Jacoba van Heemskerck x Marie Tak van Poortvliet: alles gegeven. Tot en met 1 maart in Kunstmuseum Den Haag. 

Jacoba van Heemskerck, Twee bomen, 1910. Kunstmuseum Den Haag – schenking particuliere collectie, 1984.

In 2005 organiseerde het Gemeentemuseum Den Haag een tentoonstelling over Jacoba van Heemskerck (1876-1923). Twintig jaar geleden werd zij gepresenteerd als een herontdekking. Met haar werk leverde Van Heemskerck een belangrijke bijdrage aan de moderne kunst in Nederland. Evenals Piet Mondriaan ontwikkelde zij zich via het kubisme en het luminisme tot een van de toonaangevende expressionisten van haar tijd. Terwijl de zichtbare werkelijkheid in het kubisme wordt ontleed in- of gereduceerd tot geometrische vormen, staat in het luminisme de weergave van licht centraal. In gefragmenteerde, felgekleurde korte penseelstreken worden in deze stijl vooral landschappen in beeld gebracht, zoals in haar Twee Bomen uit het Kunstmuseum.

Gaandeweg abstraheerde Van Heemskerck de waargenomen realiteit. Maar anders dan Mondriaan, met wie zij in Domburg meer dan eens samenwerkte, liet zij de werkelijkheid nooit geheel los. Beide kunstenaars vonden inspiratie in het theosofische- en daaruit voortgekomen antroposofische gedachtegoed van Rudolf Steiner. Wat hielden deze ideeën in? Even kort door de bocht: volgens de theosofische levensvisie gaan alle religies terug op één universele, tijdloze bron van wijsheid. Op deze filosofie borduurt de antroposofie voort. Gericht op de menselijke ontwikkeling zoeken de aanhangers naar verbinding tussen de fysieke en de spirituele wereld. Dit manifesteert zich in praktische toepassing van deze kennis in onderwijs, geneeskunde en landbouw. 

Jacoba van Heemskerck, Gebrandschilderd Raam uit Villa Wulffraat, 1920. Kunstmuseum Den Haag.

Gedreven door deze levenshouding zoekt Jacoba naar expressie van de innerlijke wereld. Haar stijl wordt gekenmerkt door contrastrijk kleurgebruik. In haar composities plaatst zij felle door donkere contouren omkaderde kleurvlakken naast gedempte tinten, horizontale en verticale lijnen. Naast deze expressionistische doeken vormden in de tentoonstelling van 2005 haar nog weinig bekende gebrandschilderde ramen een verrassing. Ze maakte deze in de vroege jaren twintig voor de Marine Kazerne en het gebouw van de GGD in Amsterdam. Ook werkte zij voor enkele particuliere opdrachtgevers. Zoals het kleurrijke tondo voor Villa Wulffraat, waarin met wat fantasie vissen in het water herkenbaar zijn. Deze kleine glasramen zijn in de huidige tentoonstelling in de laatste zaal te zien.

Scholing 
Na haar studietijd aan de Koninklijke Academie in Den Haag nam Jacoba les bij Ferdinand Hart Nibbrig in Laren; aan deze periode herinnert de toets waarmee zij gestalte gaf aan haar kleurrijke Twee Bomen. In Hart Nibbrigs atelier kreeg zij vaardigheid in grafische technieken in de vingers.

In 1904 vertrok ze naar Parijs om les te nemen bij Eugène Carrière. Deze destijds befaamde portretschilder telde ook Picasso, Munch en Matisse tot zijn leerlingen. Haar schilderijen werden op de Salon des Indépendants getoond. Terug in eigen land was haar werk te zien in exposities van St. Lucas, de Moderne Kunstkring en in de Tentoonstelling ‘de Vrouw”, 1813-1913 in Amsterdam.

Heemskerck vestigde zich in Den Haag. De zomermaanden bracht ze door bij Marie Tak van Poortvliet (1871-1936) in Domburg. Deze welgestelde vriendin was verzamelaar van moderne en eigentijdse kunst. In haar Villa Loverendale waren de kunstenaars die in de zomermaanden naar Domburg kwamen, graag geziene gasten. Jan Toorop, Ferdinand Hart Nibbrig en anderen zagen hier de door Marie Tak verzamelde werken, waaronder de Rode boom van Mondriaan. Dit schilderij beschouwde Marie als het begin van haar verzameling, die verrijkt werd met doeken van Franz Marc, Fernand Léger, Lionel Feininger en Wassily Kandinsky. Voor de Rode Boom, waarvan ook een blauwe variant bestaat, maakte Mondriaan schetsen in de achtertuin van Marie Tak. 

Piet Mondriaan, De Rode Boom, 1908-1910. Doek 70 x 99 cm. Kunstmuseum Den Haag. Persbeeld Kunstmuseum.

Wegens zijn belangstelling voor metafysische zaken herkende Van Heemskerck in Kandinsky een geestverwant. In zijn traktaat ‘Über das Geistige in der Kunst’ schreef hij in 1912 o.a. over de helende werking van kleur bij mentale stoornissen. Van Heemskerck en Tak van Poortvliet, wier zus met psychische problemen kampte, zijn daar eveneens van overtuigd. In samenwerking met psychiater Willem Zeylmans van Emmichoven ontwikkelde Van Heemskerck in 1917 een op kleur gebaseerde therapie; die in 1923 het onderwerp wordt van zijn proefschrift over De Werking van kleuren op het gevoel. De behandeling wordt later toegepast in het door hen opgerichte sanatorium in Bilthoven.

De Zeeuwse badplaats oefende aantrekkingskracht uit op tal van schilders. Tijdens het fin de siècle vonden Vlamingen als Euphrosine Beernaert, Emmanuel Viérin, Emile Claus en Josef Posenaer (1876-1935) hun weg naar Domburg. Aan Posenaer  wijdt het Marie Tak van Poortvliet museum tot 6 oktober haar zomertentoonstelling.

In de vroege 20e eeuw ontdekten zoals gezegd ook Toorop, Mondriaan en Hart Nibbrig de pittoreske kwaliteiten van het Zeeuwse dorp. Sinds 1911 exposeerden zij in een door Jan Toorop bedacht en door Marie Tak van Poortvliet bekostigd tentoonstellingsgebouwtje. Een bezoeker die Jacoba’s werk daar in 1912 zag oordeelde dat de kunstenares op de goede weg was. Het Domburgsch Badnieuws meldde:

…’Ook Jonkvr. van Heemskerck van Beest heeft in ’t cubisme de richting gezien waarin zij zich thans bij voorkeur kan uiten. Den vorm is haar reeds zoo eigen dat zij hem zonder veel moeite hanteert en met haar ijver en goeden wil zal zij ook de juiste kleur wel meester weten te worden’…

De expositieruimte, waarvan je in het Kunstmuseum een uitvergrote foto ziet, heeft de tand des tijds niet doorstaan, maar in 1994 is de constructie als onderkomen van het Marie Tak van Poortvliet Museum in Domburg herbouwd.

Foto tentoonstellingsgebouwtje Domburg, 1911.

Pioniers
In deze tentoonstelling worden Van Heemskerck en Tak van Poortvliet als pioniers van de moderne kunst gepresenteerd. Tot heden werd Tak van Poortvliet voornamelijk als mecenas, promotor, inspiratiebron en levensgezellin van Van Heemskerck gepresenteerd, maar nu wordt ook haar rol als muziekrecensent en publiciste belicht. Zij schreef artikelen over de Antroposofische beweging en de kunstenaars uit haar verzameling. Met de Duitse kunstcriticus Herwarth Walden, die Heemskercks werk in Berlijn ten toon stelde, correspondeerde zij in 1917 over een aan Van Heemskerck gewijde publicatie.

Tegenwoordig zijn we gewend aan vrouwen in ‘typisch’ mannelijke beroepen, maar zo’n honderd jaar geleden lag dat getuige een notitie van Tak van Poortvliet nog anders:

’want speciaal voor een vrouw is het verre van gemakkelijk om een pionier te zijn’

Aan de hand van thema’s als vrouwenemancipatie, duurzaamheid, queerness en mentaal welzijn wordt het verhaal van Jacoba en Marie geactualiseerd. Ter illustratie van hun vooruitstrevende ideeën worden twee ruimvallende reformjurken getoond. Modellen waaronder het letterlijk en figuurlijk benauwende keurslijf van een corrigerend korset overbodig was. Op foto’s onderscheiden beide vrouwen zich van andere dames door het dragen van een stropdas. Een subtiel feministisch statement.

