Van Gogh, Cézanne, Le Fauconnier en de Bergense School, tot en met 3 september in Stedelijk Museum Alkmaar

Met panne gestrand in Enkhuizen: wat nu? Het Zuiderzeemuseum kennen we inmiddels van binnen- en van buiten. Stedelijk Alkmaar? Goed idee, maar het museum is per spoor wegens stormschade aan bovenleidingen onbereikbaar. Tweeëneenhalf uur heen met de bus en evenzoveel tijd weer terug is wel een heel hoge prijs…. Wagon wheels niet beschikbaar? Geen nood: mywheels biedt uitkomst. Dit vierwielige alternatief voor de OV fiets heeft in Enkhuizen zegge en schrijve één deelwagentje staan! Een uurtje later staan we oog in oog met de helden van het modernisme.

In de tentoonstelling Van Gogh (1853-1890), Cézanne (1839-1906), Le Fauconnier (1881-1945) zie je hoe Nederlandse kunstenaars zich in de vroege twintigste eeuw lieten inspireren door hun negentiende-eeuwse voorgangers. De tentoonstelling geeft antwoord op de vraag welke invloed zij hebben gehad op de ontstaansgeschiedenis van de Bergense School. Zelfs als je de zaalteksten negeert krijg je de doelstelling van de expositie mee. De beelden van de in dialoog gepresenteerde werken van de drie protagonisten en hun navolgers spreken voor zich! Met deze tentoonstelling plaatst Stedelijk Museum Alkmaar de Bergense School in een internationale context.

Terwijl de Nederlanders nog drukdoende zijn met onderwerpen die de schilders van de Haagse School bezighielden: schepen in de branding, vissers, armoedige binnenhuisscènes, strand- en polderlandschappen, leven kunstenaars in onze buurlanden zich uit in het vrolijke licht getinte palet van de impressionisten, de toets van de postimpressionisten of de felle kleuren van de fauvisten.

Dankzij de tentoonstellingen die Jan Toorop en Jo Bonger, de schoonzus van Vincent van Gogh, in de vroege 20e eeuw organiseren maken de Hollanders kennis met de artistieke innovaties die zich in de ateliers -en in de openlucht- onder de handen van voornoemde kunstenaars hebben voltrokken. Hier mag de naam van Piet Boendermaker niet ontbreken. Deze kunstverzamelaar en mecenas droeg met financiële steun en de (latere) opening van zijn Kunstzaal bij tot de verbreiding van de moderne kunst.

De werken van Van Gogh, Cézanne en Le Fauconnier vormen de voedingsbodem voor de Bergense School. In de compositie en het kleurgebruik van Gerrit Willem van Blaaderens (1873-1935) Huizen in een Landschap uit 1908-12, zie je duidelijk invloed van Paul Cézanne’s, Verlaten huis bij Aix-en-Provence, van ca. 1886.

En in Landschap met korenschoven van Leo Gestel van 1907-09 zijn echo’s van Van Goghs Korenschoven uit 1885 evident.

Bijzonder om in deze Noord-Hollandse provinciestad een authentieke versie van Cézanne’s Montaigne Sainte Victoire uit 1888 te aanschouwen. Dat geldt ook voor een (reproductie van) Stilleven met appels, waarbij Cézannes veel aangehaalde citaat nog steeds verfrissend klinkt:

                                   …’Avec une pomme je veux étonner Paris’

…’Zij [de appels] houden ervan zich te laten portretteren […] Zij komen naar je toe met al hun parfum, sprekende over de velden die zij hebben verlaten, de regen die hen heeft gevoed, de zonsopgangen die zij hebben gezien’…

Cézanne, stilleven met appels, 1879-1880, foto: Marina Marijnen

Met zijn prominent geportretteerde appels doorbrak Cézanne een taboe. Anders dan historiestukken waar kennis voor nodig was, werden stillevens -slechts een imitatie van de natuur- destijds in academische kringen maar matig gewaardeerd.

