Daubigny, Monet en Van Gogh: Impressies van het Landschap. t/m 29 januari 2017 in het Van Goghmuseum, Amsterdam

 

Van Gogh, tuin van Daubigny
Vincent van Gogh, De tuin van Daubigny, 1890, collection R.Staechlin

Oud nieuws… het verhaal over Van Goghs Tuin van Daubigny geschilderd op een theedoek? Voor wie deze anekdote eerder hoorde misschien wel, maar leuk voor wie het verhaal niet kent. Wanneer Vincent van Gogh, enigszins hersteld van zijn waanzin, in 1890 verhuist om rust te vinden en een nieuwe arts te bezoeken, komt hij terecht in Auvers-sur-Oise.

Van Gogh, De tuin van Daubigny,1890, Van Gogh Museum Amsterdam
Van Gogh, De tuin van Daubigny,1890, Van Gogh Museum Amsterdam

Het dorp waar Charles Daubigny in 1878 was overleden. Daar klopt hij aan bij Daubigny’s weduwe met de vraag of hij de tuin mag zien. Wanneer hij een aanvechting krijgt om de rijkelijk bloeiende tuin te schilderen legt hij de kleurenpracht -bij gebrek aan schilderslinnen- vast op de vierkante theedoek die mevrouw Daubigny hem geeft. Dit werk hangt bij de laatste schilderijen van zijn hand in de bovenzaal van de expositie, nabij een ander doek van Daubigny’s tuin.

Driehoeksverhouding

Er is altijd wel een tentoonstelling te bedenken waarin Monet, in relatie tot een andere kunstenaar van naam, gepresenteerd kan worden. In Tate Britain zag ik in 2005 de tentoonstelling Turner, Whistler, Monet, met voorbeelden van wederzijdse beïnvloeding. Nu doet Monet weer mee in de tentoonstelling Daubigny, Monet, Van Gogh gepresenteerd als een nimmer bedoelde driehoeksverhouding. Hun werk wordt in een ‘tegelijkertijd terughoudende en aanwezige’ setting door Studio Berry Slik  gepresenteerd. De inrichting is aangevuld met groot geprojecteerde filmbeelden van land, water en lucht; de elementen van het landschap. Directeur Axel Rügen licht toe: het beleid van ons museum is niet alleen Vincent Van Gogh te tonen, maar ook zijn voorlopers, tijdgenoten en navolgers. Hij noemt het een prettige bijkomstigheid dat ‘ons andere museum’, Museum Mesdag, de grootste verzameling werken van Daubigny bezit.

In de tentoonstelling wordt Daubigny’s vernieuwende invloed op Claude Monet en Vincent Van Gogh belicht en aanschouwelijk gemaakt door hun werken naast elkaar te presenteren. Behalve van Daubigny’s invloed op Monet was ook sprake van wisselwerking tussen beide. Bij sommige werken vraag je je zelfs af: wie beïnvloedde nou wie?

Daubigny, appelbloesem
Daubigny, Appelbloesems, 1873, The Metropolitan Museum of Art, New York

In de laatste expositiezaal komt Van Gogh in beeld. Hij koesterde een levenslange fascinatie voor het werk van Daubigny, waarmee hij als jongeman in dienst van kunsthandel Goupil, al kennis had gemaakt. Toen Van Gogh besloten had om schilder te worden schreef hij aan zijn broer Theo dat hij geïnspireerd werd door Daubigny ’Ik zag een Daubigny in de bloeiende boom’. In de expositie hangen ze bij elkaar: een realistisch vorm gegeven traditionele bloeiende boom van Daubigny, Appelbloesems uit 1873 en een van de doeken met bloeiende bomen van Van Gogh, de Witte boomgaard uit 1888.

Van Gogh, boomgaard
Vincent van Gogh, de witte boomgaard, 1888, Van Gogh museum, Amsterdam

De boomgaard waarin Van Gogh later inzoomde op de Bloesemboom, geschilderd voor Theo bij de geboorte van diens zoontje Vincent Willem. Bij deze bloesembomen hangt ook, als traîte-d’union, een doek met bloeiende fruitbomen, Lente, van Monet uit 1873,  dat wel in een heel ander perspectief geschilderd is dan de appelbloesems van Daubigny. Het is alsof je zo die zonnige boomgaard zo

Monet, Lente, spring, printemps
Claude Monet, Lente (fruitbomen in bloei), 1873 The metropolitan Museum of Art, New York

kunt binnenstappen. Met enig
inlevingsvermogen ruik je zelfs de zoete bloesemgeur; l’air du (prin)temps!

Trouwens, ook Camille Pissarro liet zich door Daubigny’s inspireren met zijn Bloeiende Boomgaard in Louveciennes.

 

 

In deze zaal hangen drie schilderijen met klaprozen. Daubigny’s Velden in juni, 1874;  Claude Monets Veld met Klaprozen uit 1881 en Vincent van Goghs gelijknamige versie, uit 1890.

Daubigny, velden, Juni
Daubigny, Velden in Juni, 1874, Herbert F. Johnson Museum of Art, Ithaca
Monet, klaprozen
Claude Monet, Veld met klaprozen, 1881, Museum Boymans van Beuningen, Rotterdam

 

 

Gogh, klaprozen
Vincent van Gogh, veld met klaprozen, auvers sur Oise, 1890, Gem. Museum den Haag, Rijksdienst voor het Cultureel erfgoed

 

 

 

 

Hier is hun uiteenlopende benadering van hetzelfde onderwerp goed te zien. De eerste geeft een tamelijk glad gepenseelde impressie van werkers die nog tot laat in het veld staan; de zon zakt al weg achter de wolken en er tekent zich een maansikkeltje af. De tweede is een impressionistische scène op klaarlichte dag, waarin de horizon iets hoger ligt. Daarnaast het veld met dynamisch weergegeven klaprozen van Van Gogh, waar we middenin staan. In de achtergrond een dorpje en boven een bomenrij een stukje zinderende lucht, dat hier nog minder dan een derde van het doek inneemt.

Daubigny, ondergaande zon, Villerville
Daubigny, Ondergaande zon bij Villerville, c. 1876, De Mesdag Collectie, den Haag

In dezelfde ruimte bevinden zich enkele zonsondergangen die Daubigny, vanuit hetzelfde standpunt, in de loop van de jaren ’70 schilderde. De verschillen zijn miniem. Twee versies van Ondergaande zon bij Villerville – waarvan er een gebruikt wordt als het  posterbeeld van de tentoonstelling –  worden vergeleken met een ondergaande zon van Monet.

 

Turner, Calais, low water,collecting bate
Turner, Calais sands at low water poissards collecting bait, 1832, Bury Art Museum, Bury Greater Manchester

De Ondergaande zon bij Villerville met de twee wandelende figuurtjes, doet mij eerder denken aan William Mallord Turner’s Calais sands at low water poissards collecting Bait uit 1830, dat hij zeker gezien moet hebben. Ook Daubigny’s Strand bij eb uit 1876 , wijst in in dezelfde richting, maar de onmiskenbare invloed van de revolutionaire Brit wordt niet genoemd.

Monet, soleil couchant, zonsondergang
Claude Monet Zonsondergang op de Seine bij Lavacourt, wintereffect, 1880. Musée des Beaux-Arts de la Ville de Paris, Petit Palais.

Ze worden, als gezegd, vergeleken met een werk van Claude Monet, Zonsondergang op de Seine bij Lavacourt, uit 1880, als substituut voor diens veel bekendere Impression Soleil Levant dat de tentoonstellingsmakers in verband met de naam impressionisten die daarvan is afgeleid, liever, hadden getoond, maar dat het Musée Marmottan Paris niet mag verlaten.

Monet Impression soleil levante
Monet, Impression soleil levante, Musee Marmottan Monet, Paris

Gevraagd naar de titel van het naamloze werk dat Monet had ingezonden op de Salon des Refusé’s van 1873 antwoordde Monet: noem het maar Impression Soleil Levant, waarmee de (scheld)-naam van een nieuwe stroming was geboren: de impressionisten. De criticus die dit schreef bedoelde het beslist niet als compliment!

 

De tentoonstelling eindigt met impressies van het landschap rond Auvers-sur-Oise, waar Vincent van Gogh zich op 27 juli 1890 het fatale schot toebracht. Werken met boerderijen en korenvelden illustreren deze laatste periode van Van Goghs arbeidzame leven. Voor meer informatie over Vincent van Gogh, zie mijn bijdrage op dit blog.

Na-Aper
Kent u de atelierboot van Monet? Het drijvende atelier waarmee hij vanaf de jaren ‘60 prachtige impressies van het omringende landschap schilderde.

Monet, atelierboot
Claude Monet, De atelierboot, 1874, Museum Kroller Muller, Otterlo

Het bestaan van Monets schilderboot is diep verankerd in het collectieve geheugen van kunstliefhebbers, maar wist u dat Charles-Francois Daubigny al eerder op dit idee kwam? Verknocht aan water was hij met zijn atelierboot Le Botin vaak op de Franse rivieren te vinden. Aan boord werkte hij niet alleen, maar hij gebruikte daar ook de maaltijd, die getuige een ets uit Middagmaal op de boot niet uit een simpele baguette met brie bestond!
Zo rustig als het oogt in de prent, was het overigens lang niet altijd. Wanneer een stoomboot langs komt gaat het bootje  flink heen en weer!

Daubigny, ets, middagmaal, boot
Daubigny, Middagmaal op de boot (uit Reis met de boot), 1862, Bibliotheque nationale de France, Parijs
Daubigny, stoomboten, ets,
Daubigny, Kijk uit voor de stoomboten (Reis met de boot) 1862, ets, Bibliotheque nationale de France, Parijs

 

 

 

 

 

 

Daubigny, atelierboot
Daubigny, de Atelierboot, 1862, Rijksmuseum, Amsterdam

In de expositie zijn niet alleen prenten van de boot te zien, maar de atelierboot van Daubigny is, compleet met schilder attributen, in replica aanwezig. Vanaf een bankje ziet de bezoeker een film over het werken vanaf het water. Langs de wand van deze zaal hangen prenten met landschappen gemaakt vanaf de boot. Op zoek naar nieuwe gezichtspunten werd ‘Le Botin’ door een sleepboot verplaatst of als trekschuit voortgetrokken, zoals wanneer je  goed kijkt te zien is in het schilderij Jaagpad aan de oevers van de Oise, ca. 1875.

