Het is feest in het Noord-Brabants Museum. Vanuit de hele wereld zijn familieleden van de beroemde schilder Pieter Bruegel (nog zonder ‘h’) de Oude (1525-1569) voor een reünie naar Den Bosch gekomen. Het talent van de aartsvader van boerenbruiloften en humoristisch verbeelde spreekwoorden werkte in vier generaties door. Zijn zonen Pieter Brueghel de Jonge en Jan Brueghel de Oude gaven het gen door aan hun zonen Pieter Brueghel III en Jan Brueghel de Jonge, die dit op hun beurt ook weer deden. De naam van ‘de’ kunstenaar Brueghel kent iedereen, maar dat achter die naam meerdere schilders schuilgaan is minder bekend. Wie dan? Pieter Bruegel de Oude, bijgenaamd de Boerenbreugel; zijn zoon Jan de Oude, de Bloemen- of Fluwelenbreughel en Pieter Brueghel de Jonge, ook bekend als de Hellebrueghel!
Begint het u al te duizelen? Geen nood dankzij een stamboom en een smoelenboek worden de vele vertakkingen verduidelijkt. Ook leer je aangetrouwde familieleden en aan hen geparenteerde artistieke geestverwanten kennen. Met hun boerenbruiloften, landschappen, Bijbelse voorstellingen, impressies van de vier seizoenen, de vier elementen en bloemstukken -soms op het formaat van een ansichtkaart- werden ze tijdens de 16e en 17e eeuw tot ver over de landsgrenzen beroemd. Dat succes bereikten ze niet uitsluitend op eigen kracht. De Brueghel vrouwen brachten talent, financiële middelen in en gaven toegang tot netwerken op niveau. In de tentoonstelling treden de tot voor kort onzichtbare Brueghel vrouwen voor het eerst uit de coulissen. Pieter Bruegels schoonmoeder Mayken Verhulst, Anna Brueghel, dochter van Jan Brueghel de Oude, haar zus Clara Eugenia en Anna Maria Janssens, de schilderende echtgenote van Jan Brueghel de Jonge, over wie straks meer.
Aan de huidige tentoonstelling is een lange reeks exposities over de beroemde Brueghels voorafgegaan. Daarin speelde de stamvader Pieter Bruegel de Oude meestal de hoofdrol; ook werden aspecten van hun artistieke kunnen belicht.
In de Bossche tentoonstelling worden niet alleen de werken, maar ook de persoonlijke en artistieke relaties van de familie Brueghel en aanverwante schilders belicht. In het cultuurprogramma Opium van 5 oktober jl. vertelde Floris Alebeek dat bij de samenstelling van de expositie eveneens kritisch gekeken is naar thema’s die gedurende meerdere generaties steeds terugkomen. Met dit uitgangspunt biedt de tentoonstelling een nieuw perspectief op een van de beroemdste families uit de kunstgeschiedenis. Een rondgang door de expositiezalen is niet alleen een feestje voor de reünisten, maar ook voor de bezoekers!
Historische en hedendaagse context
De expositie zoekt ook antwoorden op vragen als: welke invloed had de ‘ontdekking’ van de Nieuwe Wereld op hun werk? In de haven van Antwerpen brachten schepen uit alle windstreken goederen, luxeproducten en uitheemse planten en dieren aan. Ook leggen de samenstellers van de tentoonstelling een link naar eigentijdse kwesties als inclusiviteit en kolonialisme. Gerelateerd aan donkere wolkenluchten en Bijbelse scènes in de sneeuw komen zelfs de klimaatveranderingen ter sprake. Je moet toch wat om een jong publiek voor deze oude meesters te interesseren. In zijn recensie van 13 oktober jl. vond Bram de Klerk dit aanhaken bij de actualiteit soms ook wat vergezocht.
Ter introductie ziet de bezoeker Jan Brueghel de Jonges, Allegorie op de schilderkunst, van ca. 1625-1630. Misleid door de tot monumentale afmetingen opgeblazen reproducties van het werk, sta ik verbaast oog in oog met een schilderij van slechts 49 x 77 cm. Het op koper geschilderde werkje is tot op de millimeter vol geschilderd met betekenisvolle details; ongelooflijk! Door de speciale belichting lijkt het een kopie waar een lampje achter brandt, maar het is echt.
In een enorme kunstkamer legt Pictura, de personificatie van de schilderkunst, de laatste hand aan een bloemstuk. Deze setting was een destijds geliefd. Antwerpse aristocraten en vorsten lieten hun in zo’n kunstkamer bijeengebrachte verzameling en detail vereeuwigen.
