Terwijl ik op een koele voorjaarsdag naar het Catharijneconvent wandel zie ik de Utrechtse Domtoren, zo’n 600 jaar nadat ze werd opgetrokken, voor restauratie in de steigers staan. In de naastgelegen Maartenskerk werd tijdens de middeleeuwen een luisterrijke verzameling kerkschatten bewaard. Anno 2019 is daar op een enkel stuk na, niets van over. De letterlijk en figuurlijk schitterende voorjaarstentoonstelling in Museum Catharijneconvent met kostbare objecten uit de Münster domschat geeft de bezoeker een idee van die verloren verzameling. De Utrechtse kerkschat schittert door afwezigheid, maar de archiefstukken die deze beschrijven zijn bewaard. Met enige verbeeldingskracht kan de bezoeker de verloren beelden en reliekhouders in de geest net zo laten glanzen als hij of zij zelf wil!
Overeenkomsten
Tussen Utrecht en Münster bestaan, behalve vergelijkbare kerkschatten, meer overeenkomsten. Beide bisschopssteden ressorteerden onder het aartsbisdom Keulen en beide kerken zijn gefundeerd op vroegmiddeleeuwse stichtingen. De Angelsaksische geloofsverkondiger Willibrord liet in 695 binnen de muren van het voormalige Romeinse castellum een kerkje gewijd aan Sint Maarten optrekken. In 805 gaf de Utrechtse missionaris Liudger in Münster opdracht tot de bouw van een kerk gewijd aan de apostel Paulus.
In tijden van onrust, oorlog en geldnood verdween het edelmetaal van de Utrechtse domschat in de smeltoven. Dit lot bleef Münster ondanks veel gevaarlijke momenten bespaard, maar bij een brand in 1527 ging het middeleeuwse archief daar verloren. De getoonde Duitse kostbaarheden en de Utrechtse inventaris-notities completeren het beeld van de verloren Utrechtse domschat. Vòòr deze kerken gesticht werden, trokken vroege missionarissen er met een draagaltaar op uit. Dit met zilver en roze marmer beklede object werd door rondreizende priesters gebruikt voor het opdragen van de mis. De voorzijde is versierd met kleine in Byzantijnse stijl uitgevoerde millefiori mozaïekjes naast een mandorla met Christusfiguur geflankeerd door medaillons met de symbolen van de vier evangelisten.
Reliekhouders
Museumbezoekers zullen zich vandaag de dag vooral verwonderen over de verstilde pracht van de tentoongestelde objecten. In het verleden dienden deze vooral een esthetisch doel als houder van relieken. In de stoffelijke resten van heiligen was, zo geloofde men, hun helende kracht op aarde achter gebleven. Middeleeuwse gelovigen waren er heilig van overtuigd dat een gebed uitgesproken in de nabijheid van relieken eerder verhoord werd dan zomaar een gebed. Bovendien kon de heilige in kwestie in de hemel ook nog een goed woordje voor hen doen. Hoe dichter de gelovigen bij de reliek konden komen, hoe beter. Het liefst wilden zij deze aanraken, maar wegens diefstal (zelfs een klein afgepeuterd stukje was al begeerlijk) werden relieken veelal achter glas of bergkristal getoond, dat bij heel kleine relieken als vergrootglas fungeerde. Een mooi tot de verbeelding sprekend voorbeeld is de armreliekhouder van Felicitas, de onfortuinlijke moeder die tijdens het bewind van keizer Antoninus Pius in de 2e eeuw werd gedwongen toe te kijken bij de executie van haar zeven zonen die zich evenals hun moeder tot het christendom hadden bekeerd. Hun stoffelijke resten worden, samen met relieken van hun moeder, bewaard in de grote met zilver en koper beklede schrijn, die eveneens in de ‘schatkamer’ van de tentoonstelling te zien is.
Met de reliekhouder van de heilige Laurentius wordt het lichaamsdeel waarvan de reliek afkomstig is eveneens ostentatief getoond: zijn rib. Rond het midden van de 3e eeuw werd hij door Keizer Decius veroordeeld tot de vuurdood. De keizer ontstak in woede toen Laurentius de opdracht zijns inziens niet naar behoren had uitgevoerd. In plaats van hem de tastbare schatten van de kerk te brengen, kwam Laurentius met een groep (gelovige) paupers aanzetten, in zijn ogen de ware schatten van de kerk. Naast zijn beeltenis ziet de bezoeker zijn attribuut: een rooster. Laurentius onderging zijn lot zonder klagen. Na enige tijd zou hij slechts gezegd hebben, draai me nu maar om, deze kant is gaar.