Daubigny, jaagpad, oise
Daubigny, Jaagpad aan de oevers van de Oise, ca. 1875, De Mesdag collectie, Den Haag

Op een grote rivierenkaart zijn de plekken gemarkeerd waar Daubigny met zijn boot gewerkt heeft. Het landschap  waargenomen vanaf het water leverde verrassende werken op. Het ven van Gylieus uit 1853, leverde hem tijdens de Salon zelfs een medaille opEen soortgelijk landschap mooi gespiegeld in het verstilde Riviergezicht met eenden uit 1859, in National Gallery, waarop je rechts nog net Le Botin kunt zien. 

Daubigny, ven, Gylieu
Daubigny, Het ven van Gylieu, 1853, Cincinnati Art Museum, Cincinnati OH
Daubigny, riviergezicht met eenden, le Botin
Daubigny, Riviergezicht met eenden, (en ‘le Botin’), 1859, The National Gallery, Londen

 

 

 

 

 

Mooi, maar niet iedereen was enthousiast: critici vonden deze werken onvoltooid. Toch vonden Daubigny’s frisse, schetsmatige impressies van het landschap al snel kopers, zelfs tot in Amerika aan toe.

Hoewel het schilderen van onbeduidende stukjes landschap ongebruikelijk was, stonden Daubigny en Monet in hun onderwerpkeuze niet alleen. Steeds meer kunstenaars stapten af van het academische devies om historiestukken, werken met bijbelse, mythologische of historische onderwerpen, te schilderen. Nu trokken zij er op uit om de natuur ‘en plein air’ vast te leggen. Schilders van de School van Barbizon, zoals Theodore Rousseau, Jean-Baptiste Corot en Johan Barthold Jongkind deden dat sinds 1830 ook al. Het werken in de open lucht werd bevorderd door het gemak van kant-en-klare verf in tubes en de

Daubigny, het vertrek
Daubigny, Het vertrek (uit Reis met de boot), 1862, ets Bibliotheque nationale de France, Parijs

mogelijkheid om sinds de aanleg van de eerste spoorwegen eenvoudiger te reizen. Zie de prent Het vertrek, waarin reizigers de waarschuwing om niet uit de ramen te hangen negerend, de ouderwetse vervoermiddelen over water lijken uit te wuiven ! Daubigny, Monet en Van Gogh trokken er ook op uit om buiten te werken. Ondanks dat de gezaghebbende 19e eeuwse kunstcriticus Theophile Gautier de landelijke impressies van Daubigny ruw en onvoltooid vond werden zijn verrichtingen met veel belangstelling gevolgd door de impressionisten Pissarro en Sisley, van wie eveneens werk te zien is. Daubigny wordt als de pionier van de impressionisten gezien. In diezelfde periode was in Nederland ook een kunstenaar werkzaam die verzot was op water: Hendrik Willem Mesdag. Dankzij diens enthousiasme voor Daubigny bezit Museum Mesdag nu een grote collectie werk van deze kunstenaar.
Het is bijzonder dat ook Van Gogh, als tijdgenoot en daarom nog niet vanuit ons perspectief, in Daubigny, al het ‘begin der groote revolutie in de kunst’ zag, zoals hij schrijft aan zijn broer Theo. Dat geldt niet alleen voor de reeds genoemde bloesembomen en klaprozen, maar ook voor Daubigny’s monochrome landschap onder een zwaar bewolkte lucht in Maaiers, waarvan we in Vincents Korenveld onder onweerslucht uit 1890, een echo zien. Hij waardeerde Daubigny omdat deze niet alleen met zijn oog, maar ook met zijn hart schilderde, en daarmee emotie wist over te brengen; ook Vincent Van Gogh’s drijfveer.

Korenveld onder onweerslucht, 1890
Vincent van Gogh, korenveld onder onweerslucht, 1890, Van Gogh Museum , Amsterdam
Daubigny, de maaiers
Daubigny, De maaiers, ongedateerd, Museum Gouda

Vroeg werk
De tentoonstelling laat voorbeelden zien van Daubigny’s vroege stijl met academische historiestukken en Italiaanse landschapjes op klein formaat, die wortelen in de classicistische landschapstraditie. Zoals De Kruising bij le Nid de l’Aigle, bos van Fontainebleau, 1843. Ook zien we verwantschap met 17e eeuwse meesters als Philips de Konink en Ruysdael van wie Daubigny de befaamde dreigende wolkenluchten overnam. De 17e eeuwse inspiratiebron voor zijn Veerboot bij Bonnieres-sur-Seine uit 1861 DIA blz. 84 laat zich gemakkelijk raden. Voor wie dit niet meteen paraat heeft, denk aan Het Ponteveer door Esaias van de Velde, uit het Rijksmuseum.

Daubigny, veerboot, Bonnieres
Daubigny, Veerboot bij Bonnieres, 1864, Museum der bildenden Kunste, Leipzig

Vooruitlopend op mijn latere opmerkingen over wisselwerking tussen deze kunstenaars, komen we hetzelfde onderwerp, een veerboot, eveneens tegen in Pissarro’s De Marne bij Chennevières uit 1864-65.
Daubigny’s vroege dramatisch belichte Italianiserende landschappen, als Landschap bij Crémieu, van ca. 1849, zijn veeleer idyllisch dan realistisch van sfeer. Gaandeweg wordt  Daubigny’s toets losser en hij gaat experimenteren met kleur en verf, dat hij, zoals Rembrandt, bewerkt met zijn paletmes. Mooi te zien in zijn Rotsen bij Villerville (1864-72)  dat beschouwd wordt zijn eerste (deels) en plein air geschilderde werk. De in de verf zichtbare sporen van een paletmes worden toegeschreven aan een aanvaring met de hoorns van een rund!

Daubigny, rotsen, Villerville
Daubigny, rotsen bij Villerville, 1864-1872, De Mesdag collectie, den Haag

Deze vernieuwende schilder, was ook een kind van zijn tijd. Hij was werkzaam als restaurateur in het Louvre en hij was lid van de jury van het gevestigde instituut de Salon. Dit was niet onbelangrijk, want in die functie kon hij in 1868 een goed woordje voor de impressionisten doen!

 

Wisselwerking
Sinds de jaren ’70 wordt zelfs een wisselwerking zichtbaar tussen de impressionisten en Daubigny. Hij hanteert, onder invloed van Monet, een lichter palet in vluchtige natuur impressies. Zoals we konden zien in zijn Ondergaande zon bij Villerville, uit 1874 en Monets Zonsondergang op de Seine bij Lavacourt, 1880. Niet alleen Monet, maar ook Pisarro raakt onder de indruk van Daubigny. Zij hebben contact met elkaar in Londen , waar zij wegens het uitbreken van de Frans-Pruisische oorlog in 1870 als refugiés verbleven. Zakelijk ontmoetten zij elkaar ook bij de toonaangevende kunsthandelaar Durand Ruel. Op de paarse wanden zijn de werken uit de Londense periode tentoongesteld. Op de aangrenzende wand krijgt de bezoeker een impressie van de Hollandse werken.

Daubigny, molens, Dordrecht
Daubigny,Molens bij Dordrecht, Salon van 1872, Detroit Institute of Ar
Monet, molens, zaandam
Claude Monet, Molens bij Zaandam,1871, Ashmolean Museum, Oxford

 

 

 

 

 

Daubigny en Monet reisden na Londen namelijk gezamenlijk naar Holland. Waar water en molens op het programma stonden. In deze zaal hangt Daubigny’s Molens bij Dordrecht uit 1872, gedaan in een Rembrandtesk palet van bruintonen, dat weer opgepikt werd door Van Gogh in zijn Brabantse fase en Monets Molen bij Zaandam, uit 1871. Hetzelfde onderwerp, maar wat een verschil in uitvoering!

Vergelijk tenslotte ook Monets Pointe de la Heve, dat hij in navolging van Daubigny aan het strand van St. Adresse schilderde, met Daubigny’s Rotsen bij Villerville, 1864-72. Behalve deze geschilderde landschappen worden in het prentenkabinet van het museum schetsen en tekeningen getoond die het drietal in de open lucht hebben gemaakt.

Perspectiefwisseling
Anders dan Van Gogh was Daubigny tijdens zijn leven al succesvol; terwijl Vincent tijdens zijn leven maar een enkel werk verkocht. Maatschappelijk gezien was Daubigny, anders dan Van Gogh, ook gearriveerd. Hij had vrouw en kinderen, waarvan Vincent, die voortdurend blauwtjes liep, alleen maar van kon dromen. Dat brave leventje van Daubigny levert echter geen boeiend scenario voor een film, terwijl het leven van Vincent van Gogh haast niet te filmen is!

Over Daubigny’s leven en werk is tot heden slechts een inmiddels verouderde biografie geschreven. Terwijl het aantal publicaties over Van Gogh, thans de beroemdste 19e eeuwse schilder, ontelbaar zijn. Deze week werd weer een, zij het dubieus, exemplaar over de vondst van een onbekend schetsboek, aan de rij toegevoegd. Daubigny, die in deze tentoonstelling een prominente rol speelt, is lang in de vergetelheid geweest. Hoe dat komt? Conservator Maite van Dijk meent dat Daubigny na zijn dood in 1878 ondergesneeuwd is door het succes van de impressionisten. Veel van zijn werk was bovendien in Europa uit beeld geraakt, want verkocht aan Amerikanen.

Conclusie

Het was in Daubigny’s tijd, waarin de academische stijl nog bon ton was, ongebruikelijk om doodgewone landelijke onderwerpen te schilderen. Een bloeiende fruitboom of het binnenhalen van de oogst als autonoom onderwerp en dan ook nog met schetsmatige, vlotte toets neergezet was ondenkbaar! Critici hadden er aanvankelijk geen goed woord voor over, maar voorstanders en kunstbroeders als Monet en Pissarro zagen in hem een voorbeeld. Vincent van Gogh waardeerde Daubigny’s stijl en onderwerpkeuze omdat hij niet alleen met het oog, maar ook met het hart schilderde! In Daubigny’s losse schilderwijze  zouden de impressionisten Monet en Pissarro en later Vincent van Gogh zich, zoals we bij de bloesembomen en klaprozen zagen, helemaal uitleven !

De vrije penseelvoering van Daubigny leidt bij Van Gogh tot navolging met een kleurrijke expressieve manier van schilderen, zoals te zien in zijn laatste werken waarin korenvelden, onder dreigende luchten.