Het werk biedt een visuele samenvatting van de artistieke mogelijkheden van de eerste en tweede generatie Brueghels. Hun schilderijen konden desgewenst worden gestoffeerd met voorwerpen en dieren die vanuit alle windstreken in Antwerpen werden aangevoerd. In de voorgrond liggen tekeningen met voorbeelden van exotische vogels en onder de tafel zit een aapje dat we vier generaties verder nog steeds in het werk van de Brueghels en hun verwanten tegenkomen.
Bij het aangetrouwde familielid David Teniers de Jonge ontwikkelt dit prototype zich rond 1633 in een zogeheten singerie: een Apenkortegaard. In dit wachtlokaal, een verbastering van het Franse court-de-garde, spelen apen de rol van van drinkende, rokende en tric-trac spelende soldaten.
Bestaande herkenbare schilderijen maken de Allegorie extra interessant, zoals het paneeltje met Vechtende boeren van Pieter Bruegel de Oude linksboven de personificatie van Pictura en het Feestmaal van Acheloüs, een coproductie met Pieter Paul Rubens, rechtsonder. Jan Brueghel de Oude werkte eveneens samen met Pieter Paul Rubens, die hij Italië had ontmoet. Van hun hand zijn 25 coproducties bekend. Een groot aantal daarvan was enkele jaren geleden in de tentoonstelling Rubens en Bruegel in het Mauritshuis te zien.
Onder de noemer Vele Handen worden nog meer werken getoond, waarin de Brueghels samen werkten met kunstenaars als Hendrik van Balen en Hans Rottenhammer. In een allegorie van de zomer werkte Abraham Brueghel zelfs samen met twee Italiaanse kunstenaars: Paolo de’ Matteis en Giovan Battista Ruoppolo. Vele handen maakten het werk wellicht licht, maar of het er ook mooier door werd…
We keren nog even terug naar de Allegorie op de Schilderkunst. De achtergrond geeft een inkijkje in de schilders praktijk van die dagen. Een dame zit model voor haar portret en twee schilders jongens kijken de kunst af bij hun meester. Een ukkie is ijverig aan het werk. Nog te klein voor een grote schildersezel gebruikt hij daar een stoeltje voor. Na de ontijdige dood van zijn vader kreeg Jan Brueghel de Jonge in 1625 de leiding over de productie en de verkoop van het Antwerpse atelier. Tussen de kunstwerken schilderde Jan het portret van zijn grootvader, Pieter Bruegel de Oude en dat van zijn vader Jan Brueghel de Oude. Niet gehinderd door enige vorm van bescheidenheid plaatste hij hen op één lijn met de groten der kunstgeschiedenis: Michelangelo en Albrecht Dürer.
1.Michelangelo Buonarroti (1475-1564) (engraving); by English School, (19th century); Private Collection; Ken Welsh; English 2. Johanes Wierix (toegeschreven aan) Pieter Brueghel I, 1572
Het boeket dat Pictura schildert lijkt op het grote Bloemstuk waarmee Jan Brueghel de Oude de toon zette voor tal van navolgers. De herkomst ervan uit de collectie van Federico Borromeo, de aartsbisschop van Milaan, geeft aan dat hij tot ver over de grens beroemd was. In een brief aan de opdrachtgever licht Jan toe dat hij de bloemen in de aartshertogelijke hortus naar het leven heeft gekopieerd. Toch weerspiegelt het boeket de werkelijkheid niet, want de soorten waaruit het bloemstuk is samengesteld bloeien niet gelijktijdig. In samenwerking met Hendrik van Balen en Pieter Paul Rubens ontstond een op deze bloemstukken geïnspireerd nieuw onderwerp: de Madonna in een bloemenkrans. Een specialisme waarin ook Jan de Oude’s schoondochter Anna Maria Janssens en Jans kleinzonen Abraham Brueghel en Jan van Kessel uitblonken.
1.Jan Brueghel de Oude, Bloemstilleven met juweel, munten en schelpen, 1606, olieverf op koper, 65 x 45 cm. © Veneranda Biblioteca Ambrosiana Mondadori Portfolio 2.Anna Maria Janssens, Bloemenguirlande met de Heilige Familie en een musicerende engel, 1620-1668, olieverf op paneel, 78 x 59 cm . © The Phoebus Foundation, Antwerpen
Van Anna Maria Janssens (ca. 1605-na 1668) zijn maar twee gesigneerde werken bekend. Wellicht gaan stukken van haar hand schuil onder de signatuur van mannelijke schilders. Dit gebeurde ook met werk van Judith Leyster, Clara Peeters en Michaelina Wautier. Het is echter niet ondenkbaar dat de grote schare van 11 kinderen die zij met Jan Brueghel II de Jongere kreeg haar carrière brak.
