…‘C’era una volta’ …Zo beginnen ook de sprookjes in Italië.
In Tharros, een van de talrijke archeologische sites van Sardinië, koop ik een boekje waarin de complexe bewoningsgeschiedenis van Tharros aanschouwelijk wordt gemaakt voor kinderen. Deze stad op de zuidelijke punt van het schiereiland Sinis, werd in de 7e eeuw v. Chr. door de Feniciërs gesticht. Na hen kwamen in de 6e en 5e eeuw v. Chr. de Puniërs (zoals de Romeinen de Carthagers noemden) en daarna de Romeinen (1e eeuw v. chr. – 5e e. n. Chr.).
Om de vijand af te schrikken gebruikten de Feniciërs maskers ‘di tipo orrido’, die op mij eerder een lachwekkend dan een afschrikkend effect hadden. In het archeologisch museum van Cagliari zag ik deze bijna eigentijdse kaalkop met een neusbel!
Van de Romeinse periode resteren in Tharros op nog geen vierkante kilometer (de sporen van) drie badgebouwen.
In de vroegchristelijke tijd toen (gemengd) baden onbehoorlijk werd gevonden is één van die thermen verbouwd tot christelijke kerk, compleet met ‘battistero‘, een doopkapel. Zo werd het door een aquaduct aangevoerde water toch nog nuttig gebruikt!
Naast de ruïnes van Tharros bevindt zich het oudste Byzantijnse kerkje van Sardinië. Een uit grote blokken opgetrokken rudimentair godshuis gewijd aan San Giovanni di Sinis.
De Feniciërs die rond 1000 v. Chr. neerstreken op de kusten bij Tharros, Nora en Cagliari, waren niet de eerste en evenmin de laatste nieuwkomers op Sardinië. Zo’n 450.000 tot 150.000 jaar v. Chr. kwamen bewoners van het Toscaanse vasteland via een landengte naar Sardinië. Als gezegd gevolgd door de Feniciërs, de Carthagers en de Romeinen. Na de ineenstorting van het Romeinse Rijk in de tweede helft van de 5e eeuw streden verschillende veroveraars om het eiland: Vandalen, Byzantijnen, Arabieren, Pisanen, Genuezen, Spanjaarden, Oostenrijkers en het koningshuis van Savoye. Met de eenwording van Italië in 1861 kwam een einde aan het autonome koninkrijk Sardinië.
Het eiland ligt bezaaid met sporen van de vroegste Sardijnse beschaving (1800-500 v. Chr); de Nuraghi, een volk van herders en krijgers. De restanten van hun uit gestapelde stenen opgetrokken hutten, de nuraghe, staan als stille getuigen van deze beschaving nog her en der in het landschap. Zoals bij Barumini, waar het grootste nuraghische fort van het eiland te bezichtigen is: Su Nuraxi, daterend van 1500 v. Chr. Het Villaggio Nuragico, dat op de werelderfgoedlijst van Unesco is geplaatst, is alleen onder leiding van een gids te bezoeken.
Verbazingwekkend hoe deze vroege bewoners uit de bronstijd de loodzware basalt blokken stapelden en zonder specie tot onneembare vestingen bouwden. Kruip door sluip door, attenzione alla testa, bereiken we in het binnenste van het kegelvormige fort, het kostbaarste bezit van deze mensen, een waterput. Bij het zien van de talloze potscherven, ontwaakt de archeologische souvenirjager in mij, maar bijtijds hoor ik de naklank van een douanier op Schiphol …. ‘U dacht hier zeker wel mee weg te komen?!..’ en ik loop met mijn handen in mijn zakken door.
De bodemvondsten van Su Nuraxi zijn te bewonderen in het Archeologisch Museum van Cagliari, gelegen binnen de muren van het door de Spanjaarden gestichte Castello. Via de oude stadspoorten, de Torre di San Pancrazio en de Torre Dell’Elefante is de Citadella dei Musei bereikbaar. Hier bevinden zich ook het Museo Siamese, met Aziatische kunst en het Museo Municipale, met werk van moderne Italiaanse en typisch Sardijnse kunsenaars. Voor wie mijn blog over de tentoonstelling Sprezzatura in het Drents Museum heeft gelezen noem ik een werk van één van de zogenoemde ‘macchiaoli’ Enrico Reycend, Lungo il Fiume Po, presso la Madre di Dio, uit 1884. Ook Giorgio Morandi is ruim vertegenwoordigd.
Op de flank van de citadel van Cagliari, ligt (wat rest van) een Romeinse Amfitheater, dat wegens restauratie in september 2019 niet te bezichtigen was.
Neem ook even een kijkje in deels uit de 13e eeuw daterende kathedraal van Santa Maria. Hier herinneren twee 12e eeuwse marmeren kansels van Mastro Guglielmo nog aan de bouwers van de kathedraal, de Pisanen. In later tijd heeft het interieur haar barokke aankleding verkregen. Prachtig zijn de met gekleurd marmer ingelegde vloeren. In de crypte van de Santa Maria hebben de prinsen van Savoye hun laatste rustplaats gevonden.
In het archeologisch museum werden we benieuwd naar de overblijfselen van de oudste stad van Sardinië, Nora. Vanuit Cagliari gaan we op weg naar de zuidelijkste punt van het eiland, richting Capo Spartivento. Daar ligt, heerlijk aan zee, de stad Nora. Terwijl wij over de ruïneuze straten wandelen zijn archeologen en studenten in de brandende zon druk in de weer. De landmeet apparatuur, de kruiwagens en speciale scheppen om de bodem voorzichtig af te schaven komen mij van mijn opgravingsstage in de Meern bekend voor. Nieuw is de drone, die een van hen behendig in de lucht houdt om opnames van de onderzochte tempel te maken. Gefascineerd bezie ik het tafereel, waarin de drone in mijn ogen verwordt tot een vanitassymbool. Een letterlijke verbeelding van het gezegde: de tijd vliegt.
