Japanse Prenten in het Rijksmuseum, Japan Modern, Collectie Elise Wessels, nog t/m 11 september 2016.

 

Denkend aan Japanse prenten zie ik een golf die eigentijdse surfers wellicht in extase zou brengen, maar anderen veeleer angst zou inboezemen: de Grote golf door Hokusai……

Katsushika Hokusai_The Great Wave off Kanagawa
Katsushika Hokusai (1760-1849), De grote golf van Kanagawa,1830-1833, Kleuren houtsnede.

Overweldigend die aanrollende natuurkracht en in het golfdal, een boot met nietige roeiers, die vast doodsangsten uitstaan. Aan de horizon in westers perspectief, het rustgevende baken van de Japanners, de berg Fuji.

De prent van Hokusai uit 1832 is in de tentoonstelling van de collectie van Elise Wessels niet te zien. De prenten die er wel zijn dateren van na 1900 en zijn gemaakt door vertegenwoordigers van twee moderne stromingen in de Japanse prentkunst; de zogeheten Shin hanga en de Sosaku hanga. Begin twintigste eeuw gaven zij op verschillende wijze invulling aan de traditionele houtsnede techniek. De Shin hanga brachten hun visie op de moderne tijd op meer traditionele wijze in beeld met geïdealiseerde vrouwenportretten en sfeervolle landschappen, zoals Kawase Hasui’s De Yuhi Waterval en Winter in Arashi uit 1920.

Kawase Hasui (1883-1957)_waterval
DE YŪHI WATERVAL, SHIOBARA, Kawase Hasui (1883-1957), 1920, P0810. Collectie Elise Wessels – Nihon no hanga
Kawase Hasui (1883-1957)_Winter in Arashi
WINTER IN ARASHI, Kawase Hasui (1883-1957), 1921, P0801. Collectie Elise Wessels – Nihon no hanga

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De Sosaku hanga zou je de avant-gardisten van de Japanse prentkunst kunnen noemen. Evenals hun kunstbroeders in het westen vonden zij inspiratie in het moderne stadsleven, de scheepvaart en industrie.

Een tentoonstelling om blij van te worden. Prachtige klassieke Japanse thema’s met soms ook een toetsje moderniteit bij de Shin Hanga enerzijds en impressies van het moderne leven bij de Sosaku Hanga anderzijds.

Als je goed kijkt herken je ook artistieke westerse invloeden in de getoonde prenten; of is er sprake is van synchroniciteit ? Op deze vraag kom ik nog terug.

Elise Wessels begon zo’n 30 jaar geleden quasi toevallig na een eerste aankoop bij de winkel van Watanaba met verzamelen van Japanse prenten. Uitgegroeid tot een enorme collectie is deze verzameling op afspraak te zien in haar privémuseum Nihon No Hanga [Japanse prenten].

De prenten in de tentoonstelling illustreren de Japanse geschiedenis van de eerste decennia van de twintigste eeuw. Wat daaraan voorafging wordt in de catalogus kort vermeld. Zoals de geschiedenis van de Hollanders, die vanaf de vroege 17e eeuw voor de VOC gestationeerd waren op het eilandje Deshima. Zij hadden het monopolie op de handel met Japan. Dat aan de isolatiepolitiek van de Japanse overheid in 1854 na het vlootvertoon van de Amerikaanse commodore Perry een einde kwam, wordt bekend verondersteld. Na deze gedwongen openstelling van Japanse havens voor buitenlandse handel, raakt het land snel overstroomd met westerse producten, bouwtechnieken en invloeden op artistiek gebied. Met de handelscontacten liften ook buitenlandse invloeden op het modieus en kunstzinnig gebied mee. Japanse vrouwen kregen in 1924 een damesblad naar westerse snit. Een complete jaargang is in het Rijksmuseum te zien; de covers gesierd met moderne Japanse prenten in een Franse lay-out.

Behalve prenten worden enkele lakwerkdozen en kimono’s getoond, waaronder een betoverend kinderkimonootje uit 1939. Versierd met applicaties van speelgoed, feesthoedjes, taarten, ballen, maar ook vliegtuigjes, een kanon en een geweer. Met dit zware geschut onder de vlag met de rijzende zon krijgt dit onschuldig ogende kledingstuk een documentaire waarde als spiegel van de ontluikende militaristische tijdgeest.

Tijdens het bekijken van de expositie vraag ik mij af: wat is dat toch met Japanse prenten ? Je wordt meteen gegrepen door de beelden van deze exotische, verre wereld. Hierdoor raakten ook veel Europese kunstenaars aan het eind van de 19e eeuw in de ban van de Japanse prentkunst; gewaardeerd om de pittoreske sfeer en de kernachtig trefzekere lijnvoering. Vincent van Gogh verzamelde Japanse prenten die hij gebruikte als inspiratiebron. Overbekend is zijn bijna-kopie van de Bloeiende Pruimenboomgaard uit 1887 naar de gelijknamige prent van Utagawa Hiroshige uit 1857.  In de Wessels collectie zag ik een prent, Maekawa in Soshu in de regen uit 1932 met treffende gelijkenis in de weergave van een regenbui in Vincents Ommuurd veld in de regen uit 1889. (zie mijn bespreking Vincent de waanzin nabij ). Regen die als pijpenstelen neerkomt in Hiroshige’s prent Onverwachte regenbui op de Grote brug uit 1857 inspireerde Vincent tot zijn Brug in de regen.

Utagawa Hiroshige_onverwachte regenbui
Utagawa Hiroshige (1797-1858), Onverwachte regenbui op de Grote brug in Atake, 1857
Vincent van Gogh_Brug in de regen
Vincent van Gogh (1853-1890), Brug in de regen, 1887, Van Gogh Museum, Amsterdam

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Anders dan in westerse kunst wordt neerslag in Japanse prenten veelvuldig verbeeld. Regen, zoals in bovengenoemde prent en ook in de impressie van het verlaten Nieuwe Obashi-brug van Kawase Hasui uit 1926.

