Bij een tentoonstelling in het RMO denk je wellicht eerder aan het oude Egypte, Griekenland of Rome dan aan de Middeleeuwen. Archeologen verdiepen zich echter ook in latere periodes. In deze expositie wordt het belang van de oudheidkunde onderstreept: de kennis uit verschillende geschreven teksten wordt gestaafd en aangevuld met tal van archeologische vondsten.
‘Het Jaar 1000’ brengt een ontbrekend hoofdstuk uit de geschiedenis van ons land in beeld. Na de Karolingische Renaissance ten tijde van Karel de Grote (ca. 747-814) bleven de bladzijden van het geschiedenisboek van ons land onbeschreven. Pas met het aantreden van de Hollandse en Vlaamse graven wordt de draad rond ca. 1100 weer opgepakt. Voor die tijd werd echter ook al geschiedenis geschreven. Over die tussenliggende periode, de tiende en de elfde eeuw die in de ‘Canon van Nederland’ ontbreekt, gaat het tot en met 17 maart in de zalen van het RMO. In het persbericht wordt de tentoonstelling aangeprezen als een winterreis naar het midden van de Middeleeuwen. Vergezeld van ijzingwekkende geluiden worden op de muur van de laatste zaal, letterlijk als een teken aan de wand, citaten uit de zogeheten Annalen van Egmond geprojecteerd:
999. Terraemotus factus est permaximus: cometes apparuit ….
…‘In het jaar 999 zijn veel wondertekens gezien. Er vond een enorme aardbeving plaats. Een komeet verscheen...’
De laatste woorden brengen mij 24 jaar terug in de tijd: de mensheid stond op de drempel van het tweede millennium. Nog maar kort tevoren verscheen de komeet van Halley aan het firmament. Midden in een koude winternacht stond ik naar dit magische astrologische fenomeen te kijken. Ik moest denken aan de magiërs uit het kerstverhaal die (misschien wel) deze ster volgden op weg naar Bethlehem. Als kleine jongen had mijn grootvader de komeet in 1910 ook gezien. Wat hij mij daar lang geleden over vertelde, zag ik in 1986 met eigen ogen. Volgens de berekeningen komt Halley in 2061 weer langs. Misschien denkt mijn kleinzoon dan terug aan de verhalen van zijn grootmoeder….
Eindtijd
Bij het naderen van het jaar 1000 waren velen ervan overtuigd dat de wereld zou vergaan. Deze zogeheten eschatologische verwachtingen werden gevoed door Bijbelteksten die daar volgens theologen heel duidelijk over waren. In Openbaring 21: 2 e.v. wordt gesproken over het einde van het duizendjarig koninkrijk. Na het Laatste Oordeel zullen met een nieuwe hemel en een nieuwe aarde betere tijden aanbreken. Velen wachtten verheugd- anderen in doodsangst de vervulling van deze profetie af. Er gebeurde echter niets!
Duizend jaar later herhaalde de geschiedenis zich. Oorlogen, natuurrampen en hongersnood werden door doemdenkers in 1999 gezien als de voorbodes van het naderende einde van de wereld. Actuele wereldgebeurtenissen kwamen in veler ogen overeen met de profetieën in het Bijbelboek de Openbaring.
Deze keer hadden sceptici de overhand; anderen wachtten het moment gespannen, maar in het volste ‘godsvertrouwen’, slapend of wakend af. De morgen van 1 januari van het jaar 2000 bleek in niets af te wijken van andere ochtenden. In haar boek Educated doet Tara Westover, de afvallige dochter van Jehova getuigen, op indrukwekkende wijze verslag van haar vaders teleurstelling.
Onder de noemer Party like it’s 999 wordt in de tentoonstelling aandacht aan de eindtijd besteed. Bij het googelen van deze slogan ontdekte ik op de site van The British Library een leuke geïllustreerde uitnodiging voor een vroegmiddeleeuwse feest. Met slechts één karakter verschil verscheen ook een song van popzanger Prince op het beeldscherm: Party like it’s 1999.
Virtuele tijdreis
Voorafgaand aan dit laatste hoofdstuk maakt de bezoeker van de tentoonstelling een virtuele reis door de tijd. Tussen de opgegraven dagelijkse gebruiksvoorwerpen ligt een fragment van een houten bed, aan de hand waarvan een fraaie reconstructie is gemaakt. Bij het zien van dit comfortabele meubel is de wereld van 1000 jaar geleden ineens niet zo’n ver-van- mijn-bed show meer!
De vorming van het landschap van Nederland wordt uitvoerig belicht. Zompige gebieden worden op last van de bisschop van Utrecht of een lokale kasteelheer ontgonnen. Dijken worden aangelegd en veen wordt als brandstof afgegraven. Water was (en is) er in deze streken in overvloed. In de expositie trekken twee langwerpige in Friesland gevonden botten mijn aandacht. Het zijn de voorlopers van de doorlopers uit mijn jeugd. Met deze zogeheten glissen gemaakt van een middenvoetsbeen van een rund of paard, kon je op het ijs ook uit de voeten!
