Sir Lawrence Alma-Tadema: Klassieke Verleiding
Het Fries Museum brengt tot en met 7 februari hommage aan de in Dronrijp geboren schilder Lourens Tadema (1836-1912), bekend als Sir Lawrence Alma-Tadema. Zijn op de Griekse en vooral Romeinse Oudheid geïnspireerde schilderijen waren in de Victoriaanse tijd zeer geliefd. In de vroege 20e eeuw raakte hij echter uit de gratie.
Sir Lawrence Alma-Tadema 1836-1912, groot kunstenaar of bonbondozenschilder?
Met deze woorden begint de bijlage van het Fries Museum in de NRC van 28 september jl. Toevallig kwam kort daarvoor in de Engelse versie van Tussen Kunst en Kitsch -the Antiques Roadshow- een onbekend schilderij van Alma-Tadema boven water. Een portret van Tadema’s graveur Leopold Löwenstam, uit 1883.
Niet alleen de expert, maar ook de eigenaar, het omringende publiek en even later de pers waren laaiend enthousiast. Hiermee lijkt het antwoord op deze vraag al gegeven. Maar hoe komt het toch dat dit denigrerende predicaat of varianten daarvan hem blijven achtervolgen?
Kort na zijn dood in 1912 raakte Alma-Tadema al in de vergetelheid, terwijl hij in 1899 nog door Koningin Victoria geridderd was. Pas in 1996 kon Alma-Tadema met een tentoonstelling in het Van Goghmuseum weer op waardering rekenen. Als kunsthistoricus geschoold in de vroege jaren ’80 had ik nog nooit van hem gehoord. Ik bekeek zijn werk toen met enige argwaan. Tot ik echt zag hoe prachtig de werken van compositie, kleur en toets waren en hoe hij de oudheidkundige gebouwen met historisch precisie had weergegeven.
Het publiek mocht hem dan vergeten zijn maar filmproducenten in Hollywood kenden hem nog wel. Zij kozen Tadema’s schilderijen als voorbeeld voor de enscenering van klassiekers als Ben Hur, Cleopatra en The Ten Commandments. En zelfs voor de film Gladiator uit 2000 stonden diverse schilderijen van Tadema model. Zoals Collosseum uit 1896. In de tentoonstelling worden stills en fragmenten uit deze films boven de geschilderde inspiratiebronnen geprojecteerd.
Ons beeld van de Romeinse Oudheid wordt, aldus de tentoonstellingsmakers, via deze films bepaald door Alma-Tadema.
Van de Romeinen echter nog geen spoor wanneer hij, 16 jaar oud, begint aan de kunstacademie van Antwerpen. Vlak voor die tijd schilderde de notariszoon, die toen nog gewoon Lourens Tadema heette, in 1852 een zelfportret.
We zien een bleekneusje met een hip kuifje, zoals je bij jongetjes met zo’n lastige voorhoofdskruin vaker ziet. Hij kijkt even op van zijn schilderwerk. Zijn ouders hoopten dat hij zou kiezen voor een carrière in de advocatuur, maar Lourens wilde liever tekenen en schilderen. Het noodlot kwam te hulp. Toen hij wegens een ernstige ziekte zo goed als opgegeven was, adviseerden zijn artsen om hem de rest van zijn nog korte leven maar iets te laten doen dat hij leuk vond. En zo is het allemaal gekomen!
Na de Antwerpse academie ging hij in de leer bij de historieschilder Henri Leys. Bij wie hij werkte in een op de Middeleeuwen geïnspireerde stijl. Als 22-jarige viel Lourens bij een expositie in 1858 meteen in de prijzen.
De mooie door Paul Toornend vorm gegeven tentoonstelling brengt ons terug in de tijd. Via Friesland, naar het Victoriaanse Engeland en de Middeleeuwen, geïllustreerd met Tadema’s in 1864 geschilderde Bij het verlaten van de Kerk in de 15e eeuw, met elegant geklede notabelen en edelvrouwen met de puntmutsen zoals wij die als kind tekenden. Vervolgens nog verder terug naar het Oude Egypte en het Romeinse keizerrijk.
Waarop was zijn eigentijdse waardering gebaseerd ?
