Zien & Geloven en Zoeken naar Zingeving. Tot begin mei in Rijksmuseum Twenthe Enschede en Museum Kröller Müller Ottterlo.

Ga mee terug in de tijd en ervaar de Middeleeuwse geloofsbeleving!

Zien en Geloven. Met deze woordspeling op de uitspraak van Jezus presenteert Rijksmuseum Twenthe tot en met 4 mei een tentoonstelling rond het beleven van religie in de Middeleeuwen. Bijbelvasten herkennen het fragment waarin de ongelovige Thomas zijn vinger letterlijk en figuurlijk op de zere plek legt: de zijdewond die Jezus aan het kruis was toegebracht. Het tastbare bewijs dat zijn meester echt was opgestaan uit de dood. 

In Twente worden alle zintuigen aangesproken om de Middeleeuwse beleving van spiritualiteit te laten herleven.

Eeuwenoude altaarstukken met knielende opdrachtgevers, miniaturen in gebedenboeken en tal van liturgische en devotionele objecten nemen de bezoeker mee naar Middeleeuwse kathedralen en kapellen. Geluiden, smaken en geuren vervolmaken de lang vervlogen sfeer. Daarmee is de expositie in Twente naar eigen zeggen uniek. Nou ja, bijna uniek. Want in de expositie Zoeken naar Zingeving in Museum Kröller-Müller staat tot half mei de queeste naar spiritualiteit eveneens centraal.

Zaalimpressie Zingeving met beeld van Ossip Zadkine Rebacca foto: Marina Marijnen

Deze intieme tentoonstelling is postuum ingericht naar de persoonlijke visie van de stichter van het museum Helene Kröller-Müller (1869-1939). Tijdens een virtuele reis langs kunstenaars en stromingen wordt de bezoeker uitgenodigd tot nadenken over kunst en het leven. Een andere invalshoek maar ook verwant aan de Twentse tentoonstelling.
Met de oprichting van een museum in de verstilde natuur stond Helene Kröller-Müller in 1938 een ‘centrum voor geestelijk leven’ voor ogen. Een plek waar je in hedendaagse bewoordingen je accu weer kan opladen.

Dat werd voor ons werkelijkheid. Op weg naar het museum brak de grijze hemel ineens open. Indachtig de leus Ars longa vita brevis stapten we in het Nationale Park de Hoge Veluwe uit om tijdens een wandeling te genieten van dit onverwachte geschenk. Met wat fantasie ervoeren we het levensmotto van Helene: Spiritus et Materia Unum; geest en materie zijn één. De doorsnee bezoeker zal de relatie met spiritualiteit en filosofie niet zo een twee drie opvallen, maar deze begrippen vormen de bouwstenen waarmee de collectie is samengesteld. De zaalteksten informeren de bezoeker over Helenes persoonlijk zoektocht naar zingeving. Haar twijfel aan de traditionele christelijke dogma’s werd gevoed door kunstpedagoog H.P. Bremmer.

In de visie van de 17e eeuwse filosoof Spinoza, dat God zich in al het aardse manifesteert, vindt zij in kunst het antwoord op haar vragen. De neerslag van deze overtuiging is te zien in de nu getoonde modernisten die in dialoog gepresenteerd worden met oude Nederlandse en Italiaanse meesters. Pseudo Pier Francesco Fiorentino is vertegenwoordigd met een portret van een onbekende vrouw, in wie Helene in haar fantasie niet alleen Beatrice, de geliefde van Dante herkent, maar ook de gedroomde vriendin, die zij in haar leven mist. Het portret hing boven haar schrijftafel.

Pseudo Pier Francesco Fiorentino, Portret van een Vrouw, ca. 1470.

In de tentoonstellingszalen zijn uit blank hout opgetrokken alkoven geplaatst. Daarbinnen kan de bezoeker zich, al of niet geleid door de woorden van filosofe Désanne van Brederode in de audiotour, concentreren op één van de getoonde topstukken.

Zaalimpressie met Vincent van Goghs Mand met Citroenen en fles uit 1888 en Middeleeuwse Christuskop

De expositie vangt aan met een stilleven van Vincent van Gogh, dat ter overpeinzing wordt getoond naast een Middeleeuwse Christuskop. Via de wandtekst nodigt Helene de bezoeker uit zich in te leven in het gemoed van de man die ons met zijn verfrissende blik op citroenen ‘ten spijt van alles’ nog altijd weet te boeien.

In deze zaal staat een metershoge sculptuur van een Oosterse vrouw met een waterkruik door Ossip Zadkine; de maker van de Verscheurde Stad in Rotterdam. Dit uit één boomstam gesneden beeld stelt de Bijbelse Rebecca voor. De vrouw in wie Abrahams knecht Eliëzer bij een waterput de ideale bruid voor diens zoon Isaac vond. Zij gaf niet alleen hem, maar uit eigener beweging ook zijn kamelen te drinken. Later zou blijken dat Rebecca ook een minder mooie kant had, maar dat is een ander verhaal.

