Bij de entree van de tentoonstelling Rumoer in de stad krijgt de bezoeker middels oude 8 mm filmbeelden een indruk van het hoofdstedelijke straatbeeld tijdens het fin-de-siècle. Het is een va-et-vient van trams en gehaaste voorbijgangers. De Schilders van Tachtig vervullen de hoofdrol in deze expositie, samengesteld als vervolg op de tentoonstelling Holland op z’n mooist in 2015, waar het 19e eeuwse landschap centraal stond. Kunstenaars van de Haagse School trokken in die tijd naar buiten om het veranderende landschap in beeld te brengen.
Slechts sporadisch vang je bij hen een glimp op van de stad, zoals in Paul Gabriëls ongedateerde Kurhaus dat hij in een Panorama Mesdag-achtig duinlandschap situeerde. Met dit werk krijgt de bezoeker een flashback van de voorafgaande periode. De nieuwe generatie kiest de snel veranderende stad als hoofdmotief. Dit wordt in de tentoonstelling thematisch toegelicht. Er is aandacht voor de auteurs van Tachtig (de Nieuwe Gids), de Vrouw, Rumoer in de stad, de Verstilde stad, Stad in ontwikkeling en Natuur in de stad. In de kabinetten wordt het belang van de fotografie voor de ontwikkeling van de schilderkunst belicht. Ook krijgt de bezoeker onder de noemer Exotisme een toegift met werk van G.H.Breitner, Marius Bauer en Willem de Zwart.
‘Writer in residence’ Mischa Andriessen laat, geïnspireerd op de getoonde schilderijen, een eigentijds poëtisch geluid horen.
Op de brug, middenin, waar het water het verst
Het zicht het best is, op de bomenrijen, de boot
De volgende burg, de opening, waar nu niemand.
Het golft rondom ons, binnenin. Nieuwe blouse?
Het licht valt in ons midden, vormt een zilveren rug
Op het water tot aan de verre brug. Zelf gemaakt?
Een schuit vaart over de graat van de gracht, verdwijnt
Zo dadelijk in de opening, zal daarna nog verder gaan.
Op de brug, het water, middenin, een wig van laat licht.
Schilders en schrijvers van Tachtig
Vanaf de jaren ‘80 kiezen schilders als George Hendrik Breitner, Isaac Israëls en Willem Witsen voor uitbeelding van het stadsleven. Amsterdam wordt het Mekka van de nieuwe schilderkunst. Aan deze stad danken zij haar (inmiddels verouderde) benaming Amsterdamse impressionisten. In de tentoonstelling worden zij de Schilders van Tachtig genoemd. Onder deze paraplu vinden behalve de in Amsterdam werkende kunstenaars ook die uit Den Haag èn leden van de literaire Beweging van Tachtig een plekje. Beeldend kunstenaars èn schrijvers van Tachtig brachten het (stads)leven figuurlijk en letterlijk in beeld.
Deze verschuiving van onderwerp valt niet toevallig samen met grote veranderingen in de samenleving. Vanaf 1870 groeit de bevolking in de steden explosief; woningnood en armoede zijn het gevolg. In de voorsteden en rondom de binnenstad worden nieuwe wijken gebouwd, zoals de Amsterdamse Pijp. Ook toen werden de woningen al opgedeeld in kleine peperdure kamertjes, waar anno 2017 zelfs voor een studentenkamer zo € 650,– wordt betaald. Niets nieuws onder de zon!
Jacobus van Looy, Bastiaan Tholen, Isaac Israëls maar vooral George Hendrik Breitner brengen de bouwputten met heimachines, de werkpaarden en noeste arbeiders in beeld. In De levens van Jan Six geeft Geert Mak een mooie schets van deze nieuwe tijd met technische vernieuwingen als stoom en elektriciteit.
