Gustav Klimt. Geïnspireerd door Van Gogh, Rodin en Matisse. Tot 9 januari in het Van Gogh Museum.

Gustav Klimt Waterslangen II, 1904, bewerkt 1906-1907 Olieverf op doek, 80 × 145 cm Privécollectie

Wie de tentoonstelling Gustav Klimt Golden Boy tegen de looprichting in betreedt, zou de moed om de opstelling vanaf het begin te gaan zien zomaar in de schoenen kunnen zakken. Bezoekers liggen ogenschijnlijk uitgeteld op zo’n tien tweepersoons fatboys. Uitgeteld zijn ze echter geenszins maar de indrukken van deze prachtige tentoonstelling moeten gewoon nog even bezinken!                                                   

Na tweemaal te zijn uitgesteld is Gustav Klimt (1862-1918) eindelijk aangekomen in Amsterdam. Deze gebeurtenis haalde op 5 oktober jl. de uitzending van Nieuwsuur. Na het wereldnieuws was het tijd voor iets moois, aldus presentatrice Mariëlle Tweebeeke. Het achter haar geprojecteerde schilderij Waterslangen II wordt na zestig jaar voor het eerst weer aan het publiek getoond.
Daarna vertelt conservator Edwin Becker enthousiast dat een voor onmogelijk gehouden wens toch gerealiseerd kon worden: een getrouwe reconstructie van Klimts Beethovenfries. Tot 9 januari zijn vierentwintig schilderijen en twaalf werken op papier van Klimt zelf te zien naast werken van andere kunstenaars. De meeste bruiklenen komen uit de Österreichische Nationalgalerie Belvedere, andere zijn van musea en privécollecties uit de hele wereld ingevlogen. Klimts meest iconische werk De Kus is er echter niet bij.  De ‘Nachtwacht van de Oostenrijkers wordt, evenals Van Goghs Zonnebloemen nooit uitgeleend. Dat geldt ook voor het portret van Adèle Bloch-Bauer I in de New Yorkse Neue Galerie. Het werk werd na jarenlang juridisch gesteggel -verfilmd in The Woman in Gold- door het Belvedere met tegenzin teruggegeven aan een in de VS woonachtige erfgename.

Gustav Klimt De kus (Geliefden), 1908-1909 Olieverf, goud, zilver, platina, lood, messing op doek, 180 × 180 cm Belvedere, Wenen

Klimts werk wordt gerelateerd aan de in de subtitel genoemde inspiratiebronnen: Van Gogh, Rodin en Matisse, maar daar blijft het niet bij. Op overtuigende wijze laten de samenstellers van de expositie nog meer invloeden zien. En wat blijkt? Gustav Klimt was een veelzijdig en productief kunstenaar, maar hoe vernieuwend ook hij was geen eenzaam genie.  

In een chronologische opstelling zijn de verschillende artistieke fases en de verwerkte invloeden goed te volgen. Zijn vroege werken ademen nog een klassieke academische sfeer. Verenigd in de zogenoemde Künstler Compagnie, vervaardigde hij samen met zijn broer Ernst en collega Franz Matsch schilderingen in het Weense Burgtheater en het trappenhuis van het Kunsthistorische Museum. Behalve Egyptische, Griekse en Byzantijnse kunst is invloed van de in het Friese Dronrijp geboren Sir Lourens Alma Tadema evident. Niet alleen in de oudheidkundige ontleningen maar, vooral in diens welgevormde staande of languissant liggende vrouwelijke naakten.


Wiener Secession 
Na de dood van zijn broer Ernst in 1892 slaat Klimt een nieuwe weg in. In 1897 richt hij met Carl Moll, Josef Engelhart en Max Kurzweil de Wiener Secession op. De leden van dit kunstenaarscollectief bevrijdden zich van de door de kunstacademie gedicteerde regels. Over de grenzen zoeken zij naar vernieuwing op artistiek en intellectueel gebied. Waar Klimt zijn inspiratie ook vandaan haalde, hij kopieerde zijn voorbeelden nooit klakkeloos. Hij boog het bewonderde motief, de techniek of compositie om naar zijn eigen stijl. Van een gevierd academisch geschoolde historieschilder, ontwikkelde Klimt zich tot een modernist. Voor de Weense avant-garde belichaamde hij de toekomst, maar zijn vernieuwingen werden niet door iedereen gewaardeerd. In de ogen van de gevestigde orde was Klimt een enfant terrible!

