De bizarre wereld van James Ensor; een beetje een prettig gestoorde bohemien dacht ik altijd… Zelf dacht hij er getuige het commentaar op een tekening van een pissende man, kennelijk ook zo over. Een film en tentoongestelde foto’s van een gedistingeerde, keurig in het pak gestoken heer weerleggen dit beeld.
Le Pisseur, 1887. Ets. Collectie KBR. Foto Marina Marijnen
Maar die eerste indruk kun je bij het zien van de vaak knotsgekke geschilderde beelden niet helemaal wegdenken. Ze worden ter gelegenheid van het herdenkingsjaar -het is 75 jaar geleden dat de schilder overleed- op twee locaties in Brussel getoond. Het meest bekend is zijn Intrede van Christus in Brussel uit 1889. Een carnavaleske eigentijdse op 16e -eeuwse ‘blijde incomsten’ geïnspireerde gebeurtenis, waarbij een vorst destijds verwelkomd werd. Het rijdier waarop Christus de stad binnenkomt verwijst naar het Bijbelse moment waarop Jezus in Jeruzalem arriveert. Of iedereen met het bezoek van Jezus aan Brussel blij is, is de vraag. Voor Ensor was Brussel met haar ongekende artistieke mogelijkheden het nieuwe Jeruzalem, maar die heilstaat was voor anderen nog ver weg. Zij streden middels stakingen en betogingen voor een nieuwe maatschappelijke orde. Met leuzen die de demonstranten meedroegen verbeeldde Ensor hun roep om deconfessionalisering van de staat, beter onderwijs en algemeen stemrecht.
James Ensor, Naar Intrede van Christus in Brussel in 1889. Handgeknoopt tapijt. Firma Gibau, 2008. Mu.Zee Oostende. detail, foto: Marina Marijnen
De bezoeker krijgt het originele werk niet te zien. In de eerste zaal hangt een wandkleed. Een ongelooflijk knappe handgeknoopte kopie van het monumentale doek dat zich in het Getty museum in Los Angeles bevindt.
De wonderbare, niet in realistische termen te vangen wereld van Ensor, met lachwekkende en angstaanjagende gemaskerde figuren, skeletten en grijnzende doodskoppen vormen ontegenzeglijk voer voor psychologen. Ensor helpt hen een handje: in de souvenirwinkel van zijn ouders grijnsden de maskers hem van alle kanten toe. Later zag hij ze tijdens het Carnaval in Oostende op straat terug. In een interview vertelde hij over zijn excentrieke grootmoeder. Haar voorliefde voor verkleedpartijen en maskerades had hij van geen vreemde. En ook zijn tante was kennelijk besmet met dit virus!
James ensor, Mijn slapende tante die van monsters droomt. Ca. 1888. Potlood op papier, foto Marina Marijnen
Vanaf 1888 zien we deze invloed terug in Ensors toneelmatige tragikomische, vervreemdende composities, waarin 19-eeuwse artistieke invloeden tot een geheel eigen stijl zijn versmolten.
In het BOZAR wordt zijn werk thematisch gepresenteerd: van Carnaval, Maskerade, Dodendans tot Fantasmagorie en meer!
De expositie werpt ook licht op een minder bekende kant van Ensor; hij was een begaafd musicus en componist. Van zijn hand zie je een reeks bijzonder geestige doeken, waaronder In het conservatorium; een karikaturale verbeelding van een generale repetitie. Terwijl de zangers sputum en vieze adem uitstotend Wagners Walkuren ten gehore brengen, stopt de componist getergd zijn vingers in de oren!
James Ensor, In het Conservatorium, 1903. Doek 55 x 71,5 cm. Musée d’Orsay, Parijs,
Verschillende affiches en doeken zijn gewijd aan het door Ensor gecomponeerde marionettenballet La Gamme d’amour uit 1911 dat je op Youtube nog steeds kunt beluisteren.
James Ensor, La Gamme d’Amour, 1926. Doek 56 x 45,5 cm. Bonnefantenmuseum, Maastricht foto: Marina Marijnen
Heb je na het zien van zijn hier getoonde schilderijen, prenten en tekeningen nog niet genoeg van Ensor? Wandel dan naar de Koninklijke Bibliotheek (uit het Bozar links en 500 mtr verderop de trappen af) en zet daar op de 3e verdieping je reis door leven en werk van James Ensor voort. Hier zie je nog meer schilderijen, schetsboeken, prenten, ontwerpen voor theaterproducties en foto’s met tekst en uitleg over bevriende families en collega-schilders. Hier is ook aandacht voor de kunstenaarsvereniging Les Vingt, waarvan ‘onze eigen’ Jan Toorop ook lid was. Laat je ogen en-passant gaan over het decor waartegen dit alles getoond wordt: de indrukwekkende trapportalen, de prachtige gestucte plafonds, de stoffering en met kristallen kroonluchters verlichte stijlkamers van het Paleis van Karel van Lotharingen.
