Vijfentwintig jaar geleden waren archeologen bezig met opgravingen langs een deel van de Romeinse Limes bij de Meern. Onverwacht deden zij de vondst van hun leven. In de drassige bodem stuitten zij op een wonderwel geconserveerd Romeins schip. Een toevalstreffer met verstrekkende gevolgen. Het schip zou de aanleiding vormen voor de bouw van het archeologie Museum Hoge Woerd in 2015
Na veertig jaar parkeer ik mijn auto naast de boomgaard aan de Hoge Woerd. De plek waar ik vier decennia terug als archeologiestudent meewerkte aan een van de eerste opgravingen in de Vinexlocatie Leidsche Rijn. Voor het Romeinse bodemarchief door nieuwbouw onleesbaar zou worden kreeg de Archeologische faculteit van de Universiteit Utrecht toestemming voor een noodopgraving. Dat was een gunst, want het van 1992 daterende Verdrag van Malta, dat de bodemverstoorder verplicht om met tijd en financiële middelen mee te werken aan archeologisch onderzoek, bestond in 1982 nog niet. De destijds beoogde nieuwbouw is er gekomen, maar moest in 2013 plaats maken voor de bouw van het museum. De geheimen die de aarde toen en bij latere opgravingen prijsgaf waren zo bijzonder dat in 2015 het door Skets Architectuurstudio ontworpen Museum Hoge Woerd werd gerealiseerd. Een reconstructie van het Romeinse Castellum, dat hier bijna 2000 jaar geleden stond. Ook de Romeinse wachttoren, waarvan resten iets verderop gevonden werden, is herbouwd. Op oud ijs vriest het licht. Met mijn werkzaamheden als museumdocent in het Castellum Hoge Woerd is de cirkel van mijn arbeidzame leven rond.
In de ijskoude winter van 1982-1983 schaafden wij, zoekend naar bewoningssporen en concrete vondsten voorzichtig de bodem af. Brandend van wetenschappelijke nieuwsgierigheid gemengd met een vleugje schatgraverslust en koffie geserveerd door professor Isings bleven we warm. In haar persoonlijkheid gingen eruditie en moederlijke zorg hand in hand. Uit bronnen en archeologische vondsten, waarvan de Utrechtse humanist Aernout van Buchel in de late 16e eeuw al melding maakte, werd Romeinse bewoning vermoed. Dat hier ooit een groot grensfort had gestaan tartte echter iedere verbeelding…
Tijdens deze opgraving kwamen de resten van een Romeinse weg aan het licht, paalsporen van wat vermoedelijk soldatenbarakken waren geweest, een haardplaats en een hoofdpantser van een paard met opengewerkte oogkorven.
Ook fragmenten van amforen kwamen bovengronds, scherven van het verfijnde zogenoemde terra sigilata (het wedgwood van de oudheid) en dakpannen. Je zou denken, een dakpan, maar de inscripties bevatten informatie over de plaats waar ze werden gebakken. Soms geeft zo’n dakpanstempel bijzondere informatie, zoals het exemplaar met de summiere inscriptie: C.H.I.CLASSIC.P.F.D. dat voluit staat voor: Cohors I Classica Pia fidelis Domitiana; ‘toegewijd en trouw aan Domitianus’. Als dank voor ondersteuning bij het neerslaan van een opstand in Mainz ontving de vlooteenheid I deze eretitel van keizer Domitianus aan wie het Leidse RMO onlangs een tentoonstelling wijdde. Klik hier voor mijn bespreking van deze tentoonstelling. Van deze vondst wordt afgeleid dat dit cohort tijdens Domitianus bewind (89-96) in de Meern gestationeerd was en dat hier bouwactiviteiten plaats vonden. Dit accordeert met informatie uit geschreven bronnen die melding maken van uitbreiding van de versterkingen langs de Rijn, de zogenoemde Limes. Rond het jaar 85 had Domitianus deze definitief als noordgrens tussen het opgegeven Germania Superior en onze streken, Germania Inferior, bestempeld.
Keizer Caligula’s plan voor een invasie van Brittannia werd in het jaar 43 onder keizer Claudius uitgevoerd. De forten aan de Rijndelta dienden niet alleen ter consolidatie van het rijk, maar fungeerden vooral ter beveiliging van de route naar het grondstofrijke Brittannia.
