Gek van surrealisme •Dalí • Ernst • Magritte • Miró, Museum Boijmans van Beuningen, Rotterdam t/m 28.05.2017

 

Magritte, Het glazen huis, 1939
Rene Magritte, La maison de verre, 1939, Museum Boijmans van Beuningen, Rotterdam

Het Surrealisme en Museum Boijmans hebben een lange gezamenlijke geschiedenis. De plannen voor een tentoonstelling bestaan al 50 jaar, vertelt directeur Sjarel Ex. In 1970 wist hoofdconservator Renilde Hammacher na lang aanhouden de weigerachtige Salvador Dali binnen te halen.

Dali en Hammacher 1970
Salvador Dali en Renilde Hammacher bij de opening van de tentoonstelling Dali in Museum Boijmans van Beuningen 1970

De door duizenden belangstellenden bezochte opening van de grote overzichtstentoonstelling, waarbij de komst van Dali tot het laatst toe onzeker bleef, resulteerde in een surrealistische chaos! De navolgende weken stonden de wachtenden onder een getimmerd afdak tot in de Mathenesserlaan. In die kou stonden destijds ook twee pubers Paul van der Eerden en Olphaert den Otter. Eenmaal binnen raakten beiden geïnfecteerd met het Dali-virus en na een lange incubatietijd is Van der Eerden dit voorjaar met een eigen expositie als surrealistisch kunstenaar terug in Boijmans!

De Dali-tentoonstelling kreeg in 2007 een vervolg met de tentoonstelling Vreemde Dingen. Het museum bezit inmiddels ongeveer 125 objecten waar het etiket Surrealisme opgeplakt kan worden. Deze objecten hebben in de periferie van de huidige tentoonstelling een plekje gekregen. Bij nieuwe aankopen checkt Sjarel Ex altijd of er een Surrealisme gen aanwezig is.

In de begintijd van de surrealistische beweging werd de controle uitgevoerd door André Breton, ‘de chef de protocol’, die verantwoordelijk was voor de ballotage. Hij bepaalde wie wel en wie niet tot de club mocht toetreden.

Wat is surrealisme eigenlijk?

Het woord ‘surrealisme’ bestond eind 19e eeuw nog niet. Bedacht door de schrijver Guillaume Apollinaire (1880-1918) werd het woord in 1924 door André Bretons Surrealistisch manifest een begrip. Het Surrealisme begon als literaire beweging. Al snel lieten ook beeldend kunstenaars zich door hun inspiratie-bronnen leiden: fantasie, dromen en associaties, toeval, ‘automatisch’ opkomende ‘surrealistische’ invallen en beelden die opborrelen uit het onderbewustzijn. De uitdrukking ‘het moet niet gekker worden’ kwam niet in hun vocabulaire voor; integendeel hoe of gekker hoe beter!

Het surrealisme –meer een mentaliteit dan een bepaalde stijl, aldus Ex, is bij het publiek bekend geworden als een van de ‘ismen’ van de 20e eeuw. Van Parijs sloeg de beweging over naar Madrid, Brussel en andere Europese steden.

Na een vliegende start belandt het Surrealisme in de jaren ‘30 in een crisis. De schilders vragen zich af hoe het verder moet. Sommigen zoeken aansluiting bij het communisme anderen besluiten surrealistische objecten te gaan maken. Met zijn Fountain –een pisbak gepresenteerd als kunst- was Marcel Duchamp in 1917 zijn tijd vooruit. En Magritte spreekt over zijn La Réprésentation uit 1937, als een object.

Magritte_representation
Rene Magritte, La representation / De weergave, 1937, Scottish National Gallery of modern , EdinburghArt

Dit schilderij verbeeldt niet alleen het onderlichaam van een vrouw, maar heeft daar ook de vorm van. Het wordt in de expositie tweezijdig getoond, zodat de bezoeker aan de etiketten, als stickers op een koffer, kan zien welke bestemmingen deze dame tijdens haar tachtigjarige bestaan heeft bezocht.

 De tentoonstelling met zo’n 200 werken, foto’s en documenten was eerder in Edinburgh en Hamburg te zien. Conservator Saskia van Kampen vertelt enthousiast over de collecties van vier verzamelaars, die elk in een aparte zaal worden getoond. Daarnaast zijn in het hart van de expositie werken rond acht surrealistische thema’s bijeengebracht. In de buitenste ring zijn, zoals gezegd, objecten uit de eigen -surrealistische- collectie te zien.

Verzamelaar van het eerste uur, Edward James had vooral interesse in het onderbewustzijn. René Magritte vereeuwigde hem in het doek La réproduction interdite (1937), een vervreemdend ‘portret’. Hij staat voor een spiegel, maar die weerspiegelt gek genoeg niet zijn gezicht, maar zijn achterhoofd. Anders dan zijn surrealistische kunstbroeders is Magritte vooral geïnteresseerd in het ‘mysterie van de werkelijkheid’.

Gek van surrealisme
Zaalimpressie 2017, met Dali Mae West Lips sofa , Champagnelampen, Couple aux tetes pleines de nuages, Gek van surrealisme, Boijmans 2017, Foto Marina Marijnen

James, die zelf ook kunstenaar was, inspireerde Dali tot het maken van de bekende White Aphrodisiac Telephone (1936) en de Mae West Lips Sofa (1938). Toen James Dali’s gouache ‘Mae West’s face which may be used as a surrealist appartement’ zag ontstond het idee om die mond als sofa, concreet te maken. Er werden vijf versies gemaakt. Een daarvan belandde in James buitenverblijf. Voor Monkton House in Sussex ontwierp Dali in 1938 ook de Champagnelampen.  Omdat gasten de kelkjes van de Champagnelampen als asbakken gebruikten werden speciale inzetbakjes met inkeping ontworpen, waarop ze de brandende sigaret even kwijt konden.

