Caravaggio-Bernini. Vroege barok in Rome. Rijksmuseum, Amsterdam tot en met 13 september 2020

Gian Lorenzo Bernini, Medusa, Rome, 1638–1640, Rome, Musei Capitolini, Palazzo dei Conservatori

Nederlandse musea die de naam van een beroemde kunstenaar als publiekstrekker ‘ijdel’ gebruiken kregen tot voor kort de volgende kritiek: 

’Voor Velazquez moet je in Madrid zijn, voor Caravaggio in Italië’….

Dit verwijt kun je de samenstellers van de tentoonstelling Caravaggio & Bernini niet maken. Zij zijn respectievelijk met twaalf en dertien werken aanwezig. Van Gian Lorenzo Bernini (1598-1680) is ook nog een zelfportret te zien.

Gelukkig had ik voor sluiting van de musea nog de gelegenheid diverse voorjaarstentoonstellingen te zien, zodat u deze via mijn besprekingen toch kunt bezoeken. In dit stukje neem ik u mee naar de tentoonstelling over de vroege barok in Rome met werk van Caravaggio, Bernini en tijdgenoten. Op de drempel van de 17e eeuw vond in Rome een revolutie op artistiek gebied plaats. Voor het weergeven van Jezus, Maria en katholieke heiligen introduceerde Michelangelo Merisi da Caravaggio (1571-1610) een ongebruikelijke realistische stijl, waarin zij getoond werden als doodgewone mensen. Niet iedereen was gecharmeerd van zijn ongepolijste stijl. Verschillende Romeinse prelaten erkenden Caravaggio’s talent, maar zeiden ze:…’hij misbruikt het!’…Toch vond zijn vormentaal veel navolging. Zoals de bezoekers van de tentoonstelling Utrecht, Caravaggio en Europa uit 2019 zich vast nog herinneren. Fris uw geheugen op met de bespreking in mijn archief.  

In de reeks internationaal georiënteerde duo-exposities, biedt het Rijks na Rembrandt-Velazquez, nu een podium aan Caravaggio, Bernini en tijdgenoten. Schilderijen en sculpturen worden op verrassende wijze gecombineerd. Evenals de figuren van Caravaggio worden ook Bernini’s marmeren portretbustes en grotere sculpturen gekenmerkt door een naturalistische touch, emotie èn nonchalance.

Zaalimpressie Tentoonstelling Caravaggio en Bernini in Het Rijksmuseum, Amsterdam Foto: Olivier Middendorp

Het Italiaanse vormgevers duo Formafantasma heeft rust gebracht in de presentatie van de uiterst beweeglijke, barokke objecten. In de witte museumzalen kozen zij als draagvlak voor de getoonde kunstwerken een daarmee corresponderende- òf contrasterende tint: okergeel, roestbruin, perzik, blauw-grijs en een niet makkelijk te benoemen rose tint. Wanneer ik Simone en Andrea om de exacte kleur vraag denken ze even na om zich er -ze weten het ook niet- lachend van af te maken: just pink!

Toen de katholieke kerk tijdens de voortschrijdende reformatie terrein verloor werden tijdens het Concilie van Trente (1545-1563) maatregelen genomen om het tij te keren. Naast hervormingen binnen de bestaande kerk zagen kerkleiders in de beeldende kunst mogelijkheden om gelovigen voor de moederkerk te behouden en afgedwaalde schapen terug te lokken. Zo ontstond de prachtlievende kunststroming, die als de Barok de geschiedenis is in gegaan; vernoemd naar een grillig gevormde parel: de barocco.

Directeur Taco Dibbits noemt de universele drijfveer achter het ontstaan van barokke kunst: …. emotie

Caravaggio en Bernini voegden aan die soms wat zoetgevooisde vormentaal een aardse component toe. Met een rauw realistische toets trachtte Caravaggio de toeschouwer emotioneel aan te spreken; Bernini deed dat middels zijn naturalistische beeldtaal.

De tentoonstelling trok eerder in het Weense Kunsthistorisches Museum 340.000 bezoekers. Door de Covid-crisis zal dat aantal in Amsterdam nooit bereikt worden. Daar helpt geen lieve Sint Corona meer aan. Deze martelares uit de 2e eeuw wordt op meerdere feestdagen herdacht: 20 februari, 24 april, 14 mei en 18 september. De kans dat één van deze data profetische betekenis zal krijgen voor het einde van deze crisis lijkt te vervliegen….

We beginnen ons virtuele bezoek aan de tentoonstelling met een Italiaans lesje. De expositie is ingericht naar de volgende thema’s:  
Meraviglia & Stupore, Orrore & Terribilità, Amore, Visione, Passione & Compassione, Moto & Azione, Vivacità, Antichità & La gran Maniera greca en Scherzo. Ook zonder kennis van het Italiaans zijn de Engelse equivalenten met gemak herkenbaar.                                                                                          
In de sectie Meraviglia & Stupore wordt ik inderdaad op verbazingwekkende wijze getroffen door Caravaggio’s Narcissus uit 1601.