In de muurtorens van het museum worden objecten getoond die op die plek gevonden zijn. In de Flumentoren, genoemd naar de voormalige rivier, zijn onder meer voorwerpen van terra sigilata te zien en de besproken dakpan van de eerste vlooteenheid.
Mijn vondst van een ogenschijnlijk onbeduidend houten voorwerp wekte destijds de lachlust van archeoloog Cor Kalee. Hij floot op zijn vingers, waarop alle studenten hun schep, troffel of kwastje uit hun handen lieten vallen. Lachend hield hij het object omhoog: ‘dat zij dat nou uitgerekend moet vinden!’ Het dingetje van niks bleek een make-up paletje, dat door de vindplaats in de soldatenbarakken betekenis kreeg. Romeinse soldaten mochten niet trouwen en aanwezigheid van vrouwen was in de soldatenvertrekken niet toegestaan. Blijkbaar lapte het liefje van een van de soldaten dit verbod aan haar laars, maar vergat na gedane zaken haar toiletspullen.
In de televisieserie Het Verhaal van Nederland kijkt acteur Daan Schuurmans als voyeur toe naar een spelend kind en haar moeder in de vicus, het kampdorp naast een Romeinse legerpost. Terwijl hij de kijker veel betekenend toeknikt licht hij toe: …’het mocht eigenlijk niet, maar ze namen gewoon hun gezin mee’… Wat niet helemaal klopt. Romeinse soldaten mochten niet trouwen, maar door hun contacten met lokale vrouwen ontstonden gezinnen.
Reconstructie en nieuwe bestemmingen Romeins Castellum
Een selectie van de vondsten die tijdens de aanleg van Leidsche Rijn in de jaren ’90 gedaan zijn geeft een idee van het leven in en nabij deze Romeinse grenspost. Het Castellum, gelegen aan een afslag van de Romeinse grensweg, vormde een schakel in de lange keten van verdedigingswerken langs de noordgrens van het Romeinse rijk. De uitvalsweg naar die hoofdweg, de Limes, liep door de gereconstrueerde moestuinen achter de Hortustoren van het huidige museumcomplex. De Neder-Germaanse Limes staat sinds juli 2021 op de Werelderfgoedlijst van Unesco.
Onderzoek heeft uitgewezen dat hier niet één, maar wel vier achtereenvolgende militaire nederzettingen lagen. Dankzij muntvondsten met de beeltenis van keizer Caligula (37-41) weten we dat de eerste aanleg van het Castellum van rond het jaar 40 n. Chr. dateert. Deze was evenals het tweede fort uit hout opgetrokken. Na de Bataafse Opstand in het jaar 69/70 werd het Castellum in steen herbouwd. Wegens interne problemen van het Romeinse Rijk en externe factoren als binnenvallende stammen, werden de castella langs de Germaanse Limes aan het eind van de 4e eeuw verlaten.
Romeinen in Nederland
Het boek De Bello Gallico van de Romeinse veldheer Julius Caesar (100-44 v.Chr.) verschaft informatie over zijn veroveringstochten, de geografische gesteldheid van onze streken en de bewoners. In zijn ogen waren het agressieve barbaren. Caesar had zijn zinnen gezet op de gebieden ten noorden van de Rijn. Zijn pogingen om de Germaanse stammen te bedwingen stuitten echter op hevig verzet. De ambitie om het Romeinse Rijk tot de Elbe uit te breiden werd onder keizer Claudius (41-54) opgegeven. Voortaan werd de noordgrens van het rijk gemarkeerd door de Rijn. De mensen die hier woonden pasten zich aan de Romeinse zeden aan en leverden (soms onder dwang) rekruten voor het Romeinse leger.
Naast het provinciaal Romeinse verleden is in de opstelling van het museum ook aandacht voor de periode voor en na de komst van de Romeinen. Via een met bodemvondsten, historische ’nieuwsflitsen’ en foto’s geïllustreerde tijdlijn wandel je langs 5000 jaar bewoningsgeschiedenis van het gebied dat nu bekend staat als Leidsche Rijn. Over de prehistorische bewoners is weinig bekend. Ze kenden het schrift nog niet, maar daar kwam met de komst van de Romeinen verandering in. In een 360º film komt de geschiedenis van de prehistorie tot de moderne tijd tot leven.