Dali, Couple
Salvador Dali, Couple aux tetes plein de nuages / een paar met het hoofd vol wolken, 1936, Museum Boijmans van Beuningen, Rotterdam

Van Dali kocht hij ook Couple aux têtes Pleines de nuages, uit 1936, in de vorm van twee met wolken gevulde hoofden. Dali’s eigen hoofd en dat van zijn vrouw Gala, geïnspireerd op een boer en een boerin uit Jean-Francois Millet, ‘L’Angelus’, stonden model. In de voorgrond van een oneindige vlakte, staan twee tafels met prachtig geschilderde kleden, gedekt met slechts een glas, wat druiven en een enorme bonbon. De vreemde voorstelling roept een unheimische sensatie op. Gelukkig hoeven we hier niet aan te schuiven!

Met zijn belangstelling voor vrouwelijke surrealisten was James zijn tijd ver vooruit. Zij werden eigenlijk tot de jaren ’70 niet voor vol aangezien en meer als muze of lustobject weggezet. Hooguit konden hun verleidingskunsten gelinkt worden aan het onderbewuste. Van Leonora Carrington bezat James The House Opposite en The Giantess uit de jaren ’40, dat nu in de thema-zaal te zien is.
Voor de bezoeker met goede ogen en geduld vormt James correspondentie met Dali en Magritte een interessante bron van informatie. James grote collectie Dali’s kwam voort uit een deal. In ruil voor een maandelijkse toelage ontving James van juni 1937 een jaar lang alles wat Dali op artistiek gebied voortbracht. De collectie James vormt sinds 1977 de basis van Boijmans verzameling surrealisten. Zeer vervreemdend is het  het doek Impressions d’Afrique uit 1938, voortgekomen uit zijn ‘paranoïde-kritische methode’, zoals hij het zelf noemde. Dali zegt in 1933 dat het enige verschil tussen hem en een gek is dat hij niet gek is! Elders lees ik dat Dali, gedreven door paranoia wel degelijk dingen zag die er niet zijn. Zijn vrouw Gala spoort hem aan om deze hallucinaties te schilderen. Op de vraag of deze psychedelische beelden onder invloed van drugs ontstaan zijn antwoordde Dali cryptisch: ik gebruik ze niet, ik ben drugs!

Dali_zelfportret_voorstudie
Salvador Dali, Zelfportret, studie voor Impressions d’Afrique, 1938, Museum Boijmans van Beuningen, Rotterdam
Impression d'Afrique_Dali
Dali, Impressions d’Afrique, 1938Museum Boijmans van Beuningen, Rotterdam

In Impressions d’Afrique zien we Dali achter een schildersezel. In de verte zien we zijn echtgenote en muze Gala. Haar oogkassen vallen samen met de bogen van het achterliggende gebouw. Soortgelijke  schilderkunstige trucjes, ‘dubbelbeelden’, past Dali vaker toe. Soms zijn het echte zoekplaatjes, zoals in het Da Vinci-achtige strijdtoneel ‘Tête de femme ayant la forme d’une bataille’ waarin een vrouwenhoofd verscholen zit. In de  voorstudie van het zelfportret kun je wel zien  dat Dali ook heel goed gewoon kan tekenen!

De volgende zaal toont werken uit de verzameling van Roland Penrose.  Heel surrealistisch benadrukte hij het toevallige (…) ontstaan ervan. Penrose, zelf kunstenaar, was ook actief als maecenas. In 1937 wist hij de hand te leggen op werk van Max Ernst en Alberto Giacometti, gevolgd door de aankoop van een reeks Miro’s, de Chirico’s en werk van Picasso, in wie de surrealisten een groot voorbeeld zagen. Op amoureus gebied nam hij de muze en minnares van Man Ray, model en oorlogsfotografe Lee Miller over.

Picasso met Antony Penrose

Met haar kreeg Penrose een zoon, Antony, die ondanks zijn kunstzinnige jeugd gewoon boer werd. In een interview in de NRC van 5 januari jl. vertelt hij over zijn excentrieke ouders, die hij als kind weinig te zien kreeg. Toen hij op school aan de beurt was om te vertellen wat hij in de paasvakantie had gedaan kon de meester zijn oren niet geloven toen Antony antwoordde dat hij bij Picasso had gelogeerd. Zelf vond hij dat de gewoonste zaak van de wereld. Bijna alle kunstenaars van wie Penrose werk kocht, waren kind aan huis bij zijn ouders.

Breton, boekomslag
Boekomslag, Andre Breton, Qu’est-ce que le SURREALISME

Penrose introduceerde het surrealisme in Engeland. In een van de vitrines zie ik een leuk werkje dat hij kocht van André Breton: Qu’estque c’est que le Surrealisme? 

Ook Penrose rariteiten-verzameling met o.a. een gegraveerde walrustand, een pre-Colombiaans beeldje en een fallussymbool, worden getoond.

Penrose rariteiten
Romeinse vrouwenfiguur die op een fallus rijdt, object uit de rariteitenverzameling van Roland Penrose, foto Marina Marijnen

 

 

 

 

 

 

Gabrielle Keille_gek van surrealisme
Gabrielle Keiller, portret op tentoonstelling Gek van surrealisme, Museum Boijmans van Beuningen, Rotterdam

In de volgende zaal ontmoet de bezoeker Gabrielle Keiller. Vanaf de wand slaat zij de bezoekers van haar verzameling gade. Deze zien op hun beurt foto’s waarop zij sportief een golfballetje slaat. De mooie rijkeluisdochter Keiller verzamelde moderne kunst met geld van daddy en haar vermogende (derde) echtgenoot. Tijdens een ontmoeting met Eduardo Paolozzi en Peggy Guggenheim begin jaren ’60 in Venetië, kreeg zij oog voor de surrealisten. Om deze aan te kopen deed ze zelfs een Cézanne van de hand. Magritte’s reeds genoemde La Réprésentation uit de verzameling Penrose komt in haar bezit. Ook koopt ze vroeg werk van Max Ernst,Jeune Homme intrigué par le vol d’une mouche non euclidienne ( Jongeman geïntrigeerd door de  vlucht van een niet eucladische vlieg ) uit 1942-1947.