Cézanne keek met nieuwe ogen naar de hem omringende natuur. Hetgeen hij waarnam vertaalde hij vervolgens in geometrische vormen. Daarbij had hij lak aan de door de Academie gedicteerde regel van lineair perspectief. Gebruikmakend van lichte en donkere kleuren creëerde hij diepte in zijn werk. Aldus legde hij de basis voor de kubisten die een stap verder zouden gaan.

Paul Cezanne, Montagne Sainte Victoire, 1888. Stedelijk Museum, Amsterdam. Foto: Marina Marijnen

Ook Henri le Fauconnier begon zijn onderwerpen, eerst nog voorzichtig, in geometrische vormen te ontleden. Mooi te zien in het uit hoekige vormen opgebouwde Portret van de dichter Paul Castiaux uit 1910.

Toen zijn werk in 1911 in het Amsterdamse Stedelijk getoond werd was het wel even wennen voor het Amsterdamse publiek. Le Fauconniers stijl werd in 1911 door critici zelfs met ‘barbaarsch’ omschreven!

Henri le Fauconnier, Portret van de dichter Paul Castiaux, 1910 Foto: Marina Marijnen

Op de tweede verdieping van de Alkmaarse tentoonstelling geeft het museum een ode aan de schilders van de Bergense school; in hun werken zijn de drie inspiratiebronnen niet ver weg. In het werk van de hier getoonde kunstenaars komen alle genoemde stilistische invloeden samen. Niet alleen in de onderwerpkeuze, maar vooral in de toets en het kleurgebruik, dat varieert van een heel licht tot kenmerkend voor de vroege Bergense school, donker palet.

Gerrit Willem van Blaaderen, Impressie van de Bretonse Haven van Doarnenez 1922 Foto: Marina Marijnen

Zoals in Van Blaaderens impressie van de Bretonse Haven van Doarnenez, dat hij in 1922 uit eigen waarneming schilderde. De verzamelaar Piet Boendermaker kocht het werk en schonk het aan het Stedelijk in Amsterdam.

Leo Gestel en anderen rekenen af met de traditionele benadering: …’Om aan gevoel van ritme van vorm en expressie van de kunst te voldoen, moet de natuur eraan geloven’… aldus Leo Gestel, …’daar is niets aan te doen’…En dat was ook helemaal niet nodig.

Dit nieuwe uitgangspunt resulteerde in krachtig werk geschilderd door de andere leden van de Bergense School. We zien kleurrijke landschappen van Dirk Filarski (1885-1964) en Jan Sluyters (1881-1957). In Laag water, kanaal bij Veere paste de artistieke kameleon Jan Toorop (1858-1928) een luministische toets toe.

Zijn dochter Charly, met haar eigen duidelijk herkenbare (bijna magisch) realistische stijl, is eveneens vertegenwoordigd. In Kroeg in Westkapelle zet ze de enigszins trieste boertige  bartypes en een naar aandacht hunkerend Zeeuws meisje treffend neer. 

Charly Toorop (1891-1955), Kroeg Westkapelle, 1925 Foto: Marina Marijnen

Heel toepasselijk voor ons dagje in Alkmaar ontdek ik een schitterende impressie van de wekelijkse Kaasmarkt. Volgens het bijschrift schilderde Charly Toorop dit werk in 1932-33 op verzoek van de Joodse kunsthandelaar Jacques Goudstikker. De aanblik van dit schilderij roept een verre persoonlijke herinnering op: een schoolreisje naar de kaasmarkt in Alkmaar. Mijn vermoeden dat je met dit uitje tegenwoordig niet meer hoeft aan te komen wordt in een oogopslag bevestigd. Op de site www.schoolreis.nl met wel dertig interactieve, sportieve en educatieve suggesties komt de kaasmarkt in Alkmaar niet voor.

Charly Toorop, Kaasmarkt in Alkmaar, 1932-1933 Foto: Marina Marijnen

Ook Toorops zoon Edgar Fernhout (1912-1974), die het schildersvak van zijn van zijn moeder leerde, is aanwezig. Van zijn hand zie je twee weidse oer-Hollandse duinlandschappen. Met het volledig abstracte Bos uit 1961 gooide hij na haar dood het roer radicaal om.  