De samenstellers van de tentoonstelling gaan vragen over de herkomst van het kapitaal, waarmee Tak van Poortvliet de bouw van haar villa en de aankoop van haar collectie bekostigde, niet uit de weg. Dat haar familievermogen vergaard was met de aan slavernij gelieerde handel in overzeese plantage producten wekt nauwelijks verbazing. Dit geldt voor vrijwel alle welgestelden in de koloniale tijd.       Een tweede kanttekening betreft de sympathieën van Marie en Jacoba voor het in Duitsland opkomende nationaalsocialisme. Deze kwalijke politieke voorkeur wordt enigszins genuanceerd door de mededeling dat beide vriendinnen in het gedachtegoed van deze stroming mogelijkheden zagen voor een betere wereld. Ze waren er ook van overtuigd dat kunst daar ook een belangrijke bijdrage aan kon leveren. Het bleef niet bij ideeën. Zoals we al zagen ontwierp Van Heemskerck een helende kleurentherapie. Met de stichting van een biodynamische boerderij maakten Heemskerck en Tak van Poortvliet hun idealen ook op het gebied van landbouw metterdaad concreet. Onder de benaming Loverendale Ter Linde is deze stichting tot de huidige dag aan de Oranjezonweg in Oostkapelle in bedrijf. 

Alles gegeven 
In de expositie zijn hoogtepunten uit Jacoba’s oeuvre te zien. Tekeningen, kleurrijke, expressieve schilderijen, vaak met een spirituele toets, houtsneden en glas-in-lood ramen. In dit medium zag ze -anders dan met olieverf op doek- mogelijkheden om, zoals ze schreef aan Walden

…’die Farben leuchtend geistlich [zu] haben..’ 

De ontwerpen zette ze op in aquarel, waarna deze in haar eigen kleine oven op glas werden gebrand. De speelse, kleurrijke lijnen ademen invloed van de Jugendstil. Walden liep aanvankelijk niet warm voor deze nieuwe creatieve wending, maar hij stelde haar ontwerpen voor glas-in-loodramen in 1918 toch ten toon op de jaarlijkse zogeheten Sturm-expositie.

Jacoba van Heemskerck, ontwerp no 19 voor glasraam, aquarel met krijt en karton, 1919, Berlinische Galerie

Nadat zij enkele kleine ramen voor huizen in Domburg had gemaakt werd haar hoop op orders van architecten vervuld. Door Jan Buijs kreeg ze diverse opdrachten voor villa’s en andere gebouwen. Indachtig de destijds veel gehoorde idee van een Gesamtkunstwerk, was zij van mening dat het effect van kleurrijke glasramen verhoogd zou worden wanneer deze accordeerden met de directe omgeving. In een brief aan Jan Buijs verduidelijkte zij deze visie: de glasramen zouden in harmonie met de kleuren van de trap (‘dus geen eikenhout’), de verf op de muren van het trappenhuis en de vloerbedekking moeten zijn. 

In 1920 toonde ze haar glaswerken bij de Haagse Kunstkring. Met succes, want in 1921 volgden opdrachten voor de Marine kazerne en de GGD in Amsterdam. In het verlengde van dit nieuw ontwikkelde medium maakte ze ook enkele grote glasmozaïeken, waarvan je in de laatste zaal met glas-in-lood werken de al genoemde Levensboom ziet.

Jacoba van Heemskerck, Boom, mozaïek 1920. Gemeentemuseum Den Haag. Foto Bram Vreugdenhil

In welke onderwerpen vonden de kunstenaars in Domburg inspiratie?
De schilderijen in de eerste zaal van de huidige tentoonstelling geven het antwoord. Hier ziet de bezoeker werk van Jacoba’s kleurrijke tijdgenoten. Zoals Ferdinand Hart Nibbrigs pointillistische portret van een Zeeuws meisje, een ijle impressie van het Zeeuwse land door Mies Drabbe, die eveneens een rol speelt bij het organiseren van de zomertentoonstellingen.

Ferdinand Hart Nibbrig, Zeeuws Meisje, 1914. Kunstmuseum Den Haag

Ook zie je divisionistische werken van Jan Toorop en Mondriaans eveneens in rechthoekige toetsen opgezette Duin II uit 1909. Dit werk dat min of meer als uitgangspunt voor zijn weg naar abstractie wordt gepresenteerd, hangt naast zijn nog figuratieve Maannacht in Laren. In de een-na-laatste zaal verbaast hij de bezoeker die hem van zijn moderne werken kent met een ogenschijnlijk middeleeuwse bewening. Het doek is een kopie naar de Pietà van Villeneuve-Les-Avignon door de 15e -eeuwse meester Enguerrand Quarton. Mondriaan schilderde het in 1912 in opdracht van Marie Tak van Poortvliet.

Mondriaan, Duin II, 1909. Doek 37,5 x 46,5 cm. Kunstmuseum Den Haag

In deze ruimte zie je ook Jacoba’s Twee Bomen, uit 1909, compleet met een voorstudie in houtskool. In de toets en het kleurgebruik zijn invloeden van Hart Nibbrig en Toorop evident.
Aan Heemskercks werk zie je invloed van haar Parijse klassieke scholing bij Eugène Carrière niet terug. In het voetspoor van Toorop ging zij aanvankelijk nog wel de luministische kant op, zoals te zien in Twee Bomen uit 1910. Onder invloed van de kubisten ontwikkelen Mondriaan en Van Heemskerck gaandeweg een eigen stijl. De vormen worden hoekiger en de kleuren gedempter. Aan de hand van eveneens door Tak van Poortvliet verzamelde werken van Léger en Picasso’s Femme au pot de moutarde uit 1910 is deze ontwikkeling goed te volgen.

Deze op het kubisme geïnspireerde werken konden de waardering van Jan Toorop niet wegdragen, of was hij misschien jaloers? Met zijn in een brief genoteerde laatdunkende opmerkingen over Jacoba’s werk bevestigt Toorop Tak’s zojuist geciteerde woorden over de hindernissen die vrouwelijke pioniers ervaren:

’Heemskerck is tegenwoordig aan het Mondrianen en Picassoën’

Enigszins malicieus voegt hij hieraan toe benieuwd te zijn naar wat ze volgend jaar weer zal gaan doen…

Hoe het verder ging zie je in deze tentoonstelling. Uiteindelijk geeft Jacoba de haar omringende werkelijkheid (licht) geabstraheerd op expressionistische wijze weer.

In Domburg putte Van Heemskerck vooral inspiratie uit de natuur, bomen, de lokale bevolking en de zee. Onderwerpen die zij veelal in symbolische, op de antroposofie geënte vormentaal in beeld brengt. Door de bomen op een van 1913 daterend schilderij zijn de contouren van het 13e -eeuwse Kasteel Westhove in Domburg herkenbaar. Binnen de metersdikke muren van de voormalige -nog altijd sprookjesachtige- zomerresidentie van de abten van Middelburg is tegenwoordig een Stay-Okay hostel ondergebracht. In andere werken herken je -niet altijd in een oogopslag- Zeeuwse onderwerpen. Duinlandschappen, bomen, Zeeuwse meisjes en gestileerd vormgegeven schepen op zee, waarover zo meer.

Jacoba van Heemskerck, Kasteel Westhove in Domburg, 1913. Doek 100 x 80 cm. Zeeuws Museum, Middelburg

In Nederland liet waardering voor haar werk nog even op zich wachten, maar in 1913 exposeerde Van Heemskerck als gezegd al in de grote door kunstcriticus en galeriehouder Herwarth Walden georganiseerde Berlijnse Erste Deutsche Herbstsalon. Walden toonde haar werk naast dat van de leden van de avant-gardistische kunstenaarsgroep ‘Der Sturm’: Kandinsky, Marc, Léger en Chagall. Dankzij de door Walden georganiseerde exposities en zijn publicaties in het kunsttijdschrift ‘Der Sturm’ raakte Van Heemskerck in Duitsland bekend. Hiermee is haar keuze voor Duitstalige titels verklaard. Een apocalyptische verbeelding van zeilschepen op een woeste zee getiteld Bild No. 77 verkoopt ze in 1917 voor maar liefst 2000 Duitse Marken.