Om te beginnen was Alma-Tadema een meester met het penseel. Geïnspireerd op Hollandse fijnschilders van de 17e eeuw (zie mijn bespreking van de tentoonstelling Vermeer en tijdgenoten in het Mauritshuis) wist hij de realiteit haarfijn in beeld te brengen, zoals in het portret van Frederika Reijnders van ca. 1850. Niet alleen knap, maar ook met historische precisie geschilderd. De inspiratiebron laat zich raden!
Tijdens zijn huwelijksreis in 1863 raakte hij in de ban van het Oude Rome. Niet toevallig, want in die jaren begonnen de archeologische opgravingen in Pompeï. Hij maakte nauwkeurige architectuur-schetsen, die hij later in zijn schilderijen gebruikte. Zoals een tekening van het Odeion in Pompeï, waarop ook zijn bruid Pauline Gressin Dumoulin de Boisgirard te zien is. Deze schets stond model voor het monumentale doek The Entrance of the theatre, Tadema’s eerste belangrijke schilderij met een Romeins onderwerp dat destijds in bezit kwam van de schatrijke Amerikaan William H. Vanderbilt. In 2015 werd het werk door het Fries museum aangekocht en het vormt de aanleiding voor de huidige tentoonstelling.
Tadema verzamelde boeken over de Egyptische, Griekse en Romeinse Oudheid, die hij terdege bestudeerde alvorens zijn penseel ter hand te nemen. Tadema wilde het dagelijks leven van de oude Grieken en Romeinen in beeld brengen, mensen van vlees en bloed. In zijn ogen verschilden ze, geleid door dezelfde hartstochten en emoties, niet veel van zijn tijdgenoten. Van deze gevoelens zien we bij Tadema’s veelal onderkoelde personages, behoudens enkele uitzonderingen, niet veel terug. Behalve in scènes met languissante dames zoals in het paneel Kersen uit 1873. Waarvan de betekenis de 19e eeuwer niet kon ontgaan. Kersen verwijzen symbolisch naar het bedrijven van de liefde. Ik heb de uitdrukking met hem of haar is het goed kersen eten maar gauw uit mijn vocabulaire geschrapt.
Ronduit sensueel zijn de vrouwen in de badhuisscènes die hij rond 1880 schilderde, zoals Huidkrabbers en sponzen of het Tepidarium, waarin een verhitte dame op een berenvel ligt te doezelen, een strigilis in de aanslag en haar schaamte bedekt met een struisvogelveer.
Critici omschreven het later als softporno, maar een eigentijdse zeep fabrikant zag er wel brood in en gebruikte het schilderij voor reclame doeleinden. Of de omzetcijfers omhoog gingen heb ik niet kunnen achterhalen.
Zoals gezegd nam Tadema’s schilderscarrière na de Italiëreis een beslissende wending. Hij vestigt zich met zijn vrouw Pauline in Brussel, waar zijn dochters Laurence en Anna worden geboren. Het geluk was echter van korte duur. In 1869 overleed Pauline. De weduwnaar bleef niet lang alleen. Om gezondheidsredenen reist Tadema korte tijd later naar Londen, waar hij een nieuwe liefde vindt. In 1871 trad Tadema in het huwelijk met de 18 jarige kunstenares Laura Epps. Van haar hand worden in de tentoonstelling ook een aantal werken in de geest van de pre-rafaëlieten getoond.
Tadema laat zich naturaliseren tot Engelsman en hij verandert zijn naam in Lawrence. Eerder had hij ook al iets aan zijn achternaam gedaan. Om in tentoonstellingscatalogi niet bij de middenmoot te staan, plakte hij zijn tweede voornaam, Alma, voor zijn achternaam: Lawrence Alma-Tadema… dat klonk al beter dan Lourens Tadema en zijn naam zou nog mooier klinken toen hij in de adelstand verheven was!
