Maarten van Heemskerck (1498-1574). Tot 20 januari in het Frans Hals Museum, het Teylers Museum en het Stedelijk Museum Alkmaar.

Na blockbusters over de grote drie van de Gouden Eeuw: Rembrandt, Vermeer en Frans Hals gaan we met de minder bekende zestiende-eeuwse kunstenaar Maarten van Heemskerck (1498-1574) verder terug in de tijd. Dit najaar wordt zijn werk in een indrukwekkend drieluik gepresenteerd. Het Frans Hals Museum, het Teylers Museum en het Stedelijk Museum in Alkmaar tonen elk een hoofdstuk van zijn omvangrijke oeuvre. Vanuit alle windstreken zijn 50 schilderijen, 15 tekeningen en 70 prenten ingevlogen van de man die de beeldtaal van de Hoog-Renaissance en het Maniërisme in Nederland introduceerde. Een verbazingwekkend groot oeuvre wanneer je bedenkt dat deze werken ruim voor de bloeiende 17e eeuw en deels ook nog ver van huis zijn ontstaan!

Op de vraag wie kent Maarten van Heemskerck zal het merendeel van de museumbezoekers het antwoord waarschijnlijk schuldig blijven, maar bij dit portret van een ijverige scholier gaat wellicht toch een belletje rinkelen

Maarten van Heemskerck, Het scholiertje, 1531. Paneel 46,5 x 35 cm. Rotterdam, Museum Boijmans van Beuningen

Dit voorheen aan Jan van Scorel toegeschreven portret van een studieuze jongeman stelt mogelijk de 12-jarige wijsneus: Bartholomeus van Teijlingen uit Alkmaar voor. Terwijl hij de beschouwer veelbetekenend aankijkt leert hij deze een lesje. Op het met fotografische precisie weergegeven briefje staat in spiegelschrift genoteerd:

Omnia dat Dominus non habet ergo minus’: de Heer geeft alles en heeft daarom niets minder’. De woorden op de lijst verduidelijken de boodsc

QUIS DIVES? QUI NIL CUPIT. QUIS PAUPER?  AVAR[us]
Wie is rijk? Hij die niets begeert 
Wie is Arm? De Gierigaard!

Deze spreuk is ontleend aan een leerboek dat Desiderius Erasmus in 1514 samenstelde voor leerlingen van de Latijnse School. Hiermee is in enkele woorden alles gezegd over het belang van Maarten van Heemskerck. Met zijn belangstelling voor de klassieke oudheid schaarde hij zich achter de kunstenaars en geleerden, zogeheten humanisten, die de artistieke en literaire voortbrengselen van de antieke Griekse en Romeinse Oudheid bestudeerden. Ook Van Heemskerck was een echte Renaissance kunstenaar!

Wie was Maarten van Heemskerck? 
In oudere publicaties lees je dat Maarten van Veen werd in 1498 in Heemskerk als eenvoudige boerenzoon geboren. Deze vermelding is inmiddels achterhaald. Maartens vader was herenboer corrigeert conservator Christi Klinkert. De passage die kunstenaars-biograaf Karel van Mander in zijn Groot Schilder-boeck (1604) aan hem wijdt leest als een jongensboek.

’Tot grooten onlust van den Ionghen’… verwachtte Maartens vader, Jacob Willemsz van Veen, dat hij hem op de boerderij zou gaan helpen. Met het verspillen van een emmer melk maakte zoonlief duidelijk dat hij daar niet voor in de wieg was gelegd: hij wilde schilder worden!Toen zijn vader hem met een eind hout achterna zat hield Maarten zich schuil in de hooiberg. De volgende morgen stopte zijn moeder hem wat geld toe, waarna hij zijn knapzak pakte om de stem van zijn hart te volgen. Te oordelen naar de gelaatsuitdrukking op het portret dat Maarten jaren later vervaardigde, was zijn vader er in 1632 nog steeds niet overheen.

