De Bourgondiërs. Tot en met 1 februari 2026 in het Limburgs Museum, Venlo.

Campagnebeeld de Bourgondiërs met portretten van Filips de Goede, Karel de Stoute en Maria de Rijke. Limburgs Museum

Limburgers staan bekend als Bourgondiërs. Ze houden evenals hun verre voorvaderen van gezellig samenzijn genietend van een heerlijke maaltijd en een glas wijn, maar hoe bourgondisch is dat eigenlijk? 

Tijdens een interview op 5 oktober met de samensteller van de expositie op NPO klassiek hoor ik het antwoord. Remco Beckers vertelt over dè Bourgondiërs, die van 1419 tot 1482, aan de macht waren in het gebied dat we nu Limburg noemen.

Het etiket ‘bourgondisch’ staat voor luxe en genieten van de goede dingen des levens. Die associatie is gebaseerd op schilderijen en wandtapijten met afbeeldingen van uitbundige feesten en overdadige maaltijden van de hertogen van Bourgondië. Op de wand zie je een uitvergroting van de miniatuur van het bekende feestmaal van Jean Duc du Berry, zoals weergegeven in zijn gebedenboek de Très Riches Heures du Duc de Berry, dat tot 5 oktober jl. te zien was in het Parijse Jeu de Paume. 

Gebroeders Limbourg, Miniatuur met feestmaal van Jean Duc de Berry, in Très Riches Heures, 1411-1415. Maand januari. Bibliothèque National de France.

De relatie tussen de Bourgondiërs van vroeger en de ‘Bourgondiërs’ van nu, stamt uit de jaren ‘70. De term bourgondisch werd door verschillende Maastrichtse horecabedrijven en voedselproducenten ingezet als een marketingstrategie. De zoekterm ‘Bourgondisch’ geeft nog steeds lifestyle tips als: hoe te leven als een Bourgondiër, te eten als een Bourgondiër en zelfs te koken als een Bourgondiër.

De tentoonstelling onderzoekt de vraag: wie waren die Bourgondiërs en zijn er overeenkomsten met de huidige Limburgers? Het antwoord op deze laatste vraag luidt: afgezien van de gezamenlijke belangstelling voor lekker eten & drinken, houdt de vergelijking op. Je hebt culturele en historische Bourgondiërs. De vraag heeft echter wel een mooie tentoonstelling opgeleverd, ingericht met topstukken uit binnen- en buitenlandse musea als het Louvre, Versailles en dichter bij huis het Bonnefanten museum.

De Bourgondiërs spreken tot de verbeelding. Daarvan getuigt de bestseller van Bart van Loo uit 2019. Deze vuistdikke publicatie behandelt de vroege Nederlandse eenwording in een: …’ wonderlijk relaas van ontbolsterende steden, ontluikend individualisme en uitstervende ridderidealen, verteld aan de hand van brandstapels en banketten, pest en steekspelen, Jeanne d’Arc, Jan van Eyck, Filips de Goede en het Gulden Vlies’…

Geen zin in een 600 pagina’s durende geschiedenisles lees dan de recensie, van Bart Funnekotter in de NRC van 8 februari 2019, maar ga vooral kijken in Venlo, waar ook het vervolg Stoute Schoenen dat Van Loo in 2024 schreef op de schappen ligt.   

De Bourgondiërs: wie waren zij?
Het kerngebied van de hertogen van Bourgondië lag in de omgeving van Dinant. De naam van het roemruchte geslacht stamt van een groepje volksverhuizers afkomstig van het Deense eilandje Burgundarholm [Bornholm]. Zoals veel kolonisten noemden zij het gebied waar zij zich uiteindelijk in de 4e eeuw vestigden naar hun plek van herkomst: Bourgondië. 

We maken even een gedachtesprong naar de 14e eeuw. Filips de Stoute ontving de erfelijke hertogelijke titel in 1360 uit handen van de Franse koning. Indertijd stond Frankrijk onder het gezag van koning Karel VI. Tijdens diens vlagen van waanzin werd het land geregeerd door zijn broer Lodewijk van Orleans. Hertog Jan zonder Vrees (1371-1419) ruimt hem in 1407 uit de weg. In 1419 werd hij op zijn beurt vermoord; zo ging dat toen. Bij Filips de Goede pakken wij de draad weer op. Onder zijn regime beleeft Bourgondië haar meest glorieuze jaren. Door huwelijken, erfenissen en gewapende strijd wisten de hertogen van Bourgondië hun grondgebied in de 15e eeuw uit te breiden met een groot deel van de Nederlanden. 

De tentoonstelling is ingericht rond drie historische figuren, die 60-plussers nog kennen van de vaderlandse geschiedenisles: Filips de Goede, Karel de Stoute en Maria de Rijke.   

Omdat de traditionele Middeleeuwse standenmaatschappij met strikte grenzen tussen geestelijkheid, adel en burgerij zijn langste tijd had gekend presenteerden de Bourgondische hertogen zich zelfbewust met veel uiterlijk vertoon. Ze bewonen fraai ingerichte kastelen, laten zich op hun mooist portretteren en organiseren indrukwekkende ridder toernooien. Met de in 1430 door hem ingestelde Orde van het Gulden Vlies zorgt Filips de Goede voor ‘klantenbinding’. In ruil voor de prestigieuze gouden keten schonken gunstig gezinde ridders hem hun loyaliteit. Ook manifesteerden zij zich als beschermheren van het christendom. 

