend, twee eeuwen terug moet het contrast tussen de prachtige Moghulpaleizen en – tuinen enerzijds en het lawaai, de stank en de door lepra aangetaste bedelaars anderzijds, overrompelend geweest zijn. De kleurrijk geklede baders die zich ter reiniging in de vervuilde heilige rivier de Ganges onderdompelen inspireerden Marius Bauer tot een aantal pakkende werken. Terwijl de gelovigen zich baden in het heilige water kan zomaar een lijk voorbij drijven met, zoals ik ooit met afschuw zag: een kraai die met zijn snavel in het hoofd zat te pikken..
Marius Bauer was bezeten van India en schetste zijn impressies, van een feestdag in Benares of Paleisingang in suggestieve soms zelfs Rembrandteske stijl. Tja, Rembrandt zou zijn ogen hier ook uitgekeken hebben! Gefascineerd door exotische landen en types was hij zeker, getuige zijn portret van Sjah Jahan en de ets met oosterse types en oudtestamentische figuren. Deze waren geïnspireerd op zijn verzameling Moghul-prenten. Rembrandt bleef van reiskoorts verstoken want reizen vond hij zonde van zijn tijd en hij is dan ook niet aanwezig op deze tentoonstelling.
In de Hallen zijn prachtige voorbeelden van vroegmoderne reisimpressies te zien. Zoals werk van Willem de Famars Testas, die van 1858-1860 deel nam aan een wetenschappelijke expeditie naar Egypte. Hij vond het ‘drommels mooi’ en ‘wonderbaarlijk pittoresk’, maar de Arabieren hebben daar zelf aldus De Famars, ‘wellicht geen benul van’
Deze werken passen in de 19e eeuwse stroming van het Oriëntalisme. Tijdens de Romantiek oefenden bestemmingen als Marokko, Egypte, het Nabije- en het Verre Oosten een onweerstaanbare aantrekkingskracht uit op avontuurlijke kunstenaars. In hun werk gaven zij een geïdealiseerd beeld van de Arabische cultuur.
Het zonnige zuiden of koude noorden
Ook Italië bleef in trek. Kunstenaars grepen terug op de grote meesters van de Renaissance. Winnaars van de Prix de Rome, bestudeerden hen conform de voorwaarden verbonden aan de prijs. In de tentoonstelling is een a-typisch werk van Jan Sluyters te zien. In 1905/06 kopieerde hij met tegenzin Titiaans Danaë’. Zijn artistieke energie wilde echter een andere kant op. Welke ? Dat is bijvoorbeeld te zien in zijn kleurrijke Danseres van ca. 1907 (Singer, Laren).
Louis Apol, bekend van de op 17e eeuwse voorbeelden geïnspireerde Hollandse winterlandschappen, monsterde in 1880 aan op de Willem Barents voor een wetenschappelijke expeditie naar Nova Zembla. Wanneer hij klaar was met wachtlopen legde hij als scheepstekenaar de nog niet door opwarming van de aarde aangetaste ijselijke wereld vast…. Middernachtzon boven de Noordelijke IJszee, Gebaseerd op zijn impressies werd in de Amsterdamse Plantage Panorama Nova Zembla ingericht, compleet met opgezette ijsberen !
Parijs
Anderen trokken naar Parijs, hèt centrum van de kunstwereld. Jan Sluijters (1881-1957) kwam hier onder invloed van de avant-garde en het uitgaansleven, in Bal Tabarin uit 1907 helemaal los van de academische stijl. Hij reisde nog eenmaal naar Zuid-Europa, maar daarna hield Sluyters het reizen voor gezien. Hij vond zijn inspiratie naar eigen zeggen voortaan ‘binnen een straal van 25 meter om zich heen’. Anderen trokken na Parijs verder. Else Berg en Mommie Schwarz bereisden in de jaren ‘30 het toenmalige Joegoslavië, waar zij in een ingetogen kleurengamma het eigenaardige van een (haar) onbekende volksaard in beeld bracht.