Michelangelo Merisi da Caravaggio, Narcissus, ca.1600, Gallerie Nazionali d’Arte Antica, Palazzo Barberini, Rome

De manier waarop de schilder dit droevige verhaal uit Ovidius Metamorfosen in beeld brengt is illustratief voor Caravaggio’s vernieuwende realistische stijl. Zonder landschappelijke achtergrond zoomt hij in op de beeldschone jager die, nadat hij haar had afgewezen, door de wraakgodin Nemesis gedoemd is tot eeuwige eigenliefde. Bij het aanschouwen van zijn in het water gereflecteerde gelaat, wordt hij verliefd op zichzelf. Wanneer hij zijn spiegelbeeld tracht te omarmen belandt hij in de koele meren des doods.

In zijn toelichting neemt conservator Frits Scholten zijn gehoor middels een dia even mee naar Caravaggio’s schilderijen in de Contarelli kapel in de San Luigi dei Francesi in Rome, waar de evangelist Mattheus opgeschrikt door de engel, een krukje omver stoot. Dit detail, dat ik voor zelfstudie aanbeveel, werd door de beeldhouwer Mochi met een knappe kunstgreep in marmer overgenomen in diens Annunciatie uit de kathedraal van Orvieto. Een vroeg voorbeeld van het nieuwe realisme dat zich in de eerste helft van de 17e eeuw in Italië manifesteert.  

In de tentoonstelling is te zien dat het niet bleef bij hier en daar een ontlening. Naar het antieke gebruik van emulatio probeerden kunstenaars elkaar op artistiek gebied te evenaren of te overtreffen. De 16e eeuwse kunstenaarsbiograaf Giorgio Vasari memoreert een uit de hand gelopen  voorbeeld tussen de schilders Giovanni Baglione en Caravaggio. In opdracht van kardinaal Benedetto Giustiniani trachtte Baglione met zijn in de expositie aanwezige Amor Sacro e amor profano in 1602 een werk dat Caravaggio voor Benedetto’s broer Vincenzo had geschilderd, te overtreffen. In chiaro-scuro gemodelleerd neemt Baglione de uitdagende houding van Caravaggio’s engel uit diens Amor Vincit Omnia in de Gemäldegalerie Berlijn, over. Naar eigen zeggen beeldde hij de goddelijke liefde uit, terwijl Caravaggio meer doelde op de aardse (volgens sommigen homo erotische) liefde. De gelijkenis met Caravaggio’s werk was overduidelijk en gaf indertijd aanleiding tot spotverzen. Baglione diende een aanklacht in, waarna Caravaggio, die daar een aandeel in had, werd opgepakt.

Giovanni Baglione, Goddelijke en aardse liefde, Rome ca.1602, Staatliche Museen zu Berlin, Gemäldegalerie, Berlijn

Caravaggio was een vernieuwer. De expositie laat zien dat veel tijdgenoten bij hem de kunst afkeken, zoals Guido Reni en Manfredi. In hun bijdragen zijn echo’s van Caravaggio’s sensuele naakte jongelingen te zien, zoals in verschillende door hem geschilderde versies van Johannes de Doper.

Onder de noemer Affetti, doorgaans gebezigd voor positieve gevoelens van genegenheid, worden in de tentoonstelling ook werken met negatieve emoties getoond, zoals Caravaggio’s, Jongen gebeten door een hagedis. Close-up schilderde Caravaggio het van pijn vertrokken gelaat van een aanstellerige jongeling. Geweldig om dit veelvuldig gereproduceerde werk in het echt te zien!

Michelangelo Merisi da Caravaggio, Jongen gebeten door een hagedis ca. 1597-1598, Fondazione di Studi di Soria dell’Arte Roberto Longhi, Florence

Rond het midden van de 17e eeuw experimenteert Bernini ook met soortgelijke geëmotioneerde gelaatsuitdrukkingen, zoals in zijn fantastische kop van een verdoemde, de Anima Dannata, in het Palazzo di Spagna en de vier groteske koppen in de sectie Scherzo. Voor een waarheidsgetrouwe afbeelding van een van pijn vertrokken gelaat, bestudeerde Bernini zijn spiegelbeeld terwijl hij zich opzettelijk aan een paar gloeiende kolen brandde.

Gian Lorenzo Bernini, groteske mannenkop, 1650-1655, Part.coll. Rome

Anders dan de overlevering wil, vervaardigde Bernini deze koppen niet voor de koets van Paus Innocentius X, maar voor zijn eigen rijtuig. Op weg naar de Piazza Navona, waar op 12 juni 1650 zijn Fontana dei quattro fiumi zou worden onthuld, moesten deze kwaaie koppen de voorbijgangers waarschuwen om aan de kant te gaan!

Ook interessant is Bernini’s uit marmer gehouwen kop van de Medusa, dat gekozen werd als campagnebeeld. Anders dan de gebruikelijke afschuwwekkende afbeeldingen van de met een kop vol kronkelende slangen gestrafte (voorheen mooie) Medusa, zoals die van Caravaggio in de Uffizi, wekt Bernini’s droevige Medusa veeleer medelijden.

In de themazaal Orrore & Terribilta wordt het nog erger. Was eerder sprake van de doelstelling de beschouwer emotioneel aan te spreken; de nu getoonde beelden moeten hen schrik aan jagen. De indrukwekkende, gekwelde soms schuldbewuste koppen zijn ook veelal geïnspireerd op  Caravaggio’s voorstellingen van David met het hoofd van Goliath, die ook in de Utrechtse Caravaggio tentoonstelling te zien waren.