Link: Van Gogh Museum

Link: het schetsboek van Van Gogh

 

 

 

 

Hollandse Meesters uit Boedapest in het Frans Hals Museum, Haarlem, tot en met 5 maart 2017

9789462083240_hollandse-meesters-uit-boedapest-topstukken-uit-het-sz_pm_v_szeti-m_zeum_-ildik_-ember-marrigje-rikken-j_lia-t_tra_nai010_cover500pxDankzij een grote renovatie van het museum met de onuitsprekelijke naam, het Szépmüvészeti Muzeum in Boedapest, logeren ruim 80 Hollandse en Vlaamse topstukken tot en met 5 maart in het Frans Hals Museum. Conservator Marrigje Rikken heeft haar museum op eigen initiatief een mooi cadeau bezorgd ter gelegenheid van het 350e sterfjaar van Frans Hals. De Hongaarse kerncollectie bestaat uit werken bijeengebracht door leden van de adelijke familie Esterházy. Van hen was prins Miklos II de grootste verzamelaar; in 1812 stelde hij zijn collectie, die behalve Italiaanse ook 263 Nederlandse stukken telde, open voor bezoekers. Sinds 1906 is de Esterházy collectie ondergebracht in het Szépmüvészeti Museum. Misschien minder bekend, maar qua grootte en kwaliteit kan deze collectie wedijveren met verzamelingen Hollandse en Vlaamse kunst in het Louvre, de National Gallery of de Royal Collection, die nu in het Haagse Mauritshuis te zien is.  Wie daar al genoot van de prachtige genreschilderijen van Johannes Vermeer, Gerrit Dou, Pieter de Hooch en Jan Steen, kan nu in Haarlem zijn hart weer ophalen. Behalve interieurstukken en portretten is hier een scala aan thematisch gepresenteerde 17e eeuwse genres te zien. Portretten van onder andere Frans Hals, Anthony van Dyck, Jan Lievens en Johannes Verspronck, genrestukken van Jan Steen, Dirck Hals en Jan Miense Molenaer, stillevens van Willem Claesz Heda en landschappen van Salomon van Ruysdael en Jacob van Ruisdael en een betoverend winterlandschapje van Hendrick Avercamp. Evenals in het Mauritshuis zijn de werken in het Frans Hals Museum overzichtelijk in kleine zalen gepresenteerd. Uit de Hongaarse collectie die uitgegroeid is tot 400 Hollandse en Vlaamse stukken, zijn kunstenaars gekozen die een band hebben met Haarlem, destijds een belangrijk, vernieuwend kunstcentrum.

Zevenentwintig tekeningen van de hand van o.a. Jan de Bray, Hendrick Goltzius, Karel van Mander, Rembrandt van Rhijn en Frans Post verlenen de tentoonstelling een extra dimensie. Prachtig op lessenaars getoond in de Regentenzaal nodigen deze uit tot rustig kijken en genieten van de spontaan neergezette creatieve impressies. De tekening van Jacob Adriaenszn Backer van Het feestmaal van Antonius en Cleopatra doet mij denken aan een schilderij in de Royal Collection met het zelfde onderwerp door de Haarlemmer Jan de Bray, waarin Cleopatra een kostbare parel oplost in een glas azijn dat ze daarna opdrinkt. Van Adriaan van Ostade’s  tekening van een Boerenfamilie, ca. 1640 van zag ik ook een soortgelijke voorstelling in het Mauritshuis.

Post, Braziliaans landschap
Frans Post, landschap met Braziliaanse huizen, 1636-80

De  tekening van een Braziliaans landschap door Frans Post, wiens kortgeleden in het Haarlems archief ontdekte dier-tekeningen nu in het Rijksmuseum getoond worden, spreekt mij, destijds afgestudeerd op de Nederlands-Braziliaanse periode, zeer aan. De schilder bracht tussen 1636-1644 samen met Albert Eckhout in opdracht van gouverneur Johan Maurits de Braziliaanse flora, fauna en populatie in beeld. Van deze vroegste Nederlandse impressies van de Nieuwe Wereld bezit het Frans Halsmuseum ook een schilderij met Braziliaans landschap, door Frans Post. Een landschap met een groep zwarte slaven in de voorgrond en in de verte een soortgelijke hacienda als in de tekening, onder een -typisch voor Haarlem- lage horizon onder een bewolkte lucht.

Frans Post, Braziliaans landchap
Frans Post, Braziliaans landschap, 1656, Frans Hals museum, Haarlem

Een veel gebruikte methode om schilderijen in dialoog naast elkaar te tonen is hier alleen gedaan met twee kerkinterieurs van de Nieuwe Kerk in Haarlem, door Pieter Saenredam uit respectievelijk 1653 (Boedapest) en 1652 (Haarlem). Gezien vanaf hetzelfde gezichtspunt, maar iets anders uitgewerkt; leuk voor het kijkspelletje: Zoek de Verschillen. De museumbezoeker zal het niet opvallen, maar Marrigje onthult een geheim: de geschilderde situatie komt niet overeen met de werkelijkheid. Wegens bezuinigingen is van de oorspronkelijke bouwplannen afgeweken. Het gebouw steunt op minder pilaren dan de architect Jacob van Campen had gepland, maar in deze  schilderijen heeft Saenredam, bevriend met Van Campen, de in werkelijkheid ontbrekende hoekpilaren wel aangebracht.

Saenredam, Nieuwe kerk, Haarlem
Pieter Saenredam, Interieur van de Nieuwe Kerk te Haarlem, 1653, Esterhazy collectie, Hongarije
Saenredam, Nieuwe Kerk, 1652
Pieter Saenredam, Interieur van de Nieuwe Kerk te Haarlem, 1652, Frans Halsmuseum, Haarlem

 

 

 

 

 

 

Er zijn meer voorbeelden van verwantschap tussen de Hongaarse werken en schilderijen uit de eigen collectie van het museum. Hierover worden de bezoekers middels de audiotour geïnformeerd en hopelijk geïnspireerd om ze, buiten de tentoonstelling, te gaan zien.

Frans Hals, man
Frans Hals, Portret van een man, 1652-54, Esterhazy collectie

Laten we eens een kijkje in de tentoonstelling nemen. In de eerste zaal hangen twee portretten van Frans Hals. Het Portret van een man van ca 1752-53 valt mij direct op.  Qua uitdrukking en toets in de kleding lijkt dit wel een tweelingbroertje van een portret in de National Gallery van Praag, het portret dat Hals in 1645 schilderde van de 17e eeuwse dandy Jasper Schade!  Hier hangen ook twee pendanten die Nicolaes Maes rond 1660 vervaardigde van het echtpaar Trip-De Geer. Drie jaar geleden waren zij ook te gast was maar dan geschilderd door Rembrandt, in de tentoonstelling Frans Hals. Oog in oog met Rembrandt, Rubens en Titiaan.

Hendrick Avercamp, Bevroren rivier met schaatsers, rond 1620
Hendrick Avercamp, Bevroren rivier met schaatsers, rond 1620

In het halletje naar de volgende zaal wordt de bezoeker verrast met een klein winterlandschapje door Hendrick Avercamp, Bevroren rivier met schaatsers, uit ca. 1620.  IJspret van de oud-Hollandse soort. Na enig speuren ontdekte ik niet het stereotype ontblote achterwerk van een gevallen vrouwelijke schaatser, maar wel de blote billen van iemand die in een provisorisch toilet in een omgekeerde boot, zijn of haar gevoeg doet! Daar tegenover hangt een enorme impressie van een 17e eeuwse avifauna: Gevecht tussen een pauw en een haan, waarin een kansloze haan het onderspit moet delven. Melchior de Hondecoeter haalt hier al zijn ornithologische kennis uit de kast.

Hondecoeter, gevecht tussen puw en haan
Melchior d’Hondecoeter, Gevecht tussen een pauw en een haan, na 1668

Hier hangt ook een werk van de man die beter bekend is als uitvinder van de brandspuit, Jan van der Heyden, die ons een blik vergund in een rariteitenkabinet. In zaal drie hangen wonderschone stillevens, zoals Stilleven met ham, zilveren karaf en roemer uit 1656 van Claesz Heda,  met een rauwe ham, niet negen maanden gerijpt zoals hedendaagse Italiaanse prosciuto, maar  zo’n 350 jaar later nog fris en smaakvol oogt: om zo in te bijten!

Heda, stilleven, zilveren kan, 1656
Willem Claeszn Heda, Stilleven met ham,zilveren karaf en een roemer, 1656

Interessant is het geslachte dier van Van Ostade. Even goed kijken om welk beest het gaat. Rechtsonder in het schilderij ligt het antwoord: een ossenkop. Elders in de vaste collectie bevindt zich een soortgelijk schilderijtje met een, ja met wat eigenlijk? Ook hier weer even goed kijken: het speeltje waarmee de kinderen in de weer zijn geeft het antwoord: een varkensblaas.

Ostade, slachten van een os
Isaac en/of Adriaen van Ostade, Slachten van een Os,1639

Zo’n opgespannen gedood beest met vele schakeringen bloedrood en oker: vlees, doortrokken met lillend vet, vormt tot de huidige dag een uitdaging voor kunstenaars. Behalve Van Ostade, waagde Rembrandt zich aan een dergelijk opgespannen kadaver en in navolging van deze 17e eeuwse meesters ook Francis Bacon (die vast voor een varken koos), Chaim Soutin en Marc Mulders; google maar!

Wegens kwetsbaarheid veilig achter plexiglas worden twee kleinoden getoond; een welhaast minimalistisch stilleven met Twee walnoten door Adriaen Coorte uit 1702  en een Vanitasstilleven van de hand van Edwaert Collier uit 1675.

Jan Steen, het Bordeel
Jan Steen, het bordeel, 1665-68

Bijzonder leuk zijn twee genrestukken uit Jan Steens Haarlemse periode: een Vrolijk gezelschap uit 1674 met zelfportret, en het Bordeel, uit de late jaren ’60 met prominent een dame van lichte zeden die het glas naar de beschouwer heft, terwijl de madam van het etablissement een heer, of liever, een manspersoon, binnenlaat. Leuk detail: het schilderij in het schilderij, waarin een wanbetaler na verleende diensten met een bezem wordt weggejaagd!  Er naast hangt een, in de wintermaanden actueel, werkje door Richard Brakenburgh,

Brakenburgh, Sint Nicolaas
Richard Brakenburgh, Het feest van Sint Nicolaas, ca. 1700

Het Feest van Sint Nicolaas, van rond 1700, waarbij zijn grote voorbeeld Jan Steen niet ver weg is! Interessant detail in beide schilderijen is de bol die boven het vertrekt hangt. Dit functionele object, opgehangen om meer licht in huis te krijgen, vormde evenals spiegels een uitdaging voor de schilder om met de reflectie van de binnenruimte zijn kunnen te tonen!

 

In de volgende zaal hangt Jan Vermeers Gezicht op Haarlem vanaf de duinen van Overveen uit 1670. Deze zogenoemde ‘Haarlempjes’ waren een geliefd thema, er zijn twintig varianten bekend.