Paestum revisited in het RMO… Ongeveer 50 jaar geleden bezocht ik Paestum aan de golf van Salerno. Weg van het door massatoerisme overspoelde Sorrento bevond ik mij helemaal alleen onder de zinderende zomerzon op deze magische plek. Alleen de wind en het geluid van krekels doorbraken de stilte. Terwijl elders bouwwerken uit de Griekse Oudheid gehavend zijn of met de grond gelijkgemaakt, staan de tempels van Paestum na 2500 jaar nog fier overeind. Opgetrokken in de robuuste Dorische bouwstijl; indrukwekkend in al haar eenvoud.
Hoekverband Dorische zuilen Tempel van Athene Paestum
In de 18e eeuw werd de antieke stad Paestum bij toeval herontdekt door ingenieurs die opdracht hadden het zompige gebied droog te leggen. Deze mededeling wekt wellicht bevreemding. Anders dan onder de onder as en puin bedolven gebouwen van Pompeï domineren de tempels van Paestum immers de wijde omtrek. Dit afgelegen gebied werd destijds echter weinig bereisd.
Op een kopie van een Romeinse wegenkaart, de Tabula Peutingeriana, werd de naam van de onbekende stad gevonden: Pestum. De immense tempels inspireerden verschillende kunstenaars tot romantische impressies, zoals Edmund Hottenroths, Wasserbuffel in der Campagna; waarin de leveranciers van de tegenwoordig wereldwijd gewaardeerde buffelmozzarella centraal staan.
Edmund Hottenroth, Waterbuffels in de Campagna met zicht op de tempels van Paestum, 1854, collectie Dorotheum Wenen
Tijdens zijn Italienische Reise deed de dichter Johann Wolfgang von Goethe Paestum eveneens aan. De aanblik van de ‘stumpfen, kegelformigen, enggedrangten Saulenmassen’ die totaal niet pasten in zijn ideeën over de ranke Griekse bouwkunst, ervoer hij als ‘furchtbar’. Eenmaal bekomen van zijn teleurstelling vatte hij toch bewondering op voor deze indrukwekkende voorbeelden van oudheidkundige architectuur, waarna hij zich door J.H.W. Tischbein tegen het decor van de Campagna liet portretteren.
Ook de romanticus William Mallord Turner liet zich op een dag met cattivo tempo letterlijk en figuurlijk overdonderen door de aanblik van Paestum. Het British Museum bezit zijn van rond 1830 daterende indrukwekkende werk Paestum in the Storm.
W.M. Turner, Paestum in the Storm, ca. 1830. British Museum, Londen.
Tot 28 augustus staat Paestum centraal in het RMO. Tijdens een inleiding grapt conservator Ruurd Halbertsma dat de bezoeker hier drie tentoonstellingen krijgt voor de prijs van één.
Poseidonia, zoals de stad door tweede generatie Griekse kolonisten werd gedoopt, kent drie bewoningsstadia. Na de Griekse tijd volgen periodes onder achtereenvolgens Lucanische en Romeinse machthebbers. Kurkmodellen die reizigers van hun Grand Tour als souvenir meebrachten gaven thuisblijvers destijds een idee van de tempels die zij in Paestum hadden bezocht. In de tentoonstelling zie je daar een voorbeeld van.
Anno nu staan eigentijdse visuele hulpmiddelen ons ten dienste. Fantasie is nauwelijks meer nodig. 3-D prints- en reconstructies van de antieke gebouwen, geplaatst tegen een fotografisch decor van het zuid-Italiaanse landschap brengen de bezoeker 2000 jaar terug in de tijd.
Poseidontempel in Paestum foto RMO
Griekse tempels op Italiaans grondgebied; hoe zit dat? Het verhaal van Paestum, zoals de Romeinen de stad noemden, begint rond 600 v. Chr. wanneer Griekse kolonisten zich in deze vruchtbare rivierdelta vestigden. Die vroege nog uit tenten en hutten opgebouwde nederzetting noemden zij Poseidonia. De kolonie groeide uit tot een welvarende stad met tempels gewijd aan Poseidon, Hera, Athena en Aphrodite.
De vroegste munten dateren van rond 530 v.Chr. en dragen de beeltenis van de beschermgod van de stad, Poseidon; herkenbaar aan zijn drietand. Een reeks opgegraven munten illustreert alle achtereenvolgende bewoningsstadia van de stad.
Munt (stater) | Poseidon met drietand, Zilver, 30,3 mm, ca. 530-500 v.Chr., gevonden in Paestum Collectie en foto: Nationale Numismatische Collectie, Amsterdam
Zo’n vijftig jaar na de stichting van de stad werden tussen 560-550 v. Chr. twee aan Hera gewijde tempels gebouwd. Een binnen- en een buiten de muren van de stad, naast de rivier de Silaris.
Voor de constructie van deze tempels pasten bouwers de in hun moederland gangbare bouwstijl toe. Zware op een rechthoekige plattegrond gebouwde zuilen dragen een houten, met terracotta pannen gedekt dak. De cella, het binnenste van het heiligdom, bood ruimte aan het cultusbeeld. Op altaren voor de tempel werden dieren geofferd, die de gelovigen daarna zelf op aten.