Maarten van Heemskerck, Portret van Jacob Willemsz van Veen, 1632. Paneel 52 x 35 cm. New York, Metropolitan

Van 1510-1513 kwam Maarten in de leer bij Cornelis Willemsz (1481-1552). Daarna werd hij assistent in de werkplaats van de om zijn Italiaanse stijl geroemde Jan van Scorel (1495-1562). In korte tijd ontwikkelde Maarten zich tot de spreekwoordelijke tovenaarsleerling die zijn meester overtreft. Enthousiast geworden door de reisverhalen van Van Scorel vertrok Van Heemskerck in 1632 naar Italië. Daar bestudeerde hij de kunst van Michelangelo (1475-1564) en Rafaël (1483-1520). De kort daarvoor opgegraven antieke sculpturen wakkerden zijn belangstelling voor het verleden niet alleen aan, maar verschaften hem ook authentiek materiaal voor de setting van mythologische en Bijbelse onderwerpen.

Na thuiskomst in 1536 introduceerde hij de vormentaal van de Italiaanse Renaissance en met name het anatomisch ‘correct’ -in onze ogen nogal over de top- geschilderde naakt van de zogeheten maniëristen. In Heemskercks schilderijen ontdek je invloeden van genoemde meesters en echo’s van de antieke Torso Belvedère en de Laocoöngroep. Het fabelachtig vormgegeven beeld toont het dramatische einde van de Trojaanse priester die zijn stadgenoten tevergeefs had gewaarschuwd voor de Griekse list met het paard van Troje. De goden straften hem en zijn zoons met wurgslangen.

Hagesandros, Polydoros en Athnodorus van Rhodos, Laocoön en zijn zonen proberen zich te bevrijden van wurgslangen, 40-20 v. Chr. marmer, 208 x 163 x 112 cm. Vaticaanstad, Vaticaanse Musea

In een oogopslag is duidelijk waar van Heemskerck de houding van de hevig getormenteerde Christusfiguur in het paneel met de Geseling uit het Laurentius altaarstuk (1538-1543) ontleende.  

Maarten van Heemskerck, Geseling van Christus, Laurentiuslataarstuk, 1538-1543, paneel ca. 600 x 800 cm. Linköping, Dom

Jaren later was Van Heemskerck zijn Italiaanse ervaringen nog niet vergeten. In 1553 schilderde hij dit trotse zelfportret, waarin hij als hipster avant-la-lettre een selfie maakt bij het Colosseum. Met zijn korte kapsel en volle baard zou hij vandaag de dag geen gek figuur slaan!

Maarten van Heemskerck, Zelfportret met Colosseum, 1553, Cambridge, Fitzwilliam Museum

Heemskerck, waarom nu?
Tijdens de Beeldenstorm in 1566 is een deel van het werk van de ooit beroemde kunstenaar verwoest. Daarna werd Heemskerck overschaduwd door de grote meesters van de 17e eeuw. Smaakverandering speelde daarbij ook een rol. Zijn on-Hollandse Rooms-katholieke onderwerpen, met overdreven druk gebarende en in onmogelijke houdingen weergegeven personen, werden in de protestantse Nederlanden niet meer gewaardeerd. Heemskerck had alles uit de kast gehaald, maar deze overdreven stijl viel in de 17e eeuw niet meer in de smaak. In zijn Vite dei’ piu eccellenti scultori e pittori (1568) licht kunstenaar-biograaf Giorgio Vasari toe waarom kunstenaars op die manier werkten. Toen zij met toepassing van het lineaire perspectief en het correct weergeven van de menselijke anatomie de verworvenheden van de Renaissance onder de knie hadden gingen zij een stap verder. Met deze naar onze maatstaven nogal overdreven stijl wilden ze laten zien wat ze konden; ze deden het … per mostrar l’arte…. Aan Vasari’s typering la bella maniera dankt het Maniëriesme haar naam.

Vroeg werk in het Frans Hals Museum
Ook voor zijn vertrek naar Italië is Heemskercks vernieuwingsdrang al zichtbaar. In zijn vroege portretten vereeuwigde hij rijke burgers als mensen van vlees en bloed in een alledaagse omgeving. Gewend aan 17e -eeuwse interieurstukken weten wij niet beter, maar in de zestiende eeuw was een portret in dergelijke huiselijke mise-en-scène een nouveauté!