Dankzij de industrialisering neemt de welvaart toe. Luxe producten en vermaak worden voor grotere groepen bereikbaar. Van de vooruitgang profiteert niet iedereen, er is ook een keerzijde. De schilders van Tachtig brengen naast de mooie – ook de lelijke kant van de moderne stad in beeld. Bij Breitner en Israëls zien we deftige winkelende dames, maar ook dienstbodes, koffiepiksters, waspitten en hardwerkende arbeiders.
In hun schilderijen zien we winkelstraten, chique modehuizen en dankzij het nieuwe elektrische licht ‘nocturnes’ met scènes van het uitgaansleven. Een onderwerp dat ook op de Nederlandse kunstenaars in Parijs een enorme aantrekkingskracht uitoefende (zie dit najaar in het Van Gogh Museum). De bedrijvigheid op de verlichte pleinen, in theaters, kroegen en restaurants vormden een onuitputtelijke inspiratiebron. Zoals Israëls interieur van Restaurant Mille Colonnes met –goed kijken- een ober die de bezoeker een menukaart aanreikt…
Jacobus van Looy schrijft, nadat een getekende versie door Amicitia werd geweigerd, over een hossende, door drank benevelde groep mannen en vrouwen, die van alles deden wat het daglicht niet kon verdragen.
Later bracht hij de sfeer van deze avond op magistrale wijze in beeld op zijn doek het Oranjefeest. Als je goed kijkt kun je ze zelfs horen, de feestgangers! In de tentoonstelling wordt een voorstudie voor de hoofdfiguur, met wijd opengesperde mond, getoond.
Even terug naar de koerswijziging van de schilders van Tachtig. Zij bewonderden de Franse naturalisten en leden van de Haagse School als Anton Mauve en Willem Maris. Met hun onderwerpkeuze en schildertechniek slaan ze echter een nieuwe weg in. De Haagse school hanteerde een overwegend donker, tonaal palet, dat bij Breitner nog lang nazindert. De meeste Tachtigers brengen meer kleur in hun werk, zoals we dat zien bij Van Looy.
De veranderende stad
Als documenten van een voorbije tijd tonen diverse schilderijen en foto’s de ontwikkelingen in de stad waar de woningnood groot was.
Museum Het Schip geeft middels een gereconstrueerde ‘woning’ een indruk van de deplorabele woonomstandigheden van de allerarmsten. In eenkamerwoningen, zonder stromend water of sanitair, sliepen ouders en kinderen samen in een bed, met het spreekwoordelijk geworden ondergeschoven (jongste) kind in de bedlade. Zie mijn eerdere bespreking over de Amsterdams School.
Breitner bracht de stadsuitbreidingen meermaals in beeld. Staand voor zijn doeken met bouwputten en vlaktes met heimachines hoort de beschouwer met wat fantasie de hartenklop van de stad in wording. In zijn Heiwerk aan de Diemenstraat, zie ik een veelzeggend detail: de werkman die tussen het zware graafwerk door even een teug uit een fles neemt. Lest hij gewoon zijn dorst of is dit een stille verwijzing naar het alomtegenwoordige alcoholisme onder deze immer voortploeterende mannen?
Wellicht kent u Breitner beter als lid van de Haagse School met Cavalerie scènes op het Scheveningse Strand, maar begin jaren ’90 slaat zijn fascinatie voor luxe paarden om in een fixatie op werkpaarden. Willem de Zwart deelde deze fascinatie, zoals te zien in Rijtuigen met wachtende koetsiers, die wegens hun kleurrijke kostuums ‘aapjes’ werden genoemd. De sfeer is mooi geschetst met de lantaarns en de glimmende rails met aanstormende locomotief in de verte.
Ook andere Tachtigers brachten man en paard in beeld, zoals Nicolaas Van der Waay, Stadhouderskade, met achter de fris geaquarelleerde koetsjes het zojuist voltooide Rijksmuseum. Behalve inspiratie uit eigentijdse onderwerpen, blikken de kunstenaars van Tachtig soms ook nostalgisch terug op dingen die voorbij gaan. Zoals Breitner’s Oude Beurs van Zocher op het Damrak, die plaats moet maken voor de Beurs van Berlage of zijn Afbraak aan de Oudezijdsburgwal.