Jacoba van Heemskerck, Bild No. 77, schepen op een woeste zee, 1917 Kunstmuseum Den Haag – legaat Marie Tak van Poortvliet

De vormen en kleuren in haar Bild no. 33, Zee met Schepen uit 1915, verraden invloed van Kandinsky. In zijn Compositie, uit 1930, zijn met wat fantasie eveneens de driehoekige vormen van zeilen herkenbaar.

Zoals in veel Hollandse zeventiende -eeuwse marines, bevatten ook Heemskercks zeegezichten een symbolische, in dit geval op de antroposofie gebaseerde, lading. De zeilbootjes verwijzen naar de spirituele ontwikkeling van de mens. …’De scheepjes ver weg op zee zijn nog iel en kwetsbaar voor tegenwind. Op de voorgrond bevinden zich de stevige schepen met kleurige zeilen die trots wapperen in de wind; het symbool voor complete geestelijke ontplooiing’… aldus de kunstenaar.

Jacoba van Heemskerck Bild 33 zee met schepen 1915 Kunstmuseum Den Haag
– legaat Marie Tak van Poortvliet-

In leven en werk van Piet Mondriaan staat spirituele ontwikkeling eveneens centraal. In zijn Evolutietryptiek brengt Jacoba’s geestverwant Mondriaan de spirituele ontwikkeling van de mens op indrukwekkende wijze in beeld. Geïnspireerd door de geschriften van de indertijd invloedrijke Madame Blavatsky en de filosoof Schoenmaker, omarmt Mondriaan de theosofische levenshouding. Met de drie enigszins geometrisch vormgegeven figuren geeft Mondriaan de stadia naar spirituele bewustwording weer. Van het lagere, lichamelijke- naar het hogere, geestelijke niveau

Piet Mondriaan, Evolutietryptiek, 1911. Kunstmuseum Den Haag

Ter illustratie van hun gezamenlijke bron, de theosofie wordt het monumentale drieluik naast topstukken van Van Heemskerck getoond, waarin ook zij de weg naar geestelijke verlichting in beeld heeft gebracht.

Jacoba van Heemskerck, Kleurencompositie nr. 106, 1919

De weg naar verlichting vormt ook het onderwerp van Bild No. 62 (Eiland) uit 1917. Dit werk heeft een apocalyptisch thema. De uivormige koepels verwijzen naar de goddelijke oorsprong van het bestaan. De zeilboten verbeelden een mogelijke toekomst voor de innerlijke mens, die na veel tegenspoed kan zegevieren, aldus het bijschrift. In Bild no. 106 uit 1919 heeft Heemskerck soortgelijke koepels aan de einder als licht in de duisternis, in beeld gebracht.

Jacoba van Heemskerck Bild no. 62 (Eiland) 1917,Kunstmuseum Den Haag – legaat Marie Tak van Poortvliet Foto Marina Marijnen

In de tentoonstelling zie je ook verschillende andere werken uit de nalatenschap van Marie Tak van Poortvliet: Het schaap van Franz Marc, daterend van 1914 en Kandinsky’s bijna abstracte verbeelding van een voortjakkerende jockey dat hij de titel Lyrisches meegaf.

Wassily Kandinsky, Lyrisches, 1914 Museum Boijmans van Beuningen, Rotterdam

Invloed van Kandinsky en Jawlensky
Van Heemskerck bracht de verf meestal met korte diagonale toetsen dun op. Niet zelden is de drager zichtbaar. Een vergelijkbare werkwijze kenmerkt ook het werk van Kandinsky en Jawlensky, van wie je in de zaal achter de Van Heemskerck tentoonstelling een expressionistische Vrouwenkop ziet. In Heemskercks titels is invloed van Kandinsky evenmin ver weg. Een houtsnede uit 1916 gaf zij de benaming Compositie XIII. Het enigszins raadselachtige beeld geeft een impressie van het schelpenpad achter villa Loverendale. De voorstelling met donker omlijnde kleurvlakken, die als puzzelstukjes in elkaar passen, doet sterk denken aan haar glas-in-lood creaties.

Jacoba van Heemskerck, compositie XIII, 1916. Kunstmuseum Den Haag

In de een-na-laatste zaal is een hele wand behangen met houtblokken. Met de houtsnede, de techniek die zij zich bij Hart Nibbrig had eigen gemaakt, heeft ze veelvuldig geëxperimenteerd. Compositie XVII, no. 15 toont een geabstraheerde impressie van de typische door de zeewind kromgegroeide bomen van de Domburgse duinrand, de zogeheten manteling. Ze vormen een terugkerend motief in haar werk. 

Jacoba van Heemskerck, Compositie XVII – no. 15, houtsnede 24 x 36 cm, 1918.

Bomen spelen een symbolische rol in haar oeuvre. De aan de theosofie ontleende levensboom is een steeds terugkerend onderwerp in haar werk. Ze verwerkte dit motief in 1920 ook in het kleurrijke mozaïek, dat dit voorjaar te zien was in de tentoonstelling Tussen Hemel en Oorlog: Kunst en Religie in het interbellum in het Catharijneconvent. 

In Bild no. 25 geeft Van Heemskerck een kleurrijke, impressie van enkele huisjes in een Zeeuws duinlandschap, hoewel de duinen meer de vorm van Zwitserse bergen hebben. In de witte enigszins aan Gauguins Bretonse vrouwen herinnerende vormen in de voorgrond, herkent de opmerkzame waarnemer de kappen van de Walcherse meisjesmutsen.

Jacoba van Heemskerck, Bild no. 25. 1915 Kunstmuseum Den Haag Foto Marina Marijnen

In een blow-up zie je Jacoba in haar atelier bij Villa Loverendale, waarin ze poseert voor dit doek. Elders in de opstelling hangt een voorstudie.

Jacoba van Heemskerck in haar atelier ca. 1916

Het lijkt erop dat Van Heemskerck haar onderwerpen spontaan op het doek bracht, maar uit een bewaard gebleven studie blijkt dat aan haar schilderijen veel denkwerk voorafging, zoals ze ook schreef aan Walden. Desondanks was ze vaak ook ontevreden over het resultaat.

Behalve bijna abstracte landschappen schilderde Van Heemskerck ook zogeheten synthetische portretten. Beeltenissen waarin zij -geënt op de ideeën van Rudolf Steiner de als aura aangeduide, kleurschakeringen die in elk mens omhullen, in beeld brengt. Daarvan is Bild no. 90, dat een portret van Marie Tak voorstelt, een opmerkelijk voorbeeld.

Jacoba van Heemskerck, Bild no. 90,1918, portret van Marie Tak, Kunstmuseum Den Haag

In Bild no 84 uit 1918, verwerkte zij de gelaatstrekken van een kind. Als je goed kijkt herken je een vermoeden van appelwangetjes en blond haar!

Jacoba van Heemskerck, Bild no 84 (portret van een kind) 1918, Kunstmuseum Den Haag

Naast deze compositorische en symbolische aspecten, is de aandacht die Van Heemskerck aan haar materiaalgebruik besteedt ook interessant. In plaats van de verf zo uit de tube te gebruiken experimenteerde zij met het maken van haar eigen pigmenten. Om intensere kleuren en meer glans te verkrijgen bracht ze de verf daarenboven op transparante dragers aan als glas en zijde. Deze werkwijze lag in het verlengde van haar wens om het geestelijke licht in beeld te brengen.

Jacoba van Heemskerck had nog veel ideeën, maar haar gezondheid liet haar in de steek. Ze overleed onverwacht op 47-jarige leeftijd. In memoriam organiseerde Walden in 1924 een overzichtstentoonstelling in Berlijn. In datzelfde jaar stelde Marie Tak van Poortvliet een expositie samen in Domburg, waarin Van Heemskerck, zoals ook nu, getoond werd te midden van Mondriaan, Kandinsky en Franz Marc.

Aan Zee, Alles over de kunstenaars van Domburg, waar het altijd zomer is! Tot en met 18 november in het Gemeentemuseum Den Haag.