Ernst jeune homme
Max Ernst, Jeune homme intrigue par le vol d’une mouche non-euclidienne, 1942-1947, Collectie Ulla und Heiner Pietzsch, Berlijn

Evenals Jackson Pollock was Ernst begonnen met het ‘automatisch’ druppen van verf. Na zijn abstract expressionistische periode, die in Jeune Homme nog een beetje nadruppelt, gooide Ernst het roer in surrealistische richting om, zoals we nog zullen zien.

Hugnet_portrait automatique
George Hugnet, Portrait automatique de l’automate d’Albert-le-Grand,1938, Scottish National Gallery of Modern Art, Edinburg

In deze Keiller zaal  is het door G. Huguet automatisch vervaardigde Portret van Albert-le-Grand uit 1938 te zien. Het ‘portret’ ontstond middels de decalcomanie-methode, waarbij een leeg blad gelegd wordt op een met verf of inkt ingesmeerd stuk papier.

In Keillers collectie bevindt zich ook Duchamps ‘Boîte-en-valise’, het leuke koffertje dat Marcel Duchamp in 1952 vulde met ‘de bagage van het surrealisme’, getiteld: De ou par M. Duchamp ou prose Sélavy, met o.a. een miniatuur pisbakje!

 

Margritte_Doodshoofd
Rene Magritte, La gacheuse, 1935, Scottish National Gallery of Modern art, Edinburgh

Bepaald beangstigend is Magritte’s memento mori, La  gâcheuse, uit 1935, waarbij een in staat van ontbinding verkerend hoofd de beschouwer, vanaf de mooie tors van een jonge vrouw, toegrijnst.

Naast objecten verzamelde zij ook dadaïstische en surrealistische documenten, waaronder publicaties van André Breton, die zij terecht als wezenlijk onderdeel van de surrealistische beweging beschouwde. Hier krijgt de bezoeker informatie over de historische context. Tijdens WOI richtten enkele kunstenaars de Dada beweging op. Zij verzetten zich tegen de traditionele normen en waarden (die de oorlog niet hadden kunnen voorkomen) en reageren met absurde ‘kunstzinnige’ uitingen. De dadaïstische beweging is de kraamkamer van het surrealisme.

Keiller was al kunstkenner ook actief betrokken bij het aankoopbeleid van de Scottish National Gallery of Modern Art in Edinburgh. Ook haar eigen collectie vond hier uiteindelijk zijn bestemming.

Verzameling Pietzsch
Ulla en Heiner Pietzsch met een deel van hun verzameling in hun huis in Berlijn, 2016

Uit de collectie Ulla en Heiner Pietzsch zijn maar liefst tweeënveertig werken te zien. In een enorme blow-up van hun de zitkamer, herkent de bezoeker er een aantal. Begonnen met werk van de  abstract expressionisten gingen zij, geboeid door de ideeën van Sigmund Freud, over op het verzamelen van surrealistisch werk van o.a. Arp, Dali, Magritte, Masson, Miro en Leonora Carrington. Haar  Ladies Run, there’s a man in the Rose Garden uit 1948 is een interessant surrealistisch droom – of nachtmerrie – beeld; al naar gelang je verwachtingspatroon!

Carrington_run ladies
Leonora Carrington, Ladies Run, there is a man in the rosegarden, 1948, Collectie Ulla en Heiner Pietzsch, Berlijn

 

 

 

 

 

 

 

In deze collectie  komen we Max Ernsts Jeune Homme intrigué, weer tegen. Bij Pietzsch maken we kennis met verzamelaar Roland Penrose in de hoedanigheid van  kunstenaar. In zijn Hand with three figures uit 1934 zie ik onmiskenbaar invloeden van Miro’s Peinture uit 1925 en van Max Ernsts Masques et Phantasmes uit 1929.

Penrose_hand
Roland Penrose, hand with three figures, ca.1934 Collectie Ulla en Heiner Pietzsch, Berlijn

Om er dagelijks van te kunnen genieten liet het echtpaar een speciaal voor hun kunstbezit ontworpen villa bouwen. In een interview lees ik dat de werken, uiteindelijk toch niet op de daarvoor geplande muren terecht kwamen. Het is de bedoeling dat de collectie uiteindelijk in een nog te bouwen museum in Berlijn wordt ondergebracht. De verzameling vult het hiaat dat tijdens het interbellum in Duitsland ontstond, toen werk van surrealisten als entartete kunst door de nazi’s werd verboden.

In de ovale binnenzaal wordt het surrealisme aan de hand van acht thema’s verduidelijkt. Onder de noemer onheilspellende landschappen ziet de bezoeker uit Keillers voormalige collectie Max Ernst, Le joie de vivre en met een knipoog naar Manet, zijn Le dejeuner sur l’Herbe, uit 1936. Ze zijn gebaseerd op de ervaringen van de  jonge Ernst alleen in een bos. In deze werken past hij de zelf verzonnen techniek van ‘grattage’ toe, waarbij hij de opgebrachte verf met een paletmes deels weer wegkrabt.  

Ernst_Dejeuner
Max Ernst, La dejeuner sur l’herbe, 1936, particuliere collectie.

Bij het thema de poëzie van Delvaux, rijdt als in een droom Paul Delvaux tram voorbij in, La Rue du Tramway (1939). Delvaux verzamelde speelgoedtreintjes.