Breitner als ‘peintre du peuple’
Interessante gedachte dat Breitner aanvankelijk historieschilder wilde worden. Nadat hij wegens balsturig gedrag van de Haagse academie was verwijderd, gooide hij het over een andere boeg. In plaats van van historische, mythologische en bijbelse onderwerpen kiest hij als ‘peintre du peuple’ voor de lelijke kant van de stad.
In Amsterdam vinden we Breitner terug op de Academie, tussen Israëls, Witsen, Karsen, Van Looy, Tholen, Toorop en Veth. Zij vonden op deze academie –dat traditioneel een conservatief bolwerk- wèl wat zij zochten: vrijheid! Onder de inspirerende leiding van August Allebé waaide hier een ‘on-academische’ nieuwe wind. Hij raadde zijn studenten aan geen moraliserende historiestukken te schilderen, maar vrij te werken, geleid door overwegingen van esthetiek en vorm. Zo kregen zij oog voor de schoonheid van het alledaagse maar ook voor lelijke en afstotelijke onderwerpen. We zien de uitgeputte koppen van de vrouwelijke arbeiders en impressies van een lelijke steeg.
Deze opstelling resulteert in Tholens Slachthuis uit 1889 met boven een plas bloed opgespannen kadavers en een bundel varkensblazen als ballonnen, en een Chaim Soutine-achtig, in pasteuze toets geschilderd Stilleven met geplukte hanen van Floris Verster misschien wel het ultieme voorbeeld van de ‘schoonheid van het lelijke’.
Schilders en auteurs van Tachtig, Willem Kloos, Albert Verwey en Herman Gorter zetten een boom op over de eigentijdse kunst. Zij verfoeien de betuttelende en moraliserende toon van hun voorgangers en kiezen voor kunst gevoed door passie en hartstocht. In de tentoonstelling zien we hen, geportretteerd door de schilders van Tachtig: zelfbewuste kerels van het type bohémien of dandy, die de burgerlijke levensstijl aan hun laars lappen.
Meer nog dan geschreven woorden illustreren deze portretkoppen hun vrijgevochten levenshouding. Willem de Zwarts Zelfportret met capuchon, spant de kroon.
Ook al valt de groep rondom het literaire tijdschrift De Nieuwe Gids snel uiteen, de toon was gezet. Het nieuwe devies luidt: l’art pour l’art; kunst omwille van de kunst. Dit idee was overgenomen van Franse denkbeelden over onafhankelijke kunstenaars uit de kring van Zola, Flaubert en de gebroeders de Goncourt. In dit geestelijke klimaat ontstond Herman Gorter’s Mei: wiens beschrijving van de natuur, de zee en de stad aanvangt met de woorden: …’een nieuwe lente een nieuw geluid’. En wie herinnert zich van de Middelbare school niet Willem Kloos definitie van kunst als de ‘aller- individueelste expressie van de aller-individueelste emotie’…?