Het voorgaande is slechts een impressie van het weinig bekende, prachtige werk van de Bergense School, dat met deze expositie in een Europese context wordt geplaatst.  

Na het uitbreken van WOI is het met de beïnvloeding van dit op Van Gogh, Cézanne en Le Fauconnier geïnspireerde werk gedaan. De tastbare herinnering aan dit hoofdstuk uit de vroeg twintigste -eeuwse moderne Hollandse schilderkunst wordt in het Stedelijk Museum bewaard en is tot 3 september in deze bijzonder verhelderende tentoonstelling te zien.

Link: Stedelijk Museum Alkmaar

Van Gogh in Auvers. Zijn laatste Maanden. Tot en met 3 september 2023 in het Van Gogh Museum.

Het Van Gogh Museum is deze zomer in een feestelijke stemming, maar op het uitvergrote zelfportret, waarmee de bezoekers worden begroet kijkt Vincent niet blij. Toch heeft hij daar wel reden voor. Ter gelegenheid van het vijftigjarige bestaan presenteert het Van Gogh Museum een tentoonstelling over zijn laatste maanden in Auvers-sur-Oise. Aan dit onderbelichte hoofdstuk in Van Goghs artistieke nalatenschap is een prachtig geïllustreerde publicatie gewijd. 

Via plattegronden van Auvers en omstreken neemt Wouter van der Veen, directeur van het Instituut Van Gogh in Auvers-sur-Oise, de lezer in Vincents voetsporen mee naar de plekken waar hij inspiratie voor zijn laatste werken opdeed. Op een oude ansichtkaart ontdekte Van der Veen enkele jaren geleden ook de precieze locatie van Vincents allerlaatste werk Boomwortels, dat eveneens in de expositie te zien is.

Om dichter bij zijn broer Theo te zijn verhuisde Vincent naar het bij kunstenaars geliefde Auvers sur Oise, waar hij op diens advies ook de zenuwarts Paul Ferdinand Gachet kon consulteren. Na zijn verblijf in een psychiatrische kliniek kwam Van Gogh in deze landelijke omgeving (ogenschijnlijk) tot rust. In medische zin haalde het niet veel uit, maar het contact met Gachet ontwikkelde zich tot een hechte vriendschap. In Gachet, die eveneens kunstzinnig talent had, vond Vincent op artistiek gebied een klankbord.  Aan deze relatie is op de tweede verdieping een extra expositie gewijd: Dr. Gachet & Van Gogh. Experimenteren met etsen.  

Toch ging het uiteindelijk niet goed. Zijn mentale gezondheid ging weer achteruit, maar Vincent bleef letterlijk en figuurlijk als een bezetene werken. Dat hielp, maar niet voor lang.

Enorme productiviteit
Alsof hij zijn einde voelde aankomen legde Vincent in Auvers, met gemiddeld één, soms wel twee schilderijen per etmaal, een enorme productiviteit aan de dag. In 70 dagen ontstonden 74 schilderijen!

Vincent van Gogh, Korenveld met Kraaien, 1890, Van Gogh Museum, Amsterdam

Vanaf 20 mei, de dag dat hij aankwam in Auvers tot zijn sterfdag 29 juli 1890 dateren enkele van zijn meest indrukwekkende werken, zoals het dramatische Korenveld met kraaien.  

In een brief van 10 juli 1890 (nr 898) aan Theo geeft Vincent lucht aan zijn geestesgesteldheid. Hij schrijft dat hij gewoonlijk tamelijk goedgehumeurd is, maar …’dat zijn leven aan de wortel is aangetast’… Hoewel het penseel naar eigen zeggen bijna uit zijn hand valt, heeft hij toch nog drie grote doeken geschilderd. In twee versies van uitgestrekte korenvelden brengt hij zijn triestheid en eenzaamheid tot uitdrukking.  Van het derde doek, een impressie van de tuin van Daubigny, maakt hij in deze brief slechts melding, maar in zijn laatste brief van 23 juli (nr. 902) stuurt hij daarvan een getrouwe schets mee.