In de navolgende zalen zie je werk van realisten en symbolisten als Johan Thorn Prikker en Jan Toorop, die met zijn betoverende Zang der tijden, de Drie bruiden en Les Rodeurs vertegenwoordigd is. Welhaast psychedelische impressies van …. ja, wat eigenlijk?

Jan Toorop, De drie bruiden, 1892-1893, 78 x 98 cm. Krijt, potlood op papier Kröller-Müller Museum

’Iemand die mij niet ziet in mijn Oosterse gedachtewereld en de bezwerende tekenen niet verstaat die ik in die kunst heb aangevuld, kan mijn werk niet begrijpen’…verduidelijkt Toorop.  

In Otterloo zijn behalve op het Christendom ook op het Hindoeïsme en Boeddhisme geïnspireerde kunstwerken te zien. In Kröller-Müller beperkt de ontmoeting met geloof zich tot zien en overdenken; in Enschede, waar het christendom centraal staat, worden alle zintuigen aangesproken.

Tijdens een voorbezichtiging vertelt conservator Nelleke de Vries dat de eigen collectie en met name de door de oprichter van het museum Jan Herman van Heek verzamelde 140 Middeleeuwse handschriften, het uitgangspunt van de tentoonstelling vormt.

Doorgaans worden Middeleeuwse kunstwerken solitair, los van de oorspronkelijke functie getoond. In Enschede worden ze in de oorspronkelijke context gepresenteerd. Het kijken naar religieuze kunst wordt hier in modieus jargon: een immersieve ervaring!  

Meester van de Levensbron, Gregoriusmis, ca. 1510, paneel, 92 x 78 cm, Museum Catharijneconvent Utrecht

Met de Gregoriusmis uit het Catharijneconvent wordt de oorspronkelijke functie van religieuze kunst in een oogopslag duidelijk. Kniel in de geest naast de anonieme opdrachtgever en kijk eens goed naar de verschillende episodes.

                               Wat zien en ervaren we hier?

De Meester van de Levensbron bracht de legendarische verschijning van Christus aan paus Gregorius (540-604) in beeld. Volgens de katholieke leer verandert de wijn tijdens de eucharistie in het bloed van Christus. Om de twijfel aan dit wonder weg te nemen stroomt het bloed uit de kruiswond in de miskelk. Een tweede straaltje bloed daalt linksonder neer op een naakt mannetje in de hellemond. Het is de ziel van de opdrachtgever, die vereeuwigd in aanbidding, hoopt op een plek in de hemel. Bij het zien van dit detail weerklinkt in mijn auditieve geheugen de smeekbede uit Mozarts Requiem: … Libera eas de ore Leonis….Salva me, Fons pietatis! Bevrijd hen uit de muil van de leeuw… Red mij bron van goedheid… Deze voorstelling nodigt de museumbezoeker uit om -denkbeeldig- de wijn van de eucharistie te proeven. Ook de andere zintuigen worden aangesproken. Raak denkbeeldig het goudbrokaat van het Gregorius kazuifel aan, voel de gloed van het hellevuur, hoor de altaarbel en ruik de zwavellucht van het vagevuur en de geur van wierook. Het welriekende gomhars verdreef niet alleen vieze geurtjes, maar op de rook stegen de gebeden naar de hemel!

Bewonder tenslotte ook de in gouddraad en zijde geborduurde voorstelling  van de Kruisiging op Gregorius gewaad. Deze fungeerde als aandachtspunt voor de gelovigen. De priester stond destijds met zijn rug naar hen toe. De kerkgangers hadden iets om naar te kijken, want van de Latijnse mis verstonden ze niets! Een kazuifel uit de rijke collectie van het Catharijneconvent had hier niet misstaan.

Bezien door de huidige bril zijn de getoonde objecten voor de meeste mensen niet meer dan kunstwerken, maar voor Middeleeuwse gelovigen vormden ze een medium om verbinding te maken met het hogere. De tentoonstelling bevat geluiden en tastbare objecten voor een extra dimensie. Ook de reukzin wordt bediend. Flacons met knijpbolletjes produceren een pufje middeleeuwse putlucht, wierook of bloemengeur.

De tentoonstelling is thematisch ingericht naar de volgende onderwerpen:  Zien & Geloven, Lezen & Bidden, Pelgrimsreizen, de Mis als theater, Hemelse Muziek en de Dood.   

De lijdende Christus als inspiratiebron voor meditatie en gebed. 
Bij het zien van het overweldigende aantal aan het geloof gerelateerde objecten wordt een ding duidelijk. Anders dan de hedendaagse mens, die vooral bezig is met het leven vòòr de dood, was de Middeleeuwer als viator mundi, bovenal gepreoccupeerd met het leven de dood. De aardse pelgrim op weg naar het hemelse vaderland probeerde zich het lijden van Christus in te leven. Zijn kruisdood werd niet alleen als een daad van uiterste opofferingsgezindheid gezien, maar bood de gelovigen troost en de mogelijkheid om de eigen levensomstandigheden te relativeren. Ook al was het leven zwaar, bij het besef dat Jezus met zijn offerdood vrijwillig had geleden, viel de eigen ellende in het niet.