Keerzijde van de vooruitgang
Zoals Emile Zola de erbarmelijke omstandigheden van de mijnwerkers in woorden vangt, zo brengen de schilders van Tachtig, de keerzijde van de vooruitgang in beeld. In de tentoonstelling wordt die andere kant o.a. geïllustreerd met het thema Vrouwen. Breitner brengt ze treffend in beeld. Daarin geëvenaard en soms overtroffen door zijn levenslange rivaal Israëls. Zij plukken de modellen van de straat. In volgorde van eerbaarheid: dames, dienstmeiden, winkelmeisjes, hoedenmaaksters, waspitten, koffiepiksters, straatmeiden en prostituees…
De zogenoemde waspitten en koffiepiksters hadden een zwaar leven. Laatstgenoemden waren lange dagen bezig met het sorteren van de goede en slechte bonen. De aanklacht van Eduard Douwes Dekkers Max Havelaar op de uitbuiting van de Indonesische bevolking had nog geen effect gesorteerd. Ook in het vaderland was uitbuiting van arbeidskrachten de normaalste zaak van de wereld. Van fair-trade of eerlijke arbeid als gesuggereerd in de idyllische schilderijen van Barbizon-schilders als Millet, is hier geen sprake. Hoewel sociaal engagement bij Breitner en Israëls, anders dan bij Vincent van Gogh, afwezig is, dragen hun schilderijen wel bij aan de bewustwording. In 1887 wordt een enquête naar arbeidsomstandigheden gehouden. In de catalogus wordt de ondervraging geciteerd van vier waspitten die hun verhaal mogen doen in de Tweede Kamer. De vrouwen worden met een pontje overgezet naar de kaarsenfabriek en werken onder de meest barre omstandigheden soms wel 36 uur achtereen onderbroken door slechts één uurtje rust. Terwijl ik dit lees vraag ik me af waarin deze vorm van slavernij verschilt van de slavernij in de overzeese wingewesten. Eén verschil is in elk geval wel duidelijk: over de slavernij van de 19e en 20e eeuwse fabrieks- en landarbeidsters in eigen land hoor je vrijwel nooit iets.
Behalve aan volkstypes is Breitner ook herkenbaar aan zijn voorliefde voor druilerige scènes in een somber palet, zoals zijn impressie van het Rokin gezien in de richting van de Dam.
Voor die tijd heel modern trekt Breitner er op uit om stegen, afbraak- en achterbuurten en vooral vrouwelijke passanten met de verborgen camera vast te leggen. In de tentoonstelling is te zien hoe hij deze snapshots als uitgangspunt voor zijn schilderijen gebruikt.
Israëls’ en Breitner’s belangstelling voor vrouwen is mannen eigen, maar het vrouwenoverschot van die tijd zal dit wel in de hand hebben gewerkt. Behalve dames (herkenbaar aan een hoed met voile) figureren zoals gezegd vooral vrouwen uit de lagere echelons van de maatschappij in hun werk. Zonder man die hen onderhoudt, moesten zij het hoofd maar boven water zien te houden. Dienstmeisjes waren qua betaling en levensonderhoud het beste af; hen werd een huwelijk dan ook afgeraden (…). Maar anderen wilden als model voor Israëls en Breitner voor wat geld wel even uit de kleren.
Ook in het atelier hanteerde Breitner zijn camera. Hij gebruikte verschillende naaktfoto’s als uitgangspunt voor zijn schilderijen, zoals een opname in sepia van een liggend naakt die hij op het doek in kleur vertaalde. Fascinerend zijn twee afbeeldingen van op de rug geziene vrouwen; één naakt en een gekleed. Sprekend over vrouwen en Breitner mag het Meisje in rode kimono, voor wie Geesje Kwak model stond, niet ontbreken. Vorig jaar speelde zij in het Rijksmuseum in de gelijknamige tentoonstelling de hoofdrol.
Ze is in een apart kabinetje te zien tussen de exotische werken van Marius Bauer en Jacobus van Looy die naar Egypte, Marokko, Constantinopel het Nabije Oosten en India reisden. Willem de Zwart bleef voor het schilderen van exotische types gewoon thuis. Indische vrouwen en de ‘all-rounder’ Adolf Boutar had hij in Pulchri Studio in Den Haag bij de hand. Nu eens stond Boutar model voor een Japanner, dan weer voor een ander Oosters type.
Ook Israëls was zeer geïnteresseerd in vrouwen; zijn specialiteit was modinettes en mannequins. In een brief aan Frederik van Eden uitten Israëls ouders hun bezorgdheid om hun zoon in de hoofdstedelijke poel des verderfs, maar deze schrijft een geruststellende brief terug… Of het heeft geholpen is niet bekend, maar zorgen over zijn welslagen als schilder zijn in elk geval ongegrond gebleken.