Vermeer van Haarlem, gezicht op Haarlem
Jan Vermeer van Haarlem, Gezicht op Haarlem vanuit de duinen in Overveen, rond 1670

In de eigen collectie en in het Mauritshuis bevinden zich vergelijkbare stukken. Een wijds landschap onder een hoge wolkenlucht met links en rechts een buitenplaats en aan de lage einder als een baken voor de reiziger, de St. Bavo.

Leuk zijn twee landschapjes met herberg, beide de Zwaan geheten. Ze zijn niet toevallig gesitueerd aan het water, want reizigers arriveerden per trekschuit. Ze geven een interessant beeld van lang vervlogen tijden, waarin je zonder Van Gansewinkel maar moest zien hoe je van je afval afkwam. Vanaf het water in Cornelis Gerritz Deckers landschap met reizigers bij herbergDe Zwaan’, kijken we recht op de vuilstort, waar zich tussen het afval ook een afgedankt visvergiet bevindt!

Decker, herberg de Zwaan
Cornelis Gerritszn Decker, Landschap met reizigers bij herberg de Zwaan, 1643-78

Behalve Hollandse landschappen verzamelden de Esterhazy’s ook Italianiserende landschappen. Een geliefd genre dat niet alleen door schilders die naar Italië reisden werd beoefend, maar ook door thuisblijvers die de kunst afkeken van hun avontuurlijker kunstbroeders. Philips Wouwerman, expert op het gebied van paarden, situeert zijn Manege evenals Dirk Maas dat deed in zijn Italiaanse Marktplaats met ruiters in een mediterrane setting.

Dirk Maas, Marktplaats
Dirk Maas, Marktplaats in een Italiaanse stad met ruiters, 1675-1700, Esterhazy collectie.

Boven een van de stalletjes hangt een buikfles uit Chianti, zoals die in de jaren ’70 in onze tienerkamers en in de pizzeria’s fungeerden als houders van druipkaarsen!

De doorloop naar de gouden zaal toont in een verstild hoekje, twee portretjes van Rubens en Jan Lievens; resp. Een koning en een Meisjeskopje.

De goudleerzaal tenslotte vormt de perfecte locatie voor het destijds hoogst aangeslagen genre, het historiestuk. Alle besproken genres waren in de 17e eeuw populair, maar in ogen van kunstheoretici als Samuel van Hoogstraten en Gerard de Lairesse (thans te zien in RM Twenthe) was het historiestuk het belangrijkst. Stillevens en portretten vonden zij genres voor ‘zwakke geesten’, beoefend door ‘maar gemene soldaten in het veltleger van de konst’ .

Moeyaert, beker van Jozef, 1627
Claes Moeyaert, De beker van Jozef wordt gevonden in Benjamin’s zak,1627

Er hangt een prachtige Moeyaert, met De beker van Jozef gevonden in Benjamins zak uit 1627. Door hongersnood gedreven reizen de broers, die hun broertje Jozef jaren tevoren als slaaf verkochten, voor de aankoop van graan naar Egypte. Zij herkennen de tot onderkoning opgeklommen Jozef niet. Om ze een lesje te leren verstopt hij een kostbare beker in hun bagage. Hoe het verhaal afliep leest u in Genesis 37, 39-50.  Getroffen door de compositie in de stijl van de pre-Rembrandtisten, viel mij een gelijkenis op. Museum Catharijneconvent, waaraan ik als freelancer verbonden ben, bezit eveneens een werk van Moeyaerts hand: Abraham komt aan in het Beloofde land, waarin de schilder zichzelf en een aantal familieleden portretteerde. Zo’n portret historié was in de 17e eeuw geliefd. Door zich in mythologische of bijbelse setting te laten vereeuwigen, presenteren de zitters zich als personen met dezelfde deugden als de gekozen mythologische figuren. Soms ook identificeerden zij zich, zoals in het Utrechtse schilderij, met het uitverkoren volk van Israël.

Het bijbelverhaal over Jozef en zijn broers leest als een roman en inspireerde niet alleen Moeyaert tot het schilderen van een hele serie, maar ook 17e eeuwse en latere toneelschrijvers als Joost van den Vondel en de hedendaagse componisten Tim Rice and Andrew Lloyd Webber met hun musical Joseph and the amazing technicolor dreamcoat. 

De cluster van drie 17e eeuwse schilderijen met het verhaal van  Tobias en de Engel kan als een stripverhaal gelezen worden.

Lastman, Tobias, vis, 1610
Pieter Lastman, De engel en de jonge Tobias met de vis, rond 1610

 Onafhankelijk van elkaar schilderden Dirck Bleker, Pieter Lastman en Karel Dujardin verschillende episodes uit het apocriefe boek Tobith, dat verhaalt van de blinde Tobith, die zijn zoon Tobias op reis stuurt om een uitstaande schuld te innen. Onderweg dient zich een reisgezel aan; hij stelt zich voor als Azarias. Hij behoedt de jongeman voor gevaren en adviseert hem om de gal van een vis mee naar huis te nemen. Bij thuiskomst geneest Tobias daarmee de blindheid van zijn vader. Een destijds veelvuldig geschilderd verhaal, dat vooral bij calvinisten weinig bekend was. Hoe is dat zo gekomen? Het antwoord heb ik eigenlijk al gegeven: het is een apocrief verhaal. De reden waarom het bijbelboek Tobith in de kerken van de reformatie niet als canoniek geaccepteerd werd is dat er in dit verhaal gejokt wordt. De reisgenoot die zich letterlijk opwerpt als beschermengel, is de aartsengel Gabriël himself die zich uitgeeft voor een ander; incognito met hem mee reist en zijn ware identiteit pas op het laatst onthult. Gabriël heeft gelogen en dag mag niet!

Link: Tot 13 februari a.s. kunt u deze en andere werken zien in het Frans Halsmuseum.

Na bezichtiging van de genrestukken in het Mauritshuis, kan deze tentoonstelling als les 2 van de Hollandse schilderkunst van de 17e eeuw worden beschouwd.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hollandse Meesters uit Boedapest in het Frans Halsmuseum tot 13 februari in het Frans Hals Museum.

 

Dankzij een grote renovatie van een Hongaars museum met onuitsprekelijke naam, het Szépmüvészeti Muzeum, logeren ruim 80 Hollandse en Vlaamse topstukken tot 13 februari in het Frans Hals Museum. Conservator Marrigje Rikken heeft het Frans Hals Museum op eigen initiatief een mooi (tijdelijk) cadeau bezorgd ter gelegenheid van het 350e sterfjaar van Frans Hals. De Hongaarse kerncollectie bestaat uit werken bijeengebracht door leden van de adelijke familie Esterhazy, en vooral prins Miklos II.  Sinds 1906 is deze collectie Hollandse schilderkunst, aangevuld met ontbrekende stukken, ondergebracht in dit museum. Misschien is deze minder bekend, maar qua grootte en kwaliteit kan deze wedijveren met verzamelingen Hollandse en Vlaamse kunst in het Louvre, de National Gallery of de Royal Collection uit Londen, die nu in het Haagse Mauritshuis te zien is.

Wie daar al genoot van de prachtige genreschilderijen van Johannes Vermeer, Gerrit Dou, Pieter de Hooch en Jan Steen, kan nu in Haarlem zijn hart weer ophalen. Behalve binnenhuisscènes/interieurstukken en portretten, is hier een compleet scala aan thematisch gepresenteerde 17e eeuwse genres te zien is. Portretten van onder andere Frans Hals, Anthony van Dyck, Jan Lievens en Johannes Verspronck, genrestukken van Jan Steen, Dirck Hals en Jan Miense Molenaer, stillevens van Willem Claesz Heda en landschappen van Salomon van Ruysdael en Jacob van Ruisdael en een betoverend winterlandschapje van Hendrick Avercamp. Evenals het Mauritshuis, met haar kleine kabinetten, zijn de werken in het Frans Hals Museum overzichtelijk in kleinen zalen gepresenteerd. Uit de Hongaarse collectie van 400 Hollandse en Vlaamse schilderijen, heeft conservator Marrigje Rikken kunstenaars gekozen die een band hebben met Haarlem, dat destijds een belangrijk centrum was, waar vernieuwingen in de schilderkunst plaats vonden.

Zevenentwintig tekeningen, van de hand van o.a. Jan de Bray, Hendrick Goltzius, Karel van Mander, Rembrandt en de hoofdrolspeler in de tentoonstelling in het Rijks,  Frans Post verlenen de tentoonstelling een extra dimensie. Prachtig op lessenaars getoond in de Regentenzaal, nodigen deze uit tot rustig kijken en genieten van de eerste spontane inval van genoemde kunstenaars. In de tekening van Jan de Bray van Cleopatra ….DIA  Herken ik een voorstudie voor diens prachtige schilderij met het zelfde onderwerp in de collectie… Evenals Adriaan van Ostade’s Boerenfamilie, uit de jaren 1640 van wiens hand nu een schilderij met soortgelijke voorstelling te zien is in de tentoonstelling Vermeer en tijdgenoten in het Mauritshuis ! De tekening van een Braziliaans landschap door Frans Post, DIA blz 123 wiens kortgeleden in het Haarlems archief ontdekte diertekeningen nu in het Rijksmuseum getoond worden, spreekt mij zeer aan. De schilder die samen met de protagonist van mijn afstudeerscriptie, Albert Eckhout, in opdracht van gouverneur Johan Maurits de Braziliaanse flora, fauna en bevolking in beeld bracht. Van deze vroege impressies van de Nieuwe Wereld bezit het Frans Halsmuseum ook een geschilderd Braziliaans landschap, uit 1656, de voorstelling wordt geflankeerd door groene coulissen, een groep zwarte slaven in de voorgrond en een hacienda/suikermolen in de verte en -typisch voor Haarlem- een lage horizon onder een bewolkte lucht. DIA zie download

 

Anders dan de thans veel gebruikte methode om schilderijen in dialoog naast elkaar te tonen, is dat in deze tentoonstelling alleen gedaan met twee kerkinterieurs van de Nieuwe Kerk, door Pieter Saenredam, waargenomen vanaf het zelfde gezichtspunt, maar met enkele verschillen, leuk voor het kinderspellteje: Zoek de Verschillen. De museumbezoeker zal het niet opvallen, maar Marrigje onthult een geheim: de geschilderde situatie komt niet overeen met de werkelijkheid. Wegens bezuinigingen is van de oorspronkelijke bouwplannen afgeweken. Het gebouw steunt op minder pilaren dan door de architect Jacob van Campen was gepland, maar in deze  schilderijen heeft Saenredam, die bevriend was met Van Campen, de in werkelijheid ontbrekende hoekpilaren wel aangebracht.DIA’s blz. nog aanvullen

Het Hongaarse exemplaar dateert van …. Het Haarlemse

Over meer parallelen tussen de Hongaarse werken en schilderijen in de eigen collectie van het museum, worden de bezoekers via de audiotour geïnformeerd en geinspireerd om deze elders in het museum te gaan zien.