Ook al was het hem zwaar te moede toch had Vincent nog plannen. Hij bestelde verf en was vastbesloten de recente schilderijen aan Theo en zijn vrouw Jo te laten zien. Vincents droevige, doch vastberaden woorden leidden tot de veronderstelling dat de schilder niet door zelfdoding, maar door moord aan zijn einde zou zijn gekomen. In een destijds spraakmakende publicatie brachten de kunsthistorici Steven Naifeh en Gregory White Smith deze gedachte in 2011 naar buiten. De conservatoren van het Van Gogh Museum houden evenwel vast aan de theorie dat Van Gogh zichzelf van het leven beroofde.   

Unieke bruiklenen                                                                                       
De tentoonstelling kwam in samenwerking met het Musée d’Orsay, dat acht eenmalige bruiklenen afstond, tot stand. De expositie is aangevuld met dertien niet eerder getoonde werken uit Amerikaanse museale- en privécollecties. Zo ziet de bezoeker het fijngevoelige portret van de dochter van de herbergier waar Vincent logeerde. Voor de poseer sessie had ze haar mooiste jurk aangetrokken. Toen Adeline Ravoux zestig jaar later werd geïnterviewd kenschetste zij de roodharige Hollander als een rustige man, die niet veel sprak. Van alle werken uit deze periode draagt alleen dit portret Vincents signatuur. Vincent vertrouwde Theo toe dat hij met zijn portretten iets van de ziel en gevoelens van de persoon tot uitdrukking wilde brengen. In de beeltenis van dit prille 12-jarige meisje, dat Van Gogh niet in opdracht, maar op zijn eigen verzoek portretteerde is dat goed gelukt.

Vincent van Gogh, Portret van Adeline Ravoux, 1890. Doek 76 x 55 cm. Privecollectie. Met dank aan HomeArt

Sightseeing in Auvers|
De chronologisch-thematisch ingedeelde expositie begint met Vincents eerste werken. Een tekening van de Oude Wijngaard gedaan in potlood, olie en waterverf uit de eigen collectie. Getoond naast zijn eerste schilderij uit Auvers: Bloeiende Kastanjebomen. Qua kleurgebruik, penseelstreek en compositie verraden beide werken invloed van de Japanse prenten die Vincent kort tevoren in een Parijse expositie gezien had.

1 Vincent van Gogh, Oude Wijngaard met boerin,1890. Potlood, olie- en waterverf. Vergépapier 44,3 x 54 cm. Vincent van Gogh Museum, Amsterdam.
2 Vincent van Gogh, Bloeiende Kastanjebomen, 1890. Doek 63,3 x 49,8 cm. Kröller-Müller Museum, Otterloo.

Daarna volgen schilderijen, waarin hij het hele dorp in kaart brengt. Via de landschappelijke dorpsgezichten met oude huizen wandel je in de geest door het pittoreske stadje, waar de tijd heeft stilgestaan. Bij Gezicht op Auvers met boerderijen wijst conservator Nienke Bakker de B & B aan waar zij onlangs nog logeerde. Ook attendeert zij ons op de bijzondere wolkenlucht in dit werk. Van Gogh bracht -even goed kijken- met witte verf de wolken als achtergrond aan; Met daaroverheen geschilderde blauwe vegen suggereerde hij de lucht.

Vincent van Gogh, boerderijen in Auvers sur Oise, 1890, Finish National Gallery, Helsinki, Antell Collections

In deze laatste periode wisselde Vincents artistieke aanpak nogal eens. Hij schakelde veelvuldig tussen stijlen en formaten. In tien van de twaalf panoramische landschappen rond Auvers hanteerde hij echter steeds hetzelfde van één rol gesneden formaat van 100 x 50 cm. Naast elkaar gepresenteerd komen ze -niet toevallig- mooi uit: Landschap bij Avondschemering en Landschap met wandelend paar tussen bomen, dat enkele jaren geleden in de tentoonstelling Van Gogh/Munch eveneens te zien was.