Foto Moriz Nähr, Leden van de Secession bij opening van de 14e expositie: de Beethovententoonstelling in 1902

Drie indrukwekkende plafondschilderingen met personificaties van de Filosofie, Geneeskunde en Jurisprudentie die hij in 1900 voor de universiteit van Wenen had gemaakt werden wegens het vele naakt, door de professoren geweigerd. Smaken verschillen: op de Wereldtentoonstelling in Parijs ontving Klimt er een gouden medaille voor! De originele schilderingen zijn tijdens WOII verloren gegaan, maar in de expositie geven zwart-wit foto’s en een gekleurde reproductie een idee van de impact die deze werken ten tijde van het fin de siècle in het conservatieve Wenen veroorzaakten. Niet helemaal onbegrijpelijk, wanneer je de chaotische wirwar ziet van door elkaar krioelende lichamen die associaties oproepen aan middeleeuwse voorstellingen van de wederopstanding des vlees!

Zijn boosheid over deze kwestie en het gevolg daarvan, een misgelopen aanstelling als hoogleraar aan de Weense Academie, verwerkte hij in een schilderij. Met het doek dat nu als Goudvissen bekend is, maar oorspronkelijk de titel Aan mijn critici droeg, gaf Klimt een niet mis te verstane reactie op deze gang van zaken.    

Wat in de expositie niet te zien is wordt ruimschoots gecompenseerd door iconische topstukken die er wel zijn. Zijn goud omlijste Judith van 1901 uit het Belvedere, het portret van Emilie Flöge van 1902 uit het Wien Museum en het portret dat Klimt in 1913 maakte van Eugenia Primavesi uit het Toyota Municipal Museum in Tokyo en Klimts onvoltooide de Bruid.

Beethoven fries in het Secessionsgebouw

Beethovenfries                                                                      
Het absolute hoogtepunt van de expositie vormt de gereconstrueerde zaal met het Beethovenfries dat Klimt in 1901-02 aangebracht heeft in het Secessionsgebouw. Bij het betreden van de expositie krijgt de bezoeker via een op de originele situatie geënte muuropening meteen zicht op Klimts magnum opus. Een bizar stripverhaal over de zoektocht van de mens naar geluk. Op die levensweg ontmoet de aardse pelgrim nogal wat verleidingen, tegenslagen en gevaren, verbeeld als vijandige krachten. Maar het komt goed: onder de (denkbeeldige) tonen van Beethovens slotkoor bereikt de mens de vervulling; weergegeven als een variant op Klimts overbekend Kus: …’ Diesen Kuss der ganzen Welt’…. Het werk, gebaseerd op een tekst van Richard Wagner, is een hommage aan Beethovens Negende Symfonie uit 1846. Onder de schilderingen worden daarmee corresponderende voorstudies getoond. De bezoeker ziet hier en passant ook nog een reeks intieme, erotische tekeningen. Met schetsen waarin vrouwelijke seksualiteit het hoofdthema is sloot Klimt aan bij de revolutionaire ideeën van de psychoanalyticus Sigmund Freud.

Gustave Klimt Beethoven fries, Het verlangen naar geluk 1902 (met de gouden ridder)

De ritmische herhalingen en slanke figuren in dit in verf genoteerde epos over strijd en overwinning, verlangen en verlossing weerspiegelen invloeden van de beeldhouwer George Minne en de symbolist Jan Toorop. In het grafische lijnenspel met grote kleurvlakken zijn bovendien invloeden van Franz von Stuck, Ferdinand Hodler en de Schotse naaldkunstenares Margaret Macdonald Macintosh aanwijsbaar. Van deze inspiratiebronnen worden treffende voorbeelden getoond.