De in oude publicaties als basilica aangeduide tempel in de binnenstad, was te oordelen naar de dubbele cella, zowel aan Hera’s hoedanigheid van moeder- als die van krijgsgodin gewijd.
Tempel van Hera, (Basilica), ca. 550 v. Chr., Foto Leonie van Esser.
Behalve bouwstijlen, tradities en gebruiksvoorwerpen hielden de immigranten ook hun verhalen in ere. Ze brachten de aloude mythologische vertellingen aan op de metopen; de gebeeldhouwde reliëfs die de kroonlijst van de tempels sieren. Zoals het geestige, kort en bondig in beeld gebrachte verhaal van Herakles en de Cercopen, waarvan een afgietsel wordt getoond. De als Cercopen aangeduide broers hadden Herakles wapens gestolen. Ze komen er echter niet mee weg en worden door de mythologische krachtpatser gevangengenomen. Hangend aan een stok voert Herakles hen af. Wanneer de jongens in deze oncomfortabele situatie grappen maken over zijn behaarde billen, ziet de held daar ondanks zichzelf de humor van in en stelt de twee op vrije voeten.
Metoop met Herakles en de Cercopen. Tempel de Foce del Sele. 560-550 v. Chr. Museum Paestum. Foto Servaas Nijen.
Odysseus en de Sirenen. Wijnkan. 525-500 v. Chr. Staatliche Museen zu Berlin
Ook het Homerische verhaal van Odysseus die de klip met de verleidelijke, doch levensgevaarlijke zingende zeemonsters Scylla en Charybdis zonder schipbreuk weet te passeren krijgt, getransporteerd op de zuid-Italiaanse Straat van Messina een nieuw decor. Terwijl hij zijn bemanning opdraagt bijenwas in de oren te stoppen, gaat Odysseus zonder oordoppen vastgebonden aan de mast de confrontatie met de sirenen succesvol aan. Deze scène is afgebeeld op een zwartfigurige vaas. Toen Odysseus de doortocht zonder problemen had volbracht maakten de sirenen een eind aan hun leven. Een van de sirenen, Leucosia, zou in de baai van Poseidonia zijn aangespoeld.
Beeldje van een sirene | Brons, 5,4 x 5,2 x 2,5cm., 6de eeuw v.Chr., uit zuidelijk heiligdom in Paestum Foto Massimiliano Marino
In de tentoonstelling wordt een bronzen beeldje van zo’n Sirene: een vrouw met het lichaam van een vogel, getoond. In de vitrines is een rijke verzameling beeldjes uitgestald, die geofferd werden aan de tempelgodinnen. Daartussen valt een bronzen vrouwenfiguurtje op. Ogenschijnlijk heft zij haar hand ter begroeting, maar deze ondersteunde oorspronkelijk een verdwenen korenmaat op haar hoofd. Een inscriptie onthult niet alleen haar identiteit maar ook haar intentie: Phillo dochter van Charmylidas, wijdt een tiende (van de oogst) aan Athena. TATHANA FILLO CHARMYLIDA DEKATAN.
De vindplaats van het beeldje wierp bovendien licht op de naam van de godin aan wie de grote tempel ten noorden van Paestum gewijd was: Athena, de godin van de wijsheid en tactische oorlogvoering. Deze eveneens in de Dorische stijl opgetrokken tempel dateert van rond 500 v. Chr. De kapitelen van de acht zuilen in de voorhal zijn echter versierd met zogeheten Ionische kapitelen. De krulvormige voluten sieren ook het voetstuk van het beeldje van Phillo.
Behalve met complete beeldjes dongen de schenksters met fragmenten van terracotta vrouwenhoofden naar de gunsten van de godinnen. Ook kinderen lieten offergaven achter, daarvan getuigt een terracotta speelgoedpopje.
Om plaats te maken voor nieuwe offergaven werden de oudere schenkingen na verloop van tijd ritueel begraven. Deze depots vormen letterlijk en figuurlijk een ware Fundgrube voor onze kennis omtrent religieuze gebruiken.
In de jaren 470-460 kwam de tempel die het campagnebeeld siert van de grond. De hier gevonden beeldjes van een godin met een granaatappel duiden erop dat ook deze tempel gewijd was aan Hera. Deze iconologie gaat terug op die van de Peloponnesische vruchtbaarheidsgodin Hera van Argos.
Met zuilen van ruim twee meter in doorsnede maakt deze tweede tempel van Hera een monumentale indruk. Op deze zuilen rustte een houten, met terracotta pannen gedekt dak. In de tentoonstelling zijn de deel nog beschilderde waterspuwers te zien waarmee het hemelwater werd afgevoerd.