Komura Settai_Sneeuw in de ochtend
Komura Settai, Sneeuw in de ochtend (1941), Collectie Elise Wessels – Nihon no hanga

Neerslag in de vorm van dwarrelende sneeuwvlokjes, sneeuwstormen en pas gevallen sneeuw in verstilde impressies. Sneeuw waarvan je ‘s morgens bij het ontwaken, zonder dat je het nog hebt gezien, al weet dat het gevallen is. Sneeuw waar je als kind blij van werd ! Sneeuw op een sparrentak in traditonele prenten, sneeuw in een prent uit 1916, Meeuw en boten in de sneeuw; sneeuw op een huis in Komura Settai’s Sneeuw in de ochtend uit 1941 of de zorgvuldig gestippelde sneeuwvlokken op de wachtende courtisane in Ito Shinsui’s, Sneeuw in de nacht uit 1923

 

Heel verrassend vond ik in de eerste zaal de ontdekking van herkenbare westerse invloeden. Onmiskenbaar is de invloed van Paul Gauguin in de Kop van een Bretonse vrouw door Yamamoto Kanae . Het bijschrift zwijgt erover, maar de catalogus meldt dat hij in 1913 werkzaam was in Bretagne !

De prenten van Tanaka Kyuokichi vallen in de Japanse context helemaal uit de toon met hun symbolistische lijnvoering, zoals in Melancholie uit 1915. Zou hij werk uit Jan Toorops symbolistische periode gezien hebben in westerse publicaties die in Japan gelezen werden ?

Kawanishi Hide_Circus
CIRCUS, Kawanishi Hide (1894-1965). Kleurenhoutsnede op papier, 1925, P0366. Collectie Elise Wessels – Nihon no hanga

De zwart-witte figuren in een houtsnede uit de serie van Kawannischi Hide, Badhuis uit 1925 kwamen deden mij denken aan Kirchner. Gaandeweg zag ik steeds meer westerse invloeden, zoals in een vrolijk Raoul Dufy-achtig strandgezicht Augustus-Baden in de zee bij het strand van Tenjin uit 1931 door dezelfde maker. Leuk ook diens acrobate uit 1930, die weer soortgelijke types van Kees van Dongen in herinnering riep.  Acrobaten, circus en kermisklanten waren ook favoriet bij Picasso tijdgenoten.

 

Nocturne: Blue and Gold - Old Battersea Bridge_ Whistler
Nocturne: Blue and Gold – Old Battersea Bridge c.1872-5 James Abbott McNeill Whistler 1834-1903

Treffend tenslotte ook de gelijkenis met Whistler in Nachtelijk zicht vanaf de Yanagibashi-brug, uit 1929 door Fukazawa Sakuichi. Whistler’s belangstelling voor Japanse prenten is bekend, maar je vraagt je toch af: wie beïnvloedde wie ?Toen ik het nakeek bleek dat Whitstler’s, Nocturne Blue & Gold; Old Battersea Bridge dateert van ca. 1875 !

 

 

 

De ontwikkeling van de Japanse prentkunst werd beïnvloed door de verwoestende aardbeving van 1923. Heel Tokyo lag in puin. De traditionele uitgeverijen van Shin Hanga prenten, zoals Watanaba, waren hun productiemiddelen kwijt. Korte tijd later kwam aan deze stroming een einde. De zelfstandige, kleinschalig opererende creatieve prentmakers van de Sosuku Hanga daarentegen konden met hun eenvoudige materiaal doorwerken.

De ingestorte houten gebouwen werden in hoog tempo vervangen door hoogbouw in moderne materialen als steen, staal en glas. De wederopbouw en industriële vernieuwingen werden geliefde thema’s in de prentkunst. Daarnaast ontstond een moderne versie van de traditionele ukiyo-e prenten, de zogenoemde ‘vlietende wereld’, met afbeeldingen van acteurs en courtisanes, hoofdrolspelers van het uitgaansleven.

Yamura Koka, DANSEN IN HET NEW CARLTON HOTEL IN SHANGHAI
Dansen in het New Carlton hotel in Shangai, Yamamura Kōka (1885-1942). Kleurenhoutsnede op papier 1924, P0151. Collectie Elise Wessels – Nihon no hanga

Nieuw in dit genre zijn prenten van dansende vrouwen, zoals Yamamura Koka’s Dansen in het New Carlton Hotel in Sjanghai, uit 1924 en een impressie van een stel in een café, zoals Nakagawa Isaku’s Café uit 1933, waarin een behaagzieke dame met Van Dongen-achtige oogopslag en heel humoristisch een ventilator met de frisse luchtstroom als serpentines …De metamorfose van Japan in de jaren na 1900 wordt   weerspiegeld in huidige tentoonstelling. Het land was van een gesloten traditionele natie, met –in westerse ogen- sprookjesachtige landschappen bevolkt door exotische figuren veranderd in een moderne maatschappij. De creatievelingen van de Sosuku Hanga stroming brachten het nieuwe Japan in beeld, zoals in Koizumi Kishio’ De Internationale Luchthaven van Haneda, 1937 waarin thuisblijvers de luchtreizigers uitzwaaien.