De orde bestaat nog steeds, alleen de betekenis is anders. Onder een portret van Filips de Goede ligt de keten van het Gulden Vlies die koningin Beatrix in 1986 van de Spaanse orde van het Gulden Vlies ontving.

Orde van het Gulden Vlies van Spanje, gedragen door koningin Beatrix. De orde bestaat uit een keten met een ordeteken. De gouden keten bestaat uit 56 schakels waarvan de 28 grote schakels met het Bourgondische vuurslagmotief. De 28 kleine schakels hebben een vlammend motief met in het midden een blauwe emaillen steen met een witte bloemschildering in het midden. Het ordeteken aan de keten is een gouden hangende ramsvacht.

De toewijding van de ridders was mooi, maar de goedkeuring van de onderdanen was zo mogelijk nog belangrijker. Om de gunst van het volk te winnen liet Filips de Goede bij feestelijkheden bourgondische wafels bakken. In de opstelling hangt een wafelijzer met het hertogelijke wapen. De lelies duiden op de band met de Franse koning, de zwarte leeuw staat voor het rijkste wingewest Vlaanderen, de gouden leeuw voor Brabant en de rode leeuw voor Limburg.

De regeringsperiode van Filips de Goede (reg. 1419-1467) wordt geïllustreerd met wandkleden, schilderijen en objecten, die een indruk geven van zijn vrijetijdsbesteding: de valkenjacht en toernooien. Impressies van feestelijke maaltijden weerspiegelen letterlijk en figuurlijk het goede leven tijdens het zijn bewind. Om de Bourgondische sfeer ten volle te proeven zijn op de wanden uitvergrote miniaturen uit de Très Riches Heures du Duc de Berry aangebracht. Ze werden tussen 1411-1415 geschilderd door de gebroeders Limbourg. Het originele manuscript uit de Bibliothèque National de Paris ontbreekt, maar je ziet wel een facsimile. De bezoeker kan zelfs aanschuiven bij het extravagante Banket van de Fazant. Wanneer de Turken in 1453 Constantinopel veroveren vat Filips de Goede als beschermer van het ware geloof, het plan op voor een kruistocht. Tegenwoordig maak je grote plannen wereldkundig via social-media en je zet een crowd-funding op. Om medestanders voor zijn onderneming te enthousiasmeren organiseerde Filips in 1454 een gigantisch banket. De aanwezigen kregen niet alleen een menu van tien gangen voorgeschoteld, maar zij werden ook op allerlei spectaculaire feestelijke ‘tussengerechten’, intermezzi, vergast. Het ene hoogtepunt volgde op het andere. Een kleurrijk ooggetuigenverslag maakt melding van een groep muzikanten die tijdens het diner tevoorschijn kwam uit een reuzenpastei en er werd zelfs een leeuw ten tonele gevoerd. De absolute climax vormde de personificatie van de bedreigde stad: zittend op een olifant betrad Vrouwe Constantinopel de feestzaal. 

De inspanningen van de hertog ten spijt ging de kruistocht niet door. Goed denkbaar dat de bodem van de schatkist inmiddels in zicht was gekomen, alsook het besef dat het goede leven te verkiezen was boven een barre krijgstocht vol gevaren.  

Het Banket van de Fazant zoals getoond in het Limburgs museum. Foto: Levin den Boer

Over al deze aardse bezigheden was de zegen van de Almachtige wenselijk.  Om zich van een plek in de hemel te verzekeren waren schenkingen aan de kerk dan ook bon usance. Niet alleen van geld, goederen en kunstwerken, maar ook kinderen werden aan de kerk gewijd. Zo belandde David van Bourgondië, een van de vele bastaardzonen van Filips de Goede, van 1456-1496 op de bisschopszetel van Utrecht. Van zijn tijd als geestelijk leider van dit bisdom dateert een goudbrokaten dalmatiek met granaatappel- en distelpatroon. De voor- en achterzijde van dit kostbare liturgische gewaad zijn versierd met zogeheten aurifriezen, stroken met in gouddraad en zijde geborduurde heiligen. De dalmatiek is onderdeel van een zogeheten vierstel bestaande uit een koorkap voor de bisschop, een kazuifel voor de voorganger en twee dalmatieken. Deze werden gedragen door de diakenen, de assistenten van de celebrant. Naast de dalmatiek zie je een drieluik waarop de Meester Van Delft het portret van bisschop David van Bourgondië naast een biddende stichter aanbracht. Vanaf het zijpaneel aanschouwen zij de Maagd Maria en het Christuskind. Uit mijn tijd als rondleider in Museum Catharijneconvent herken ik beide werken. Het was even zoeken naar het embleem van de ‘vredelievende’ tak van de Bourgondiërs; de tondeldoos met vuurslag. De laatmiddeleeuwse ‘aansteker’ die staat voor het belang van of liever: de wens naar stabiliteit en vrede in het hertogdom, want de ambtstermijn van David wordt gekenmerkt door de ene (burger)oorlog na de andere. De tegenwerking van de burgers van Utrecht leidde in 1483 zelfs tot het beleg van zijn eigen stad, waarover je in de canon van Nederland meer leest. Het vuur verwijst symbolisch naar beschaving en welvaart. De tondeldoos die prominent te zien is op de (in Venlo niet getoonde) koorkap ontbreekt op de dalmatiek, maar als je goed kijkt ontdek je wel de vlammen.  