Deze en de andere tempels in Paestum werden opgetrokken van een lokale steensoort: travertijn. Ter imitatie van marmer werd dit materiaal wit gestuct en voorzien van kleurrijke beschilderingen, die in de loop der zijn verdwenen. Toen deze ontdekking in de vorige eeuw gepubliceerd werd konden vakgenoten en bezoekers van Paestum en de Atheense Akropolis niet geloven dat de romantisch ogende, ruïneuze tempels ooit met primaire kleuren beschilderd waren.
Hera met granaatappel Collectie: Parco Archeologico di Paestum e Velia. Foto: Massimiliano Marino
Ook buiten de muren van Paestum, op de oever van de rivier de Sele zijn, op postume aanwijzingen van de Romeinse auteur Strabo (ca. 64 v.Chr.- ca 24 n.Chr.) de contouren van nog een aan Hera gewijde tempel gevonden. In dit gedeelte werden de eerder besproken metopen met voorstellingen van de mythische helden Heracles en Odysseus gevonden. De tempels die deze reliëfs oorspronkelijk sierden, zijn in de Middeleeuwen voor hergebruik ontmanteld; andere bouwfragmenten verdwenen in kalkovens.
De vondst van een sculptuurtje van Aphrodite bewijst dat in het dorp Santa Venera ten zuiden van Paestum een aan Aphrodite gewijd heiligdom was. Vermoedelijk werden meisjes hier -analoog aan de geboorte van Venus uit de zee- middels een rituele wassing tot vrouw geïnitieerd. Een offervaasje in de vorm van Aphrodite in haar schelp, verwijst naar de oorsprong van dit ritueel.
De eigentijdse kunstenares Samantha Thole geeft in gemengde techniek een impressie van deze heilige gebeurtenis.
Samantha Thole, De Inwijding, Ritorno a Santa Venera, gemende techniek, 2024
Bij het heiligdom van Aphrodite werden ook op ovenwanten lijkende objecten gevonden. Het zijn terracotta modellen van baarmoeders, waarmee de schenksters genezing van vrouwenkwalen en oplossing van vruchtbaarheidsproblemen afsmeekten.
Poseidonia onder de Lucaniërs Rond 420 v. Chr. komt een nieuwe lokale bevolkingsgroep aan de macht: de Lucaniërs. Volgens Strabo waren zij verwant aan de Samnieten. Met de komst van de Lucaniërs ontstaat een hybride samenleving.
Getuige de bebouwing en talrijke archeologische vondsten had Poseidonia zich dankzij landbouw en scheepvaart tot een welvarende stad ontwikkeld. Daar kwamen de Lucaniërs, een volk van huurlingen in het zuidwestelijk deel van Italië, op af. Of zij hier op vreedzame wijze of gewapenderhand aan de macht kwamen is onduidelijk, maar afgaande op contemporaine graven woonden zij hier al in de late 5e eeuw. Van die tijd dateren prachtige wandschilderingen en rijke grafgiften in de vorm van serviezen en met mythologische voorstellingen beschilderde waterkruiken – zogeheten hydria’s- en huwelijksvazen, die aan vrouwen werden meegegeven.
De Lucaniërs gaven hun overledenen een grote hoeveelheid eet- en drinkservies mee in de graven. Aan vrouwen in het bijzonder werd een hydria of een lebes gamikos meegegeven. Dit is een ‘huwelijkskruik’ die werd gebruikt bij de rituele voorbereidingen bij de bruiloft. Vaak werden hier mythologische verhalen op afgebeeld.
Bijzonder zijn de vaas- en wandschilderingen in de mannengraven. Zoals de scène waarin een fiere ruiter, die terwijl hij twee krijgsgevangenen meevoert, verwelkomd wordt door een priesteres met louterend water. De schilderingen in deze elitegraven zijn kennelijk in haast, terwijl de tombe nog niet was gedicht, in de fresco techniek aangebracht. Daarop duiden sporen van regendruppels en onvolkomenheden door onbedoelde aanraking.
De lichaamshoudingen en gelaatsuitdrukkingen van de afgebeelde figuren zijn zeer realistisch. Zo ook de kwetsuren die de strijders elkaar hebben toegebracht. Door een tik met een boksbeugel heeft een van hen een bloedneus. Hij heeft zijn opponent eveneens geraakt: het bloed spuit uit een wond die hij hem in de flank heeft toegebracht. Deze voorstellingen geven een indruk van de sportwedstrijden die de Lucaniërs, evenals de naburige Etrusken, ter ere van een overledene organiseerden. Het programma bestond uit wagenrennen, bokswedstrijden en gevechten van man tot man, waarmee de moed van de overledene werd onderstreept.
Vergelijk de vaas-schildering op een Amfoor, waarop een vader en zijn zoontje, gezeten op een pony, terugkeren van de strijd. Ze dragen strijd trofeeën en worden eveneens begroet door een priesteres.
Vaasschildering, vader en zoon keren teruguit de strijd, Poseidonia ca. 360-330 v.C.coll. RMO
Verschillende wand- en vaas-schilderingen geven impressies van het Griekse symposium. Anders dan in de huidige betekenis van het woord, werd met deze term een –men only– drinkgelag aangeduid. Terwijl zij aanliggen genieten ze van de goede dingen van het leven: muziek, wijn en elkaar.