Met het thema vivacita gaat de tentoonstelling verder met levensechte geschilderde en gebeeldhouwde portretten. Zoals Francesco Mochi’s, marmeren kop van een Jongeling uit Chicago.

Francesco Mochi, Bust of a Youth (Saint John the Baptist), Chicago (IL) Art Institute of Chicago

Bernini, Scipione Borghese, 1632

Blikvanger in deze ruimte is het bijzonder realistische marmeren busteportret van kardinaal Scipione Borghese, dat ik even aanzag voor een werk van Bernini. Mijn vergissing blijkt niet zo gek: het werk is van Bernini’s tovenaarsleerling Giuliano Finelli, die de kardinaal in zijn versie in de Galleria Borghese op bijna identieke wijze modelleerde. Een goed gelukt geval van emulatio.
Let op de minieme verschillen in details als het plukje haar dat nog net onder de kardinaalsbonnet uitpiept en de bijna tastbare iets opstaande kraag met daaronder de rouches van zijn onderkleed. De levensechtheid wordt nog vergroot door het tijdens het aankleden in kennelijke haast slordig overgeslagen knoopje van zijn soutane!

Giuliano Finelli, Kardinaal Scipione Borghese, 1632, The Metropolitan Museum of Art, dank zij een schenking van Louisa Eldridge McBurney, 1953

Eveneens imponerend is Caravaggio’s Portret van Fra Antonio Martelli (1607-1608), ridder van de orde van Malta. Niet alleen intrigerend wegens het realistische gehalte, maar meer nog wegens het achterliggende verhaal. Nadat Caravaggio Rome in 1605 wegens een moord was ontvlucht belandde hij via Napels op Malta. De grootmeester van de orde Alof de Wignacourt bood de van God losgeraakte schilder niet alleen onderdak en opdrachten, maar liet hem zelfs als lekebroeder toe tot de orde. Even leek het er op dat Caravaggio zijn leven beterde, maar hij verviel in zijn oude fouten en belandde weer achter de tralies. Hij ontsnapt. Achtervolgd door tegenslagen komt hij in 1610 ziek en uitgeput op het strand van Porto Ercole aan zijn einde.

Michelangelo Merisi da Caravaggio, Fra Antonio Martelli ridder in de orde van Malta, Gallerie degli Uffizi, Florence

In betere tijden maakte Caravaggio het portret van de nog maar 28 jarige kardinaal Maffeo Barberini (1568-1644). Barberini kijkt even op van zijn lectuur. Te oordelen naar het formaat daarvan en het fleurige boeketje ernaast vast geen bijbel, maar eerder liefdespoëzie. Hier komen Caravaggio en Bernini even heel dicht bij elkaar.

In Barberini’s opdracht maakte de 19 jarige Gian Lorenzo Bernini, nog werkzaam in het atelier van zijn vader Pietro, een perfect beeld van de heilige Sebastiaan, dat ook in de expositie aanwezig is. Je hoeft geen kunsthistoricus te zijn om in de houding van Sebastiaan Bernini’s inspiratiebron te herkennen. Voor wie het even niet paraat heeft: Michelangelo’s Pieta uit de Sint Pieter, daterend van 1498-99. Kijk straks ook even naar de houding van Christus in de Bewening van Annibale Carracci, die eveneens naar dit voorbeeld gemodelleerd is.

Fantastisch om al deze werken hier in samenhang te zien. Dat geldt ook voor de talrijke close-up geschilderde (zelf)portretten en genrestukken van Caravaggio en zijn navolgers. In Angelo Caroselli’s Zingende man is invloed van Caravaggio’s musicerende figuren ook niet ver weg.

In navolging van Caravaggio’s Luitspeler in de Petersburgse Hermitage schilderden de Utrechtse Caravaggisten eveneens musicerende figuren, zoals Hendrik Terbrugghen’s luitspeelster uit 1627.

Bernini, detail kraag Thomas Baker

Bernini’s Portret van Thomas Baker (1638). Deze Engelsman, die Rome bezocht om Bernini voor een portretbuste van koning Karel I te charteren, liet zichzelf meteen ook even vereeuwigen! De fraai in marmer gebeitelde kanten kraag doet denken aan geschilderde exemplaren van Rembrandt en Anthony van Dyck. De portretkop is op welhaast lachwekkende wijze bekroond met een wat groot uitgevallen pruik!

Gian Lorenzo Bernini, Bust Thomas Baker (1606-1658) Rome 1637-1638, Victoria en Albert Museum, Londen

Tussen alle geschilderde en gebeeldhouwde objecten valt mijn oog op een bijzonder sculptuurtje van de heilige Veronica dat Francesco Mochi rond 1650 maakte. Afgezien van het tekstbordje wijst niets op haar identiteit. Haar attribuut, de zweetdoek waarmee zij tijdens de kruisweg het gezicht van Jezus afwiste, ontbreekt. Althans op het eerste gezicht. Heel geraffineerd graveerde Mochi deze bijzondere reliek, die tot de huidige dag bewaard wordt in de St. Pieter, aan de binnenkant van haar mantel.

Francesco Mochi, St.-Veronica, 1630/31 -1654, Particuliere Collectie, Engeland

Mochi was niet alleen groot in kleine sculpturen, van zijn hand ziet de bezoeker ook een monumentaal Paard in volle draf , waar de Britse paardenschilder George Stubbs, wiens oeuvre tot 1 juni de verstilde zalen van het Mauritshuis siert, nog jaloers op zou zijn.