Het menselijk ingrijpen had grote gevolgen voor de populatie van zowel mens als dier.
Dit wordt niet alleen door objecten geïllustreerd, maar ook in op de wand geprojecteerde animaties. In deze door OPERA Amsterdam ontworpen ogenschijnlijk statische impressie van het toenmalige landschap, doemen plotseling wilde zwijnen en een bruine beer op. Elders zwoegen paard en wagen moeizaam een heuvel op. Verderop houdt een eland plots waakzaam stil, terwijl in de lucht enkele blaadjes van de bomen dwarrelen. Met het verdwijnen van hun habitat zijn de eland en de beer uit onze streken vertrokken.
Door de landwinning en verbeterde landbouw maakte de bevolking een groeispurt door. Op taalkundig gebied had dit ook gevolgen. Van de drie hoofdtalen die rond 900 in onze streken werden gesproken overvleugelt het Oudnederlands vanaf het jaar 1000 geleidelijk aan het Oudfries en Oudsaksisch.
Onze streken maakten destijds deel uit van het Heilige Roomse Rijk; de bisschop van Utrecht zwaaide hier de scepter. Van de hoogtijdagen van Utrecht als bisschopsstad getuigen de codices uit Museum Catharijneconvent, waarvan de banden, uit piëteit voor de kostbare inhoud -het evangelie- met goud en kostbare edelstenen versierd zijn. De Ansfridus- en Bernulfuscodex maakten in de middeleeuwen deel uit van de Utrechtse Domschat.
De achterzijde van de Ansfriduscodex toont het ‘portret’ en een boodschap van Ansfridus die van 995 tot 1010 bisschop van Utrecht was; …’Versierd met flonkerende edelstenen en schitterend goud ben ik een geschenk van Ansfridus aan Martinus’…, dat wil zeggen aan de Maartenskerk. In roerige tijden werden deze codices ver van Utrecht in veiligheid gebracht. In de 19e eeuw werden de boeken in de pastorie van de Deventer Lebuinuskerk teruggevonden, waar ze door de huishoudster werden gebruikt om de linnenpers te verzwaren.
Van de dedicatietekst op de Ansfriduscodex is geen woord overdreven. De ‘hard-cover’ bestaat uit een met bladgoud bekleed houten plankje, dat in het Latijn werd aangeduid met het woord caudex, waar de benaming codex van afgeleid is. Deze werd versierd met een uit filigrainwerk gevormd kruis en een keur aan edelstenen.
Voor de inhoudsopgave hoef je het boek niet te openen. De medaillons op de hoeken verwijzen symbolisch naar de vier evangeliën. Leuk detail vormt het rode steentje rechtsonder. Ogenschijnlijk een gewoon siersteentje, maar door het opschrift een Fremdkörper op een christelijk boek want het is voorzien van een met het blote oog nauwelijks zichtbare inscriptie ‘Allah Akbar’; Gods wegen zijn ondoorgrondelijk.
Handelscontacten tussen Oost en West: Byzantium en Rome
Je komt in de tentoonstelling ook veel te weten over handel en de circulatie van geld. In een van de vitrines zijn kleine zilveren muntjes te zien met de beeltenis van Karolingische heersers en Vikingkoningen. Van rond 1100 dateren penningen met ‘portretten’ van lokale graven en bisschoppen.
Bijzonder is de munt met beeltenis van graaf Floris en volgens het bijschrift, een afbeelding van de Leidse burcht. Goed dat die informatie erbij wordt gegeven, want de visualisering van dit gebouw vereist wel enige fantasie! Munten uit onze streken zijn tot in Rusland gevonden! Bodemvondsten van gouden juwelen en zilveren sieraden in zogeheten ‘Vikingstijlen’ bevestigen uitgebreide handelsnetwerken. Blikvanger is de naar de vindplaats genoemde Schat van Hoogwoud, die in 2021 door een met metaaldetector toegeruste schatgraver bovengronds kwam. Het verfijnde vakmanschap van de met filigrainwerk versierde oorhangers is ronduit verbluffend!
De bewoningsgeschiedenis van eenvoudige en welgestelde mensen is interessant. Dat geldt ook voor het leven van toenmalige machthebbers. Hun woonsteden: de burchten en kastelen worden eveneens belicht.
De tentoonstelling brengt de bezoeker ver over de toenmalige grenzen naar de wereldlijke en religieuze machtscentra Byzantium en Rome. Er is aandacht voor de keizer van het Heilige Roomse Rijk. Keizer Otto II en zijn Byzantijnse echtgenote Theophanu reisden vanuit Constantinopel regelmatig naar onze streken. Deze informatie alleen baart al opzien, maar dat ze onderweg naar het Valkhof in Nijmegen ook nog even beviel van een zoon, Otto III, tart iedere verbeelding. In een ivoren paneeltje maakt de bezoeker kennis met de keizerlijke familie. Keizer Otto II en zijn echtgenote knielen met hun zoontje voor de tronende heer van hemel en aarde: de Maiestas Domini.
Van deze Byzantijnse connectie getuigen ook fragmenten van Oosterse zijde met ingeweven motieven van leeuwen en buffels, een prachtig mozaïek en enkele rijke in de zogeheten Ottoonse stijl verluchte manuscripten.
Tijdens mijn bezoek aan de tentoonstelling werd de rust op zaal gedurende enkele minuten door luid gejoel en gelach verstoord. Benieuwd naar de oorzaak liep ik even terug om te ontdekken dat twee jongelui plaats hadden genomen op foorprints op de vloer. Bij nader inzien het startpunt van een op de wand geprojecteerde game, via welke bezoekers kunnen proberen om het zwaarbewaakte paleis van keizer Otto II en zijn gemalin Theophanu binnen te komen. Ook in Het museum van Oudheden vindt het eigentijdse museale devies van interactie navolging!
Rome was ook in de 10 en de 11de eeuw reeds een drukbezochte bestemming. Sommige reizigers werden gedreven door louter ‘Wandersucht’, maar de meesten trokken als pelgrims naar de heilige stad. Bij de relieken van heiligen die in talrijke kerken worden bewaard deden ze boete of smeekten ze genezing en voorspoed af. Bij het betreden van de expositie zie je een mooi voorbeeld van een reliekhouder; de Vikinghoorn met relieken van Sint Servaas afkomstig uit de Schatkamer van de Onze-Lieve-Vrouwe-basiliek in Maastricht.
Sacrale en Profane wereld
Geïnspireerd op een Middeleeuwse crypte is een heuse schatkamer ingericht. Bij het zien van kostbare reliekhouders als het met edelstenen getooide borstkruis van Sint Servaas valt de bezoeker stil.
Toegerust met het nodige inlevingsvermogen ga je als nuchtere 21e eeuwer bijna begrijpen dat middeleeuwse christenen heilig geloofden in de wonderdadige kracht van de daarin bewaarde botresten van martelaren die hun leven hadden gegeven voor hun geloof.
Hier ligt ook het belangrijkste 10e -eeuwse boek van Nederland. Het Evangeliarium van Egmond ligt open bij het ‘portret’ van graaf Dirk II en zijn gemalin Hildegard. Met zwart omrande ogen kijken ze elkaar veelbetekenend aan, terwijl zij het boek waar wij nu naar kijken, schenken aan de sinds lang verdwenen Abdij van Egmond.
Wie meer geïnteresseerd is in aardse zaken kan bij het zien van profane Middeleeuwse verluchte manuscripten het hart ophalen. Verbazingwekkend is de verspreiding van wetenschappelijke kennis die tijdens de duistere middeleeuwen vanuit alle windstreken al plaats vond.
In de laatste zalen zijn manuscripten met wetenschappelijke teksten uit de Arabische wereld te zien. Geïnspireerd op een illustratie in een medisch handboek verschijnt een geestige animatie op de wand. Gefascineerd volg ik de lijnen waarmee een onzichtbare hand een aandoenlijk kuis, copulerend paar schetst.
Behalve geschriften met rekenkundige, medicinale en cartografische informatie worden ook objecten getoond, waarin astrologische kennis gematerialiseerd is. Een mooi voorbeeld is het astrolabium, dat in 1086 door Ibrahim ibn al Sa’id in Valencia werd gemaakt. Met dit voor leken ingewikkeld ogende instrument kon een kenner aan de hand van de hoogte van de zon of een heldere ster boven de horizon de lokale tijd vast stellen.
In de een na laatste zaal tenslotte wordt een indruk gegeven van hetgeen in die dagen elders in de ‘Wijde Wereld’ gebeurde. Dit hoofdstuk van de expositie plaatst de informatie over hetgeen destijds in Europa plaats vond in een breder perspectief. Tegen het decor van het wereldbeeld van een Middeleeuwse cartograaf uit de Beatus van Saint-Sever, worden als toegift, objecten uit China, Japan, India en Mexico getoond.
Na de betoverende rondgang door het vergeten hoofdstuk van onze geschiedenis belandt de bezoeker met een klap in het jaar 999. Ga er maar even voor zitten om de emoties en angsten van de mensen van toen op je in te laten werken. Geloof het of niet, maar na het zien van deze bijzondere tentoonstelling is je kijk op de Middeleeuwen voorgoed veranderd!