De overblijfselen van het Romeinse theater zijn nog goed leesbaar, maar bij het doorgronden en plaatsen van andere oudheidkundige resten wordt vooral een beroep op onze fantasie gedaan. De vier zuilen van het Casa dell’Atrio Tetrastilo (2e-3e eeuw na Chr.) en een aantal goed bewaarde en in situ gelaten mozaïeken zijn daarbij behulpzaam. Deze op een toplocatie gebouwde woning ‘van het atrium met de vier zuilen’ moet hebben toebehoord aan een welgesteld man. Onder de zuilen is het impluvium, waarin water werd opgevangen, nog aanwezig.
In deze stad werd de Fenicische stèle gevonden, waarop ergens tussen de 9e en 8e eeuw v. Chr. de naam van het eiland voor het eerst op schrift werd gesteld.
Interessant en in eufemistische bewoordingen als ‘facilmente leggibile’ aangeduid, zijn de resten van een door wind en zeewater geërodeerde vroeg-christelijke basiliek. In de 4e eeuw gebouwd op een oost-west georiënteerde as. Het bouwmateriaal van de kerk met indrukwekkende afmetingen van 33 x 22 meter, bestaat uit gerecyclede blokken met Egyptische en Hellenistische sporen.
Bij de iets verder gelegen Tempel van Esculapius, daterend van de 3e e. na Chr. werden votiefgeschenken gevonden. Kleine terracottabeeldjes met aanduiding van het zieke lichaamsdeel. Een groter beeld van een slapende naakte jongeling in het museum in Cagliari werd hier ook gevonden. Omhuld door een slang, het attribuut van de god van de geneeskunde Esculapius. Overeenkomstig het geloof dat een zieke tijdens de slaap bij de cultusplek zou genezen, is de jongen slapend afgebeeld.
Na deze virtuele stadswandeling wacht ons in de omgeving van Baia Chia de in de reisgids beloofde beloning. Prachtige zeegezichten met door azuurblauw water omspoelde rotsen en blanke stranden met ‘magistrale zwemlocaties’!
Deze troffen we ook aan bij onze tweede verblijfplaats, Is Arenas, een verstilde plek gelegen in een pijnboombos aan de kust nabij Oristano. Van hieruit bezochten wij de Pozzo di Santa Cristina bij het vroegchristelijke dorpje Paulilatino. Deze goed geconserveerde nuraghische brontempel, dateert van ca. 1200 v. Chr. en was vermoedelijk gewijd aan een moedergodin met weelderige vormen als die van de Venus van Willendorf.
Het heiligdom deed ook dienst voor astronomisch observaties. Op 23 september -wij waren net te laat- stond de zon tijdens de zonnewende of herfstequinox loodrecht boven de evenaar èn de opening van de ondergronds uit grote steenblokken opgetrokken ronde tholos. Het moet fascinerend zijn om het zonlicht weerspiegeld te zien in de onderaardse put. Verschillende andere antieke bouwwerken zijn eveneens zo geconstrueerd dat de zon tijdens de equinox door een opening in het dak of een ander punt naar binnen schijnt, zoals bij de pyramide van Cheops of het Pantheon in Rome. Een bezoek aan de put bij volle maan moet evenzeer bijzonder zijn, wanneer het schijnsel in de put gereflecteerd wordt
In en om de brontempel werden ook votiefgeschenken gevonden. Kleine graatmagere Giacometti-achtige gestalten en een navicella, een bootje met een boeg als van een hert bemand met met kleine vogelfiguurtjes. Tijdens opgravingen kwamen ook fibulae en gouden juwelen uit de Fenicische periode tevoorschijn. Deze vondsten, te zien in het museum in Cargliari, getuigen van het religieuze, culturele en commerciële belang van deze plek.
Een jonge Italiaanse, haar naam was Sara, pakte mij bij de hand en voerde mij mee naar de ondergrondse put waar een Duits stel in de weer was met kaarsen en wierook terwijl ze een wicca-achtige bede uitspraken.
Terug in het daglicht zag ik pas de grote tattoo op Sara’s been met de plattegrond van de toegang tot de put. Ze vertelde dat ze van kind af aan gefascineerd was door dit heiligdom en het daarom altijd bij zich droeg. Het was een bijzondere ontmoeting op deze magische plek.
Ook voor wie minder of niet geïnteresseerd is in archeologie of magie is Sardinië een heerlijke bestemming. Behalve rust, ruimte en de prachtige kusten, is ook de onderwaterwereld de moeite waard. Voor wandelen en paardrijden bieden de pijnboombossen en zandduinen mogelijkheden. Golfers vinden verschillende mooie deels overschaduwde golfbanen. Archeologie, kunst, cultuur, sport en spel maken Sardinië tot een sprookjesachtige ervaring. Op weg naar het vliegveld kregen we een mooie toegift: de Romeinse Tempel van Antas bij Fluminimaggiore, waarvan nog 7 zuilen overeind staan. Gebouwd op de resten van een oudere Fenicische tempel uit de 6e-5e eeuw v. Chr.
wat een fantastische reis was dit! genoten van je verslag, en was weer even in de Oude Geschiedenis…