Albrecht Bouts (toegeschreven), Christus met de doornenkroon, vr. 16e eeuw. Paneel, 33 x 24 cm, Rijksmuseum Twenthe, Enschede

Schilderijen en sculpturen van Jezus fungeerden als aandachtspunt voor meditatie en gebed. In de loop van de Middeleeuwen veranderen de afbeeldingen van Jezus als een almachtige koning in meelijwekkende, toegankelijker beelden van een lijdende sterveling. Zoals de Man van Smarten door Albrecht Bouts. In het Getijdenboek van de Adair Meester zie je een bizar voorbeeld van Middeleeuwse symboliek: een miniatuur van Christus in de mystieke wijnpers, waarin zijn bloed vers van de pers in een miskelk wordt opgevangen.   

Meester van het Adair Getijdenboek, Christus in de wijnpers, ca. 1490, verluchting op perkament, 16,2 x 11,1 cm, Universiteit van Amsterdam, Hs. BPH 131, fol. 99v.
Keulen, Christus in de wijnpers, ca. 1450­1500, verluchting op perkament, 12 x 8,7 cm, Bijzondere Collecties van de Radboud Universiteit, Universiteitsbibliotheek Nijmegen, Hs. 292, fol. 181r.  

Een persoonlijk hulpmiddel om je in te leven in het lijden van Christus was de zogeheten gebedsnoot van niet veel meer dan 7 bij 5 cm. Gebedsnoten los meegedragen of bevestigd aan een gebedssnoer waren steeds binnen handbereik om je op een intiem moment over te geven aan meditatie en gebed. Bij het geopende exemplaar met een vrouwenhoofd kun je je ogen niet geloven. Binnenin ontvouwt zich een wonder in de vorm van twee uiterst gedetailleerde op miraculeuze wijze gesneden passie scènes. Ter verhoging van de zintuigelijke beleving mag je een kopie van zo’n gebedsnoot aanraken.  

Gebedsnoot in de vorm van het hoofd van Maria: gesloten staat, 16de eeuw, buxushout, 6,7 x 5,2 x 5,2 cm, Museum Schnütgen, Keulen
Gebedsnoot in geopende staat, 16de eeuw, buxushout, 6,7 x 5,2 x 5,2 cm, Museum Schnütgen, Keulen

Alle getoonde religieuze objecten en handelingen waren gericht op het verwerven van een plekje in de hemel. De kans daarop kon je bevorderen door veel te bidden, het maken van een pelgrimsreis en het doen van goede werken. Op een vroeg zestiende-eeuws paneel van de Meester van de Levensbron worden ze op een rijtje gezet: het voeden van de hongerigen, het laven van de dorstigen, het verzorgen van zieken en het bezoeken van gevangenen om er enkele te noemen. Wanneer het levenseinde naderde was het zaak om je met een uitgave van de Ars Moriendi -de kunst om goed te sterven- op een goede dood voor te bereiden. Middeleeuwers waren als de dood voor een plotseling einde. Als je stierf zonder je zonden te hebben gebiecht ging je, zo geloofde men, regelrecht naar de hel. In het gunstigste geval moest je voor je zonden langer boeten in het vagevuur, de plek waar je ziel volgens de apostel Paulus door vuur werd beoordeeld. Waren je zonden uitgeboet dan mocht je hopelijk door naar de hemel. Een illustratie in de Ars Moriendi toont hoe een engel en een duivel strijden om de ziel van de overledene. De angst voor een slechte dood zat er zo diep in dat eigenaar de duivel heeft weggewreven!

Vlaamse Meester, Getijdenboek van ca. 1480. Perkament 17 x 12,5 cm. HieronymusMuseum Catharijneconvent

Boeken
Boeken vormen een belangrijk onderdeel van de expositie ook al worden geen 150 exemplaren getoond, zoals onlangs in een recensie in de NRC te lezen was. Voor de uitvinding van de boekdrukkunst werden ze met de hand geschreven. In koude scriptoria met verkleumde vingers waren kloosterlingen uren achtereen bezig met het  spreekwoordelijk geworden ‘monnikenwerk’: het kopiëren van teksten. De bewondering die je ervaart bij het zien van de gebedenboeken met fraai versierde pagina’s neemt toe wanneer je bedenkt onder hoeveel handen deze tot stand zijn gekomen. De invulling van het nog blanke perkament (geprepareerde dierenhuid) begon met het werk van de scriptor die de hoofdtekst in zwarte inkt noteerde. Daarbij liet hij ruimte open voor de rubricator die bepaalde tekstgedeelten in rode inkt markeerde. Een volgende hand voegde de versierde hoofdletter toe, waarin soms een kleine geheiligde afbeelding was verwerkt: een zogeheten gehistorieerde initiaal. Tenslotte werden de marges versierd, terwijl de miniatuurschilder aan het begin van een nieuw hoofdstuk -afhankelijk van de financiële draagkracht van de opdrachtgever- een pagina vullende afbeelding toevoegde.  