De oogverblindende kerkschatten wekten door de eeuwen heen behalve bewondering ook kritiek. Bernardus van Clairvaux (1090-1153) de stichter van de hervormde sobere Cisterciënzer orde, sprak Abt Suger van de Cluniazenzer abdij in St. Denis aan op zijn verzameling kerkschatten. Het geld uitgegeven aan deze kostbaarheden had beter besteed kunnen worden aan de armen!
Op dergelijke kritiek hadden de prelaten van de kerk slechts één weerwoord:
… Deo optimo maximo… voor God is niets goed genoeg!
In zijn voorwoord bij de catalogus neemt de bisschop van Münster Felix Genn op voorhand stelling tegen dergelijke uitlatingen:
…’Verzamelt u geen schatten op aarde, waar mot en roest ze ontoonbaar maakt en waar dieven inbreken en stelen; maar verzamelt u schatten in den hemel, [….] Want, waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn. …. Niemand kan twee heren dienen. Gij kunt niet God dienen en Mammon…’ Matth. 6: 19 e.v.
De expositie begint met de geschreven erfenis: de archiefstukken van het Utrechtse domkapittel met beschrijvingen van de verloren kostbaarheden. In het zogenoemde Liber Camerae geeft de kanunnik en weldoener Evert van Zoudenbalch (1424-1503) in zijn functie van thesaurier een inventarisatie van de domschatten.
Ook de Catalogus Episcoporum Ultrajectinorum uit 1342 maakt melding van de talrijke reliekhouders. Ter meerdere glorie van God en zichzelf of andersom, schonken hoogwaardigheidsbekleders kostbaarheden aan de kerk. Zoals bisschop David van Bourgondië (1456-1496) een bastaardzoon van Filips de Goede, die getuige een dagboeknotitie uit 1489 een ‘gulden cleynoot’ met Maria-relieken versierd met zilver, parels en edelstenen aan de domkerk had geschonken. Een kerststal van puur goud, voorzien van zijn wapen met sculptuurtjes van Maria, Jozef en het kindje Jezus.
De archiefstukken vormen voer voor geduldige en geschoolde lezers. Gelukkig wordt aan de hand van reproducties van schilderijen en prenten beknopt tekst en uitleg gegeven. Een afbeelding van een edelsmidse illustreert de opdracht die goudsmid Tyman IJsbrants in 1460 ontving voor de vervaardiging van een houder voor de armreliek van de heilige Pontiaan. Deze martelaar werd op 14 januari in het jaar 169 ten tijde van Marcus Aurelius in Spoleto om zijn geloof gedood. Dat hij zo ver van huis in Utrecht werd vereerd is te danken aan dit geschenk dat bisschop Balderik in 966 voor de herbouwde domkerk van keizer Otto I ontving.
Aan de inzamelingsactie voor het benodigde zilver herinneren enkele zilveren lepels in de opstelling. Door gebrek aan materiaal en de dood van de smid liet de voltooiing van de opdracht nog 43 jaar op zich wachten. Het resultaat, een zwaarwegende schrijn in de vorm van een kerk, verdween eveneens de smeltoven.
Verloren kerkschatten
Hoe de schatten uit de Utrechtse Dom zijn verdwenen wordt in de archiefstukken eveneens verduidelijkt. Enige jaren nadat keizer Karel V heer van Utrecht was geworden, werden de gouden en zilveren kerkschatten vanuit Brussel gevorderd. In een inventaris uit 1571-78 leest de bezoeker dat alles is omgesmolten ten gunste van de oorlogskas van de Staten Generaal. In de zogenoemde ‘Reeckinge’ door Willem van Lamsweerde wordt vermeld dat de kanunniken het leeuwendeel van de kostbaarheden zelf lieten omsmelten om hun schulden te betalen. Zo eindigden de Utrechtse reliekhouders in de jaren zeventig van de 16e eeuw in de smeltoven van de Utrechtse munt.