Delvaux_Tram
Paul Delvaux, La rue du tramway, 1939, Scottish National gallery of Modern Art, Edinburgh

Hij licht toe dat de geschilderde exemplaren voortkomen uit zijn jeugd. Over andere elementen in dit schilderij zegt hij enigszins cryptisch: …’het zijn dingen  (…) van het dagelijks leven, dingen die mensen gebruiken maar niet zien’… Leuk in het licht van deze woorden was de ontdekking van een overschilderd vrouwelijk naakt in deze voorstelling. De betekenis van deze schilderijen, bedoeld als visuele gedichten, is niet duidelijk. Dat hoeft ook niet, want die onduidelijkheid is inherent aan poëzie.

Tannguy_Cadavre exquis
Andre Breton, Jaqueline Lamba, Yves Tanguy, Cadavre Exquis, 1938, collage op papier, Scottish National Gallery of Modern Art

In deze ruimte zien we een aantal van de eerder genoemde kunstenaars weer terug, zoals een co-productie van André Breton en Yves Tanguy,  Cadavre excquis uit 193 en Leonora Carringtons Giantess met Bosschiaanse figuurtjes in de achtergrond.

Met werken van Juan Miro en Yves Tanguy, wordt nòg een surrealistische inspiratiebron belicht: het automatisme. Een werkwijze waarbij  kunstenaars woorden en beelden automatisch laten komen.

Hier ook aandacht voor minder bekende namen. Zoals de in 1857 geboren Max Klinger, een kunstenaar met een surrealistische mentaliteit avant-la-lettre en werk van hedendaagse kunstenaars als Paul van der Eerden, die als schooljongen in 1970 in de ban van Dali raakte. Aan hem is t/m 14 mei elders in het museum bovendien een special gewijd: Paul van der Eerden in good company: René Magritte. Ook het bizarre werk van Rhonda Zwillinger heeft hier èn elders in het museum een plekje gevonden.

Wat beogen de tentoonstellingsmakers met het tonen van het werk van eigentijdse kunstenaars? Met wat goede wil kunnen deze creaties gezien worden als geïnspireerd op- of gerelateerd aan het surrealisme.

Dali_Venus
Dali, Venus van Milo met laden, 1936, Museum Boijmans

Bent u inmiddels oververzadigd van surrealisme? Zet dan toch nog even door of kom na een kop koffie terug. In de buitenste ring van de tentoonstelling zijn een aantal interessante surrealistische objecten uit de vaste collectie opgesteld. Het beeld Venus van Milo met laden, 1936, dat Boijmans met het kassucces van de Dali tentoonstelling uit 1970 kon aankopen en enkele leuke commerciële creaties van Salvador Dali. Een parfumflesje in de vorm van een stralende zon met een uit Dali-snorren en vliegende vogels samengesteld gezichtje en een Poederdoosje in destijds actuele vormgeving: de draaischijf van een telefoon. Leuk is ook het in de ontstaanstijd -toen iedereen nog rookte- passende hebbedingetje dat Dali voor eerste-klas passagiers van Air India ontwierp: een wit asbakje gedragen door zwanen, waarin ik nu mijn laatste (denkbeeldige) sigaretje uitmaak.

Poederdoos
Dali, Draaischijf telefoon met functie poederdoos
Dali_asbak
Dali, asbakje als relatiegeschenk voor eerste klas passagiers van Air India
Parfumflesje_Dali
Salvador Dali in opdracht van Elsa Schiaparelli, Parfumfles, aankoop met steun Mondriaan fonds, Gemeentemuseum Den Haag.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Link: Museum Boijmans van Beuningen, Gek van Surrealisme

 

Barbaren & Wijsgeren : het beeld van China in de Gouden Eeuw. Frans Hals Museum t/m 20 augustus 2017.

Anoniem, prent uit Olfert Dapper, Gedenkwaerdig bedryf in het Keizerrijk van Taising of Sina, 1670, Bijzondere Collecties, Universiteit van Amsterdam

Jaren geleden presenteerde het Rijksmuseum de tentoonstelling Royers Chinese Kabinet, met de verzameling Chinese rariteiten (zeldzaamheden) van de Haagse jurist Jean Theodore Royer (1737-1809). Royer leerde zelfs de Chinese taal om de cultuur van het verre China beter te begrijpen. Sprak het mysterieuze Cathai in de oudheid reeds tot de verbeelding. Tegenwoordig bestaat die fascinatie nog steeds. Eind maart opende het Frans Hals museum haar deuren voor de letterlijk en figuurlijk bloemrijke tentoonstelling Barbaren & Wijsgeren: het beeld van China in de Gouden Eeuw. De expositie toont niet alleen de westerse kijk op China, maar ook het westen gezien door Chinese ogen. Deze tentoonstelling is de eerste van een reeks waarbij het Frans Hals museum over de grenzen kijkt. Zo zullen tijdens de najaarsexpositie, a Global table, 17e eeuwse stillevens als historische documenten worden gepresenteerd in het licht van actuele vragen naar de productie en herkomst van voedsel.

Bij de huidige tentoonstelling over China en de Gouden Eeuw kun je je afvragen: waarom in Haarlem? Liggen de havensteden van de VOC, vertrekpunt naar het verre China, niet meer voor de hand? Directeur Ann de Meester legt uit dat zich in de collectie van het Frans Hals museum veel objecten bevinden die refereren aan het handelsverleden van de 17e eeuw. Zoals een kleine majolicategel met een Chinese pagode die geïnspireerd is op een afbeelding in Johan Nieuhofs opzienbarende verslag van zijn bezoek aan de keizer van China.

Op de plinttegels in de gangen van het Frans Hals museum kan de opmerkzame bezoeker afbeeldingen van Chinezen vinden. Voor wie niet door de knieën wil: enkele van deze tegels zijn ook elders in de opstelling en in het begeleidende boek te zien. Deze publicatie bevat bijdragen van de samensteller van de expositie, Thijs Weststeijn en oude bekenden van de koloniale geschiedschrijving: Leonard Blussé en Jan van Campen. De expositie is gebaseerd op het interdisciplinaire onderzoeksproject ‘The Chinese Impact’. (Kunst)historici, archeologen en filosofen vroegen zich af: hoe zagen de 17e en 18e eeuwse Chinezen de westerlingen zagen en andersom. Deze vraag is tot de eigen tijd doorgetrokken.

