Impressie tentoonstelling Alle Rembrandts, tot en met 10 juni in het Rijksmuseum.

Ter gelegenheid van het 350ste sterfjaar van Rembrandt presenteert het Rijksmuseum alle Rembrandts uit de eigen collectie. Tweeëntwintig schilderijen, een selectie van zestig tekeningen en driehonderd etsen, waarin de oplettende kijker composities en figuren uit Rembrandts schilderijen herkent.

Voorafgaand aan de openstelling van de tentoonstelling vond een ludieke act plaats. Alle Nederlanders die anno 2019 luisteren naar de naam Rembrandt mochten met hun naamgever op de foto.

In de thematisch ingerichte tentoonstelling ziet de bezoeker eerst Rembrandts talrijke zelfportretten, geschetste en geëtste huiselijke scènes, levendige portretten van familie en vrienden wiens karakter of gemoedstoestand hij feilloos wist vast te leggen. Prachtig zijn ook de impressies opgedaan tijdens wandelingen in en buiten de stad. Daarna ziet de bezoeker Rembrandt als verteller van verhalen. Niet alleen het schilderen van een historisch-, mythologisch- of bijbels onderwerp, maar ook de herkenning daarvan, maakte het zogenoemde historiestuk tot het hoogst gewaardeerde genre in de 17e eeuwse kunstkritiek.

Zelfportretten

Rembrandt zelfportret als de apostel Paulus, 1661, Rijksmuseum Amsterdam

In de eerste zaal kijkt de oude Rembrandt als de apostel Paulus, je over de hoofden van de bezoekers aan alsof hij denkt…’is that all there is ?’  Een van de laatste in een reeks van wel 80 selfies. Er tegenover hangt zijn vroegste zelfportret uit 1628. Hij was 22 jaar toen hij dit paneeltje bij het schijnsel van een lamp schilderde. Van zijn gezicht zie je niet veel meer dan een glimlichtje op zijn neus. Door de krullen afzonderlijk in te krassen met de achterkant van zijn penseel, wordt de geelbruine grondering zichtbaar, waardoor een coupe-soleil-achtig effect ontstaat. Wie op 5 maart jl. keek naar het Geheim van de Meester, zag dat het niet meeviel dit werk te kopiëren.

Rembrandt, zelfportret als jongeman 1628, Rijksmuseum Amsterdam

Om Charlotte Caspers te helpen werd in de studio van Peter Greenaway met het licht geëxperimenteerd tot zij de mysterieuze lichtval op het gelaat en de krullenbol van de Rembrandt look-alike kon reproduceren. Ze begon overigens haar werk met alleen maar goed te kijken!

Hoe het Rembrandt tussen het schilderen van dit vroegste en zijn laatste zelfportret is vergaan is in deze tentoonstelling te zien. De aandachtige kijker wordt met menig aha-moment beloond. Zoals bij een voorstudie van de Verloren Zoon uit de Hermitage of de tekening van de Leeuw, die de ledenpas van de Vereniging Rembrandt siert. In 1660 maakte Rembrandt een snelle schets, van een met een VOC schip meegekomen leeuw. Als finishing touch bracht hij, voordat het beest in beweging zou komen, gauw nog wat schaduwpartijen aan door de inkt met zijn vinger uit te smeren.

Rembrandt, Liggende Leeuw, pen en bruine inkt, ca. 1660. RM Amsterdam

Prachtig zijn de geëtste portretjes van Saskia en dat van Titus uit 1656, op wiens neus (die heeft hij van zijn vader) Rembrandt een glimlichtje aanbracht.

Rembrandt. portret van Titis, 1656, Rijksmuseum Amsterdam

In 2015 achtte conservator Taco Dibbets de kans groot dat je bij het zien van de toenmalige tentoonstelling Late Rembrandt geen droge ogen zou houden. Hij sprak van een …’once- in-a- lifetime’, zo niet ‘once- in- eternity experience’…  Maar zo lang heeft het publiek niet hoeven wachten. Nog geen 4 jaar later komt hij, als directeur, op deze uitspraak terug. Rembrandt is werelderfgoed. Voor het Rijksmuseum is het Rembrandtjaar 2019 de gelegenheid om weer eens met hem uit te pakken. Dat doe je, aldus Dibbits, twee keer in de vijftig jaar. Op Alle Rembrandts volgt deze zomer de expositie: Lang Leve Rembrandt, waarin het publiek op Rembrandt geïnspireerde werk mag tonen. Dan gaat in het openbaar de restauratie van de Nachtwacht van start. Het jubileumjaar wordt in oktober afgesloten met de expositie Rembrandt-Velazquez. Niet alleen het Rijksmuseum, maar ook tal van andere musea besteden aandacht aan het jubileumjaar. In het Rembrandthuis wordt Rembrandts familie en vriendenkring tot en met 17 mei belicht. In het Mauritshuis staan elf Rembrandts uit eigen bezit, waaronder zijn laatste zelfportret (met prominente neus) en de zeven ‘afgeschreven’ doch evenzeer interessante werken tot 16 september centraal. Tot 8 juli is daar ook de tentoonstelling Bewogen beeld – Op zoek naar Johan Maurits te zien. In deze expositie wordt een andere visie op de tot voor kort als een verlicht bestuurder van Nederlands-Brazilië bezongen bouwheer van het Mauritshuis gepresenteerd. Waarover u elders op mijn blog wordt geïnformeerd. Terug naar Rembrandt

Rembrandt, biografie van een rebel, Jonathan Bicker, Rijksmuseum Amsterdam

De mens Rembrandt
Iedereen kent de schilder, maar Rembrandt de mèns kennen we niet. Van zijn hand zijn slechts enkele ego-documenten bewaard. Puttend uit eigentijdse bronnen schreef conservator Jonathan Bikker Rembrandt’s levensverhaal. Rembrandt: biografie van een rebel leest als een roman. Mooi uitgegeven op gerecycled papier, met slechts één minpuntje: de zeer kleine paginanummers vlak naast de bindrug. 
Anders dan wel gedacht wordt kwam de in 1606 geboren molenaarszoon niet uit een arm gezin. Hij doorliep de Latijnse School en stond ingeschreven bij de Leidse Universiteit, maar Rembrandt verkoos het schildersvak dat hij o.a. bij Herman van Swanevelt en Pieter Lastman leerde. Al jong had hij in Leiden een werkplaats met leerlingen, onder wie Gerard Dou. Zijn talent werd opgemerkt door Constantijn Huyghens. Behalve persoonlijke wetenswaardigheden rond zijn huwelijk met Saskia, haar overlijden, zakelijke kwesties, zijn faillissement en zijn latere levensgezellin Hendrikje komt de lezer nog veel meer over deze icoon van de Gouden Eeuw te weten. Niet alles is even fraai zoals de afwikkeling van de problemen met zijn huishoudster Geertje Dircx.                                
Zijn slechte reputatie had Rembrandt vooral te danken aan de negatieve berichtgeving door Samuel Van Hoogstraten en Arnold Houbraken, die nogal wat roddels de wereld in hebben gestuurd.

Miskend genie?
In de late 17e en vroege 18e eeuw neemt de populariteit van zijn werk af. Dat had niets te maken met de mythe van Rembrandt als miskend genie, zoals ik op de lagere school leerde, maar met een smaakverandering in de tweede helft van de 17e eeuw. Desondanks hield hij bewonderaars en opdrachtgevers. Zijn financiële situatie was niet florissant, maar dat kwam omdat hij niet met geld kon omgaan. De biografie begint pakkend met een hoofdstukje over de kast van Cornelia, de dochter die Rembrandt samen met Hendrickje kreeg. Na zijn dood, komt de weduwe van Titus bij haar schoonzus verhaal halen inzake de financiële nalatenschap. Het eerste van een reeks verhelderende hoofdstukken, waarin Bikker de lezer een inkijkje verschaft in het leven van Rembrandt.  