Bij de tachtig teruggevonden rijkversierde Lucaanse graven steken de rechthoekige tombes uit de Griekse periode maar povertjes af. De zogeheten Tomba del Tufatore vormt daarop echter een unieke uitzondering. Op de vier wanden zijn eveneens scènes van een symposium te zien. Op het deksel zie je de naakte schoonspringer aan wie het graf haar naam dankt. De sprong in het diepe staat mogelijk voor meer dan plezier alleen en symboliseert wellicht de overgang van het leven naar de dood.
Reconstructie graf van de duiker 480-470 v.C.Parco Archeologico di Paestum e Velia.(foto:Arte Selato)
Terug naar de Lucaanse beeldverhalen. Deze weerspiegelen de culturele diversiteit van de Poseidonia, waarin Griekse- en lokale tradities samengaan.
Na de machtswisseling ging het leven kennelijk gewoon door. De kunstenaars bleven in de vertrouwde stijl schilderen en getuige de vele votiefgeschenken bleef de bevolking de drie Griekse godinnen vereren. Afbeeldingen op drinkbekers en zogeheten visborden vullen de kennis over het dagelijks leven in die sinds lang verdwenen multiculturele samenleving aan.
Paestum in de Romeinse tijd. Na de Derde Samnitische oorlog (298-290 v.Chr.) vond wederom een wisseling van de macht plaats. In 273 v. Chr. komen de Romeinen in het verhaal. De Samnitische oorlogen worden geïllustreerd met vaasschilderingen, een gezicht bedekkende Chalkidische helm, scheenbeschermers en een verbazingwekkend anatomisch correct vormgegeven bronzen borstpantser. Een marmeren reliëf met geknevelde krijgsgevangenen en wanordelijk neergesmeten trofeeën geeft een chaotische impressie van het moment na de strijd. De boodschap kan niet verkeerd worden begrepen: Rome is de baas!
De Romeinen herdopen de stad in Paestum en geven haar niet alleen een nieuwe naam, maar met monumentale nieuwbouw van een forum en een amfitheater ook een ander aanzien. Het Grieks-Lucaanse Poseidonia verdween maar vandaag de dag staat de Romeinse bebouwing ook niet meer overeind. Alleen de Griekse tempels hebben de tand des tijds doorstaan. De romanisering van de stad werd krachtig ter hand genomen; Romeinse burgers uit Picenum aan de Adriatische Zee moesten zich hier onder dwang vestigen.
Het uiterlijk van de stad was verand, maar de belangstelling voor de oude Griekse cultuur, zoals het theater, blijft bestaan. Het repertoire van Griekse tragediën wordt aangevuld met Romeinse kluchten. De ten toon gestelde voorbeelden van komische en tragische toneelmaskers zie je terug in de vaasschilderingen. Deze verraden een duidelijke voorliefde voor onderbroekenlol. De acteurs zijn vereeuwigd met dikke buiken, dito billen en wel erg robuuste (namaak)penissen. De stemming steeg kennelijk ten koste van het peil.
Met de kolderieke verbeelding van de heldendaden van Heracles en de avonturen van Odysseus had de Griekse tragedie aldus Halbertsma, plaats gemaakt voor het theater van de lach!
Aanvankelijk floreerde de Romeinse stad, maar daar kwam na de aanleg van de Via Popilia een einde aan. Het zuiden van het voormalig Griekse Italische schiereiland werd in 132 v. Chr. met de aanleg van deze heirweg aangesloten op het Romeinse wegennet. Paestum lag echter uit de route, waardoor de handel een gevoelig klap werd toegebracht.
Van deze periode dateert een stenen uithangbord van een zogeheten Mansio -het motel van de Oudheid- langs antieke ‘autostrada del sole’. De humoristische tekst wil ik u niet onthouden. De eigenaar, op wie de auteur Mary Beard haar Mr. Hotsex baseerde en zijn vrouw informeren de clientèle over de diensten en bijbehorende tarieven die Lucius Calidius Eroticus en Fannia Voluptas hanteren:
‘Lucius Calidius Eroticus plaatste deze steen bij leven voor zichzelf en voor Fannia Voluptas.’ ‘Laten we afrekenen: een karaf wijn en brood, één as.
Warme maaltijd, twee as.’ ‘In orde.’ ‘Het meisje vannacht, acht as.’ ‘Ook in orde.’ ‘Hooi voor de muilezel, twee as.’ ‘Ik ga nog failliet aan dat verdomde beest!’
De vroegere handel raakte in het slop, maar de inwoners van Paestum zetten een nieuwe tak van nijverheid op; de productie van parfum en glazen flesjes om deze te bottelen. Door het gunstige klimaat bloeien de rozen hier tweemaal per jaar. Niet alleen Vergilius, maar ook Ovidius en Martialis bezingen de heerlijke rozengeur in hun gedichten; je leest ze op de wand.