Keramiek, Hans van Bentem

In de expositiezalen zijn keramische werken en vazen met voorjaarsbloemen te zien, gemaakt door docent Hans van Bentem en studenten van de Rietveld academie. Van Evelyn Taocheng Wang, winnares van de Volkskrant Beeldende Kunst Prijs 2016, zijn aquarellen te zien en een video-installatie over de in haar ogen ‘exotische’ Waddeneilanden. In de Hallen wordt het Chinese feestje voortgezet met een solotentoonstelling van deze jonge kunstenares.

China gold in het 16e en 17e eeuwse westen als een raadselachtig land. Het riep tal van vragen op. Op geografisch gebied had Ptolemaeus zich er in de 2e eeuw al mee bezig gehouden. Hij beschouwde het verre Sina als het einde van de wereld. Ook op filosofisch gebied waren er vragen zoals: wie was Confucius?

Een vraag van meer praktische aard hield de westerlingen evenzeer bezig: hoe maakten ze dat prachtige porselein?

Deze vraag zou nog tot ver in de 18e eeuw onbeantwoord blijven. De Chinezen hielden het productieproces angstvallig geheim. Pas in de vroege 18e eeuw werd de receptuur, gebaseerd op de zeer fijne kaolien aarde, ontdekt en in Meissen in productie gebracht.

Vrijwel alle historische en eigentijdse kunstwerken en publicaties zijn voortgekomen uit verwondering en nieuwsgierigheid of gekleurd door de vooroordelen, waarmee deze 17e eeuwse waarnemers de wereld van de anderen bezagen. Dat geldt zowel voor Joost van den Vondel in de Gouden Eeuw, over wie straks meer, als voor de eerder genoemde Evelyn Taocheng Wang.

Dit tweezijdige beeld wordt in de tentoonstelling geïllustreerd aan de hand van geschreven, getekende en geschilderde bronnen én porselein!

Het populaire Chinese porselein, deels als ballast aangevoerd, veroverde de Europese markt. Aanvankelijk was het nog een luxe product, waarmee welgestelden en vorstinnen als Amalia van Solms in speciale kabinetten pronkten. Maar nadat in 1612 een Portugees schip met ‘kraakporselein’ (verbastering van het scheepstype, een caraque) door de Hollanders gekaapt was raakte de markt overspoeld met Chinees porselein. Het was zelfs in de meest eenvoudige huishoudens te vinden. Plateelbakkers in Delft en andere steden, zagen een gat in de markt en maakten het Chinese porselein met steeds meer succes na.

Omgekeerd zijn in de expositie westerse invloeden en imitaties te zien. In 1640 schonken Jezuïeten de keizer van China een boekje met afbeeldingen uit het leven van Christus. Chinese kunstenaars kopieerden de in Hendrick Golzius Doornenkroning weergegeven Christusfiguur met geloken ogen!

Goltzius doornenkroning
Hendrick Goltzius, De doornenkroning, 1597, prent, Rijksmuseum, Amsterdam
Chinees doornenkroning
Anoniem (Chinees), de doornenkroning prent in Johann Adam Schall von Bell, Jingxeng shuxiang, 1640

 

 

 

 

 

 

 

 

 

In dit hoekje van de tentoonstelling zou het theeservies van Jezuïetenporselein met kruisigingsscènes uit de collectie van Museum Catharijneconvent niet misstaan. In dit voorbeeld van door Europeanen bestelde Chine de Commande, heeft Christus eveneens een Chinese oogopslag.

Om de Chinese kijk op westerlingen als ‘roodharige barbaren’ te begrijpen, moet je weten dat Chinezen hun land als het centrum van de wereld beschouwden. De keizer heerste bij goddelijk mandaat over dit Rijk van het Midden. Alles wat daarbuiten bestond werd als barbaars bestempeld.

In de manuscriptkaart die Joan Blau rond 1666 van het verre oosten tekende bevindt dit rijk zich helemaal niet in het midden. Vanuit Europees perspectief bevindt China zich in een uithoek van de toen bekende wereld. Aan de hand van deze kaart kan de bezoeker zich enigszins oriënteren, alvorens zijn virtuele reis naar China te ondernemen. Varend op mijn herinneringen als rondleider in het Scheepvaartmuseum herken ik er een zogenoemde overzeiler in. Voorzien van interessante informatie over de verre kusten en windrozen als hulpmiddel voor het uitzetten van de te varen koers. Een kaart voor navigatie op volle zee, maar niet geschikt om binnen te lopen. Detailkaarten met aanlooproutes van exotische havens waren uitsluitend bestemd voor de ogen van de schipper en zijn ‘co-piloten’, de stuurman en de derde waak. Met zoveel buitenlandse matrozen aan boord was geheimhouding daarvan in tijden van opkomende concurrentie van de Engelsen en de Denen, van vitaal belang.

Het vinden van de weg naar China was geen sinecure. De Amsterdamse dominee Petrus Plancius (eigenlijk Pieter Platvoet), stond niet alleen op zondag op de kansel van de Oude Kerk, maar ook doordeweeks. Dan verruilde hij het woord van God voor lessen in geografie en cartografie. Tijdens de 80-jarige oorlog ontstond de wens om de weg naar Azië zelf te bevaren. Plancius stuurde spionnen naar Lissabon om daar de hand te leggen op zeekaarten van deze pioniers op de wereldzeeën. Met succes. Rond 1600 koersten de Hollanders met Portugese zeekaarten, maar op eigen kompas naar het Verre Oosten. In de tentoonstelling zijn de resultaten van deze tochten te zien in reisverslagen, exotische voorwerpen en in prenten en schilderijen.