De schilderijen in de tentoonstelling laten zich moeiteloos bekijken, maar voor de talrijke werken op papier is geduld en concentratie nodig. De gratis te downloaden of te huren audiotour helpt om de aanwezigheid van andere belangstellenden een beetje weg te denken. De manier waarop Vincent Van Gogh’s dat had willen doen is nu absoluut onmogelijk. In 1885 schreef hij… ‘Ik zou er 10 jaar van mijn leven voor over hebben, om hier (bij de Joodse Bruid) 14 dagen lang met alleen water en een stuk brood naar te kunnen kijken’...

Rembrandt, Isaäc en Rebekka bekend als de Joodse Bruid, 1665 RM Amsterdam

De Joodse bruid, is één van mijn favorieten. Anders dan de glad gepenseelde portretten die hij in opdracht maakte, bracht Rembrandt de verf in dit schilderij met het paletmes dik aan. Zo ontstond in de mouw van de man een sculpturaal effect. Sinds jaar en dag wordt dit werk de Joodse bruid genoemd, maar wat stelt deze scène eigenlijk voor?

Een tekening in de opstelling geeft het antwoord. Rembrandt bracht het bijbelse paar Isaäc en Rebecca, als portrait historié, in beeld. De bijbelse geliefden wanen zich onbespied, maar koning Melchisedek kijkt mee (verder lezen: Genesis 26).

Waardering
Gerard de Lairesse omschrijft Rembrand’s techniek in 1707 misprijzend als ‘kladderij’. In zijn Groote Schouwburgh der Nederlantsche Konstchilders en Schilderessen van 1718 beschrijft Houbraken een portret waarin Rembrandt de verf met een ‘metselaarstroffel’ zodanig had aangebracht, dat je het werk zo bij de neus kon optillen. Dat ging vast over Rembrandts laatste zelfportretten, waarin de neus en de rimpels in zijn voorhoofd eveneens geboetseerd lijken. 

Terwijl zijn tijdgenoten de werkelijkheid vooral idealiseerden, bracht Rembrandt zijn wereld levensecht in beeld. Ook de lelijke kanten, zoals te zien in de vrouwelijke naakten. De dichter Andries Pels, noteerde in 1681 dat Rembrandt liever…’een wasvrouw of turftrapster dan een Griekse Venus’… als model gebruikte. Overeenkomstig de werkelijkheid …’met slappe borsten, verwrongen handen; de striemen van het keurslijf op haar buik en de kousenband om het been’…. 

Rembrandt, naakte vrouw gezeten op een verhoging ca 1631, Rijksmuseum Amsterdam

Bikker verklaart waarom. …‘cellulitis bij een model, was voor Rembrandt een speelveld voor licht en schaduw’… Maar vroeger werd dit anders uitgelegd.

Alterstil?

Kunstcriticus Roger de Piles publiceerde in 1669 ideëen over de ontwikkeling van kunstenaars. Ze beginnen in het spoor van hun leermeester, ontdekken vervolgens hun eigen stijl, waarna later het verval intreedt. Aan de hand van Titiaan legt hij het uit. Omdat zijn ogen achteruit gingen en zijn handen trilden hanteerde Titiaan een losse toets. Zijn late werk moet daarom van enige afstand bekeken worden. Ook Rembrandts ontwikkeling werd aldus verklaard. Inmiddels is bekend dat Rembrandt’s vrije stijl niets te maken had met ouderdomskwalen. Zijn losse, ‘ruwe’ toets was louter een artistieke keuze.

Na zijn leertijd bij Pieter Lastman, wiens kleur- en figuurrijke stijl naklinkt in zijn vroege werk, ontwikkelde Rembrandt zijn eigen richting. Door Tobit, Anna en het bokje te vergelijken met Jeremia treurend om de val van Jeruzalem en later werk is zijn indrukwekkende groei goed te volgen. Tussen beide werken zijn maar enkele jaren verstreken, maar ze tonen een wereld van verschil. In de volgende zalen kun je deze ontwikkeling verder volgen.

  • Rembrandt, Tobit, Anna en het bokje, 1626. Rijksmuseum Amsterdam
  • Rembrandt, Jeremiah treurend om de val van Jeruzalem, 1630, Rijks Museum Amsterdam

Portretten in Amsterdam
In 1632 verruilt Rembrandt Leiden voor het welvarende Amsterdam. Ook al werd het schilderen van portretten door kunstcritici minachtend als een zijweg der kunsten beschouwd, Rembrandt schilderde ze graag. Met het zwierige zelfportret waarin Rembrandt zijn vaardigheid als portretschilder afficheert hoopte hij potentiële opdrachtgevers aan te trekken.

Rembrandt Zelfportret in de gedaante van een flamboyante dandy, 1631- 1633. Rijksmuseum Amsterdam

De eerste cliënt die de weg naar Rembrandt’s atelier wist te vinden was de doopsgezinde bonthandelaar Nicolaes Ruts (1574-1638) Het levendig geschetste karakter en de prachtige stofuitdrukking op diens portret bleven niet onopgemerkt. Ook de remonstrantse predikant Johannes Wttenbogaert (1577-1644) liet zich door Rembrandt vereeuwigen. Als dit werk kon spreken zou menige hedendaagse toeschouwer met stomheid geslagen zijn bij het horen van zijn geschiedenis. Om zijn geloofsovertuiging verbannen uit het verleden land waarover je meestal alleen maar verhalen over verdraagzaamheid hoort. Het land waar Johan van Oldenbarnevelt om diezelfde overtuiging door zijn contra-remonstrantse tegenstander Prins Maurits op het schavot belandde. Een zwarte bladzijde in onze vaderlandse geschiedenis. Museum Flehite in Amersfoort, waaréOldenbarnevelt werd geboren, besteedt aandacht aan deze historische gebeurtenis met een tentoonstelling. Te zien vanaf zijn 400e sterfdag 13 mei, deze dag is tevens het begin van andere activiteiten in Amersfoort ter herdenking van deze staatsman.

Portret van de 76-jarige dominee Uyttenbogaert, 1633. Amsterdam, Rijksmuseum.

Rembrandt en Saskia
 …‘Verliefd, verloofd, getrouwd, gescheiden’…die opzegger uit mijn kindertijd ging niet op in de Gouden Eeuw. In een enkel geval bood scheiding van tafel en bed de oplossing voor een slecht huwelijk, maar tot de dood ons scheidt was gebruikelijker…en die dood kwam vaak te vroeg. In het kraambed of al in de wieg, zoals t/m  17 maart te zien was in de tentoonstelling Rembrandt & Saskia; liefde in de Gouden Eeuw. Titus bereikte de volwassen leeftijd, maar ook hij is evenals zijn moeder niet oud geworden. Het percentage kindersterfte was hoog. Een medebezoekster van de tentoonstelling spelde mij een ‘geheim’ op de mouw: ‘jongetjes kregen meisjeskleren aan om de dood te misleiden.’ Had de dood het dan eerder gemunt op jongetjes?
Het heeft hoe dan ook weinig geholpen. De vroege dood was zichtbaar in een reeks familieportretten. Wybrandt de Geest, Lambert Jacobsz en Abraham van den Tempel vereeuwigden trotse ouders met hun kroost. De overleden kindertjes als engeltjes of herkenbaar aan bloemenkransjes op hun hoofd. Soms ook solitair in ontroerende post mortem portretje.

