Op naar het nieuwe Italië!
Sprezzatura; de voor ons onuitspreekbare titel van de nieuwe tentoonstelling in Assen wordt tijdens de voorbezichtiging toegelicht. Schilderen met sprezzatura wil zeggen met bravoure en nonchalant gemak.
De titel is ontleend aan Baldassare Castiglione’s etiquetteboek Il Cortegiano. Het Hoe hoort het eigenlijk van de 16e eeuw met aanwijzingen om je met (ogenschijnlijk) gemak in hogere kringen te bewegen. Hier wordt de term toegesneden op de kunstenaars die in de periode van de Risorgimento, het streven naar Italiaanse eenwording, hun werk met bravoure en gemak neerzetten. De expositie begint met het jaar van de Italiaanse eenwording, die na diverse opstanden en vrijheidsoorlogen in 1861 een feit was.
Althans op papier:…’Italië is gemaakt, nu de Italianen nog’.. aldus politicus en schilder Massimo d’Azeglio in datzelfde jaar. Aan de pogingen van de overheid om een nationaal gevoel te creëren herinneren tot de huidige dag de namen van pleinen en straten: Cavour en Garibaldi. Deze voorvechters van de eenwording figureren in verschillende schilderijen. In een monumentaal doek getiteld De stem voor Annexatie van de Abruzzen, bracht Enrico Gamba het enthousiasme van het eerste uur in beeld.
Ter bevordering van het nationale gevoel van Italianità werden in 1861 in Florence en sindsdien steeds in andere steden, speciale kunsttentoonstellingen georganiseerd. Desondanks is de verdeeldheid gebleven. Tot de huidige dag.
De tentoonstelling, samengesteld door conservator Willemijn Lindenhovius en haar Italiaanse collega Giovanna Ginex, biedt de bezoeker een artistieke reis langs alle delen van Italië. De bezoeker ziet realistisch en veelal sociaal geëngageerd werk. Zoals Patini’s op monumentaal formaat geschilderde L’erede; een aanklacht tegen de erbarmelijke omstandigheden van de arme boeren in het zuiden. Naast het pontificaal in verkort weergegeven lichaam van een dode boer -zijn vieze voeten doen aan Caravaggio denken- ligt diens weerloze erfgenaam, wiens toekomst er niet rooskleurig uitziet.
Andere kunstenaars ontvluchtten de vaak harde werkelijkheid in symbolistisch, spiritueel en romantisch getint werk, geïnspireerd door de wereld van de droom en de idylle.
Interessant is de cultuurhistorische context. In deze tentoonstelling komt de bezoeker veel te weten over de sociale geschiedenis, literatuur en muziek in die dagen. Zo wordt Giuseppe Verdi genoemd als sympathisant en zelfs promotor van Italiaanse eenheid voor het land dat eeuwenlang onder Franse respectievelijk Oostenrijkse heerschappij had gestaan. In het beroemde Slavenkoor uit de opera Nabucco, ook wel het officieuze volkslied van Italië genoemd, hoorde het publiek Verdi’s roep om de eenwording van Italië. Zijn naam als acronym genoteerd, werd zelfs gebruikt als verkapte slogan voor de kroning van de koning van Sardinië, Vittore Emanuele, tot koning van het nieuwe Italië: Viva V.E.R.D.I., verwijzend naar Vittore Emmanuele Re d’Italia.
In de expositie maakt de bezoeker kennis met nieuwe Italiaanse kunststromingen. Zoals de Italiaanse vorm van het pointillisme: het Divisionisme en werk van de zogenoemde Macchiaioli: de ‘vlekkenschilders’, een variant van het impressionisme. En werk van de Scapigliati, de ‘gehavenden’. Zonder achtergrond schilderden zij beeldvullende figuren met vage contouren. Deze enigszins omfloerste stijl is mooi te zien in Tranquillo Cremona’s doek Aantrekkingskracht met twee close-up geschilderde geliefden, neergezet in een atmosferische setting;… ‘dipinto con respiro’ …verduidelijkt Giovanna Ginex.
De tentoongestelde werken weerspiegelen niet alleen de politieke strijd en sociale omstandigheden, maar bevatten ook enkele verwijzingen naar eigentijdse literatuur. Zoals het werk van één van de ‘macchiaoli’, Silvestro Lega, De Verloofden dat associaties oproept met Alessandro Manzoni’s roman I promessi sposi uit 1842. Het favoriete boek van Paus Pius IX. Het is meer dan dat, licht Ginex toe als ik deze gedachte uitspreek. Uit de talrijke Italiaanse dialecten koos Manzoni voor het Florentijns, dat destijds gold als het ‘ABN’ van de Italiaanse taal. Aldus werd Manzoni’s roman ook op taalkundig gebied een bindmiddel.