Toch is niet alles rozengeur en maneschijn. Klimatologische veranderingen maken geleidelijk aan een einde aan Paestum. Door kalkafzetting slibben de rivieren in de 3e eeuw dicht met overstroming en moerasvorming tot gevolg. Geplaagd door malaria zoeken de bewoners het vijf km oostwaarts hogerop. Hier stichtten ze een nieuwe stad Caput Aquae, bron van water, het huidige Capaccio. Ze laten hun huizen en tempels achter, maar nemen de antieke stadsgodin Hera mee. Als de Madonna del Granato ondergaat zij voorzien van het attribuut van haar heidense voorganger, een christelijke transformatie.
Conclusie: ondanks de discontinuïteit aangaande de macht is er al millennia lang continuïteit in de verering van de godinnen.
Gelijktijdig met de tentoonstelling over Paestum presenteert het RMO een expositie over Romeinse villa’s die tweeduizend jaar geleden in de heuvels van Limburg te vinden waren. Geen vrijstaande woningen op stand, maar grote commerciële akkerbouwbedrijven, die de regio van graan voorzagen. Naast zo’n luxe, zogeheten villa rustica bevonden zich dienstwoningen, opslagruimtes, stallen, werkplaatsen, siertuinen en grote akkers. Deze omschrijving deed me denken aan de locatie waar Bernardo Bertolucci’s film Novecento uit 1976 zich afspeelt.
Van deze Romeinse bewoningsperiode is nu, behalve op foto’s niets meer te zien, maar opgravingen van zo’n twintig Limburgse villa’s bevestigen het bestaan ervan. Wegens geldgebrek is het uitwerken van het archeologisch veldwerk dat tijdens de eerste helft van de vorige eeuw plaats vond, jarenlang blijven liggen. Met steun van het Mondriaanfonds konden de verstofte aantekeningen en materiële resten de afgelopen jaren alsnog worden bestudeerd. De onderzoeksresultaten zijn in een wetenschappelijke uitgave van het RMO verwerkt en voor belangstellenden eveneens toegankelijk gemaakt in een publieksboekje.
Impressie van de Villa Voerendaal- Ten Hove in het Limburgs landschap rond 200 n.C.
De ontdekking van die Romeinse villa’s in Limburg wekte destijds niet alleen belangstelling van wetenschappers, maar getuige een groepsfoto uit die tijd, ook van enkele met Maxima-waardige hoeden getooide dames en zelfs van meneer pastoor!
Belangstellenden tijdens opgraving aan het begin van de twintigste eeuw
Via de collectiezoeker van het RMO kun je allerlei oude opgravingsfoto’s bekijken. Bebaarde werklieden, hun petten diep over de ogen getrokken, houden tijdens het graafwerk even halt om in de lens van de fotograaf te kijken. Kennelijk doordrongen van de ernst van de zaak, want er kan geen lachje af! Op een van de foto’s zie je in de achtergrond de sinds lang uit het landschap verdwenen hooischelven.
Met foto’s, nauwkeurige archeologisch tekeningen en talrijke bodemvondsten worden de verschillende bewoningsperiodes in beeld gebracht. De publicatie geeft toelichting over de historische context en de expansiedrift van de Romeinen. Daarin wordt de lezer ook geïnformeerd over de positie van Limburg binnen het Romeinse Rijk en de relaties met bondgenoten. Deze voegden zich niet altijd naar de Romeinse mores. Tijdens de Bataafse Opstand van 69/70 keerde de lokale bevolking zich tegen de uitheemse machthebbers. In de bodem van ons land zijn bij alle grensforten langs de Limes, de noordgrens van het Romeinse Rijk, brandsporen van deze revolte teruggevonden. Toen na 83 de rust weer was weergekeerd werden de forten herbouwd en bestuurlijke hervormingen doorgevoerd. Limburg kwam onder het bestuur van de nieuwe provincie Germania Inferior, dat vanuit Keulen, destijds voluit: Colonia Claudia Agrippinensium, werd bestuurd.
Germania Inferior was onderverdeeld in kleinere bestuurseenheden, de zogeheten civitates. Noord-Limburg hoorde bij de civitas Batavorum met Nijmegen (Noviomagus) als hoofdstad. De rest van Limburg ressorteerde onder de civitas Traianensium met Colonia Ulpia Traiana (Xanten) als bestuurszetel. De streek rond Maastricht tenslotte viel onder de civitas Tungrorum, het huidige Tongeren.
Bewoningsgeschiedenisen Grafcultuur
Hypocaustu
De vroegste huizen die uit eenvoudige houten constructies bestonden, werden in de loop van de tijd vervangen door stenen woningen. Dankzij de opbrengsten van het graanland konden de eigenaren hun woningen in de late tweede en vroege derde eeuw steeds mooier maken en voorzien van glazen ramen ook comfortabeler. De villa van Voerendaal-Ten Hove kreeg met een zuilengalerij aan de voorzijde zelfs een mediterraan aanzien. Bij enkele villa’s, zoals Kerkrade-Holzkuil, werden sporen van verwarmde badhuizen gevonden. Badderen moet in deze contreien een synoniem geweest zijn voor bibberen, maar daar hadden de Romeinen iets op gevonden. Met een ingenieus vloerverwarmingssysteem, de zogeheten hypocaustum, werd niet alleen het badhuis, maar ook het water verwarmd. Vanuit een stookruimte, het prefurnium, werd hete lucht onder de op kleine gestapelde stenen rustende vloer gebracht.