Het zwakke geslacht
Lezend in de catalogus doe ik een bijzondere ontdekking. Dat Katholieke kerkvaders de vrouw eeuwenlang in een kwaad daglicht stelden is bekend, maar dat Darwin, de man van de revolutionaire evolutieleer, de fakkel van hen overneemt, vind ik ongelofelijk. In The Descent of Man uit 1871 beweert Darwin dat de vrouw, geleid door (dierlijke) instincten, tot een lager ras behoort dan de man. Door deze eigenschappen gefascineerd brengen schrijvers en schilders van Tachtig de vrouw letterlijk en figuurlijk, vaak met lelijke dierlijke koppen en eigenschappen in beeld lees ik in de catalogus, waarin tevens de dubbele moraal van deze tijd wordt onthuld. Ook de gehuwde Tachtigers gaan ‘s nachts graag op zoek naar buitenechtelijk vertier. Vast niet voor publicatie bedoeld lezen we ontboezemingen van een zekere Ising aan Van Deyssel. In 1888 schrijft hij over zijn zoektochten naar iets dat hij bij zijn brave echtgenote Mina niet kan krijgen. Voorafgegaan door een krachtterm lucht hij zijn hart: …’maar J.C., je wil toch wel eens iets anders’…. Wanneer hij dat ‘anders’ na nachtelijke omzwervingen eindelijk heeft gevonden lukt ‘het’ niet. Hij knapt af op de koude benige handen, en de dikke brede koppen van de prostituees met hun gefleem: …’een flessie wijn lievert’ ?…
Niet alle schrijvers van ’80 deden hieraan mee. De brave Frederik van Eeden had een afkeer van deze nachtelijke escapades. En als hij al een keer mee ging, ‘vecht hij ertegen om dronken te worden’. In een van zijn boeken beschrijft hij …’ de smoezige mensen, de… feestvierende koeien, zich mooi-makende padden, de treurige beesten’ juist de onderwerpen die zijn schilderende kunstbroeders het meest aanspraken.
Het verschil tussen vrouwen en dames wordt mooi geïllustreerd met de volgende transactie. Een potentiële koper had belangstelling voor Breitners impressie van de Singelbrug. Afgezien van twee close-up geschilderde volksvrouwen in de voorgrond, beviel de voorstelling hem. Zou Breitner deze types niet kunnen veranderen in dames? Met een voile en een bontje was de make-over èn de verkoop van het doek een een feit.
Shoppen
De meeste kunstenaars van Tachtig kiezen aantrekkelijke aspecten van de grote stad. In de grote zaal barst het Rumoer in de stad los. Door de industrialisatie worden massaal geproduceerde producten voor grotere groepen mensen betaalbaar; de moderne consumptiemaatschappij is geboren. De schilderijen van de Tachtigers weerspiegelen de moderne tijd met impressies van winkelstraten en prachtige etalages; een nouveauté in die dagen. Hele puien worden weggebroken om mooie ‘spiegelramen’ te plaatsen, zoals in de luxe winkels aan de Nieuwendijk en de Kalverstraat, waar Breitner een ongedateerde en amper herkenbare impressie van geeft: het is maar goed dat de titel erbij staat!
De netflix serie Paradise, over het wel en wee van de werknemers van een 19e eeuws warenhuis, ademt de sfeer van deze tijd. Het script is gebaseerd op Emile Zola’s roman Au bonheur des dames.
Waar gewinkeld wordt ontstaat behoefte aan een rustpunt met koffie of een maaltijd. Ter illustratie van nog een nieuw fenomeen: het restaurant en het koffiehuis, is in de tentoonstelling een koffiehoekje ingericht met een prachtig mokka servies van de plateelbakkerij Rozenburg. Het tijdsbeeld wordt gecompleteerd met een enorme blow up van een foto met winkeletalages en dameshoeden speels op een stokje, naast Israëls doek Hoeden in een etalage dat hij schilderde vanuit een gehuurde kamer ertegenover.
