Breitner vs Israels vrienden en rivalen Kunstmuseum Den Haag t/m 10 mei

De zalen met de Tuinen van Monet zijn nog maar net ontmanteld of er staat alweer een nieuwe tentoonstelling. De conservatoren van het Kunstmuseum Den Haag zijn onvermoeibaar!
Na Monets zonnige impressies belanden de bezoekers van de voorjaarstentoonstelling in minder stralend weer. Regenachtige impressies van de Dam, gure Amsterdamse grachten en kades, desolate havengebieden, bouwputten, besneeuwde parken en fabriekskantines met raak getypeerde figuranten. Maar de doeken zijn er niet minder om.  Deels oude bekenden die nog maar enkele jaren geleden getoond werden in de Haagse expositie Rumoer in de Stad met schilders van de Amsterdamse School en hun geestverwanten de Schrijvers van Tachtig, onder hen George Hendrik Breitner (1857-1923) en Isaac Israëls (1865-1934).

In de huidige expositie gaan zij een tweegevecht aan. Onder hun uitvergrote zelfportretten liggen de bokshandschoenen al klaar!
Breitner en Israëls verkeerden in een voortdurende staat van artistieke oorlog. Conservator Frouke van Dijke vergelijkt het verloop daarvan met een bokswedstrijd tussen twee eveneens rivaliserende schrijvers: Ernest Hemingway en Morley Callaghan, die rond het midden van de vorige eeuw elkaar ook ècht in de ring hebben ontmoet. Wanneer ik hun namen google zie ik de herkomst van de tentoonstellingstitel Breitner vs Israëls. Een film uit 2003 over genoemde schrijvers draagt de titel: Hemingway vs Callaghan! 

Rivaliteit onder kunstenaars is zo oud als de wereld. In de 5e eeuw v. Chr. probeerden Zeuxis en Parrhasius elkaar ook al de loef af te steken. De eerste schilderde een tros druiven zo levensecht dat vogels erop af kwamen. Parrhasius liet zijn voorstelling deels schuilgaan achter een geschilderd gordijn. Om het werk beter te kunnen zien probeerde zijn rivaal het opzij te schuiven.

De keuze voor het beeld van een bokwedstrijd tussen de hoofdrolspelers in deze tentoonstelling is niet zomaar een gimmick of publiekslokkertje licht conservator Frouke van Dijke tijdens de voorbezichtiging toe. Aanvankelijk meende ze nog dat anekdotes over hun op rivaliteit gestoelde animositeit een beetje aangedikt waren. Maar toen ze in de geschreven en geschilderde bronnen dook ontdekte ze dat dit inderdaad zo was. Nu eens deelde de een met een goed ontvangen werk de ander een fikse denkbeeldige klap toe, dan weer kreeg zijn tegenspeler een opdoffer te verwerken wanneer zijn rivaal publieke waardering oogstte.

In de tentoonstelling wordt hun rivaliteit aan de hand van 7 rondes van een virtuele bokswedstrijd aanschouwelijk gemaakt.
Breitner, zoon van een eenvoudige graanhandelaar, benijdt de 7 jaar jongere begaafde Isaac Israels, die zijn talent van geen vreemde heeft. Zijn vader Jozef Israëls is een succesvol kunstenaar van de Haagse School.

Terwijl Breitner ploetert om werk naar academische standaard te leveren, moet hij op de Haagse kunstacademie toezien hoe Isaac Israels, nog maar 14 jaar oud, dit moeiteloos doet. Hoewel de latere Israels bekend staat om zijn vlotte, zeer impressionistische toets, bewijst een jeugdig glad gepenseeld zelfportret, dat hij de academische trant al jong in de vingers had.

Vergelijking met een jeugdfoto leert dat hij één leerregel zeker niet heeft veronachtzaamd: idealisering.

1.Isaac Israels, Zelfportret met bolhoed, 1882, olieverf op board, 65 x 51 cm, particuliere collectie.
2.Jeugdportret van de schilder Isaac Israels ca. 1878, RKD Den Haag

Israels vindt in Haagse kringen makkelijk zijn weg, maar Breitner wordt in 1880 wegens wangedrag van de academie geschopt.