De overgebleven relieken kwamen terecht in de aan Gertrudis gewijde Utrechtse schuilkerk. Ze zijn in de tentoonstelling te zien: de keurig verpakte botresten van Pontiaan en Benignus, die nog door bisschop Balderik waren verworven. Ook de Bracchium Sancti Martini; een armreliek van de Utrechtse patroonheilige bleef bewaard. Volgens de overlevering sneed hij zijn rode mantel in tweeën, waardoor zijn witte onderkleed zichtbaar werd. De helft gaf hij weg aan een bedelaar. Het wapen van Utrecht, onder meer te zien aan de lantarenpalen in de binnenstad, herinnert ons aan Martinus goede daad.
Van twee reliekhouders met (nog meer) relieken van Pontiaan en Agnes resteert slechts de as, die overbleef nadat deze tijdens de Opstand, in de late 16e eeuw, door de watergeuzen werden verbrand.
Met de geschreven bronnen over de verdwenen Utrechtse Domschat en de tastbare objecten uit Münster wordt op thematische wijze een schitterend verhaal verteld over de verschillende aspecten van de verwerving, verzameling, verering en vernietiging van relieken.
De oudste relieken uit de Utrechtse Dom ontving Willibrord eigenhandig tijdens een bezoek aan paus Sergius in Rome. Sindsdien groeide de verzameling heilzame relieken uit tot een ware schat. Niet alleen Martinus van Tours en de heilige Pontiaan speelden een belangrijke rol in Utrecht, maar ook de martelares Agnes van wie een prachtig beeldje uit Münster te zien is.
Op 14 en 21 januari werden hun relieken in een feestelijke processie rondgedragen. Getuige een beschrijjving van de ‘blyde incomste’ van Keizer Karel V in de zomer van 1540 haalde het domkapittel toen eveneens alles uit de kast voor een indrukwekkende reliekenoptocht door de stad.
De martelares die in de 3e eeuw in Rome werd gedood is herkenbaar aan haar attribuut, het lam. Haar naam is afgeleid van het Latijnse Agnus Dei. De ring verwijst naar de reden van haar marteldood. Haar nee-woord op het huwelijksaanzoek van een Romeinse prefect werd haar fataal. Het gedetailleerde beeldje is een meesterwerk van 16e eeuwse goudsmeedkunst. Wie de Paulusdom bezoekt ziet twaalf soortgelijke figurines op het hoofdaltaar.
Kostbare materialen
In het tot ‘schatlab’ gedoopte deel van de expositie ziet de bezoeker de kostbare nog onbewerkte materialen en ‘rariteiten’, waaruit de stukken zijn vervaardigd. (Half)edelstenen als amethist, lapis lazuli, parels en robijnen, waaraan symbolische en soms ook wonderdadige krachten werden toegekend. Zo zou amethist, vaak gezet in bisschopsringen (…) de drager bescherming bieden tegen dronkenschap. Een bijzondere gif-neutraliserende werking werd toegeschreven aan de kokosnoot; het materiaal waaruit één van de topstukken vervaardigd is. Deze uit de 10e of 11e eeuw daterende kokosnootbokaal is bekroond met het lam Gods; geformeerd uit een van oorsprong oud-Perzisch bergkristallen leeuwenbeeldje, waaraan letterlijk en figuurlijk een christelijke draai werd gegeven. De staart van de leeuw werd gecoupeerd en het kopje omgedraaid. Een uit 1622 daterend certificaat van echtheid (…) verklaart de bloedrode inhoud van het lam: …’in Ipso Ango Dei de sanguine Domini nostri’…
In de tentoonstelling bevinden zich nog enkele bijzondere bokalen. Twee van ivoor, gedekt met een leien pannendakje van zilver. Op één daarvan zijn 9 helden te zien; 3 oudheidkundige, 3 joodse en 3 christelijke. De andere toont de zogenoemde vrouwenlisten: Delila die de oudtestamentische krachtpatser Samson met de schaar van zijn kracht berooft. In het ivoor is ook een afbeelding van de Griekse wijsgeer Aristoteles gesneden, aan wie niets menselijks vreemd was. Nadat hij zijn pupil Alexander de Grote gewaarschuwd had voor de mooie, doch listige Phillis, ging hij zelf voor de bijl. De afbeelding toont hoe hij zich door haar als rijdier liet gebruiken. Eén van de talrijke in de Middeleeuwen graag uitgebeelde zogenaamde vrouwenlisten.