“Het is tegenwoordig moeilijk voor te stellen dat alledaagse fenomenen als winkelen, dineren en uitgaan pas aan het einde van de negentiende eeuw een plek krijgen”, aldus conservator Frouke van Dijke. Door de introductie van elektrisch licht gaat het leven in de stad bovendien dag en nacht door. De toegenomen welvaart wordt ook weerspiegeld in de menukaart van bijvoorbeeld restaurant de Poort van Cleve, waar je aanvankelijk nog een halve, later, de zaken gaan goed, een hele biefstuk kon bestellen, afgetopt met een gebakken ei; bonne appétit! In deze zaal zien we ook Breitners portretten van een chanteuse en de actrice Theo Mann-Bouwmeester waarmee hij even afwijkt van zijn gangbare repertoire van fabrieksarbeidsters en straatmeiden. Van Jacobus van Looy zagen we al de hossende menigte die tijdens de viering van de Onafhankelijkheid ‘s nachts de bloemetjes buiten zet. In het halfduister lichtten de gezichten van de hossende, lallende, dronken feestvierders oranje op.
Vastleggen eerste indrukken
Israëls werkte graag met zijn schildersezel op straat. Hij kreeg een vergunning op voorwaarde dat er geen gedoe over zou ontstaan. Een Engelse collega had tijdens zo’n sessie een emmer water over zich heen gekregen! Schetsen in een klein boekje was echter makkelijker. En dat deed Israëls volop: in de expositie wordt een reeks verfomfaaide schetsboekjes getoond met over elkaar heen buitelende vlotte schetsen. Een harmonicaspeler, twee dansende vrouwen, publiek in Carré en een grappig bebrild Pietje Bell-achtig boefje. Leuk is ook de reeks studies van hoeden, waaronder een geestige hoge hoed zwevend in de lucht.
Israëls schetsjes fungeerden als onze opnames met de smartphone. In verschillende schilderijen zien we de snel geschetste koppen en figuurtjes terug, zoals twee dienstboden in Twee Dienstmeisjes op de Leidschegracht.
Breitner legde zijn eerste impressies zoals we zagen met de camera vast. Wasvrouwen en omkijkende dienstbodes, die hij kennelijk iets naroept. Anachronistische ‘stills’ uit de film van het leven van alledag. Interessant is de foto van de Dam, waar, afgezien van voertuigen en kleding qua bedrijvigheid niet veel veranderd is. Breitner vertaalde zijn camerabeelden in wervelende geschilderde voorstellingen, waarbij zijn penseel de dynamiek van de bewegende figuren en voertuigen ternauwernood kon bijbenen.
Rumoer en verstilling in de stad
Terwijl Van Looy c.s. werden aangetrokken door de dynamiek van de stad, zochten Willem Witsen en Eduard Karsen de verstilde pakhuizen aan achtergrachten op. Met hun werk is in de tentoonstelling een ‘alkoofje’ ingericht. We zien o.a. Witsens Montelbaenstoren, met invloed van Matthijs Maris, wiens mysterieuze, dromerige werk hij in Londen gezien had.
Ook Breitner legde zich een enkele keer toe op verstilde impressies van ‘oud’ Amsterdam, zoals op het doek Prinsengracht. De aanblik daarvan roept bij mij zomaar de klanken op van het slotakkoord van het Prinsengrachtconcert … ‘er staat een huis aan een gracht in oud Amsterdam’…
Verstild zijn ook Witsens Huizen aan de achterburgwal, die de herinnering aan een tearjerker uit mijn jeugd oproepen; Peerke en zijn kameraden, van A.J. Verhulst over een jongetje zonder benen dat vanachter een venster in een gelijke achterbuurt verlangend naar een stel voetballende jongens kijkt.
In de door mannen gedomineerde kring van Tachtig ontdek ik één vrouw, de beeldhouwster Sara de Zwart. Breitner schilderde haar portret, waarop zij, de werkhanden prominent in beeld, de beschouwer met haar kortgeknipte jongenskopje recht aankijkt. Breitner, Portret van Sara de Swart 1880-1900, Amsterdam Museum. Uitgerekend op haar wordt Eduard Karsen letterlijk en figuurlijk hopeloos verliefd, want zij valt niet op mannen.