Het verhaal speelt in de 17e eeuw ten tijde van de Spaanse overheersing. Toen Manzoni het boek schreef waren de Oostenrijkse Habsburgers aan de macht. Wegens deze parallel met de eigen tijd kreeg het boek ook een politieke lading.
Met Sprezzatura presenteert het Drents Museum de derde expositie in een reeks met minder bekende realistische schilders, waarin de Russische Peredvishniki en de Glasgow Boys voorgingen. De tentoonstelling maakt duidelijk dat de Italiaanse kunstgeschiedenis meer is dan een erfenis van het Oude Rome en de Renaissance. Met werk van kunstenaars uit heel Italië worden de artistieke ontwikkelingen van de tweede helft van de 19e eeuw in beeld gebracht. Allen komen voort uit locale artistieke tradities.
De op Romeinse bogen geïnspireerde- en in mediterrane kleuren geschilderde setting is van Studio Berry Slok. Het visuele verhaal begint met realistische schilderkunst. Verschillende werken zijn sterk verbonden met maatschappelijke en politieke ontwikkelingen. Het is een tijd van grote idealen èn maatschappelijke onrust. Het Noorden stond, dankzij de industrialisatie in het teken van de vooruitgang. In het mezzogiorno, de streken bezuiden Rome, werden de leef- en arbeidsomstandigheden van de massa beheerst door voedselschaarste, epidemieën en de dood. De dagelijkse realiteit van de paupers wordt onder andere geïllustreerd met Giulio Aristide Sartorio’s, Malaria en Het dode Kindje van Paolo Michetti, dat qua onderwerp en sfeer doet denken aan Jozelf Israëls Naar moeders graf uit de Mesdag collectie. Deze overeenkomst is vast niet toevallig.
Er bestonden contacten tussen kunstenaars van de Haagse School en enkele Italianen. Hendrik Willem Mesdag had oog voor de vernieuwingen van Antonio Mancini (1852-1930). Hij betaalde hem in 1885 een voorschot van 2500 Franse Francs voor een reeks naar eigen inzicht te maken schilderijen. Daarna bleef hij Mancini nog jarenlang financieel steunen; deze verbintenis resulteerde in ca. 150 schilderijen. De Haagse Mesdag Collectie telt nog vijftien Mancini’s, waaronder het doek In gedachten verzonken uit 1885. Qua onderwerp en uitvoering vergelijkbaar met Mancini’s Dienstmeisje, dat in Assen te zien is. Met bravoure, con sprezzatura, portretteerde Mancini zijn nichtje Agrippina. Toverend met kleur, sfeervol neergezet in grove penseeltoetsen. Hier en daar smeerde Mancini de verf op Rembrandteske wijze uit met zijn paletmes.
Mesdag was zodanig over deze ‘geniale gek’ te spreken dat hij als directeur van Pulchri Studio zelfs twee tentoonstellingen met Mancini’s werk organiseerde. Aandoenlijk is het portret van een schooljongen, de blik vertwijfeld gericht op een schier onoverkomelijke stapel huiswerk, getiteld Aan de studie van ca. 1875. Een autobiografische herinnering aan Mancini’s armoedige jeugd in Napels. Zwervend van de ene naar de andere katholieke instelling, maakte hij niet eens zijn lagere school af. Het werk doet denken aan een andere scholier. Rembrandts portret van Titus aan de lessenaar, in museum Boijmans. Zowel qua sfeer, compositie als techniek. In beide werken kijkt de bezoeker aan tegen het hout van de prominent in de voorgrond geplaatste tafel.
In Mancini’s Zelfportret van een een gek, met een omgekeerde fruitmand als hoofddeksel, herkennen we een mentale geestverwant van Vincent van Gogh. Mancini werd van kindsbeen af gekweld door heftige gevoelens van twijfel en minderwaardigheid. Nadat hij in 1878 was ingestort belandde hij in het provinciale dolhuis, het manicomio van Napels. Anders dan Van Gogh, wist Mancini steeds weer uit het dal van zijn depressies omhoog te komen. Hij slaagde erin om zijn gekte om te zetten in prachtig werk, waarvoor hij al tijdens zijn leven erkenning genoot. In 1920 kreeg hij een eigen tentoonstelling op de Biënnale van Venetië.
Na deze mini-special over Mancini terug naar de tentoonstelling. Evenals elders in Europa is de wereldwijde economische crisis van het fin de siècle ook voelbaar in Italië. Toma, Zandomeneghi, Patini, Longoni en Morbelli maken sociaal geëngageerd werk. Daarvoor hanteren zij de techniek van het divisionisme, waarin Grubicy het voortouw had genomen. Ook Previati en Segantini pasten deze stijl toe in Previati’s op monumentaal formaat geschilderde symbolistische Moederschap en Segantini’s Vrouw bij de Bron.