Dalmatiek van David van Bourgondië,Museum Catharijneconvent

Met de aanstelling van David van Bourgondië (en diens opvolger zijn halfbroer Filips van Bourgondië) konden de hertogen van Bourgondië invloed uitoefenen op het kerkelijke en wereldse bestuur in het bisdom Utrecht. 

Onder Filips de Goede’s zoon Karel de Stoute (Davids halfbroer), waren rust en vrede ook nog ver te zoeken. Karel de Stoute (reg. 1476-1477) was een wraakzuchtige vechtersbaas. Wegens het economisch belang vormden Maastricht, Roermond en Venlo meer dan eens het doelwit van Karels krijgszuchtige plannen. Zijn karakter vormde een merkwaardige symbiose tussen de oorlogsgod Mars en de hoedster van de kunsten Minerva.  Zijn regime wordt niet alleen geïllustreerd met haakbussen en kanonnen, maar ook met schilderijen en voorwerpen van toegepaste kunst als een buffelhoorn op griffioenpoten en een verguld zilveren, naar ontwerp van Albrecht Dürer vormgegeven appelbokaal. 

In dit gedeelte van de expositie wordt een impressie van het beleg van Neuss getoond. In het enorme kampement waren niet alleen soldaten, artsen, apothekers en ambachtslieden aanwezig, maar gek genoeg ook gezinnen met kinderen. Karel de Stoute zelf voerde in het kampement een vorstelijke staat. Bij het beleg van Neuss ging het in 1474-1475 -althans voor Karel- mis. Veelvuldig aangeroepen wierp de stadspatroon van Neuss, de heilige Quirinus met succes zijn krachten in de strijd. Van Karels inderhaast verlaten tent zou een hier getoond roodfluwelen kazuifel zijn vervaardigd.

Beleg van Neuss plus Kazuifel, Persbeeld Limburgs Museum Foto Levin den Boer

Twee jaar later sneuvelde Karel de Stoute tijdens een veldslag tegen de Zwitsers. Via het huwelijk van Karels dochter Maria komen de Nederlandse gebiedsdelen tot de Opstand die leidde tot de Tachtigjarige oorlog, onder Habsburgs bestuur. Voor details over de dynastieke verwikkelingen en de talrijke aanvaringen tussen de Bourgondische hertogen en Vlaamse steden als Gent en Brugge moet je bij Van Loo zijn. 

Na de verwoestende politiek van haar vader bracht Maria de Rijke (1477-1482) stabiliteit. De dochter van Karel de Stoute was overigens ongewild op de troon beland. Zij had een jongen moeten zijn; als meisje was zij ongewenst. Haar vader en grootvader weigerden zelfs om aanwezig te zijn bij haar doop. 

(Naar) Bernhard Strigel, Familieportret van Keizer Maximiliaan met -postuum- Maria de Rijke en haar kleinzoon Keizer Karel V. paneel, ca. 1560Museum Hof van Busleyden, Mechelen

In een tent kun je het levensverhaal van Maria de Rijke beluisteren. Door haar huwelijk met de Habsburgse Keizer Maximiliaan (1459-1519) werd het kerngebied van de Bourgondiërs verder vergroot. In de vitrine onder haar portret ligt de akte van het zogeheten groot privilege, waarmee Maria de Nederlandse gebieden de autonomie teruggaf die haar vader hen had afgenomen. De jonge hertogin erft de Bourgondische Nederlanden in chaos. Als dochter van Karel de Stoute werd zij eerst met argwaan bekeken, maar met haar vriendelijke en vergevingsgezinde opstelling wist zij de harten van haar opponenten te winnen. Lang heeft zij niet geregeerd. Zij overleed op jonge leeftijd na een val van haar paard.

Haar echtgenoot Maximiliaan nam het roer over, waarmee een einde kwam aan de Bourgondische tijd. L’Histoire se repète:  Maximiliaan stelde zich evenals de vader van zijn overleden echtgenote, op als absoluut heerser. Zijn harde optreden tegen opstandige steden werkte echter contraproductief. De zachtmoedige Maria genoot waardering van het volk, maar Maximiliaan werd  gehaat. In het gedeelte over Maria de Rijke wordt aandacht besteed aan de positie van de vrouw in die tijd. Anders dan je misschien zou verwachten, zijn veel vrouwen zelfstandig werkzaam op velerlei gebied. 

Terug naar de expositie.
Wandkleden, schilderijen, sculpturen, verluchte gebedenboeken, intrigerende verhalen en muziek uit de late Middeleeuwen brengen je in Venlo terug naar de tijd van de historische Bourgondiërs. 

Bij het zien van al die beschamende overdaad lijkt het wel of de Bourgondiërs onkundig waren van de Bijbelse waarschuwing dat het voor een kameel makkelijker is om door het oog van een naald te gaan dan voor een rijke om de hemelpoort te passeren… De in het Nieuwe Testament bij Mattheus, Marcus en Lucas opgetekende woorden van Jezus hebben tal van illustratoren geïnspireerd tot evenzovele soms geestige illustraties.