Koizumi Kishio (1893-1945)_DE INTERNATIONALE LUCHTHAVEN HANEDA
DE INTERNATIONALE LUCHTHAVEN HANEDA, Koizumi Kishio (1893-1945) Kleurenhoutsnede op papier 1937. P0058-087. Collectie Elise Wessels – Nihon no hanga

Behalve variaties op de meer traditionele vrouwenportretten verschijnen in dit genre ook nieuwe thema’s. Zoals het prachtige Haren door Ito Shinsui, uit 1953.Vergelijk ook Hashiguchi Goyo’s Haren kammende vrouw, 1920 met Torii Kotondo’s invulling van dit thema uit 1930. Illustratief voor de nieuwe tijd zijn afbeeldingen van moderne in bob-lijn gekapte vrouwen, de zogeheten moga’s, de modern girls, die hun kimono hadden verruild voor een korte rok. Zij figureren in prenten van de sport-, film- en reclame wereld.Vergelijk Kobayakawa Kiyoshi, Tipsy, 1930 met Ishii Hakutei, Yanagibaschi uit 1910, met een eveneens sigaretten rokend kimono-vrouwtje.

De moderne tijd wordt als gezegd ook zichtbaar op de dansvloer in twee prenten door Kobayakawa Kioshi. De één toont een danseres in traditionele kimono; de andere een eigentijdse westers geklede danseres met rode schoenen waar, heel geestig, het kleine teentje net uit piept !

 

Kobayakawa Kiyoshi (1899-1948)_Danseres
DANSERES, Kobayakawa Kiyoshi (1899-1948). Kleurenhoutsnede op papier, 1932, P0140. Collectie Elise Wessels – Nihon no hanga

 

Typisch westers is ook het verschijnen van naakt in de prentkunst. Bloot komt weliswaar ook in de traditionele ukyio-e prenten voor, maar dat was functioneel naakt. Een vrouw in het badhuis, een parelduikster of in de semi-illegale erotische prenten, de zogenoemde ‘Shunga’ voor verkoop onder de toonbank.

In de 20e eeuw wordt ook naakt om het naakt in beeld gebracht. Dat was nieuw in Japan èn even wennen !

De serie blote dames, Tien soorten vrouwelijk naakt door Ishikawa Torajiwerd in 1935 door de politie nog in beslag genomen. De naakte waarheid werd kennelijk te ledig en onzedig gevonden; we zien een naakte vrouw spelend met een Pekinees; een andere zit lui plaatjes te kijken.

Bijzonder is de prent met een naakte vrouw die op haar rug een monumentale tatoeage laat aanbrengen: Tatoeage door Komura Settai, 1935. Het literaire citaat ontleend aan Kunieda Kanji bezingt de overeenkomst tussen het strelen van een pruimenbloesemblad en een vrouwenborst.

Het zien van deze prent bracht mij de roman van Tan Twan Eng, De tuin van de avondnevel, in herinnering.

Prachtig van compositie en sfeer is Komura’s prent Riksha, uit 1955. Ogenschijnlijk een impressie van een verliefd stel tijdens een plezierritje, maar in werkelijkheid verbeeldt de prent de laatste reis van Takahashi Oden, een ter dood veroordeelde vrouw op weg naar het schavot … Illustratie in Kunieda Kanji’s roman Oden jigaku, (Odens hel).

Onchi Kōshirō (1891-1955)_Duiken
DUIKEN, Onchi Kōshirō (1891-1955). Kleurenhoutsnede op papier, 1932, P0560. Collectie Elise Wessels – Nihon no hanga

Heel interessant is Onchi Koshiro’s prent Duiken uit 1932, een momentopname. Van een duikende vrouw zien we slechts de romp en nog net het uiterste randje van de duikplank. Het meest typerende kenmerk van de Japanse prent, de afsnijding die kunstenaars als Van Gogh en Gauguin zo aansprak, is hier tot het uiterste doorgevoerd. Onchi maakte de prent speciaal voor een tentoonstelling in het LA. Museum of History, Science and Art, ter gelegenheid van de zomerspelen van 1932 en zou niet misstaan in de tentoonstelling Wild van Water, nog t/m 6 november in het Zuiderzeemuseum (in juni besproken op dit blog).

Komura Settai_Sneeuw in de ochtend
Komura Settai, Sneeuw in de ochtend (1941), Collectie Elise Wessels – Nihon no hanga

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Het beeldmiddel van de afsnijding zien we tenslotte ook in de ogenschijnlijk eigentijdse (maar uit de vroege jaren ‘40 daterende) prenten van een Frank Lloyd Wright-achtige Japans huis, Sneeuw in de ochtend en Wilg, beide door Komura Settai. In de laatste zien we door de opengeschoven deuren, bijna mysterieus, een paar instrumenten.

Uehara Konen (1878-1940)_Dotonbori
DOTONBORI, Uehara Konen (1878-1940). Kleurenhoutsnede op papier, 1928, P0762. Collectie Elise Wessels – Nihon no hang

Uehara Konen maakt in 1928 eveneens gebruik van de afsnijding; door een sluier van takken laat hij een verlicht gebouw in de wijk Dotonbori in Osaka doorschemeren.

Tenslotte nog iets over de houtsnede techniek. Deze werd in de 8e eeuw al toegepast voor de verspreiding van boeddhistische teksten. Later gebruikt voor het vervaardigen van zwart-wit geïllustreerde boeken en nog later voor de autonome prentkunst. Rond 1700 verschijnt een toetsje oranje in de zwart-wit prenten; halverwege de 18e eeuw ontstaat de eerste kleurendruk. Het drukken van een kleurenprent, waarvoor een kunstenaar het ontwerp leverde, is het werk van ambachtslieden. Het ontwerp wordt door een kopiist in zwarte contourlijnen overgezet op transparant papier dat vervolgens op een houtblok wordt gelegd. De houtsnijder snijdt het ontwerp door het papier in hoogreliëf uit in het blok. In dit zogenoemde sleutelblok blijft alleen de voorstelling staan. Met zwarte inkt wordt dit basisontwerp afgedrukt op papier, waarin vervolgens de kleuren worden aangegeven. Voor elke kleur wordt heel minutieus een apart kleurblok in hoogreliëf gesneden. Uiteindelijk moeten al die kleurvlakjes als een puzzel precies binnen de eerder afgedrukte zwarte lijnen passen !