Lichtgevend atelier
Tadema besteedde niet alleen veel aandacht aan zijn schilderijen, maar ook aan de inrichting van zijn huizen. Hij gaf grote (soms gekostumeerde) feesten. Onder de genodigden bevonden zich intellectuelen, opdrachtgevers, musici en zelfs de schrijver Oscar Wilde, die zich, zoals je van Oscar Wilde kon verwachten, zeer misdroeg. In de tentoonstelling zijn interieurfoto’s te zien, authentieke meubels, gordijnstoffen, exotische objecten en antieke vazen. Middels tekeningen en schilderijen van de hand van Tadema’s schoonzus Emily en zijn getalenteerde dochter Anna, krijgt de bezoeker een goede indruk van de inrichting van zijn huizen. Zijn eerste woning, Townshend House, nabij Regent’s Park, verruilde hij voor een paleisje aan Grove End Road (to whom it may concern: om de hoek bij Abbey Road Studios). Zijn woningen, vol met rekwisieten, vormden de kraamkamer van zijn schilderijen. Bij het zien van al dat moois kreeg hij zin om te schilderen!
Aan rekwisieten alleen heeft een kunstenaar echter niet genoeg. Hij heeft ook licht nodig om bepaalde elementen te benadrukken en licht om op andere onderdelen schaduw te creëren. En aan dat licht ontbrak het nogal eens in het grijze, regenachtige Londen. Daarom liet Alma-Tadema de binnenkant van zijn nisvormige atelier in Grove End Road beschilderen met aluminiumverf.
Het binnenvallende licht werd daardoor op donkere dagen helderder, en op zonnige dagen bijna oogverblindend. Het effect is te zien in de kleurrijk oplichtende, soms bijna iriserende kleuren van zijn panelen met personages op marmeren terrassen met uitzicht op de baai van Napels. Zoals in het paneeltje met Een Vraag uit 1877.
Succes verzekerd en verklaard
Juist die letterlijk èn figuurlijk lichte sfeer zal in de wat sombere, benauwende ingesnoerde Victoriaanse leefomgeving zeker hebben bijgedragen aan Tadema’s succes. In zijn romantische scènes kon de beschouwer wegdromen naar lang vervlogen mooiere tijden: een vorm van Victoriaans escapisme, las ik ergens.
Ook zijn feilloze neus voor zaken droeg bij tot succes.Hij zei: …’Als ik aan het werk ben, dan ben ik 100% schilder. Maar als het af is, dan ben ik een koopman.’…
Hier staken zijn Hollandse roots, die hij met zijn verengelste naam en naturalisatie tot Engelsman zorgvuldig had gewist, toch weer de kop op!
Daarbij had hij eerder al het geluk gehad dat de Belgische kunsthandelaar Ernest Gambart wel wat zag in zijn werk. Hij contracteerde hem voor de levering van 24 schilderijen, de basis voor zijn succes was gelegd. Niet alleen rijke Britten als Sir John Aird, maar ook Amerikaanse opdrachtgevers als William Vanderbilt, wisten hem te vinden. En zelfs collega kunstenaar Gustav Klimt liet zich door Alma-Tadema’s schilderijen met mooie vrouwen inspireren.
Toch kwam, zoals gezegd, kort na zijn dood in 1912 een einde aan de waardering voor Tadema’s schilderijen.
Zijn zoetgevooisde, lieflijke werk, werd ingehaald door de tijd. Na een incubatietijd, waarin het publiek nog een beetje moest wennen, braken begin 20e eeuw moderne kunststromingen zoals het expressionisme, fauvisme en iets later het kubisme door. Figuratief werken was niet langer nodig en zelfs not done. Door de fotografie, waar Tadema zelf ook veel gebruik van had gemaakt, kon de werkelijkheid beter worden vastgelegd dan met welk penseel ook. Het kwam nu aan op inventief schilderen, waarbij de zichtbare werkelijkheid hooguit fungeerde als uitgangspunt voor een gedeeltelijke of zelfs totaal afwijkende impressie van de realiteit. De kubisten ontleedden die zichtbare wereld zelfs tot een aantal versplinterde fragmenten, zoals de losse stukken van een kapot gevallen spiegel.
Voor het werk van Alma Tadema was in die wereld geen plaats meer. Tot het tij aan het eind van de vorige eeuw langzaam begon te keren. Was het in de jaren ‘60 van de vorige eeuw nog mogelijk een Tadema voor zo’n f 250,– op de kop te tikken, thans halen zijn werken recordprijzen op veilingen. De tentoonstellingen in de jaren negentig gaven een enorme impuls aan de herwaardering van Tadema’s werk.
