Hollandse genrestukken uit de Royal Collection in het Mauritshuis
Tweeëntwintig schilderijen van wereldklasse uit de Britse Royal Collection zijn t/m 8 januari te zien in het Mauritshuis in Den Haag. Topstukken van Gerard ter Borch, Gerrit Dou, Pieter de Hooch, Gabriel Metsu, Jan Steen en niet in de laatste plaats Johannes Vermeer.
In deze intieme expositie zijn zogenoemde genrestukken te zien; alledaagse (binnenhuis)scènes uit de Gouden Eeuw. Herbergscènes met eenvoudige boeren, maar ook interieurs van deftige burgerwoningen met prachtig geklede figuren. Onbetwiste topstukken zijn Gerrit Dou’s Jonge moeder en Vermeers Vrouw in een slaapkamer, waarover straks meer. In de introductiefilm vertellen conservatoren Quintin Buvelot en Epco Runia over de totstandkoming van de tentoonstelling. We zien hen in gesprek met Desmond Shawe-Taylor, ‘surveyer’ van de thuisbasis van de tentoongestelde schilderijen, de Queens Pictures.
Van de veelheid aan 17e eeuwse genres als portretten, stillevens, stadsgezichten, marines en historiestukken vormen deze genrestukken, waarin de toeschouwer een blik vergund wordt op een (ogenschijnlijk) alledaagse tafereel vanouds een geliefd verzamelobject. De voorstellingen zijn bedrieglijk realistisch geschilderd; letterlijk en figuurlijk. Want achter de zorgvuldig gepenseelde onderwerpen gaat niet zelden een symbolische betekenis schuil. Een bedoeling die in onze tijd vaak niet meer herkend wordt. Dankzij 17e eeuwse literatuur en embleem-boeken is die betekenis nog wel terug te vinden. In de expositie hangt een checklist die de bezoeker kan helpen om achter de intentie van zo’n genrestuk te komen:
- Waar is de scène gesitueerd, in een herberg of burgerwoning ?
- Hoe zijn de mensen gekleed ?
- Wat verraden de gezichtsuitdrukkingen ?
Maar wees voorzichtig met de duiding van symbolen, waarschuwde professor Eddy de Jongh in de tachtiger jaren in zijn colleges iconologie. Symbolen zijn vaak multi-interpretabel en verkrijgen hun specifieke betekenis in een bepaalde context. Maar ook zonder kennis van die (versluierde) symboliek kun je genieten van deze prachtige schilderijen. Een tendens die de laatste decennia sterker wordt. Tot in de jaren tachtig lag in het universitair kunsthistorisch onderwijs de nadruk vooral op het iconologisch duiden. De techniek of beter de kunst om met behulp van verf op het platte vlak de illusie van een inkijkje in een 17e eeuws interieur te suggereren is echter net zo belangrijk. Er bestaat inmiddels zelfs een heel nieuwe functie; die van technisch kunsthistoricus.
Engelse voorliefde Hollandse meesters.
Omdat de Engelse schilderkunst, volgens de introductiefilm niet veel voorstelde, ontstond aan gene zijde van het kanaal belangstelling voor de Nederlandse schilderkunst. Engelse koningen George II en George IV verzamelden in de 19e eeuw Hollandse meesters. Maar ook eerder vonden schilderijen uit de Nederlanden hun weg naar Engeland. Koning Charles II ontving bij zijn kroning in 1660 een diplomatiek geschenk van de Staten Generaal van Holland en West Friesland. In het pakket van deze ‘Dutch Gift’ bevond zich de Jonge Moeder van Gerrit Dou. Dat schilderij leek voor Holland verloren, maar ten tijde van William & Mary viel de Royal Collection weer in Nederlandse handen.
De liefde voor Hollandse schilderkunst in Engeland werd niet door iedereen gedeeld. In 1841 omschreef Alexander Lindsay, de latere graaf van Crawford and Balcarres, deze als een ‘broad-bottomed Duch School’ waarmee hij de kunst van Hollandse bodem vergeleek met een platbodem. Overeenkomst?