Jan van Eyck, Hiëronymus in zijn studeerkamer, ca. 1395­1441, olieverf op papier en paneel, 31,9 x 24,4 x 4,8 cm, Detroit Institute of Arts, Detroit

In de late Middeleeuwen nam de geletterdheid zowel bij mannen als bij vrouwen toe. Dat was niet alleen van belang in het werkzame leven, maar ook om nader tot God te komen. Tegenwoordig kennen we de leus wie schrijft, die blijft, maar in de 15e eeuw wist men: …’die vele leest hi es te vroeder’.. Wie veel leest wordt wijs, ontvangt goddelijke genade en -ook niet onbelangrijk- lezen zou zonden verdrijven! Deze overtuiging wordt in de tentoonstelling geïllustreerd met heiligen als Hieronymus (347-­420) en Antonius (251-356) die respectievelijk lezend in een studeervertrek of afgezonderd in de natuur zijn weergegeven.  
Ook de Maagd Maria is veelvuldig met een boek in beeld gebracht. Talrijk zijn de afbeeldingen van de Annunciatie, waarbij de rust van Maria verstoord wordt door de aartsengel Gabriel die plots klapwiekend binnenkomt met de blijde, doch verontrustende boodschap dat ze moeder zal worden van Gods Zoon.

Getijdenboek. Verluchting met de Annunciatie ca. 1500, perkament, 25 x 12 x 20,5 cm, Tournai, KB, Nat. bibliotheek, Den Haag, Hs. 76 G 4, fols. 29v­30r

De woorden van de engel: Ave Maria, Gratia Plena vormen het uitgangspunt voor het rozenkrans gebed. Met dit gebedssnoer, dat vaak is afgebeeld op stichtersportretten, repeteerde de gelovige de tot Maria en God de Vader gerichte gebeden.

Zwarte-ogen-meesters, Gebedenboek, detail Pater Noster en Ave Maria, ca. 1480-1510. KB, Nationale bibliotheek Den Haag, Hs. 135 E 19 fol. 25 v.

Ook in het verre verleden hadden mensen behoefte om snel een notitie te maken. In de tentoonstelling zie je een voorbeeld van de Middeleeuwse I-Pad. Een mooi gesneden ivoren diptiekje dat bestreken met was gebruikt werd om notities te maken met een stilus. Fascinerende gedachte dat Johanna van Harcourt (1372–1456), echtgenote van Willem II (1355­-1418), graaf van Namen ruim 600 jaar geleden haar boodschappen of gedachten op dit kleinood noteerde.

Parijs, Schrijftableau met religieuze voorstellingen van Tristan & Isolde en reisetui, ca. 1330-­1340, ivoor, zilver en leer, TreM.a ­ Musée des Arts anciens du Namurois, Namen.
Mr van Viborg, Sculptuur Profeet uit altaarretabel van de Kreuzbrüderkirche in Keulen, 1515-1520. Gepolychrom.eikenhout 57 x 26 x 9 cm. Museum Schnütgen, Keulen.

Brillen en Grote Letter bibliotheek
Brildragers weten hoezeer slechtziendheid je leven beïnvloedt. De uitvinding van de bril rond 1280 betekende een enorme doorbraak. Deze gebeurtenis wordt gemarkeerd met een in onze ogen geestige sculptuur van een bebrilde profeet. De uitvinding was niet alleen fijn voor slechtzienden, maar drukte ook de kosten van het kostbare perkament. In plaats van gebedenboeken met grote letters van bijna een centimeter groot, zoals het zojuist besproken gebedenboek met afbeelding van de Annunciatie, konden nu manuscripten met kleine letters worden afgeschreven. Boeken werden niet alleen gelezen. De afbeeldingen met Jezus, Maria en geliefde heiligen werden door de gelovigen ook aangeraakt en gekust. In de expositie zie je diverse objecten en handschriften die slijtage vertonen. Een missaal uit Huis Bergh, dat fungeerde als handleiding voor het vieren van de mis vertoont vlekken. Deze zijn paradoxaal genoeg ontstaan als gevolg van de in rode inkt genoteerde instructie dat de priester alvorens de eucharistie te vieren zijn vingers moet wassen in ablutione digitorum.

Missaal met instructies voor het wassen van de handen in rood, Johannieters, 1469. Perkament. 39 x 30 x 11 cm. Coll. Huis Bergh, s-Heerenberg

Door herhaaldelijk strelen van geliefde heiligen of het expres wegvlakken van duiveltjes, zijn verschillende figuren vrijwel geheel verdwenen, zoals in een miniatuur met de tenietgegane afbeelding van Maria in een Brugs gebedenboek. 

Gebedenboek, Maagd Maria, Brugge, 1401-1415. Perkament 14,5 x 22 cm. Bisschoppelijk Semnarie, Brugge
Pietà, ca. 1400, elzenhout, 79 x 66,5 x 39,5 cm, Collectie Bonnefanten, Maastricht. Langdurig bruikleen Suermondt-­Ludwig­Museum, Aachen

Processies, passiespelen en andere rituelen 
Een interessant aspect van Middeleeuwse devotie vormen processies en passiespelen. Op de zondag voor Pasen, Palmpasen, werd de intocht van Jezus in Jeruzalem herdacht. Een groot beeld van Christus op de ezel werd door de straten voortgetrokken, toegezongen door met palmtakken zwaaiende gelovigen. Op Goede Vrijdag werd de kruisdood met de graflegging herdacht, gevolgd door de Verrijzenis op Paaszondag. Dit ritueel wordt met een zogeheten Pieta toegelicht; een sculptuur van de Maagd Maria die haar dode zoon op schoot heeft.