Voorheen werden zij als opdrachtgevers op de zijluiken van altaarstukken geportretteerd, afgetekend tegen een landschappelijke achtergrond. In Heemskercks portretten worden zij autonoom afgebeeld. Het Portret van een spinnende vrouw uit 1528 is daar een mooi voorbeeld van. Dankzij een tevoorschijn gekomen familiewapen is zij geïdentificeerd als de Haarlemse Anne Claesdr van der Laan. Zij bevindt zich ogenschijnlijk in een louter alledaagse setting, maar tijdgenoten begrepen de symbolische boodschap. Niet gehinderd door enige vorm van bescheidenheid heeft Anna zich laten portretteren als de ideale vrouw, wier signalement in de bijbel wordt omschreven … ‘Een sterke vrouw wie zal haar vinden? […] ... haar handen zijn voortdurend aan het spinrok’…  (Spreuken 31: 10 e.v.).

Heemskerck vergrootte de huiselijkheid door het naaimandje aan de wand. Het met een dolfijn versierde spinnewiel is niet zomaar een ding dat we uit het sprookje van Doornroosje kennen maar volgens een deskundige is het een functioneel werktuig.

Maarten van Heemskerck, Portret van een vrouw, waarschijnlijk Anna Claesdr van der Laen, ca. 1528, olieverf op paneel,105 x 86 cm, Madrid, Museo Nacional Thyssen-Bornemisza

Heemskercks vroege werk wordt in dialoog gepresenteerd met inspirerende tijdgenoten als Joos van Cleve, Jan Mostaert, Jan Gossaert en Jan van Scorel. Volgens het antieke devies van emulatio probeerde hij hen niet alleen te evenaren, maar liever nog te overtreffen. De belangrijkste inspiratiebron voor een intieme enscenering van moederliefde vormde Michelangelo’s Madonna met Kind uit de Onze-Lieve-Vrouwekerk van Brugge, die Heemskerck tijdens zijn reis gezien zal hebben. De gedraaide houding van het kindje en de lichte marmerachtige textuur van de huid lijken daarop te duiden.

Michelangelo, Madonna met Christuskind, 1501—1504. Onze-Lieve-Vrouwe-Kerk in Brugge

Ik herken Michelangelo’s Madonna uit de film The Monuments Men (2014). Luitenant Frank Stokes, gespeeld door George Clooney, en zijn team vinden dit door de nazi’s geroofde beeld terug in de zoutmijn van het Oostenrijkse Altaussee.

Maarten van Heemskerck, , Madonna met Kind bij ruïne, 1530. Paneel 90 x 70 cm. Kunstmuseum Basel.

Het pièce de résistence in het Frans Hals Museum is het onlangs gerestaureerde dubbelpaneel Lucas Schildert de Madonna dat Heemskerck in 1532 als afscheidscadeau voor het gilde van St. Lucas vervaardigde. In het als trompe l’oeil aangehechte briefje roept hij zijn kunstbroeders op om tijdens de voorgenomen buitenlandse reis voor hem te bidden. Materiaal-technisch onderzoek met röntgen, infraroodreflectografie en analyse van verfmonsters bracht 17e en 19e -eeuwse restauraties aan het licht. Ook werd ontdekt dat het ogenschijnlijk uit één stuk vervaardigde werk uit twee panelen bestaat. De restauratie wordt aan de hand van foto’s en een video aanschouwelijk gemaakt.

Maarten van Heemskerck, Lucas schildert de Madonna, 1532. 2 Panelen, Haarlem, Frans Hals Museum.

Heemskerck ‘Pionier op Papier’                                                                               
Na zijn vormende jaren in Rome ontwikkelt Heemskerck zich tot de meest toonaangevende en productieve kunstenaar van de Noordelijke Nederlanden. Zoals privépersonen en zakenlui tegenwoordig via social media hun ideeën wereldkundig maken, verspreidde Heemskerck zijn werk via de toenmalige social: de prentkuntst.

Daarvan wordt in Teylers Museum een interessante en verrassende selectie getoond. Professionele prentsnijders als Dirck Volkertsz Coornhert brachten Heemskercks ontwerpen over in houtsneden en kopergravures. Deze waren niet alleen een inspiratiebron voor tijdgenoten, maar ook Rembrandt die prenten van hem bezat, kon een halve eeuw later nog iets van Heemskerck leren!