In de expositie zijn twee op de geschilderde kunstkamer geïnspireerde ‘Kunst und Wunderkammer’ te bewonderen. Naar 16e- en 17e -eeuws gebruik ingericht met door mensenhand gemaakte artificialia en door de natuur voortgebrachte naturalia, waar Pieter Bruegel de Oude ook oog voor had.
Zijn navolgers kopieerden zijn plant- en dierstudies. Jan van Kessel -een kleinzoon van Jan Brueghel de Oude- volstond niet met het naschilderen van de voorbeelden van zijn grootvader. Als exponent van de ontluikende wetenschappelijke belangstelling voor flora en fauna worden zijn naar eigen waarneming geschilderde vlinders, insecten en exotische schelpen getoond. Als proeve van zijn kunnen creëerde hij een bijzonder geestig visitekaartje, waarop hij zijn naam met behulp van kruipend ongedierte signeerde!
In het de een-na-laatste zaal zien we in de Allegorie van Europa door Jans’ zoon Ferdinand een naklank van dit geintje.
De samenstellers van de tentoonstelling grijpen deze voorstelling uit 1689 aan om hun gedachten over het toenmalige eurocentrische denken te ventileren. Jan van Kessels guirlande van kunstig gerangschikte exotische schelpen fungeert als kapstok om de bezoeker te informeren over de hoge prijs die de lokale bevolking op de kusten van de Indische Oceaan moest betalen voor het verzamelen, schoonmaken en polijsten van de schelpen.
De Brueghelvrouwen
In de eerste zaal ziet de bezoeker het dubbelportret van de stammoeder van de Brueghel dynastie Mayken Verhulst (1518-1599) en haar echtgenoot de beroemde schilder Pieter Coecke van Aelst. Vanonder haar witte mutsje lijkt zij ons licht verwijtend aan te kijken, alsof ze zeggen wil, waarom hebben jullie mij al die tijd genegeerd?
In een video zijn museumdirecteuren Jacqueline Grandjean en Ann de Meester met elkaar in gesprek over het fenomeen genegeerde Vrouwen in de Kunst. Ann de Meester heeft daarop een remedie: …’ we kopen zoveel mogelijk vrouwelijke kunstenaars, wanneer die werken eenmaal in het museum hangen komen de namen van de vrouwelijke maaksters vanzelf in de boeken’!…
Pieter Coecke van Aelst was niet alleen getalenteerd, maar ook reislustig. Hij bezocht Italië en reisde zelfs door naar Istanbul. Zijn in woord en beeld vastgelegde reisimpressies werden na zijn dood door Mayken Verhulst uitgegeven. Van nog grotere betekenis is het door hem uit het Italiaans vertaalde architectuur traktaat van Sebastiano Serlio, dat eveneens getoond wordt. Dankzij dit werk maakten kunstenaars in de Nederlanden kennis met de nieuwe vormentaal van de Renaissance. Dochter Mayken Coecke trouwde met Pieter Bruegel de Oude. Hun zoontjes, die de geschiedenis zijn in gegaan als Pieter Brueghel de Jonge en Jan Brueghel de Oude, leerden het vak van hun grootmoeder Mayken Verhulst. Zij had een aantal studies van dieren, planten en vruchten van hun vader bewaard. Verschillende details komen bij de navolgende generaties steeds terug, zoals het al genoemde aapje.
Mayken Verhulst raakte is in de loop der tijd uit beeld, maar de schilders biograaf Karel van Mander gaf haar in zijn Groot Schilderboeck in 1604 een plekje in het pantheon van beroemde kunstenaars. En ook de in Antwerpen woonachtige humanist en kunstcriticus Lodovico Guicciardini noemt haar in zijn Descrittione di tutti i Paesi Bassi etc. uit 1567.