Wanneer Witsen zich enkele dagen had teruggetrokken op zijn landelijk gelegen familiebuiten, de Ewijckshoeve, lokte Amsterdam alweer. Anders dan zijn impressie van verstilde plekjes in de stad suggereren, was Witsen een rusteloze man. In een brief aan Van Looy doet hij verslag van het bruisende moderne leven in Parijs.
: …’de stad, kerel, als stad, ‘t boemelen, straatslijpen en kijken, kijken niets anders dan kijken: ik verzker je dat dat iets heerlijks is, opmerken en erover redeneren: dat vrolijke, opgewekt, gezonde van die franschen’…
Ook Londen, waar hij Matthijs Maris ontmoet, vindt hij fantastisch, maar het kleinburgerlijke huwelijksleven in Haarlem benauwde hem.
Recreatie in de stedelijke natuur
Terwijl volop gewerkt wordt aan het lenigen van de woningnood, begint het besef door te dringen dat frisse lucht ook belangrijk is. In de nieuwe stadsdelen worden parken aangelegd, zoals het Amsterdamse Ooster- en Vondelpark, waar burgers van alle rangen en standen van de buitenlucht kunnen genieten. In de één-na-laatste zaal van de tentoonstelling zijn mooie impressies van natuurbeleving tijdens de vier seizoenen te zien. Van Israëls wat statische zomerse Op een bankje in het Oosterpark, en Kinderen bij de vijver in het Oosterpark tot actievere impressies van spelende kinderen door Willem Bastiaan Tholen en Breitners, Spelende Kinderen in de Looierstraat.
Bijzonder leuk is Israëls Man met papegaai, geschilderd in de Haagse dierentuin nabij het Malieveld.
Breitner en Tholen geven heerlijke impressies van de Keizersgracht in de herfst, en een Van Gogh-achtig Schevenings Bos uit 1893. Ook de winter is vertegenwoordigd in in Tholen’s Schaatsenrijden (vijver in het Haagse Bos) uit 1891, met leuk: stoelen langs de kant. Het voortgaan op de schaats moet in zo’n krioelende menigte vrijwel onmogelijk zijn geweest, maar dat mag de (ijs)pret niet drukken.
Toch bracht Tholen, getuige een foto uit die tijd, kennelijk de werkelijkheid in beeld. Dan had koningin Wilhelmina op een gereserveerd stuk ijs, het makkelijker.
Bijzonder leuk is Breitner’s doek met een sneeuwballengevecht tussen een stel meiden op de Paleisstraatbrug uit 1898.
In verschillende doeken van Van Looy wordt het dan weer zomer, zoals nu bij ons. De geschilderde natuurpracht culmineert in een orgie van kleur in ‘The Garden’. Een enorm doek waarin de schilder inzoomt op een ogenschijnlijk mediterrane of Engelse tuin vol Oostindische kers. In werkelijkheid stond de tuin van de kunstenaar, een postzegel grond in de Amsterdamse Pijp, model voor dit kleurrijke doek, waarmee ik u tot besluit van deze bespreking een mooie zomer toewens!
Link: Rumoer in de stad, Gemeentemuseum Den Haag
Mischa Andriessen, sinds eind 2016 ‘schrijver-in-de-residentie’ van het Gemeentemuseum Den Haag heeft zich door verschillende werken uit de tentoonstelling laten inspireren. Haar gedichten worden in de tentoonstelling aan het publiek gepresenteerd.
[
Nog ergens inlassen ?: Breitner, Begrafenis van een Soldaat en enkele impressies van het …
Begrafenis van een Jager, 1882, geinspireerd op Courbets Enterrement ? Zoek op/uit
Laten we even wat langer stilstaan bij het werk van Breitner, van wie zijn meisjes in kimono DIA afb 120 wellicht bekender zijn dan de i