Ze zijn allebei zonder veel diepgang! De Britse liefhebbers waren evenwel geporteerd van het geschilderde ‘low life’, onderwerpen met een komische noot, als boeren in een herberg of dansend op een dorpsfeest, maar ook ‘high life’ was geliefd. Rijk ingerichte binnenhuisscènes, gestoffeerd met elegante figuren. Beide zijn in deze tentoonstelling vertegenwoordigd.
De catalogus gaat in op de historische banden tussen Engeland en de Nederlanden. Koningin Elizabeth I zegde ten tijde van de Opstand haar steun toe aan de Nederlanders, in 1688 werd onze stadhouder Willem III koning der Britten en in 1815 stonden Lord Wellington en de prins van Oranje, de latere koning Willem II samen hun mannetje in Waterloo. Engelse kunstenaars lieten zich inspireren door de schilders van de Hollandse 17e eeuw. Niet in de expositie, maar wel in de catalogus is dat te zien in William Mulready’s Interieur van een Engels plattelandshuisje uit 1828.
Een binnenhuisscène met een wieg en verstervend wild uit het vocabulaire van Gerrit Dou, gedaan in een Rembrandtesk palet. Een beetje van Dou en Rembrandt en een beetje van hemzelf. Het centraal geplaatste venster geeft uitzicht op een donker romantisch landschap onder een opgloeiende avondlijke hemelpartij.
Overeenkomsten tussen beide koninklijke collecties.
De overeenkomst in samenstelling tussen de Britse Royal Collection en het Nederlandse Koninklijk Kabinet van Schilderijen is groot. Terwijl het merendeel van de Engelse collectie in de vroege 19e eeuw werd verzameld door George II en George IV, werd de basiscollectie van het Mauritshuis bijeengebracht door de stadhouders Willem IV en V. Hun nazaat Koning Willem I droeg de collectie in 1816 over aan de Nederlandse staat. Maar er is ook een klein verschil, om precies te zijn een verschil van slechts één nul. De Engelse collectie bestaat uit 8.000 schilderijen, terwijl die van het Mauritshuis 800 exemplaren telt.
Bij het pièce de résistence, Vermeers De Muziekles van rond 1660 met een vrouw aan het virginaal, staan de meeste bezoekers lang stil. Niet verwonderlijk, want deze wat mysterieuze, verstilde voorstelling vraagt om aandachtig kijken. Staand in een denkbeeldige deuropening, kijken en even wegdromen in de tijd. Want dat leerde ik destijds aan de RUU wel: ‘Jai moet hoed kajken’ doceerde Professor Reznicek in Utrecht.
Waar is dit tweetal mee bezig ? Zoeken ze samen muziek uit, is het een muziekles of is er meer aan de hand ? Leuk detail vormt het ogenschijnlijke schilderij in het schilderij achter het hoofd van de vrouw. Bij nadere beschouwing blijkt het een spiegel, waarin niet alleen haar hoofd, maar ook de voet van Vermeers schildersezel wordt weerspiegeld. De tekst moet duidelijkheid over de betekenis verschaffen, maar wat staat er eigenlijk?
MUSICA LETITIAE CO(ME)S MEDICINA DOLOR(UM). Muziek is een metgezel van vreugde, een medicijn voor verdriet. En wat is mooier dan samen musiceren? Het brengt harmonie in het leven en in de liefde.
Behalve de uiterlijke verschijningsvorm en de betekenis is ook de herkomst van dit schilderij interessant. Antonio Pellegrini, de kunstenaar die in 1718 de Gouden zaal van het Mauritshuis van schilderingen voorzag, kocht Vermeers Muziekles en nam het werk mee naar Italië. In 1762 belandde Pellegrini’s schilderijenverzameling in de collectie van Koning George III. Gek genoeg was Vermeers Muziekles destijds slechts bijvangst. Het ging de Engelse koning om de verwerving van Venetiaanse vedute, stadsgezichten, gemaakt door Canaletto, de schilder die destijds erg populair was. De Muziekles stond zelfs niet eens te boek als een Vermeer; het werd toegeschreven aan Frans van Mieris. De ware auteur werd pas in de 19e eeuw ontdekt. Het is nauwelijks voor te stellen dat Vermeer, met zijn kleine oeuvre van 36 werken thans wereldberoemd, een tijdlang in de vergetelheid was geraakt. Pas in de 19e eeuw werd Vermeer door de Franse kunstcriticus Thoré-Bürger herontdekt. In die tijd maakten de vergeten schilders uit de eeuw van Rembrandt hun comeback, nadat ze tengevolge van een smaakverandering uit de mode waren geraakt. Dat gold niet alleen voor schilders van portretten, stillevens en landschappen, maar ook voor schilders van binnenhuisscènes, die in deze expositie centraal staan.