Virtueel bezoek aan de tentoonstelling
Met een klein rond paneeltje krijg je in de eerste zaal een voorproefje van de beroemde geschilderde spreekwoorden van Pieter Breugel de Oude. Een groep uitzinnige boeren duwt een dronken kerel in een varkenshok. De scène verbeeldt een destijds bekend spreekwoord: wie een varken is moet in het kot. Getuige zijn lege beurs is het slachtoffer platzak. Dat hij zijn geld verbrast heeft aan drank en vrouwen valt af te leiden uit knollen naast de trog. Rapen golden destijds als afrodisiacum. Hier hangt ook een piepklein paneeltje met een groepje bedelaars. Tijdens Vastenavond, wanneer de omgekeerde wereld wet is, gaan ze, provisorisch uitgedost als wereldse leiders de straat op. Met een kroon en mijter op het hoofd hopen ze wat geld op te halen. De vossenstaarten aan hun schamele kleding verwijzen naar de hermelijnen koningsmantels. Pieter Bruegel de Oude nam het idee over van de in zijn dagen nog altijd populaire Jeroen Bosch (ca. 1450-1516), die in zijn verbeelding van de Strijd tussen Carnaval en Vasten ook een plekje had ingeruimd voor bedelaars en kreupelen. Het verschil tussen echte en voorgewende gebreken was niet altijd duidelijk, maar het publiek dat zich vrolijk maakte om deze stumpers deed met geven van een aalmoes haar christenplicht.
1.Pieter Bruegel de Oude, De dronkaard in de varkensstal geduwd, 1557, paneel, diam. 20 cm. Particuliere collectie 2.Pieter Bruegel de Oude, De bedelaars, 1568, olieverf op paneel, 18,5 x 21,5 cm. Parijs, Musée du Louvre Afdeling Schilderijen – Schenking van Paul Mantz, 1892. Foto © RMN-Grand Palais (musée du Louvre) / Gérard Blot
Pieter Bruegel de Oude’s laatste werk, de Ekster op de Galg, heeft een ereplekje gekregen. Anders dan zijn gegraveerde en geschilderde portretten als oudere man met een lange baard doet vermoeden is hij maar 44 jaar geworden.
In een in de voorgrond van een wijds bergachtig landschap maken boeren een vrolijke rondedans onder een galg. Ze negeren het kruis en de schedel, symbolen van de dood, alsof ze willen zeggen: ’Ge leeft maar ene keer!’. De man linksonder heeft daar zelfs letterlijk ‘schijt aan’. Twee luid schetterende eksters staan symbolisch voor verklikkers en lui die schadelijke praatjes verkopen, die zouden kunnen leiden tot de dood.
Tussen 1552-1554 maakte Pieter Bruegel de Oude een avontuurlijke reis naar Italië. In de tentoonstelling is een zaal gevuld met een keur aan prenten naar de schetsen van bergachtige landschappen die hij onderweg maakte. Elementen daaruit komen fantasievol toegepast terug in veel van zijn schilderijen. Ook al zien ze er bestaanbaar uit, deze geven geen topografisch correcte impressies.
Van Mander omschreef Bruegels werkwijze als volgt: …’in d’Alpes wesende’ [had hij] al die berghen en rotsen … in gheswolghen, en t’huis ghecomen op doecken en penneelen uytghespogen’….
Wie dacht dat Bruegel in zijn prenten alleen fantastische landschappen in beeld bracht, wacht hier een verrassing. Van zijn hand zie je ook een reeks zeilschepen en vergezichten met nauwelijks herkenbare Bijbelse onderwerpen. Zonder de titel Euntes in Emaus zou je dit Bijbelse onderwerp niet snel herkennen. Voor wie het verhaal niet paraat heeft: twee volgelingen van Jezus zijn drie dagen na de dood van hun leidsman op weg naar Emmaüs. Plotseling krijgen ze gezelschap van een ogenschijnlijk onbekende reisgenoot.
Daar gaan ze, rustig voortstappend, getooid met hoed en reismantel, een knapzak en reisstaf in de hand, op weg naar een plek om uit te rusten. De enige aanwijzing dat we hier te maken hebben met de -flink uit de kluiten gewassen- opgestane Heer vormt de nauwelijks zichtbare aureool rond zijn hoofd. Pieter Bruegel verstopte wel vaker een Bijbels verhaal in een eigentijdse wereldse setting, zoals de Aanbidding der koningen en de talloze malen gekopieerde Volkstelling in Bethlehem.
De schilderijen in de volgende zaal zorgen voor een feest van herkenning. Hier hangen de bekende boerenbruiloften en danspartijen op een rij. Pieter Brueghel de Jonge en Jan Brueghel de Oude hebben de boerenbruiloften, spreekwoorden en Bijbelse voorstellingen van hun vader veelvuldig gekopieerd. Pieter trad daarbij in het voetspoor van zijn vader, terwijl Jan zowel in thematiek als kleurgebruik, nieuwe wegen insloeg. Leuk spelletje voor zowel de jonge als volwassen bezoeker: zoek de verschillen!
Lang werd gedacht dat Pieter Brueghel zelf een boer was, maar deze mythe wordt door Van Mander ontzenuwd. Hij onthult dat hij zich met zijn vriend Hans Francken als partycrasher avant-la-lettre tussen de gasten van boerenbruiloften mengde om de gewoontes van deze eenvoudige mensen te bestuderen.
Institute of Arts, city of Detroit
Pieter Bruegel de Oude was succesvol met zijn eigen repertoire, maar hij speelde ook handig in op de grote vraag naar werken in de stijl van zijn grote voorganger Jeroen Bosch. Dat deed hij zelfs zo goed, dat hij wegens zijn fantasmagorische hellegezichten, behalve als Boerenbreugel ook werd aangeduid als de Tweede Bosch. Zijn schilderijen met de Verzoeking van de heilige Antonius zijn bevolkt met angstwekkende Bosschiaanse duivels en demonen. Deze blijven ook in het werk van familieleden die in het midden van de 17de eeuw actief waren rondspoken. In het werk van David Teniers de Jonge, echtgenoot van Anna Brueghel, gebruikte deze Boschiaanse demonen en duivels in meerdere versies van de Verzoeking van de Heilige Antonius.
Naast vermakelijke impressies van het boerenleven, spreekwoorden, religieuze en mythologische scènes bevat het oeuvre van Pieter Bruegel ook Allegorieën van de Vier jaargetijden en de Vier elementen. Gestoffeerd met inheemse en exotische gewassen en dieren zijn deze werken niet alleen een lust voor het oog van museumbezoeker, kunsthistorici en biologen, maar ook voor meteorologen die in de winterse taferelen de neerslag zien van de weersomstandigheden van de toenmalige Kleine IJstijd. De reeksen vielen zo in de smaak dat ze ook talloze malen werden gekopieerd.
Het element Lucht wordt verluchtigd met een rijke variëteit aan bekende en uitheemse vogels, zoals een struisvogel, een kraanvogel en enkele papegaaien. Bijzonder zijn de twee paradijsvogels die linksboven door het zwerk zweven.
In de17e eeuw werd gedacht dat ze altijd moesten doorvliegen, omdat ze geen pootjes hadden. De opgezette specimina die met de schepen van de VOC werden aangevoerd hadden inderdaad geen pootjes. Die waren ze door ontbinding, of bij een opgezet exemplaar, wegens de fragiele staat kwijt geraakt. De personificatie van de Lucht is weergegeven als Urania, de muze van de astronomie en astrologie. Zij houdt een armillairsfeer in de hand, waarmee de sterrenhemel kon worden bestudeerd.
Uit de vele kopieën niet alleen gedaan door de rasechte Brueghels, maar ook door aangetrouwde en in artistieke zin aan hen geparenteerde geesten blijkt hoe populair zij gedurende de 16e en 17e eeuw waren. Ten gevolge van een smaakverandering raken hun boertige werken in de loop van de 18e en vroege 19e eeuw uit de mode. De voorkeur van kunstliefhebbers gaat uit naar monumentale barokke werken van Rubens en zijn tijdgenoten.
Pas vanaf de late 19e en vroege 20e eeuw komen de Brueghels weer in beeld. De herwaardering wordt, aldus de samenstellers van de tentoonstelling, verklaard door de politieke tijdgeest. Na de Napoleontische oorlogen kwam door de vorming van nieuwe staten het nationalisme op gang. Dit chauvinisme vroeg om nationalistische symbolen. De Noordelijke Nederlanden hadden Rembrandt; België had Rubens en de Brueghels werden met succes als nationaal symbool van Vlaanderen en Brabant gepromoot.
Ondoenlijk om de tentoonstelling in een enkele bespreking recht te doen. Op naar Den Bosch om al dat moois met eigen ogen te gaan zien!
Literatuur:
P. van der Coelen & F. Lammertse e.a., De ontdekking van het dagelijks leven; Van Bosch tot Bruegel, Museum Boijmans van Beuningen, Rotterdam, 2015.
N. Groeneveld-Baadj e.a., Brueghel: de Familiereunie. Noordbrabants Museum, ’s-Hertogenbosch, 2023.
Link: Noord Brabants Museum