Nederlanders door Chinese schilder
Zhang Rulin, drie Nederlanders met rood haar, 1738, Rijksmuseum, Amsterdam

Vanaf het moment dat de eerste Hollanders voet aan wal zetten in China brachten lokale kunstenaars deze ‘roodharige barbaren’ in beeld. Een rolschildering door Zhang Rulin uit 1738, toont twee volwassenen met vlammend rood haar en geloken ogen en zelfs het blauwogige kleintje op de grond is real ginger!

Vanuit westers oogpunt werd het onbekende China zoals gezegd lange tijd gezien als een mysterieus land. De eerste Europeanen wisten niet wat ze zagen. Het door vooroordelen en mythes gekleurde beeld maakte gaandeweg plaats voor begrip en bewondering voor de buitengewone intelligentie van de Chinezen, zoals Hugo de Groot in een publicatie uit 1602 al opmerkte.

Anderzijds bleken westerlingen bij nadere kennismaking minder barbaars dan gedacht. Vooral hun technische kennis onder andere op het gebied van scheepvaart en navigatie, maakte veel indruk. Keizer Kangxi (1654-1722) was vooral geïnteresseerd in kennis op astronomisch gebied. Twee portretten van Keizer Kangxi illustreren de verschillen tussen oost en west.

Kangxi
Caspar Luyken, Kangxi, keizer van China, 1698, Rijksmuseum, Amsterdam
Kangxi
Emperor Kangxi reading, Qing Dynasty, na 1644, Palace museum, Bejing, China

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De telescopen, automaten en uurwerken van de Jezuïeten, pioniers in de contacten tussen oost en west, openden deuren die voor anderen gesloten bleven. Ferdinand Verbiest (1623-1688) kreeg, evenals zijn voorgangers Matteo Ricci en Athanasius Kirchner, toegang tot de Verboden Stad. Verbiest corrigeerde de Chinese kalender en berekende een aantal zons- en maansverduisteringen die, gepresenteerd als voorspellingen van de keizer zelf, diens positie als zoon van de hemel bevestigden.

Eclipsis solis
Ferdinand Verbiest, Typus eclipsis solis, 1669, chronologie van zons- en maans-verduisteringen, bijzondere collecties Universiteit Leiden

Verbiest wist het tot hoofd van het keizerlijk astronomisch bureau te brengen. Als vertrouweling van Keizer Kangxi werd hij zelfs kind aan huis in de Verboden Stad. In de museumcollectie van de Verboden stad zijn nog verschillende automaten, uurwerken en astronomische instrumenten uit die tijd te zien. Zoals een door Verbiest ontworpen bolvormige astrolabe op een met draken versierd bronzen onderstel.

Verbiest, ontwerp astronomisch uurwerk
Ferdinand Verbiest, Liber Organicus, 1674, ontwerp voor een astronomisch observatorium, bibliotheque nationale de France
Equatorial instrument
Ferdinand Verbiest, Astronomisch observatorium op een met draken versierde bronzen sokkel voor keizer Kangxi. Palace Museum Bejing.

 

 

 

 

 

 

 

 

Het mes sneed (tijdelijk) van twee kanten. Even leek het erop dat de blijdschap van de keizer de Jezuïeten ongekende kansen zou bieden voor de verkondiging van het christelijk geloof. Maar niet iedereen was blij met het hun optreden. De paus en de curie waren van mening dat de Jezuïeten ‘te Chinees’ waren geworden. In 1773 werd de orde, die in 1814 haar comeback zou maken, door paus Clemens XIV officieel opgeheven. De bul werd in veel overzeese missiegebieden niet geëffectueerd, maar deze had voor het christendom in China grote gevolgen. Als reactie van de keizer op dit pauselijk edict wordt het christelijk geloof in China verboden. De keizer wenste geen buitenlandse inmenging.

Een eerste uitgebreide Nederlandse publicatie over China werd bezorgd door Johan Nieuhof, een globetrotter die eerder al verslag deed van een reis naar Nederlands Brazilië. Tussen 1655 en 1657 nam hij deel aan een handelsmissie naar China. Zijn ervaringen tekende hij op in zijn Beschrijving van ‘t Gesandschap der Nederlndsche Oost-Indische Compagnie aen den grooten Tartarischen Cham nu Keyser van China, (1665).

Het is een rijkelijk geïllustreerd encyclopedisch naslagwerk, waarin behalve het bezoek aan de Verboden Stad ook de zeden en gewoonten, de flora en fauna van China worden besproken. Gebaseerd op eigen waarneming en ten dele ontleend aan publicaties van missionarissen als Athanasius Kircher. Nieuhofs boek bevat -als een 17e eeuwse Lonely Planet– zelfs een routekaart en stadsgezichten van o.a. Batavia, Kanton Macao en Peking. Op een van de wanden is een blow-up aangebracht van een prent uit Nieuwhofs boek. Deze geeft een impressie van de ontvangst in de Verboden Stad.

Titelpagina Nieuhof
Atelier Jacob van Meurs, titelpagina in: Johan Nieuhof: Het Gezandtschap van de Nederlandtsche Oost-Indische Compagnie Amsterdam 1665, UVA bijzondere collecties

Alle figuren kijken de museumbezoeker aan, alsof ze even kijken naar de lens van een anachronistische fotograaf, of mochten ze de keizer niet in de ogen kijken?

Nieuhofs boek werd kort na publicatie al in diverse talen, waaronder Latijn, uitgegeven. De 150 door de uitgever deels opgeleukte afbeeldingen, gebaseerd op originele tekeningen van de auteur, zijn beeldbepalend geworden voor de Europese kijk op China. Nieuhofs tekening van een pagode met naar Chinees gebruik het oneven aantal van 9 verdiepingen bijvoorbeeld, werd in latere edities van een extra laag voorzien. De pagode die in de Engelse Kew Gardens verrees, is gemodelleerd naar dit foute voorbeeld.