In de eerste zaal kan de bezoeker de onderlinge wedijver vergelijken aan de hand van twee monumentale doeken. Israels wat statische Begrafenis van de jager uit 1882 en Breitners daarna ontstane in dynamische toets geschilderde Cavalerie. Een duidelijk geval van emulatio, waarmee Breitner het verstilde, anekdotische werk van Israels, met het bijna hoorbare gedreun van de aanstormende ruiters, probeert te overtreffen!   

Isaac Israels, De begrafenis van de jager, 1882, olieverf op doek, 125 x 261 cm, Kunstmuseum Den Haag.
George Hendrik Breitner, Cavalerie, 1883-1888, Kunstmuseum Den Haag

Hoewel qua sfeer goed getroffen verwijten critici met een academische bril Breitner gebrek aan techniek. Israels oogst bijval en wordt in 1882, als zeventienjarige toegelaten op de Salon in Parijs.  

Misschien dacht u het al, maar de zaaltekst zegt het overduidelijk: De Jaloezie. Dit negatieve gevoel voedt Breitners dadendrang. Hij legt zich toe op impressies van het straatleven. Vaak geïnspireerd op eerder gemaakte snapshots, die Breitner als een Eddy Postuma de Boer-avant-la-lettre tijdens het fin de siècle al maakte. Loop na het zien van Breitner en Israels nog even binnen bij de buren: het Fotomuseum. Geniet van De Boers raak geschoten straatscènes die vele vergeten gewaande jeugdherinneringen oproepen.

Terug naar de tentoonstelling. Geholpen door de contacten van zijn vader, met wie het publiek hem -tot zijn ergernis- voortdurend vergelijkt, wordt Israels steeds succesvoller. Breitner moet het zelf maar voor elkaar zien te boksen.

En dat viel niet mee. Bovendien is hij met een soa in het ziekenhuis beland en jarenlang uit de roulatie. Toch is tegenslag soms ‘ergens goed voor’. In het ziekenhuis komt Breitner in contact met Vincent van Gogh, van wie in de expositie ook enkele getekende Haagse straatimpressies te zien zijn. In Van Gogh vindt Breitner een geestverwant. Samen trekken ze erop uit om het straatleven in de Haagse achterbuurten vast te leggen. Van Gogh met een schetsboek en Breitner, heel modern voor die tijd, met een camera. Op straat en in etablissementen van minder allooi vinden ze modellen. Dames van stand lieten zich wel door Israëls, maar niet door Van Gogh of Breitner vereeuwigen. Op hun impressies met straatscènes is het standsverschil duidelijk: de dienstbodes en volksvrouwen dragen witte mutsjes of gaan blootshoofds; dames dragen een hoed met voile. Hieraan is een aardige anekdote verbonden. Toen Breitners doek De Singelbrug bij de Paleisstraat bij Arti et Amicitiae in 1896 werd getoond waren de reacties niet onverdeeld gunstig. Critici vielen over de volksvrouw die hij zo prominent in de voorgrond had geplaatst. Met het oog op de verkoopbaarheid van het doek vroeg kunsthandelaar Van Wisselingh aan Breitner om een make-over. Met een hoed en voile werd ze een dame.

George Hendrik Breitner, De Singelbrug bij de Paleisstraat te Amsterdam, 1896-1898, olieverf op doek, 100 x 152 cm, Rijksmuseum – legaat van de heer en mevrouw Drucker-Fraser, Montreux.

Eén bereidwillig en goedkoop model was echter altijd bij de hand, daarvan getuigen hun expressieve zelfportretten. Soms kijkt Breitner uit de hoogte, zoals in zijn zelfportret met Lorgnet, soms ook enigszins wantrouwend.  Elders kijken zowel Breitner als Israels, al dan niet met een sigaret, de beschouwer middels hun spiegelbeeld indringend aan. Zoals te zien in Israels frontaal neergezette kop waarvan de rechter gezichtshelft half beschaduwd is.