Tussen de Italianen vormt Lorenzo Delleani een vreemde eend in de bijt. In 1874 publiceerde Edmondo de Amicis een reisverslag over Olanda; waarin het waterland als een soort Utopia uit de verf kwam. Lorenzo Delleani pakte enthousiast zijn koffer. Betoverd door het nog niet door de moderne tijd bedorven Hollandse landschap nam hij het penseel ter hand. Ook raakte hij in de ban van de schilders van de Gouden Eeuw, die hij in de voor publiek opengestelde collecties in Den Haag en Amsterdam zag. Zijn fascinatie voor Holland vond zijn weerslag in Gezicht op Den Haag, dat voor deze tentoonstelling het depot van Museo Revoltella in Trieste heeft verlaten. In één impressie, weergegeven onder een hoge, typisch Hollandse wolkenlucht, verenigt Delleani het oude en nieuwe Nederland. De trekschuit in de voorgrond en de rookpluim van de hypermoderne stoomtrein centraal in de achtergrond, of is dit gezichtsbedrog?
In Giuseppe de Nittis doek Passa il treno uit 1878 geen twijfel over het onderwerp. Geschilderd in een stijl die zijn kennismaking met werk van Corot en Daubigny en wellicht Gabriel verraadt.
De Italiaanse kunstenaars, elk met hun specifieke locale scholing, laveerden in deze periode tussen dromen over een mooie gemeenschappelijk toekomst en de vaak harde dagelijkse werkelijkheid. De Venetianen blonken van oudsher uit in meesterlijk getoonzette stadgezichten, zoals mooi verbeeld in Giacomo Favretto’s sprankelende, impressionistische Balkon van het Palazzo Ducale, 1880-81.
De schilders uit de zuidelijke streken legden zich, zoals we zagen, vooral toe op sociaalrealistische onderwerpen. In Milaan bestond een lange traditie van historieschilderkunst. De reeds genoemde Scapigliati gooien de academische regels overboord, evenals de Macchiaoli. Tijdens samenkomsten in hun stamkroeg, Caffè Michelangiolo, wisselen zij hun artistieke ideeën uit. Met hun vlekkerige schilderstijl verzetten deze jonge idealisten, die dan nog geloven in het nieuwe Italië, zich tegen de heersende regels. Kijkend door hun oogharen, zetten zij de door hen waargenomen werkelijkheid in verschillende kleurvlakken naast elkaar, zònder de door de academie gedicteerde subtiele kleurovergangen. In navolging van de School van Barbizon, de Franse realisten en de impressionisten trekken ook zij erop uit in de natuur, zoals te zien in Signorini’s verstilde alledaagse impressie van een figuurtje op een zonovergoten bruggetje.
Met het verlaten van de academische regels, komt ook het landschap als zelfstandig genre op. Mooi voorbeeld in Antonio Fontanesi’s monumentale doek dat hij de titel Le Nubi meegaf, De Wolken.
Met dit werk oogstte Fontanesi op de Esposizione Nazionale in 1880 voornamelijk kritiek. Wat was dit nu voor een onderwerp? Een onherkenbaar landschap geschilderd op een belachelijk formaat?
Dat de beschouwers de weergegeven locatie niet herkenden klopt. Uitgaande van voorstudies componeerde Fontanesi dit landschap in zijn atelier. Evenals Mancini bracht ook hij de verf pasteus in grove toetsen aan, hier en daar bewerkt met paletmes en schraper, resulterend in een fascinerend spel van licht en schaduw. Een wijds landschap met een verre kerktoren onder een indrukwekkende wolkenlucht en wat landvolk in de voorgrond. Bij het zien van dit doek was mijn eerste reactie: Fontanesi moet het werk van Constable en Turner gezien hebben.
Zou goed kunnen dacht ik. Turner reisde twee maal naar Italië. Hij had in 1828 zelfs een tentoonstelling in Rome, maar Fontanesi was toen nog een kind. Turners invloed moet dus langs andere wegen tot hem zijn gekomen of zouden de overeenkomsten tussen hun beider werk berusten op louter coïncidentie of is hier sprake van synchroniciteit?
Licht en lucht zijn in Filippo Palizzi’s Fanciulla sulla roccia a Sorrento, eveneens prominent aanwezig. Het beeld van deze zuid-Italiaanse Cinderella, blootsvoets als het fiere boegbeeld van een schip, associeer ik met gevoelens van immense vrijheid. Als één van de oprichters van de Societa Promotrice di Belle Arti, was Pallizzi voorvechter van een anti-academische schilderkunst. Bij hem werd het landschap, dat voorheen als een onbenullig onderwerp werd beschouwd, een zelfstandig thema. Pallizzi droeg het werk, getuige de signatuur links onder, op aan collega schilder Felice de Lapommeray.