 

Laten we nu even een kijkje in de tentoonstelling nemen. In de eerste zaal vallen twee portretten van Frans Hals op. ……, dat qua uitdrukking en toets in de kleding wel een tweelingbroertje lijkt van het portret dat Hals in …. schilderde van de 17e eeuwse dandy Jasper Schade ! DIA Hier hangen ook de portretten die Nicolaes Maes in vervaardigde van het echtpaar Trip-De Geer. Dit echtpaar was hier ….. ook te gast in de gedaante van de door Rembrandt …., geportretteerden die hier 3 jaar geleden geschilderd door Rembrandt ook te zien waren in de tentoonstelling Hals, Rembrandt en Titiaan…In het halletje naar de volgende zaal wordt de bezoeker verrast met een klein winterlandschapje door Hendrick Avercamp, DIA ijspret van de oud-Hollandse soort, na enig speuren ontdekte ik niet de stereotype het ontblote achtereind van een onderuit gegane vrouwelijke schaatser, maar wel de blote billen van iemand die in een provisorisch toilet in een omgekeerde boot, zijn of haar gevoeg doet ! Daarnaast een enorme impressie van een 17e eeuwse avifauna, met een pauw die een haan te grazen neemt, waarin Melchior de Hondecoeter alles van zijn ornithologische kennis uit de kast haalt… DIA Hier hangt ook een werk van de man die beter bekend is als uitvinder van de brandslang, Jan van der Heyden, die ons … eeuwen na dato een blik vergund in een rariteitenkamer…In zaal drie hangen wonderschone stillevens, zoals dat van Claesz Heda, DIA met een rauwe ham om rauw in te bijten, niet negen maanden gerijpt, zoals de thans populaire Italiaanse hammen, maar zo’n 350 jaar na dato nog net zo fris en smaakvol oogt !

Interessaant is het geslachte dier van Van Ostade…Even goed kijken om welk beest het gaat… rechtsonder ligt het antwoord: een ossenkop. Elders in de vaste collectie bevindt zich een soortgelijk schilderijtje van een…. ook weer goed kijken; het speeltje waarmee de kinderen in de weer zijn geeft het anwoord: een varkensblaas…DIA’s  Aanvullen  Zo’n geslacht opgespannen dood beest met vele schakeringen bloedrood vlees, doortrokken met lillend vet, vormt tot de huidige dag een uitdagend onderwerp. Behalve van Ostade, waagde Rembrandt zich aan een dergelijk opgespannen kadaver en in navolging van deze 17e eeuwse meesters ook Francis Bacon (die indachtig zijn naam wellicht voor een varken koos), Chaim Soutin en Marc Mulders; google maar !

Wegens kwetsbaarheid veilig achter persplex worden twee kleinoden getoond een welhaast minimalistisch stilleven met twee walnoten door Adriaan Coorte, en een vanitasstilleven van de hand van …..

Bijzonder leuk zijn twee genrestukken uit Jan Steens Haarlemse periode,  met ….. waarin we het zelfportret van Steen ontwaren en het Bordeel, met een dame van lichte zeden liederlijk achterover hangt….. en binnenkort weer actueel een ontzettend leuk werkje door Van Brakenburg met een sinterklaasfeest, waarbij zijn grote voorbeeld Jan Steen niet ver weg is ! Interessant detail in beide schilderijen is de bol die boven het vertrekt hangt. Natuurlijk vormde deze functionele bol, bedoeld om meer licht in huis te krijgen, een leuke uitdaging voor de schilder om met licht en de reflectie van de binnenruimte zijn kunnen te tonen !

 

Jan Vermeers Gezicht op Haarlem, DIA waarvan in de eigen collectie een vergelijkbaar stuk en dat we ook kennen in een versie uit het Mauritshuis is hier prominent in de volgende zaal te zien. Fraai, wijds landschap onder een hoge wolkenlucht aan de lage horizon/einder als een baken voor de reiziger, de St. Bavo.

Leuk ook twee herbergscenes, beide de Zwaan genoemd, niet toevallig gesitueerd aan het water, waarover de reizigers per trekschuit werden aangevoerd. In tijden zonder Van Gansewinkel moest je maar zien hoe je van je afval afkwam. De ene grappig gezien aan de kant waar de vuilstort zich bevindt, tussen afgedankte huisraad ook een gebroken visvergiet !

Hier ook twee prachtige werkjes van Jan van Goyen en Porcellis, met, heel goed kijken, een schipbreuk…

Behalve Hollandse landschappen zijn ook Italianiserende landschappen te zien. Een geliefd genre dat niet alleen door Italiegangers als …. Werd beoefend, maar ook door thuisblijvers die zich inspireerden op de werken van hun meer avontuurlijke kunstbroeders.Wouwerman, expert op het gebied van paarden, situeert zijn manege in een Italiaanse setting, zo ook deed D. Maas, met zijn Italiaanse marktplaats. DIA Boven een van de onder tentzeil geplaatste stalletjes hangt een buikfles uit Chianti, zoeen, die destijds onze tienerkamers en de eerste pizzeria’s in ons land fungeerden als houders van druipkaarsen !

De doorloop naar de gouden zaal toont naast in een verstild hoekje, twee portretjes van Rubens en Jan Lievens; resp. Een koning en een meisjeskopje aanvullen

De goudleerzaal  vormt de perfecte locatie voor het destijds hoogst aangeslagen genre, het historiestuk. Alle voornoemde en navolgende genres waren in de 17e e eeuw populair, maar in ogen van kunstheoretici als Samuel van Hoogstraten en Gerard de Lairesse (thans te zien in RM Twenthe) was het historiestuk het belangrijkst. Schilders van stillevens en portretten vonden zij genres voor ‘zwakke geesten’, beoefend door ‘gemene soldaten in het veltleger van de konst’ .

Er hangt een prachtige Moeyaert, met de broers van Jozef, DIA die op diefstal van een kostbare beker worden betrapt. Getroffen door de compositie in de stijl van de pre-Rembrandtisten, viel mij nog een gelijkenis op. Het bijbelverhaal over Jozef en zijn broers, dat leest als een roman, inspireerde niet alleen Moeyaert tot het schilderen van een hele serie, maar ook andere 17e eeuwers als Joost van den Vondel en…..

Eveneens van Moeyaerts hand ook in het Catharijneconvent: Abraham komt aan in het Beloofde land, waarin de schilder portretten van hemzelf en een aantal familileden verwerkte. Dit zogenoemde Pourtret Historie was een geliefd genre in de 17e eeuw. Een portret in mythologische of bijbelse setting, waarin geportretteerden zich al eigenaren van dezelfde deugden als die mythologische figuren afficheerden, of zoals in Utrecht, zich identificeerden met het uitverkoren volk van Israël.

Bijzonder leuk de cluster van drie versies van Tobias en de Engel. DIA blz. 94 Geschilderd door resp. D. Bleker, Pieter Lastman en Karel Dujardin, met verschillende episodes uit het apocriefe boek Tobith. Waarin de blinde Tobith zijn jonge zoon Tobias op reis stuurt om een uitstaande schuld te innen. Omdat reizen niet zonder gevaren is, dient zich onderweg een reisgezel aan. Deze maakt zich bekend als Azarias. Hij behoedt de jongeman voor gevaren. Hij adviseert de jongen om van een gevangen vis de gal mee naar huis te nemen. Bij thuiskomst geneest hij daarmee de blindheid van zijn vader. Een in de 17e eeuw veel geschilderd verhaal, dat bij calvinisten echter weinig bekend is…

Hoe is dat gekomen ? Het antwoord heb ik hierboven eigenlijk al gegeven. Het is een apocrief verhaal. De reden waarom het bijbelboek Tobith in de kerken van de reformatie niet als canoniek bekend staat ligt in het feit dat er in dit verhaal gejokt wordt. De reisgenoot die zich figuurlijk als beschermengel opwerpt is de aartsengel Gabrieël himself die zich uitgeeft voor een ander, incognito met hem mee reist en zijn ware aard pas op het laatst onthult. Gabriël heeft gelogen, en dag mag niet !

Dit en veel meer is tot 13 februari te zien in het Frans Halsmuseum.

Na bezichtiging van de genrestukken in het Mauritshuis, kan deze tentoonstelling als les 2 van de Hollandse schilderkunst van de 17e eeuw worden beschouwd/bekeken, een soort walk-in-closet, waar u door de intieme sfeer van de tentoonstellingszalen, de werken close-up kunt bekijken !

Vier nieuwe tentoonstellingen in het Rijksmuseum van Oudheden.

Betoverend, inzichtelijk en overzichtelijk !

Wie kent niet het moedeloze gevoel dat je tijdens een museumbezoek soms al na een half uur overvalt ? Zoveel objecten, zoveel teksten in te kleine letters en nog zoveel zalen te gaan ?

De tentoonstellingsmakers van het RMO hebben een goede formule gevonden om dit euvel te voorkomen. Op de eerste verdieping krijgt de bezoeker in drie compacte, fraai vormgegeven en duidelijk betekste exposities een beeld van de Romeinen en hun sporen in de Lage Landen in de opstelling Romeinse Kust. Een tweede expositie, Vlijmscherp Verleden, toont de geschiedenis en de rituele en symbolische betekenis van het zwaar. Van een vuistbijl uit de steentijd tot het 19e eeuwse rijkszwaard, waarmee koning Willem Alexander werd ingehuldigd.

In een derde zaal, Egypte land van onsterfelijkheid, reist de bezoeker terug naar het avondland van de oude Egyptenaren. Zij geloofden in een eeuwig leven na de dood. Om dit te bereiken waren een aantal praktische en rituele handelingen nodig, waarin mummificatie van het lichaam centraal stond. Deze verstilde expositie biedt een voorproefje van nieuwe Egypte zalen, die vanaf 15 oktober te zien zullen zijn, gewijd aan het dal der Koningen, met de focus op koningin Nefertari; de ‘first Lady van Egypte’. De zalen zullen worden ingericht met objecten die na een logeerpartij in Bologna en Quebec, waar ze een half miljoen bezoekers trokken, weer in Leiden zijn thuisgekomen.

In de huidige tijdelijke Egypte expositie kan de bezoeker tot 3 oktober in de geest meereizen met de oude Egyptenaren, die na de dood op weg gaan het hiernamaals, waarover later in deze blog meer.