 

Mondriaan Duin in Zeeland
Piet Mondriaan, Zomer, duin in Zeeland, 1910, Guggenheim museum New York, bruikleen Gemeentemuseum Den Haag

In de zomertentoonstelling Aan Zee zie ik veel oude bekenden, zoals Mondriaans’ in groen en paarstinten geschilderde Duinlandschap uit 1911. Zijn Zeeuwse repertoire is in deze expositie aangevuld met een doek uit 1910: Zomer, duin in Zeeland dat het Gemeentemuseum in langdurige bruikleen van het New Yorkse Guggenheim Museum heeft ontvangen.

Toorop Zoutelande
Jan Toorop, Zee en duin bij Zoutelande, 1907, Gemeentemuseum Den Haag

Ook Jan Toorops’ Zee en duin bij Zoutelande van 1907 is terug. In 2016  begon ik mijn  review van de tentoonstelling, Jan Toorop, Zang der tijden, met volgende woorden: Een betoverende impressie in de kleur van vruchtenhagel: lucht, zee, strand, duinen en twee kleine meisjes in Zeeuwse klederdracht …
Wat doen zij daar; zijn ze bezig met een opzegger ‘Iene miene mutten’ of gooien ze bikkels in het duinzand en wie zijn ze?  Het zou zomaar kunnen dat Jan Toorop mijn grootmoeder, geboren in 1901, als model voor dit doek gebruikte. Ze werd bijna 100 jaar, maar Toorop schonk haar de eeuwige jeugd… 

Behalve dit in ‘technicolor’ gestippelde doek is soortgelijk werk van Ferdinand Hart Nibbrig te zien. Alsook impressies van het Walcherse landschap door Jacoba van Heemskerck, die evenals haar collega’s aanvankelijk luministische werken maakte, maar gaandeweg een eigen expressionistische stijl ontwikkelde. In de expositie ziet de bezoeker hardwerkende boeren, lieflijke boerinnetjes, betoverende landschappen en zeegezichten gevangen in het het Zeeuwse licht, dat wel degelijk bestaat, ook al denkt Carel Blotkamp daar anders over.

Hart Nibbrig Zoutelande
Ferdinand Hart Nibbrig, Zoutelande ca. 1910-1915, Singer Laren, legaat P.J. Hart Nibbrig 1985

Het begon allemaal in Domburg. Sinds 1898 was Jan Toorop (1858-1928) hier ’s zomers met zijn vrouw en dochtertje Charly te vinden, van wie een jeugdwerkje getoond wordt. Later kwam kwam zij hier nog vaak terug om te schilderen, maar in een heel andere stijl dan haar vader. Vanaf 1924 ontstonden haar  (magisch) realistische doeken met knoestige boeren en struise Zeeuwse boerinnen. De belangstelling die Toorop en zijn schilderende vrienden koesterden voor het zuivere onbedorven leven op het platteland was een wijd verbreide reactie op de industrialisering en verstedelijking van de late 19e eeuw. Zijn geïdealiseerde impressies van dat landleven geeft Toorop aanvankelijk -in de ban van de Seurat en Signac- in een kleurrijke, fijn gestippelde pointillistische stijl weer. Iets later evolueert deze in een minder goed leesbare bredere, zogenoemde divisionistische toets.

Toorop Domburg
Jan Toorop, Zee en duinen te Domburg, 1908, Gemeentemuseun den Haag

In zijn Zee en duinen te Domburg uit 1908, is het even zoeken naar de Zeeuwse boerinnetjes op weg naar het dorp. Zijn zoektocht naar ‘het diepere wezen der werkelijkheid’ brengt Toorop bij het katholieke geloof. Zijn fascinatie voor de standvastige boerenbevolking èn het (op Walcheren spaarzaam overgebleven) katholicisme komen samen in het portret van een Zeeuwse boer, dat hij de titel Godsvertrouwen meegaf uit 1907. Achter het venster staat de uit 1470 daterende gotische kerktoren van Westkapelle. Van deze tevens als vuurtoren functionerende toren zijn talrijke impressies aanwezig in de tentoonstelling. De naam van de man met zijn door de zilte zeelucht gelooide huid is Pier Jilles. Hij werd door Toorop in zijn zondagse goed geportretteerd, compleet met bij de Zeeuwse mannendracht behorende gouden knopen. Leuk ook is het destijds modieuze polka kapsel, dat met papillotten in krul werd gebracht. In het streng religieuze milieu werd voor de bijbelse vermaningen tegen ijdelheden kennelijk een oogje toegeknepen. Dezelfde man herkennen we in Toorops’ Zeeuwse man voor een gotische achtergrond. Nu in een modieus, frivool paars jasje, waarvan ik het realiteitsgehalte betwijfel. De beelden in de sinds de reformatie lege nissen van de toren zijn door Toorop fantasierijk ingevuld. Museum Catharijneconvent bezit verschillende religieuze werken van Toorops hand. Een schets van zijn veelzijdige carrière leest u elders op dit blog.

Aangetrokken door Toorop’s enthousiasme, kwamen ook Mondriaan, Hart Nibbrig en Jacoba van Heemskerck naar Zeeland. Hier vonden zij tussen 1908 en 1915 niet alleen zon, zee en frisse lucht, maar vooral inspiratiebronnen. In ca. zestig werken is te zien hoe zij deze vooral in licht en kleur vertaalden in een stijl die als luminisme wordt aangeduid. Behalve Hart Nibbrig ontwikkelden zij later elk een eigen stijl. Mondriaan vond hier zijn weg naar de abstracte kunst; Van Heemskerk de hare naar een donker getint expressionisme.

Hart Nibbrig Gezicht Zoutelande
Ferdinand Hart Nibbrig, Gezicht op Zoutelande ca. 1910-1912, Rijksmuseum Amsterdam

Ferdinand Hart Nibbrig (1866-1915) verkoos Zeeland boven het schilderachtige Laren, waar hij met zijn kleurrijke luministische stijl tussen de schilders van de Larense  School al een buitenbeentje was. Hij kwam in 1911 voor het eerst in Zeeland en werd meteen verliefd op Walcheren. Zijn in de openlucht gemaakte schetsen werkte hij in zijn atelier uit tot kleurrijke doeken. Op een duin in Zoutelande liet hij een zomerhuis bouwen, Huize Sandvlught, dat sinds zijn vroege dood in 1915 nog altijd te huur is. Vanaf deze hooggelegen locatie maakte hij verschillende impressies van het kustlandschap. Zoals het Gezicht op Zoutelande (1910-15). Ook de bevolking sprak hem aan. In 1914 schilderde hij Zeeuwse meisje (Neeltje) en een portret van een Zeeuwse Boer.

Hart Nibbrig Zeeuws meisje
Ferdinand Hart Nibbrig, Zeeuws meisje, 1914, Gemeentemuseum Den Haag

Al eerder, in 1908, trok Piet Mondriaan (1872-1944) naar Domburg. Hij logeerde bij kunstverzamelaar Marie Tak van Poortvliet en Jacoba van Heemskerck op Loverendale. De villa viel in 1992 ten prooi aan de slopershamer. De toonzaal waar de Domburgse kunstenaars van 1911 tot 1921 hun werk exposeerden was door een storm in 1921 al tegen de vlakte gegaan, maar sinds 1994 zijn de werken van de kunstenaars in Domburg weer te zien. Ondergebracht in het Marie Tak van Poortvliet museum, een charmante replica van dat oude gebouwtje, omgeven door een heerlijke tuin aan de Ooststraat.

Mondriaans ontwikkeling van figuratie naar abstractie wordt in de Haagse tenttoonstelling kernachtig geïllustreerd aan de hand van de appelboom die hij in de tuin van Villa Loverendale schetste. In verschillende stadia ziet de bezoeker de metamorfose van deze ‘gewone’ boom naar een werk waarin de boom in sterk gereduceerde vormen nog slechts gesuggereerd wordt. De Rode boom, weergegeven tegen een blauwe achtergrond; vormt in die reeks een absoluut artistiek hoogtepunt. Vastgelegd toen de avond viel. Eén schakel ontbreekt, licht conservator Laura Stamps toe. Over deze missing link in Mondriaans ontwikkeling leest u meer op mijn blog over de Mondriaantentoonstelling in 2017.