Moraal van het verhaal? Mannen hoed u voor de listen van vrouwen. In het voetspoor van Eva zijn zij erop uit om zelfs de meest deugdzame en wijze mannen ten val te brengen….
Wederdopers in Münster
Van het leien dakje van deze bokaal maken we een sprong naar de spreekwoordelijk geworden ‘Jantje van Leien’. De kleermaker uit Leiden, die samen met Berend Knipperdolling in 1534 in Münster alvast een eigen versie creëerde van het hemelse Jeruzalem. Dat het inrichten van het koninkrijk Gods geen mensenwerk is werd echter al snel duidelijk. De portretten van Jan Beukelszoon, alias Jan van Leiden, en zijn compaan Knipperdolling zijn in replica aanwezig.
Gedurende de hevige strijd tijdens het ontzet van deze ‘modelsamenleving’, werden de twee opgepakt en opgehangen in kooien aan de Lambertikerk in Münster, waar ze (die kooien) als afschrikwekkend voorbeeld nog steeds hangen.
Het interieur van de Paulusdom werd verwoest, maar de domschat bleef wonderwel gespaard. Dat gebeurde nogmaals ten tijde van Napoleon, die alleen de barokke objecten van de kerkschat liet omsmelten. Wie durft de kracht van middeleeuwse relieken nog te betwijfelen?
Zoals in elke rooms-katholieke kerk werden in de dom van Münster en Utrecht relieken van de patroonheiligen bewaard. Eén van de oudste objecten uit de schatkamer van Münster is een hoofdreliekhouder van de apostel Paulus, daterend van 1060.
Van een fervent bestrijder van het christendom veranderde hij, na goddelijke interventie op weg naar Damascus, in één van de belangrijkste strijders vóór het christendom. (Handelingen 9: 17-18).
De houten kern herinnert nog aan de manier waarop relieken aanvankelijk werden opgeborgen; in eenvoudige houten doosjes. In de loop der tijd werden deze bekleed met bladgoud en zilver en steeds rijker versierd. Later kregen reliekhouders vaker een vorm die correspondeerde met het lichaamsdeel van de reliek. Zoals dit hoofd van de apostel Paulus, omkleed met goud; versierd met parels, edelstenen en ogen van safier. Met Pasen werd deze getoond op het altaar.
Van de smeltoven gered
De zogenoemde Hamer van Sint Maarten, de beschermheilige van de Utrechtse Dom, is de enige bewaard gebleven secundaire reliek uit de voormalige domschat. Getuige het Latijnse opschrift zou de 4e eeuwse bisschop Martinus van Tours er tijdens zijn missie-campagnes heidense afgodsbeelden mee kapot hebben geslagen. ….. ‘de heidense afgodsbeelden stortten neer, getroffen door de bijl van Martinus, laat niemand geloven dat zij goden zijn, die zo gemakkelijk ter aarde storten’…
De ‘hamer’ is samengesteld uit een prehistorische vuistbijl gevat op een steel uit ca. 1300. Of Martinus deze ooit zelf heeft gehanteerd blijft een vraag…..
Voor we ons virtuele bezoek aan de schatkamer van Münster voortzetten noem ik nog twee Middeleeuwse manuscripten die ontnapt zijn aan de vernietiging van de Utrechtse domschat: de Ansfridus- en Bernulfuscodex.
De achterzijde van de Ansfriduscodex toont het ‘portret’ en een boodschap van Ansfridus die van 995 tot 1010 bisschop van Utrecht was: …’Versierd met flonkerende edelstenen en schitterend goud ben ik een geschenk van Ansfridus aan Martinus’…, dat wil zeggen aan de Maartenskerk.