Jan van Brussel, Tweevoudige Gerechtigheid na de restauratie van 2018, detail , Bonefanten museum Maastricht

Toch hadden ze het kunnen weten. Miniaturen in middeleeuwse gebedenboeken zijn er duidelijk over. In illustraties bij de bidstonden voor de dodenwake, de dodenvigilie, zie je meer dan eens hoe engelen met vervaarlijke duivels strijden om de ziel van de overledene. Op een impressie van een rechtszitting uit het Bonnefanten Museum bracht de anonieme schilder met grijpgrage Boschiaanse duivels een soortgelijke dubbele boodschap aan. Staand achter het panel met raadslieden moeten zij potentiële boosdoeners afschrikken en magistraten aansporen om rechtvaardig en onafhankelijk te oordelen. Het paneel bevond zich rond 1477 in het Maastrichtse Dinghuis, waar destijds recht werd gesproken.

Deze objecten maken de expositie al de moeite waard, maar twee topstukken van edelsmeedkunst uit de tijd van Karel de Stoute spannen letterlijk en figuurlijk de kroon. Nadat hij de strategisch belangrijke stad Luik wegens verzet in 1441 had verwoest schonk hij de stad een schitterende reliekhouder. Voor de staande figuur van de heilige Joris knielt Karel de Stoute met in zijn hand de houder met een vingerkootje van de heilige Lambertus. Het kostbare stuk is een stille getuige van de wijze waarop de geografische eenheid door de Bourgondische hertog werd bevochten. Op de sokkel staat zijn devies Je lay empri[n]s; ik heb het ondernomen. De voltooid verleden tijd van het hedendaagse ‘wir schaffen es’. 

Reliekhouder van Karel de Stoute. Schatkamer van Luik

De inwoners van Luik beschouwden het hertogelijke geschenk als een zoenoffer, maar voor de krijgszuchtige hertog was de schenking een daad van propaganda. Een grappig symbolisch terzijde geeft aan dat de strijd in de aanloop naar de tentoonstelling nog niet gestreden was. Getuige Beckers woorden moest het kostbare topstuk veel bureaucratische lagen passeren voordat het België mocht verlaten. 

Ook de gouden kroon van Margaretha van York uit de schatkamer van de Dom van Aken spreekt tot de verbeelding. Ooit rustte dit staaltje van ongeëvenaarde edelsmeedkunst op het hoofd van de echtgenote van Karel de Stoute. In 1474 deed Margaretha de kroon cadeau aan de Dom van Aken. Het is eveneens bijzonder dat deze nu in Venlo te zien is, want het kostbare stuk verlaat de schatkamer alleen voor de zeldzame momenten waarop deze, op het hoofd van het Mariabeeld in de Dom, aan de gelovigen getoond wordt. 

Kroon van Margaretha van York, Schatkamer, Dom van Aken

Behalve een schat aan historische informatie en tastbare objecten heeft de Bourgondische overheersing de Maaslanders, aldus Beckers, nog iets nagelaten. Zij gingen op zoek naar een eigen identiteit. Onder de inwoners die kortstondig als eenheid geregeerd werden door de Bourgondiërs ontstond zelfbewustzijn. …[…] politici die naar de Staten-Generaal gaan [presenteren zichzelf] in 1473  als Limburger. …geschiedschrijvers [gaan] hun eigen streek onderzoeken en kunstenaars [proberen] een eigen visuele stijl te ontwikkelen. Mensen gaan op zoek naar een onderlinge verbintenis’…

Met zevenmijlslaarzen nam ik je mee naar de Bourgondiërs in Limburg. Een geschiedenis die niet alleen verhaalt van oorlogen en moordpartijen. Schilderijen, miniaturen en andere kunstvoorwerpen brengen ook de verfijnde hofcultuur in beeld. De rijk voorziene dis van het banket van de fazant houdt het beeld van de aan hen ontleende spreekwoordelijke luxe levensstijl in stand. Ervaar het zelf; dat kan nog tot en met 1 februari. 

Verder lezen:

Bart van Loo, De Bourgondiers; Aartsvaders van de Lage Landen, uitgever De Bezige Bij, Amsterdam, 2018. 

Bart Funnekotter, Knokken, moorden, dichten en drinken. Recensie De Bourgondiërs.  NRC 8 februari 2019.

Bart van Loo, Stoute schoenen, in het voetspoor van de Bourgondiërs, uitgever De Bezige Bij, Amsterdam 2024

Link naar Limburgs Museum

De Münster Domschat tot 10 Juni in Museum Catharijneconvent

Terwijl ik op een koele voorjaarsdag naar het Catharijneconvent wandel zie ik de Utrechtse Domtoren, zo’n 600 jaar nadat ze werd opgetrokken, voor restauratie in de steigers staan. In de naastgelegen Maartenskerk werd tijdens de middeleeuwen een luisterrijke verzameling kerkschatten bewaard. Anno 2019 is daar op een enkel stuk na, niets van over. De letterlijk en figuurlijk schitterende voorjaarstentoonstelling in Museum Catharijneconvent met kostbare objecten uit de Münster domschat geeft de bezoeker een idee van die verloren verzameling. De Utrechtse kerkschat schittert door afwezigheid, maar de archiefstukken die deze beschrijven zijn bewaard. Met enige verbeeldingskracht kan de bezoeker de verloren beelden en reliekhouders in de geest net zo laten glanzen als hij of zij zelf wil!