Mondriaan rode boom
Piet Mondriaan, Avond, De rode boom,1908-1910, Gemeentemuseum Den Haag

Mondriaan bloeiende appelboom
Piet Mondriaan, Bloeiende appelboom, 1912, Gemeentemuseum den Haag

 

 

 

 

 

 

In een aan hem gewijde zaal laat Piet Mondriaan -meestal gefotografeerd als een keurig in het pak gestoken strenge heer- zich van een andere kant kennen. Boven de zaaltekst blikt hij als een Indiase goeroe de zaal in. De foto dateert uit de tijd dat hij helemaal in theosofische sferen was. Charly Toorop memoreert ….. hoe ‘die malle Mondriaan in zijn buddhahouding pal midden op het strand zat’  te mediteren.

Mondriaan portret 1908
Piet Mondriaan ca. 1908

Aanvankelijk zijn Mondriaans onderwerpen nog herkenbaar. Gevoed door de Theosofie en Goethe’s ideeën over het zichtbaar maken van de ‘innerlijke’ wereld door middel van kleur en vorm, mondt Mondriaans spirituele zoektocht naar innerlijke beleving uit in een geabstraheerde verbeelding van de werkelijkheid. Die ontwikkeling wordt mooi verbeeld in een drietal impressies van de kerk in Domburg. De eerste een kleurrijke vingeroefening in divisionistische toets; de tweede een impressie in zwart wit; de derde een compositie met verre naklank van de twee eerdere werken.

Mondriaan, Kerk Domburg
Mondriaan, kerk te Domburg 1909, Gemeentemuseum, Den Haag

Mondriaan, Kerkgevel 1
Mondriaan, Kerkgevel 1, Kerk te Domburg 1914, Gemeentemuseum Den Haag

Compositie 1916
Mondriaan, Compositie 1916, Guggenheim museum, New York

 

 

 

 

 

 

 

Aan de tentoongestelde werken van Jacoba Van Heemskerk (1867-1923) zie je niet dat zij in Parijs studeerde bij de historieschilder Eugène Carrière. Van haar leertijd bij Ferdinand Hart Nibbrig evenmin een spoor. Op Walcheren putte zij vooral inspiratie uit de Zeeuwse natuur en de indrukwekkende bomen waarmee Walcheren voor de inundatie bezaaid was. Deze door de zeewind, als variant op de Caribische divi-divi,  kromgegroeide bomen komen in haar werk steeds terug. In het voetspoor van Toorop ging zij in Domburg aanvankelijk de luministische kant op, zoals te zien in Twee Bomen uit 1910. Maar onder invloed van het kubisme worden de vormen steeds  hoekiger en de kleuren gedempter.

 

Jacoba van Heemskerck, kromgegroeide bomen bij kasteel Westhove, 1913, Domburg

Uiteindelijk geeft zij de haar omringende werkelijkheid op expressionistische wijze in een donker palet weer. Haar landschappen dragen geen herkenbare titels. Zij noemt ze Bild en worden aangeduid met een nummer. De inspiratiebron is niet in één oog opslag duidelijk, maar bij nadere beschouwing herken je  de door hoge bomen omgeven contouren van Kasteel Westhove. In deze zomerresidentie van Middeleeuwse abten uit Middelburg zijn tegenwoordig een klein natuurmuseum en jeugdherberg ondergebracht. In 1913 exposeert Van Heemskerck haar werk in de grote Berlijnse Erste Deutsche Herbstsalon, samen met avant-garde kunstenaars als Kandinsky, Marc, Leger, Chagall en vele anderen, waarmee haar keuze voor Duitstalige aanduiding van haar werk verklaard is. Dat Jacoba in Berlijn goed gekeken heeft naar het werk van Wassily Kandinsky wordt niet alleen duidelijk bij het zien van de vormen en kleuren in haar Bild no. 33, Zee met Schepen uit 1915. Onder invloed van Mondriaan had zij ook belangstelling gekregen voor de theosofie. Middels de zeilbootjes verwerkte zij in dit doek een symbolische verwijzing naar de spirituele ontwikkeling van de mens. Ook in de benaming van haar werk is Kandinsky niet ver weg. Een houtsnede uit 1916 duidt zij aan als Compositie XIII. Een expressionistische impressie van de grillig gevormde eikenbomen van de Domburgse Manteling en het schelpenpad achter Villa Loverendale. Ligt daar nu een kind in de voorgrond, vraagt Jacqueline van Paaschen, een van de auteurs van het speciale Aan Zee Magazine zich af? In deze rood-zwarte op de buik liggende dubbelfiguur meen ik  een droombeeld van de vriendinnen Marie en Jacoba te zien.
Prachtig is ook haar Bild no. 25, met een impressie van een Zeeuws duinlandschap. In de witte vormen in de voorgrond, herkent de opmerkzame waarnemer de kappen van Zeeuwse meisjesmutsen.

Heemskerck, Bild. no 25
Jacob van Heemskerck, Bild no. 25, Gemeentemuseum Den Haag

Dat kunstenaars niet alleen in Zeeland door zon, zee en licht werden aangetrokken is te zien in de gelijktijdige expositie De Haagse School op Scheveningen (te zien tot 16 september). Jan Hendrik Weissenbruch, Anton Mauve en de gebroeders Maris lieten zich inspireren door het eenvoudige vissersleven en de opkomende badcultuur. Weergegeven in een boeiende samenspel van lucht, water en licht dat zich ook ‘op’ Scheveningen manifesteert!

In een speciaal zomers Magazine worden beide exposities uitvoerig besproken. Hierin ook aandacht voor de Zeeuwse foto-reportage, die Stefan Vanfleteren op uitnodiging van het Gemeentemuseum maakte. Wonderlijke detailopnames van een gerimpeld water oppervlak, wuivend riet en de bomen van Jacoba van Heemskerck met een lange sluitertijd vastgelegd in diffuus licht.

Gemeentemuseum Den Haag; Aan Zee

http://uitdekunstmarina.nl/de-ontdekking-van-mondriaan

 

 

De ontdekking van Mondriaan tot en met 24 september in het Gemeentemuseum, den Haag

 

Piet Mondriaan, Oostzijdse molen bij avond, 1907-08 Gemeentemuseum, Den Haag

Dit jaar wordt in het hele land stil gestaan bij de oprichting van De Stijl. Van Drachten via Amersfoort, met plaveisel in ‘de stijl’ kleuren, tot in Eindhoven. Ook het Haags Gemeentemuseum organiseert diverse exposities in het kader van het thema Mondriaan tot Dutch design: 100 jaar de Stijl. De inmiddels voorbije tentoonstelling Piet Mondriaan en Bart van der Leck: de uitvinding van een nieuwe kunst vormde de prelude. Gevolgd door de Ontdekking van Mondriaan en de onlangs geopende tentoonstelling Architectuur en interieur: het verlangen naar Stijl, waarin – in samenwerking met het Nieuwe Instituut (voorheen NAI) wordt ingegaan op het ontstaan van de stroming. In de hofstad kom je de stijlkleuren overal tegen, zelfs aan de balkonnetjes van een gebouw in de Zwolsestraat, dat bij nader inzien het Europa Hotel blijkt te zijn.   

Europa hotel, Den Haag- Scheveningen, Balkons in Stijl, 2017

Wie aan revolutionaire kunst met horizontale en verticale lijnen en primaire kleurvlakken denkt, krijgt meteen associaties met Mondriaan, maar wat nieuw lijkt, blijkt al van eerdere datum leert de tentoonstelling in het Haags Gemeentemuseum. De weg naar kleurrijke abstractie was ingezet door o.a. Gerrit Rietveld, Theo Van Doesburg, Cornelis van Eesteren en Bart van der Leck. Hun zoektocht naar een nieuwe vormentaal passend bij een moderne samenleving wordt in de Architectuur en interieur tentoonstelling met tekeningen, maquettes en meubelstukken geïllustreerd. De Eerste Wereldoorlog zou hebben aangezet tot deze nieuwe manier van denken en doen. In de bouwkunst zijn nieuwe opvattingen echter al sinds 1880 aanwijsbaar. Denk aan staalskeletten, betonconstructies en grote spiegelruiten. De samenstellers van de tentoonstelling zien in de verworvenheden van De Stijl veeleer een eindpunt van een 19e eeuwse tendens dan een op zichzelf staande vernieuwing. Dit inzicht werd tijdens een inleiding op de tentoonstelling door conservator Drs. Hans Jansen van het Haags Gemeentemuseum bevestigd. Als laatste spreker kreeg hij op 24 juni jl., voordat de leden de expositie bezochten, het woord tijdens de boeiende algemene ledenvergadering van de

Gerrit Rietveld
Rood-blauwe leunstoel, 1917, Gemeentemuseum Den Haag

Vereniging Rembrandt. Hij licht aan de hand van thema’s als technische innovatie, transparantie, spirituele ruimte, zuiverheid en kleur toe, hoe de architectonische ideeën van De Stijl in ook in het dagelijks leven werden toegepast. Aan de hand van de Rietveld Stoel legt hij uit hoe kunstenaars en architecten de illusie van kunst zo tastbaar mogelijk maakten. Bij Rietveld resulteerde dit o.a. in een stoel, die meer weg heeft van een sculptuur, waar je onmogelijk op kan zitten!