 

Nieuhofs illustraties stonden ook model voor de afbeeldingen op Delfts blauwe tegels. Zoals de afbeelding van de keizer met de wereldbol, de bedienden met vaandel en de man in het schandblok, die eveneens figureert in een van de plinttegels van het museumgebouw. Op een andere zien we een kleine pagode, eveneens geïnspireerd op Nieuhofs Porecelijne toren van Nanking, die bovendien weer model stond voor de Delftse vinding van de torenhoge tulpenvazen!

Porcellyne tooren
Atelier Jacob van Meurs, Porcellyne Tooren, Johan Nieuhof: Het Gezandtschap van de Nederlandtsche Oost-Indische Compagnie Amsterdam 1665, UVA bijzondere collecties
Tulpenvaas
Tulpenvaas, piramidevorm, foto; Gert Jan van Rooy

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

In Nederland waren deze tegels populair, maar toen de Hollanders bij een bezoek aan de keizer als tribuut een partij van deze blauwwitte tegels meebrachten, noteerde een Chinese klerk in de annalen van 1686, dat de gezanten deze een volgende keer niet meer mee hoefden te brengen (…). Liever ontving de keizer westerse jachtgeweren, kanonnen, uurwerken en astronomische instrumenten. Aan deze laatste wens hadden de Jezuïeten, eerder ook al gehoor gegeven. In de Verboden Stad zijn deze nog steeds te bewonderen.

Nieuhofs illustraties vormden nog lange tijd een inspiratiebron voor de Chinoiserie, een 18e eeuwse rage voor quasi Chinese afbeeldingen en decoraties.

Informatie over China las de Nederlandse lezer ook in Olfert Dappers Gedenkwaerdig bedrijf der Nederlandsche Oost-Indische Maatschappye op de kuste van het Keizerrijk van Taising of Sina, uit 1670. Dapper, die nooit in China geweest was, fungeert als doorgeefluik van andermans waarnemingen. Zoals informatie van de Jezuïet Adriano De Las Cortes, die in 1625 zijn lotgevallen als schipbreukeling had opgetekend. Hij schreef o.a. over geneeskrachtige Chinese wortels en kruiden, zoals het  levensverlengend ‘duizendjarig kruit’, dat zelfs wit haar weer zwart kan maken en ‘sina’, ook ginseng genoemd. Hier verdient Dr Vogel tot op de huidige dag nog goed aan.

De grote afwezige in de Haarlemse expositie is Dirck Pomp, beter bekend als Dirck China, die in 1585 in Portugese dienst al naar het Verre Oosten reisde en zijn landgenoten wees op handelsmogelijkheden met China en Japan. In 1592 verscheen zijn Tesoor der Zeevaart, waarin hij vertelt: In Sina woont seere goet volck ende is een landt seer ryck van Gout, Edel ghesteente, alderhande syde, Perlen, Perlemoer, Camfer, Quicksilver, Rhabarber, Goutdraet, Muscus ende van al dat men mach bedincken,[…]… D’inwoonders… hebben Afgoden als Duyuelen in hun kercken gheschildert die sy eeren. Sy laten hun nagels groeyen also lanck als sy mogen, […] D’inwoonders van desen lande zyn brassers, sy eten alderhande spyse, maer liever van een hont dan van eenich ander wiltbraet oft gedierte. Sy maecken henlieder wyn oft dranck van Rys, […] nochtans zyn sy cloecksinnighe lieden, die alle dinghen connen seer subtylyck ende scherpsinnich maecken’….

De tentoonstelling laat ook nieuwsbrieven zien, voorlopers van onze kranten, zoals de Oprechte Haarlemse Courant en een nieuwsbrief door Chrispijn de Passe, het Kort en bondigh verhaal van ’t schoone eyland Formosa uit 1661, waarin het verlies van het huidige Taiwan aan de Chinese krijgsheer ‘Coxinga’ wordt beschreven. In deze nieuwsbrief rechtsonder ook een klein geïllustreerd bericht over de moord op een aantal gereformeerde zendelingen…’hier worden se aan de boomen genagelt’…, aldus het bijschrijft. Van tijd tot tijd werden christenen in China vervolgd. De uitoefening en verbreiding van het christelijk geloof wordt in de vroege 18e eeuw definitief verboden.

Confiture set
Confiture set, blauw porselein, China

In de tentoonstelling zijn ook minder bekende modellen van Chinees porselein te zien, zoals een confiture set, met afbeeldingen van Chinese goden. Een van hen draagt een swastika op de borst, hier niet in negatieve zin, zoals wij het symbool kennen, maar in de oorspronkelijke, gelukbrengende betekenis.

Rubens_Yppong
Portret van de Chinese koopman Yppong, circa 1617, door Peter Paul Rubens

Met de retourschepen van de VOC kwamen ook weleens Chinezen mee. Zo zette in 1600 de Chinese koopman Yppong voet aan wal in Middelburg, waar hij niet alleen qua uiterlijk, maar ook qua innerlijk opzien baarde, want hij liet zich dopen!

Tijdens de voorbereidingen van de huidige tentoonstelling werd het portret van Yppong herkend in een van de figuranten op het altaarstuk van Peter Paul Rubens, De wonderen van de Heilige Franciscus Xaverius, uit 1618 in het Weense Kunsthistorisches Museum.

Menige bezoeker wacht een verrassing bij het zien van een model van de zeilwagen van Simon Stevin zoals we leerden op school. Maar wat blijkt? Simon Stevin had deze vinding niet helemaal of zelfs helemaal niet van zichzelf. De wagen werd gebouwd naar Chinees ontwerp. Op het Scheveningse strand bereikte de opgetogen Prins Maurits er een behoorlijke snelheid mee. Het enthousiasme van de prins deel ik volkomen. Op een zogenoemde ‘mazo-dag’ van de Technische Universiteit Delft sjeesden wij, moeders, op het strand van Ouddorp oerend hard in een moderne variant van dit 17e eeuwse concept.

