Jaren geleden presenteerde het Rijksmuseum de tentoonstelling Royers Chinese Kabinet, met de verzameling Chinese rariteiten (zeldzaamheden) van de Haagse jurist Jean Theodore Royer (1737-1809). Royer leerde zelfs de Chinese taal om de cultuur van het verre China beter te begrijpen. Sprak het mysterieuze Cathai in de oudheid reeds tot de verbeelding. Tegenwoordig bestaat die fascinatie nog steeds. Eind maart opende het Frans Hals museum haar deuren voor de letterlijk en figuurlijk bloemrijke tentoonstelling Barbaren & Wijsgeren: het beeld van China in de Gouden Eeuw. De expositie toont niet alleen de westerse kijk op China, maar ook het westen gezien door Chinese ogen. Deze tentoonstelling is de eerste van een reeks waarbij het Frans Hals museum over de grenzen kijkt. Zo zullen tijdens de najaarsexpositie, a Global table, 17e eeuwse stillevens als historische documenten worden gepresenteerd in het licht van actuele vragen naar de productie en herkomst van voedsel.
Bij de huidige tentoonstelling over China en de Gouden Eeuw kun je je afvragen: waarom in Haarlem? Liggen de havensteden van de VOC, vertrekpunt naar het verre China, niet meer voor de hand? Directeur Ann de Meester legt uit dat zich in de collectie van het Frans Hals museum veel objecten bevinden die refereren aan het handelsverleden van de 17e eeuw. Zoals een kleine majolicategel met een Chinese pagode die geïnspireerd is op een afbeelding in Johan Nieuhofs opzienbarende verslag van zijn bezoek aan de keizer van China.
Op de plinttegels in de gangen van het Frans Hals museum kan de opmerkzame bezoeker afbeeldingen van Chinezen vinden. Voor wie niet door de knieën wil: enkele van deze tegels zijn ook elders in de opstelling en in het begeleidende boek te zien. Deze publicatie bevat bijdragen van de samensteller van de expositie, Thijs Weststeijn en oude bekenden van de koloniale geschiedschrijving: Leonard Blussé en Jan van Campen. De expositie is gebaseerd op het interdisciplinaire onderzoeksproject ‘The Chinese Impact’. (Kunst)historici, archeologen en filosofen vroegen zich af: hoe zagen de 17e en 18e eeuwse Chinezen de westerlingen zagen en andersom. Deze vraag is tot de eigen tijd doorgetrokken.
In de expositiezalen zijn keramische werken en vazen met voorjaarsbloemen te zien, gemaakt door docent Hans van Bentem en studenten van de Rietveld academie. Van Evelyn Taocheng Wang, winnares van de Volkskrant Beeldende Kunst Prijs 2016, zijn aquarellen te zien en een video-installatie over de in haar ogen ‘exotische’ Waddeneilanden. In de Hallen wordt het Chinese feestje voortgezet met een solotentoonstelling van deze jonge kunstenares.
China gold in het 16e en 17e eeuwse westen als een raadselachtig land. Het riep tal van vragen op. Op geografisch gebied had Ptolemaeus zich er in de 2e eeuw al mee bezig gehouden. Hij beschouwde het verre Sina als het einde van de wereld. Ook op filosofisch gebied waren er vragen zoals: wie was Confucius?
Een vraag van meer praktische aard hield de westerlingen evenzeer bezig: hoe maakten ze dat prachtige porselein?
Deze vraag zou nog tot ver in de 18e eeuw onbeantwoord blijven. De Chinezen hielden het productieproces angstvallig geheim. Pas in de vroege 18e eeuw werd de receptuur, gebaseerd op de zeer fijne kaolien aarde, ontdekt en in Meissen in productie gebracht.
Vrijwel alle historische en eigentijdse kunstwerken en publicaties zijn voortgekomen uit verwondering en nieuwsgierigheid of gekleurd door de vooroordelen, waarmee deze 17e eeuwse waarnemers de wereld van de anderen bezagen. Dat geldt zowel voor Joost van den Vondel in de Gouden Eeuw, over wie straks meer, als voor de eerder genoemde Evelyn Taocheng Wang.
Dit tweezijdige beeld wordt in de tentoonstelling geïllustreerd aan de hand van geschreven, getekende en geschilderde bronnen én porselein!