Strandwandeling

Laten we nu eerst tijdens een strandwandeling in de tentoonstelling Romeinse Kust, op zoek gaan naar sporen van de Romeinen in Nederland. Deze wandeling wordt geïlustreerd met topvondsten, maar het blijft archeologie waarschuwt gastcurator Tom Hazenberg. Het is niet alles goud wat er blinkt, maar ik zag toch veel objecten met een in historisch opzicht gouden randje !

Hoe zagen de woon- en werkplekken van die Romeinen in Nederland eruit en welke gevolgen gaf hun ontmoeting met de inheemse bevolking?
De als ‘strandwandeling’ gepresenteerde verkenning in noord-zuid richting wijkt af van de traditionele presentatie van Romeins Nederland, langs de noordgrens van het Romeinse Rijk gevormd door de Rijn. Je kunt kiezen voor een noordelijke of zuidelijke start. De tentoonstelling is gebaseerd op 10 jaar onderzoek van voornoemde gastcurator, auteur van een respectabel aantal boeken en initiatiefnemer van het Limes-bezoekerscentrum Nigrum Pullum in Zwammerdam. De tentoonstelling is ingericht door projectleider conservator Tanja van der Zon van het RMO. De bezoeker van deze speciaal voor gezinnen bedoelde (maar daarom niet minder interessante) tentoonstelling krijgt een wandelkaart mee, waarop Nederlandse kustplaatsen met een Romeins verleden zijn aangeduid. Per locatie worden historische feiten èn veronderstellingen aan de hand van vondsten en ‘artist impressions’ verduidelijkt.

Kaartje
Wandelkaart Romeinse kust

Hoe het met die Romeinen langs de Rijngrens zat wist ik nog wel zo’n beetje, maar dat in Schagen en ook op Texel sporen van Romeinen zijn aangetroffen wist ik niet. De tentoonstelling, ingedeeld in drie trajecten, geeft een beeld van de Romeinen in Nederland rond het jaar 200 na Chr. In de eerste etappe worden Texel en Schagen belicht; het gebied van de zelfstandige, ‘self-supporting’ inheemse Friezen. Zij wekten het medelijden van Plinius, omdat ze op ‘drijvende eilanden’ in zompige moerassen leefden. Een aantal Friezen nam, zoals ook de locale bevolking elders, vrijwillig dienst in het Romeinse leger. Maar eigenzinnig als zij waren, behielden zij hun eigen tradities, getuige een vitrine met inheems zwart aardewerk. Tussen de bodemvondsten werden slechts enkele Romeinse objecten gevonden. De Friezen lieten zich niet knechten. In 23 n. Chr. vielen zij zelfs Castellum Flevum bij het huidige Velsen aan.

In deze contreien bevonden zich in de vroeg Romeinse tijd forten bij Velsen en Velserbroek, een heiligdom en een zeehaven.

 

Fries_inheems_aardewerk
Fries inheems aardewerk, een wijnschep, munten en een beeldje van de godin Isis. Foto: Marina
Dupondius_Caligula_37-41 na chr.
Dupondius uit de tijd van Caligula met afbeelding van een 4-span uit 37-41 n. Chr. Foto Marina

Na het jaar 47 houdt keizer Claudius de gebiedsuitbreiding boven de Rijn voor gezien. De Romeinen trekken zich terug achter de rivier die van belang is als transportader en als noordgrens van het rijk. De limes werd beschermd door een keten van militaire forten, waarvan de bemanning middels lichtsignalen met elkaar communiceerde. Zoals de wachters op de Chinese muur middels vuurwerk eveneens deden.

De Romeinen bewaakten niet alleen die Rijngrens; zij verdedigden ook de Noordzeekust middels forten in de duinen, zoals Fort Ockenburg en Fort Scheveningseweg in Den Haag. Met deze ‘Atlantikwall’ avant-la-lettre, trachtten zij invallen van piraten af te slaan. Dit waren geen Vikingen maar Chauken. Wanneer het consolideren van de macht en het buiten de deur houden van piraten onbegonnen werk blijkt, verlaten de Romeinen onze gebieden in de 4e eeuw.

Van Velserbroek en Velsen gaat de wandeling verder. De bezoeker stapt in de expositie letterlijk –in het tapijt- over de Rijngrens waar het tweede traject begint. In een vitrine met vondsten gedaan bij Fort Matilo bij Leiden, wordt de blik getrokken door een bronzen ruitermasker dat, bevestigd aan een helm, gebruikt werd bij toernooien en tijdens gevechten, om de vijand schrik aan te jagen. In de vitrine ligt ook een godenbeeldje en de bronzen onderarm van een keizerbeeld.

03_Godenbeeldje_bronzen onderarm
Godenbeeldje, bronzen onderarm, masker. Foto Marina

Van daar wandelt men via het fort bij Valkenburg, Praetorium Agrippina, waar de bodem o.a. een Isisbeeldje prijs gaf, naar de Brittenburg bij Katwijk, het eindpunt van de Limes. Hier en in het nabijgelegen Valkenburg en Leiden bevonden zich de laatste forten van een lange verdedigingsketen langs de Rijn. In de bijbehorende vitrine ligt een kruikje met oud opschrift ‘een witte kruik welke gebruikt werd bij de Romeijnen om de wijn uit te gieten by hunnen offeranden’ en een dupondius uit de tijd van Caligula met afbeelding van een 4-span uit 37-41 n. Chr.

04_kruikje
Kruikje. Foto Marina

De volgende stop is Forum Hadriani, de belangrijkste nederzetting in het woongebied van de Cananefaten. Een heuse stad, aangelegd naar Romeins stedebouwkundig concept op de plattegrond van een dambord, compleet met stadsmuur, poorten, tempels een badhuis en huizen voor de ca. 1000 inwoners. De stad dankt haar naam aan Keizer Hadrianus, die de nederzetting in het jaar 21-22 tijdens een bezoek marktrecht schonk. Vandaar de naam Forum Hadriani: markt van Hadrianus, die in de huidige stadsnaam Voorburg nog naklinkt. Tussen de bodemvondsten bevindt zich de hand van het standbeeld van Keizer Hadrianus, dat ooit op het Forum stond opgesteld.

We lopen verder richting Naaldwijk, waar, aan het Helinium (de monding van Maas en Waal) een Romeinse vlooteenheid, een classis, gelegerd was. Hier werd in de 2e eeuw het kanaal van Corbulo gegraven, dat deze waterweg verbindt met Forum Hadriani en Lugdunum (Katwijk). In de bedding van het kanaal werd het voornoemde bronzen masker (80-125 na Chr.)  opgediept.
Na de oversteek van het Helinium belanden we op Voorne Putten met de handelsplaats Goedereede; veilige ankerplaats. Thans een klein dorpje, maar in de Romeinse tijd een havenplaats van formaat. Hier werden locale produkten verhandeld als vissaus, kalk van gemalen schelpen en zout dat in zogenaamde ‘deukbekers’, door verdamping werd verkregen.

vondsten_goedereede
Vondsten Goedereede, rechts een deukbeker. Foto Marina

.Een klein zeilschip illustreert het belang van de scheepvaart voor deze plaats. Handelswaar aangevoerd met platbodems van het type gevonden bij Zwammerdam, werd op deze vrachtvaarders geladen voor de oversteek naar Brittannia. Iets verderop bereiken we de zeehaven Colijnsplaat, heiligdom van Nehalennia, waar we straks zullen terugkeren. Nu lopen we even door naar Domburg, de woonplaats van mijn grootvader waar zich eertijds waarschijnlijk een steunpunt voor de Romeinse vloot bevond. Als kind hoorde ik verhalen over mysterieuze Romeinse ruïnes, die ooit voor de kust gezien waren. In een vitrine liggen de stille getuigen van deze episode in de geschiedenis van de latere badplaats.

In een 17e eeuwse nieuwsbrief getiteld Extraordinarie Antique Ontdeckinghe/ ghevonden aan het zee-strandt te Domburgh uit 1647 worden Romeinse strandvondsten beschreven en geschetst. Restanten van een heiligdom gewijd aan de godin Nehalennia dat door een veranderde kustlijn in de golven is verdwenen. Naast votiefstenen met haar beeltenis werden ook altaren gewijd aan Neptunus en Jupiter aangetroffen. In de jaren ‘70 zag ik in Middelburg de tentoonstelling van een wonderbare visvangst. Toen vissers hun loodzware netten ophaalden troffen zij daarin geen vis aan, maar enorme stenen; het bleken altaren van de godin Nehalennia te zijn. Archeologisch gezien ‘a real big fish’ ! Ze waren in Colijnsplaat door afkalving van de oever met tempel en al in de de Oosterschelde beland !

Tien jaar later zat ik in de collegebanken van de (toen nog) Utrechtse Archeologische faculteit. Ik deed mee aan een opgravingsstage naar de resten van een Romeinse nederzetting in de Meern, waar een pril begin gemaakt werd met het openen van het Romeinse bodemarchief, dat inmiddels verder ontsloten is. Link archeologie Leidsche Rijn

Handelswaar uit Zeeland werd door het gehele westelijk deel van het Romeinse Rijk gedistribueerd. Alvorens de gevaarlijke oversteek naar Brittannia te maken schonken handelaren, reders en reizigers de godin Nehalennia een votiefaltaar om een goede zeereis af te smeken. Dit deden zij getuige het opschrift V.S.L.M., Votum solvit libens merito … ‘gaarne en …. met reden’.

 Altaar voor godin Nehalennia - Collectie en foto Rijksmuseum van Oudheden
Altaar voor godin Nehalennia; Collectie en foto Rijksmuseum van Oudheden

Dit zandstenen altaar werd tussen 150-250 na Chr. geschonken door de reder Vegisonius uit Gallia. Nehalennia houdt een mand vruchten en een bos groenten in haar hand. Haar voet rust op het voorsteven van een schip; in andere reliefs houdt zij, vergezeld van een hond, een roer in handen. Een artists impression toont het heiligdom van Nehallennia in Colijnsplaat.

Het heiligdom voor de godin Nehalennia op Colijnsplaat - Illustratie © Mikko Kriek
Artist Impression van het Het heiligdom voor de godin Nehalennia op Colijnsplaat – Illustratie © Mikko Kriek

Mocht u na deze verkenning meer willen weten over de Romeinse Rijk, bezoek dan de andere afdelingen in dit museum gewijd aan de Romeinen.

Tot slot: verlaat het RMO niet voordat u beneden ook de tentoonstelling Baalbek Bewonderd heeft gezien, met schilderijen (neen, geen foto’s !) door Teun van Staveren in zijn Delftse atelier vervaardigd naar schetsen die hij in Libanon ter plaatse maakte. Deze architectuurfragmenten, waargenomen vanuit verrassende standpunten, zijn van een verstilde schoonheid.