Overeenkomsten
Tussen Utrecht en Münster bestaan, behalve vergelijkbare kerkschatten, meer overeenkomsten. Beide bisschopssteden ressorteerden onder het aartsbisdom Keulen en beide kerken zijn gefundeerd op vroegmiddeleeuwse stichtingen. De Angelsaksische geloofsverkondiger Willibrord liet in 695 binnen de muren van het voormalige Romeinse castellum een kerkje gewijd aan Sint Maarten optrekken. In 805 gaf de Utrechtse missionaris Liudger in Münster opdracht tot de bouw van een kerk gewijd aan de apostel Paulus.

In tijden van onrust, oorlog en geldnood verdween het edelmetaal van de Utrechtse domschat in de smeltoven. Dit lot bleef Münster ondanks veel gevaarlijke momenten bespaard, maar bij een brand in 1527 ging het middeleeuwse archief daar verloren. De getoonde Duitse kostbaarheden en de Utrechtse inventaris-notities completeren het beeld van de verloren Utrechtse domschat. Vòòr deze kerken gesticht werden, trokken vroege missionarissen er met een draagaltaar op uit. Dit met zilver en roze marmer beklede object werd door rondreizende priesters gebruikt voor het opdragen van de mis. De voorzijde is versierd met kleine in Byzantijnse stijl uitgevoerde millefiori mozaïekjes naast een mandorla met Christusfiguur geflankeerd door medaillons met de symbolen van de vier evangelisten.

Draagaltaar, Neder Saksen, 2e helft 13e eeuw

Reliekhouders

Armreliekhouder, Münster, circa 1200, Domschat Sint-Paulusdom, Münster

Museumbezoekers zullen zich vandaag de dag vooral verwonderen over de verstilde pracht van de tentoongestelde objecten. In het verleden dienden deze vooral een esthetisch doel als houder van relieken. In de stoffelijke resten van heiligen was, zo geloofde men, hun helende kracht op aarde achter gebleven. Middeleeuwse gelovigen waren er heilig van overtuigd dat een gebed uitgesproken in de nabijheid van relieken eerder verhoord werd dan zomaar een gebed. Bovendien kon de heilige in kwestie in de hemel ook nog een goed woordje voor hen doen. Hoe dichter de gelovigen bij de reliek konden komen, hoe beter. Het liefst wilden zij deze aanraken, maar wegens diefstal (zelfs een klein afgepeuterd stukje was al begeerlijk) werden relieken veelal achter glas of bergkristal getoond, dat bij heel kleine relieken als vergrootglas fungeerde. Een mooi tot de verbeelding sprekend voorbeeld is de armreliekhouder van Felicitas, de onfortuinlijke moeder die tijdens het bewind van keizer Antoninus Pius in de 2e eeuw werd gedwongen toe te kijken bij de executie van haar zeven zonen die zich evenals hun moeder tot het christendom hadden bekeerd. Hun stoffelijke resten worden, samen met relieken van hun moeder, bewaard in de grote met zilver en koper beklede schrijn, die eveneens in de ‘schatkamer’ van de tentoonstelling te zien is. 

Reliekhouder in de vorm van de Heilige Laurentius, Oost Nederland eind 15e eeuw

Met de reliekhouder van de heilige Laurentius wordt het lichaamsdeel  waarvan de reliek afkomstig is eveneens ostentatief getoond: zijn rib. Rond het midden van de 3e eeuw werd hij door Keizer Decius veroordeeld tot de vuurdood. De keizer ontstak in woede toen Laurentius de opdracht zijns inziens niet naar behoren had uitgevoerd. In plaats van hem de tastbare schatten van de kerk te brengen, kwam Laurentius met een groep (gelovige) paupers aanzetten, in zijn ogen de ware schatten van de kerk. Naast zijn beeltenis ziet de bezoeker zijn attribuut: een rooster. Laurentius onderging zijn lot zonder klagen. Na enige tijd zou hij slechts gezegd hebben, draai me nu maar om, deze kant is gaar. 

De oogverblindende kerkschatten wekten door de eeuwen heen behalve bewondering ook kritiek. Bernardus van Clairvaux (1090-1153) de stichter van de hervormde sobere Cisterciënzer orde, sprak Abt Suger van de Cluniazenzer abdij in St. Denis aan op zijn verzameling kerkschatten. Het geld uitgegeven aan deze kostbaarheden had beter besteed kunnen worden aan de armen!
Op dergelijke kritiek hadden de prelaten van de kerk slechts één weerwoord:

Deo optimo maximo… voor God is niets goed genoeg!    

In zijn voorwoord bij de catalogus neemt de bisschop van Münster Felix Genn op voorhand stelling tegen dergelijke uitlatingen:

…’Verzamelt u geen schatten op aarde, waar mot en roest ze ontoonbaar maakt en waar dieven inbreken en stelen; maar verzamelt u schatten in den hemel, [….] Want, waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn. …. Niemand kan twee heren dienen. Gij kunt niet God dienen en Mammon…’ Matth. 6: 19 e.v.

De expositie begint met de geschreven erfenis: de archiefstukken van het Utrechtse domkapittel met beschrijvingen van de verloren kostbaarheden. In het zogenoemde Liber Camerae geeft de kanunnik en weldoener Evert van Zoudenbalch (1424-1503) in zijn functie van thesaurier een inventarisatie van de domschatten.