Kijkend naar de Muziekles vraag je je af hoe Vermeer het heeft klaargespeeld om deze verstilde uitgebalanceerde compositie in het juiste perspectief te krijgen ? Kunsthistorici vermoeden dat Vermeer bij het creëeren van zijn composities gebruik maakte van een camera obscura. Of dat hier ook het geval is wordt door Epco Runia betwijfeld. Hij legt uit dat in de mouw van de vrouw een klein gaatje is ontdekt. Vermeer bracht daar in het doek een spijkertje aan, van waaruit hij (hulp)lijnen spande om de voorstelling in het juiste perspectief te plaatsen. Een verrassende vondst waar je als argeloze bezoeker nooit op zou komen. Het wordt in de film verteld.
Een camera obscura, een donkere kamer, werkt als volgt. Men neme een kist of doos, maakt in een van de wanden een gaatje. Met het daardoor binnenvallende licht wordt de buitenwereld omgekeerd, met veel dieptescherpte op de tegenoverliggende wand in de doos geprojecteerd. Aldus kan die voorstelling nauwgezet bestudeerd en overgenomen worden. Leuke bijkomstigheid vormen de daarbij ontstane talrijke lichtstipjes, die in het werk van Vermeer ook daadwerkelijk waarneembaar zijn. Het principe van de camera obscura kan ook worden toegepast op een wand in een verduisterde kamer.
Een onbetwist hoogtepunt in de tentoonstelling vormt Jan Steens Vrouw in een slaapkamer uit 1663. Meesterlijk gepresenteerd achter een bedrieglijke, want geschilderde architectonische omlijsting, een trompe l’oeil, zit een vrouw die op de rand van haar hemelbed in de weer is met een kous. Tijdens mijn studie kunstgeschiedenis zorgde de toenmalige titel: Het ochtendtoilet voor verwarring. Trok ze die kous nu aan of uit? Maar ook hier geeft goed kijken het antwoord. Op haar kuiten is de afdruk van de kousenband duidelijk te zien, wat er toch, anders dan in een ingezonden brief in de NRC van 7 oktober jl., waarin het tegendeel wordt beweerd, op lijkt te duiden dat ze de kous uittrekt. De in deze brief gedane bewering dat die kepen ook ’s nachts in het been blijven zitten is, door mij empirisch onderzocht, onjuist.
Behalve deze alledaagse handeling bevat het werk een erotische lading, al zal de 21e eeuwer die wel wat anders gewend is, er niet warmer of kouder van worden. Hoe weten we dat? De prominent in de voorgrond geplaatste luit vormt hier de sleutel: een oud symbool voor de liefde, soms ook de betaalde liefde. Waar ook twee oude gezegdes op slaan: ‘de luit slaan’ voor het bedrijven van de liefde en … ‘verkeren met hoeren en met snaren’. Maar, evenals de vluchtige klanken van het snarenspel, is ook (het genieten van) de liefde vergankelijk… Terwijl ik dit schrijf schiet mij te binnen dat het aantrekken van een kous in 17e eeuwse symbooltaal ook gebruikt werd voor het bedrijven van de liefde. Enfin, het laatste woord is dus over de inhoud van dit werk nog niet gezegd.