V. van Gogh, Kreupelhout met twee figuren, 1890. Doek 50 x 100 cm. Cincinnati Art Museum. Legaat Mary E. Johnston.

Bakker licht toe dat Van Gogh vaker in ensembles dacht, zoals in de tekening en het schilderij van het huis van Père Pilon. In de laatste zoemt hij iets in op de woning; geflankeerd door een impressie van Kastanjebomen.

1 Vincent van Gogh, (Doodlopende weg met) het huis van Père Pilon, 1890. Tekening, potlood, pen en inkt. 45 x 56 cm. Van Gogh Museum, Amsterdam
2 Vincent van Gogh (Doodlopende weg met) het huis van Père Pilon, 1890 olieverf op doek, 49 x 70 cm. Privécollectie

Tijdens de voorbezichtiging staan we even stil bij een voor Van Gogh atypische, vrolijke zomerse impressie van bootjes op de Oise. In heldere kleuren zette hij op impressionistische wijze een man op de kant en een vissend vrouwtje neer. Het werk doet denken aan Monets Baders bij La Genouillère, maar Vincent geeft aan zijn riviergezicht een heel eigen draai.

V. van Gogh, Oever van de Oise in Auvers, 1890. Doek 71 x 93,7 cm. Detroit Institute of Arts,
legaat van Robert H. Tannahill.

Indrukwekkend is de bijna beeldvullende impressie van De kerk van Auvers-sur-Oise. De architectuur van de prominent in beeld gebrachte Notre-Dame-de-l’Assomption tekent zich welhaast vibrerende af tegen de kobaltblauwe lucht. In een brief aan Theo schrijft Vincent dat deze kerk hem in de geest terugvoert naar de dorpskerk van hun jeugd in Nuenen.

Vincent van Gogh, De kerk van Auvers-sur-Oise, 1890. Musée d’Orsay, Parijs

Dr. Paul Gachet                                                                                         
In de tentoonstelling is ook aandacht voor dokter Paul Gachet, wiens portret door Vincent werd geschilderd. Gachet was gespecialiseerd in de behandeling van melancholie; tegenwoordig aangeduid als depressie. Van Gogh portretteerde hem heel toepasselijk in de traditionele, klassieke houding van een melancholicus met het hoofd zwaar rustend op de arm. Voor hem ligt -niet zonder betekenis- een takje vingerhoedskruid. Kennelijk was Gachet bekend met de medicinale werking van digoxine dat uit digitalis wordt gewonnen. De Engelse arts William Withering ontdekte in de 18e eeuw dat deze stof een heilzame werking had bij hartritmestoornissen en oedeem. Wellicht onderzocht Gachet de toepassing van dit plantaardige medicijn bij de behandeling van een overspannen geest. In de tegenoverliggende vitrine zie je een doos met homeopathische medicamenten uit de nalatenschap van de arts.

Vincent van Gogh, Portret van Dr. Paul Gachet, 1890. Doek 68 x 57 cm. Muse d’Orsay, Parijs.

In dit gedeelte van de tentoonstelling zijn prachtige bloemstillevens van zowel Paul Gachet en Vincent van Gogh te zien. Gepresenteerd naast impressies van tuinen, waaronder de drie versies van de bloemrijke lusthof van de weduwe van de door Vincent hogelijk gewaardeerde Charles Daubigny. Twee bijna identieke doeken van ca. 50 x 100 cm uit respectievelijk de collectie van Rudolf Staechelin en het Hiroshima Museum of Art en een vierkante versie van de Vincent van Gogh Stichting. Aan deze laatste is een aardige anekdote verbonden. Aangetrokken door de bloemenpracht klopte Vincent aan bij Daubigny’s weduwe: of hij de tuin even mag zien. Meteen kreeg hij zin om de impressie vast te houden. Bij gebrek aan schilderslinnen legde hij de kleurenpracht vast op een theedoek van mevrouw Daubigny. Zijn laatste brief aan Theo bevat een ode aan de tuin, vergezeld van een schets.

incent van Gogh, Tuin van Daubigny. Doek 51 x 51 cm. Van Gogh Museum Amsterdam
(Vincent van Gogh Stichting)

Misschien wel het meest bijzondere doek in de expositie vormt de op een langwerpig formaat geschilderde impressie van een in de schilderkunst zelden weergegeven weersgesteldheid: een regenbui. Hiertoe raakte Vincent ongetwijfeld geïnspireerd door neerslag in Japanse prenten die hij zeer bewonderde.