Bij de schilders van De Stijl speelt innovatie eveneens een belangrijke rol. Door te spelen met technische middelen evolueert Mondriaan,  van realistische beelden naar zuivere abstractie. Toen het ruitvormige doek Compositie met grijze lijnen uit 1918  in het Rijksmuseum werd getoond, begreep de vrouw van directeur Willem Steenhoff dit werk meteen:…’ het lijkt wel een theedoek !…’

Piet Mondriaan
Compositie met grijze lijnen, 1919, Gemeentemuseum Den Haag

Dit werk zou later leiden tot een een breuk tussen Mondriaan en Van der Leck, die rechtlijnig vasthield aan het concept van horizontale en verticale lijnen, waarin voor Mondriaans diagonalen geen plaats was.

 

 

 

 

Voor een overzicht in de ontwikkeling van de stroming is het jeugdboek van Joost Swarte, En Toen de Stijl; op bezoek in het atelier, behulpzaam.  De lezer bezoekt, rijdend op een ‘stijlfiets’, de ateliers van de verschillende leden van De Stijlgroep. We kijken achtereenvolgens binnen bij Theo van Doesburg, Vilmos Huszar, Bart van der Leck, Gerrit Rietveld, P.J. Oud e.a. om uit te komen bij het Parijse atelier van Piet Mondriaan, waar zijn radicaal abstracte composities ontstonden. In een brief aan Van Doesburg schrijft hij over de ‘groote’ schoonmaak die hij heeft gehouden, omdat hij in ‘zoo’n vuile boel’ niet kan werken. Het resultaat is bijzonder: tegen een voor die tijd modern wit decor plaatste Mondriaan rood, geel en blauw beschilderde platen, waardoor zijn woon-werkomgeving wel op een driedimensionaal schilderij leek. Om deze  strak ingerichte ruimte wordt Mondriaan tot de huidige dag door architecten gewaardeerd. In Den Haag is dit atelier op ware grootte nagebouwd; een ruimte met witte muren, waarin alles is teruggebracht tot een geometrische essentie. Na een bezoek aan dit atelier zei tijdgenoot Piet Zwart:  …’het was of ik bij Onze Lieve Heer werd binnengelaten’. Niet iedereen vond deze omgeving inspirerend. Toen Mondriaan een Rusinnetje mee naar huis nam merkte ze op:  …’Maar men kan hier toch niet de liefde bedrijven’

Atelier Piet Mondriaan, Parijs 1926. Foto: Andre Kertesz

Maquette atelier Piet Mondriaan in Parijs, 1926,  Foto: Fas Keuzenkamp

 

 

 

 

 

 

Toen Piet Mondriaan in 1917 via Bart van der Leck kennismaakte met vereenvoudigde, geometrische vormen neergezet in primaire kleuren, ging hij op op de ingeslagen weg verder. Maar op een geheel eigen manier.

In het Haags Gemeentemuseum, dat de grootste collectie Mondriaans bezit, is zijn ontwikkeling van realisme naar volledige abstractie goed te volgen. De bezoeker ziet vroege verstilde landschappen o.a. uit de omgeving van

Piet Mondriaan, Boerderij bij Duivendrecht, 1916, Gemeentemuseum Den Haag

Piet Mondriaan, Boerderij met wasgoed aan de lijn, 1897, Gemeentemuseum.

 

 

 

 

 

 

Duivendrecht, Uden en het Gein bij Abcoude.  Eenvoudige voorstellingen soms met een boerderij of molen gestoffeerd, waarin hij met subtiel kleurgebruik alleen maar de sensatie van een natuurervaring schetst. Of het simpele Boerderij met wasgoed aan de lijn, zoals alleen nog in het Zuiderzee Museum is te zien.

Piet Mondriaan, kerk te Oostkapelle, 1909,

Piet Mondriaan
Zeeuwsche Kerktoren, 1911

Later zien we een molen, kerktoren of oeroude boom die gaandeweg niet alleen van vorm verandert, maar ook van kleur verschiet. Van een ingehouden palet met natuurlijke kleuren, gaat Mondriaan in Zeeland over op roze kerktorens in Domburg, Oost- en Westkapelle.  Van een bij kasteel Westhove in Domburg nog altijd bestaande oeroude boom herformuleert hij de vele vertakkingen, resulterend in een wirwar van (bijna) horizontale en verticale lijnen.

Piet Mondriaan, studie voor de grijze boom, 1911

Piet Mondriaan, De grijze boom, 1911, Gemeentemuseum Den Haag

 

 

 

 

 

Datzelfde proces ondergaan de paalhoofden, die als golfbrekers bij Domburg en Oostkapelle in zee steken, zoals we nog zullen zien.

Wie (nog) niet van Mondriaan hield krijgt in deze tentoonstelling de kans hem te leren waarderen of tenminste de scepsis te laten varen!

De titel de Ontdekking van Mondriaan is tweeledig: het publiek krijgt de gelegenheid om Mondriaan te ontdekken. De titel slaat echter ook op de ontdekkingen, die tussen 2009-2015 gedaan werden tijdens het kunsthistorisch- en natuurwetenschappelijke onderzoek van het Mondriaan Restauratieproject. Nieuwe inzichten op technisch gebied, Mondriaans materiaalgebruik, zijn intenties en keuzes zijn in een speciale publicatie gebundeld: Restauratie van een Wereldcollectie.
De eveneens deze zomer lopende tentoonstellingen over architectuur, interieur en mode completeren het beeld van de De Stijl. De stroming werd bekend onder dezelfde naam als het eerder gelanceerde  vernieuwende tijdschrift. De Stijl bleef niet beperkt tot schilderkunst en grafische vormgeving, maar veroverde als Gesamtkunst alle kunstzinnige terreinen.

In het GEM laat Mondriaan zich niet alleen via (bijna 300) schilderijen en tekeningen kennen, maar ook door brieven, muziek- en brieffragmenten, uitspraken van tijdgenoten en persoonlijke spullen, zoals grammofoonplaten. Mondriaan was dol op jazz en bij de tonen van de Boogiewoogie kon hij niet stil blijven staan. Middels filmbeelden treedt de bezoeker in het voetspoor van Mondriaan om via Amsterdam, Laren, Domburg, Parijs en Londen uiteindelijk bij zijn eindbestemming uit te komen: New York.

Charles Karsten, Piet Mondriaan in zijn atelier. Collectie RKD

Piet Mondriaan (1872-1944) werd in een steil Calvinistisch gezin in Amsterdam geboren. Vandaar dat serieuze, strenge en onberispelijke, voorkomen, denk ik bij het zien van zijn foto’s. Nadat hij op aandringen van zijn vader, zelf onderwijzer, een onderwijsacte had behaald, kon hij eindelijk naar de Kunstacademie in Amsterdam. Zoals te lezen in mijn bespreking van de tentoonstelling Rumoer in de stad, zwaaide Auguste Allebe daar de scepter. In 1895 studeert hij opgeleid in de stijl van de Haagse School af als landschapschilder. Hij belandt echter niet voor de klas, maar achter de schildersezel! Naast vroege eenvoudige landschappen verdient Mondriaan een goede boterham als portretschilder. In een van de  kabinetten hangt, naast de beeltenis van twee ernstig kijkende broertjes, zelfs een goed getroffen portret van een St. Bernard hond! Ook geeft hij schilderlessen aan dames van gegoede huize. Maar naast dit om den brode ontstane traditionele werk, huist in Mondriaan een drang om andere artistieke horizonten te verkennen. In 1904 vertrekt hij naar het Brabantse Uden; waar Vincent van Gogh ook enige tijd werkte. Dit lijkt echter niet van invloed te zijn geweest op Mondriaans keuze. Hij ging erheen omdat zijn vriend Albert van Briel daar woonde, maar in zijn Korenschoven lijkt invloed van Van Gogh toch niet ver weg. Een heerlijk zomerse, bijna zintuiglijke impressie, waarbij je met wat fantasie, de geur van het zondoorstoofde graan kunt ruiken. In 1906 wint hij met een bij Arti & Amicitia getoond Stilleven zelfs een prijs.