In andere gevallen is de betekenis zelfs met goed zoeken niet meer te achterhalen. Zoals in een werk dat bij het betreden van de tentoonstelling meteen rechts hangt. Een raadselachtig doek door Hendrick Pot, Dame en heer in een interieur. In welke ruimte bevinden de figuren zich? We zien een vreemd, theater-achtig interieur met prominent een tafel, waarop een kostbaar kleed, een spiegel en een glas. Getuige de gebarentaal van de fraai geklede figuren is er iets aan de hand. De man heft zijn armen theatraal omhoog, de vrouw kijkt hem veelbetekenend aan. Wat gebeurt hier? De titel noch de aanblik van het werk geven de betekenis prijs. Pas als je heel goed kijkt wordt je het mes gewaar dat de vrouw op haar lichaam richt . Grappig detail vormen de twee hondjes die elkaar achter de rokken van de vrouw besnuffelen. Het lijkt erop dat de man nog juist op tijd komt om de dame van zelfmoord af te houden. Maar wie zij is blijft onduidelijk. In de schilderkunstige traditie is een om haar eerbaarheid in de dood vluchtende Lucretia een bekend thema, maar voor deze duiding lijkt de mise-en-scène ongeschikt. In de catalogus wordt naarstig naar een betekenis gezocht; het zou de ‘Zwarte Prins Edward van Woodstock met Lady Salisbury’ zijn, uit een ingewikkelde 16e eeuwse story. De auteur besluit uiteindelijk met de vaststelling dat Pot een moralistisch historisch thema heeft geschilderd: een kuise edelvrouw die zich een belager van het lijf weet te houden.
Eveneens raadselachtig blijft de inhoud van Godfried Schalckens, Vrouwtje kom ten hoof uit ca. 1669. Een vrolijk gezelschap in een rommelig interieur. Centraal zit een schalkse figuur, met loshangende kleding; de handen geheven in een verontschuldigend gebaar. Deze figuur is de schilder zelf! Hoofdrolspeler in een spelletje waar wij de regels niet meer van kennen… Een 17e eeuwse ondeugende variant van wie komt er in mijn hokje?
Het is niet duidelijk wat hier uitgebeeld wordt. Er wordt onderling wat gesmoesd, de dame links betrekt de beschouwer in het verhaal. Zijn er details die aanknopingspunten geven voor het vinden van de betekenis? We weten het niet. Mogelijk gaat het ook hier om de liefde, maar ook zonder die kennis kunnen we genieten van de meesterlijk geschilderde stofuitdrukking, zoals in de draperie, waarvan zelfs de textuur van het weefsel zichtbaar is!
In Gabriel Metsu’s (1629-1667), Cellospeler, uit 1658 komen we met goed kijken wederom een heel eind. Een dame komt met een brief de trap af, terwijl zij de cellospeler veelbetekenend aankijkt. Ook hier staat zonder twijfel de liefde centraal, daarop duiden muziekinstrumenten in het algemeen en in dit geval de cello, die door de man gestemd wordt. Via de muziek komen man en vrouw in samenklank tot elkaar. In sommige gevallen biedt natuurwetenschappelijk onderzoek de helpende hand in het duiden van de bedoeling van de schilder. Röntgenonderzoek bracht in dit doek een overschilderde naakte vrouw aan het licht, pal achter de treurige manspersoon die tussen beide protagonisten is afgebeeld. Hij is een zogenoemde ‘minnejancker’, die met spijt toeziet dat hij in het winnen van de hand van de vrouw aan het kortste eind heeft getrokken !
Ook in Willem van Mieris, Verwaarloosde luit, van ca. 1710 draait het om de liefde. Van Mieris (zoon van Frans) portretteerde een man en een vrouw. In een fraai in claire-obscure geschilderd interieur genieten zij van een schaal oesters en een goed glas. De man toont de fles: zie eens wat ik hier voor je ga ontkurken! Of het een mooie wijn is zullen we niet ontdekken, het etiket dat je in onze tijd even met een app op je smartphone checkt, ontbreekt. Een zwarte bediende brengt nòg een schaal oesters binnen. Een tijdgenoot wist dan: dit belooft wat!
Achter Van Mieris zijn niet toevallig nog net de gordijnen van een hemelbed zichtbaar. Wat zegt de titel van dit schilderij in deze context ? De betekenis van verwaarloosd… gaat de dame lichtvaardig met haar deugdzaamheid om, of wordt het weer eens tijd voor …. het slaan van de luit ? Hoe dan ook, Willem van Mieris en zijn echtgenote lijken zich met oesters (destijds een bekend afrodisiacum) en een glaasje voor te bereiden op de dingen die buiten ons gezichtsveld staan te gebeuren.