Vincent van Gogh, Regen – Auvers -sur-Oise, 1890. Doek 50 x 100 cm. Amgueddfa Cymru-National Museum Wales, Cardiff

Tekeningen, schetsboekjes en enkele brieven completeren deze boeiende expositie. In een van de vitrines ligt een interessante tekening van het gemeentehuis van Auvers. Daarin is ook een perspectiefraam te zien. Van dit optische hulpmiddel maakte Vincent ook eerder al gebruik. In een schets gemaakt in de duinen van Scheveningen, probeerde Van Gogh een boot op zee met behulp van zo’n perspectiefraam in de juiste afmetingen op het doek te krijgen.

Ontroerend is de al genoemde allerlaatste brief van 23 juli, die Vincent enkele dagen voor zijn dood op 29 juli schreef. In mineur doet hij Theo  de volgende confessie: …’mijn werk, daarvoor riskeer ik mijn leven en het heeft me de helft van mijn verstand gekost’

Op de tweede verdieping is de voornoemde kleine tentoonstelling ingericht: Dr. Gachet & Van Gogh. Experimenteren met etsen.

Hier zie je ook het palet van Gachet, dat Vincent mocht lenen voor het schilderen van het portret van Gachets dochter, dat ook aanwezig is in de expositie. Als droevig slotakkoord van de expositie ziet de bezoeker het aandoenlijke doodsportret dat Gachet, onder zijn pseudoniem Paul van Rijssel, van Vincent maakte.

Aan het eind van de expositie wordt kun je als postuum eerbetoon, een eigenhandig dankwoord aan Vincent schrijven…

Dank Vincent voor zoveel moois dat uit zoveel verdriet is voortgekomen…

Wie denkt dat met dit boeiende laatste hoofdstuk van Van Goghs leven alles zo zoetjesaan wel is verteld vergist zich. Terwijl de openingstijden van deze expositie die nog tot 3 september te zien, wegens overweldigende belangstelling zijn verruimd, wordt achter de schermen al hard gewerkt aan de volgende tentoonstelling: Van Gogh aan de Seine, waarover dit najaar meer op dit blog.

Bibliografie

N. Bakker e.a., Brieven van Vincent van Gogh. Troost voor bedroefde Harten, Van Gogh Museum, Amsterdam, 2020.

Idem, Van Gogh in Auvers-sur-Oise; Zijn laatste maanden, Vincent van Gogh Museum/Musée d’Orsay, Amsterdam, 2023.

Link: Eerder artikel op deze site over afgelopen expositie “in the picture’ in het Van Gogh Museum

Link: Eerder artikel op deze site over afgelopen expositie ” je liefhebbende Vincent” in het Van Gogh Museum

Impressie van een bezoek aan het Watersnoodmuseum in Ouwerkerk.

De watersnood van 1 februari 1953 werd zeventig jaar na dato herdacht. Als kind van Zeeuwse ouders kreeg ik de verhalen van jongs af aan mee. Vanaf het strand in Oostkapelle zag je in de jaren zestig een enorm betonnen gevaarte dat voor de kust van Schouwen uit de golven stak. Een caisson wist mijn moeder, gebruikt om de instroom van zeewater na de dijkdoorbraken van de watersnood van 1953 te stoppen. Meer dan eens vertelde ze hoe haar verloofde, mijn vader, de middag van 30 januari met de fiets uit Middelburg naar Oostkapelle was gekomen. Het was hard trappen en op St Laurens moest hij stoppen om bij te komen. De tegenwind had zich tot een woeste storm ontwikkeld. Mijn grootmoeder zei ’s avonds …‘zou je nie bluve sloape, Dick’?
Nu denk je: gekkenwerk om met zulk weer de deur uit te gaan, maar anno 1953 bestond het met geel, oranje en rood gecodeerde waarschuwingssysteem van de KNMI nog niet. Meteorologische en andere communicatie was nihil. In de jaren vijftig werd om de zes uur een weersverwachting opgesteld, die per telex alleen aan abonnees werd verzonden. Het bericht dat er op 30 januari zwaar weer op til was bereikte slechts een beperkt aantal bestuurders. Kort daarna was het met de geringe mogelijkheden voor communicatie helemaal gedaan. De storm had de verbinding via draad en telefoonpalen onmogelijk gemaakt. Op Middeleeuwse wijze werd alarm geslagen door op deuren te bonzen en het luiden van de kerkkokken. 