Piet Mondriaan, Korenschoven in het veld, 1892, gemeentemuseum Den Haag

Piet Mondriaan, Boerderij Brabant 1904, Gemeentemuseum den Haag

In Brabant schildert hij vooral onbeduidend boerderijtjes en interieurstukken, die wegens de aandacht voor vlakverdeling, structuren en lijnenspel, aldus de catalogus van wezenlijke betekenis zijn voor Mondriaans ontwikkeling zijn

 

 

Piet Mondriaan, Evolutie, Triptiek 1911, Gemeentemuseum den Haag

Na een jaar is hij weer terug in Amsterdam, waar hij door portretschilder Cees Spoor steeds meer geïnteresseerd raakt in de theosofie. Mede geïnspireerd door de geschriften van de indertijd invloedrijke Madame Blavatsky en de filosoof Schoenmaker, omarmt hij deze levenshouding als leidraad voor de ontwikkeling van zijn bewustzijn.  Conform deze overtuiging geeft hij in het Evolutietryptiek (1911) middels drie enigszins geometrisch vormgegeven vrouwenfiguren, de stadia naar spirituele bewustwording weer. In 1911 organiseert Mondriaan samen met Jan Toorop en Jan Sluyters een tentoonstelling in het Stedelijk. Behalve eigen werk, zijn ook schilderijen van Cézanne, Braque en Picasso te zien.

In Amsterdam maakt hij kennis met Marie Tak van Poortvliet en Jacoba van Heemskerk. Tijdens de gezamenlijk in Domburg doorgebrachte zomers ontmoet hij ook Jan Toorop. Onder invloed van Van Heemskerk en Toorop begint Mondriaan te experimenteren met vorm en kleur. Anders dan de eerdere molens aan het Gein in Abcoude, geschilderd in een ingehouden palet, spatten de kleuren, beschenen door het ‘Zeeuwse licht’, nu van het doek. Een kwaliteit welke later van het label ‘luminisme’ werd voorzien.

Piet Mondriaan
Molen bij zonlicht

Jacoba van Heemskerck, Twee Bomen, 1910, Gemeentemuseum Den Haag

Vergelijk het bijna spirituele, maar nog in een traditioneel palet geschilderde Oostzijdse Molen bij Avond, ca. 1907 aan het begin van dit bericht met de Molen bij zonlicht uit 1908.  Dat geldt ook voor de duingezichten, kerktorens en het portret van een Zeeuwse boer,  dat behalve de felle kleuren ook de toets van Toorop en Van Heemskerck draagt, zoals te zien in haar Twee bomen van 1908-1910.  Prachtig zijn  Mondriaans duin- en zeegezichten, zoals het Duinlandschap uit 1911, met zeilbootjes en de kustlijn van Schouwen Duiveland aan de horizon, dat Mondriaan m.i. waarnam vanaf de duinen bij Vrouwenpolder.

Mondriaan, Duinlandschap, 1911, Gemeentemuseum Den Haag

 

Getuige een potloodschets van van de kerk in Domburg en een houtskooltekening, waarin dezelfde gevel in horizontale en verticale lijnen alleen nog herkenbaar is aan twee gotische vensters, begint Mondriaans weg naar abstractie vorm te krijgen.

Mondriaan, Kerk te Domburg (schetsboek 1 folio 18), 1914, Gemeentemuseum Den Haag

Mondriaan, kerkgevel 1 (Domburg), 1914, Gemeentemuseum Den Haag

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Met zijn verschillende versies van ‘Pier and Ocean’ en Compositie 10 in zwart wit, 1915,  gaat hij nog een stap verder. Witte vlakken met kleine horizontale en verticale streepjes; gereduceerde beelden geïnspireerd op de paalhoofden van het Domburgse strand, die afsteken tegen de horizon.

Zicht op Zee, Paalhoofden Domburg 

Mondriaan, strand met paalhoofden bij Domburg, 1909,

Mondriaan, Compositie 10, Pier and Ocean, 1914

 

 

 

 

 

Parijs
Het jaar van zijn verhuizing naar Parijs, 1911, betekent een waterscheiding, niet alleen in zijn privé leven –hij verbreekt zijn verloving met Greta Heybroek- maar ook in zijn ontwikkeling als schilder. In Parijs maakt hij kennis met belangrijke kunstenaars, schrijvers en intellectuelen die evenals hij op zoek zijn naar moderne vooruitstrevende kunst. Behalve met de daar woonachtige Conrad Kickert en Lodewijk van Schelfhout, raakt hij bevriend met Le Fauconnier. Hoewel hij zich overdag, werkend als een kluizenaar niet liet zien, was Mondriaan ’s avonds overal een graag geziene gast: hij kreeg zelfs de bijnaam: ‘Piet-zie-je-me-niet’! Geïnspireerd door Picasso en Cézanne, die de natuur in vereenvoudigde, geometrische vormen weergaven, zet Mondriaan zijn zoektocht naar verdere reductie van zijn onderwerp voort. De sporen van een gesloopt huis met rechthoeken van wandbehang waar ooit kamers waren, vormden over de gehele muur een abstracte compositie. Dit beeld transformeert hij aan de hand van een schets, met kleuraanduiding, tot een abstract werk Compositie no VI, dat in 2009 in de tentoonstelling Cézanne, Picasso en Mondriaan in het Gemeentemuseum te zien was.

Mondriaan, Afgebroken gebouw, schetsboek II, folio 21

Piet Mondriaan, Compositie no VI,1914

Onder invloed van Picasso probeert Mondriaan het kubisme uit. Hij reduceert de zichtbare wereld verder om uiteindelijk de essentie te bereiken: een ritme van vlakken en kleuren, weergegeven in horizontale en verticale lijnen. Dit noemt hij neoplastische kunst. In 1913 neemt de gezaghebbende kunstcriticus Apollinaire notitie van Mondriaans werk op de Salon des Indépendants. Inmiddels signeert hij met het internationaal gemakkelijker in het gehoor liggende Mondrian (met één a). Een tijdelijk verblijf in Nederland wordt in 1914 voorlopig permanent door het uitbreken van WOI. Rusteloos pendelt Mondriaan tussen Amsterdam, Domburg en Laren. In het trefpunt voor kunstenaars, hotel Hamdorf, discussieert Mondriaan over kunst en hij waagt zich regelmatig op de dansvloer.

Naarmate Mondriaan verder experimenteert met vereenvoudigde vormen, neemt het enthousiasme van zijn bewonderaar de ‘kunstpaus’ H.P. Bremmer af. Gelukkig zag Sal Slijper in Laren wel wat in het vernieuwende werk van Mondriaan. Slijper koopt o.a. Boerderij bij Duivendrecht. Ook Theo van Doesburg schrijft een gunstige recensie van Mondriaans werk, dat hij in het Stedelijk ziet. Tijdens een briefwisseling blijkt dat ze op kunstzinnig gebied geestverwanten zijn. Onder de titel De Stijl begint hij het reeds genoemde tijdschrift, waarin ook Bart van der Leck en Mondriaan publiceren. De laatste met zijn Dialoog over de Nieuwe Beelding, waarin hij de niet begrijpende beschouwer van zijn werk de volgende aanbeveling doet: …’door intuïtief aanvoelen, veel zien en vergelijken alleen kan men tot volkomen waardering van het nieuwe komen’…

De catalogus belicht ook Mondriaans tweede Parijse periode, waar hij na WOI terugkeert. In plaats van het door schilders meestal gebruikte licht dat vanuit het noorden binnenvalt, geeft Mondriaan de voorkeur aan van opzij binnenvallend, warmer zuid-oostelijke licht. Hij laat ook steeds meer de textuur van de drager en van de verticaal, dan wel horizontaal gepenseelde toetsen meespelen; deze verfstreken veroorzaken subtiele verschillen in lichtval.  Anders dan voorheen werkt hij zonder voorstudies hij plaatst zijn idee met houtskool direct op het doek, waarna lijnen en invulling van de kleurvlakken volgen.

