Trots van de Stad; de Utrechtse Domtoren. Centraal Museum Utrecht, t/m 2 oktober 2016.

 

Herman Saftleven, Gezicht op de stad Utrecht, ca, 1664. Dresden Staatliche Kunstsammlungen.

In de 14e eeuw schreef Geert Grote, de man van de Moderne Devotie, een fel protest tegen de bouw van de Utrechtse Domtoren: Contra turrim traiectensem. Hij hekelt de hoogmoed van de opdrachtgevers, nota bene de kanunniken van de Maartenskerk.

Waren zij het verhaal van de toren van Babel vergeten ?

Geert Grote voorspelde dat de toren snel zou instorten. Hoewel hij warm was, zat hij er met deze voorspelling toch nèt iets naast. Tijdens een storm in 1674 bleef de toren overeind, terwijl het enorme schip van de kerk op de plek van het huidige domplein instortte. Om een idee van de oorspronkelijke situatie te geven zijn de plaatsen van de pijlers van dit verdwenen schip in het plaveisel gemarkeerd. Nou ja, de oorspronkelijke situatie van dat ingestorte schip dan, want de historie van deze plek gaat veel verder terug. De chronologie van die geschiedenis wordt aan het begin van de expositie zichtbaar gemaakt met maquettes, graf- en bodemvondsten. In de 2e eeuw lag op deze locatie een Romeins castellum; een belangrijk steunpunt van het Romeinse Rijk in Germania Inferior. Lang nadat de Romeinen vertrokken waren bouwde de Angelsaksische missionaris Willibrord hier in de late 7e eeuw een kerkje gewijd aan Sint Maarten. In de vroege 11e eeuw verrees hier in opdracht van bisschop Adelbold een Romaanse kerk, die op zijn beurt weer plaats maakte voor de grote gotische Maartenskerk, geflankeerd door een fiere toren. De domtoren is tot de huidige dag de trots van de stad. En precies zo was het bedoeld; een symbool voor de macht en glorie van de welvarende bisschopsstad Utrecht.

In een tentoonstelling over de Maartensdom mag informatie over het leven van Sint Maarten niet ontbreken. Er is een prachtig 15e eeuws ‘ruiterportret’ door Jan Nude te zien, waarin de dan nog Romeinse soldaat Martinus zijn mantel deelt met een bedelaar. De Utrechtse Universiteitsbibliotheek stond de 13e eeuwse levensbeschrijving van de heilige door Sulpicius Severus af.

Domfabriek en afrekenen met mythes

In het Utrechtse Centraal Museum staat deze toren en de grond waarop zij al 700 jaar centraal in de tentoonstelling: Trots van de Stad. De Utrechtse Domtoren. De expositie vangt aan met een panoramisch gezicht op de ‘skyline’ van Utrecht. De bezoeker hoort bij het krieken van de dag het kraaien van een haan en …. bouwgeluiden. Tussen 1320 en 1382 werd van zonsopgang tot zonsondergang aan de Dom gewerkt. Een 3-D animatie toont in enkele minuten hoe de toren, waaraan in werkelijkheid ca 60 jaar gewerkt werd, wordt opgetrokken. Grappige gedachte dat een kind evenals zijn vader, zijn grootvader en wellicht ook nog de betovergrootvader deze geluiden al hoorde !

Meester van de Kruisafneming van Figdor, Christus aan het kruis, ca. 1505. Amsterdam, Rijksmuseum.

Op een wand worden 15e, 16e en 17e eeuwse schilderijen geprojecteerd, waarin de Utrechtse Domtoren te herkennen is. Het meest bekend is het Gentse Lam Gods van Jan en Hubert van Eyck uit ca. 1430. De toren figureert ook in een anoniem Altaarstuk met dubbelportret van het echtpaar Snoy uit 1530, in een Kruisiging geschilderd door de Meester van de Kruisafneming van Figdor en zelfs in miniaturen van twee getijdenboekjes. Gastconservator en auteur van het boek waarop de tentoonstelling gebaseerd is, René de Kam, licht het indrukwekkende bouwproject toe. Anders dan je wellicht zou verwachten werd zeer economisch en –naar onze begrippen- duurzaam aan de toren gewerkt. Met een vaste, constante ploeg van 15 bouwvakkers naast 15 ‘zzp’ers’, die werden ingehuurd wanneer extra mankracht nodig was. In de ‘bouwloods’ liggen bouwgereedschappen, een hijswerktuig en bouwtekeningen. Ook de financiering door de aflaathandel komt aan bod. De middeleeuwer werd niet alleen in beslag genomen door de zorg voor het leven hier en nu, maar hij was ook zeer gepreoccupeerd met het leven na de dood. In altaarstukken en schilderijen als de anonieme Armenpot van Sint Jacob uit 1562 werd de beschouwer herinnerd aan de twee opties in het hiernamaals. Om weg te blijven uit de hel deed je er verstandig aan om netjes te leven en een aflaat te kopen. Met dit briefje werd de periode waarin de tijdelijke zondestraffen in het vagevuur –het louterende tussenstation- moesten worden uitgeboet bekort. Daar had de goede gelovige, of zo u wilt de goedgelovige, wel wat voor over ! Een in Rome opgemaakte aflaatbrief uit 1288, voorzien voorzien van wel 20 (aarts)bisschoppelijke lakzegels garandeert een aflaat voor allen die bijdragen aan de bouw van de Utrechtse Dom.