Binnen de omwalling van het gereconstrueerde Romeinse fort herinnert alleen de bestrating nog aan de tijden van weleer. De weg die van de entree naar de achteringang loopt: de noord-zuid georiënteerde cardo en de van oost naar west lopende decumanus tref je in elke Romeinse legerplaats of stad aan. Op de kruising bevond zich de woning van de commandant. De nu met een grasmat bedekte binnenruimte ter grootte van een voetbalveld, was destijds volgebouwd met utiliteitsgebouwen en soldatenbarakken voor een cohort; een legereenheid van 480 man.
Archeologen zouden de spade hier graag in de grond willen steken, maar dat is verboden. Opgraven is alleen toegestaan wanneer het bodemarchief door bebouwing voorgoed verstoord of toegedekt dreigt te worden.
Binnen de omwalling is -fantasierijk geïnspireerd op het Romeinse verleden- aan de zuidoostzijde een educatieve stadsboerderij ingericht met kleine en grote huisdieren. Via de onderdoorgang van de Hortustoren bereik je de moestuinen. De bewoners van het fort konden zo beschikken over vers vlees en groenten. Voedingsmiddelen als graan, olijfolie en wijn werden met schepen over de rivier aangevoerd.
In de burgernederzetting naast het fort waren winkeltjes, werkplaatsen en herbergen te vinden. Op de plek waar in de Romeinse tijd de werkplaatsen lagen, vind je nu het museum café; daarboven bevindt zich theater Podium Hoge Woerd.
Voor een idee van de oorspronkelijke standaard inrichting van een Romeinse grenspost moet je naar Valkenburg (Z.H.) dat wel is opgegraven. De contouren van dit fort, dat dateert van dezelfde tijd als Castellum Hoge Woerd, zijn in het plaveisel van het Castellumplein aangegeven. In de op ware grootte gereconstrueerde plattegrond van het grotere Fort Fectio bij Bunnik, worden alle gebouwen met hun Latijnse namen benoemd. In de voorhal van het aangrenzende Waterliniemuseum worden archeologische vondsten getoond. Je ziet er ook een replica van de zogenoemde Tabula Peutingeriana. Op deze Middeleeuwse kopie van een Romeinse wegenkaart, zoek je tevergeefs naar het kleine grensfort in de Meern. Dat het daar gelegen heeft staat echter onomstotelijk vast.
Ontdekking van het Romeinse vrachtschip schip De Meern 1 en het Badhuis.
Dè publiekstrekker in De Meern vormt het enorme schip dat in 1997 bij toeval aan het licht kwam. Tijdens het opgraven van een fragment van de Romeinse limesweg in de wijk Balije stuitten archeologen bij het wegpompen van grondwater op een stuk hout, dat onderdeel bleek te zijn van een schip van 25 meter. Nader onderzoek wees uit dat het in de bedding lag van een oude, sinds lang verdwenen zuidelijke vertakking van de Rijn.
Dankzij de vochtige bodemgesteldheid was deze Romeinse platbodem, compleet met inventaris, wonderwel bewaard. Drieduizend jaar bewoningsgeschiedenis verdient al een museum, maar dit als De Meern 1 gedoopte schip, vormde de directe aanleiding voor de bouw van het museum Hoge woerd.
Zoals gezegd proberen archeologen het bodemarchief zo min mogelijk te verstoren. Vroeger werd gebruik gemaakt van luchtfoto’s, waarop soms de contouren van onder het oppervlak liggende gebouwen te zien waren. Met proefsleuven en sondes werd in de grond gekeken, alvorens te gaan graven. Met moderne beeldvormingstechnieken kan de bodem tegenwoordig ongeschonden worden onderzocht. Een geweldige vinding, want met weerstandsonderzoek kwam zonder een grootschalige opgraving, in 1991 de omvang van de Romeinse nederzetting in beeld. Met behulp van elektroden kan de weerstand veroorzaakt door gebouwen of objecten onder de grond gemeten worden. Even kort door de bocht: daarbij wordt de weerstand die twee in de grond gebrachte elektroden ondervinden gemeten. Deze handeling wordt in een regelmatig meetnet uitgevoerd zodat verschillen in weerstand, veroorzaakt door muren of grondsporen in beeld komen.