Rijksmuseum van Oudheden, Leiden. Romeinse kust, 1 april tot en met 25 september 2016

En last but not least: vergeet ook niet de kleine schatkamer met meer dan honderd gemmen en gesneden stenen te bezoeken of beter nog, begin hier uw bezoek !

Educatief medewerkster en onderzoeker Selkit Verberk realiseerde met de tentoonstelling Pracht & Precisie een droom; waarmee zij het onderwerp van haar afstudeerscriptie nu met het publiek kan delen. Gesneden stenen en gemmen, kunstwerkjes op de vierkante millimeter, soms niet groter dan een pinknagel. Hoe deden deze kunstenaars dat ?

Het antwoord vindt u in deze fraaie expositie, met topstukken als de camee met Triomf van keizer Constantijn op zijn rivaal Maxentius in 312 n. Chr., Coll. RMO en de piepkleine gem met Herakles, 5e e. v. Chr., coll. RMO.

Op deze kleinoden afkomstig uit Egypte, het Nabije Oosten en de Klassieke wereld, zijn keizers, goden, dieren en magische spreuken te zien, mits je goede ogen hebt ! Gelukkig is een loupe voorhanden. Gesneden voorstellingen hadden een multifunctioneel doel. Behalve gekoesterd om esthetische redenen, werden ze gedragen als zegelring en als talisman om de heilbrengende werking. Daarnaast waren ze functioneel als rolzegel. Behalve betoverende stenen zijn in de expositie ook prenten, tekeningen en ladenkastjes van 19e eeuwse verzamelaars te zien. Het RMO toont met deze expositie het topje van de ijsberg van haar collectie cameëen en intaglio’s, welke in 2013 nog eens werd aangevuld met de gesneden stenen van het opgedoekte Geld Museum in Utrecht, waarmee de collectie nu zo’n 6300 exemplaren telt !

 Gem_stone_Triomf_Constantijn
Triomf van keizer Constantijn op zijn rivaal Maxentius in 312 n. Chr., Coll. RMO

 

Tentoonstelling Pracht en Precisie, t/m 31 december 2017, Rijksmuseum van Oudheden, Leiden.

 

 

 

 

 

Alma-Tadema klassieke verleiding te zien t/m 7 februari 2017 in het Fries Museum, Leeuwarden

Sir Lawrence Alma-Tadema: Klassieke Verleiding

Het Fries Museum brengt tot en met 7 februari  hommage aan de in Dronrijp geboren schilder Lourens Tadema (1836-1912), bekend als Sir Lawrence Alma-Tadema. Zijn op de Griekse en vooral Romeinse Oudheid geïnspireerde schilderijen waren in de Victoriaanse tijd zeer geliefd. In de vroege 20e eeuw raakte hij echter uit de gratie.

Sir Lawrence Alma-Tadema 1836-1912, groot kunstenaar of bonbondozenschilder?

Met deze woorden begint de bijlage van het Fries Museum in de NRC van 28 september jl. Toevallig kwam kort daarvoor in de Engelse versie van Tussen Kunst en Kitsch -the Antiques  Roadshow- een onbekend schilderij van Alma-Tadema boven water. Een portret van Tadema’s graveur Leopold Löwenstam, uit 1883.

 

Lawrence Alma_ etser Lowenstam
Portret van de etser Lowenstam, 1883

Niet alleen de expert, maar ook de eigenaar, het omringende publiek en even later de pers waren laaiend enthousiast. Hiermee lijkt het antwoord op deze vraag al gegeven. Maar hoe komt het toch dat dit denigrerende predicaat of varianten daarvan hem blijven achtervolgen?

Kort na zijn dood in 1912 raakte Alma-Tadema al in de vergetelheid, terwijl hij in 1899 nog door Koningin Victoria geridderd was. Pas in 1996 kon Alma-Tadema met een tentoonstelling in het Van Goghmuseum weer op waardering rekenen. Als kunsthistoricus geschoold in de vroege jaren ’80 had ik nog nooit van hem gehoord. Ik bekeek zijn werk toen met enige argwaan. Tot ik echt zag hoe prachtig de werken van compositie, kleur en toets waren en hoe hij de oudheidkundige gebouwen met historisch precisie had weergegeven.

Lawrence Alma-Tadema, Colloseum
Het Colloseum, 1896, Collectie Lord Lloyd Webber

Het publiek mocht hem dan vergeten zijn maar filmproducenten in Hollywood kenden hem nog wel. Zij kozen Tadema’s schilderijen als voorbeeld voor de enscenering van klassiekers als Ben Hur, Cleopatra en The Ten Commandments. En zelfs voor de film Gladiator uit 2000 stonden diverse schilderijen van Tadema model. Zoals Collosseum uit 1896. In de tentoonstelling worden stills en fragmenten uit deze films boven de geschilderde inspiratiebronnen geprojecteerd.

 

 

Still from Gladiator
Gladiator, Ridley Scott, Dreamworks Universal Pictures, 2000

Ons beeld van de Romeinse Oudheid wordt, aldus de tentoonstellingsmakers, via deze films bepaald door Alma-Tadema.

Van de Romeinen echter nog geen spoor wanneer hij, 16 jaar oud, begint aan de kunstacademie van Antwerpen. Vlak voor die tijd schilderde de notariszoon, die toen nog gewoon Lourens Tadema heette, in 1852 een zelfportret.

Alma-Tadema,_zelfportret_1852
Zelfportret, 1852, Collectie Koninklijk Fries genootschap, Leeuwarden

We zien een bleekneusje met een hip kuifje, zoals je bij jongetjes met zo’n lastige voorhoofdskruin vaker ziet. Hij kijkt even op van zijn schilderwerk. Zijn ouders hoopten dat hij zou kiezen voor een carrière in de advocatuur, maar Lourens wilde liever tekenen en schilderen. Het noodlot kwam te hulp. Toen hij wegens een ernstige ziekte zo goed als opgegeven was, adviseerden zijn artsen om hem de rest van zijn nog korte leven maar iets te laten doen dat hij leuk vond. En zo is het allemaal gekomen!

Na de Antwerpse academie ging hij in de leer bij de historieschilder Henri Leys. Bij wie hij werkte in een op de Middeleeuwen geïnspireerde stijl. Als 22-jarige viel Lourens bij een expositie in 1858 meteen in de prijzen.

Lawrence Alma-Tadema, bij het verlaten van de kerk
Bij het verlaten van de kerk in de vijftiende eeuw, 1864, Coleccion Perez Simon, Mexico

De mooie door Paul Toornend vorm gegeven tentoonstelling brengt ons terug in de tijd. Via Friesland, naar het Victoriaanse Engeland en de Middeleeuwen, geïllustreerd met Tadema’s in 1864 geschilderde Bij het verlaten van de Kerk in de 15e eeuw,  met elegant geklede notabelen en edelvrouwen met de puntmutsen zoals wij die als kind tekenden. Vervolgens nog verder terug naar het Oude Egypte en het Romeinse keizerrijk.

Waarop was zijn eigentijdse waardering gebaseerd ?

Om te beginnen was Alma-Tadema een meester met het penseel. Geïnspireerd op Hollandse fijnschilders van de 17e eeuw (zie mijn bespreking van de tentoonstelling Vermeer en tijdgenoten in het Mauritshuis) wist hij de realiteit haarfijn in beeld te brengen, zoals in het portret van Frederika Reijnders  van ca. 1850. Niet alleen knap, maar ook met historische precisie geschilderd. De inspiratiebron laat zich raden!

Lawrence Alma-Tadema_Frederika Reijnders
Portret van Frederika Reijnders, 1850-1854, Collectie Koninklijk Fries Gemnootschap, leeuwarden

 Tijdens zijn huwelijksreis in 1863 raakte hij in de ban van het Oude Rome. Niet toevallig, want in die jaren begonnen de archeologische opgravingen in Pompeï. Hij maakte nauwkeurige architectuur-schetsen, die hij later in zijn schilderijen gebruikte. Zoals een tekening van het Odeion in Pompeï, waarop ook zijn bruid Pauline Gressin Dumoulin de Boisgirard te zien is. Deze schets stond model voor het monumentale doek The Entrance of the theatre, Tadema’s eerste belangrijke schilderij met een Romeins onderwerp dat destijds in bezit kwam van de schatrijke Amerikaan William H. Vanderbilt. In 2015 werd het werk door het Fries museum aangekocht en het vormt de aanleiding voor de huidige tentoonstelling.

Lawrence Alma-Tadem, entrance of the theatre
Ingang tot een Romeins Theater, 1866, Fries Museum, Leeuwarden
Lawrence Alma-Tadema_Het Odeon
Het Odeon in Pompeii, 1863, Cadbury Research Library, Birmingham U.

 

 

 

 

 

 

Tadema verzamelde boeken over de Egyptische, Griekse en Romeinse Oudheid, die hij terdege bestudeerde alvorens zijn penseel ter hand te nemen. Tadema wilde het dagelijks leven van de oude Grieken en Romeinen in beeld brengen, mensen van vlees en bloed. In zijn ogen verschilden ze, geleid door dezelfde hartstochten en emoties, niet veel van zijn tijdgenoten. Van deze gevoelens zien we bij Tadema’s veelal onderkoelde personages, behoudens enkele uitzonderingen, niet veel terug. Behalve in scènes met languissante dames zoals in het paneel Kersen uit 1873. Waarvan de betekenis de 19e eeuwer niet kon ontgaan. Kersen verwijzen symbolisch naar het bedrijven van de liefde. Ik heb de uitdrukking met hem of haar is het goed kersen eten maar gauw uit mijn vocabulaire geschrapt.

Lawrence Alma-Tadema, kersen
Kersen, 1873, Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen

Ronduit sensueel zijn de vrouwen in de badhuisscènes die hij rond 1880 schilderde, zoals Huidkrabbers en sponzen of het Tepidarium, waarin een verhitte dame op een berenvel ligt te doezelen, een strigilis in de aanslag en haar schaamte bedekt met een struisvogelveer.

Lawrence Alma-Tadema_Tepidarium
Tepidarium, 1881, Lever Art Gallery, National Museums Liverpool

Critici omschreven het later als softporno, maar een eigentijdse zeep fabrikant zag er wel brood in en gebruikte het schilderij voor reclame doeleinden. Of de omzetcijfers omhoog gingen heb ik niet kunnen achterhalen.