Recycling Phoenix Caissons  

                                                                              

In Ouwerkerk wordt de herinnering aan de ramp, die aan 1836 mensen het leven kostte, levend gehouden. Het museum is heel toepasselijk ondergebracht in vier gerecyclede Phoenix caissons van 62 x 19 x 18. Na het dichten van de stroomgaten hebben ze een tweede leven gekregen. De enorme betonnen zinkbakken, die tijdens de wederopbouw na de ramp, in de stroomgaten werden afgezonken, bieden nu ruimte aan een enorme hoeveelheid rampzalige materiële en immateriële herinneringen. De focus ligt op Ouwerkerk, dat in de bewuste nacht en navolgende dagen helemaal van de kaart werd weggespoeld. Via het op de website te raadplegen ‘oral history project 1953’ komt het leed en het verdriet in persoonlijke verhalen heel dichtbij. Bezien door de interactieve ‘deltaviewer’ krijgt de bezoeker een overrompelende impressie van de nooit voltooide strijd tegen het water. Kijkend door een virtual reality bril stijgt het water je op beangstigende wijze tot de lippen!
Met mijn hoogbejaarde moeder speuren we de lijst met namen van de slachtoffers na. We zoeken haar schoolvriendinnetje Pietje Roelse, die met haar man en pasgeboren kindje op de zolder van haar huisje in Rilland is verdronken. De jonge vader zat al op het dak, maar toen het zijn vrouw niet lukte om hem door het dakraampje te volgen ging hij weer terug. 
Op een trouwfoto ontdekken we Pietje, waarop ze het leven nog vol vertrouwen tegemoetziet. Door de foto komt het verleden even heel dichtbij. Op bezoek bij moeders eveneens hoogbejaarde schoonzus wordt een wel heel bizarre herinnering aan het korte levensverhaal van Pietje opgediept. Op het strand van Oostkapelle was ze als kind al eerder (bijna) verdronken… Een omstander wist de bewusteloze drenkelinge toen nog te reanimeren.


Vlakbij Pietjes trouwfoto hangt een lichtblauwe bruidsjurk van een inderhaast getrouwd zwanger meisje. Haar kindje zou het levenslicht nooit aanschouwen.
Dit zijn maar enkele voorbeelden van de talloze families die werden overvallen door de dood. Met persoonlijke bezittingen en foto’s worden de verdronken levens gememoreerd. Zoals het aandoenlijke kiekje van een lachend broertje en een zusje: Mina en Han. Ze werden op 1 februari 1953 voorgoed van elkaar gescheiden. In de kinderspeurtocht leven ze voort. Op een familiefoto herken ik het schattige witte jurkje uit de vitrine. Gemaakt van parachutestof, dat tijdens WOII door neergeschoten piloten die zich met hun valscherm trachtten te redden, beschikbaar werd. 

Hulpverlening uit alle windrichtingen     

Deense noodwoning die nog in gebruik is.

Het museum vertelt niet alleen het verhaal van de slachtoffers, maar ook dat van de hulpverlening, die vanuit Europa en ver daarbuiten op gang kwam. Op weg naar het museum passeer je de Deense geschenkwoningen, die als bouwpakket werden aangeleverd. Het Rode kruis zette wereldwijd hulpacties op touw.