Toen het Romeinse badhuis, dat al voor WOII ontdekt was, door de aanleg van een weg in 2006 voorgoed onder het asfalt dreigde te verdwijnen werden de contouren daarvan met behulp van grondradar in kaart gebracht. Bij deze techniek worden elektromagnetische pulsen met hoge frequentie de bodem ingestuurd. Deze worden door muren of andere objecten als haardplaatsen of harde kleilagen gereflecteerd. De snelheid van de terugkaatsing zegt iets over de diepte van de muur. Gebruikmakend van deze techniek werden ook de genoemde elkaar kruisende wegen van het fort gelokaliseerd.
Van het nog volledig in de bodem verscholen badhuis is niets te zien. De landschappelijke met planten ingekleurde plattegrond geeft een impressie van de verschillende baden en andere ruimtes. In de Balneum toren worden aan het badhuis gerelateerde objecten getoond. Een kruikje voor olie dat, vermengd met zand -de badgel- van de Romeinen- met een strigilis van de huid gescrubd werd. Aan de hand van een stapel ronde stenen wordt uitleg gegeven over de Romeinse vloerverwarming, het zogenoemde hypocaustum. Vanuit het praefurnium, de stookplaats, werd hete lucht tussen de wanden en onder de vloeren gebracht om het water en het badhuis te verwarmen.
Berging en conservering van De Meern 1.
Wanneer genoemde beeldvormingstechnieken voldoende informatie hebben opgeleverd houden archeologen het, overeenkomstig het motto ‘…laat maar zitten… wellicht met spijt voor gezien. Zodat toekomstige generaties met geavanceerdere middelen ook naar antwoorden op hun vragen kunnen zoeken
Het in 1997 ontdekte schip kon, sprekend in jargon niet in situ blijven zitten. Blootgesteld aan verschillende zuurstofrijke grondwaterstromen dreigde het voorgoed verloren te gaan. Om te voorkomen dat het schip, dat eeuwenlang ‘luchtdicht verpakt’ geweest was door blootstelling aan zuurstof uit elkaar zou vallen werd een grootscheepse reddingsoperatie op touw gezet.
In een speciaal daarvoor geconstrueerde stalen mand werd het schip in 2003 opgetakeld en naar het restauratieatelier Batavialand in Lelystad gebracht. Om het hout voor desintegratie te behoeden moest het worden ondergedompeld in een warm bad met een wasachtige substantie: polyethyleenglycol (PEG). Omdat een bassin van 25 meter niet voorhanden was werd het schip doormidden gezaagd. Tijdens een jarenlang conserveringsproces werden de vermolmde houtcellen op deze manier verstevigd. In 2011 was de behandeling voltooid en sinds 2015 is het schip in Castellum Hoge Woerd te bewonderen. Staand op de omloop rond het schip zie je hier en daar nog witte sporen van het op kaarsvet lijkende conserveringsmateriaal.
Archeologen en andere wetenschappers probeerden de vele vragen die het schip opriep te beantwoorden. Hoe werd het schip voortbewogen? Met een klein hulpzeiltje aan de 5 meter hoge mast kwam een zwaarbeladen schip nauwelijks vooruit. Met een aan de mast bevestigd touw kon de schuit door een man of paard op de kant worden voortgetrokken. Voor beantwoording van de vraag waarom en hoe het schip gezonken is geeft de merkwaardige kromming in het voorschip een hint. Vermoedelijk is het in een bocht per ongeluk tegen de oever gevaren, waarna de schuit met de stroom mee is omgedraaid, gekapseisd en gezonken. Na eeuwenlang in deze ongemakkelijke houding te hebben gelegen is het schip vervormd. Kennelijk zonk het schip snel, want alle bezittingen en werktuigen gingen mee naar de kelder. Zo is een tijdcapsule van onschatbare waarde ontstaan.
De schijnbaar onbeduidende schoenzolen die werden opgediept bleken belangrijke betekenisdragers. Een grote en een kleinere maat doen vermoeden dat behalve de schipper ook zijn vrouw of scheepsmaatje aan boord was. Afgaande op modellen van die tijd kan zelfs bij benadering gezegd worden wanneer de boot gezonken is. Sandalen van dit model, met een extra ruimte voor de kleine teen -de Birckenstock van de Romeinse Oudheid- waren rond 180-190 in de mode. De andere zool is het restant van een schoen met een dubbele rij spijkertjes, een model dat eveneens tijdens het laatste kwart van de 2e eeuw gangbaar was.