Aflaatbrief_Rome_1288.
Aflaatbrief, Rome, 1288.

De tentoonstelling rekent af met de mythe dat het schip van de Maartenskerk zou zijn ingestort omdat het slecht gebouwd was door het wegvallen van de inkomsten uit de aflaathandel. Met de Reformatie kwam wèl een einde aan deze financieringswijze, waardoor de bouw tijdelijk kwam stil te liggen.

In mijn studietijd vernam ik dat Middeleeuwers zo hoog bouwden als zij durfden, maar bij de bouw van de Domtoren was dat geenszins het geval, verzekert De Kam. Bouwhistorisch onderzoek heeft uitgewezen dat de bouw letterlijk en figuurlijk goed doordacht, gepland en stevig onderbouwd was met een fundament van wel 700.000 bakstenen !

Het zal de bezoeker wellicht verbazen dat de Domtoren na voltooiing van een eerste opknapbeurt in 1525 rood-wit beschilderd was in de kleuren van de patroonheilige van de stad: Sint Maarten. Betrokkenen bij een aanstaande restauratie buigen zich over de vraag of die kleuren moeten terugkomen. De huidige restauratie ethiek respecteert de in de loop der tijd ontstane afwijkingen van het oorspronkelijke concept, volgens welke de toren kleurloos zou moeten blijven. Misschien een idee om dan één kant van de toren in de oorspronkelijke kleur terug te brengen ? Diverse historische restauraties van de domtoren komen, geïllustreerd met schilderijen waarop zijn deplorabele staat te zien is, in de tentoonstelling uitvoerig aan bod.

Johan van Kessel, De Dom te Utrecht na de instorting in 1674, Centraal Museum, Utrecht.

Buienalarm anno 1 augustus 1674; code rood !

Hoe kon de Domtoren tijdens de orkaan van 1674, waarbij niet alleen het schip van de domkerk, maar de hele stad in puin lag, overeind blijven ?

Gerard van der Schier, klimatoloog bij het KNMI, presenteert een reconstructie van het weer in de nacht van 1 op 2 augustus 1674. In een eigentijdse meteo-animatie is op de neerslagradar te zien hoe vanuit Noord-Frankrijk een enorme donkerblauwe depressie met dieprode kernen, komt aanzetten. Wanneer de storm ons land bereikt, trekt deze in minder dan een half uur zijn verwoestende spoor over Utrecht. Qua alarmfase zouden we nu spreken van code rood !

Er moeten windstoten van zo’n 240 km per uur geweest zijn en ooggetuigen beschrijven hagelstenen zo groot als kinderkopjes. Bij dit weerbeeld horen strikes, valwinden, die met een verwoestende snelheid neerkomen. Tussen deze valwinden bevinden zich windluwe zones. De meteorologen vermoeden dat de Domtoren precies in zo’n windluwe zone stond.

De desastreuze gevolgen voor de overige gebouwen in de stad zijn o.a. door Pieter Saenredam en Herman Saftleven zorgvuldig geschetst. Bijna 350 jaar later geven hun werken ons een indruk van de ravage in de stad.

Herman Saftleven, Domtoren 1674 Bron: Utrechts archief

“De hooghte van den Doms.toorn is 383. voetmaten. ende is tot den bovensten ommegangh verdeelt in 457 trappen. Anno 1674 den 22 Julius ouden stijl is door Godts onweer een gedeelte van de Domskercke omver gesmeten en dit stuck van binne soo vertoont ende Ao 1675 in … getekent van Herman Saftleven out 66 Jaer”

Verval
Alles in het leven heeft onderhoud nodig en dat geldt ook voor een eeuwenoude toren die voortdurend in weer en wind staat.

Ook aan dit aspect besteedt de tentoonstelling uitvoerig aandacht. Behalve gewoon verval spelen ook klimatologische-, economische-, religieuze- en politieke gebeurtenissen daarbij een rol. In het rampjaar 1672, worden de Fransen, om plundering van de stad te voorkomen, met het kapitale bedrag van ruim 630.000 gulden afgekocht. Voor onderhoud en waar nodig restauratie van de toren blijft niets over.

Restauraties en opknapbeurten werden door de eeuwen heen nu eens provisorisch, dan weer grondiger uitgevoerd. Rekeningen tonen echter aan dat de kapittelheren van de Dom steeds zuinigjes te werk gingen. Wel reparaties, maar het mocht niet veel kosten.

Wisseling van de wacht en van de macht
Wanneer de openbare uitoefening van het Rooms-Katholieke geloof in de late 16e eeuw door de calvinistische overheid is verboden, komt de Maartenskerk, ontdaan van ‘paapse’ beelden en schilderijen, in handen van de sobere protestanten. Wanneer ik dit tijdens een rondleiding aan jongeren vertel reageren ze verontwaardigd: maar dat is discriminatie !