Het pièce de résistence in de huidige tentoonstelling, het monumentale doek Mozes Gevonden uit 1904, werd in 2010 voor bijna 36 miljoen dollar afgehamerd. Waarmee Alma Tadema’s come-back een feit was!
Tadema maakte het doek in opdracht van de Londense kunstverzamelaar Sir John Aird, wiens bedrijf verantwoordelijk was voor de bouw van de Aswandam in de Nijl. Aird bezat reeds het monumentale doek de Rozen van Heliogabalus uit 1888. Waarin te zien is hoe de perverse keizer Heliogabalus, wiens herinnering middels een damnatio memoriae uit het collectieve geheugen gewist werd, zijn gasten laat stikken onder een lawine van rozenblaadjes. Ook deze voorstelling stond model voor een scène in een film, l’Orgie Romaine, uit 1911.
Sir John Aird nodigde Tadema uit om de opening van de dam in december 1902 bij te wonen. Bij die gelegenheid vroeg Aird hem om een toepasselijk Egyptisch onderwerp. Zo is de Vinding van Mozes ontstaan! Het voltooien van dit enorme werk kostte Alma Tadema twee jaar. De lotgevallen van dit werk zijn illustratief voor Tadema’s faam en de teloorgang daarvan. Koning Edward VII bezocht Tadema in zijn atelier en verleende hem de Orde van Verdienste. Maar na Tadema’s dood begon het werk aan een odyssee langs diverse veilingen. Het doek werd door een medewerker van de Londense kunsthandel Newman opgerold in een steegje teruggevonden. Het verhaal gaat dat een nieuwe eigenaar het daar achtergelaten had, nadat hij het doek uit de lijst had gesneden, die hij wèl wilde hebben!
Omdat Newman het schilderij aan de straatstenen niet kwijt kond, bood het veilinghuis het schilderij zonder succes gratis aan in de museumwereld. Het doek kwam uiteindelijke voor een luttel bedrag in het bezit van Allen Funt; de man van Candid Camera, het Engelse equivalent van onze Bananasplit. Met deze wisseling van eigenaar was het laatste woord over het doek nog niet gezegd, dat zoals we zagen in 2010 voor bijna 36 miljoen dollar van eigenaar wisselde.
Tot slot nog even terug naar de waardering van Alma Tadema en hoe hij zich daar bij voelde. Dat ontsnappen aan de werkelijkheid gold wellicht voor zijn bewonderaars, maar het succes begon hem te benauwen: … ‘Mijn vrienden en het publiek staan mij niet toe om vooruitgang te boeken’.. Wanneer hij marmer had geschilderd of een blauwe lucht, een Agrippa of oleander, vroegen zijn opdrachtgevers steeds meer van hetzelfde. Hij besluit de klacht met:’ Bah, een mens is geen machine’ !
En zo zijn de vele herhalingen in zijn werk verklaard. Denk aan de Audiëntie, met Agrippa die de trap afkomt en Na de Audiëntie, met Agrippa die de trap oploopt.
Uit zijn eigen woorden komt Tadema’s ware aard, die tijdens zijn joyeuze ontvangsten en gemaskerde bals onopgemerkt was gebleven, naar boven; hij was een geniale zenuwpees ! Zijn schoonzus Emily bevestigt dit. Het huis zinderde van nervositeit wanneer een doek zijn voltooiing naderde.
…’Tijdens deze kritische perioden is de nervositeit van de Heer Alma-Tadema berucht’…
Van deze emotie is in zijn werken echter geen spoor te vinden!
Tijdens het eerste decennium van de 20e eeuw wordt zijn gezondheid minder. Om te kuren vertrekt Tadema in 1912 naar Wiesbaden. Hij zal Londen, de stad waar hij zo succesvol was, niet meer terugzien. Dat hij daar bijzonder geliefd was blijkt wel uit de locatie van zijn laatste rustplaats. Met veel eerbetoon werd hij bijgezet in de crypte van St. Pauls Cathedral.
Lezing in de Oosterkerk op donderdagavond 10 November 2016, aanvang 20.00
Link: Het Fries Museum