Ook andere spullen verschaffen informatie over de opvarenden. De schrijfstift -stilus- waarmee je op een met was bestreken plankje kon schrijven en de ‘kroontjespen’ verraden dat de schipper een geletterd man was. Dat was tweeduizend jaar geleden in onze streken nog bijzonder. Soldaten in het Romeinse leger moesten leren lezen en schrijven, anders konden ze geen bevelen opvolgen of verslagen maken. Ook boerenjongens die vòòr de Bataafse opstand in 69/70 nog uit de lokale bevolking voor het Romeinse leger werden gerekruteerd moesten dit kunnen. Mogelijk was de schipper een veteraan uit het Romeinse leger die, toen zijn diensttijd van 25 jaar erop zat, met dit schip, als klusjesman langs de forten van de Limes voer. Dit wordt afgeleid uit de goed gevulde gereedschapskist in de inventaris van het schip. Schepen van dit type werden oorspronkelijk gebruikt voor de aanvoer van bouwmaterialen, graan, olijfolie en wijn, maar deze zaken waren ten tijde van de schipbreuk niet aan boord.
Het gezonken schip is ook een fundgrube voor informatie over het leven aan boord. In de kleine kajuit bevond zich een uit resthout getimmerd bed op gedraaide pootjes, een kastje dat op slot kon -de sleutel ligt eveneens in de vitrine- en tal van gebruiksvoorwerpen. Het menu van de opvarenden zal biologen, voedingsdeskundigen en misschien ook kookgekken interesseren. Er zijn botrestjes van kip, snoek, rund en de kolgans gevonden. De doorsnee lezer zegt het waarschijnlijk niets, maar voor de bioloog en de archeoloog is deze laatstgenoemde vondst van groot belang. De kolgans overwintert tussen oktober en maart in onze contreien. Deze vondst bevat dus een indicatie van het jaargetijde waarin de De Meern 1 is gezonken.
Het vlees werd in een grote pot gestoofd op een als ‘ceramische plaat’ gebruikte Romeinse dakpan. In de bodem van de boot verraadt zwartgeblakerd hout waar deze kookplaat lag. De maalsteen geeft aan dat de opvarenden zelf brood moesten bakken. Nadat ze het graan hadden gemalen werd het met een scheut water met een handgarde tot een beslag gemengd. Deze Romeinse ‘staafmixer’ wordt ook getoond.
Het meest spectaculair was echter de vondst van een dankzij het vochtige klimaat, volledig intact gebleven gereedschapskist. Belangstellenden komen er vanuit de hele wereld naar kijken. Ook ik ben verwonderd. Het zien van de millennia oude objecten brengt mij terug naar het schuurtje van mijn grootvader, waar ik in de jaren ’60 van de vorige eeuw net zo’n blokschaaf, handzaag en klauwhamer als de hier getoonde bijna 2000 jaar oude exemplaren zag. Niets nieuws onder de zon!
Tenslotte vraag je je als lezer wellicht af: wat deed dat schip hier tweeduizend jaar geleden? Het antwoord wekt vast verbazing. Castellum Hoge Woerd was destijds een belangrijke haven aan een honderd meter brede zuidelijke vertakking van de Rijn. Behalve door de natuur veroorzaakte veranderingen wordt de loop van waterwegen soms ook door menselijk ingrijpen beïnvloed. Een van de vertakkingen van de Rijn, de zogenoemde Kromme Rijn, werd in 1122 bij Wijk bij Duurstede ingedamd om het nabijgelegen moerasland te kunnen ontginnen. Bijgevolg stroomde er minder water in de zuidelijke- ook wel Oude Rijn genoemde- vertakking waaraan Castellum Hoge Woerd lag. Mede door verzanding is deze uiteindelijk verdwenen.
Bij de reconstructie van het Castellum heeft de landschapsarchitect de loop van de verdwenen rivier op suggestieve wijze met golven in het gras gemarkeerd. De Romeinse haven, die met een houten pad naast de westkant van het Castellum is aangegeven, fungeerde ooit als aanlegplaats voor passanten en bij de eerste aanleg als thuishaven van de voornoemde vlooteenheid Classis I. In de bodem van Leidsche Rijn zijn nog meer schepen gevonden, maar die moesten de archeologen zoals eerder gezegd letterlijk en figuurlijk wèl … laten zitten!