In de Napoleontische tijd, de vroege 19e eeuw, kregen de katholieken hun kathedraal nog heel even terug, waarna de Maartenskerk voorgoed overging in hervormde handen.

In 1674 was de domtoren al op miraculeuze (inmiddels meteorologisch verklaarde) wijze overeind gebleven. In 1836 overleefde hij een tweede stormaanslag, hoewel een deel van het gewelf van de lantaarn instortte. Schilderijen uit die jaren tonen een Domtoren, waarvoor de inwoners van Utrecht nu zich zou schamen. Vier ingenieurs ontwikkelden een bizar herstelplan. Het plaatsen van 4 bakstenen pijlers bovenin de toren zouden deze moeten redden. Het bleek, aldus de Kam, een idioot plan. De uitvoering ervan zou veel te zwaar en lelijk worden; gelukkig ging het niet door.

Reinier Craeyvanger, Stadhuisbrug in Utrecht, 1833. Utrecht, Centraal Museum.

Een als werkplan ontworpen maquette toont de restauratie die in 1840 ter hand werd genomen. Het is een interessant fenomeen dat nieuwere generaties restauratie-architecten altijd ontevreden zijn over het werk van hun voorgangers, die meestal iets van de toen heersende restauratieopvattingen hebben achtergelaten.

Zo werd bij een restauratie door Pierre Cuypers, conform diens neo-middeleeuwse ideëen, de toren in de late 19e eeuw bekleed met baksteen en langs de torenomgang werden gietijzeren balustrades aangebracht. Toen was de heersende gedachte: restaureren zoals de Middeleeuwer het bedoeld had.

Van een volgende restauratie onder George van Heukelom in de jaren ‘20 van de 20e eeuw, dateren invloeden van de Amsterdamse School. (Gelukkig) niet aan het exterieur, maar wel in het interieur. De entrée van de Domtoren is heel donker, conform de toen heersende idee van de ‘donkere Middeleeuwen’.

Terug naar de expositie. In de entresol van de tentoonstellingszaal zijn twee kleine exposities ingericht. Eén slaat een zijweg in en is gewijd aan de homovervolgingen die in 1730 losbarsten nadat de dronken koster van de Maartenskerk justitie had ingelicht over de heimelijke ontmoetingen van mannen in de Michaëlskapel onder de domtoren. Utrecht bood blijkbaar mogelijkheden voor herenliefde, want in de tentoonstelling Vrede en Verdraagzaamheid, over de Vrede van Utrecht, wordt ook gewag gemaakt van heimelijke ontmoetingen van heren   tijdens het congres over de Vrede van Utrecht (1713). Van die dagen dateert de benaming Utrechtenaar voor homosexueel.

Ter herinnering aan deze homovervolgingen en executies werd in 1999 een gedenksteen in het Domplein geplaatst.

Een tweede mini expositie is gewijd aan het wereldberoemde Hemony carillon uit de jaren ‘60 van de 17e eeuw. Vlakbij het eindpunt van de tentoonstelling, weer beneden, hangt een speellijst met verzoeknummers van Utrechters (…) voor de beiaard. In de laatste ruimte van de tentoonstelling bevindt zich een werkplaats, waar jong en oud aan de slag kunnen. Je kunt een blokken versie bouwen van de Domtoren en met een 3-d printerpen onderdeeltjes maken voor een groot bouwproject van de Dom.

Blijvende inspiratiebron
Door de eeuwen heen heeft de Domtoren kunstenaars, ontwerpers en musici geïnspireerd. …

In de tentoonstelling hangt een Utrechts stadsgezicht door Charly Toorop, waarin zij een in 1917 waargenomen impressie geeft van de nog landelijke periferie met de wijk Abstede en in de achtergrond prominent de Domtoren. Deze figureert ook in Piet Vermeulens Portret van Jan Engelsman uit 1961. De Domtoren is hier “heel grappig” weergegeven als een Utrechtse variant op de toren van Pisa.

Piet Vermeulen,Portret van de schrijver Jan Engelman (1900-1972) 1961, Collectie centraal Museum

In de jaren ’80 pakten ontwerpers het aloude symbool van de Domtoren wederom op in een promotiecampagne voor de stad. Overal zag je affiches met ‘Utrecht, mooi stadsie waor’ en een felgekleurde tekening van de dom met opschrift Utrecht ‘Citta del Duomo’. In 2000 scoorde Herman Berkien een hit met het o.a. op de Utrechtse Dom geïnspireerde – Utereg Me Stadje, waarin de zanger zijn geliefde stad, staande bovenop de Domtoren, bezingt.

Als ik boven op de Dom kom Kijk ik even naar benee
dan zie ik het ouwe Grachie ’t Vreeburg en wijk C

De Domtoren blijft tot de verbeelding spreken; deze tentoonstelling zal daar zeker aan bijdragen !

René de Kam, De Utrechtse Domtoren. Trots van de stad, 2014,
Utrecht.

 

 

 

 

Geverifieerd door MonsterInsights