Voor een idee van zo’n Romeins badhuis hoef je niet naar Rome. In het Thermenmuseum in Heerlen krijg je een perfecte indruk van een zogeheten Balneum.
Badhuis villa Lemiers tijdens de opgraving
In de tentoonstelling zijn verschillende aan het badhuis gerelateerde objecten te zien. Zoals glazen flesjes en een strigilis, een schraper waarmee de op de huid gesmeerde olijfolie van de huid werd gescrubd. Zeep kenden de Romeinen vreemd genoeg nog niet. Tussen de antieke toiletartikelen bevindt zich een bijzonder kleinood: een bronzen flesje voor badolie in de gedaante van Antinoös de geliefde van keizer Hadrianus.
Grafvondst Bocholtz, bronzen flesje in de vorm van Antinoös, de geliefde (m) van keizer Hadrianus
Wie waren de eigenaren van deze villa’s? Onder hen bevonden zich vermoedelijk veteranen uit het Romeinse leger. Na afloop van hun 25-jarig contract ontvingen deze afzwaaiers het Romeinse burgerrecht en een stuk land. Via een netwerk onderhielden de bewoners van deze villa’s onderling contacten. Daarvan getuigt een bronzen plaatje met opschrift dat door een villa eigenaar uit Xanten werd geschonken aan Marcus Vitalinius.
De bewoners van de villa’s waren aan hun grond gehecht en werden veelal op het eigen landgoed begraven. Sommige doden werden bijgezet in eenvoudige vierkante askisten. Anderen vonden hun laatste rustplaats in fraaie sarcofagen, die aan de buitenkant met beeldhouwwerk en graveringen versierd werden. De sarcofaag van Simpelveld is aan de binnenzijde met gebeeldhouwde reliëfs ingericht als een knus huisje. De overleden dame ligt in -requiem aeternam- relaxed op haar rustbed van waar ze zicht heeft op een afbeelding van haar luxueuze villa. Onder het pannendak zie je zelfs de houten luiken naast de kleine glazen kruisvensters.
De Sarcofaag van Simpelveld, Nivelsteiner zandsteen. 228 x 111 x 3 cm. 150-175 n.Chr. Collectie en foto RMO, LeidenBinnenzijde sarcofaag van Simpelveld
Door haar in de vitrines getoonde persoonlijke bezittingen, waaronder een parfumflesje en een bronzen make-up doosje, komt deze onbekende vrouw uit het verre verleden heel dichtbij. De 3-D reconstructie van deze sarcofaag die je mag aanraken, maakt deze beleving compleet!
De informatie die de contemporaine Romeinse auteur Columella de lezers in zijn De Re Rustica voorschotelt, completeert het beeld dat de archeologische vondsten van het Romeinse landleven in Limburg ons geven. Via een interactieve verkenning kan de museumbezoeker de verschillende bouwstadia van de villa van Voerendaal over een periode van driehonderd jaar volgen.
In de nabijheid van Heerlen werden eenvoudige askisten gevonden. Deze bevatten naast crematieresten wel een keur aan kostbare grafgiften. Flesjes in de vorm van druiventrossen, een klein flaconnetje met smeedwerk in goud en blauw email versierd.
Grafvondsten Heerlen, eind 2e- 1e helft 3e eeuw. Collectie en foto RMO, Leiden.
De ruim 200 archeologische objecten geven niet alleen een inkijkje in het leven van de bewoners van het luxe hoofdgebouw; er is ook aandacht voor de mensen die het land bewerkten. Het dagelijks leven, wonen en werken wordt behalve met persoonlijke bezittingen, gebruiksvoorwerpen en landbouwwerktuigen ook geïllustreerd met sculpturen, mozaïeken en fragmenten van fresco’s.
Het interieur van de villa’s en de badhuizen was niet zelden versierd met wandschilderingen; eenvoudige lineaire decoraties en imitaties van marmer. Bij een villa in Maasbracht kwamen zelfs fragmenten met afbeeldingen van gladiatoren en mythologische figuren tevoorschijn en vermoedelijk: portretten van de bewoners. In de tentoonstelling is daarvan een metershoge reconstructie te zien. Maquettes, 3-D reconstructies en de film over Romeinse villa’s in Limburg brengen het verleden tot leven.