Piet Mondriaan Compositie met lijnen en met kleur: III, Gemeentemuseum Den Haag

In de catalogus Piet Mondriaan: de man die alles veranderde, leest u meer over Mondriaans experimenten met bredere en dunnere horizontale en verticale lijnen en de daardoor ontstane ritmiek, zoals in Compositie met lijnen en kleur: III.

In 1925 zullen de wegen van Mondriaan en Van Doesburg uiteen gaan. Mondriaan heeft in de gezamenlijk bereikte neoplastische, nieuwe beelding zijn doel bereikt, maar Van Doesburg reist verder naar het door hem genoemde ‘elementarisme’, waarin de diagonale lijn en een spirituele lading prominent  aanwezig zijn.

Nesteldrang
Inmiddels gaan de jaren blijkbaar tellen. Mondriaans vrije leven kent ook momenten van eenzaamheid, die door avontuurtjes met vrouwen niet opgelost wordt. Het is dan ook niet verrassend dat Mondriaan in 1931 een echt nestje bouwt, compleet met een extra kamertje en een zelf getimmerd wiegje, dat echter leeg zal blijven. Wanneer hij Lily Bles, de dochter van een vriend, die hij als kind nog op schoot hield, herhaaldelijk ten huwelijk vraagt blijft het antwoord in 1932 ‘nee’.

Hoewel Mondriaan de ontvangers van zijn brieven verzocht deze na lezing te vernietigen en hijzelf ook niet veel bewaarde, hebben de onderzoekers via vrienden toch nog heel wat persoonlijke informatie bijeen weten te sprokkelen. Het bevriende echtpaar Van Domselaer dat hem in Parijs opzocht, trof daar een keurige, overdag als een kluizenaar levende Mondriaan aan. Van onaangekondigd bezoek, zeker in de ochtend wanneer hij schreef of schilderde, moest hij niets hebben. s’ Avonds voltrok zich echter een metamorfose. Dan werd hij een sociaal dier, dat niet weg te slaan was van de dansvloer in de jazzclubs.

Doorbraak
Tijdens de jaren ‘20 begint Mondriaan internationaal bekendheid te krijgen. Eigentijdse kunstenaars  zoeken hem op in zijn atelier, zoals Delaunay, Man Ray en Calder. De laatste bewandelt sinds 1930 met zijn draadfiguren onder invloed van Mondriaan ook de weg naar abstractie. Een weg die Mondriaan inmiddels internationale faam bezorgt. In 1927 verkoopt hij werk aan het Guggenheim Museum en verschillende particuliere verzamelaars in de Verenigde Staten, Zwitersland, Duitsland en eigen land. Onder hen mannen van naam: als Man Ray en Marcel Duchamp. Voor hij zelf in New York aankomt is zijn faam hem vooruit gereisd. Valentine Galery wil Mondriaan in de VS vertegenwoordigen en het Moma in New York koopt eveneens een Mondriaan.

Londen
Wegens de oorlogsdreiging neemt Mondriaan de wijk naar Londen. Hij vestigt zich in Hampstead, waar meer kunstenaars als Naum Gabo, Oskar Kokoschka en Kurt Schwitters eveneens zijn neergestreken. In de Londense underground is hij onder de indruk van ijzingwekkende roltrappen. In Engeland zet hij zijn zoektocht naar abstractie voort en krijgt hij de kans om zijn werk te exposeren. ’s Avonds is hij ook hier in de jazzclubs te vinden of  gaat hij naar de bioscoop, waar hij verslingerd raakt aan de films van Walt Disney. Wanneer zijn werk door de nazi’s als ‘entartete kunst’ wordt bestempeld  laat hij zich, met het oog op het verkrijgen van een visum, door een jonge Amerikaanse kunstenaar Harry Holtzman uitnodigen om naar New York te komen.

Bij de opening van de tentoonstelling ‘Masters of Abstract art’,New York, 1 April 1942, foto: Lisette Model

Tijdens de eerste bombardementen op Londen, in de Blitzkrieg, weet Mondriaan ternauwernood te ontkomen. In de herfst van 1940 arriveert hij als 68-jarige in New York. Hij is erg onder de indruk van de metropool, die een enorme levenslust in hem opwekt. In de journaliste Charmion von Wiegand vindt hij een laatste liefde. In 1943 publiceert zij een belangrijk artikel over Mondriaans ontwikkeling van figuratie naar abstractie.

 Nachtenlang is hij, met onafscheidelijke sigaret, in jazz- en danscafé’s te vinden. In zijn atelier, op stand gelegen op de hoek van 15 East 59th Street en 5th Avenue, experimenteert hij  -wanneer zijn inmiddels afnemende gezondheid het toelaat- verder aan uit Parijs en Londen meegebracht én nieuw werk. Ook past hij nieuwe vindingen toe: zoals twee dunne, parallel geschilderde lijnen die zijn werk nog meer dynamiek verlenen en in plaats van alleen maar zwart, ook gekleurde lijnen.   Die hem echter voor een probleem plaatsen: er ontstaat diepte in zijn werk. Daar hij deze illusie van perspectief ongewenst vindt, doorbreekt hij deze lijnen met anders-gekleurde vlakjes. Hiermee begint de laatste fase in Mondriaans ontwikkeling naar abstractie. De functie van de lijn moet oplossen. Door deze te doorbreken wil hij het ritme, de polsslag van het leven zelf, aangestuurd door zijn intuïtie, verbeelden.

Mondriaan, Broadway Boogie Woogie, 1942-43, Museum of Modern Art, New York city.

In 1942 krijgt hij een solotentoonstelling bij Valentine Galery, maar wanneer hij zijn Broadway Boogiewoogie  daar aan de wand ziet is hij niet tevreden; het geel is te dominant. Hij besluit tot een remake; resulterend in het doek Victory Boogie Woogie, dat nu solitair getoond wordt in de achterzaal van de tentoonstelling. Met deze zwanenzang behaalde Piet Mondriaan in 1997 postuum een ultieme victorie; het werk werd voor 82 miljoen gulden gekocht; omgerekend 37 miljoen euro. Mondriaan adepts vonden het value for money, anderen vonden het aankoopbedrag, dat de Nederlandse Bank als afscheid van de gulden had gefourneerd, absurd.

Piet Mondriaan, Victory Boogie Woogie, 1942-1944, Gemeentemuseum Den Haag,

Piet Mondriaan, Victorie Boogie Woogie 1942-1944, detail

Van dichtbij zijn de enigszins losgelaten, gekleurde stukjes cellotape te zien, waarmee Mondriaan tot het laatst, koortsachtig in de weer bleef.

Hoe kwam Mondriaan op het idee voor deze creaties?

Zijn vergelijkbare, iets eerdere compositie Broadway Boogiewoogie  zou geïnspireerd zijn op het vanuit zijn raam waargenomen stratenplan van Manhattan met rode stoplichten en yellow cabs.

Het harde werken en de nachtelijke escapades braken Mondriaan op. In de nacht van 31 januari op 1 februari 1944 overlijdt hij aan de gevolgen van een longontsteking. De herdenkingsdienst op 3 februari werd door zo’n 200 belangstellenden, onder wie Marc Chagall, Fernand Léger, Marcel Duchamp, Alexander Calder en Peggy Guggenheim bijgewoond. Zijn laatste werk, dat onvoltooid en zonder titel op Mondriaans schildersezel stond, werd door zijn erfgenaam Harry Holtzman postuum Victory Boogiewoogie gedoopt en zou uitgroeien tot een icoon van de naoorlogse moderne tijd.

Link: Gemeentemuseum Den Haag, tentoonstelling De ontdekking van Mondriaan

Geverifieerd door MonsterInsights