Margaret Macdonald Mackintosh Geborduurde panelen, ca. 1902-1904

In de geborduurde panelen van Margaret Macintosh springt het gebruik van goud, vergulde knopen en het Egyptische oog dat Klimt ook veelvuldig gebruikte, meteen in het oog. Wanneer ik een ogenblik stilsta bij het jaar waarin zij haar werk voltooide, rijst de vraag: wie beïnvloedde wie?
Staand voor deze panelen zie ik met een schuin oog ook al de volgende inspiratiebron: de symbolist Jan Toorop. Een werveling van welhaast psychedelische vormen, waarin goede en kwade machten om de voorrang lijken te strijden. Zoals in De Sfinx, dat Klimt elders ook als inspiratiebron gebruikte. Hetzelfde lijnenspel zien we ook in Toorops eveneens in monochrome goudtinten uitgevoerde Drie Bruiden uit Otterloo.

Jan Toorop, De Sfinx, 1898. Kunstmuseum Den Haag

In de catalogus wordt nog een werk van Toorop getoond: een allegorische voorstelling van 1898 uit de Fundatie in Zwolle. De langs de bovenzijde, vlak onder het plafond van het Beethovenfries, zwevende personificaties van menselijke verlangens vertonen verwantschap met Jan Toorops vliegende figuur. En ook het in fantasievolle, beweeglijke stijl uitgevoerde Waterslangen II uit 1904 vertoont onmiskenbaar echo’s van Toorop.

Gouden periode
Het Beethovenfries is de opmaat naar Klimts gouden periode. Geïnspireerd door de goudglanzende Byzantijnse mozaïeken in Ravenna begon Klimt veel bladgoud te verwerken. Dat zijn vader goudsmid was zal daarbij wel geholpen hebben. Judith uit 1901 is daar het eerste voorbeeld van.

Gustav Klimt,Judith, 1901 Olieverf en bladgoud op doek, 84 × 42 cm Belvedere, Wenen

Het verhaal van Judith is geboekstaafd in het voor protestanten gelijknamige apocriefe Bijbelboek. Deze Joodse weduwe leefde ten tijde van de Assyrische koning Nebukadnezar. Uit op expansie geeft hij de legeroverste Holofernes opdracht om de stad Bethulië te veroveren. Tijdens het beleg van de stad loopt Judith -zogenaamd- over naar de vijand. Nadat zij Holofernes het hoofd op hol heeft gebracht, maakt zij hem met hulp van haar bediende Abra, een kopje kleiner. Zo verwerft zij zich een plek in de galerij van Bijbelse heldinnen. De compositie is geïnspireerd op De Zonde (1893) van zijn tijdgenoot Franz von Stuck. Klimt geeft de oudtestamentische Judith weer als een zelfverzekerde Joodse vrouw, van het type dat hij uit eigen waarneming kende. Klimt mocht verschillende echtgenotes van Joodse bankiers en industriëlen tot zijn clientèle rekenen, zoals Adèle Bloch-Bauer. Met het aannemen van deze portretopdrachten zou Klimt zich hebben afgezet tegen de antisemitische houding van de conservatieve adel en de gevestigde orde.

Gustav Klimt Adele Bloch-Bauer I, 1907 Olieverf, zilver en goud op doek, 138 × 138 cm Neue Galerie New York

Damesportretten
In Klimts vroege damesportretten zie je invloeden van James Abbott MacNeill Whistler. Diens langgerekte gestalten aangeduid met muzikale namen spraken zeer tot Klimts verbeelding. Dat geldt ook voor het werk van de Belgische symbolist Ferdinand Khnopff, dat in 1898 in de eerste tentoonstelling van de Secession te zien was. De subtiele kleurschakeringen uit deze periode, maken na 1900 gaandeweg plaats voor een nieuwe expressievere vormentaal.
Klimts grote vrouwenportretten, geplaatst voor een non-descripte decoratieve achtergrond, worden in dialoog gepresenteerd met werk van John Singer Sargent en James Abbot MacNeill Whistler. In de steeds fantasievoller uitgevoerde portretten zijn alleen de inkarnaat partijen nog realistisch. En hoewel monumentaal, ten voeten uit geschilderd, ontbreekt het voetenwerk op vrijwel elk portret. Leuk zijn ook de stille getuigen van Klimts fascinatie voor Japanse prentkunst. Een passie die hij met Vincent van Gogh en Paul Gauguin deelde. Daarvan getuigt niet alleen het op Japanse rolschilderingen geïnspireerde langgerekte formaat, maar ook de signatuur die hij in zijn latere werken aanbracht in de vorm van een Japans stempeltje.