Portretten
Om zijn verloving met de Friese burgemeestersdochter Saskia van Uylenburgh te memoreren schetste Rembrandt op 6 juni 1633 dit lieflijke portretje van zijn aanstaande. Over de authenticiteit hier geen twijfel:        … ‘Dit is mijn huysvrouw 21 jaar oud  op de 3e dag van onze verloving’…

Rembrandt, Portret van Saskia van Uylenburgh, 1633, Kupferstichkabinet. Staatliche Museum zu Berlin.

De monumentale portretten van Marten Soolmans en Oopjen Coppit van een jaar later, zijn spectaculair. Dit formaat was voorbehouden aan vorsten en leden van hoge adel. Een blik op het schoeisel van Marten maakt duidelijk waarom de voeten er ook op moesten!

Let op de vloer waarop ze staan, het contrast tussen die chique schoenen en de gebarsten tegels en Rembrandt’s geraffineerd en tegelijkertijd bedrieglijk weergegeven ongedefinieerde achtergrond die rond Martens hoofd dichterbij lijkt dan de achter hem op een verhoging doorlopende tegelvloer.
De zichtbaar zwangere Oopjen draagt modieuze zwartzijden kleding, opgeleukt met strikken en kwikken en kostbare Vlaamse kloskant. Om haar blanke huid te accentueren bracht zij op haar slaap een (opgeplakte) tache de beauté aan!

Tijdens het portretteren van dit paar, aan wie alles over de top is, moest Rembrandt in zichzelf misschien wel een beetje lachen schrijft Bikker. Maar wat een feest om die prachtige stoffen in zoveel tinten zwart en die verfijnde kledingdetails te schilderen. Zie hoe al die van dichtbij onbegrijpelijke verf-toetsjes vanaf een afstandje steeds scherper worden en de suggestie van echt kant op het netvlies toveren.

Rembrandt, Portret Marten Soolmans en Oopjen Coppit, 1634, Rijksmuseum Amsterdam en Musee du Louvre Parijs

Italië 
Rembrandt staat bekend als een non-conformist; hij trok zich nergens iets van aan en reisde ook niet -zoals veel collega’s- naar Italië om inspiratie op te doen. Dat was in zijn geval niet nodig; Italië kwam figuurlijk en letterlijk naar hem toe. 

Onderzoek heeft aangetoond dat Rembrandt wel naar bewonderde Europese en Italiaanse meesters keek. Hij imiteerde hen niet, maar getuige schetsen in de tentoonstelling ontleende hij figuren en composities aan o.a. Rafaël. Conform het klassieke gebruik van emulatio, trachtte hij deze te overtreffen. Een belangrijke inspiratiebron was Caravaggio, zoals in 2006 te zien was in de dubbeltentoonstelling Rembrandt-Caravaggio. Èn onlangs op de Tefaf in Maastricht, waar de Caravaggeske lichtbehandeling en dramatiek in Rembrandt’s Roof van Ganymedes uit de Dresdense Gemäldegalerie Alte Meister niet te koop, maar wel goed te zien was. Geplaatst naast een mogelijke andere inspiratiebron een buste van een huilend jongetje, van tijdgenoot Hendrick de Keyser, dat Rembrandt wellicht kende. In navolging van de groten der Italiaanse kunst, signeerde Rembrandt zijn werk zelfbewust eveneens met alleen zijn voornaam: Rembrant. Aanvankelijk zonder ‘d’!

De faam van de Hollandse meester was doorgedrongen in Italië. Het door de Siciliaan Don Antonio Ruffo bestelde doek met Aristoteles en de buste van Homerus, bevindt zich thans in The Metropolitan in New York. De groothertog van Toscane, Cosimo III bezocht Rembrandt in zijn atelier. Omdat de pittore olandese de eerste keer geen werk in stock had, kwam hij in 1669 terug. Het zelfportret van Rembrandt dat hij meenam naar Italië, is in Florence in de Uffizi te zien.

Uit de mode
Door een algemene smaakverandering nam Rembrandts populariteit gaandeweg af. Vanuit Frankrijk was in de tweede helft van de 17e eeuw een nieuwe academische mode overgewaaid: het classicisme. Opdrachtgevers gaven de voorkeur aan gelijkmatig belichte portretten en historiestukken geschilderd in heldere kleuren. Doordat Rembrandt zijn palet van warme herfsttinten niet aanpaste, raakte hij bij velen uit de gratie en in de tweede helft van de 17e eeuw ook uit de mode. Maar in de 19e eeuw, ten tijde van de Romantiek, kreeg het publiek weer belangstelling voor de Gouden Eeuw. Met zijn romantische geëtste landschappen en gepassioneerd gepenseelde protagonisten maakte Rembrandt zijn come-back.

Maar tot het laatst ontving hij opdrachten zoals we nog zullen zien en qua tekentechniek was hij zijn tijd ver vooruit. Tussen de talrijke, soms zeer humoristische etsen en schetsen ontdek ik er eentje in pen en bruine inkt uit 1641, waarop zeer fragmentarisch een man is neergezet die op een paard wordt geholpen. Overal elders zou ik dit voetstoots hebben aangenomen voor een schets van Picasso!  

Rembrandt, man helpt ruiter te paard, 1640 -1641, Rijksmuseum Amsterdam

Ik kom nog even terug op de mythe dat Rembrandt die als miskend genie arm aan zijn einde zou zijn gekomen. Gedurende zijn hoogtijdagen, maar ook later ontving hij veel geld voor zijn werk. Dat hij later in financiële moeilijkheden kwam was deels het gevolg van de recessie veroorzaakt door de Eerste Engelse Oorlog (1652-54), maar het was deels ook eigen schuld. Rembrandt had een gat in zijn hand. Hij kwam steeds weer in de verleiding om aankopen te doen voor zijn Constcamer. Een verzameling rariteiten bestaande uit artificialia, door mensenhand vervaardigde objecten en naturalia: kostbare voortbrengselen der natuur. Deze fungeerden als rekwisieten in Rembrandt’s atelier. Zo spendeerde hij destijds het enorme bedrag van 1.400 gulden aan veertien prenten van Lucas van Leyden. In 1659 toen hij financieel aan de grond zat, werd de waarde van de Constcamer geschat op 11.000 gulden en voor zijn collectie schilderijen werd 6.400 gulden genoteerd. Bepaald arm was Rembrandt dus niet.

In de huidige tentoonstelling geven de onderstaande twee tekeningen een idee van deze zogenoemde rariteiten. Grappig woord trouwens, dat niet staat voor iets geks. Het is afgeleid van het latijnse woord voor iets zeldzaams: rarus.

  • Rembrandt, de schelp (Conus Marmoreus) 1650, Rijksmuseum Amsterdam
  • Rembrandt, Sjah Jahan met zijn zoontje, 1649, Rijksmuseum Amsterdam .        