Na Parijs, Rimini en Venetië belandde Isaäc Israëls zelfs in Batavia. Van zijn cosmopolitische omzwervingen zijn talloze schetsen en brieven bewaard. Uit een daarvan spreekt zijn rusteloze, wispelturige aard: … ‘t is hier vandaag weer bar heet… ik vind hier niets aan… Geloof maar niet dat ‘t geluk in reizen gevonden wordt. Heelemaal niet’, maar even later toonde hij zich weer content over zijn verblijf (in 1928) aan het Venetiaanse lido.
Indië
Een absoluut topwerk uit Israëls Indonesische periode is het portret van de Javaanse prins Mankoenegara VII uit 1922. Exemplarisch voor de trefzekere toets, waarmee Israëls een sfeer of in dit geval het karakter van een persoon wist vast te leggen.
Fraai zijn ook de Indonesische landschappen van de in Den Haag bij Andreas Schelfhout geschoolde Javaanse kunstenaar Raden Saleh (1811-1880), in wiens romantische landschappen de stijl van zijn leermeester doorklinkt. Indonesisch landschap met kampong, ca. 1860.
Willem Dooijewaard (1892-1980) kwam nog verder. Als een vroeg 20e eeuwse Ruben Terlou verkende hij de grenzen van Japan en China. In de tentoonstelling is een impressie van de Kyomizu-tempel in Kyoto en een doek met een Chinese herdersjongen uit 1925.
Het beeld van een andere jongen intrigeerde mij evenzeer. In een foto uit Juul Hondius serie mensen onderweg, Harmless 13.1 New York, 2003, staart een jongen van wiens gezicht slechts de kaaklijn, en vaag wimpers en mond te zien zijn, naar een voor de beschouwer niet zichtbare buitenwereld.
Oosterse invloed, maar dan anders, is ook te zien in de textile colourfields van Fransje Killaars, die zich door de kleuren van India liet inspireren tot ruimtevullende installaties van textiel, geconstrueerd met speciaal in India handgeweven felgekleurde stoffen.
Gingen veel oudere kunstbroeders gewapend met schetsboek of schilderskist op reis, anderen trokken er met hun camera op uit. Sem Pessers legde in 1953 een aardige impressie van de rivièra in Monte Carlo vast.
Fotografen van recenter datum leggen tijdens een thematisch georganiseerde rondreis, al dan niet geregisseerde beelden vast, anderen doen dat at random.
Bepaald kunstig zijn de creaties van Jan Dibbets, die koepels van kerken e.a. gebouwen fotografeerde en aanbracht op een gezeefdrukte achtergrond, zoals Palacio Guël, 1989.
Enkele eigentijdse fotografen tenslotte, traden in het voetspoor van vermaarde voorgangers en beleefden hun avontuur op hun eigen manier opnieuw. Zo reisde Paul Huf in het voetspoor van Van Gogh door Frankrijk. Vanuit de Hal van het psychiatrisch ziekenhuis in Saint Remy fotografeerde hij de tuin, waarbij hij het zelfde standpunt innam dat Vincent van Gogh koos voor zijn Hal van het Psychiatrisch ziekenhuis.
Jaren geleden verslond ik boeken over ontdekkingsreizigers en vooral avontuurlijke dames als de 19e eeuwse Alexandrine Tinne en nog avontuurlijker, de laat 17e eeuwse Maria Sybilla Merian. Zij reisde naar Suriname om in de binnenlanden exotische planten, rupsen en vlinders te schilderen. Ook Joos van der Plas was door deze onderneming gefascineerd. In 2005 reisde zij Maria Sybilla 300 jaar later, achterna. Niet alleen om te zien waar deze sterke vrouw gewoond en gewerkt had, maar ook om de bijbehorende ontberingen aan den lijve te ondervinden. Daarna tekende zij de vlinders van Maria minutieus na, te zien in het zogenoemde Portfolio Wiesbaden.
Als traîte-d’union tussen de zalen met historische- en eigentijdse werken fungeren de zogenoemde ‘pavement patterns’, die Henri Jacobs tijdens zijn talrijke reizen fotografeerde.
Hier stopt deze virtuele reis door de tentoonstelling. Mocht u deze in de Haarlemse Hallen willen overdoen; dan wens ik u een goede reis !