Een uitgever als Wataba coördineerde en financierde dit alles voor de Shin Hanga kunstenaars; de individuele Sosaku Hanga hadden het hele productieproces in eigen hand. Door de aardbeving van 1923 zijn de grote uitgeverijen verwoest, waarna aan de stroming van de Shin Hanga na enige tijd een einde komt.

Voor achtergrondinformatie kan ik de prachtige gebonden catalogus aanbevelen:  Marije Jansen, Japan Modern: Japanse prenten uit de collectie Elise Wessels, Rijksmuseum, Amsterdam, 2016.

Museum Nihon No Hanga Museum, Keizersgracht, Amsterdam

Rijksmuseum Amsterdam

Sieboldhuis, Leiden

 

 

 

 

 

De Waanzin Nabij. Van Gogh en zijn ziekte. Van Gogh Museum Amsterdam, t/m 25 september 2016

 Het genieten van de schilderijen van Van Gogh is net als andere genoegens van het leven. Zoals lekker eten of het drinken van goede wijn. Je krijgt er nooit genoeg van; steeds op zoek naar andere aspecten van deze genietingen.

Dat doen de conservatoren van het van het Van Gogh Museum ook, ze belichten steeds weer andere aspecten van Van Gogh’s werk. In 2013 organiseerden zij de expositie Van Gogh aan het werk. Nu presenteren zij een expositie rond de aard van zijn ziekte. In de tentoonstelling De Waanzin Nabij; Van Gogh en zijn ziekte, neemt het incident met het oor een belangrijke plaats in.

Van Gogh_zelfportret_verbonden oor_1889
Van Gogh, zelfportret met verbonden oor, 1889, the Courtauld Gallery, the Samuel Courtauld Trust, London

 Waarom ‘Ophouden over dat oor’ ?

Boven een ingezonden brief in de NRC las ik onlangs: ‘Houd toch op over dat oor’. Hoe goed bedoeld ook, waarschijnlijk een reactie van iemand zonder historisch besef. Natúúrlijk houden we daar niet over op! Het is zelfs aanleiding voor een nieuwe tentoonstelling.

Een Ierse onderzoeker, Bernadette Murphy, vond een brief van Félix Rey, de arts bij wie Vincent in 1888 onder behandeling was. Deze schrijft dat Vincent danig in de war bleek, nadat hij zich verwond had aan zijn linkeroor.

Jarenlang was het onduidelijk: had hij slechts een stukje of het gehele oor afgesneden ? Deze brief, te zien in de tentoonstelling, neemt alle twijfel weg: Félix Rey schetst heel precies hoe Vincent zich verwondde.

Brief van Felix Rey
Brief van Felix Rey aan Irving Stone met tekeningen van de verminking van het oor van Vincent van Gogh. 18 Aug 1930, The Bancroft library, University of California, Berkeley

Hij sneed zijn gehele oor af. Verpakt in een oude krant leverde hij het vervolgens af bij een bordeel: ter attentie van een zekere Rachel. Hij sprak: …’ jij zult je mij herinneren’, gevolgd door de bijbels klinkende zinsnede: …’waarlijk dat zeg ik je’. De dame die het pakje opende viel terstond flauw. Murphy wist de familie van deze Rachel zelfs te achterhalen.

Hoe gestoord moet je zijn voor een dergelijke daad?

In de tentoonstelling worden mogelijke ziektebeelden op een rij gezet. Tijdens het interdiciplinaire symposium dat het Van Goghmuseum op 14 september gaat houden zullen onderzoekers meer licht werpen op de aard van Van Goghs psychische stoornis. Zijn ziekte was -dat stellen de auteurs van de begeleidende catalogus duidelijk- nìet de bron van zijn schilderijen, maar zijn meesterwerken ontstonden ondanks zijn aandoening. Wat nog meer bewonderenswaardig is. Al suggereren de woorden van de kunstcriticus Albert Aurier in 1890, het tegendeel: …’Van Goghs kunst … blonk uit door overdaad, in kracht en gespannenheid en door geweld in de expressie. Hij was een opgewonden mens, een kokend brein dat zijn lava uitstort over alle ravijnen van de kunst…. Een geweldig en radeloos genie’…

Twaalf ambachten en 13 ongelukken

In de catalogus doen de conservatoren van het Van Gogh Museum Vincents weg naar de waanzin uitvoerig uit de doeken. Terugblikkend op zijn jonge jaren komt uit correspondentie van en met zijn familieleden reeds een moeilijke jongen naar voren, een enfant terrible. Een mens van goede wil, dat wel, die voortdurend met de nodige teleurstellingen tegen de grenzen van zijn eigen kunnen aanloopt. Als je de brieven goed leest zijn er signalen te over die vooruitwijzen naar de zenuwinzinkingen en vlagen van verstandsverbijstering, die hem rond zijn vijfendertigste levensjaar troffen. Als jong volwassene was hij al melancholisch en nerveus van aard en bij spanningen had hij last van een zenuwtrek. Toen hij 27 was overwogen zijn ouders al om hem in een inrichting op te laten nemen. Hoewel een eensluidende diagnose over de aard van zijn psychische stoornis (nog) niet kan worden gegeven is duidelijk dat zijn mentale instabiliteit niet zomaar uit de lucht is komen vallen.

Verschillende artsen opperden destijds epilepsie. Manische depressiviteit (bipolaire stoornis) verergerd door overmatig alcoholgebruik lijkt mij een waarschijnlijke diagnose. Wellicht leed hij aan syfilis, een aandoening die uiteindelijk tot krankzinnigheid leidt. Destijds epidemisch onder kunstenaars. Manet en zijn broers hadden het en ook Theo Van Gogh overleed, slechts een half jaar na Vincents dood, aan de gevolgen van syfilis. Ook hij had ernstige psychiatrische problemen en leed aan paranoia. Wellicht was zijn ziekte genetisch bepaald, maar zeker is dat Theo aan deze geslachtsziekte leed. In Auvers-sur-Oise vond hij, naast Vincent, zijn laatste rustplaats. In de NRC van 29 juli j.l.las ik dat het bestuur van het kerkhof, bezig is met fundraising om de schade veroorzaakt door toeristen, te herstellen.