1. Isaac Israels, Zelfportret in atelier, ongedateerd, olieverf op doek, 14 x 17 cm, particuliere collectie.
2. G.H.Breitner, zelfportret, ca.1888, Particuliere collectie

Terwijl Israels als zestienjarige al furore maakte met een Thérèse Schwarze-achtig damesportret van Nanette van Enthoven, moet Breitner zich tevreden stellen met het weergeven van anonieme passanten. Snel gekiekt met zijn camera, uitgewerkt in zijn atelier, bieden ze waardevolle documenten van het Haagse leven van alledag.

Het klinkt misschien vreemd, maar de succesvolle Israels, die aldus de catalogus met virtuoze toets -aanvankelijk dan- netjes binnen de lijntjes kleurt, kijkt met ontzag naar Breitner, met zijn ongepolijste stijl en bijzondere waarnemingen.

In zijn Vertrek der kolonialen uit 1884, een moderne variatie op het traditionele historiestuk zien we hoe Israels, geïnspireerd op Breitners Cavalerie, eveneens een lossere penseelstreek hanteert. Gadegeslagen door belangstellenden, trekt de eenheid onder de tonen van het tamboer en pijperkorps voorbij. Sommige omstanders kijken alleen maar, een arme vrouw klampt haar man of zoon smekend aan terwijl ze lijkt te zeggen: ‘Ga niet weg!’ Een loopjongen zet zijn hand aan de mond om een van de vertrekkers iets toe te roepen. Een hondje kijkt geboeid toe.  

Ook Israels speelse toets in zijn overbekende Ezeltjes aan het strand van rond 1900 komt van Breitner, die hem met zijn expressief geschilderde Kinderen in het duin vijf jaar eerder was voorgegaan. Deze werken illustreren dat je in deze jaren het verschil tussen beide kunstenaars bijna niet meer kunt zien! Terwijl ik tijdens de voorbezichtiging nog eens goed naar Breitners ezeltjes kijk komt een technische man met interessante zendapparatuur naast mij staan. Hij meet de lichtsterkte op het kwetsbare paneeltje. 200 lux geeft hij door aan een tweede man op een hoogwerker. De gemiddelde door bruikleengevers gestelde norm is 150, vertelt hij; blij dat er ook eens iemand aandacht toont voor zijn niet onbelangrijke taak en ik denk: weer wat geleerd!  

Isaac Israels, Ezeltje rijden, ca. 1898-1902, olieverf op doek, 50 x 70 cm, Kunstmuseum Den Haag – legaat van de heer en mevrouw G.L.G. Philips-van der Willigen, 1942.

G.H. Breitner, Kinderen in het duin, 1884-1886, Teylers museum, Haarlem

In de late jaren ’80 delen Breitner en Israels korte tijd een atelier aan het Oosterpark. Zij vinden inspiratie in het werk van elkaar, dat van de schrijvers van Tachtig en vooral het Amsterdamse straatleven. Israels tekent en Breitner trekt er met zijn (soms verborgen) camera op uit om stegen, afbraak- en achterbuurten en vooral vrouwelijke passanten vast te leggen.

In Israels schetsboekjes, getoond in een van de kabinetten, herken ik de geschetste vrouwenkopjes van schilderijen die nu te zien zijn. In navolging van Breitner waagt Israels zich ook aan snel geschilderde impressies van het Amsterdamse straatleven. Met hun vlot gepenseelde momentopnames belichamen Breitner en Israels de eerste echte avant-gardebeweging van Nederland. Evenals de Tachtigers die naturalisme nastreven in hun literaire werken, streven ook Breitner en Israels de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie na, zoals het ideaal van de Tachtigers door Willem Kloos, een verre naklank van de Nederlandse les op de middelbare school, destijds werd geformuleerd.