Dat is duidelijk te zien in Rembrandts ets voorstellende De thuiskomst van de Verloren zoon die hij in 1636 maakte naar voorbeeld van Heemskercks honderd jaar eerder gemaakte compositie. Met veel gevoel bracht Heemskerck de hulpeloosheid van de aan lagerwal geraakte zoon in beeld en de vreugde van de vader met diens terugkeer. Als schoolkind ging mijn sympathie uit naar de verontwaardigde, hardwerkende andere zoon die nooit een schouderklopje van zijn vader had gekregen, maar inmiddels begrijp ik de boodschap.   

1. Rembrandt, Thuiskomst van de Verloren Zoon, 1636. Ets 156 x 136 mm. Haarlem Teylers Museum. 2. Dirck Volkertszn Coornhert naar Maarten van Heemskerck, De Verloren Zoon, 1546-48, houtsnede 242 x 183 mm. Noord Hollands archief.

Dirck Volkertsz Coornhert, naar Maarten van Heemskerck, De geboorte van Isaac, 1549. Ets op papier, Noord-Hollands Archief, Haarlem

Deze prent is al indrukwekkend, maar de vroegst bekende voorstelling van een bevalling raakte echt een gevoelige snaar. Als figuranten koos Heemskerck de Bijbelse aartsvader Abraham en zijn vrouw Sara. Het stel dat tegen elke verwachting in op hoogbejaarde leeftijd nog een zoon kreeg, zoals beschreven in Genesis 21:1-7. Na de partus ondersteunt Abraham de uitgeputte kraamvrouw; een tijdloos beeld. Let op de gespierde vroedvrouwen -dit hebben ze vaker bij de hand gehad- en de weer volle borsten van de stokoude kraamvrouw.

Wellicht werd het thema hem ingegeven door een droevige persoonlijke gebeurtenis. Heemskercks eerste vrouw, Marie Jacobs Coningsdochter, met wie hij in 1540 gehuwd was overleed in het kraambed. In 1550 hertrouwde Heemskerck met Marietje Gerritsdr, die niet meer een van de jongsten was. Dit huwelijk bleef kinderloos.

Maarten van Heemskerck, Portret van Marie Jacobsdr de Coninck 1543-1544. Pan. 69 x 58 cm. Frans Hals Museum

Rome                                                                                                                
In Alkmaar bereikt het vergeten verhaal van Maarten van Heemskerck een hoogtepunt. Tegen het decor van de uitvergrote tekeningen van het Forum worden de tekeningen, schetsen en daarop geïnspireerde werken gepresenteerd. Hier zie je ook een levensgroot gipsafgietsel van de Torso Belvedere, wiens postuur en musculatuur je op diverse tekeningen en schilderijen terugziet.
De tekeningen die afzonderlijk op ooghoogte worden getoond, zijn speciaal voor deze expositie losgemaakt uit het album waarin ze in het Berlijnse Kupferstichkabinett bewaard worden. Prachtig is de gewassen tekening van het Overspel van Venus en Mars, dat hij tegen het decor van de Romeinse ruïnes, als een zoekplaatje componeerde

Maarten van Heemskerck, Overspel van Venus en Mars, 1538. Pen bruine inkt op grijs papier. bruin gewassen met witte hoogsels. 393 x 433 mm. Londen British Museum

Heemskercks meest prestigieuze en monumentale Laurentiusaltaarstuk dat hij voor de Grote Kerk vervaardigde schittert in Alkmaar door afwezigheid. Voor Heemskercks magnum opus was na de reformatie geen plaats meer in de door de protestanten overgenomen Laurentiuskerk. Het aan de koning van Zweden verkochte werk bevindt zich in de dom van Linköping. Ter compensatie worden in een doorlopende wand vullende projectie enorme beelden van Heemskercks belangrijkste altaarstuk getoond. Echt fantastisch om al die details, die je in werkelijkheid nooit van zo nabij zou kunnen zien, hier zittend op een bankje voorbij te zien komen. Eigenlijk is het helemaal niet erg dat het altaarstuk er zelf niet is!

Anders dan de meer gezapige middeleeuwse en vroeg zestiende-eeuwse altaarstukken viel dit werk destijds niet alleen op door de enorme afmetingen maar meer nog wegens de vernieuwende beeldtaal.