Tijdens de tentoonstelling Lichte Zeden, dit voorjaar in het Van Gogh Museum (klik op voorbije tentoonstellingen) kon de bezoeker vernemen dat Van Gogh om, naar eigen zeggen, in balans te blijven, tweewekelijks 3 francs reserveerde voor bordeelbezoek. Het was in die dagen vrijwel onmogelijk om daar fysiek gezond bij te blijven. Uit bronnen blijkt –hij schrijft er over aan Theo- dat hij last had van ‘een druiper’ en op medisch voorschrift aluin-baden moest nemen.

Doodgewone kunstenaarsverdwazing

Terug naar zijn mentale instabiliteit. Ontroerend zijn Van Goghs talrijke briefnotities over de aanvallen van verstandsverbijstering. Eerst is er de ontkenning: hij deed aanvankelijk of hij ‘niets gehad had’ . In 1888 schrijft hij aan Theo dat er sprake was van een ‘doodgewone kunstenaarsverdwazing’. Sinds de Renaissance is veel geschreven over de melancholie van kunstenaars, geboren onder het gesternte van Saturnus. Scheppende geniën als Michelangelo leden aan melancholie; vervelend, maar het stelde hen wel tot goddelijke creaties in staat. Nog altijd zeer lezenswaard is Wittkowers publicatie uit 1963: Born under Saturn.

Wanneer de aanvallen van verstandsverbijstering in hoge frequentie terugkeren kan Van Gogh zich niet langer aan de werkelijkheid onttrekken. Vincent zelf: …’lichamelijk maak ik het goed. De wond [van het afgesneden oor] heelt erg goed en het grote bloedverlies herstelt zich weer.. het ergste is de slapeloosheid …’ Tegen slapeloosheid stopt hij kampher in zijn kussen, een tip ontleend aan het zelfhulpboek voor medicatie, De la Santé, door Francois Vincent Raspail. Deze remedie zou voor menigeen reden zijn direct uit bed te stappen en alsjeblieft nooit meer te hoeven slapen !

Van Gogh_stilleven_uien_1889
Vincent van Gogh, Stilleven rond een bord met uien en met boek De la Sante door Raspail, januari 1889, Coll. Kröller-Müller Museum, Otterlo

Deerniswekkend is ook de uitlating: …’ Vroeger wist ik wel dat je armen en benen kon breken…. Maar ik wist niet dat je geestelijk gebroken kon worden’

Aanvankelijk probeerde hij zijn ziekte de baas te worden. Het was net of er iemand in hem schuilde die hij niet kende en ook niet wilde kennen. Wanneer de aanvallen van waanzin de overhand krijgen beschouwt hij zijn leven als mislukt. Naar eigen zeggen was hij ‘aan de wortel aangetast’. Hij overleed na een poging tot zelfmoord middels een pistoolschot. Zou het toeval zijn dat zijn allerlaatste schilderij in close-up geschilderde boomwortels tot onderwerp heeft ?

Vincent van Gogh, boomwortels,1890
Vincent van Gogh (1853-1890), Boomwortels, 1890, Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting).

Het vermoedelijke corpus delicti is in de expositie te zien. Een verroest pistool, dat in de jaren zestig werd gevonden in een veld nabij Auvers-sur-Oise. Een gaaf exemplaar van hetzelfde type ligt erbij; het lijkt wel een klappertjespistool. Vreemde gedachte dat Vincent zich met dit wapen van het leven beroofde. Volgens het bijschrift is onbekend hoe Vincent aan het wapen kwam. Ik meen mij te herinneren dat een hoogbejaarde telg uit de familie Ravoux -destijds eigenaar van het café waar Vincent in Auver-sur-Oise verbleef- in de tv-serie Krabbé op zoek naar Van Gogh, vertelde dat hij het wapen van de cafébaas zou hebben geleend.

Revolver lafauchex a broche, 1865-1893, prive collectie.
Revolver lafauchex a broche, 1865-1893, prive collectie.

Jammer dat de fingerprints en het DNA sinds lang verdwenen zijn. In de begeleidende catalogus wordt, behalve in een voetnoot, geen aandacht besteed aan de complottheorie van Naifeh en Smith White. Vincent zou geen zelfmoord gepleegd hebben, maar vermoord zijn door twee pestkoppen uit het dorp. Jeroen Krabbé hechtte geloof aan deze hypothese. Uit Vincents laatste brieven spreekt zijns inziens juist optimisme en ‘lust for life’. Vincents grote artistieke productiviteit sterkt hem in deze overtuiging.

In de vitrine naast het pistool liggen de rouwkaart, condoléances en ontroerend, de troostrijke brief die Vincents moeder op 31 juli 1890 schreef aan haar zoon Theo: … ‘Dank beste Theo … Gij hebt hem het leven tot leven gemaakt, door uwe liefde en zorg !’

 Vincents Nederlandse jaren

Uit Vincents honderden brieven aan zijn broer Theo en anderen, komt een wanhopige zoekende, getormenteerde man naar voren. Deerniswekkend, eenzaam en eenzelvig, maar ook betweterig en irritant. Een man die altijd gebrek had aan geld, aan schildersbenodigdheden, erkenning en vooral gebrek aan liefde en affectie. Een man van 12 ambachten en 13 ongelukken. Na zijn ontslag als assistent bij de kunsthandelaar Goupil in Londen, werd hij lekeprediker en schoolmeester in Engeland. Als gesjeesde theologie student gaat hij evangeliseren onder mijnwerkers in de Borinage. Omdat hij het alleen niet kon bolwerken stond hij diverse malen bij zijn ouders op de stoep. Door al deze lotgevallen loopt een rode draad van conflicten.