Isaac Israels in zijn atelier Oosterpark 82 Amsterdam ca 1903 Gelatinezilverdruk RKD

In de tentoonstelling Rumoer in de Stad kwam het vrouwenoverschot van die dagen ter sprake. Zonder man moesten vrouwen onderaan de maatschappelijke ladder het hoofd maar boven water zien te houden. Dienstmeisjes waren qua betaling en levensonderhoud het beste af. Hen werd een huwelijk dan ook afgeraden (…). Anderen wilden als model voor wat geld wel even uit de kleren, zoals in die expositie te zien was. Behalve genoemde overeenkomsten wordt de rivaliteit op veelzeggende wijze geïllustreerd door een anekdote uit de tijd waarin Israels en Breitner nog onder één dak woonden. Op de trap van de gemeenschappelijke woning liep Israels een model tegen het lijf, dat door Breitner was besteld. Zonder scrupules kaapte Israels haar tegen een hogere vergoeding weg. Sprekend over de modellen van Breitner mag het Meisje in rode kimono, voor wie Geesje Kwak model stond, niet ontbreken. Ook in deze expositie is zij, met drie varianten, aanwezig. In een ongebruikelijke houding hangt zij, naar de toenmalige mode van het Japonisme gekleed in een kimono op een bank. Poserend voor Breitner kon het nog maar 16-jarige model, afkomstig uit een arm gezin wat bijverdienen. Slechts een paar jaar later kwam het door de schilder vereeuwigde model in de Kaapkolonie aan haar einde.  

1. George Hendrik Breitner, Meisje in kimono (Geesje Kwak), 1893, RKD den Haag
2. George Hendrik Breitner, Meisje in rode kimono (Geesje Kwak), circa 1893, olieverf op doek, 82 x 53,5 cm, Kunstmuseum Den Haag.

Evenals in 2017 is nu ook een kabinetje ingericht met enkele voorbeelden van het Oriëntalisme, waarvoor de in Indonesië geboren all-rounder Adolf Boutar model stond. Nu eens opgevoerd als een Japanner, dan weer als een eunuch of een ander Oosters type.

In de grote zaal, de eregalerij van het Kunstmuseum, culmineren alle ijverzuchtige en andere invloeden in prachtige impressies:  Amsterdamse straatscènes, bevolkt met meiden en dames lopend op de gracht en doeken met koffiepiksters.

Uit geschreven bronnen blijkt nogmaals dat dit alles niet vanzelf tot stand is gekomen. In Amsterdam bereikt de rivaliteit een hoogtepunt. Israels heeft even nodig om Breitners verbluffende, rauwe interpretaties van het Amsterdamse straatleven te verwerken. In een notitie verwoordt Israels dit gevoel als volgt: …’Ik krijg van zijn werk altijd een opdonder, als iemand die ineens iets begrijpt, dat heel eenvoudig was, en daar uit stommiteit niet om gedacht heeft’

Een voorlopige final blow wordt Israels toegebracht bij het zien van Breitners Sleperspaarden in de sneeuw, in de etalage van galerie Van Wisselingh. …’Ik dacht ik schei ermee uit, tegen zulk werk kun je toch niet op schilderen’... Naar verluidt zijn Israels handen jarenlang gebonden; een schilderkunstige variant van het writers block

Gelukkig pakte hij later het penseel weer op.

George Hendrik Breitner, Sleperspaarden in de sneeuw, 1890-1893, Dordrechts Museum – langdurig bruikleen Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

Nog even terug naar de schetsen en foto’s. Het Liggend naakt uit 1887 van Breitner toont het spiegelbeeld van zijn gelatinedruk uit 1888 van Marie Jordan, liggend op een onordelijk bed. De Dansende vrouwen van Israels, herken je niet alleen in een schets van zìjn hand. In ongeveer dezelfde houding figureren ze ook in een tweetal dat door Breitner op de gevoelige plaat werd vastgelegd.

Bijzonder grappig is de adaptatie van een snapshot van drie meisjes op de brug die -het waait kennelijk stevig- hun hoed vasthouden. Op het plaveisel rechts valt het schaduwportret van de fotograaf. In Breitners doek Aan Boord uit 1897 zien we hen terug.

1. G.H.Breitner, Drie meisjes op de brug, ongedateerd, Nationaal archief, collectie Spaarnestad
2. G.H.Breitner, Aan Boord, ca.1897, Stedelijk Museum Amsterdam

Verrassend vond ik ook Breitners impressie van Drie schoolmeisjes op de brug bij de Westermarkt uit 1895, niet zozeer wegens de inspiratie op nòg een foto, maar om het on-Breitneriaanse kleurrijke en onmiskenbaar op Israels geïnspireerde palet.