Ook anderen kiezen voor het landschap. Filippo Carcano bracht vooral berglandschappen in beeld, zoals in het doek de Pre alpen bij Bergamo. Guglielmo Ciardi koos het zonovergoten landschap van de Veneto. Zijn monumentale doek Gouden Korenaren roept herinneringen op aan Bertolucci’s eveneens monumentaal verfilmde epos over het Italië van het fin de siècle: Novecento. Waarin het opkomend fascisme wordt geschetst aan de hand van de uiteenlopende levens van twee jeugdvrienden.
Verschillende Italiaanse kunstenaars reisden indertijd naar Parijs. Kunsthandelaar Adolphe Goupil toont interesse, maar de Italianen moeten hun werk wel een beetje aanpassen aan de Franse smaak. Zo hebben Franse invloeden hun weg gevonden in werk van Vittorio Matteo Corcos, Giovanni Segantini en vooral in Federico Zandomeneghi’s In Bed, getuige de licht-schaduwwerking, ongebruikelijke invalshoeken en afsnijdingen.
Zoals we zagen legden verschillende kunstenaars de erbarmelijke leefomstandigheden in soms larmoyante scènes vast. Soms met een sociale aanklacht of politieke boodschap. Zoals in Emilio Longoni’s in Affamato uit 1894. waarbij een hongerige pauper watertandend bij een restaurant naar binnen kijkt. Deze revolutionaire onderwerpen vielen bij de overheid verkeerd. Het werk van Longoni en Nomellini werd gecensureerd. Wegens de opruiende toon in zijn Piazza Caricamento met impressie van twee woeste havenarbeiders, belandde Nomellini zelfs achter de tralies.
Door de repressie doen veel kunstenaars een stap terug. Zij volgen vanaf 1890 meer hun gevoel. Dit resulteert in persoonlijke en huiselijke onderwerpen, symbolische soms wat melodramatische scènes, met tijdloze thema’s als leven en dood. De romantiek herleeft of leeft voort in het late werk van Segantini, Previati en Longoni. Hun indrukwekkende voorstellingen van het hooggebergte, waarin zij de mystieke oerkracht van de natuur verbeelden, bereikt bij Vittore Grubicy een absoluut hoogtepunt. Previati verheerlijkt in deze fase ook die andere oerkracht: het moederschap, zoals in het antroposofisch aandoende doek Maternita, uit 1891.
Na aanvankelijk optimisme, wordt de hoop op een gezamenlijke Italiaanse toekomst getemperd. Dit wordt in 1893 treffend verwoord door de dichter Gabriele D’Annunzio: … ‘de wetenschap is niet in staat om de verlaten hemel opnieuw te bevolken om geluk te brengen aan de zielen waarvan ze de naïeve rust heeft vernietigd’…
Schrijvers, musici en schilders vluchten rond 1900 in een symbolische of idyllische droomwereld gevoed door het (eigen) gevoelsleven. In de laatste zalen worden deze werken getoond. Zoals nocturnes van de leden van In Arte Libertas en het spiritueel geladen drieluik van Giuseppe Pellizza.
Ook Plinio Nomellini leek met zijn Symfonie van de maan uit 1899 even bekeerd tot het symbolisme, maar rond 1906 keert hij met Leren Lezen terug naar een poëtische, vrolijke vorm van op Theo van Rijsselberghe lijkend impressionisme. In 1907 richt Nomellini op de Biennale van Venetië zelfs een hele zaal in met de Kunst van de Droom.
De expositie eindigt met werken waarin een nieuwe periode wordt aangekondigd. Met het monumentale drieluik Begrafenis van een Maagd, heeft Previati rond 1912 de werkelijkheid al losgelaten.
Dit gebrek aan vorm valt bij Umberto Boccioni in de smaak. Als slotakkoord van een epoque en startpunt van volgende episode in de moderne Italiaanse kunst, zijn hier nog enkele divisionistische werken van Giacomo Balla en Boccioni te zien, zoals Boccioni’s Portret van een beeldhouwer uit 1907; een in kleine toetsjes neergezette explosie van kleur.
In deze werken van Balla en Boccioni is de wervelende, snel bewegende futuristische stijl, waarmee zij de geschiedenis zijn ingegaan, nog niet zichtbaar. Misschien iets voor een toekomstige tentoonstelling in Assen?
Eerst krijgen we Frida Kahlo, over wie het Drents Museum in het voorjaar van 2020 in samenwerking met Casa Kahlo in Mexico-stad een grote expositie zal wijden.
Boek bij de tentoonstelling:
Willemijn Lindenhovius e.a. Sprezzatura, vijftig jaar Italiaanse schilderkunst 1860 – 1910, Wbooks Zwolle / Drents Museum Assen, 2019