In Klimts latere portretten zie je echo’s van de Parijse werken van Henri de Toulouse-Lautrec en Kees Van Dongen. Ook het sensuele lijnenspel van Auguste Rodin en de gewaagde kleurencomposities van Henri Matisse drukten een belangrijk stempel op Klimts late werk. Het prachtige portret van Emilie Flöge met wie Klimt een levenslange vriendschap onderhield, geldt als een sleutelwerk. Gehuld in een van haar eigen creaties, blikt de destijds befaamde modeontwerpster van reformjurken, zelfverzekerd de wereld in. Bijzonder zijn ook de kleurrijke portretten van Adèle Bloch-Bauer II uit 1912 en Eugenia Primavesi dat Klimt in 1913 vervaardigde. Ze worden aan het einde van de tentoonstelling met Klimts onvoltooide Bruid als een drieluik gepresenteerd. Eugenia en Adèle lijken op grote uitgeknipte poppen die tegen het behang zijn aangeplakt.  Friederike Maria Beer die in 1916 door Klimt werd geportretteerd, gaat zelfs helemaal op in de achtergrond van Aziatische figuren, die haar als in een koortsdroom omringen. Denkend aan de Japanse figuurtjes in zijn portret van Père Tanguy herkennen we invloed van Van Gogh. Daarnaast leed Klimt hier aan horror vacui! Alleen haar gezicht, hals, handen èn voeten zijn realistisch weergegeven alsook het bontje om haar hals. In de tentoonstelling ziet de bezoeker nog een echt element; de japon is gemaakt van een textielontwerp door een kunstenaar van de  Wiener Werkstätte, met de wegens de golven van de zee toepasselijke naam Marina. Voor haar staat een bankje dat kunstenaar Bas van Beek, die ook de tegenoverliggende gouden wand ontwierp, met dit motief bekleedde.

Emilie Flöge, 1902 (met aanpassingen tot 1908) Olieverf op doek, 178 × 80 cm Wien Museum

Landschappen en late werken
Tijdens de 16e Secessions tentoonstelling in 1903 zag Klimt Van Goghs De vlakte van Auvers uit 1890. De bonte bloemenrand in de voorgrond inspireerde Klimt tot beeldvullende bloemstillevens. In de Laan naar Kasteel Kammer zie je Van Goghs grillige boomtakken met donkere contouren uit de Roze Boomgaard terug, geschilderd met een dik aangebrachte, pasteuze toets.  landschappen worden eveneens naast werk van Van Gogh, Monet, Khnopff, Van Rysselberghe en Munch getoond. Het is leuk om rustig door deze zaal te wandelen en zelf de invloeden te ontdekken.   


Het slotakkoord van de expositie vormt de monumentale onvoltooide Bruid. Het stond op de schildersezel toen Klimt in 1918, nog maar 56 jaar oud, aan een longontsteking overleed. Grote delen van het schilderij zijn onbeschilderd. Een geluk bij een ongeluk, want het maakt duidelijk hoe Klimt zijn composities en kleurenpalet opbouwde.


De samenstellers van de tentoonstelling concluderen dat Wenen tijdens Klimts leven van een conservatieve Habsburgse residentie was uitgegroeid tot een moderne Europese metropool. Van de artistieke vrijheid en vooruitgang, waar Klimt en zijn collega’s zich voor hadden beijverd, was enkele tientallen jaren na Klimts dood niets meer over. Een deel van zijn werk zou geroofd worden door de nazi’s, een ander deel raakte verspreid. Vanuit de hele wereld is zijn werk in deze unieke tentoonstelling samengebracht. Tot 19 januari in Amsterdam te zien. Daarna reist de expositie naar Wenen, waar de expositie van 3 februari tot 29 mei te zien zal zijn.  

Bibliografie:                                                                                                                           
G. Fliedl, Gustav Klimt, 1862-1918: The Worl in Female Form, Keulen 2009                   
Film The Woman in Gold 2015                                                                           
Cavenago & L. Spano, Gustav Klimt: het complete geschilderde werk, Noordwijkerhout, 2019.                
S. Auer & E. Becker, Klimt: Geïnspireerd door Van Gogh, Rodin, Matisse, Amsterdam, 2022.      
CD Aangenaam Klassiek 2022 plus boekje over Vincent van Gogh den Gustav Klimt.