Alma-Tadema_Laura Epps
Portret van Miss Laura Theresa Epps, 1871, particuliere collectie, Londen

Zoals gezegd nam Tadema’s schilderscarrière na de Italiëreis een beslissende wending. Hij vestigt zich met zijn vrouw Pauline in Brussel, waar zijn dochters Laurence en Anna worden geboren. Het geluk was echter van korte duur. In 1869 overleed Pauline. De weduwnaar bleef niet lang alleen. Om gezondheidsredenen reist Tadema korte tijd later naar Londen, waar hij een nieuwe liefde vindt. In 1871 trad Tadema in het huwelijk met de 18 jarige kunstenares Laura Epps. Van haar hand worden in de tentoonstelling ook een aantal werken in de geest van de pre-rafaëlieten getoond.

Tadema laat zich naturaliseren tot Engelsman en hij verandert zijn naam in Lawrence. Eerder had hij ook al iets aan zijn achternaam gedaan. Om in tentoonstellingscatalogi niet bij de middenmoot te staan, plakte hij zijn tweede voornaam, Alma, voor zijn achternaam: Lawrence Alma-Tadema… dat klonk al  beter dan Lourens Tadema en zijn naam zou nog mooier klinken toen hij in de adelstand verheven was!

Lichtgevend atelier

Tadema besteedde niet alleen veel aandacht aan zijn schilderijen, maar ook aan de inrichting van zijn huizen. Hij gaf grote (soms gekostumeerde) feesten. Onder de genodigden bevonden zich intellectuelen, opdrachtgevers, musici en zelfs de schrijver Oscar Wilde, die zich, zoals je van Oscar Wilde kon verwachten, zeer misdroeg. In de tentoonstelling zijn interieurfoto’s te zien, authentieke meubels, gordijnstoffen, exotische objecten en antieke vazen. Middels tekeningen en schilderijen van de hand van Tadema’s schoonzus Emily en zijn getalenteerde dochter Anna, krijgt de bezoeker een goede indruk van de inrichting van zijn huizen. Zijn eerste woning, Townshend House, nabij Regent’s Park, verruilde hij voor een paleisje aan Grove End Road (to whom it may concern: om de hoek bij Abbey Road Studios). Zijn woningen, vol met rekwisieten, vormden de kraamkamer van zijn schilderijen. Bij het zien van al dat moois kreeg hij zin om te schilderen!

Nic van der Waay_atelier_Alma-Tadema
Nicolaas van der Waay, atelier in het huis aan Grove End Road 17, 1890-1891, Collectie Koninklijk Fries Genootschap

Aan rekwisieten alleen heeft een kunstenaar echter niet genoeg. Hij heeft ook licht nodig om bepaalde elementen te benadrukken en licht om op andere onderdelen schaduw te creëren. En aan dat licht ontbrak het nogal eens in het grijze, regenachtige Londen. Daarom liet Alma-Tadema de binnenkant van zijn nisvormige atelier in Grove End Road beschilderen met aluminiumverf.

Het binnenvallende licht werd daardoor op donkere dagen helderder, en op zonnige dagen bijna oogverblindend. Het effect is te zien in de kleurrijk oplichtende, soms bijna  iriserende kleuren van zijn panelen met personages op marmeren terrassen met uitzicht op de baai van Napels.  Zoals in het paneeltje met Een Vraag uit 1877.

Lawrence Alma-Tadema, een vraag
Een vraag, 1877, Coleccion Perez Simon, Mexico

 

Succes verzekerd en verklaard

Juist die letterlijk èn figuurlijk lichte sfeer zal in de wat sombere, benauwende ingesnoerde Victoriaanse leefomgeving zeker hebben bijgedragen aan Tadema’s succes. In zijn romantische scènes kon de beschouwer wegdromen naar lang vervlogen mooiere tijden: een vorm van Victoriaans escapisme, las ik ergens.

Ook zijn feilloze neus voor zaken droeg bij tot succes.Hij zei: …’Als ik aan het werk ben, dan ben ik 100% schilder. Maar als het af is, dan ben ik een koopman.’…

Hier staken zijn Hollandse roots, die hij met zijn verengelste naam en naturalisatie tot Engelsman zorgvuldig had gewist, toch weer de kop op!

Daarbij had hij eerder al het geluk gehad dat de Belgische kunsthandelaar Ernest Gambart wel wat zag in zijn werk. Hij contracteerde hem voor de levering van 24 schilderijen, de basis voor zijn succes was gelegd. Niet alleen rijke Britten als Sir John Aird, maar ook Amerikaanse opdrachtgevers als William Vanderbilt, wisten hem te vinden. En zelfs collega kunstenaar Gustav Klimt liet zich door Alma-Tadema’s schilderijen met mooie vrouwen inspireren.

Klimt_Egyptische kunst
Gustav Klimt, Egyptische kunst, 1890-1891, Kunsthistorisch Museum, Wenen
Lawrence Alma-Tadema_model van een beeldhouwer
Het model van de beeldhouwer (Venus Esquilina), 1877, Particuliere Collectie

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Toch kwam, zoals gezegd, kort na zijn dood in 1912 een einde aan de waardering voor Tadema’s schilderijen.

Zijn zoetgevooisde, lieflijke werk, werd ingehaald door de tijd. Na een incubatietijd, waarin het publiek nog een beetje moest wennen, braken begin 20e eeuw moderne kunststromingen zoals het expressionisme, fauvisme en iets later het kubisme door. Figuratief werken was niet langer nodig en zelfs not done. Door de fotografie, waar Tadema zelf ook veel gebruik van had gemaakt, kon de werkelijkheid beter worden vastgelegd dan met welk penseel ook. Het kwam nu aan op inventief schilderen, waarbij de zichtbare werkelijkheid hooguit fungeerde als uitgangspunt voor een gedeeltelijke of zelfs totaal afwijkende impressie van de realiteit. De kubisten ontleedden die zichtbare wereld zelfs tot een aantal versplinterde fragmenten, zoals de losse stukken van een kapot gevallen spiegel.

Voor het werk van Alma Tadema was in die wereld geen plaats meer. Tot het tij aan het eind van de vorige eeuw langzaam begon te keren. Was het in de jaren ‘60 van de vorige eeuw nog mogelijk een Tadema voor zo’n f 250,– op de kop te tikken, thans halen zijn werken recordprijzen op veilingen. De tentoonstellingen in de jaren negentig gaven een enorme impuls aan de herwaardering van Tadema’s werk.

Het pièce de résistence in de huidige tentoonstelling, het monumentale doek Mozes Gevonden uit 1904, werd in 2010 voor bijna 36 miljoen dollar afgehamerd. Waarmee Alma Tadema’s come-back een feit was!

Lawrence Alma-Tadema_mozes gevonden
Mozes gevonden, 1904, Particuliere Collectie

Tadema maakte het doek in opdracht van de Londense kunstverzamelaar Sir John Aird, wiens bedrijf verantwoordelijk was voor de bouw van de Aswandam in de Nijl. Aird bezat reeds het monumentale doek de Rozen van Heliogabalus uit 1888. Waarin te zien is hoe de perverse keizer Heliogabalus, wiens herinnering middels een damnatio memoriae uit het collectieve geheugen gewist werd, zijn gasten laat stikken onder een lawine van rozenblaadjes. Ook deze voorstelling stond model voor een scène in een film, l’Orgie Romaine, uit 1911.

Lawrence Alma Tadema_rozen van Heliogabalus
De rozen van Heliogabalus, 1888, Coleccion Perez Simon, Mexico
Still_Orgie Romaine
L’Orgie Romaine, Louis Feuillade, Gaumont 1911

 

 

 

 

Sir John Aird nodigde Tadema uit om de opening van de dam in december 1902 bij te wonen. Bij die gelegenheid vroeg Aird hem om een toepasselijk Egyptisch onderwerp. Zo is de Vinding van Mozes ontstaan! Het voltooien van dit enorme werk kostte Alma Tadema twee jaar. De lotgevallen van dit werk zijn illustratief voor Tadema’s faam en de teloorgang daarvan. Koning Edward VII bezocht Tadema in zijn atelier en verleende hem de Orde van Verdienste. Maar na Tadema’s dood begon het werk aan een odyssee langs diverse veilingen. Het doek werd door een medewerker van de Londense kunsthandel Newman opgerold in een steegje teruggevonden. Het verhaal gaat dat een nieuwe eigenaar het daar achtergelaten had, nadat hij het doek uit de lijst had gesneden, die hij wèl wilde hebben!

Omdat Newman het schilderij aan de straatstenen niet kwijt kond, bood het veilinghuis het schilderij zonder succes gratis aan in de museumwereld. Het doek kwam uiteindelijke voor een luttel bedrag in het bezit van Allen Funt; de man van Candid Camera, het Engelse equivalent van onze Bananasplit. Met deze wisseling van eigenaar was het laatste woord over het doek nog niet gezegd, dat zoals we zagen in 2010 voor bijna 36 miljoen dollar van eigenaar wisselde.

Tot slot nog even terug naar de waardering van Alma Tadema en hoe hij zich daar bij voelde. Dat ontsnappen aan de werkelijkheid gold wellicht voor zijn bewonderaars, maar het succes begon hem te benauwen: … ‘Mijn vrienden en het publiek staan mij niet toe om vooruitgang te boeken’.. Wanneer hij marmer had geschilderd of een blauwe lucht, een Agrippa of oleander, vroegen zijn opdrachtgevers steeds meer van hetzelfde. Hij besluit de klacht met:’ Bah, een mens is geen machine’ !

En zo zijn de vele herhalingen in zijn werk verklaard. Denk aan de Audiëntie, met Agrippa die de trap afkomt en Na de Audiëntie, met Agrippa die de trap oploopt.

Uit zijn eigen woorden komt Tadema’s ware aard, die tijdens zijn joyeuze ontvangsten en gemaskerde bals onopgemerkt was gebleven, naar boven; hij was een geniale zenuwpees ! Zijn schoonzus Emily bevestigt dit. Het huis zinderde van nervositeit wanneer een doek zijn voltooiing naderde.

’Tijdens deze kritische perioden is de nervositeit van de Heer Alma-Tadema berucht’

Van deze emotie is in zijn werken echter geen spoor te vinden!

Tijdens het eerste decennium van de 20e eeuw wordt zijn gezondheid minder. Om te kuren vertrekt Tadema in 1912 naar Wiesbaden. Hij zal Londen, de stad waar hij zo succesvol was, niet meer terugzien. Dat hij daar bijzonder geliefd was blijkt wel uit de locatie van zijn laatste rustplaats. Met veel eerbetoon werd hij bijgezet in de crypte van St. Pauls Cathedral.

Lezing in de Oosterkerk op donderdagavond 10 November 2016, aanvang 20.00

Link: Het Fries Museum

Geverifieerd door MonsterInsights