Uitsnede uit de reconstructie van een muurschildering uit de villa van Maasbracht 14,5 x 26 cm. Fresco. 100-200 n.Chr. Collectie en foto: Provinciaal Depot voor Bodemvondsten Limburgh
In deze mooie en leerzame tentoonstelling over het onbekende verleden van Limburg doe ik een interessante ontdekking. Als museumdocent in Museum Castellum Hoge Woerd vertel ik dat de bemanning van de hier ondergebrachte Romeinse platbodem zelf brood moest bakken. Nu weet ik waar dat graan, aangevoerd over waterwegen van Maas-, Waal en Rijn, vandaan kwam. In de expositie zijn zelfs enkele minuscule verkoolde graankorrels te zien. De vruchtbare lössgrond vormde een prima voedingsbodem voor het verbouwen van spelt. Het arbeidsintensieve traject van zaaien tot oogsten wordt geïllustreerd met verschillende traditionele en nieuw uitgevonden landbouwwerktuigen. Interessant is een geavanceerde door een man en muildier aangedreven oogstmachine, de zogeheten Vallus. Een tweede, voor het werktuig lopende man, duwde de halmen met een hark in de met scherpe tanden toegeruste bak waarin de afgesneden rijpe aren werden opgevangen.
Reconstructie van de Vallus, de Romeinse oogstmachine op basis van Reliëfs uit Trier (D) en Buzenol (B)
Op de boerenbedrijven werd niet alleen het door de Romeinen geïmporteerde spelt verbouwd. Er waren ook moestuinen en boomgaarden met eveneens door hen geïntroduceerde appel-, kersen-, noten en abrikozenbomen. De opbrengst vormde een aanvulling op het dagelijks menu. De overproductie werd verhandeld. Ook levende have werd gehouden: koeien, geiten, varkens en schapen en eveneens uit het zuiden meegenomen kippen. De scharreldieren kregen een belletje om, opdat ze niet verloren zouden lopen. Behalve vlees leverden de dieren materiaal om kleding, schoeisel en gebruiksvoorwerpen te maken, waarmee de welvarende Romeinse villa’s grotendeels zelfvoorzienend waren.
Aan het eind van de 2e eeuw begint het tij echter te keren. Brandsporen in de bewoningslaag van die periode duiden op onrust en misschien zelfs opstand van de lokale bevolking. Bodemvondsten van later datum geven aan dat de bewoners deze dip weer te boven kwamen. Ze houden stand, maar ten tijde van de zogeheten soldatenkeizers (284-285) neemt de onrust weer toe. Met bestuurlijke hervormingen en versterkingen van de limes probeerde keizer Diocletianus (284-305) de neergang af te wenden. Daartoe werden in Germanië gerekruteerde hulptroepen, de zogeheten foederati, ingezet. In de bodem van Kessel werd een schat gevonden, bestaande uit 13 gouden munten en een verzilverde deels goud vergulde helm die daar in een onrustige tijd mogelijk in veiligheid werd gebracht. De voorwerpen kunnen echter ook als offer aan de aarde zijn toevertrouwd. In dat geval werpt de vondst interessant licht op de religieuze beleving in die die dagen. Dat de helm, gesierd met het Christusmonogram, een andere god was toegewijd dan die welke de Romeinen vereerden, was kennelijk geen probleem.
Verzilverde en vergulde helm en zes munten uit de schatvondst van Kessel
Haantje brons en email, coll.Limburgs museum
In Limburg werden vaker offers gebracht, ook aan lokale goden. Bij een heiligdom boven Sittard werd een bronzen met email versierd haantje gevonden. De inscriptie onthult dat Ulpius Verinus, veteraan van het zesde legioen in Brittannia, het schonk aan de (lokale ‘Limburgse’) godin Arcanua.
Door externe factoren als binnenvallende volken en interne bestuurlijke problemen en corruptie brokkelde de wijdverspreide macht van Rome geleidelijk aan af. In de late derde eeuw kwam aan de bewoningsgeschiedenis van de Romeinse villa’s in Limburg een einde. De gebouwen werden verwoest, afgebrand en verlaten.
In 476 n. Chr. was het gedaan met de Romeinse oppermacht in West-Europa. Frankische foederati grepen de macht, waarmee het Merovingische Rijk begon.
Het slotakkoord van de tentoonstelling wordt gevormd door een beker en een beeldje van een beer; objecten die vermoedelijk als ‘verlatingsoffer’ aan de aarde werden toevertrouwd door mensen die huis en haard moesten achterlaten.
Offervondst uit Kerkrade-Winckelen terracotta beer en spreukbeker aardewerk.
In het Limburgse landschap is er niets meer van de zien, maar de archeologische vondsten leggen een stille getuigenis af van de bloeitijd van de villa rustica in het zuiden van ons land.
De tentoonstelling kwam tot stand in samenwerking met het Limburgs Museum in Venlo en het Thermenmuseum in Heerlen, waar deze na 25 augustus, resp. van oktober tot april- en van juni tot oktober 2025 te zien zal zijn. In Heerlen kun je meteen een kijkje nemen in het welhaast kosmopolitisch badhuis dat hier in eerste aanleg rond 40 n.Chr. werd gebouwd. Behalve baden kon je in Coriovalum ook sporten in de Palaestra, genieten van een massage en na afloop wat eten of winkelen.