Link: Van Gogh Museum Golden boy Gustave Klimt

Gospel: Muzikale reis van Kracht en Hoop, t/m 10 april in Museum Catharijneconvent

Zangeres en co-curator Shirma Rouse zingt gospel. Foto Maarten Laupman

Met de nieuwe tentoonstelling Gospel: Muzikale reis van Kracht en Hoop laat het Catharijneconvent een krachtig nieuw geluid horen!
Hoe breng je muziek die eeuwenlang voornamelijk via mondelinge overlevering werd doorgegeven in een museale context in beeld?

Conservator Rianneke van der Houwen en gospelzangeres Shirma Rouse lieten zich inspireren door de muziek en elkaar: …’wij halen het beste in elkaar naar boven’… Dat is mooi, maar nog niet genoeg om zo’n complex onderwerp in een aansprekende tentoonstelling te presenteren. Een team van deskundigen stond hen bij.

Na een korte inleiding op de tentoonstelling neemt zangeres en co-curator Shirma Rouse de microfoon over. Voor de aula van het Catharijneconvent zich met haar prachtige stem vult licht Shirma toe dat Gospel voor haar a lifestyle is. Met een swingende vertolking van ‘I just want to praise you’ krijgt ze de aanwezige journalisten, eerst nog wat aarzelend, maar al snel handenklappend en swingend op de been.

Gelegenheid voor een verzoeknummer was er helaas niet, maar dat gemis werd in de klankkleurrijke expositiezalen ruimschoots gecompenseerd. Toegerust met koptelefoon en audiotour wandelt de bezoeker door de expositiezalen, waar steeds vanzelf aan het daar gepresenteerde onderwerp gerelateerde muziek doorkomt.  

De tentoonstelling is zeker ook aantrekkelijk voor jongeren, maar de doorsnee bezoekers van het Catharijneconvent, de 50-plussers, zullen veel Aha momenten beleven. Zij horen de liedjes terug die in de jaren ’60 nog op de lagere school werden gezongen: Go down Moses, Michael Row the boat ashore en Swing low, Sweet Chariot… Ook de gospelhits uit de jaren ’60 en ’70 zorgen voor nostalgie.  

Mahalia Jackson en anderen : Palaver ’64, Nederlands Bijbel Genootschap, 1965 Particuliere collectie

Zelf was ik er nog niet bij toen Mahalia Jackson in de Utrechtse Jaarbeurs de harten van 23.000 duizend protestantse jongeren veroverde. Met foto’s en video’s komt deze door het Nederlands Bijbelgenootschap georganiseerde jeugdmanifestatie weer tot leven. Voor haar als beroemde zwarte zangeres gingen deuren open die voor anderen gesloten bleven. Op de vraag hoe dat nou was antwoordt ze met haar typisch zuidelijke accent dat het geweldig was, maar … ‘at home I was just a negro woman’

Koorgewaad gedragen door leden van Friendship Gospel Choir, Baarn
Nederland 1992
Sophia Franklin en Edith Casteleyn

Ook haar eveneens in het kerkkoor geschoolde generatiegenoten Sister Rosetta Tharpe, Clara Ward en later ook Aretha Franklin kwamen de kerk uit en droegen hun liefde voor de Heer in hun gospels metterdaad uit. Aan deze kweekvijver van gospelzangers herinnert een met regenboogkleuren gesierd koorgewaad. De symbolische kleuren hadden nog niet de betekenis van nu, maar stonden voor de hoop dat God zal zorgen voor een nieuwe wereld. Het gewaad zelf stond voor de overtuiging dat voor God allen gelijk zijn; gelijke monniken, gelijke kappen.

Bij vele luisteraars en beoefenaars bracht gospelmuziek troost en blijdschap. Vooral in de kerk, maar later ook op concertpodia en in uitgaansgelegenheden. De carrière van veel zwarte zangeressen begon als gezegd in de kerk, zoals ook te zien in de Netflix serie Greenleaf.