Bij de kersttijd hoorde een vrolijk ritueel: het zogeheten Kindje Wiegen. Beeldjes van het Kindje Jezus werden door nonnen in een wiegje gelegd, dat vervolgens zachtjes heen en weer werd bewogen. In de opstelling zie je enkele Christuspopjes en een zilveren wiegje.   

Kunstenaar onbekend, Kerstwieg (Jésueau), (verguld) zilver. Luik, vroege 15e eeuw. TreM.a–Musée des Arts Anciens du Namurois, Namen

Het kindje Jezus inspireerde verschillende schilders tot lieflijke verbeeldingen. Tijdens de rust op de vlucht naar Egypte laat Dirck Bouts hem even spelen. Op schoot bij zijn moeder probeert hij een vogel aan een touwtje te lokken met een kers. De meervoudige symbolische betekenis van de kers was destijds alom bekend. Kersen werden gezien als hemelse vruchten, ze konden symbool staan voor de Annunciatie, maar wegens de bloedrode kleur ook voor het lijden van Christus.
Een ander belangrijk door nonnen beoefend ritueel vond in augustus plaats: de Kroning van Maria tot Koningin van de hemel. Als bemiddelaarster tussen haar hemelse familie en de gelovigen op aarde was zij bijzonder geliefd. Dit feest wordt geïllustreerd met een laat 15e eeuws gebeeldhouwd reliëf door een navolger van Veit Stoss uit de collectie van Huis Bergh.

Atelier van Dirk Bouts, Maria met Kind, gezeten op een zodenbank (detail), ca. 1450, tempera en olieverf op paneel, 41,2 x 29,6 cm, Rijksmuseum Twenthe, Enschede

Pelgrimstochten                                                                                                  
In de hoop op vergeving van zonden of genezing trokken gelovigen in de Middeleeuwen de stoute schoenen aan om gesteund door de beschermheiligen Christoffel en Jacobus de Meerdere, een pelgrimsreis te maken naar een kerk met belangrijke relieken. De Middeleeuwer was er heilig van overtuigd dat de helende kracht van de overleden martelaar in zijn of haar stoffelijke resten en persoonlijke bezittingen, op aarde was achtergebleven.

In Rome werd behalve de relieken van de apostel Petrus ook de wonderdadige Zweetdoek van Veronica met de gelaatstrekken van Jezus bewaard. Het graf van Jacobus de Meerdere in Santiago de Compostela was en is nog steeds een geliefd bedevaartsoord. Dichter bij huis kon je in Tongeren een fragment van de hoofddoek van Maria bewonderen. Deze reliek is nu in Enschede te zien.

Reliekhouder met een fragment van de sluier van Onze-Lieve-Vrouw, ca. 1401-1410. Zuidelijke Nederlanden. Tempera op paneel, zijde, goud, koper, parel en linnen. Eigendom
O.-L.-V.-Geboorte Basiliek, Tongeren

In talloze kerken werden relieken van het Heilig Kruis bewaard. Op een van de wanden wordt een fragment uit de film De Naam van de Roos geprojecteerd. De hoofdrolspeler William van Baskerville waarschuwt zijn pupil Adson, dat hij niet te veel geloof moet hechten aan relieken van het Ware Kruis. Als ze allemaal echt zouden zijn ontstond er een heel woud van heilige bomen!

Jacobus de Meerdere, 15e e. eikenhout, 138 x 24 x 28 cm. RM Twenthe. Met pelgrimsinsigne op zijn hoed

Na voltooiing van een bedevaart brachten gelovigen reli-souvenirs mee. Metalen pelgrimsinsignes met de beeltenis of het attribuut van heiligen, aan wie wonderdadige kracht werd toegekend, zoals de Sint Jacobsschelp op de hoed van de gelijknamige heilige die in Santiago de Compostela wordt vereerd.

Op een 15e- eeuws paneel uit Madrid zie je hoe een pelgrim, die zo te zien nogal wat ontberingen heeft doorstaan zo’n insigne krijgt aangereikt.
Het geloof in de kracht van heiligen bereikt een bizar hoogtepunt in het nuttigen van zogeheten Schluckbilder. Prentjes met afbeeldingen van heiligen die in de hoop op genezing werden opgegeten.

De hoopvolle verwachting op een plek in het hemelse paradijs tenslotte wordt op indrukwekkende wijze verbeeld in twee vroeg-16e eeuwse panelen van de Haarlemse schilder Jan Mostaert. Op het linker paneel uit de eigen collectie is de zogeheten Nederdaling ter Helle te zien, waarbij Christus verschillende rechtvaardige figuren uit het Oude Testament bevrijdt. Zij leefden lang voor de Zoon van God op aarde kwam, zoals beschreven in het Nieuwe testament, waardoor zij de door de Heiland geschonken verlossing niet konden ervaren. In deze scène worden Adam, Eva, en koning David alsnog gered uit uit het voorgeborchte van de hel; een schemergebied tussen hel en hemel.