G.H.Breitner, Drie schoolmeisjes op de brug bij de westermarkt ca.1895, Particuliere collectie

De sfeer in de grote zaal wordt, zoals we inmiddels gewend zijn van het Kunstmuseum, verhoogd door paspoppen met prachtige kleding uit de tijd van Israels en Breitner.

In de golfbeweging tussen bewondering, afgunst, opnieuw proberen en het afwisselend al dan niet succesvol in beeld zijn van Israels en Breitner, bereikt de tentoonstelling onder het thema De Inhaalslag zo zoetjes aan haar voltooiing.

Wanneer Breitner door een oogaandoening wederom even buitenspel is gezet stort Israels zich met Frans Erens op het nachtleven. En hier gebeurt precies datgene waar Israels moeder in een brief aan diezelfe Erens haar bezorgdheid had geuit. De twee bezoeken illegale danshuizen, bordelen en dranklokalen. Ze bieden Erens stof te over voor verzen die door Israels van passende illustraties worden voorzien. Als Breitner dacht dat hij eindelijk van Israels af was, had hij het mis. Met zijn nachtelijke scènes komt Israels tot diens ongenoegen in Breitners vaarwater. Vergelijk diens expressieve impressie van Hartjesdag uit 1897 met Israels pastel Danshuis op de Zeedijk uit de jaren ’90.

1. G.H.Breitner, Hartjesdag, 1897, particuliere collectie
2. Isaac Israels, Danshuis op de Zeedijk, 1893-1895, Erens archief Nijmegen

Wanneer ze in de kunstkritiek tot elkaars evenknie worden bestempeld is in 1893 de maat voor Breitner vol. Pas op de begrafenis van een gemeenschappelijke vriend bijna 10 jaar later verzoenen de vroegere rivalen zich met elkaar. Deze gebeurtenis zou een mooie slotscène kunnen opleveren in een film over beide schilders.

Elk heeft het succes en de erkenning gekregen waar ze van jongs af aan voor hebben gewerkt. Beide zijn gelouterd door het leven en in sommige opzichten door schade en schande wijzer geworden. Terwijl Israels al eerder internationale podia betrad wordt Breitner in 1901 geëerd met een overzichtstentoonstelling in de Amsterdamse kunstvereniging Arti et Amicitiae.

In de laatst zaal wordt onder de noemer gelijkspel een aantal vergelijkbare werken gepresenteerd. Tevens wordt zichtbaar dat hun artistieke wegen zich hier scheiden. Breitner blijft gefascineerd door de stad, resulterend in impressies van verstilde Amsterdamse achtergrachten en bouwputten, die hij vastlegt in een ingehouden palet. Israels daarentegen verruimt zijn horizon over de grenzen. Van zijn late jaren dateren portretten van de beau monde en vrolijke, zonovergoten mediterrane strandscènes, die overigens niet in deze expositie te zien zijn.  

Voor vertrek kan de bezoeker nog een voorkeurstem op een van beide schilders uitbrengen. Kleine moeite, waarmee je een cadeaubon van 50,- kunt winnen en je belandt meteen op de mailinglijst voor de gratis Nieuwsbrief van het Museum!

Knock -out

Het slotakkoord van de tentoonstelling vormt een uitvergrote foto met een ring waarin een bokser zijn tegenstander knock-out heeft geslagen. Dit beeld komt niet overeen met de impressie waarmee ik expositie verlaat. Na de boeiend geïllustreerde artistieke krachtmeting zijn beide kunstenaars in mijn ogen fier overeind gebleven!

Oordeelt u zelf: dit kan tot en met 24 mei!

Catalogus bij de tentoonstelling;
BREITNER vs ISRAELS, vrienden rivalen, Frouke van Dijke, Kunstmuseum den Haag WBOOKS, 2020

Link: KUNSTMUSEUM DEN HAAG

Geverifieerd door MonsterInsights