Kerkgangers die gewend waren aan ingetogen religieuze figuren konden hun ogen niet geloven! Door de kleding van de afgebeelde heiligen zagen ze behalve spieren, pezen, armen en benen ook hun borsten en billen. En dat in de kerk!

Door de huidige beeldcultuur met halfnaakt popsterren en reclamefiguren verblikken of verblozen wij niet zo gauw, maar dat lag in de 16e eeuw anders. Behalve ‘functioneel naakt’ in schilderijen met Bijbelse personages als Eva, Bathseba of Suzanna werd het weergeven van- en schetsen naar naaktmodel in Heemskercks tijd nog ongepastgevonden.  

Maarten van Heemskerck, Laurentiusaltaarstuk, 1538-1543. Paneel 600 x 800 cm. Dom Linköping

Het zogeheten Drenckwaerttriptiek uit Warschau geeft een goed idee van de impact die Heemskercks vrijmoedige stijl destijds veroorzaakte. Opdat hij niet vergeten zou worden bestelde de schout van Dordrecht, Jan Willemsz van Drenckwaert deze memorietafel. In het middenpaneel wordt de gemartelde Christus aan het volk getoond. Pontius Pilatus, de Romeinse gouverneur van Judea laat het volk beslissen wie voor gratie in aanmerking komt: Jezus of de ter dood veroordeelde misdadiger Barrabas. De rest is geschiedenis.

Maarten van Heemskerck, Drenckwaerttriptiek, 1544. Middenpaneel 162 x 89 cm zijpanelen 171 x 51 cm. Warschau.

Wat verdiende Heemskerck met zijn schilderijen? Het antwoord op deze vraag is vijfhonderd jaar na dato lastig te achterhalen, maar wonder boven wonder zijn archiefstukken met informatie over het Laurentiusaltaar bewaard. Daarin staat dat een knecht van de schilder op 5 augustus 1538 naar Alkmaar reisde om de maten op te nemen van de panelen. De onderwerpen, de data van oplevering en de betalingen werden contractueel vastgelegd. Voor de middenpanelen zou hij 325 gulden krijgen; voor de voorstellingen op de binnenkant van de luiken werd 400 gulden afgesproken en voor die op de buitenkant 200 gulden. Het totaalbedrag van 925 gulden werd bijeengebracht door meerdere opdrachtgevers die Heemskerck op de voorstelling met Laurentius, vereeuwigde. Om zelf ook niet vergeten te worden voegde de schilder zijn zelfportret toe.

Maarten van Heemskerck, Sponsoren van het Laurentius altaarstuk, 1538-1543

Met een reeks mythologische en Bijbelse krachtpatsers wordt in Alkmaar een sterk staaltje van Heemskercks anatomische kennis gepresenteerd. Nadat de panelen verspreid raakten is de reeks Sterke mannen uit 1555 na 75 jaar voor het eerst weer samen te zien. Met hun gezwollen bicepsen en buitenproportionele musculatuur lijken ze op eigentijdse bodybuilders die spierversterkende middelen hebben gebruikt. Heemskerkcks sterke jongens moesten hun spieren op eigen kracht versterken in de Palaestra, de sportschool van de Oudheid.

Met deze grote overzichtstentoonstelling heeft de vergeten kunstenaar zijn plek op de tijdlijn van de Nederlandse kunstgeschiedenis teruggekregen. Zijn veelzijdige werk is nog tot 20 januari 2025 op drie locaties zien.

Verder lezen
Ilja. M. Veldman, Maarten van Heemskerck 1498-1574, tentoonstellingscatalogus, Zwolle, 2024.

Artikel Maria in de beeldende kunst bij de gelijknamige tentoonstelling in het Catharijneconvent in 2017

Link: Frans Hals Museum , Teylers Museum Haarlem, Stedelijk Museum Alkmaar

Van Gogh, Cézanne, Le Fauconnier en de Bergense School, tot en met 3 september in Stedelijk Museum Alkmaar

Met panne gestrand in Enkhuizen: wat nu? Het Zuiderzeemuseum kennen we inmiddels van binnen- en van buiten. Stedelijk Alkmaar? Goed idee, maar het museum is per spoor wegens stormschade aan bovenleidingen onbereikbaar. Tweeëneenhalf uur heen met de bus en evenzoveel tijd weer terug is wel een heel hoge prijs…. Wagon wheels niet beschikbaar? Geen nood: mywheels biedt uitkomst. Dit vierwielige alternatief voor de OV fiets heeft in Enkhuizen zegge en schrijve één deelwagentje staan! Een uurtje later staan we oog in oog met de helden van het modernisme.