Om de wachttijd te verzachten zorgden Engelen voor de muzikale omlijsting. De rechtervleugel uit de collectie van het Madrileense Museum Thyssen Bornemisza zie je de gelukzaligen die in de hemel zijn toegelaten. De biddende vrouw is waarschijnlijk een portret van Maria van Bourgondië, de moeder van Margaretha van Oostenrijk voor wie Mostaert het diptiek vervaardigde.

Jan Mostaert, Vleugel van een diptiek met de Verschijning van Christus aan Maria, ca. 1515-1520, olieverf op paneel, 26 x 18 cm, Rijksmuseum Twenthe, Enschede
Jan Mostaert, Vleugel van een diptiek met de Rechtvaardige zielen en een opdrachtgeefster (Maria van Bourgondië), ca. 1515-1520, olieverf op paneel,24 x 16 cm, Museo Nacional Thyssen-Bornemisza, Madrid.     


Een bezoek aan deze tentoonstellingen, waar nog veel meer te zien en te genieten is, is echt een aanrader.

Publieksboek dat is verschenen bij de tentoonstelling: de Vries, K. Rudy e.a., Zien en Geloven: Zintuigelijke ervaring in de late Middeleeuwen. Rijksmuseum Twenthe, Enschede, 2025.

Link: Kröller Müller, Otterlo

Link: Rijksmuseum Twenthe, Enschede

                                               

Hoe van Gogh naar Groningen kwam. Tot en met 5 mei in het Groninger Museum

Vincent van Gogh, Tuin te Arles, 1888, olieverf op doek, 73 x 92 cm. Kunstmuseum Den Haag, langdurig bruikleen van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Voorheen in de collectie van Jan Willem Moll

Het Amsterdamse Van Gogh Museum trekt het hele jaar grote bezoekersaantallen. Dat geldt helaas niet voor veel musea in de provincie.  Met de veelbelovende titel Hoe van Gogh naar Groningen kwam proberen de samenstellers kunstliefhebbers te enthousiasmeren om ‘in het voetspoor van Van Gogh’ naar de het Noorden af te reizen. Het lijkt een publiciteitsstunt, maar de titel van de tentoonstelling is niet uit de lucht gegrepen. Toen nog vrijwel niemand hem kende was hier in 1896 een allereerste aan Vincent van Gogh gewijde tentoonstelling van grootstedelijke allure te zien.

De hedendaagse expositie vertelt het verhaal van een groep vooruitstrevende Groningse studenten die tussen 1896 en 1897 acht tentoonstellingen organiseerden. Daarmee brachten zij destijds moderne, eigentijdse kunst onder de aandacht van het publiek.

De werken van Van Gogh, Jan Toorop, Johan Thorn Prikker, Belgische symbolisten en Franse prentkunstenaars als Henri de Toulouse-Lautrec deden de Groningers destijds niet alleen versteld staan, maar wekten ook de kooplust van lokale verzamelaars. In deze ontwikkeling speelde de geschiedenis student Johan Huizinga, later beroemd geworden met zijn Herfsttij der Middeleeuwen, een belangrijke rol.

Door Van Gogh naast generatiegenoten en latere bewonderaars te presenteren is zijn invloed in vrijwel alle gevallen in een oogopslag duidelijk!

Jan Toorop, Landschap Ardennen, 1902. Doek 37x 41 cm. Collectie Stichting J.B. Scholtenfonds, bruikleen Groninger Museum.

Van Goghs destijds in Groningen getoonde werken openden ook de ogen van docenten en studenten van kunstacademie Minerva. Ze vormden (indirect) een belangrijke inspiratiebron voor een nieuwe generatie: Johan Dijkstra, Jan Altink en andere leden van het in 1918 gestichte kunstenaarscollectief De Ploeg. Hun werk en dat van hedendaagse studenten van Minerva is eveneens in de Groninger expositie te zien.  

Historie
Tegenwoordig is Groningen een levendige studentenstad. Het wekt wellicht verbazing dat hier op cultureel gebied ook in de late 19e en vroege 20e eeuw al veel te beleven was. De hoofdstad van de meest Noordelijke Nederlandse provincie was sinds de aanleg van het spoor in 1870 goed bereikbaar. De stad had een concertzaal, een schouwburg en een Oudheidkundig museum, maar moderne kunst ontbrak. Zes studenten besloten daar verandering in te brengen. In de Museumtip van NPO klassiek vertelde conservator Belle de Rode op 1 december jl. hoe zij dat deden. ‘Om de stad wat op te fleuren’ nodigden zij Thorn Prikker, Van Hoytema en anderen uit om hun werk in Groningen te laten zien. Jo Van Gogh-Bonger werd eveneens benaderd met het verzoek om het werk van haar zwager in Groningen ten toon te stellen. Jan Toorop was destijds ook te zien. Aan de artistieke omnivoor -of beter kameleon, want hij veranderde vaak van stijl- Jan Toorop besteedt de tentoonstelling uitgebreid aandacht. In zijn werken is Van Goghs invloed duidelijk aanwezig.