Op het hoogtepunt van zijn roem, vlak voor voltooiing van de Nachtwacht in 1642, kwam Saskia, kort na de geboorte van Titus, te overlijden. Twee maanden later werd Rembrandts magnum opus, het wereldberoemde portret van de Officieren en Schutters van wijk II onder leiding van kapiteitn Banning Cocq en zijn luitenant van Ruytenburgh, beter bekend als de Nachtwacht in het ‘clubhuis’ van deze afdeling van de burgerwacht, de Kloveniersdoelen geplaatst. Desondanks waren  Rembrandt’s handen gebonden. Het duurde lang voor hij weer kon werken

We maken  een sprong in de tijd. Na zijn faillissement in 1656 moest Rembrandt zijn mooie woning aan de Anthonie Breestraat verruilen voor een eenvoudig huisje aan de Rozengracht. Titus en Hendrikje, de vrouw die als verzorgster van Titus met het gezin was meegegroeid, runden de werkplaats annex kunsthandel. Rembrandt krabbelde overeind en maakte zijn mooiste laatste werken, de Joodse Bruid en een portret van de zogenoemde waardijns (keurmeesters) van het lakengilde, bekend als de Staalmeesters uit 1662.

  • Rembrandt, De Staalmeesters 1662 Rijksmuseum Amsterdam
  • Frans Hals , Regenten van het Sint Elizabeth gasthuis 1641, Frans Hals Museum Haarlem

Mooi, maar het idee voor deze wegens de beweeglijke en originele compositie veel geprezen groepsportret deed Rembrandt op van een twintig jaar ouder portret van de Regenten van het Sint Elizabeth gasthuis (1641) door Frans Hals.

Enkele jaren eerder portretteerde Rembrandt zijn zoon Titus als Franciscaner Monnik. Het lijkt of Rembrandt de Fioretti van San Francesco letterlijk in beeld heeft gebracht. Mooi ter illustratie van de gedachte dat het historiestuk als belangrijkste vorm van schilderkunst werd beschouwd. Zowel voor het maken als voor het begrijpen van een historiestuk is kennis nodig. Wellicht kende Rembrandt de volgende passage uit Franciscus biografie: de Fioretti di San Francesco… waarin vermeld wordt dat Franciscus rond 1211 veertigdagen en nachten vastte op een onbewoond eiland: …’in een dichtbegroeid gedeelte van het bos, dat helemaal overwoekerd was met doornstruiken en andere kruipplanten die een soort van hut vormden, begon hij te bidden en over goddelijke zaken te mediteren’…

Titus in de gedaante van een Franciscaner Monnik, 1660 Rijksmuseum Amsterdam.

In de Anthonie Breestraat bevond zich een Fransciscaner schuilkerk. Het is mogelijk dat Rembrandt het portret van Titus voor de Franciscanen heeft geschilderd. Een ontroerend portret. Titus wilde ook graag schilder worden. Hij had echter, aldus Bikker, niet het ‘superieure DNA van zijn vader geërfd’. Maar hij had andere kwaliteiten, zoals we eerder hebben gezien en als model was hij een inspiratiebron voor zijn vader.

Rembrandt van Rijn, zelfportret 1669. Museum Het Mauritshuis Den Haag

We begonnen met Rembrandt’s vroegste beeltenis en eindigen met zijn laatste zelfportret uit 1669, misschien wel het doek dat je liggend op de grond zo bij de neus kunt oppakken.

Bibliografie

D. Bull e.a., Rembrandt en Caravaggio. Rijksmuseum, Amsterdam, 2006.

M. Stoter, Rembrandt & Saskia, Liefde in de Gouden Eeuw. Fries Museum, Leeuwarden, 2018.

E. Runia, Rembrandt’s Social Network: familie, vrienden etc. Rembrandthuis, Amsterdam, 2019.

J. Bikker, Rembrandt: biografie van een rebel. Rijksmuseum, Amsterdam. 2019.

Links:

Artikel Marina over High Society waarin Marten en Oopjen

Virtuele anatomische les van Dr. Tulp via Apple App Store of Google Play Store

Amersfooort Museum Flehite, tentoonstelling Johan van Oldenbarnevelt

Hockney – Van Gogh: The Joy of Nature. Van Gogh Museum tot en met 26 Mei 2019.

Ook al gebeuren hier nieuwe dingen: het is nog steeds het Van Gogh Museum, stelt Axel Rügen, scheidend directeur de aanwezigen gerust. De afgelopen jaren hebben we verschillende tentoonstellingen gemaakt over een moderne kunstenaar in relatie tot Vincent van Gogh. Deze keer valt de eer te beurt aan een nog levende kunstenaar. Dat is heel bijzonder. Dankzij de genereuze steun van de Hockney Foundation heeft hoofdconservator Edwin Becker een prachtige tentoonstelling kunnen maken.

Vincent van Gogh, De Stoel, 1888. National Gallery, Londen
David Hockney, Vincent’s Stoel en pijp, 1988. Foundation Vincent van Gogh, Arles

In de tentoonstelling ontbreekt bovenstaand werk, maar in de catalogus is Hockney’s hommage aan zijn bewonderde voorbeeld, Vincent’s Stoel uit 1888 wel afgebeeld. In Amsterdam staan in Yorkshire ontstane landschappen centraal. Indrukwekkend en groots, het lijkt of je er zo in kunt stappen!  

In de presentatie staat steeds een werk van Van Gogh centraal; daaromheen is  het monumentale werk van Hockney geplaatst. De expositie opent met een recent fotoportret door Rineke Dijkstra en een interview met de nog altijd hippe 81-jarige kunstenaar. Zijn voor een man van zijn leeftijd wat extravagante bril en onafscheidelijke sigaret roepen een verre naklank op aan de exorbitante jongeman van weleer. 

Rineke Dijkstra, David Hockney, Londen, 6 november 2018

Hoe David Hockney geïnspireerd werd door Vincent van Gogh is tot en met 26 mei te zien in het Van Gogh Museum. Een prachtig samenspel tussen schilderijen en enkele tekeningen van Van Gogh en de monumentale getekende, geaquarelleerde, geschilderde en in video’s vastgelegde impressies van de natuur van Hockney. Bij velen beter bekend van zijn Californische zwembadscènes, waarvan er eind vorig jaar nog één, het Portrait of an Artist (Pool with two figures) uit 1972, werd afgehamerd voor bijna 80 miljoen euro! Het hoogste bedrag dat ooit voor een levende kunstenaar werd betaald!

David Hockney, Portrait of an artist (pool with two figures), 1972

In een video vertelt Hockney, zijn woorden zorgvuldig kiezend, over zijn inspiratiebron. Dezelfde die ook Vincent van Gogh tot zijn creaties bracht: de natuur: ‘…you cannot be bored by nature, can you?…color is the road….’ Dubbelzinnig bezingt hij de ‘gaiety’ of nature’, de natuur die na de winter weer tot leven komt….‘Nature has an erection…with everything upright…nature sprinkled with champagne’...Tja…de herinnering blijft. Was gay het sleutelwoord bij zijn Californische zwembadscėnes, in de Yorkshire landscapes gaat het om die andere Joy of Nature!

Nog vol van de kleurrijke, monumentale natuurimpressies die ik op 27 februari in het Van Gogh Museum zag, hoor ik ’s avonds nogmaals de stem van Edwin Becker. In Opium op 4, licht hij Hockney’s fascinatie voor Van Gogh en hun wederzijdse liefde voor de natuur toe vertaald in monumentale schilderingen van lommer- en bloemrijke bospaden, wijdse zonbeschenen landschappen en een serie lieflijke kleine landschapjes. Impressies van good old England, Yorkshire, waar David Hockney eind jaren ’90 terugkwam om zijn zieke moeder te bezoeken. Googelend kwam ik haar portret tegen; een keurige grijze dame in een lichtblauwe jurk, naast haar in de krant verdiepte man.