Het populaire Chinese porselein, deels als ballast aangevoerd, veroverde de Europese markt. Aanvankelijk was het nog een luxe product, waarmee welgestelden en vorstinnen als Amalia van Solms in speciale kabinetten pronkten. Maar nadat in 1612 een Portugees schip met ‘kraakporselein’ (verbastering van het scheepstype, een caraque) door de Hollanders gekaapt was raakte de markt overspoeld met Chinees porselein. Het was zelfs in de meest eenvoudige huishoudens te vinden. Plateelbakkers in Delft en andere steden, zagen een gat in de markt en maakten het Chinese porselein met steeds meer succes na.
Omgekeerd zijn in de expositie westerse invloeden en imitaties te zien. In 1640 schonken Jezuïeten de keizer van China een boekje met afbeeldingen uit het leven van Christus. Chinese kunstenaars kopieerden de in Hendrick Golzius Doornenkroning weergegeven Christusfiguur met geloken ogen!
In dit hoekje van de tentoonstelling zou het theeservies van Jezuïetenporselein met kruisigingsscènes uit de collectie van Museum Catharijneconvent niet misstaan. In dit voorbeeld van door Europeanen bestelde Chine de Commande, heeft Christus eveneens een Chinese oogopslag.
Om de Chinese kijk op westerlingen als ‘roodharige barbaren’ te begrijpen, moet je weten dat Chinezen hun land als het centrum van de wereld beschouwden. De keizer heerste bij goddelijk mandaat over dit Rijk van het Midden. Alles wat daarbuiten bestond werd als barbaars bestempeld.
In de manuscriptkaart die Joan Blau rond 1666 van het verre oosten tekende bevindt dit rijk zich helemaal niet in het midden. Vanuit Europees perspectief bevindt China zich in een uithoek van de toen bekende wereld. Aan de hand van deze kaart kan de bezoeker zich enigszins oriënteren, alvorens zijn virtuele reis naar China te ondernemen. Varend op mijn herinneringen als rondleider in het Scheepvaartmuseum herken ik er een zogenoemde overzeiler in. Voorzien van interessante informatie over de verre kusten en windrozen als hulpmiddel voor het uitzetten van de te varen koers. Een kaart voor navigatie op volle zee, maar niet geschikt om binnen te lopen. Detailkaarten met aanlooproutes van exotische havens waren uitsluitend bestemd voor de ogen van de schipper en zijn ‘co-piloten’, de stuurman en de derde waak. Met zoveel buitenlandse matrozen aan boord was geheimhouding daarvan in tijden van opkomende concurrentie van de Engelsen en de Denen, van vitaal belang.
Het vinden van de weg naar China was geen sinecure. De Amsterdamse dominee Petrus Plancius (eigenlijk Pieter Platvoet), stond niet alleen op zondag op de kansel van de Oude Kerk, maar ook doordeweeks. Dan verruilde hij het woord van God voor lessen in geografie en cartografie. Tijdens de 80-jarige oorlog ontstond de wens om de weg naar Azië zelf te bevaren. Plancius stuurde spionnen naar Lissabon om daar de hand te leggen op zeekaarten van deze pioniers op de wereldzeeën. Met succes. Rond 1600 koersten de Hollanders met Portugese zeekaarten, maar op eigen kompas naar het Verre Oosten. In de tentoonstelling zijn de resultaten van deze tochten te zien in reisverslagen, exotische voorwerpen en in prenten en schilderijen.
Vanaf het moment dat de eerste Hollanders voet aan wal zetten in China brachten lokale kunstenaars deze ‘roodharige barbaren’ in beeld. Een rolschildering door Zhang Rulin uit 1738, toont twee volwassenen met vlammend rood haar en geloken ogen en zelfs het blauwogige kleintje op de grond is real ginger!
Vanuit westers oogpunt werd het onbekende China zoals gezegd lange tijd gezien als een mysterieus land. De eerste Europeanen wisten niet wat ze zagen. Het door vooroordelen en mythes gekleurde beeld maakte gaandeweg plaats voor begrip en bewondering voor de buitengewone intelligentie van de Chinezen, zoals Hugo de Groot in een publicatie uit 1602 al opmerkte.
Anderzijds bleken westerlingen bij nadere kennismaking minder barbaars dan gedacht. Vooral hun technische kennis onder andere op het gebied van scheepvaart en navigatie, maakte veel indruk. Keizer Kangxi (1654-1722) was vooral geïnteresseerd in kennis op astronomisch gebied. Twee portretten van Keizer Kangxi illustreren de verschillen tussen oost en west.
De telescopen, automaten en uurwerken van de Jezuïeten, pioniers in de contacten tussen oost en west, openden deuren die voor anderen gesloten bleven. Ferdinand Verbiest (1623-1688) kreeg, evenals zijn voorgangers Matteo Ricci en Athanasius Kirchner, toegang tot de Verboden Stad. Verbiest corrigeerde de Chinese kalender en berekende een aantal zons- en maansverduisteringen die, gepresenteerd als voorspellingen van de keizer zelf, diens positie als zoon van de hemel bevestigden.