Wanneer hij uiteindelijk besluit om kunstenaar te worden, valt ook dat niet mee. Vincent had moeite met figuurtekenen en perspectief. Vanuit òns perspectief kun je zeggen dat hij pech had, want kort nà zijn dood maalde niemand meer om anatomisch correcte weergave van het menselijk lichaam of toepassing van het juiste perspectief. Vincent bleef echter oefenen. Hij ging naar de kunstacademie in Brussel, maar werd weggestuurd wegens onvoldoende talent. In 1881 belandde hij in Den Haag bij zijn achterneef Anton Mauve. Deze moedigde hem om wat kleur in zijn werk te brengen. Hij raakt gefascineerd door de kleurencirkel en de theorie van de complementaire kleuren, die in de kleurencirkel tegenover elkaar staan. Rood tegenover groen; geel tegenover paars; blauw tegenover oranje. Zij contrasteren en versterken elkaars werking. In zijn Nuenense jaren komt hij al tot de overtuiging:

’het is niet nodig om een kleur te kiezen die overéénkomt met de werkelijkheid… !

Dit zou één van zijn belangrijkste grondbeginselen worden. Hij meent dat een schilder moet uitgaan van de kleuren op zijn palet in plaats van die van de natuur, want …’kleur drukt uit zichzelf iets uit ! aldus Van Gogh in een van zijn brieven.

In Nuenen voorzag Van Gogh zijn mogelijkheden met kleur.

…’Nóóit heb ik zóó de overtuiging gehad dat ik dingen zal maken die goed doen, dat ik er in slagen al mijn kleuren zoo te berekenen dat ik effekt in mijn magt heb’

Frankrijk

In Parijs kwam deze verwachting uit de verf ! Na zijn jaren in Den Haag, Drenthe, Nuenen, Antwerpen en Brussel, was Vincent in 1886 ingetrokken bij zijn broer Theo. Hij bleef experimenteren met kleur èn de manier waarop hij de verf aanbracht: …’door dik en dun’…!

Hij neemt les bij Fernand Cormon en absorbeert invloeden van Toulouse Lautrec; Seurat en Signac; impressionisten en neo-impressionisten. Zijn voorheen donkere palet klaart op, maar zijn nerveuze, prikkelbare aard raakt overvoerd door al deze invloeden. Hij is niet bestand tegen het enerverende leven in de metropool. Hij vlucht in de drank en neemt in februari 1888 de trein naar het zuiden. Zijn Zelfportret als schilder, dat in die Parijse periode (1887-1888) ontstond, weerspiegelt zijn rusteloze, gekwelde geest.

Van Gogh_zelfportret_1887-1888
Vincent van Gogh (1853-1890), Zelfportret als schilder, 1887 – 1888, Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting).

Met zijn komst naar het zuiden wordt zijn werk steeds lichter en kleurrijker, maar omgekeerd wordt zijn gemoed steeds donkerder. Aanvankelijk is hij euforisch over het zonnige zuiden en de mogelijkheden op artistiek gebied. In Arles huurt hij een woning, het Gele Huis, dat hij als een ‘Maison d’Artistes’ wil openstellen. Daartoe nodigt hij Paul Gauguin uit. Gedreven door dit plan schildert Vincent zijn reeks van vier schilderijen met Zonnebloemen om de kamer van Gauguin op te fleuren. Hij verwacht veel van diens komst: kameraadschap, inspiratie en gedeelde kosten voor het huishouden. Het samenwonen begon goed: Gauguin kon lekker koken; Vincent zorgde voor de wijn. De verwachtingen waren echter te hoog gespannen; al snel ontstonden verschillen van inzicht. Vincent werkte graag naar zichtbare voorbeelden in de natuur, terwijl Gauguin vond dat een schilder moest werken vanuit zijn verbeelding. Tot overmaat van ramp werden beide verliefd op de bazin van het dorpscafé. De film The Yellow House, gebaseerd op een boek van Martin Gayford, geeft een indringende impressie van deze gezamenlijke periode, waarin toenemende irritaties leidden tot heftige ruzies en de zenuwinzinking, waarbij Van Gogh op 23 december 1888 zijn oor afsneed. Gauguin, die -bang voor Vincent- de nacht in een hotel had doorgebracht, verdween de volgende dag spoorslags naar Parijs. De door Vincent geschilderde lege Stoel van Gauguin, stille getuige van het dramatisch verloop van de vriendschap, is in de tentoonstelling te zien, alsook de vervormde beeltenis van Vincent, welke Gauguin kort tevoren maakte:

Gauguin_Vincent van Gogh_zonnebloemen
Paul Gauguin (1848 – 1903), Vincent van Gogh zonnebloemen schilderend, 1888, Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting).

Arles

Hier begint het verhaal van de tentoonstelling De Waanzin Nabij; Van Gogh en zijn ziekte. De bezoeker ziet bij binnenkomst een van Vincents vele schilderijen met korenvelden. Aan het eind van de expositie hangt nog een exemplaar, Korenveld met maaier uit 1889, ter illustratie van de locatie van Vincents zelfverkozen dood.

Van Gogh_korenveld
Vincent van Gogh (1853-1890), Korenveld met maaier, 1889, Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting).

Op de muur een blow-up van het Gele Huis, waar Vincent zich in 1888 vol idealen gevestigd had. Zoals gezegd staat in de tentoonstelling niet zijn schildercarrière, maar de vraag naar de aard van Van Goghs ziekte centraal.

Hierover wordt de bezoeker geïnformeerd middels brieven van vrienden, doktersrapporten opgesteld in het ziekenhuis van Arles, de psychiatrische inrichting nabij St. Rémy en van de hand van dokter Gachet in Auvers-sur-Oise, waar de schilder in 1889 overleed.