Clara Ward, Gonna Build A Mountain, Philips, Nederland 1965, Particuliere collectie

Sister Rosetta Tharpe en Clara Ward droegen hun liefde voor de gospels niet alleen op concertpodia uit, maar ook in nachtclubs. Critici meenden dat hier een grens werd overschreden. Ook Mahalia Jackson ging dit te ver. Interessant is het interview waarin een witte dominee een nachtclubeigenaar aanspreekt op de in zijn ogen godslasterlijke optredens in nachtclub Sweet Chariot. De aangevallen man zegt het niet, maar ik denk aan de verhalen uit mijn jeugd: over een liefdevolle Jezus die zich om zondaren en eenvoudige van geest bekommerde.

In 1963 was ik oud genoeg om onder de indruk te raken van televisiebeelden van Dominee Martin Luther King’s Marsh to Freedom. In de aan dit onderwerp ingerichte kloostergang klinkt het uit aller kelen: We shall overcome; de tekst is geprojecteerd op een gebrandschilderd raam. Ook de beelden die in 1968 na de dodelijke aanslag op de voorvechter van de Civil Rights Movement werden uitgezonden staan nog op mijn netvlies gegrift. Dat de vrouw van de moordenaar ook Marina heette, bezorgde mij als kind plaatsvervangende schaamte.    

De tentoonstelling verduidelijkt de geschiedenis, de verspreiding en ontwikkeling van de gospelmuziek. Het muzikale genre, waarin de blijde boodschap van het Evangelie wordt bezongen, vindt haar oorsprong in de spirituals. De liederen die slaafgemaakten op de katoenplantages in de zuidelijke staten zongen om het zware werk te kunnen volhouden. Het zorgde niet alleen voor een ritme waarop de arbeid ‘lichter’ viel, maar ook voor kracht en hoop.

The Great Migration
Na afschaffing van de slavernij in de Verenigde Staten in 1865 trokken velen noordwaarts in de hoop op een beter bestaan. Behalve wat schamele materiële bezittingen ging gospelmuziek als geestelijke bagage mee. In de twintiger en dertiger jaren kwam het genre ook in het noorden tot bloei. Bestaande maar ook nieuwe gospels worden in 1921 in de bundel Gospel Pearls bijeengebracht.  Dan wordt ook de term gospel gangbaar voor liederen die voorheen meest als spirituals aangeduid werden.  

Storefront Church Russel Lee, Chicago 1941, Washington, D.C., Library of Congress

In leegstaande winkelpanden, de zogenoemde storefront churches, organiseerden de migranten hun eigen kerkdiensten. De luidruchtige met muziek en handgeklap begeleide diensten vonden in de ogen van veel eigentijdse gelovigen geen genade. Tegenwoordig is dat wel anders; in New York kun je deelnemen aan een gospeltour; een excursie naar een zwarte kerkdienst in Harlem en Brooklyn.

Religie en muziek hield menigeen op de been, want ook al was de slavernij afgeschaft de voormalige slaafgemaakten werden voortdurend achtergesteld. Door invoering van de segregatie wetten werden de Afro-Amerikanen gescheiden van de witte Amerikanen. Die wetten werden naar een eigentijds spotlied over zwarten, vertolkt door een witte man met een black-face, Jim Crow wetten genoemd. Racisme was en is diepgeworteld in de VS en helaas ook nog op veel andere plaatsen.

De tentoonstelling gaat slechts zijdelings in op het slavernijverleden. Vorig jaar besteedden  verschillende musea, waaronder het Rijks, daar in het kader van de herdenking van de afschaffing van de slavernij al veel aandacht aan en 2023 wordt het herdenkingsjaar Slavernijverleden. In het Catharijneconvent ligt de focus op de muziek en wat die muziek teweegbracht.

In een van de zalen worden authentieke trommels getoond. Van oudsher gaven deze het ritme van de muziek aan. Op de plantages in Zuid-Amerika en Suriname werden de drums ook als communicatiemiddel gebruikt. Niet alleen om onderling boodschappen door te geven, maar ook om contact te krijgen met de geesten van voorouders. Omdat trommels in de VS verboden waren, werden de spirituals in de kerk begeleid door handgeklap en gestamp. Tegen de wand worden beelden geprojecteerd van de film die Gershwin Bonevacia over dit onderwerp maakte. 