Verbiest wist het tot hoofd van het keizerlijk astronomisch bureau te brengen. Als vertrouweling van Keizer Kangxi werd hij zelfs kind aan huis in de Verboden Stad. In de museumcollectie van de Verboden stad zijn nog verschillende automaten, uurwerken en astronomische instrumenten uit die tijd te zien. Zoals een door Verbiest ontworpen bolvormige astrolabe op een met draken versierd bronzen onderstel.
Het mes sneed (tijdelijk) van twee kanten. Even leek het erop dat de blijdschap van de keizer de Jezuïeten ongekende kansen zou bieden voor de verkondiging van het christelijk geloof. Maar niet iedereen was blij met het hun optreden. De paus en de curie waren van mening dat de Jezuïeten ‘te Chinees’ waren geworden. In 1773 werd de orde, die in 1814 haar comeback zou maken, door paus Clemens XIV officieel opgeheven. De bul werd in veel overzeese missiegebieden niet geëffectueerd, maar deze had voor het christendom in China grote gevolgen. Als reactie van de keizer op dit pauselijk edict wordt het christelijk geloof in China verboden. De keizer wenste geen buitenlandse inmenging.
Een eerste uitgebreide Nederlandse publicatie over China werd bezorgd door Johan Nieuhof, een globetrotter die eerder al verslag deed van een reis naar Nederlands Brazilië. Tussen 1655 en 1657 nam hij deel aan een handelsmissie naar China. Zijn ervaringen tekende hij op in zijn Beschrijving van ‘t Gesandschap der Nederlndsche Oost-Indische Compagnie aen den grooten Tartarischen Cham nu Keyser van China, (1665).
Het is een rijkelijk geïllustreerd encyclopedisch naslagwerk, waarin behalve het bezoek aan de Verboden Stad ook de zeden en gewoonten, de flora en fauna van China worden besproken. Gebaseerd op eigen waarneming en ten dele ontleend aan publicaties van missionarissen als Athanasius Kircher. Nieuhofs boek bevat -als een 17e eeuwse Lonely Planet– zelfs een routekaart en stadsgezichten van o.a. Batavia, Kanton Macao en Peking. Op een van de wanden is een blow-up aangebracht van een prent uit Nieuwhofs boek. Deze geeft een impressie van de ontvangst in de Verboden Stad.
Alle figuren kijken de museumbezoeker aan, alsof ze even kijken naar de lens van een anachronistische fotograaf, of mochten ze de keizer niet in de ogen kijken?
Nieuhofs boek werd kort na publicatie al in diverse talen, waaronder Latijn, uitgegeven. De 150 door de uitgever deels opgeleukte afbeeldingen, gebaseerd op originele tekeningen van de auteur, zijn beeldbepalend geworden voor de Europese kijk op China. Nieuhofs tekening van een pagode met naar Chinees gebruik het oneven aantal van 9 verdiepingen bijvoorbeeld, werd in latere edities van een extra laag voorzien. De pagode die in de Engelse Kew Gardens verrees, is gemodelleerd naar dit foute voorbeeld.
Nieuhofs illustraties stonden ook model voor de afbeeldingen op Delfts blauwe tegels. Zoals de afbeelding van de keizer met de wereldbol, de bedienden met vaandel en de man in het schandblok, die eveneens figureert in een van de plinttegels van het museumgebouw. Op een andere zien we een kleine pagode, eveneens geïnspireerd op Nieuhofs Porecelijne toren van Nanking, die bovendien weer model stond voor de Delftse vinding van de torenhoge tulpenvazen!
In Nederland waren deze tegels populair, maar toen de Hollanders bij een bezoek aan de keizer als tribuut een partij van deze blauwwitte tegels meebrachten, noteerde een Chinese klerk in de annalen van 1686, dat de gezanten deze een volgende keer niet meer mee hoefden te brengen (…). Liever ontving de keizer westerse jachtgeweren, kanonnen, uurwerken en astronomische instrumenten. Aan deze laatste wens hadden de Jezuïeten, eerder ook al gehoor gegeven. In de Verboden Stad zijn deze nog steeds te bewonderen.
Nieuhofs illustraties vormden nog lange tijd een inspiratiebron voor de Chinoiserie, een 18e eeuwse rage voor quasi Chinese afbeeldingen en decoraties.