Ontwerp Skets Architectuurstudio 2015
Nog even terug naar de datering van het schip zelf.
Dendrochronologisch onderzoek dat zich baseert op het patroon van jaarringen, heeft uitgewezen dat het hout waarvan de boot gemaakt is rond het jaar 148 in de omgeving van het Zeeuwse Borsele gekapt is. De boot is rond 150 gebouwd met het hout van drie woudreuzen van ca. 35 meter.
Foto Marina Marijnen
Vanaf de omgang kun je zien dat de spanten, met zogenoemde klimstukken, uit één stuk gemaakt zijn. De planken van de bodem zijn om en om met grote spijkers vastgezet. De boot werd waterdicht gemaakt door de kieren tussen de grote planken met lisdodden te dichten. Deze werden met duizenden kleine kruiselings geplaatste spijkertjes op hun plaats gehouden. Het water dat desondanks naar binnen sijpelde werd met de hoosschep verwijderd die in een van de vitrines naast andere scheepsmaterialen te zien is. In de hal rechts van het schip bevindt zich een educatief speelhuisje in de vorm van een kajuit. Hier vinden jong en oud niet alleen informatie over het schip, maar ook over de uitrusting van een Romeinse voetsoldaat.
Achter het speelhuisje wordt een interessante film getoond, waarin gemeentelijk archeoloog Erik Graafstal op bevlogen wijze tekst en uitleg geeft bij het vinden, bergen en conserveren van het vlaggenschip van het museum de De Meern 1.
Vlak naast de ingang van het museum komen verleden en heden samen in Roy de Villevoye’s intrigerende installatie de Propeller van Leidsche Rijn. Overblijfsel van een gevechtsvliegtuig van het type Junkers 88, dat op 10 mei 1940 door Nederlands luchtafweer werd geraakt. In de 360º film die in de ruimte achter de tijdlijn wordt getoond is de crash, op enkele kilometers van het Castellum, op spectaculaire wijze in beeld gebracht. De propeller wordt bewonderd door twee in hyperrealistische stijl uitgevoerde beelden van Bataafse vrouwen. Remie Bakker van Manimalworks vormde de lichamen in polyurethaanschuim met een epoxylaag. Voor de huid werden siliconen gebruikt; de kapsels zijn van echt mensenhaar. Ze vergapen zich aan een voor hen futuristisch object.
Met deze verwonderde vrouwen uit de Romeinse tijd geeft de kunstenaar een twist aan het fenomeen perceptie. Zoals de hedendaagse mens met belangstelling de blik op het verleden richt, kijken deze vrouwen aan de andere kant van de caleidoscoop naar een voorwerp in de toekomst. Het kunstwerk lijkt te zeggen dat mensen, ondanks veranderde tijden in wezen hetzelfde zijn. Een universeel aspect van de condition humaine toen en nu is belangstelling voor de ons omringende wereld en de mensen die daarin leven.
Ga voor informatie over (gratis) rondleidingen, educatieve projecten voor de basisschool, voortgezet onderwijs, bso en meer naar: www.castellumhogewoerd.nl
Film over Castellum Hoge Woerd
Bibliografie:
E. Graafstal, Castellum Hoge Woerd, Parel aan de Limes, Utrecht, 2020.
P. Van de Heijden e.a., De Romeinse Limes in Nederland, RomeinenNU 2016
Met een replica van de De Meern 1 kun je een rondvaart door Utrecht maken.
Interessant, Marina, je verhaal over Castellum Hoge Woerd. Weer een museum waar ik een keer naar toe wil gaan. Ga jij nog eens een reis begeleiden van Academische Reizen? Dan ga ik mee! Misschien zien we elkaar bij Kunst in de Kamer. Via Luc en Francine ben ik erbij gekomen. Groetjes, Anet
Dankjewel Anet; fijn om je binnenkort te zien bij Kunst in de Kamer!
Wat een rijke vertelling, Marina. Heel boeiend om te lezen en hoewel ik al een keer in het museum was is mij nu duidelijk dat ik zeker terug kan gaan. Met vriendelijke groet, Wendie
Dankjewel Wendie; tot gauw in het Castellum of bij de Soroptimisten!