Zaalimpressie Francesco Mochi, Paard in volle draf, 1616-1617, Galleria Pallavicini, Rome foto: Marina Marijnen

Onder de noemer Visione, waarmee stervelingen een kortstondige blik in de hemel wordt vergund, ziet de bezoeker o.a. Spadarino’s Christus toont zijn wonden, uit 1630. In reactie op het ongeloof van de discipel Thomas, legt Christus, terwijl hij de beschouwer indringend aankijkt, de vinger op de zere plek. Eerst zien dan geloven.  

Hier ook een reeks in mystieke extase verkerende heiligen. In deze staat van opperste vervoering komen zij nòg een stapje dichter bij God, die de sluier van het hemelse paradijs even oplicht. Hun lichaamshoudingen zijn veelal ontleend aan bijvoorbeeld Caravaggio’s Extase van St. Franciscus.

Ook Bernini waagde zich aan de uitbeelding van deze sublieme geestesgesteldheid. Hèt hoogtepunt van Bernini’s kunnen op dit gebied schittert door afwezigheid. Althans…de recensent van de Volkskrant schreef onlangs dat het lastig zou zijn geweest om de Extase van St. Theresia van Avila uit de Romeinse Cornaro kapel los te beitelen, waarna de auteur het thema laat liggen. Kennelijk heeft hij Bernini’s schitterende model, de zogenoemde videmus dat in de tentoonstelling wèl aanwezig is, over het hoofd gezien. Op kleine schaal, met enkele kleine wijzigingen is in Amsterdam te zien hoe Theresia zich met heel haar hart en ziel overgeeft aan de goddelijke extase.

Gian Lorenzo Bernini, De extase van St.-Theresia van Avila, 1647, Staatsmuseum de Hermitage, St.-Petersburg

In mijn recente impressie van de tentoonstelling Allemaal Wonderen in het Catharijne Convent leest u dat de goddelijke extase van Theresia van Avila ook de 16e eeuwse schilder Giuseppe Bazzani en Marina Abramovic inspireerde.

Deze eerste in terracotta uitgedrukte impressie van de opperste emotie van de mystica is een waar kleinood. In dit kleine presentiemodel is reeds alle emotie aanwezig, die Bernini op ware grootte wist over te brengen

Wanneer een kleine engel haar hart en ingewanden met een vurige gouden liefdespijl penetreert, ervaart de Spaanse non de mystieke eenwording met God. Bij het zien van dit werk zit ik weer in de collegebanken en hoor de lang vervlogen ondeugende opmerking van een sceptische kunsthistoricus:

                           …’if this is godly ecstasy, I know it very well’…

In de tentoonstelling ontdek ik nòg een in extase verkerende vrouw, Maria Magdalena, geschilderd door de enige vrouw in dit mannenbolwerk: Artemisia Gentileschi.

Artemisia Gentileschi, De extase van Maria Magdalena 1620-1625 of 1630-1635
Particuliere Collectie

Zij gaf haar niet weer in de hoedanigheid van boetvaardige zondares met vanitassymbolen en evenmin in aardse, zondige vervoering, maar in goddelijke extase. Zo op het oog is er in de weergave van beide vormen van gelukzaligheid weinig verschil. In 1612 voorzag Gentileschi de godin Danaë van eenzelfde gelaatsuitdrukking, terwijl zij de oppergod Zeus, vermomd in een stroom van gouden regen ontvangt.                                
Maria Magdalena heeft haar reputatie als vrouw van lichte zeden niet aan zichzelf te danken, maar aan een foutje van de laat 6e eeuwse Paus Gregorius de Grote. Tijdens een preek verwisselde hij haar met Maria van Bethanië, de door Lucas in hoofdstuk 7: 36 beschreven boetvaardige zondares. Maria Magdalena, afkomstig uit Magdala, wordt in Lucas 8: 2 e.v. genoemd. Zij was een van de vrouwen die het graf van Jezus leeg aantroffen.

Na dit te hebben rechtgezet staan we op weg naar de laatste zaal nog even stil bij het thema Scherzo. Hier zijn o.a. twee lieflijke beeldjes opgesteld, waarmee vader Pietro en zoon Gian Lorenzo Bernini de toon hebben gezet voor een eindeloze reeks al of niet waterspuwende tuinbeeldjes. Min of meer vrije kopieën van een Putto met een draakje en Putto gebeten door een dolfijn. Tijdens een vakantie in Italië ging ik als kind helemaal mee in de bekoring van mijn inmiddels 90-jarige moeder voor een dergelijk beeldje. Het staat, voorzien van een prachtig patina, nog altijd in haar inmiddels verwaarloosde tuin. 

Via het thema Amore, met verbeeldingen van nog meer aardse en hemelse liefde, waaronder een Courtisane van de Utrechtse Caravaggist Hendrick ter Brugghen, belandden we in de laatste zaal bij het thema La Gran Maniera Greca. Hier is een keur aan geschilderde en gebeeldhouwde classicistische werken te bewonderen, die anders dan wel gedacht wordt, nauw verwant zijn aan kunstwerken uit de Barok. Mooi voorbeeld is Nicolas Poussin’s Bacchanaal voor een herme uit 1633, waar saters en nimfen er, onder invloed van wijn lustig op los dansen. Poussin schilderde deze voorstelling nadat hij in Rome marmeren reliëfs met dergelijke voorstellingen op antieke sarcofagen had bestudeerd. Leuk is het beeld van de sater rechts in de achtergrond, waarvan in de expositie enkele soortgenoten van vader en zoon Bernini te zien zijn.