Dat geldt eveneens voor Johan Thorn Pricker, enkele Belgische symbolisten en Franse prentkunstenaars, waaronder Henri de Toulouse-Lautrec. Het werk van deze vernieuwers binnen de bestaande kunstorde, was eind 19e eeuw in het hoge noorden al te zien!  

Henri de Toulouse l’Autrec, Portret van Vincent van Gogh, 1887. Pastelkrijt op papier 54 x 46 cm. Van Gogh Museum, Amsterdam

De vraag òf Van Gogh naar Groningen kwam kan niet bevestigend worden beantwoord. Zoals in een de voorbije tentoonstelling Op reis met Vincent in Assen te zien was is hij niet verder gekomen dan Drenthe. Hoe hij toch in Groningen belandde wordt in deze deels historisch gereconstrueerde tentoonstelling duidelijk. Met de zending van 128 werken uit de collectie van Jo Van Gogh-Bonger, kwam Vincent Van Gogh in 1896 wel degelijk naar Groningen. Deze expositie gaf een belangrijke impuls aan de waardering van het destijds als zeer ongebruikelijk ervaren kleurrijke werk van haar in 1890 overleden miskende zwager. De bezoeker ziet het portret dat Johan Cohen Gosschalk, met wie Jo Bonger in 1901 hertrouwde, van haar maakte.

Johan Cohen Gosschalk, Johanna Cohen Gosschalk-Bonger, ca. 1905, aquarel, houtskool en pastelkrijt op papier, 35 x 33 cm. Drents Museum, Assen, schenking Stichting Schone Kunsten

In 1905 zou Jo Vincent met een groot overzicht in het Amsterdamse Stedelijk Museum voorgoed op de kunsthistorische kaart zetten. Sindsdien namen de prijzen voor Van Goghs schilderijen een hoge vlucht, maar zover was het destijds in Groningen nog niet.
Wat krijgt de bezoeker nu van Van Gogh te zien?
Met archiefmateriaal, foto’s, informatie uit oude catalogi en niet in de laatste plaats 40 bruiklenen wordt het verhaal van die veelbetekenende historische tentoonstelling in beeld gebracht. De bezoeker wordt niet alleen over de kunsten, maar ook over de historische context geïnformeerd. De presentatie van enkele wetenschappelijke instrumenten geeft een impressie van de contemporaine vooruitgang van wetenschappelijk onderzoek aan de Groningse Universiteit, bezorgd door knappe mannelijke koppen.  Bij een foto van een klas van kunstacademie Minerva in 1917 doe ik een bijzondere ontdekking. De samenstelling van de mannelijke en vrouwelijke studenten is, voor die tijd uitzonderlijk, de dames zijn zelfs nipt in de meerderheid!

Als gezegd kwamen verschillende docenten van Minerva onder Van Goghs betovering. Ook Franciscus Hermanus Bach, van wie je in de Groningse stationshal een reeks tegelplateaus in academische stijl kunt zien, werd aangeraakt door de stijl van Van Gogh. Nadat hij zijn werk in 1896 had gezien begon hij zich toe te leggen op de verbeelding van het Groningerland. Deze keuze werd later veelvuldig nagevolgd door de leden van de Ploeg. Lang na de besproken tentoonstelling in Groningen bezochten zij de toonzaal van Helene Kröller-Müller in Den Haag, waar ruim honderd werken van Van Gogh te zien waren. In het werk van Johan Dijkstra, Landschap met struikgewas en akker en Jan Altinks, Groninger landschap, is Van Goghs invloed overduidelijk.  

1. Johan Dijkstra, Landschap met struikgewas en akker, ca. 1924-1925, olieverf op doek, 50 x 59,5 cm (verso van Johan Dijkstra, Fietser in het park, ca 1924-1925). Collectie Stichting De Ploeg, bruikleen Groninger Museum.
2. Jan Altink, Groninger Landschap 1947, 50 x 60. RCE bruikleen aan Groninger Museum

Reconstructie
Op grond van correspondentie en krantenartikelen zijn de samenstellers van de expositie erin geslaagd om 60 van de in 1896 geëxposeerde werken te identificeren. Dat was gezien de summiere beschrijvingen van de nog niet met de hedendaagse titels aangeduide werken een hele opgave. De duiding van het werk dat als volgt werd omschreven zorgde echter niet voor hoofdbrekens:

 …’zeer hardgeel, bijna schreeuwend geel; daarboven een hemel van een pijnlijk doodelijk blauw en uit den stroom van het koren vliegen eenige zwarte raven omhoog’…

Deze woorden roepen het letterlijk en figuurlijk dramatische Korenveld met kraaien op, dat Vincent kort voor zijn zelfverkozen dood in 1890 schilderde.


Vincent van Gogh, Korenveld met kraaien, 1890, olieverf op doek, 50,5 x 103 cm. Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting

Gezien de enorme waardestijging van zijn schilderijen konden de destijds getoonde werken van Van Gogh niet nogmaals naar Groningen komen. De bezoekers moeten het doen met 25 tekeningen en tien schilderijen die in 1896 te zien waren. Zoals het Papaverveld, een Olijfgaard uit 1889, het Portret van Etienne-Lucien Martin, die met zijn forse gestalte maar net binnen de lijst past en Vincents Zelfportret met hoed uit 1887 dat tot en met 2 februari te zien was.