De tentoonstelling gaat als gezegd niet over zijn Califonische werk of de overweldigende impressies van de Grand Canyon, waarin de opmerkzame beschouwer citaten herkent van Piet Mondriaan, maar over de lieflijke natuur. Het raakvlak tussen Van Gogh en Hockney, die een levenslange bewondering voor de Hollandse schilder koestert. Hij herinnert zich de eerste keer dat hij diens kleurrijke werk zag nog goed. Met school bezocht hij in 1955 een Van Gogh tentoonstelling in Manchester. Bij het zien van de pasteuze toets dacht hij, wat moet die man rijk geweest zijn, om zich zo kwistig met dure verf te kunnen uitleven!

David Hockney “The Arrival of Spring in Woldgate, East Yorkshire” in 2011 © David Hockney Photo Credit: Richard Schmidt

Later kwam hij er achter dat de werkelijkheid wel anders was. Hij ontdekte de  precisie waarmee Van Gogh allerlei details uit de natuur tekende of regelrecht in verf vertaalde. Becker wees het tijdens de rondleiding al aan, maar in het interview hoor ik het weer: kijk eens naar het licht dat door de bomen op het kreupelhout valt en de gedetailleerd weergegeven grassprieten en bloemen, die Hockney, evenals Van Gogh, en plein air schilderde. In weerwil van hoe ‘de’ mensen in Londen erover dachten:…’ you cannot paint landscapes anymore; landscapes are boring’…trok Hockney naar buiten om de natuur vast te leggen. Zoals in de verschillende versies van de vier jaargetijden in Woldgate Woods, geschilderd op zes losse panelen, zodat hij ze later makkelijk de trap mee kon opnemen om ze tot een groot werk samen te stellen. Dat hij ze buiten schilderde bewijzen de kleine vliegjes, zaadjes en zandkorreltjes die zich in de verf hebben genesteld. In The Arrival of Spring in Woldgate uit 2011, een orgie van kleur samengesteld uit 32 losse doeken, bereikt Hockney’s joy of nature een absolute climax!

David Hockney, Under the trees bigger 2010 – 2011 © David Hockney, photo credit: Richard Schmid (355 cm x 610 cm)

In het struweel en gras creëert Hockney de verbluffende illusie van een 3-d effect door tegen de groene achtergrond een rij op paaltjes gelijkende rode boomstammen of bloemstelen te schilderen. Deze optische illusie zie je eveneens in zijn uit 20 doeken samengestelde Under the Trees, Bigger, 2010-1011 en verderop ook in Hockney’s recent geschilderde After Hobbema (Useful knowlegde) uit 2017. Dit effect is op de tentoonstelling, staand voor het werk sterk zichtbaar, maar kijkend naar de illustraties in het boek, ervaar je deze gewaarwording niet. Naar Amsterdam dus!  

David Hockney “After Hobbema (Useful Knowledge) 2017“© David Hockney Photo Credit: Richard Schmidt ( 6 doeken totaal 118 x 277 cm)

Nog even terug naar the Arrival of Spring uit 2011. Het langwerpige formaat ontleende Hockney aan Chinese landschapschilderingen, gemaakt op een doorlopende rol, zoals het 13e eeuwse Vergezicht van rivieren en bergen uit het National Palace Museum Taipei.

Xia Gui Vergezicht van rivieren en bergen, 13e eeuw uit het National Palace Museum Taipei. (afmeting 46,5 x 889 cm)

Het werk kent geen verdwijnpunt, maar het oog scrollt door het panoramisch weergegeven landschap. Hockney vindt kijken erg belangrijk; Vincent deed dat ook. Hockney’s devies: goed zelf kijken, dan zie je meer dan met fotografie. Hij schreef er zelfs een boek over: David Hockney, Kijken voor kinderen. Jong geleerd oud gedaan. Hij heeft ook een andere dan de sinds de Renaissance gebruikelijke kijk op perspectief. Het in Italië uitgevonden centraal perspectief pint je als kijker vast op één punt, aldus Hockney. Het fixeert je in de tijd, zet je ogen stil, maar in het leven is alles in beweging. Daarom schept hij nieuwe ruimte. Hij bevrijdt zich van het perspectief, waarover hij spreekt als: the hell of perspective. Dat zie je letterlijk en figuurlijk ook in zijn grote werk in de laatste zaal. Naast zijn zelfportret: voegde hij een klein spotschilderijtje op het lineaire perspectief toe met een rode bomenrij eindigend in een zwart gat! 

Becker brengt ook de verticale lijnen in Hockney’s compositie onder de aandacht. Hij zegt het niet, maar zijn werk en met name de prachtig verlopende lijnen van de omgezaagde boomstammen, roepen ook duidelijk herinneringen op aan het werk van Edvard Munch, dat het Van Gogh Museum in een eerdere dubbeltentoonstelling samen met de naamgever van het museum presenteerde.

David Hockney, Felled Totem, 2009, Collectie David Hockney
Edward Munch, De gele boomstronk, 1912 ©Edward Munch.org
David Hockney, More Felled Trees on Woldgate, 2008. Collectie David Hockney

Dat Hockney schatplichtig is aan Van Gogh’s kleurrijke Provencaalse schilderijen is in een oogopslag zichtbaar. Van Gogh’s De Oogst uit 1888 en Hockney’s zomerse landelijke impressies, worden geraffineerd gepresenteerd tegen een mintgroene achtergrond.

Vincent van Gogh, De oogst, 1888. Van Gogh Museum

David Hockney, Woldgate Vista, 27 july 2005 ©David Hockney.
David Hockney, Kilham to Langtoft II, 27 july 2005 ©David Hockney

Zaalimpressie

Van Gogh’s vlot gearceerde, deels gestippelde en uiterst gedetailleerd weergegeven natuurobservaties zie je in Hockney’s schetsen met streepjes en stippeltjes ‘à la Van Gogh’ eveneens terug.

Vincent van Gogh, Distels langs een weg, 1888, van Gogh museum
Hockney, Yorkshire, April 4 april 2004. David Hockney foundation

Vincent van Gogh, korenveld met patrijs 1887, Van Gogh Museum, Amsterdam

Beide kunstenaars hielden van experimenteren. Van Gogh lapte de gevestigde academische regels ten aanzien van perspectief en weergave van de anatomie van het menselijk lichaam aan zijn laars. Noodgedwongen, dat wel. Het lukte hem niet zo best. Voor Van Gogh kwam het te laat, maar kort na zijn dood werd dit niet meer belangrijk gevonden. Door vrijelijk te experimenteren met eigentijdse stijlen als het impressionisme, pointillisme en realisme bereikte Van Gogh zijn eigen expressieve beeldtaal. Hockney heeft ook maling aan perspectief en ook hij experimenteert graag met eigentijdse media. Op zijn I-pad maakt hij tekeningen en schilderijen. In de tentoonstelling is de wording van zo’n kunstwerk op video te volgen. Wederom een voorjaars landschap in Woldgate. Er schuin tegenover hangt het geprinte eindresultaat. How on earth deed hij dat, het vervaardigen van zo’n enorme print? Als je ervoor staat zie je dat het werk uit zes geprinte onderdelen bestaat.

David Hockney Arrival of Spring inWoldgate, 2011, The David Hockney Foundation (6 prints)

Origineel zijn ook Hockney’s op het eerste gezicht vrij gewone natuur opnames van The Four Seasons. In totaal 36 digitale video’s van hetzelfde boslaantje. Vier impressies, die bij nadere beschouwing zijn samengesteld uit negen bewegende natuurbeelden. Hockney trok er met een terreinwagen voorzien van negen camera’s op uit. Het resultaat heeft een heel special effect. De winter wordt verbeeld met een zonnige impressie van het besneeuwde pad. De opnames van de zomer zijn een beetje mysterieus. Het bospad lost hier in een heïige einder op. In een van Hockney’s monumentale schilderingen herken ik dit mistige bospad.

David Hockney, Winter, een van de The Four Seasons, Woldgate Woods, getoond op
9 monitoren.
David Hockney, Summer, een van de The Four Seasons, Woldgate Woods, getoond op
9 monitoren.

Waarom deze dialoog tussen Van Gogh en Hockney? De museumbezoeker kan het antwoord zelf wel zien, maar Becker vat het nog even samen. Beide zijn zeer populair, ze hebben een icoonstatus. Hun beider werk wordt voor torenhoge prijzen verkocht, maar voor Van Gogh kwam het succes helaas te laat. Na zijn dood, maalde niemand meer om het juiste perspectief, het correct weergeven van de menselijke anatomie of een mooie academische schildertrant. Kleur en expressie, daar ging het om. Met deze beeldmiddelen blijven zowel van Gogh als Hockney je verrassen. Je wordt er vrolijk van!

Zonlicht is nóg een bindend element. Van Gogh, reisde verlangend naar zon en licht naar Arles. Hockney verruilde het zonnige Californië voor zijn geboortegrond in Yorkshire, waar hij de seizoenen weer ontdekte. De tentoonstelling nodigt de bezoeker uit om in navolging van Van Gogh en Hockney te genieten van the arrival of spring, die toevalligerwijs en ongebruikelijk voor 27 februari ook buiten de muren van het museum is losgebarsten.  

Van de vier seizoenen is het voorjaar favoriet. In zijn uitbundige weergave van weelderig groen en explosieve kleuren zie ik ook Matisse-achtige en zelfs surrealistische elementen. Bomen die uit het niets omhoog lijken te komen, weergegeven in een pasteuze toets die weer sterk aan Van Gogh doet denken.

Hockney Van Gogh Zaalimpressie The Joy of Nature

In de bovenzaal wordt de bezoeker verrast door de reeks van 36 kleine aquarellen, die Hockney zonder ondertekening maakte. Met inmiddels vertrouwde beeldelementen en echo’s van Van Gogh, zoals in de derde aquarel bovenaan rechts, met minutieus gestippelde vegetatie. Impressies, nu eens close-up waargenomen, dan weer breed uitwaaierende gezichten op het lieflijke, landelijke Engeland van weleer. Intieme impressies van de elders op monumentaal formaat geschilderde arrival of spring.

David Hockney “In the Studio, December 2017″ Photographic drawing printed on 7 sheets of paper (109 1/2 x 42 3/4″ each), mounted on 7 sheets of Dibond Edition of 12 109 1/2 x 299 1/4” overall © David Hockney Photo Credit: Richard Schmidt

Verderop staat de bezoeker oog in oog met het slotakkoord van de expositie. Een visuele samenvatting van Hockney’s experimentele en kleurrijke carrière, In the Studio, December 2017. Fotografische tekening, gedrukt op 7 vellen papier (278 x 109 cm). Dit wandvullende werk kwam tot stand in samenwerking met Jonathan Wilkinson met behulp van een speciaal sofware pakket. Rond zijn zelfportret plaatste hij alledaagse objecten; een luie stoel, een Perzisch tapijt, krukjes, schildersezels met eigen werk, reproducties en citaten uit de kunstgeschiedenis. Fra Angelico’s Annunciatie uit het klooster van San Marco in Florence (1437-46) naast een impressie van een slaapkamer met een copulerend paar. Daaronder het reeds genoemde Laantje van Hobbema, dat ernaast in de originele versie te zien is. Rechtsboven enkele figuurtjes op een Maurits Escher-achtige trap. Hier ziet de beschouwer het werkje dat verwijst naar het stokpaardje van Hockney: de in duivels rood geschetste in een zwart gat eindigende bomenrij met onderschrift:…’perspective is tunnel vision’, waarover Hockney in de introductie video zegt: …’perspective is strangling nature’!

Hockney is voorlopig nog niet van plan te stoppen met schilderen. Hans den Hartog Jager tekende deze uitspraak op tijdens een interview op een herfstachtige dag in Londen. In de door Den Hartog geschreven catalogus is het vraaggesprek gepubliceerd, waarvan de NRC op 21 februari jl. een samenvatting gaf.  Hockney vertelt dat hij het schilderij waaraan hij werkt ‘s avonds meeneemt naar zijn slaapkamer. Hij staat er dus letterlijk mee op en gaat ermee naar bed. Hoe ouder en lelijker ik word hoe liever ik schilder! Werken, werken en nog eens werken is zijn devies. Schreef Van Gogh niet ook iets dergelijks aan zijn broer Theo?

Link;

Van Gogh Museum, The Joy of Nature

Catalogus; Hockney – van Gogh, The Joy of Nature, Hans den Hartog Jager,Van Gogh Museum Amsterdam, Uitgeverij TIJDSBEELD, Gent, 2019

Maestro van Wittel: Hollandse Meester van het Italiaanse stadsgezicht, tot en met 5 mei in Kunsthal KAdE in Amersfoort

Kunsthal KAdE in Amersfoort omarmt verloren zoon Caspar van Wittel (1653-1736); de in eigen land weinig bekende succesvolle schilder van Italiaanse stadsgezichten.

Santa Maria della Salute
Caspar van Wittel, Santa Maria della Salute bij de ingang van Canal Grande. 1719-1722, The Earl of Leicester and the Trustees of Holkham Estate

Caspar Adriaensz. van Wittel werd onder armoedige omstandigheden, maar onder een gunstig gesternte geboren in Amersfoort. Als twintig-jarige reisde hij, voor de finishing touch aan zijn opleiding, naar Italië. De grote meesters van de Renaissance en het door zuidelijk licht beschenen landschap hadden grote aantrekkingskracht op jonge kunstenaars. Dat dit besluit bepalend zou zijn voor zijn carrière was te verwachten, maar dat hij de geschiedenis in zou gaan als Maestro Gaspare Vanvitelli; één van de grootste Italiaanse (…) schilders kwam voor hem zelf waarschijnlijk als een verrassing. Sterker nog: met zijn heldere op Hollandse stadsgezichten gestoelde vedute inspireerde hij Italiaanse schilders als Canaletto en Bellotto, bij wiens namen het publiek direct beelden van het Canal Grande voor ogen ziet. Dankzij Vanvitelli.

Zijn werken bevinden zich in belangrijke Europese collecties. Hoog tijd voor de in samenwerking met Museum Flehite gepresenteerde overzichtstentoonstelling.   

Van Amersfoort naar Italië

De bezoeker volgt Caspar van Wittel’s metamorfose tot Gaspare Vanvitelli. Er is aandacht voor zijn leertijd bij Matthias Withoos, die met een Gezicht op Amersfoort uit 1671 vertegenwoordigd is. Op zijn beurt leerde Withoos bij Jacob van Campen. De eveneens uit Amersfoort afkomstige uomo universale, die niet alleen vaardig was met het penseel maar ook met passer en lineaal. Geïnspireerd op de classicistische bouwkunst van Andrea Palladio, tekende hij het ontwerp van het Amsterdamse stadhuis, het huidige Paleis op de Dam.    

Je hoeft niet over een geoefend kunsthistorisch oog te beschikken om in het werk van Van Wittel invloeden van Jan van der Heyden en Gerrit Berckheyde te herkennen. Beide bekend van hun impressies van het trotse Amsterdamse stadhuis en de nog in ontwikkeling zijnde Amsterdamse grachtengordel. Zoals de helder belichte, uiterst realistisch weergegeven Gouden Bocht, waar zelfs nog enkele kavels braak liggen.