Deze documenten geven, samen met een petitie van verontruste buurtbewoners en een procesverbaal, waarin vier personen verklaren dat Van Gogh krankzinnig is, inzicht in de de chronologie der gebeurtenissen rond Vincents ziekte en opname.

In een brief, die in de expositie ook te beluisteren is, brengt de diepbedroefde Emile Bernard het bericht van Vincents dood over aan Gabriel-Albert Aurier.

’Mijn allerbeste vriend Vincent is krankzinnig. Sinds ik het heb vernomen ben ik het bijna zelf’….

Bernard schetst de lotgevallen van Van Goghs leven die tot deze wanhoopsdaad hebben geleid. Bernard spreekt van het afsnijden van zijn [gehele] oor, zoals hij dat van Gauguin heeft vernomen. Hij prijst Vincents buitengewone medemenselijkheid jegens prostituees en misdeelden. Zijn bezetenheid van het geloof leidden tot, zoals Bernard het omschrijft, ‘Bijbelse’ zelfkastijdingen. In de film The Yellow House wordt gesuggereerd dat het afsnijden van zijn oor is ingegeven door een gebeurtenis tijdens de gevangenneming van Christus in de hof van Olijven. Daar sloeg Petrus met zijn zwaard het oor van Malchus af, een van de belagers af.

Het boek dat Paul Gauguin 1903 publiceerde, Avant et Après ligt open bij zijn beschrijving van de noodlottige gebeurtenis. Mijn oog valt op een regel in het midden van de linkerbladzijde:

’Voici ce qui c’était passé’…als het begin van een macaber sprookje.

Boven de vitrine met voornoemde bronnen, hangt de vondst van Bernadette Murphy. De brief van dokter Félix Rey, gericht aan Irving Stone, destijds schrijvend aan de roman Lust for Life. De tekening en explicatie tonen de aard van de verwonding, waarbij het gehele oor werd afgesneden, overduidelijk. Een scepticus zou kunnen betwijfelen of Rey, zo’n 40 jaar na dato, een eerlijke voorstelling van zaken geeft. In een geromantiseerde biografie is het afsnijden van het complete oor natuurlijk spectaculairder dan wanneer het oor slechts ten dele gecoupeerd werd. Vincents eigen woorden over de integere dokter zouden deze twijfel kunnen wegnemen:

’Rey is een heel goed mens; een vreselijk harde werker. Wat een mensen die dokters van tegenwoordig…’

Van Gogh_Felix Rey_1889
Vincent van Gogh, Portret Dr Félix Rey, olieverf op doek, januari 1889, The State Pushkin Museum of Fine Arts, Moscow

Als dank voor diens goede zorgen schilderde Vincent in 1889 het prachtig portret van Félix Rey, dat het Poesjkin Museum in bruikleen afstond.

In een rapport van 7 februari 1889 meldt dokter Albert Delon van het ziekenhuis in Arles dat Van Gogh, ten prooi aan een tweede crisis, in een toestand van ware waanzin verkeert. Hij hoort stemmen die hem verwijten maken en hij meent dat hij vergiftigd wordt. De vijandige houding van de buurtbewoners, waarvan zelfs een stabiele persoonlijkheid last zou hebben, zal daar zeker toe hebben bijgedragen. In bovengenoemde petitie gericht aan de burgemeester van Arles, vragen de ondertekenaars om Van Gogh, ‘le fou hollandais’, de schrik van de buurt, terug te sturen naar zijn familie of hem te laten opnemen.

Petitie_van Gogh
Petitie kort voor 27 februari 1889, Archives communales d’Arles

Dit document en de brief van de burgemeester, waarin hij de gedwongen opname van de patiënt in een inrichting verordonneert, is in de tentoonstelling te zien. Door herstel van de patiënt kwam het hier echter niet van.

Van Gogh blijft 4 maanden in het gasthuis van Arles. Paul Signac bezoekt hem en neemt hem mee naar buiten. Het weerzien van het gele huis, bezorgt hem echter een terugval.

Dr. Delon van het gasthuis van Arles raadt daarom opname in een speciale inrichting aan. Vincent neemt dit advies ter harte. Op 8 mei 1889 arriveert hij in de inrichting Saint-Paul de Mausole in Saint-Rémy. In een rapport van dokter Th. Peyron is de anamnese uitvoerig beschreven. Het verslag eindigt met de mededeling dat de patiënt na ontslag uit het gasthuis zijn oude leven weer wilde oppakken. De hallucinaties keerden echter direct terug, waarna hij zich op eigen verzoek liet opnemen in de inrichting.

De herstellende Van Gogh schrijft zijn broer wat hem de beste remedie tegen zijn ziekte lijkt: innige vriendschappen en werken. Zijn grote werklust ziet hij als resultaat van ‘iemand die zelfmoord had willen plegen, maar de kant probeert te bereiken, omdat hij het water te koud vindt’

Het felle, kleurrijke palet is van de baan; hij concentreert zich op tekenen naar de natuur. In deze tijd ontstaan ontroerende werken, zoals de Pieta, een kopie naar Delacroix.  In het gezicht van de gestorven Christus met rode baard, zou je gelijkenis met Vincent zelf kunnen zien en het reeds genoemde symbolische werk van de Maaier, waarin Vincent niet het afschrikwekkende, maar door het goudgele licht, veeleer troostrijke beeld van de dood zag. Van een verstilde schoonheid is het Korenveld bij zonsopgang. Ommuurd veld in de regen vind ik interessant:  anders dan in schilderijen met nat geregende straten van bijvoorbeeld Marquet of Breitner, regent het hier échte pijpenstelen !