De Blauwe Schuit: Paul Robeson zingt,  Hendrik Nicolaas Werkman (drukwerk), Hendrik Marsman (gedicht), december 1942, Den Haag, KB, de nationale bibliotheek 

En ook in Nederland wint de gospel terrein. In een van de vitrines zijn muziekboeken te zien, waaronder een uitgave van nieuwe gospels geschreven door Paul Robeson. De omslag van een gedicht door Hendrik Marsman, Paul Robeson zingt, wordt gesierd met een portret van een zingende zwarte man door Ploeg kunstenaar Hendrik Werkman. Tussen de geëxposeerde boeken en bundels ontdek ik een voor een speciale doelgroep uitgegeven versie van de Heilige Schrift: de Slave Bible, ja zo luidt de titel echt, uit 1807. Om te voorkomen dat de lezers op rebelse ideeën zouden komen zijn hele hoofdstukken weggelaten. De uittocht uit Egypte van het onder slavernij gebukt gaande volk van Israël ontbreekt. Ook veelzeggende passages uit Paulus Brieven aan de Galaten, waarin hij spreekt over  christelijke vrijheid, ontbreken, zoals: …Er zijn geen Joden of Grieken meer, slaven of vrijen, mannen of vrouwen – u bent allen één in Christus” … u bent geen slaaf meer …’.

Rode Draad
De ontwikkeling van de gospelmuziek loopt als een rode draad door te expositie. Steeds weer vormden de oude spirituals een inspiratiebron voor nieuwe muziekgenres. Film- en muziekfragmenten geven voorbeelden van Jazz, rock-‘n-roll, soul, pop, r & b en hedendaagse hiphop. In ons land begon de waardering voor gospels in het laatste kwart van de 19e eeuw.

The Jubilee Singers of Fisk University VS (Photo by Hulton Archive/Getty Images)
Buste Koning Willem III

Bezoekers horen en zien hoe de Fisk Jubilee Singers Nederland in 1877  ‘van Goes tot Leeuwarden’ lieten kennis maken met de spirituals. Ze traden zelfs op voor Koning Willem III, wiens portretbuste in deze sectie getoond wordt naast een foto van de zangers. Met hun optredens zamelden zij geld in voor de Fisk University, waar voormalig slaafgemaakten konden studeren.

Een kleine 100 jaar later werd Oh Happy Day van de Edwin Hawkins Singers een wereldhit. Gevolgd door Aretha Franklin met haar vertolking van Amazing Grace. Van troostrijke muziek in de dagen van de slavernij en de eerste decennia na de afschaffing daarvan, wordt gospelmuziek steeds populairder en steeds meer een vehikel voor protest tegen maatschappelijke ongelijkheid en onrecht.                
Een met platenhoezen beklede wand geeft een visuele samenvatting van de meest uiteenlopende gospelzangers en witte musici voor wie zwarte muziek een inspiratiebron was. Van vroege thans minder bekende namen tot Elvis Presley’s gospelalbum How Great though art heruitgegeven in 1987,  Whitney Houston’s The Preacher’s Wife uit 1996 en Simon and Garfunkel’s  Bridge over Troubled Water uit 1970 om enkele namen te noemen. En meer recent: MC Hammer met Pray, 1990, Kanye West, Jesus Walks uit 2004 en Snoop Dog’s Bible of Love uit 2018. Tevergeefs zocht ik naar Dusty Springfield of is zij wegens toe-eigening inmiddels weggesaneerd? Haar authentieke vertolking van Son of a Preacherman bezorgde haar in 1968 de eretitel queen of white soul.

Voor het hier en nu laat de expositie rapper Typhoon aan het woord. Voor hem is muziek een spreekbuis voor de overtuiging: Black Lives Matter. Enkele originele spandoeken, die in protestmarsen werden meegedragen hangen nu in het Catharijneconvent.

Slotakkoord vormt een video-installatie van Emma Lesuis, met een impressie van gospel in Nederland. In vier kerken in ons land filmde zij samenkomsten waarin gospelmuziek nog altijd een belangrijke rol speelt. Gospel was en blijft een muziekvorm, waarin mensen goddelijke inspiratie ervaren en een boodschap van geloof, hoop en liefde uitdragen.

Museum Catharijneconvent :  Gospel, muzikale reis van kracht en hoop                                                     

Geverifieerd door MonsterInsights