Berckheyde, Gouden Bocht
Gerard Adriaenszn Berckheyde, Gezicht op de Gouden Bocht in de Heerengracht (vanuit het Oosten) Rijksmuseum Amsterdam

In 1673 vertrekt Van Wittel met Jacob van Staverden naar Italië. Zoals vele andere Hollanders sluit hij zich aan bij de zogenoemde Bentveughels, een gezelligheidsvereniging met rituelen die vergelijkbaar zijn met die van hedendaagse studentenverenigingen. Er werd stevig gedronken en de leden kregen een bijnaam. Van Wittel werd ‘toorts’ genoemd. Zou hij roodharig geweest zijn?  De grijs gepoederde pruik, waarmee Luigi Vanvitelli zijn vader portretteerde geeft niets prijs van zijn echte haarkleur.

Luigi Vanvitelli, Portret van Gaspare VanVitelli, 1725. Accademia Nazionale di San Luca, Rome.

In mijn bespreking van de tentoonstelling Utrecht, Caravaggio en Europa kwam deze ‘Hollandse Club’ ook al ter sprake. De schildersbent vormde een belangrijk netwerk. Van Wittel kwam in contact met Lieven Cruyl en Abraham Genoels, tekenaars van topografisch werk en de werktuigbouwkundige Cornelis Meyer. In diens poging een pauselijke opdracht voor waterwerken langs de Tiber binnen te halen, vraagt hij Van Wittel om zijn bieding te illustreren.

Eén van zijn eerste geschilderde onderwerpen in Rome is een Gezicht op het Piazza del Popolo, dat Van Wittel daarna nog 15 keer ter hand zou nemen. De bezoeker ziet ook andere bekende locaties, zoals het Collosseum, de Villa Borghese, de Quirinaal, het Sint Pietersplein en de Engelenburcht. De tot de draad versleten, talloze malen herhaalde voorbeeldtekeningen zijn ook te zien.

C. van Wittel, Veduta met de Engelenburcht, pen en inkt op papier, 1706. Biblioteca Nazionale Centrale Vittorio Emanuelle II, Rome.
C. van Wittel, Gezicht op Rome met de Engelenburcht, ongedateerd, Musee des Beaux-Arts, Rouen

Van Wittel bracht ook het Romeinse platteland in beeld, Tivoli, de Campagna en Florence.

Caspar van Wittel, Gezicht op Florence vanaf de Via Bolognese, ca.1695. ©Devonshire Collection, Chatsworth.
Caspar van Wittel, Florence gezien vanaf de Via Bolognese, Museo di San Martino, Napels.

En hij reisde naar Napels en Venetië. Daar ontstonden de betoverende vedute van de San Marco en het Dogenpaleis, waargenomen vanaf het water. Indrukwekkend is het majestueuze doek van La Salute, de kerk op de kop van het Canal Grande. Dit gezichtspunt is door Canaletto en Bellotto thans overbekend, maar van Wittel zette de toon.  

Caspar van Wittel, Gezicht op de Salute en het Canal Grande Venetië, Biblioteca Nazionale Centrale Vittorio Emanuelle II, Rome.
Hans Wilschut, Salute, 2019. Archival print, Courtesy Galerie Ron Mandos.

Giovanni Antonio Canal genaamd Canaletto, De ingang van Canal Grande bij de Punta della Dogana en de Santa Maria della Salute, Rijksmuseum Amsterdam

Antonio Canal arriveerde rond 1719 in Rome waar hij kennismaakte met Van Wittels werk. In navolging van de Hollander begon ook hij impressies van het Canal Grande te schilderen. Reizigers die Italië tijdens hun Grand Tour aandeden namen zijn werk als souvenir mee naar huis. Aan zijn succes dankt hij de bijnaam Canaletto. Zijn neef, Bernardo Bellotto zag ook wel brood in dit onderwerp, dat hen was aangereikt door de pittore olandese met die onuitsprekelijke naam. Zijn bewonderaars noemden hem Gaspare Vanvitelli.

Dankzij contacten met Hollandse en Italiaanse kunstenaars kreeg Van Wittel toegang tot een netwerk van Romeinse opdrachtgevers als de  Sacchetti en de Colonna. Ook de Spaanse ambassadeur en latere onderkoning van Napels, Luis de la Cer, ducque de Medinacelli, behoorde tot zijn klantenkring. Voor hem schilderde van Wittel in 1696 vijfendertig vedute van Napels en omstreken. Romantische impressies, waarvan er enkele in de tentoonstelling te zien zijn.

Caspar van Wittel, Zicht op Sorento, ca 1700, Casa Medinaceli, Sevilla

Het succesverhaal van Caspar van Wittel wordt geïllustreerd met 45 schilderijen en gouaches en ca. 30 tekeningen uit binnen- en buitenland, naast werken van door Van Wittel beïnvloede Italiaanse kunstenaars.
De samenstellers van de tentoonstelling staat een ambitieus doel voor ogen. Met dit eerbetoon in zijn geboortestad willen zij Van Wittel een plek geven in de canon van de Nederlandse kunstgeschiedenis.

De foto’s die Hans Wilschut, in het voetspoor van Van Wittel maakte, verlenen de expositie een extra dimensie. In de spiegeltentoonstelling Stadsbeelden in Museum Flehite zijn t/m 19 mei meer foto’s van zijn hand te zien.

Caspar van Wittel, Gezicht op het Piazza del Popolo, 1718. Collectie Gallerie di Palazzo Zevallos Stigliano, Napels.
Hans Wilschut, Piazza del Popolo, 2019. Archival print, Couresy Galerie Ron Mandos.

Impressie van de tentoonstelling

Matthias Withoos, Gezicht op Amersfoort,1671, Museum Flehite Amersfoort

De presentatie van een historische tentoonstelling in Kunsthal kAdE, een podium voor moderne en eigentijdse kunst, wekt wellicht verbazing.  Wegens renovatie en gebrek aan plaatsruimte in Museum Flehite is dit retrospectief hier te zien. Vanaf de verhoging bij de entree, krijgt de bezoeker een mooie introductie. Met links het portret van Gaspare Vanvitelli, olandese Pittore, geschilderd door zijn zoon Luigi en rechts prominent het Gezicht op Amersfoort door Matthias Withoos. Wellicht mocht Van Wittel als schildersleerling wel een wolkje toevoegen, grapt de directeur van de Kunsthal Robbert Roos tijdens de preview. Tijdens zijn jonge jaren legde Withoos eveneens een impressie van de omgeving van Rome vast.

Caspar van Wittel, Gezicht op Amersfoort, ca.1712, Museum Flehite Amersfoort

Gaspare Vanvitelli maakte 40 jaar na vertrek een schilderij van zijn geboortestad. Had hij misschien heimwee? Het meest karakteristieke bouwwerk van de stad, de middeleeuwse koppelpoort, ontbreekt. Vond hij het te ouderwets, was hij het vergeten of riep het beeld onplezierige herinneringen op aan zijn jeugd in een huisje grenzend aan de stadswal. Zijn zoon Luigi noteerde: …ik ben nooit tot armoede vervallen, zoals onze goede vader toen hij klein was’… In de gouache uit 1712 is deze poort wel te zien.

De bezoeker ziet vervolgens Romeinse stadsgezichten door Van Wittel en collega’s als J.F. van Bloemen, vertegenwoordigd met een romantische, Poussin-achtige impressie van Het Collosseum en voornoemde topografisch tekenaars in wiens voetspoor Van Wittel zìjn stadgezichten, voorzien van kleur, tekende.  Op een blow-up van de Romeinse stadsplattegrond zijn de geschilderde locaties aangegeven.