Jan Steen pakt met zijn Vechtende boeren bij een herberg uit 1673 een traditioneel Hollands thema op, veel geschilderd ook door Pieter Brueghel de Oude in de 16e eeuw. Het is een drukte van belang; alle denkbare menselijke emoties zijn verwerkt. Vreugde in verschillende gradaties; maar ook ruzie en humoristische details als een zuipende monnik die ons breed toegrijnst. Hier komt de checklist goed van pas. De teksten, o.a. op het uithangbord, helpen bij de duiding. ‘T MIS VERSTANT’ met een bloot achterwerk is een, uit de embleemliteratuur, bekend symboolvoor de dwaasheid van de wereld. ‘DIT HUYS IS TE HUER’ duidt op de ware aard van het etablissement: dit is geen gewone herberg, maar een bordeel!
Dergelijke voorstellingen met ‘low life’ voorstelling waren geliefd bij de burgerij. Ze konden lachen om de dwaasheid van het domme volk en indien ze enigszins onderlegd waren zelfs temidden van al die dwaasheid een verwijzing naar de klassieke oudheid ontdekken. Zij zouden in de centrale figuur met historiserende kleding, soldatenhelm en lamp Diogenes kunnen herkennen. Deze filosoof ging in het oude Athene op klaarlichte dag op zoek naar echte mensen! Niet zomaar een voorstelling met domme hossende en drinkende boeren, maar met een voor de goede verstaander moraliserende boodschap .
Ronduit geestig is Nicolaes Maes, de Luisterende huisvrouw, 1655, waarin de vrouw des huizes afkomt op het gestommel onder de trap en de beschouwer vervolgens aanspoort om het vrijende paar onder de trap niet te storen. Maes schilderde dit humoristische thema twee jaar later nogmaals in een doek getiteld de Luistervink, waarin een vrijage van een heer van stand met de meid te zien is. De interactie tussen de geschilderde figuur en de beschouwer is een 17e eeuws schilderkunstig devies dat tegenwoordig in de filmwereld ook toegepast wordt in de serie House of Cards, waarin de hoofdrolspeler Kevin Spacey, de kijker op samenzweerderige toon soms even deelgenoot maakt van zijn diepste gevoelens of mening.
In vrijwel alle besproken werken draait het om de liefde. De kuise liefde, de geheime liefde, de betaalde liefde, de schalkse liefde of de ongelukkige, teleurstellende liefde. Zoals het Meisje dat uien hakt (1646) van Rembrandtleerling Gerrit Dou nog zal ervaren. Dou schilderde dit kleine paneeltje zeer fijn met geen spoor van penseelvoering! Het uitbeelden van vrouwen bezig met huiselijke taken hield vaak een verwijzing in naar haar deugdzaamheid. In de Calvinistische Nederlanden vaak bezongen middels een passage in het bijbelboek Spreuken…een goede huisvrouw wie zal haar vinden…. Of hier ook sprake is van deugdzaamheid is de vraag. Niet voor niets houdt het jongetje ostentatief een ui omhoog. De 17e eeuwer zal in dit detail een embleem van Jacob Cats herkend hebben, waarin het ontdoen van de rokken (schillen) van de ui symbool staan voor dezelfde handeling bij geliefden…Een handeling die niet zelden tranen tot gevolg had, evenals bij het pellen en snijden van een ui!
Deze uitleg wordt in de catalogus niet gegeven; maar enkele ogenschijnlijk onbeduidende voorwerpen in de voorstelling, zoals de prominent geopende kan, staan voor -ik heb het niet zelf verzonnen- het vrouwelijk geslachtsdeel. En via de vogel links, die naar het woord vogelen verwijst, komen we tenslotte uit bij het lege vogelkooitje, symbool van verloren maagdelijkheid.
De tentoonstelling nodigt de bezoeker uit tot een speurtocht naar versluierde symboliek. Maar ook tot stil genieten van de erfenis van de 17e eeuwse fijnschilders, die ons nog altijd weten te betoveren met de illusie van een technisch perfecte voorstelling. Al dit moois is tot en met 8 januari te zien in het Mauritshuis. Daarna reist de expositie door naar Edinburgh.
Shawe-Taylor & Q. Buvelot, Vermeer en zijn tijdgenoten: Hollandse genrestukken uit de Royal Collection, Mauritshuis, Den Haag, 2016.