Informatie over China las de Nederlandse lezer ook in Olfert Dappers Gedenkwaerdig bedrijf der Nederlandsche Oost-Indische Maatschappye op de kuste van het Keizerrijk van Taising of Sina, uit 1670. Dapper, die nooit in China geweest was, fungeert als doorgeefluik van andermans waarnemingen. Zoals informatie van de Jezuïet Adriano De Las Cortes, die in 1625 zijn lotgevallen als schipbreukeling had opgetekend. Hij schreef o.a. over geneeskrachtige Chinese wortels en kruiden, zoals het levensverlengend ‘duizendjarig kruit’, dat zelfs wit haar weer zwart kan maken en ‘sina’, ook ginseng genoemd. Hier verdient Dr Vogel tot op de huidige dag nog goed aan.
De grote afwezige in de Haarlemse expositie is Dirck Pomp, beter bekend als Dirck China, die in 1585 in Portugese dienst al naar het Verre Oosten reisde en zijn landgenoten wees op handelsmogelijkheden met China en Japan. In 1592 verscheen zijn Tesoor der Zeevaart, waarin hij vertelt: In Sina woont seere goet volck ende is een landt seer ryck van Gout, Edel ghesteente, alderhande syde, Perlen, Perlemoer, Camfer, Quicksilver, Rhabarber, Goutdraet, Muscus ende van al dat men mach bedincken,[…]… D’inwoonders… hebben Afgoden als Duyuelen in hun kercken gheschildert die sy eeren. Sy laten hun nagels groeyen also lanck als sy mogen, […] D’inwoonders van desen lande zyn brassers, sy eten alderhande spyse, maer liever van een hont dan van eenich ander wiltbraet oft gedierte. Sy maecken henlieder wyn oft dranck van Rys, […] nochtans zyn sy cloecksinnighe lieden, die alle dinghen connen seer subtylyck ende scherpsinnich maecken’….
De tentoonstelling laat ook nieuwsbrieven zien, voorlopers van onze kranten, zoals de Oprechte Haarlemse Courant en een nieuwsbrief door Chrispijn de Passe, het Kort en bondigh verhaal van ’t schoone eyland Formosa uit 1661, waarin het verlies van het huidige Taiwan aan de Chinese krijgsheer ‘Coxinga’ wordt beschreven. In deze nieuwsbrief rechtsonder ook een klein geïllustreerd bericht over de moord op een aantal gereformeerde zendelingen…’hier worden se aan de boomen genagelt’…, aldus het bijschrijft. Van tijd tot tijd werden christenen in China vervolgd. De uitoefening en verbreiding van het christelijk geloof wordt in de vroege 18e eeuw definitief verboden.
In de tentoonstelling zijn ook minder bekende modellen van Chinees porselein te zien, zoals een confiture set, met afbeeldingen van Chinese goden. Een van hen draagt een swastika op de borst, hier niet in negatieve zin, zoals wij het symbool kennen, maar in de oorspronkelijke, gelukbrengende betekenis.
Met de retourschepen van de VOC kwamen ook weleens Chinezen mee. Zo zette in 1600 de Chinese koopman Yppong voet aan wal in Middelburg, waar hij niet alleen qua uiterlijk, maar ook qua innerlijk opzien baarde, want hij liet zich dopen!
Tijdens de voorbereidingen van de huidige tentoonstelling werd het portret van Yppong herkend in een van de figuranten op het altaarstuk van Peter Paul Rubens, De wonderen van de Heilige Franciscus Xaverius, uit 1618 in het Weense Kunsthistorisches Museum.
Menige bezoeker wacht een verrassing bij het zien van een model van de zeilwagen van Simon Stevin zoals we leerden op school. Maar wat blijkt? Simon Stevin had deze vinding niet helemaal of zelfs helemaal niet van zichzelf. De wagen werd gebouwd naar Chinees ontwerp. Op het Scheveningse strand bereikte de opgetogen Prins Maurits er een behoorlijke snelheid mee. Het enthousiasme van de prins deel ik volkomen. Op een zogenoemde ‘mazo-dag’ van de Technische Universiteit Delft sjeesden wij, moeders, op het strand van Ouddorp oerend hard in een moderne variant van dit 17e eeuwse concept.