Kanunnik Evert van Zoudenbalch 1424 – 1503
Liber Camerae van het Domkapittel 1200-1342


Ook de Catalogus Episcoporum Ultrajectinorum uit 1342 maakt melding van de talrijke reliekhouders. Ter meerdere glorie van God en zichzelf of andersom, schonken hoogwaardigheidsbekleders kostbaarheden aan de kerk. Zoals bisschop David van Bourgondië (1456-1496) een bastaardzoon van Filips de Goede, die getuige een dagboeknotitie uit 1489 een ‘gulden cleynoot’ met Maria-relieken versierd met zilver, parels en edelstenen aan de domkerk had geschonken. Een kerststal van puur goud, voorzien van zijn wapen met sculptuurtjes van Maria, Jozef en het kindje Jezus.

De archiefstukken vormen voer voor geduldige en geschoolde lezers. Gelukkig wordt aan de hand van reproducties van schilderijen en prenten beknopt tekst en uitleg gegeven. Een afbeelding van een edelsmidse illustreert de opdracht die goudsmid Tyman IJsbrants in 1460 ontving voor de vervaardiging van een houder voor de armreliek van de heilige Pontiaan. Deze martelaar werd op 14 januari in het jaar 169 ten tijde van Marcus Aurelius in Spoleto om zijn geloof gedood. Dat hij zo ver van huis in Utrecht werd vereerd is te danken aan dit geschenk dat bisschop Balderik in 966 voor de herbouwde domkerk van keizer Otto I ontving.   

Opdracht aan Tymen Ysbrants
Zilveren lepels

Aan de inzamelingsactie voor het benodigde zilver herinneren enkele  zilveren lepels in de opstelling. Door gebrek aan materiaal en de dood van de smid liet de voltooiing van de opdracht nog 43 jaar op zich wachten. Het resultaat, een zwaarwegende schrijn in de vorm van een kerk, verdween eveneens de smeltoven.

Verloren kerkschatten
Hoe de schatten uit de Utrechtse Dom zijn verdwenen wordt in de archiefstukken eveneens verduidelijkt. Enige jaren nadat keizer Karel V heer van Utrecht was geworden, werden de gouden en zilveren kerkschatten vanuit Brussel gevorderd. In een inventaris uit 1571-78 leest de bezoeker dat alles is omgesmolten ten gunste van de oorlogskas van de Staten Generaal. In de zogenoemde ‘Reeckinge’ door Willem van Lamsweerde wordt vermeld dat de kanunniken het leeuwendeel van de kostbaarheden zelf lieten omsmelten om hun schulden te betalen. Zo eindigden de Utrechtse reliekhouders in de jaren zeventig van de 16e eeuw in de smeltoven van de Utrechtse munt.

Relieken van Pontiaan en Benignus, Utrecht, Oud Katholieke Gertrudis kathedraal

De overgebleven relieken kwamen terecht in de aan Gertrudis gewijde Utrechtse schuilkerk. Ze zijn in de tentoonstelling te zien: de keurig verpakte botresten van Pontiaan en Benignus, die nog door bisschop Balderik waren verworven. Ook de Bracchium Sancti Martini; een armreliek van de Utrechtse patroonheilige bleef bewaard. Volgens de overlevering sneed hij zijn rode mantel in tweeën, waardoor zijn witte onderkleed zichtbaar werd. De helft gaf hij weg aan een bedelaar. Het wapen van Utrecht, onder meer te zien aan de lantarenpalen in de binnenstad, herinnert ons aan Martinus goede daad.

Kistje met as, Domrelieken uit de Oud-katholieke Gertrudiskathedraal, Utrecht

Van twee reliekhouders met (nog meer) relieken van Pontiaan en Agnes resteert slechts de as, die overbleef nadat deze tijdens de Opstand, in de late 16e eeuw, door de watergeuzen werden verbrand.

Met de geschreven bronnen over de verdwenen Utrechtse Domschat en de tastbare objecten uit Münster wordt op thematische wijze een schitterend verhaal verteld over de verschillende aspecten van de verwerving, verzameling, verering en vernietiging van relieken.

De oudste relieken uit de Utrechtse Dom ontving Willibrord eigenhandig tijdens een bezoek aan paus Sergius in Rome. Sindsdien groeide de verzameling heilzame relieken uit tot een ware schat. Niet alleen Martinus van Tours en de heilige Pontiaan speelden een belangrijke rol in Utrecht, maar ook de martelares Agnes van wie een prachtig beeldje uit Münster te zien is. 
Op 14 en 21 januari werden hun relieken in een feestelijke processie rondgedragen. Getuige een beschrijjving van de ‘blyde incomste’ van Keizer Karel V in de zomer van 1540 haalde het domkapittel toen eveneens alles uit de kast voor een indrukwekkende reliekenoptocht door de stad.

Sculptuur van de heilige Agnes, Münster (?), 1520, Domschat Sint-Paulusdom, Münster

De martelares die in de 3e eeuw in Rome werd gedood is herkenbaar aan haar attribuut, het lam. Haar naam is afgeleid van het Latijnse Agnus Dei. De ring verwijst naar de reden van haar marteldood. Haar nee-woord op het huwelijksaanzoek van een Romeinse prefect werd haar fataal. Het gedetailleerde beeldje is een meesterwerk van 16e eeuwse goudsmeedkunst. Wie de Paulusdom bezoekt ziet twaalf soortgelijke figurines op het hoofdaltaar.

Kostbare materialen
In het tot ‘schatlab’ gedoopte deel van de expositie ziet de bezoeker de kostbare nog onbewerkte materialen en ‘rariteiten’, waaruit de stukken zijn vervaardigd. (Half)edelstenen als amethist, lapis lazuli, parels en robijnen, waaraan symbolische en soms ook wonderdadige krachten werden toegekend. Zo zou amethist, vaak gezet in bisschopsringen (…) de drager bescherming bieden tegen dronkenschap. Een bijzondere gif-neutraliserende werking werd toegeschreven aan de kokosnoot; het materiaal waaruit één van de topstukken vervaardigd is. Deze uit de 10e of 11e eeuw daterende kokosnootbokaal is bekroond met het lam Gods; geformeerd uit een van oorsprong oud-Perzisch bergkristallen leeuwenbeeldje, waaraan letterlijk en figuurlijk een christelijke draai werd gegeven. De staart van de leeuw werd gecoupeerd en het kopje omgedraaid. Een uit 1622 daterend certificaat van echtheid (…) verklaart de bloedrode inhoud van het lam:  …’in Ipso Ango Dei de sanguine Domini nostri’… 

Ivoren beker, Münster, rond 1380

In de tentoonstelling bevinden zich nog enkele bijzondere bokalen. Twee van ivoor, gedekt met een leien pannendakje van zilver. Op één daarvan zijn 9 helden te zien; 3 oudheidkundige, 3 joodse en 3 christelijke. De andere toont de zogenoemde vrouwenlisten: Delila die de oudtestamentische krachtpatser Samson met de schaar van zijn kracht berooft. In het ivoor is ook een afbeelding van de Griekse wijsgeer Aristoteles gesneden, aan wie niets menselijks vreemd was. Nadat hij zijn pupil Alexander de Grote gewaarschuwd had voor de mooie, doch listige Phillis, ging hij zelf voor de bijl. De afbeelding toont hoe hij zich door haar als rijdier liet gebruiken. Eén van de talrijke in de Middeleeuwen graag uitgebeelde zogenaamde vrouwenlisten.
Moraal van het verhaal? Mannen hoed u voor de listen van vrouwen. In het voetspoor van Eva zijn zij erop uit om zelfs de meest deugdzame en wijze mannen ten val te brengen….

Kokosnootreliekhouder, Münster, circa 900-1120, collectie Domschat Sint-Paulusdom, Münster

Wederdopers in Münster

Van het leien dakje van deze bokaal maken we een sprong naar de spreekwoordelijk geworden ‘Jantje van Leien’. De kleermaker uit Leiden, die samen met Berend Knipperdolling in 1534 in Münster alvast een eigen versie creëerde van het hemelse Jeruzalem. Dat het inrichten van het koninkrijk Gods geen mensenwerk is werd echter al snel duidelijk. De portretten van Jan Beukelszoon, alias Jan van Leiden, en zijn compaan Knipperdolling zijn in replica aanwezig.

Lambertikerk Münster met kooien

Gedurende de hevige strijd tijdens het ontzet van deze ‘modelsamenleving’, werden de twee opgepakt en opgehangen in kooien aan de Lambertikerk in Münster, waar ze (die kooien) als afschrikwekkend voorbeeld nog steeds hangen.
Het interieur van de Paulusdom werd verwoest, maar de domschat bleef wonderwel gespaard. Dat gebeurde nogmaals ten tijde van Napoleon, die alleen de barokke objecten van de kerkschat liet omsmelten. Wie durft de kracht van middeleeuwse relieken nog te betwijfelen?

Zoals in elke rooms-katholieke kerk werden in de dom van Münster en Utrecht relieken van de patroonheiligen bewaard. Eén van de oudste objecten uit de schatkamer van Münster is een hoofdreliekhouder van de apostel Paulus, daterend van 1060.

Van een fervent bestrijder van het christendom veranderde hij, na goddelijke interventie op weg naar Damascus, in één van de belangrijkste strijders vóór het christendom. (Handelingen 9: 17-18).

Pauluskopreliekhouder, circa 1060, collectie Domschat Sint-Paulusdom, Münster

De houten kern herinnert nog aan de manier waarop relieken aanvankelijk werden opgeborgen; in eenvoudige houten doosjes. In de loop der tijd werden deze bekleed met bladgoud en zilver en steeds rijker versierd. Later kregen reliekhouders vaker een vorm die correspondeerde met het lichaamsdeel van de reliek. Zoals dit hoofd van de apostel Paulus, omkleed met goud; versierd met parels, edelstenen en ogen van safier. Met Pasen werd deze getoond op het altaar.

Van de smeltoven gered
De zogenoemde Hamer van Sint Maarten, de beschermheilige van de Utrechtse Dom, is de enige bewaard gebleven secundaire reliek uit de voormalige domschat. Getuige het Latijnse opschrift zou de 4e eeuwse bisschop Martinus van Tours er tijdens zijn missie-campagnes heidense afgodsbeelden mee kapot hebben geslagen. ….. ‘de heidense afgodsbeelden stortten neer, getroffen door de bijl van Martinus, laat niemand geloven dat zij goden zijn, die zo gemakkelijk ter aarde storten’… 

De ‘hamer’ is samengesteld uit een prehistorische vuistbijl gevat op een steel uit ca. 1300. Of Martinus deze ooit zelf heeft gehanteerd blijft een vraag…..

Voor we ons virtuele bezoek aan de schatkamer van Münster voortzetten noem ik nog twee Middeleeuwse manuscripten die ontnapt zijn aan de vernietiging van de Utrechtse domschat: de Ansfridus- en Bernulfuscodex.

Anfriduscodex, handschrift Sankt Gallen, 2e helft 10e eeuw, band 13e-14e eeuw

De achterzijde van de Ansfriduscodex toont het ‘portret’ en een boodschap van Ansfridus die van 995 tot 1010 bisschop van Utrecht was: …’Versierd met flonkerende edelstenen en schitterend goud ben ik een geschenk van Ansfridus aan Martinus’…, dat wil zeggen aan de Maartenskerk.

In roerige tijden werden deze codices ver van Utrecht in veiligheid gebracht. In de 19e eeuw werden de boeken in de pastorie van de Deventer Lebuinuskerk teruggevonden, waar ze werden gebruikt om de linnenpers te verzwaren. Voor de Utrechtse katholieke geestelijke en ‘reli-souvenirjager’ Gerard van Heukelum een vondst van onschatbare waarde. Na 1853 mocht het katholieke geloof, dat sinds de late 16e eeuw verboden was, weer openlijk worden beleden. Voor de nieuw in te richten neo-gotische godshuizen werden naar door Van Heukelum aangedragen authentieke voorbeelden, middeleeuws ogende objecten gemaakt.

Detail van Anfridescodex

Van de dedicatietekst op de Ansfriduscodex is geen woord overdreven. De ‘hard-cover’ bestaat uit een met bladgoud bekleed houten plankje, dat in het Latijn werd aangeduid met het woord caudex, waar de benaming codex van afgeleid is. Deze werd versierd met een uit filigrainwerk gevormd kruis en een keur aan edelstenen.
Voor de inhoudsopgave hoef je het boek niet te openen. De medaillons op de hoeken verwijzen symbolisch naar de vier evangeliën. Leuk detail vormt het rode steentje rechtsonder. Ogenschijnlijk een gewoon siersteentje, maar door het opschrift een Fremdkörper op een christelijk boek want het is voorzien van een met het blote oog nauwelijks zichtbare inscriptie ‘Allah Akbar’; gods wegen zijn ondoorgrondelijk. 

Van een soortgelijke pracht is het 11e eeuwse reliekenkruis uit Münster. Staand op een voet van bergkristal en versierd met filigrainwerk, safieren, robijnen, karneool, smaragd en parels. Op hoogtijdagen werden dergelijke altaarkruisen evenals de reliekhouders in processie rondgedragen, zoals een steunafbeelding in de tentoonstelling laat zien.

Reliekkruis, Münster , circa 900-1120, collectie Domschat Sint-Paulusdom, Münster

Relieken op tournee.
Bij menige reliekhouder denk ik: wat als dit object zou kunnen spreken. Welke verhalen zouden deze heiligen ons niet kunnen vertellen over de omzwervingen tijdens hun leven of in de hoedanigheid van reliekhouder. Voor de vita’s van de heiligen kunnen we terecht in de Legenda Aurea. Op de vraag naar de omzwervingen van de objecten geeft een van de  archiefstukken antwoord. Middels een oorkonde van Filips van Bourgondië, de tweede bastaardzoon die door toedoen van zijn vader Filips de Goede bisschop van Utrecht (1517-1524) werd, krijgt het domkapittel in 1520 toestemming voor een reizende tentoonstelling van de Utrechtse domschat. Opdat gelovigen in Friesland, Holland en Zeeland ook konden profiteren van de heilzame werking van de in Utrecht bewaarde relieken. De tournee was een hele onderneming, maar de rondreizende reliekentoning was de moeite waard. De inkomsten uit de verkoop van aflaten vloeiden in de kas van het domkapittel. Dit tot ongenoegen van de lokale priesters.

Leuke gedachte dat de domschatten uit Münster nu eveneens op tournee zijn. De aanleiding is anders, maar hoop op inkomsten zal nog wel dezelfde zijn.  Wegens de renovatie van de Domschatzkammer zullen de kostbaarheden na Utrecht ook nog te zien zijn in Aken, Keulen en de VS.

Conclusie
In de tentoonstelling worden de parallellen tussen de Paulusdom van Münster en de Maartenskerk in Utrecht fraai geïllustreerd. Beide godshuizen zijn gesticht door vroegchristelijke geloofsverkondigers: Willibrord en Liudger. Op de fundamenten van deze eerste stichtingen verrezen in de 13 en 14e eeuw kerken in uitbundige gotische stijl. Dankzij de archiefstukken van het Utrechtse domkapittel en de tastbare objecten uit Münster kan de bezoeker tot en met 10 juni niet alleen genieten van de pracht en praal van de domschat van onze oosterburen, maar middels de complementaire opstelling daarvan en met wat fantasie ook van de verloren stukken van de Utrechtse domschat. 

Gaat u met mij mee naar de tentoonstelling op dinsdag 14 Mei. Ik geef dan een inleiding en rondleiding op de tentoonstelling. Informatie vindt u hier.

Bibliografie

E. den Hartog e.a., Relieken, Museum Catharijneconvent Utrecht, 2018

G.Althoff e.a., Der Schatz von Münster|The treasure of Münster, 2019

Wie meer wil weten zie onderstaande links:

Artikel van Marina over Utrechtse Domtoren

Artikel Relieken tentoonstelling Catharijneconvent

Geverifieerd door MonsterInsights