Zelfs in Karachi in Pakistan werden inwoners opgeroepen om de Nederlanders bij de wederopbouw te steunen! Het affiche met de noodkreet is geïllustreerd met twee Hollandse jongetjes die manmoedig gaten in de dijk proberen te dichten.
In de opstelling liggen allerlei meer en minder nuttige geschenken, zoals een porseleinen peper en zoutstel uit het Italiaanse Capodimonte en een gereedschapskist van het Canadese Rode Kruis. Zodra dat kon kwamen koningin Juliana en leden van andere vorstenhuizen naar het rampgebied, zoals de koningin van Denemarken en koning Haakon van Noorwegen. Op een van de foto’s herken ik de Britse prinses Anne. De toegangsweg naar het museum, de Weg van de Buitenlandse pers, memoreert de vele journalisten die vanuit alle windrichtingen in Ouwerkerk verhaal kwamen halen.

Er is ook aandacht voor de talrijke hulpverleners: militairen en door maatschappelijke organisaties opgeroepen krachten kwamen naar het rampgebied om puin en aangespoelde rommel op te ruimen. Niet alleen ferme knapen maar ook stoere meiden. Zogenoemde ‘moddermeisjes’ kijken, al dweilend, lachend op naar de fotograaf, die de vrijwilligers in beeld bracht!

Van depressie tot noordwester met orkaankracht
Hoe kwam deze rampzalige storm, waarvan meteorologen de kracht niet voorzagen, tot ontwikkeling? De factoren die hiertoe leidden worden duidelijk uitgelegd. Anders dan wel gedacht wordt was springtij niet de grootste boosdoener, al hielpen de gevolgen van extreem hoogwater na de volle maan van 30 januari wel mee. Een depressie op de Atlantische oceaan ontwikkelde zich tot een noordwester storm, die afkoersend op IJsland tot orkaankracht uitgroeide. 
Het zeewater werd langs de Engelse oostkust in zuidelijke richting voortgedreven. In het Kanaal ontmoette het opkomende hoogwater -de zogeheten getijgolf- het door de noordwester storm opgestuwde water. Het als geografische trechter omschreven Nauw van Calais kon al dat water niet aan. Met een noodgang zocht het tot ongekende hoogten opgezweepte water, letterlijk en figuurlijk een uitweg richting de kusten van België, Nederland en Denemarken. 
In een van de vitrines ligt de foto van de KLM vliegenier Piet Hoorweg, die samen met Carel Enkelaar van de Volkskrant de eerste ooggetuige was van de verbijsterende beelden, die associaties opriepen met de oudtestamentische zondvloed. 


Het artikel van de journalist fungeerde als doemscenario voor de film die in 2009 door Ben Samboogaart gerealiseerde film De Storm, waarin de kijker de wanhopige jonge moeder (Sylvia Hoeks) volgt tijdens de overigens weinig realistische zoektocht naar haar baby. Analoog aan het legendarische babytje van de Middeleeuwse Sint Elizabeth vloed, overleefde ook haar kindje de ramp dankzij een zwarte kat die het op de golven deinende kistje in evenwicht hield.

De tentoonstelling geeft niet alleen een interessant historisch beeld van de ramp en het antwoord daarop, met een uitgebreid hoofdstuk over de Deltawerken. De presentatie van de oude en recente water geschiedenis van ons land, geplaatst in internationale context, maakt de bezoeker bewust van de actuele gevaren van het door de opwarming van de aarde alsmaar wassende water. Goede communicatie, een vooruitziende blik ten aanzien van watermanagement en mondiale samenwerking zijn daarbij onontbeerlijk.

Wandkleed Claudy Jongstra

Mooie bijvangst tijdens een bezoek aan het Watersnoodmuseum vormen de wandkleden van Claudy Jongstra. Tegen de kale betonnen wanden komt de reeks Reliëfs in meekrap, alkanet en chochenille prachtig uit. Gemaakt van natuurlijke materialen: wol van eigen zeldzame Drentse heideschapen en natuurlijke kleurstoffen uit Jongstra’s eigen kweektuin.

Het Watersnoodmuseum, Weg van de Buitenlandse Pers 5 4305 RJ Ouwerkerk telefoon 0111 – 644 382

Link: Watersnoodmuseum

Geverifieerd door MonsterInsights