Mallewagen
Hendrick Gerritsz Pot, Flora’s Mallewagen c. 1637, Frans Hals Museum, Haarlem

Een schilderij met zeilwagen van Hendrick G. Pot uit de vaste collectie van het Frans Hals museum vond hier heel toepasselijk ook een plekje: Flora’s Mallewagen uit 1637.  Maar wie zijn die passagiers met hun hoofdbedekking getooid met tulpen? Ook Flora houdt enkele tulpen in de hand en in de vlag zien we ze eveneens, gestoken in een zotskap. Dit symbool van de dwazen vormt de sleutel tot het begrip van de voorstelling. Niet het rijden in zo’n zeilwagen wordt afgekeurd, maar met de hoge snelheid waarmee deze op de zee afkoerst wordt de waan van die dagen, de tulpomanie, aan de kaak gesteld. Anno 1637 stortte de windhandel in tulpen in. Het hebzuchtige volk loopt achter de tulpenwagen aan.

Terug naar de ontmoeting tussen Oost en West. Niet alle ontdekkingen uit China vielen in de Nederlanden in goede aarde. Dat de Chinese beschaving ouder zou zijn dan de Europese stelde calvinisten voor grote problemen. Zij zagen de bijbel als maatgevende historische bron. De zondvloed beschreven in Genesis, zou aldus knappe koppen in die tijd hebben plaats gevonden in 2349 v. Chr.  Hoe viel dit te rijmen met de Chinese tijdrekening die al rond 5000 v. Chr. een aanvang zou hebben genomen? Missionarissen die hiermee geconfronteerd werden deden het af als een misrekening van de Chinezen, doordat ze zelf geen wijs konden uit hun onleesbare karakters! In de calvinistische Nederlanden zette Isaäc Vossius de gevestigde bijbels-historische orde op zijn kop met zijn publicatie: De echte ouderdom van de wereld, waarin hij stelt dat tot nu toe niemand de juiste versie van de Heilige schrift heeft gelezen. Deze wetenschap vormde voer voor filosofen als Spinoza en Descartes, die de bijbel als historische bron reeds hadden afgewezen. Anderen zagen een parallel tussen Spinoza en de grootste Chinese wijsgeer Confucius. Na zijn kennismaking met China bezorgde Pieter van Hoorn in 1675, daarin bijgestaan door de Chinees ‘Michael Alfonsus’, een vertaling van Confucius ‘Gesprekken’: Eenige vorname eygenschappen van de waren deugdt…… getrocken uyt den Chineschen Confucius.

Ook de toenmalige ‘dichter des vaderlands’ Joost van den Vondel, was door zijn ontmoeting met twee Chinezen de missionaris Martino Martini en de bekeerde Chinees, Dominicus geïnspireerd tot het schrijven van zijn Chinese toneelstuk Zungchin, of ondergang der Sineesche heerschappye, over het einde van de Ming-dynastie. Het eerste bedrijf begint met een filmische beschrijving avant-la-lettre: …’…’Hier staenwe op ’t voorhof van het keizerlijk Peking, de hoofdstadt van heel Sine, en zien aen ’s hemels ring de zon alree gedaelt ….’

Vondel heeft daarin oog voor de emoties van het keizerlijk paar dat zich verhing aan een boomtak. Jaren geleden liep ik ‘door de achterdeur’ van de Verboden Stad even naar die verstilde plek, hoog op een heuvel, waar de laatste keizer van de Ming dynastie afscheid nam van het leven. Zou Vondels stuk ooit nog eens op de planken komen?

In een ets van Rembrandt uit 1655 is te zien dat Chinese invloed ook is doorgedrongen in de studeerkamer van de apotheker Abraham Frantzen. Aan zijn bureau, waarop een Chinees beeldje, bestudeert hij  een rolschildering. In de vitrine ernaast ziet de bezoeker voorbeelden van in Delft nagemaakte ‘Chineesjes’. Een beeldje van de moedergodin van het mededogen Guanyin naast een wit porseleinen beeldje van Patai, de lachende Chinese god van de voorspoed.

De moedergodin van het mededogen Guanyin

 

Patai, de lachende Chinese god van de voorspoed

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Interessant zijn ook voorbeelden van het zogenoemde Chine de Commande, zoals een Chinees bord waarop een Rotterdamse volksopstand te zien is: de Costermans oproer, van na 1690.

Chine de Commande
Chine de Commande, Costerman’s oproer, ca. na 1670

Tegen het decor van Hollandse trapgeveltjes zijn de opstandelingen –met Chinese ogen- volop bezig met het opnemen van dakpannen, om de oproerpolitie te gaan bekogelen? Tenslotte geeft de tentoonstelling ook antwoord op de vraag: Waarom in Haarlem? Naast het bekende Delfts blauw werd ook Haarlems Blauw gemaakt, zoals een op Wan-li porselein geïnspireerde schotel met vogels en bloesemtakken daterend van het midden van de 17e eeuw.

 

 

Chinees porselein is op talrijke 17e eeuwse stillevens te zien, zoals in Willem Claesz Heda’s Stilleven met pastei en zilveren kan.

Heda_Stilleven
Willem Claesz Heda, Stilleven met pastei en zilveren kan en bord van Chinees porselein, 1658, Frans Hals Museum, Haarlem

Over de ontwikkeling van deze maaltijdstillevens leest u binnenkort in mijn bespreking van de tentoonstelling: Slow Art: stillevens in de Gouden Eeuw, in  het Mauritshuis.

Links:

Frans Hals Museum Haarlem

Palace Museum Bejing

Geverifieerd door MonsterInsights