Naast een geschilderde impressie van de Piazza Navona uit 1699 ligt  het getekende modello, waarin het met mathematische precisie uitgewerkte perspectief in een mooie diagonale lijn verloopt. Wegens deze kundigheid werd Van Wittel, aanvankelijke het enige Nederlandse lid van de Academia di San Luca, gevraagd als perspectief docent.

Caspar van Wittel, Piazza Navona, 1699. Collectie Thyssen-Bornemisza, Madrid.

Boeiend bijwerk

In Vanvitelli’s stadsgezichten, variaties op de nauwkeurig uitgewerkte topografische tekeningen, blijft de architectuur steeds hetzelfde, maar de stoffage is anders. Kleine figuurtjes op de pleinen of onder de bogen van het Colloseum, opgaand in alledaagse bezigheden als het aanprijzen van koopwaar, lopend of voortgaand in een draagstoel of naakt zittend in de zon.

Caspar van Wittel, Detail Gezicht op de Riviera di Chiaia Napels, Lampronti Gallery Londen
Caspar van Wittel, Detail Gezicht op de Riviera di Chiaia Napels, Lampronti Gallery Londen

Echo’s van het eigentijdse leven van alledag zien we terug in de fotobeelden van Hans Wilschut. Soms vond hij Van Wittels gezichtspunten met gemak terug, maar vaker met moeite en ongemak. Zoals zijn gezicht op de marinehaven van Napels, dat hij naar eigen zeggen met windkracht vijf, in een vervaarlijk heen en weer zwiepende hoogwerker, wist vast te leggen. Het resultaat wordt in dialoog met de  300 jaar oude geschilderde impressies gepresenteerd. Zo zie je dat Van Wittel het perspectief soms naar zijn hand zette, zoals in het Venetiaanse gezicht op de Basilica di San Marco die, om het beeld schilderachtiger te maken, dichterbij de Salute geplaatst werd.

Caspar van Wittel, De Darsena, Napels, ca. 1700 – 1718, Carmen Thyssen-Bornemisza Collection
Hans Wilschut, Darsena (Marine haven), 2019, archival print, Studio Hans Wilschut

Bij het riviergezicht van de Ripa Grande, de voormalige rivierhaven van Rome, doet het fotobeeld een beroep op het inlevingsvermogen van de beschouwer. Wilschut’s foto biedt een spannend zoekplaatje; de toenmalige loop van de Tiber is veranderd in een strook glanzend asfalt.  

Caspar van Wittel, Veduta van de haven van Ripa Grande, datum onbekend. Accademia di San Luca, Rome.
Hans Wilschut, opname van zelfde standpunt, Studio Hans Wilschut

Opdrachtgevers

Behalve voornoemde Italiaanse opdrachtgevers ontving Van Wittel ook opdrachten van Engelse reizigers. Zoals Thomas Coke. Eigenaar van het in Palladiaanse stijl opgetrokken landhuis, Holkham Hall in Norfolk. Het besluit van hedendaagse schoolverlaters om als backpacker de wijde wereld in trekken wordt niet door iedere vader en moeder toegejuicht, maar Thomas  Coke werd door zijn ouders juist op Grand Tour gestuurd om een beetje volwassen te worden. Thomas Coke, die desperately wenste dat zijn naam niet als Coke zou worden uitgesproken, maar als (fonetisch in het Nederlands) ‘Koe’k’, was idolaat van Italië, Italiaanse kunst en architectuur. De opbrengst van de verkoop van een map met originele tekeningen van Leonardo da Vinci, verschafte de middelen voor de bouw en inrichting van zijn landhuis. In de tentoonstelling ziet de bezoeker twee identieke gouaches uit de serie ‘Caprarola’; een uit het bezit van Thomas Coke. Mogelijk dacht een van Coke’s vrienden: dat wil ik ook!  Wellicht was het Lord Evremont, die aangestoken door Coke’s enthousiasme voor Italië, ook ging verzamelen.

Van diens Grand Tour is een nauwkeurig kasboek bewaard, waarin elke penny wordt verantwoord. Van een kop thee tot de aankoop van aquarellen en schilderijen van Maestro van Wittel en, bijzonder leuk, de aanschaf van een zilveren schaal als cadeau voor…. Gaspare Vanvitelli, met wie de reiziger bevriend was geraakt.

Caspar van Wittel Baai van Pozzuoli, privé collectie

In de laatste drie kabinetten ziet de bezoeker nog meer vedute van Van Wittel en werk van zijn navolgers. Het door hem uitgevonden Italiaanse stadsgezicht werd in de 18e en 19e eeuw ontzettend populair. In navolging van Vanvitelli ontstonden vele Romeinse, maar vooral Venetiaanse vedute, waarin Bellotto, Panini, Guardi en Canaletto bekend en succesvol zijn geworden.

Bernardo Belotto, ingang van het Canal Grande, gezien naar het Westen, datum onbekend. Courtesy Lampronti Gallery Londen.
Francesco Guardi, De ingang van het Canal Grande met de Santa Maria della Salute, Museum Boymans van Beuningen Rotterdam (Bruikleen dienst Cultureel Erfgoed)

Tijdens een recent verblijf in Los Angeles zag ik genoemde Italianen plus Amerikaanse navolgers in een charmante expositie in het museum van de Huntington Library. Hier wordt een link gelegd tussen het oude Europese Venetië en het ontstaan van het nieuwe Venetië, thans bekend als Venice. Een nieuw aangelegd  stadsdeel dat begin 20ste eeuw werd doortrokken met waterwegen.

In een brochure wordt dit ‘Venice of America’ in 1905, aangeprezen als een gezonde leefomgeving, dankzij het met zeewater van de Pacific gevoede kanalen: …’Those living in the vicinity will be practically immune from all contagious diseases’…Of dit laatste nog zo is valt betwijfelen, maar met medische klachten kun je op Venice Beach terecht bij de ‘Green Doctor’. Gekleed in een groen kostuum probeert hij klanten binnen te praten in zijn praktijk, waar ze hun klachten weg kunnen blowen. Lees elders op deze site meer over Los Angeles en The Huntington Library, waar u een trip kunt maken door de geschiedenis van het geschreven woord. 

Terug naar Amersfoort. Tenslotte nog iets over de waardering van Van Wittel. De laatste  tentoonstelling vond in 2002 plaats in Venetië; waar uitsluitend zijn Italiaanse periode werd belicht. Begeleid door een Italiaanse catalogus. De Nederlands-Engelse publicatie bij de Amersfoortse expositie geeft voor het eerst een overzicht van Gaspare Vanvitelli’s gehele oeuvre, van zijn leertijd en de invloeden die hij onderging.

Tegenwoordig een must: ook voor kinderen is een leuk boek verschenen van Maret van Esch, geïllustreerd door Marije Koelewijn, Caspar met de Oogjes. In het kinderatelier, kan worden gewerkt aan perspectief in een kijkdoos. In de kAdE Studio tenslotte wordt een film vertoond. 

Links:

Museum KAdE Amersfoort

Museum Flehite Amersfoort

Studio Hans Wilschut

Huntington Library, Los Angeles CAL

Tentoonstelling Catalogus: Maestro van Wittel, Hollandse Meester van het Italiaanse stadsgezicht, Kunsthal Kade Amersfoort, Bekking&Blitz Amersfoort, 2019

Geverifieerd door MonsterInsights