Nicholas Poussin, Bacchanaal voor een herme, 1632-1633, The National Gallery, Londen

Ook Francois du Quesnoy was een groot liefhebber van oudheden. Van zijn hand ziet de bezoeker een reliëf in verguld brons van een slapende Silenus die door bedrijvige putti met rode kleurstof wordt bewerkt.

Francois du Quesnoy, Slapende Silenus met putti, Rubenshuis Antwerpen
Foto: Marina Marijnen

Behalve met dit kleine modello verrast hij de bezoeker met een monumentaal beeld van een dansende bosgod: de zogenoemde Rondinini faun. Niet alleen interessant door het formaat en de uitstraling, maar ook wegens de  ontstaansgeschiedenis. In de 16e en 17e eeuw werden in Rome steeds meer antieke sculpturen opgegraven, die met hun schoonheid en perfecte proporties  kunstenaars als  Michelangelo, Leonardo, Bernini en zijn leerlingen tot eigen creaties inspireerden.

Zo ook Francois du Quesnoy, leerling en huisgenoot van Bernini. In wiens atelier opgegraven antieke beelden met archeologische precisie, bestudeerd en nagemaakt of zo goed als nieuw gerestaureerd werden, zoals deze Rondinini faun.  

Het vervaardigen van een sculptuur naar antiek voorbeeld was voor Bernini’s leerlingen geen probleem. Het portretteren van een levend model vormde een ander verhaal. Het verhaal gaat dat Bernini zijn leerlingen daarom adviseerde om een levend model met meel te bestrooien. Weliswaar werden deze minder herkenbaar, maar hun eigenaardigheden zouden duidelijker worden, waardoor het karakteriseren van de persoon in kwestie zou worden vergemakkelijkt.

Francois du Quesnoy, Rondini faun, 1630-1635, The British Museum, Londen

Deze prachtig gemodelleerde bosgod danst lichtvoetig over een staf, terwijl hij zichzelf met twee zwaaiende (nee, geen lege wijnschalen) cimbalen begeleidt. In opdracht van Alessandro Rondinini slaagde Du Quesnoy erin om van een gehavende archeologische torso weer een complete antieke man te maken. Een in extase geraakte volgeling van de wijngod Bacchus, wiens metgezellen we ook in Poussins Bacchanaal in actie zien.

Als slotakkoord van mijn impressie heb ik Bernini’s terracottamodel van de triton in de Fontana del Moro op het Piazza Navona gekozen. In dit beeld is alle opgedane kennis uit de bestudering van antieke beelden en de anatomie van het mannelijk lichaam samengebald tot een fantastische barokke creatie van atto en mozione, actie en beweging, aangevuld met emotie en bijzonder actueel: inclusie. De triton draagt de naam die de volksmond hem heeft toebedeeld il moro, met trots!

Bibliografie

L. Helmus e.a., Caravaggio en Europa, Centraal Museum Utrecht. 2018.

S. Weppelmann e.a., Caravaggio & Bernini: vroege Barok in Rome, Rijksmuseum Amsterdam. 2020.

Link: Caravaggio-Bernini. Barok in Rome Rijksmuseum Amsterdam

Link: Allemaal wonderen, Museum Catharijneconvent (gesloten)

Link: Hier, Zwart in Rembrandts tijd, Rembrandthuis (gesloten)

Link: George Stubbs – De man, het paard, de obsessie. Mauritshuis Den Haag

Link: Video met tableau vivant schilderijen van Caravaggio (Youtube)

HIER. Zwart in Rembrandts tijd Rembrandthuis, Amsterdam tot en met 6 september 2020

Omslag Boek bij de tentoonstelling; Hendrick Heerschop, Koning Caspar, 1654 of 1659, Staatliche Museum zu Berlin, Gemäldegalerie, Berlijn

Naast de beeldbepalende figuren in 17e eeuwse regenten- en familieportretten zie je als bijwerk soms een mooi geklede zwarte bediende -meestal een schattig jongetje- vaak met een blad verfrissingen. In de tentoonstelling HIER. Zwart in Rembrandts tijd zijn de rollen tot en met 31 mei omgedraaid. Hier spelen zwarte personen, geportretteerd door Rembrandt en tijdgenoten, de hoofdrol!     

Pieter Nason, Johan Maurits met zwarte bediende, 1666, Museum Narodowe, Warschau

De tentoonstelling markeert het begin van de samenwerking tussen 12 musea, die onder het motto Musea Bekennen Kleur vraagstukken rondom inclusie en diversiteit binnen de museale sector onderzoeken, aldus Aspha Bijnaar, onderzoeker en trekker van het project.

De ambitie is dat ook andere musea zich aansluiten bij het Amsterdam Museum, het Bonnefanten, het Dordrechts-, het Frans Hals-, het Arnhems museum, het Rijks, het Stedelijk, het Van Abbe-, het Van Gogh- en het Zeeuws Museum. In het Utrechtse Centraal Museum was in dit kader vorig jaar al een interessante tentoonstelling te zien. Zwarte bijfiguren in 17e en 18e eeuwse portretten vormden daar de inspiratiebron voor eigentijdse gefotografeerde en geschilderde beelden van zwarte mensen, door onder anderen Iris Kensmil, die ook nu aanwezig is in het Rembrandthuis.

Abeelding: Joyce Vlaming, Act. II, 12 portraits, getoond op expositie MOED in Centraal Museum Utrecht

Eerder, in 2008 zorgde het Rijksmuseum met de tentoonstelling Black is Beautiful voor herwaardering van het zwarte portret. In deze expositie werd de zwarte mens met werk van Rubens tot Dumas, voor het eerst prominent voor het voetlicht gebracht. Een eye-opener voor hele generaties, die, zoals ik, op de scholen van hun jeugd afgezien van de leestip de Hut van Oom Tom, nog nooit iets over het slavernijverleden, laat staan over zwarte portretten in de kunstgeschiedenis hadden gehoord.

Rembrandthuis met Affiche Hier. Zwart in Rembrandts tijd

Voor de huidige expositie vormt het Rembrandthuis de locatie bij uitstek, want Hier, in de Jodenbreestraat en omgeving woonden in Rembrandts tijd al zwarte mensen, zoals onderzoeker Mark Ponte, co-auteur van de begeleidende publicatie aan het licht heeft gebracht. In enkele 17e eeuwse doop- en trouwregisters kun je deze informatie met eigen ogen bestuderen. Op de Amsterdamse stadsplattegrond naar Balthasar Florisz Berckenrode zijn de adressen gemarkeerd waar deze zwarte nieuwkomers, gearriveerd met schepen van de West- en Oost-Indische Compagnie veelal in kelderwoningen huisden. Bij elkaar in de buurt ondergebracht in niet al te beste huizen.

Detail van de kaart van Amsterdam door Balthasar Florisz Berckenrode, 1625

Ondertrouwakte van Pieter Claesz Bruijn en Lijsbeth Pieters van Angola, november 1649, Stadsarchief Amsterdam

Met hun exotische voorkomen vormden Afrikaanse mannen en vrouwen een uitdaging voor kunstenaars als Rembrandt. Dat hij wel even moest oefenen om het in de vingers te krijgen is te zien in een vroeg etsje van een vrouw met onmiskenbaar Afrikaanse trekken. Anders dan in zijn latere schilderij met twee Afrikaanse mannen uit 1661 vormde de weergave van haar zwarte huid in 1630 nog een probleem.  

1. Rembrandt, Buste van een Afrikaanse Vrouw, 1630, Museum Het Rembrandthuis, Amsterdam
2. Rembrandt Twee Afrikaanse mannen, 1661. Mauritshuis., Den Haag, legaat Abraham Bredius

De vroege beeltenissen zijn portretten van anonieme vrije zwarte mensen. In de eerste decennia van de 17e eeuw werden zij in Amsterdam nog niet als ‘slaaf’ gezien. Dat begrip ontstaat pas later, wanneer de Hollanders zich met de slavenhandel gaan bezighouden, verklaart Epco Runia, Hoofd Collectie van het Rembrandthuis. Maar de schok die mensen met een witte huidskleur ervoeren bij de eerste aanblik van personen met een donkere huid zal er niet minder om zijn geweest. Tot ver in de 18e eeuw bleven zij een bezienswaardigheid. Dat lees je ook in Cynthia Mc Cleods roman over de Vrije Negerin Elizabeth, dat door de auteur die zelf zwarte roots heeft, in 2002 onder deze thans door velen als denigrerend ervaren titel werd gepubliceerd. In deze geromantiseerde biografie vertelt de vrij geboren zwarte hoofdpersoon Elizabeth Samson haar onthutsende levensverhaal, waarin haar verbanning uit Suriname naar het koude Nederland centraal staat. Mc Leod stelt de lezer in staat zich te verplaatsen in de hoofdpersoon en te ervaren hoe witte medemensen, ingegeven door een volkomen misplaatst superioriteitsgevoel, zich jegens haar als onmensen gedragen. Eigentijdse onderzoekers met een gekleurde huid voelen Elizabeth Samsons boosheid en frustratie met terugwerkende kracht nog steeds. Dit is de drijfveer achter het project: Musea bekennen Kleur.  

Bij het betreden van de eerste zaal kreeg ik een schok van herkenning bij het zien van de portretten van Dom Miguel de Castro en zijn bedienden. In 1985 heb ik hen beschreven in mijn doctoraalscriptie over Johan Maurits en de schilder Albert Eckhout in Brazilië, waarover meer in een artikel elders op deze site. In de vroege 20e eeuw werden deze werken nu eens toegeschreven aan Albert Eckhout dan weer aan een (on)zekere J. Becx (Jeroen of zijn broer Jeronimus). Gebaseerd op nieuwe vondsten in het Zeeuws archief heeft J. Becx in deze het laatste woord gekregen. Dat een portret vaak meer zegt dan je op het eerste gezicht zou denken; zoals gesteld in de tentoonstelling In the Picture, geldt ook hier. De twee zwarte jongens in groene wambuizen met Afrikaanse attributen, waaronder een olifantstand, zien gedienstig op naar hun superieur. Dom Miguel daarentegen blikt zelfbewust de wereld in. Gekleed in de dure westerse outfit die hij ontvangen had van Graaf Johan Maurits von Nassau Siegen. De gouverneur van Nederlands Brazilië, die hij in 1643 als diplomaat bezocht. De Castro moest Johan Maurits vragen om te bemiddelen in een conflict tussen Dom Miguels oom de graaf van Sonho en de koning van Congo, Dom Garcia II. 

Om Johan Maurits gunstig te stemmen zond de koning hem een geschenk: een scheepslading met 200 slaafgemaakten. Na zijn bezoek aan Nederlands Brazilië reisde Dom Miguel met een missive voor stadhouder Frederik Hendrik door naar de Republiek. Getuige bronvermeldingen werd zijn portret en dat van zijn bedienden in opdracht van de WIC in Middelburg geschilderd door J. Becx.

Deze portretten zijn, behalve ter illustratie van de onderlinge gezagsverhoudingen, ook veelzeggend in een ander opzicht.

In de talrijke beschrijvingen van de mensonterende 17e en 18e eeuwse slavenhandel wordt het zelden uitgesproken, maar zonder de actieve deelname door zwarte Afrikaanse koningen was van de slavenhandel minder terecht gekomen. Zij lieten hele dorpspopulaties gevangennemen. Na een lange voettocht werden deze ongelukkige zielen in de krochten van het slavenkasteel Fort Elmina opgespaard tot met hen een scheepsruim gevuld kon worden voor verkoop aan Europese slavenhandelaren.

In dit verband is de relativerende toon in een onlangs gepubliceerd artikel van de schrijfster Ellen Ombre actueel en heel interessant.  In de Volkskrant van 13 maart jl. neemt zij juist afstand van de oude opvatting dat …’Joden en negers bondgenoten [zijn] in slachtofferschap’… ‘De afstand die ik van het slachtofferschap nam, genereert een grote mate van vrijheid’, aldus de auteur die zowel Joods als Afrikaanse roots heeft.

Tijdens een voorbezichtiging neemt gastconservator Stephanie Archangel, bekend van het tv programma Historisch Bewijs, ons mee naar het verre èn meer recente verleden. Eén van de vragen die haar bezig hielden was: …’kan ik mijzelf op een waardige manier terugzien in de Nederlandse kunstgeschiedenis?’…

De meeste afbeeldingen van zwarte mensen behoren tot de categorie stereotypen, maar Hendrick Heerschops Koning Caspar uit 1654-59 deed haar denken aan een oom. Ze bedoelde: ook al zien we hier een van de drie koningen met een geschenk voor het kindje Jezus, het is, anders dan Gerard Dou’s tronie van een zwarte man, een realistische portret.

In de expositie ontmoet ik nog een oude bekende: een paneel met de Doop van de Kamerling (1644) door de monogrammist I.S. uit Museum Catharijne Convent. Het werk door deze niet geïdentificeerde schilder doet denken aan de gelijknamige versie van Pieter Lastman in de Staatliche Kunsthalle, Karlsruhe, dat als inspiratiebron fungeerde voor de jonge Rembrandt. Hoe Rembrandts Doop van de Kamerling (1626), dat hier slechts in reproductie te zien is, na een wonderlijke ontdekking in de jaren ’70 van de vorige eeuw in de collectie van Museum Catharijne Convent belandde wordt in het februarinummer van het aan de expositie Allemaal Wonderen gewijde museummagazine beschreven.

Monogrammist I.S., De doop van de kamerling, 1644, Museum Catharijneconvent, Utrecht

De Doop van de Kamerling roept herinneringen op aan een ander autonoom zwart portret. Een 18e eeuwse prent met beeltenis van de destijds nog als ‘ex-slaaf’ omschreven Johannes Elisa Capiteyn, aan wie ik in 2002 een artikel wijdde. In 1742 promoveerde hij in Leiden op de stelling dat slavernij niet strijdig is met de bijbel.

Het verhaal van de zwarte man die door de discipel Philippus na uitleg van de schrift wordt gedoopt (Handelingen 8: 26-40) inspireerde de 17e eeuwse dominee-dichter Jacobus Revius tot de volgende woorden:

Wie ist die segghen dorf
Dat moeyte sy verloren,
Te wasschen in het badt
Een naecten Moriaen?…

Ontfinck van hem den doop,
Met een ghelovig hert,
Sijn wterlijcke huyt bleef wel gelijckelijk swert,
Maer witter als de sneeuw wiert hy aen sijner sielen…

Behalve als religieus boek fungeerde de Heilige Schrift in de 17e eeuw ook als schildersbijbel. In de tentoonstelling meen ik ook de werkgever van de zojuist gedoopte kamerling te zien, de koningin van Sheba, maar dat blijkt een vergissing. Het is een vroege naar het leven geschilderde impressie van het Toilet van Bathseba (1594) door Cornelis Corneliszoon van Haarlem. Beoordeel zelf in hoeverre het de schilder gelukt is haar fysionomie en ebbenkleurige huid in beeld te brengen.

Cornelis Corneliszn van Haarlem, Het toilet van Bathseba 1594, Rijksmuseum Amsterdam

Deze zwarte vrouw kun je onmogelijk over het hoofd zien, maar in het getekende en geëtste oeuvre van Rembrandt en tijdgenoten ontdekten de onderzoekers ook minder prominente, soms piepkleine zwarte figuranten. Zoals in Rembrandts zogenoemde Honderd Guldenprent (1646-1650). Dat ik voor zelfstudie aanbeveel; kleine kijkwijzer: u moet rechts in de voorgrond zijn. Hetzelfde figuurtje, nu in de traditionele dienstbare rol staat in Rembrandts ets met de Onthoofding van Johannes de Doper (1641) klaar met een schaal.