In de tentoonstelling Van Gogh (1853-1890), Cézanne (1839-1906), Le Fauconnier (1881-1945) zie je hoe Nederlandse kunstenaars zich in de vroege twintigste eeuw lieten inspireren door hun negentiende-eeuwse voorgangers. De tentoonstelling geeft antwoord op de vraag welke invloed zij hebben gehad op de ontstaansgeschiedenis van de Bergense School. Zelfs als je de zaalteksten negeert krijg je de doelstelling van de expositie mee. De beelden van de in dialoog gepresenteerde werken van de drie protagonisten en hun navolgers spreken voor zich! Met deze tentoonstelling plaatst Stedelijk Museum Alkmaar de Bergense School in een internationale context.

Terwijl de Nederlanders nog drukdoende zijn met onderwerpen die de schilders van de Haagse School bezighielden: schepen in de branding, vissers, armoedige binnenhuisscènes, strand- en polderlandschappen, leven kunstenaars in onze buurlanden zich uit in het vrolijke licht getinte palet van de impressionisten, de toets van de postimpressionisten of de felle kleuren van de fauvisten.

Dankzij de tentoonstellingen die Jan Toorop en Jo Bonger, de schoonzus van Vincent van Gogh, in de vroege 20e eeuw organiseren maken de Hollanders kennis met de artistieke innovaties die zich in de ateliers -en in de openlucht- onder de handen van voornoemde kunstenaars hebben voltrokken. Hier mag de naam van Piet Boendermaker niet ontbreken. Deze kunstverzamelaar en mecenas droeg met financiële steun en de (latere) opening van zijn Kunstzaal bij tot de verbreiding van de moderne kunst.

De werken van Van Gogh, Cézanne en Le Fauconnier vormen de voedingsbodem voor de Bergense School. In de compositie en het kleurgebruik van Gerrit Willem van Blaaderens (1873-1935) Huizen in een Landschap uit 1908-12, zie je duidelijk invloed van Paul Cézanne’s, Verlaten huis bij Aix-en-Provence, van ca. 1886.

En in Landschap met korenschoven van Leo Gestel van 1907-09 zijn echo’s van Van Goghs Korenschoven uit 1885 evident.

Bijzonder om in deze Noord-Hollandse provinciestad een authentieke versie van Cézanne’s Montaigne Sainte Victoire uit 1888 te aanschouwen. Dat geldt ook voor een (reproductie van) Stilleven met appels, waarbij Cézannes veel aangehaalde citaat nog steeds verfrissend klinkt:

                                   …’Avec une pomme je veux étonner Paris’

…’Zij [de appels] houden ervan zich te laten portretteren […] Zij komen naar je toe met al hun parfum, sprekende over de velden die zij hebben verlaten, de regen die hen heeft gevoed, de zonsopgangen die zij hebben gezien’…

Cézanne, stilleven met appels, 1879-1880, foto: Marina Marijnen

Met zijn prominent geportretteerde appels doorbrak Cézanne een taboe. Anders dan historiestukken waar kennis voor nodig was, werden stillevens -slechts een imitatie van de natuur- destijds in academische kringen maar matig gewaardeerd.

Cézanne keek met nieuwe ogen naar de hem omringende natuur. Hetgeen hij waarnam vertaalde hij vervolgens in geometrische vormen. Daarbij had hij lak aan de door de Academie gedicteerde regel van lineair perspectief. Gebruikmakend van lichte en donkere kleuren creëerde hij diepte in zijn werk. Aldus legde hij de basis voor de kubisten die een stap verder zouden gaan.

Paul Cezanne, Montagne Sainte Victoire, 1888. Stedelijk Museum, Amsterdam. Foto: Marina Marijnen

Ook Henri le Fauconnier begon zijn onderwerpen, eerst nog voorzichtig, in geometrische vormen te ontleden. Mooi te zien in het uit hoekige vormen opgebouwde Portret van de dichter Paul Castiaux uit 1910.

Toen zijn werk in 1911 in het Amsterdamse Stedelijk getoond werd was het wel even wennen voor het Amsterdamse publiek. Le Fauconniers stijl werd in 1911 door critici zelfs met ‘barbaarsch’ omschreven!

Henri le Fauconnier, Portret van de dichter Paul Castiaux, 1910 Foto: Marina Marijnen

Op de tweede verdieping van de Alkmaarse tentoonstelling geeft het museum een ode aan de schilders van de Bergense school; in hun werken zijn de drie inspiratiebronnen niet ver weg. In het werk van de hier getoonde kunstenaars komen alle genoemde stilistische invloeden samen. Niet alleen in de onderwerpkeuze, maar vooral in de toets en het kleurgebruik, dat varieert van een heel licht tot kenmerkend voor de vroege Bergense school, donker palet.

Gerrit Willem van Blaaderen, Impressie van de Bretonse Haven van Doarnenez 1922 Foto: Marina Marijnen

Zoals in Van Blaaderens impressie van de Bretonse Haven van Doarnenez, dat hij in 1922 uit eigen waarneming schilderde. De verzamelaar Piet Boendermaker kocht het werk en schonk het aan het Stedelijk in Amsterdam.

Leo Gestel en anderen rekenen af met de traditionele benadering: …’Om aan gevoel van ritme van vorm en expressie van de kunst te voldoen, moet de natuur eraan geloven’… aldus Leo Gestel, …’daar is niets aan te doen’…En dat was ook helemaal niet nodig.

Dit nieuwe uitgangspunt resulteerde in krachtig werk geschilderd door de andere leden van de Bergense School. We zien kleurrijke landschappen van Dirk Filarski (1885-1964) en Jan Sluyters (1881-1957). In Laag water, kanaal bij Veere paste de artistieke kameleon Jan Toorop (1858-1928) een luministische toets toe.

Zijn dochter Charly, met haar eigen duidelijk herkenbare (bijna magisch) realistische stijl, is eveneens vertegenwoordigd. In Kroeg in Westkapelle zet ze de enigszins trieste boertige  bartypes en een naar aandacht hunkerend Zeeuws meisje treffend neer. 

Charly Toorop (1891-1955), Kroeg Westkapelle, 1925 Foto: Marina Marijnen

Heel toepasselijk voor ons dagje in Alkmaar ontdek ik een schitterende impressie van de wekelijkse Kaasmarkt. Volgens het bijschrift schilderde Charly Toorop dit werk in 1932-33 op verzoek van de Joodse kunsthandelaar Jacques Goudstikker. De aanblik van dit schilderij roept een verre persoonlijke herinnering op: een schoolreisje naar de kaasmarkt in Alkmaar. Mijn vermoeden dat je met dit uitje tegenwoordig niet meer hoeft aan te komen wordt in een oogopslag bevestigd. Op de site www.schoolreis.nl met wel dertig interactieve, sportieve en educatieve suggesties komt de kaasmarkt in Alkmaar niet voor.

Charly Toorop, Kaasmarkt in Alkmaar, 1932-1933 Foto: Marina Marijnen

Ook Toorops zoon Edgar Fernhout (1912-1974), die het schildersvak van zijn van zijn moeder leerde, is aanwezig. Van zijn hand zie je twee weidse oer-Hollandse duinlandschappen. Met het volledig abstracte Bos uit 1961 gooide hij na haar dood het roer radicaal om.  

Het voorgaande is slechts een impressie van het weinig bekende, prachtige werk van de Bergense School, dat met deze expositie in een Europese context wordt geplaatst.  

Na het uitbreken van WOI is het met de beïnvloeding van dit op Van Gogh, Cézanne en Le Fauconnier geïnspireerde werk gedaan. De tastbare herinnering aan dit hoofdstuk uit de vroeg twintigste -eeuwse moderne Hollandse schilderkunst wordt in het Stedelijk Museum bewaard en is tot 3 september in deze bijzonder verhelderende tentoonstelling te zien.

Link: Stedelijk Museum Alkmaar

Geverifieerd door MonsterInsights