Een schilderij met zeilwagen van Hendrick G. Pot uit de vaste collectie van het Frans Hals museum vond hier heel toepasselijk ook een plekje: Flora’s Mallewagen uit 1637. Maar wie zijn die passagiers met hun hoofdbedekking getooid met tulpen? Ook Flora houdt enkele tulpen in de hand en in de vlag zien we ze eveneens, gestoken in een zotskap. Dit symbool van de dwazen vormt de sleutel tot het begrip van de voorstelling. Niet het rijden in zo’n zeilwagen wordt afgekeurd, maar met de hoge snelheid waarmee deze op de zee afkoerst wordt de waan van die dagen, de tulpomanie, aan de kaak gesteld. Anno 1637 stortte de windhandel in tulpen in. Het hebzuchtige volk loopt achter de tulpenwagen aan.
Terug naar de ontmoeting tussen Oost en West. Niet alle ontdekkingen uit China vielen in de Nederlanden in goede aarde. Dat de Chinese beschaving ouder zou zijn dan de Europese stelde calvinisten voor grote problemen. Zij zagen de bijbel als maatgevende historische bron. De zondvloed beschreven in Genesis, zou aldus knappe koppen in die tijd hebben plaats gevonden in 2349 v. Chr. Hoe viel dit te rijmen met de Chinese tijdrekening die al rond 5000 v. Chr. een aanvang zou hebben genomen? Missionarissen die hiermee geconfronteerd werden deden het af als een misrekening van de Chinezen, doordat ze zelf geen wijs konden uit hun onleesbare karakters! In de calvinistische Nederlanden zette Isaäc Vossius de gevestigde bijbels-historische orde op zijn kop met zijn publicatie: De echte ouderdom van de wereld, waarin hij stelt dat tot nu toe niemand de juiste versie van de Heilige schrift heeft gelezen. Deze wetenschap vormde voer voor filosofen als Spinoza en Descartes, die de bijbel als historische bron reeds hadden afgewezen. Anderen zagen een parallel tussen Spinoza en de grootste Chinese wijsgeer Confucius. Na zijn kennismaking met China bezorgde Pieter van Hoorn in 1675, daarin bijgestaan door de Chinees ‘Michael Alfonsus’, een vertaling van Confucius ‘Gesprekken’: Eenige vorname eygenschappen van de waren deugdt…… getrocken uyt den Chineschen Confucius.
Ook de toenmalige ‘dichter des vaderlands’ Joost van den Vondel, was door zijn ontmoeting met twee Chinezen de missionaris Martino Martini en de bekeerde Chinees, Dominicus geïnspireerd tot het schrijven van zijn Chinese toneelstuk Zungchin, of ondergang der Sineesche heerschappye, over het einde van de Ming-dynastie. Het eerste bedrijf begint met een filmische beschrijving avant-la-lettre: …’…’Hier staenwe op ’t voorhof van het keizerlijk Peking, de hoofdstadt van heel Sine, en zien aen ’s hemels ring de zon alree gedaelt ….’
Vondel heeft daarin oog voor de emoties van het keizerlijk paar dat zich verhing aan een boomtak. Jaren geleden liep ik ‘door de achterdeur’ van de Verboden Stad even naar die verstilde plek, hoog op een heuvel, waar de laatste keizer van de Ming dynastie afscheid nam van het leven. Zou Vondels stuk ooit nog eens op de planken komen?
In een ets van Rembrandt uit 1655 is te zien dat Chinese invloed ook is doorgedrongen in de studeerkamer van de apotheker Abraham Frantzen. Aan zijn bureau, waarop een Chinees beeldje, bestudeert hij een rolschildering. In de vitrine ernaast ziet de bezoeker voorbeelden van in Delft nagemaakte ‘Chineesjes’. Een beeldje van de moedergodin van het mededogen Guanyin naast een wit porseleinen beeldje van Patai, de lachende Chinese god van de voorspoed.
Interessant zijn ook voorbeelden van het zogenoemde Chine de Commande, zoals een Chinees bord waarop een Rotterdamse volksopstand te zien is: de Costermans oproer, van na 1690.
Tegen het decor van Hollandse trapgeveltjes zijn de opstandelingen –met Chinese ogen- volop bezig met het opnemen van dakpannen, om de oproerpolitie te gaan bekogelen? Tenslotte geeft de tentoonstelling ook antwoord op de vraag: Waarom in Haarlem? Naast het bekende Delfts blauw werd ook Haarlems Blauw gemaakt, zoals een op Wan-li porselein geïnspireerde schotel met vogels en bloesemtakken daterend van het midden van de 17e eeuw.
Chinees porselein is op talrijke 17e eeuwse stillevens te zien, zoals in Willem Claesz Heda’s Stilleven met pastei en zilveren kan.
Over de ontwikkeling van deze maaltijdstillevens leest u binnenkort in mijn bespreking van de tentoonstelling: Slow Art: stillevens in de Gouden Eeuw, in het Mauritshuis.
Links: