“Was ik maar wat jonger geweest, dan zou ik het wel hebben geweten”, schrijft Vincent van Gogh aan zijn broer Theo. Hij is op bezoek geweest bij Gauguin, die was teruggekeerd van zijn verblijf op het Caraïbische eiland Martinique. In zijn bagage bracht hij niet alleen schetsen en schilderijen mee, maar ook prachtige verhalen. ‘Ce que Gauguin racconte des tropiques, me semble merveilleux’.
Niet iedereen heeft de vrijheid om huis en haard te verlaten voor zo’n avontuur, maar Gauguin deed het gewoon. Hij liet zijn Deense vrouw met vijf kinderen achter in Kopenhagen; riep …’Je m’en vais’ en weg was hij. Volgens de overlevering om het ‘mondaine leven in Parijs te verruilen voor een eenvoudiger, vrijer bestaan’, maar het lijkt er meer op dat Gauguin zijn verantwoordelijkheden als echtgenoot en huisvader ontliep.
Het Van Gogh Museum vindt altijd weer nieuwe onderwerpen, die meestal zichtbaar en soms associatief gerelateerd zijn aan de naamgever van het museum. Zoals de nieuwe expositie over Paul Gauguin (1848-1903) en zijn minder bekende collega Charles Laval (1861-1894), die in 1887 samen afreisden naar Martinique.
Laval werd lange tijd als leerling van Gauguin beschouwd, maar in deze tentoonstelling is hij gepromoveerd tot autonoom kunstenaar. De periode in Martinique is een onderbelichte, maar essentiële fase in de loopbaan van beide kunstenaars, van wie in totaal 81 werken te zien zijn. Enthousiast gemaakt door reisverslagen en gedichten van de eigentijdse auteur Charles Beaudelaire smeedden de twee hun plan om naar de Caraïben te vertrekken.
Op zoek naar een plek ’zonder zorgen voor vandaag of morgen’. Gauguin hoopte met nieuwe exotische onderwerpen eindelijk erkenning en brood op de plank te krijgen. Hij nam verf en penselen mee om naar eigen zeggen ‘als een wilde te leven’. Dit idee lag in het verlengde van het gedachtengoed van Jean Jacques Rousseau over ‘terug naar de natuur en de ‘goede wilde’.
Hoe wild? Nou, op het oog ongerept, maar het liefst wel in de comfort zone van de Franse taal, wetten, cultuur en ….met een croissantje bij het ontbijt!
De Franse kolonie Martinique was overigens niet het eerste doel van hun reis; ze scheepten in voor Panama. Beiden hoopten in bedrijven van overzeese familieleden wat geld voor hun verdere verblijf te verdienen. Dit liep op niets uit. De twee keerden terug naar Martinique, waarvan ze op doorreis een tantaliserende indruk hadden gekregen. Op een van de plantages namen ze hun intrek in een negerhutje, een ‘case a nègre’, waar ze gefascineerd raakten door de mooie profielen van de zwarte vrouwen die daar als slaaf vanuit Afrika waren beland.
Hier ontstonden Gauguin en Laval’s kleurrijke idyllische impressies van de kust en het binnenland. Zoals het Kustlandschap van Martinique met de baai van de hoofdstad Saint Pierre. Gepenseeld in grote, decoratieve kleurvlakken zonder dieptewerking, geplaatst onder een hoge horizon. Landschappen met het roestbruin van de rode aarde en veel groen van de papaya en mangobomen, gestoffeerd met enkele dieren en Afrikaanse vrouwen. Ze hadden slechts oog voor de mooie kant van het bestaan. De slavernij was in deze Franse kolonie in 1848 -vijftien jaar eerder dan in Suriname- al afgeschaft, maar het werk moest toch gedaan worden. Voor de uit slavernij bevrijde zwarte bevolking veranderde er niet veel. Laval en Gauguin maakten vele schetsen van de karakteristieke koppen van de vrouwen, getooid met de voor de goede verstaander in symbolische taal geknoopte hoofddoeken. Deze en andere beeldelementen zie je terug in hun schilderijen zoals in Gauguin’s Mangobomen. Theo van Gogh kocht het werk met vooruitziende blik voor 400 francs. Het equivalent in toenmalige guldens is conservator Maite van Dijk niet bekend. Ze vertelt dat een porteuse, een draagster van koopwaar, op Martinique 1 f per dag verdiende. Kunsthandelaar Theo van Gogh, die het werk van Gauguin promootte kocht ook: Aan de oever van de rivier, Martinique.
Minder bekend zijn Gauguin’s objecten van toegepaste kunst. De Cleopatrapot van geglazuurd aardewerk (ca. 1888) met een Martinikaans naakt. En een houtgesneden flapkan, die je eerder zou verwachten in handen van een dapper lachende, doch zichtbaar teleurgestelde bezoeker van Tussen Kunst & Kitsch. Geldt ook voor een met primitief houtsnijwerk versierd kastje, een co-productie van Gauguin en Emile Bernard met een hybride mix aan exotische- en Bretonse motieven als de witgekapte vrouwen uit Pont Aven.
Gauguin en Laval waren niet de enigen die hun artistieke geluk in de tropen hebben gezocht. In de 17e eeuw hadden Frans Post en Albert Eckhout in dienst van graaf Johan Maurits als eerste Europeanen de flora, fauna en bewoners van Nederlands Brazilië in beeld gebracht. In de 19e eeuw kozen Emile Goury en Pisarro, die geboren was op St. Thomas, eveneens tropische onderwerpen. In deze traditie passen Gauguin en Laval, maar anders dan de ‘gemanicuurde’ schilderachtige impressies van Goury, brengen zij de tropische natuur, mensen en dieren in een vernieuwende losse post-impressionistische toets in beeld.
Ook al had Gauguin zijn tropisch paradijs hier gevonden, in brieven naar zijn vrouw klaagde hij steen en been over de omstandigheden waarin hij terecht was gekomen. Misschien deed hij een beetje zielig: …Jij hebt het misschien niet makkelijk; maar voor mij valt het ook niet mee…
Terug in Frankrijk reisde Gauguin niet naar zijn gezin, maar naar Pont Aven. Hier ontstond het plan om met Laval en Emile Bernard bij Vincent van Gogh te gaan wonen en werken. Uiteindelijke zou alleen Gauguin in 1888 naar Arles vertrekken. Vincent adopteert Gauguin’s manier van werken; voorstellingen met platte kleurvlakken, omlijnd door donkere contouren en geplaatst onder een hoge horizon. Zoals te zien in Van Goghs in Herinnering aan de tuin in Etten uit 1888. De samenwerking loopt echter stuk op verschil van inzicht. Gauguin werkte uit zijn verbeelding en dringt deze werkwijze op aan Vincent, die liever een zichtbaar onderwerp in verf vertaald. De temperamentvolle karakters botsten. Na de zoveelste ruzie ging Gauguin vlak voor kerst van dat jaar terug naar Parijs. Van Gogh was zo van streek dat hij zijn oor afsneed.…. de rest is geschiedenis.
Vincent’s gedroomde kunstenaarscommune was van de baan. Gauguin en Laval werkten nog even samen in Pont Aven. Laval hanteerde daar zijn Martinikaanse stijl en palet. Zijn Badende Vrouwen schilderde hij in een losse toets met weinig dieptewerking. Dit geldt ook voor Gauguin’s exotisch ogende close-up geschilderde Vissers en baders in de Aven, waarop zelfs de horizon ontbreekt. Hiermee eindigt de gezamenlijke periode. Vijf jaar later zou Laval overlijden; Gauguin vertrok in 1891 naar Tahiti. Een aantal van de daar ontstane werken was in 2010 in het Van Gogh Museum te zien.
De catalogus biedt veel informatie en afbeeldingen met interessante vergelijkingen.
M. van Dijk en J. van der Hoeven, Gauguin en Laval op Martinique, Van Gogh Museum Amsterdam, 2018.
Link; Van Gogh Museum, Amsterdam