Vincent van Gogh, Zaalimpressie met het Papaverveld, 1890. foto: Niels Knelis

Van Goghs in 1896 getoonde portret van Patience Escalier (1888) inspireerde niet alleen Johan Dijkstra tot een soortgelijke beeltenis van een rustende opzichter; ook Henk Melgers modelleerde zijn zelfportret uit 1923 naar dit voorbeeld en in F.H. Bach’s getekende zelfportret uit 1908 is Van Goghs evenmin ver weg.

Vincent van Gogh, Portret van Etienne- Lucien Martin, 1887, olieverf op doek, 68 x 54,5 cm. Van Gogh Museum,
Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting). Als nr. 23, Mansportret op de Groningse tentoonstelling in 1896.

1.Vincent van Gogh, Portret van Patience Escalier (1888), doek 64 x 55 cm. Simon Norton Art Foundation, Pasadena
2. Henk Melgers, Zelfportret, 1923. Doek 60 x 50 cm. Stichig de Ploeg, bruikleen Groninger Museum.

Om toch een idee te geven van die befaamde tentoonstelling zijn de ‘hangplekken’ van de destijds getoonde werken op de wanden van de Van Goghzaal aangegeven. Met reproducties wordt het gemis aan authentieke Van Goghs op een leuke manier gecompenseerd. De bezoeker mag de replica’s gewoon in de hand nemen om ze beter te bekijken.  

De vraag hoe Van Gogh in Groningen kwam is inmiddels duidelijk, maar hoe hij daar is gebleven wordt eveneens uit de doeken gedaan. Zijn werk had zoals we zagen in de late 19e eeuw een enorme impact op eigentijdse docenten en studenten van kunstacademie Minerva. In het tweede decennium van de twintigste eeuw werkte Van Goghs invloed eveneens door bij de kunstenaars van De Ploeg. De tentoonstelling maakt duidelijk dat ook Jan Wiegers, Jan Altink, Johan Dijkstra en Henk Melgers schatplichtig waren aan Van Gogh.  

Op advies van ‘kunstpaus’ H.P. Bremmer, die ook richting gaf aan de kunstaankopen van Helene Kröller-Müller, begonnen enkele Groningse hoogleraren als Gerard Heymans in de vroege twintigste eeuw kunst van Van Gogh te verzamelen.

Zaalimpressie met zonnebloemen foto: George Martens

Zelfs in zijn stoutste dromen had Vincent het niet voor mogelijk gehouden dat zijn doek Veertien Zonnebloemen in 1924 door de Londense National Gallery zou worden aangekocht. Laat staan dat er anno 2025 in Groningen een hele reeks op zijn werk geïnspireerde doeken geschilderd door bewonderaars te zien zouden zijn! Ze zijn niet op de vingers van een hand te tellen.

Ook Van Goghs landschappen vonden navolging In de tentoonstelling is een hele wand ingericht met vlotte kleurrijke toets geschilderde impressies van het Groningse land geschilderd door o.a. Johan Dijkstra, Jan Altink en Henk Melgers.  

Henk Melgers, oogstende vrouwen op het Groninger land, ca 1926, olieverf op doek 80 x 93,5 cm
Gezien op de Pan bij kunsthandel Mark Smit

Op de recente editie van de PAN waren ze te koop. Ik zag een kleurrijk doek van Henk Melgers met een impressie van Oogstende vrouwen op het Groninger land uit 1926 dat voor bijna 40.000 euro werd aangeboden bij kunsthandel Mark Smit. Met zijn doek Oogsten in Noord-Groningen bleef Johan Dijkstra in toets en kleur nog dichter bij zijn bewonderde voorbeeld. Daar was ook te zien dat Van Goghs invloed zich niet beperkte tot de kunstenaars in Groningen. Van Co Breman die tot de Larense School wordt gerekend, zag ik eveneens een onmiskenbaar op Van Gogh geïnspireerd zinderend landschap met Korenschoven uit 1926.

Co Breman Korenschoven Olie op doek 39 x 55 cm, gesigneerd linksonder en gedateerd 1906, Kunsthandel Mark Smit

De werken van Vincent van Gogh en de daarop geïnspireerde schilderijen van Kunstkring de Ploeg zijn tot en met 3 mei te zien in het Groninger Museum.    

Met werk van recent afgestudeerde studenten van Minerva krijgen de bezoekers in de laatste zaal een passende toegift. De besproken historische tentoonstelling was in 1896 ingericht in het huidige pand van Minerva aan de Praediniussingel, waar het Groninger Museum destijds was ondergebracht.  

Om potentiële bezoekers te enthousiasmeren staat in de stationshal van Groningen een zogeheten luistercoupé waar je een teaser van de audiotour bij de tentoonstelling kunt beluisteren.

Verder lezen: M. Jansen e.a., Hoe Van Gogh naar Groningen kwam, catalogus Groninger Museum, Groningen, 2024.

Link: Het Groninger Museum

Geverifieerd door MonsterInsights