Van Gogh_Ommuurd veld_regen_1889
Vincent van Gogh, Ommuurd veld in de regen, 1889, Collectie Henry P.McIIhenny, ter herinnering aan Frances P.McIIhenny

 

In de inrichting schildert Van Gogh een kopie van de bekende Slaapkamer, waarin hij kleur gebruikt om emotie in verf uit te drukken. De aanblik van het werk moest in Vincents woorden …’rust geven aan het hoofd ‘….

Van deze periode dateren eveneens de minder bekende Binnenplaats van het ziekenhuis en een inkijkje in de Slaapzaal in het ziekenhuis,

Van Gogh_slaapzaal_1889
Vincent van Gogh, Slaapzaal in het ziekenhuis, 1889, Collectie Oskar Reinhart ‘Am Romerholz’, Winterthur
Van Gogh_binnenplaats ziekenhuis_1889
Vincent van Gogh, Binnenplaats van het ziekenhuis,1889, Collectie Oskar Reinhart ‘Am Romerholz’ , Winterthur

 

 

 

 

 

 

Van tijd tot tijd is Van Gogh zo buiten zinnen dat hij in een isoleercel wordt geplaatst. Als hij gekalmeerd is mag hij weer schilderen, tot hij weer raar gaat doen: aarde opeet en een fles terpentijn probeert leeg te drinken. Hij voelt zich een gevangene; dit gevoel wordt weerspiegeld in een kopie geschilderd naar Gustave Doré’s Gevangenis. (1890). Uit de brieven en de status van de artsen blijkt dat zijn herstel zich in golfbewegingen voltrekt. Uiteindelijk besluit Van Gogh de inrichting te verlaten, omdat hij ‘gek’ wordt van alle ‘gekken’ om hem heen!

 Interessant is de bewering, genoteerd in een rapport van 16 mei 1890, waarmee Dr. Peyron Vincent van Gogh genezen verklaard; een voorbarige conclusie zoals later zal blijken.

Op zoek naar rust reist Vincent naar Auvers-sur-Oise, waar hij onder behandeling komt van dokter Paul Gachet. Hij klopt aan bij de weduwe van de door hem bewonderde Daubigny. Zij geeft hem, bij gebrek aan materiaal, een theedoek waarop hij, vier dagen voor zijn dood, haar bloementuin schildert. Dit werk is niet in de expositie –maar wel elders in het museum- te zien. Hij is bedroefd, maar toch van plan zijn leven weer op te pakken. Gesteund door Gachet, die optimistisch is over Vincents herstel. Evenals de dokter rookt hij zijn pijpje, maar het roken verjaagt de onrust niet.

Ryssel_Sterfbed_Van Gogh_1890
Paul van Ryssel, Vincent van Gogh op zijn sterfbed, 1890, Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting).

Dokter Paul-Ferdinand Gachet, die korte tijd later onder het pseudoniem Paul van Ryssel Vincents dodenportret schetste.

Vincent maakt zich zorgen om broer Theo, die inmiddels belast met de verantwoordelijkheid voor vrouw en kind, voor zichzelf wil beginnen. Een stel dorpsjongens maken hem het leven zuur. Het gaat kortom minder goed dan dokter Gachet meende of hoopte. Vincent besluit zijn allerlaatste, onvoltooide brief van woensdag 23 juli 1890, met de volgende woorden:…’mijn werk, daarvoor riskeer ik mijn leven en het heeft me de helft van mijn verstand gekost’… eindigt abrupt middenin een zin. Diezelfde middag werd het fatale schot gelost, dat Vincent helaas geen verlossing bracht. Na twee etmalen van intens lijden –de kogel was inoperabel- gaf Vincent van Gogh op 29 juli de geest. Op de rouwkaart is de locatie van de rouwdienst, l’Eglise d’Auvers sur Oise, met de pen doorgestreept. De pastoor wilde de kerk niet beschikbaar stellen voor de uitvaart van een protestantse zelfmoordenaar.

Tot slot

Aangrijpender nog dan Vincents ontroerende geschilderde impressies van de inrichting, zijn de zwart-wit foto’s van de desolate, inmiddels leegstaande inrichting.

Vestibule in de inrichting ca 1950-1958, Foto, Van Gogh Museum, Amsterdam
Vestibule in de inrichting ca 1950-1958, Foto, Van Gogh Museum, Amsterdam
Van Gogh_vestibule _1889
Vincent van Gogh, Vestibule in de inrichting, 1889, Van Gogh Museum, Amsterdam

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Zijn kamertje met het doorgeefluik, het afgehaalde krakkemikkige bed en de kapotte stoel. De ruimte met de verlaten baden voor hydrotherapie en de hal en atelierkamer waar de dikke tralies in zwart-wit prominenter staan afgetekend dan in Vincents schilderijen.

De informatieve en mooi ingerichte tentoonstelling vult een leemte in de kennis over de alom bekende maar ook onbekende schilder, die dat wij na het zien van deze expositie, iets meer nabij  gekomen zijn.

 Bibliografie:

M. & R. Wittkower, Born under Saturn: the Character and Conduct of Artists, New York, 1963/ 2006.

M.Vellekoop e.a., Van Gogh aan het werk, tentoonstellingscatalogus Van Gogh Museum, Amsterdam/Brussel, 2013.

S. Naifeh & G. White Smith, Vincent Van Gogh: de biografie, Amsterdam, 2011

R. Thompson, N. Bakker e.a., Lichte Zeden: Prostitutie in de Franse Kunst 1850-1910, tentoonstellingscatalogus Van Gogh Museum, 2015.

B. Murphy, Van Goghs oor: het ware verhaal, Amsterdam, 2016.

Bakker e.a., De Waanzin Nabij: van Gogh en zijn ziekte, Van Goghmuseum, Amsterdam, 2016.

Link film: The Yellow House. 

Link: Van Gogh Museum

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Geverifieerd door MonsterInsights