Aan de figuranten in hun in onderlinge wedijver ontstane etsen met de Opwekking van Lazarus voegden Jan Lievens en Rembrandt, beide een zwarte figuur toe. Kijk bij Lievens maar eens goed naar de gelaatstrekken van de vrouw die de grafdoek optilt en bij Rembrandt naar de tweede figuur links in de achtergrond.

Diezelfde Bijbel leverde niet alleen mooie onderwerpen voor schilders. Calvinistische kooplieden vonden er zelfs argumenten om de slavernij te legitimeren. Toen deze nog in handen van Portugezen en Spanjaarden was bestempelden de Nederlanders de slavenhandel als onchristelijk. Dit veranderde toen zij na de verovering van Fort Elmina in 1637 zelf een aandeel in deze handel namen. Predikanten en kooplieden trachtten deze praktijk aan de hand van een bijbeltekst goed te praten. Noach, bekend van zijn rol tijdens de zondvloed, had eens onmatig van de opbrengst van zijn wijngaard genoten. Terwijl hij in kennelijke staat ongekleed zijn roes lag uit te slapen wees zijn zoon Cham zijn broers op deze schaamteloze vertoning. Toen Noach ontwaakte vervloekte hij Cham: …’gaat heen, voortaan zullen jij en je nakomelingen een knecht der knechten zijn’….of woorden van gelijke strekking. (Gen. 9: 20-27).  Op grond van deze bijbelpassage werden Noachs zoons de stamvaders van de menselijke rassen. Zo kwam Cham, het zwarte schaap van de familie, de rol toe van oervader der zwarten. 

Destijds werd niet alleen vanuit bijbels- maar ook vanuit juridisch perspectief getracht de slavernij te legitimeren. In zijn De iure belli ac pacis, over het recht van oorlog en vrede verdedigt Hugo de Groot in 1625 het standpunt dat in tijden van [de Tachtigjarige] oorlog krijgsgevangenen, ongeacht hun huidskleur tot slaaf gemaakt mogen worden. Je hoort er in de discussies over hèt slavernijverleden weinig over, maar vanaf de 16e tot ver in de 18e eeuw werden zo’n 1.250.000 zogenoemde christenslaven, door Barbarijse zeerovers aan de slavenmarkten van Noord-Afrika verkocht. Dat de man die in deze tentoonstelling als een bad-guy ten tonele wordt gevoerd, circa 2500 christenslaven wist te bevrijden bewijst dat het slavernijverleden niet helemaal een zwart-wit verhaal is.  

Onder de noemer Hier. Zwarte Kunstenaars Nu biedt de laatste ruimte een podium aan Iris Kensmil, Iriée Zamblé en Charl Landvreugd, die met hun bijdrage reflecteren op hun eigen identiteit. Met een gevoelig portret uit 2019 brengt Iris Kensmil postuum hommage aan de vergeten zwarte verzetsstrijdster Hermina Huiswoud.

Iris Kensmil, The New Utopia Begins Here: Hermina Huiswoud, 2019, Foto: Gert jan van Rooij, Courtesy Ferdinand van Dieten office

Beeldend kunstenaar Raul Balai geeft tijdens de voorbezichtiging een antropologisch godsdienstlesje. Voor zover hij kan nagaan werd Jezus van Nazareth in Palestina geboren. Hij vraagt zich af hoe lang het beeld van Jezus als een blonde god met blauwe ogen nog op het collectieve netvlies gebrand zal staan… In het paneel Black Jesus aka Fuck Cracker Christ; dat hij samen met Brian Elstak vervaardigde, beantwoordt Balai deze vraag.

Raul Balai & Brian Elstak, Black Jesus aka Fuck Cracker Christ, 2020. Eigen foto

Tot slot, maar niet in de laatste plaats: interessant is ook de fotoserie Hollandse Meesters Her-Zien, die in dialoog met werk in de vaste collectie van het Rembrandthuis gepresenteerd wordt. Prachtig en nu al memorabel is de foto van Cigdem Ysel, waarin de sinds zijn afvaardiging voor het Songfestival 2020 ineens alom bekende Jeangu Macrooy en Humberto Tan in dezelfde houding als de zwarte mannen van Rembrandt zijn vastgelegd.

Rembrandt, Twee Afrikaanse Mannen,1661 en Çiğdem Yüksel, Jeangu Macrooy en Humberto Tan als Bastiaan en Manuel Fernando, 2020

Met deze bespreking hoop ik u een impressie te hebben gegeven van deze belangrijke voorlopig niet te bezoeken tentoonstelling. Hopelijk kan het Rijksmuseum haar deuren in september weer openzetten voor het bezoeken van de aan deze expositie verwante tentoonstelling over het Slavernijverleden. Breng tot die tijd middels het lezen van dit stuk een virtueel bezoek aan het Rembrandthuis!   

Zwart in Rembrandts tijd, Elmer Kolfin e.a. MuseumHet Rembrandthuis 2020

Link Reformatorisch Dagblad: Schippperen tussen zwart en wit

Link: Johan Maurits , Bewogen beeld, Mauritshuis Den Haag

Geverifieerd door MonsterInsights