In roerige tijden werden deze codices ver van Utrecht in veiligheid gebracht. In de 19e eeuw werden de boeken in de pastorie van de Deventer Lebuinuskerk teruggevonden, waar ze werden gebruikt om de linnenpers te verzwaren. Voor de Utrechtse katholieke geestelijke en ‘reli-souvenirjager’ Gerard van Heukelum een vondst van onschatbare waarde. Na 1853 mocht het katholieke geloof, dat sinds de late 16e eeuw verboden was, weer openlijk worden beleden. Voor de nieuw in te richten neo-gotische godshuizen werden naar door Van Heukelum aangedragen authentieke voorbeelden, middeleeuws ogende objecten gemaakt.
Van de dedicatietekst op de Ansfriduscodex is geen woord overdreven. De ‘hard-cover’ bestaat uit een met bladgoud bekleed houten plankje, dat in het Latijn werd aangeduid met het woord caudex, waar de benaming codex van afgeleid is. Deze werd versierd met een uit filigrainwerk gevormd kruis en een keur aan edelstenen.
Voor de inhoudsopgave hoef je het boek niet te openen. De medaillons op de hoeken verwijzen symbolisch naar de vier evangeliën. Leuk detail vormt het rode steentje rechtsonder. Ogenschijnlijk een gewoon siersteentje, maar door het opschrift een Fremdkörper op een christelijk boek want het is voorzien van een met het blote oog nauwelijks zichtbare inscriptie ‘Allah Akbar’; gods wegen zijn ondoorgrondelijk.
Van een soortgelijke pracht is het 11e eeuwse reliekenkruis uit Münster. Staand op een voet van bergkristal en versierd met filigrainwerk, safieren, robijnen, karneool, smaragd en parels. Op hoogtijdagen werden dergelijke altaarkruisen evenals de reliekhouders in processie rondgedragen, zoals een steunafbeelding in de tentoonstelling laat zien.
Relieken op tournee.
Bij menige reliekhouder denk ik: wat als dit object zou kunnen spreken. Welke verhalen zouden deze heiligen ons niet kunnen vertellen over de omzwervingen tijdens hun leven of in de hoedanigheid van reliekhouder. Voor de vita’s van de heiligen kunnen we terecht in de Legenda Aurea. Op de vraag naar de omzwervingen van de objecten geeft een van de archiefstukken antwoord. Middels een oorkonde van Filips van Bourgondië, de tweede bastaardzoon die door toedoen van zijn vader Filips de Goede bisschop van Utrecht (1517-1524) werd, krijgt het domkapittel in 1520 toestemming voor een reizende tentoonstelling van de Utrechtse domschat. Opdat gelovigen in Friesland, Holland en Zeeland ook konden profiteren van de heilzame werking van de in Utrecht bewaarde relieken. De tournee was een hele onderneming, maar de rondreizende reliekentoning was de moeite waard. De inkomsten uit de verkoop van aflaten vloeiden in de kas van het domkapittel. Dit tot ongenoegen van de lokale priesters.
Leuke gedachte dat de domschatten uit Münster nu eveneens op tournee zijn. De aanleiding is anders, maar hoop op inkomsten zal nog wel dezelfde zijn. Wegens de renovatie van de Domschatzkammer zullen de kostbaarheden na Utrecht ook nog te zien zijn in Aken, Keulen en de VS.
Conclusie
In de tentoonstelling worden de parallellen tussen de Paulusdom van Münster en de Maartenskerk in Utrecht fraai geïllustreerd. Beide godshuizen zijn gesticht door vroegchristelijke geloofsverkondigers: Willibrord en Liudger. Op de fundamenten van deze eerste stichtingen verrezen in de 13 en 14e eeuw kerken in uitbundige gotische stijl. Dankzij de archiefstukken van het Utrechtse domkapittel en de tastbare objecten uit Münster kan de bezoeker tot en met 10 juni niet alleen genieten van de pracht en praal van de domschat van onze oosterburen, maar middels de complementaire opstelling daarvan en met wat fantasie ook van de verloren stukken van de Utrechtse domschat.
Gaat u met mij mee naar de tentoonstelling op dinsdag 14 Mei. Ik geef dan een inleiding en rondleiding op de tentoonstelling. Informatie vindt u hier.
Bibliografie
E. den Hartog e.a., Relieken, Museum Catharijneconvent Utrecht, 2018
G.Althoff e.a., Der Schatz von Münster|The treasure of Münster, 2019
Wie meer wil weten zie onderstaande links: